Advies - Home | SERV · 9/16/2013  · SERV_ADV_20130916_evaluatielerenenwerken Sociaal-Economische...

25
SERV_ADV_20130916_evaluatielerenenwerken Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen Wetstraat 34-36, 1040 Brussel T +32 2 209 01 11 F +32 2 217 70 08 [email protected] www.serv.be Advies Leren en werken: naar een krachtige® leerweg Brussel, 16 september 2013

Transcript of Advies - Home | SERV · 9/16/2013  · SERV_ADV_20130916_evaluatielerenenwerken Sociaal-Economische...

Page 1: Advies - Home | SERV · 9/16/2013  · SERV_ADV_20130916_evaluatielerenenwerken Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen Wetstraat 34-36, 1040 Brussel T +32 2 209 01 11 F +32 2 217

SERV_ADV_20130916_evaluatielerenenwerken

Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen

Wetstraat 34-36, 1040 Brussel T +32 2 209 01 11 F +32 2 217 70 08 [email protected] www.serv.be

Advies

Leren en werken: naar een krachtige® leerweg

Brussel, 16 september 2013

Page 2: Advies - Home | SERV · 9/16/2013  · SERV_ADV_20130916_evaluatielerenenwerken Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen Wetstraat 34-36, 1040 Brussel T +32 2 209 01 11 F +32 2 217

Leren en werkenl

2

Adviesvraag: advies op eigen initiatief Decretale opdracht: overleg Goedkeuring raad: 16 september 2013

Page 3: Advies - Home | SERV · 9/16/2013  · SERV_ADV_20130916_evaluatielerenenwerken Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen Wetstraat 34-36, 1040 Brussel T +32 2 209 01 11 F +32 2 217

3

De heer Pascal Smet

Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke

Kansen en Brussel

Koning Albert II – laan 15

1210 BRUSSEL

contactpersoon ons kenmerk Brussel [email protected] SERV_BR_20130916_evaluatielerenenwerken_adv 16 09 2013 02/20 90 117

Leren en werken: naar een krachtige® leerweg

Mijnheer de minister,

Het stelsel van Leren en Werken zou de “best of both worlds” kunnen en moeten bie-

den aan die jongeren die leren en werken combineren. Het decreet van 2008 zorgde

voor hervormingen in het DBSO en in de Leertijd met als doel leerlingen een arbeids-

marktgerichte leerweg aan te bieden op maat. Of en in welke mate die doelstellingen

zijn gehaald zal de evaluatie uitwijzen die recent werd toegekend en waarvan de resul-

taten in het voorjaar van 2014 verwacht worden.

Zoals u weet heeft Leren en Werken steeds op de bijzondere aandacht van de raad

kunnen rekenen. De raad wenst met dit advies op eigen initiatief enkele elementen aan

te reiken voor de evaluatie die, naar de raad wenst, aanwijzingen zal geven voor ver-

sterkende bijsturingen aan het stelsel, in de volgende legislatuur.

Leren en Werken moet kunnen uitgroeien tot een kwalitatieve, kwalificerende leerweg

die aangepaste leer- en begeleidingsstijlen hanteert binnen arbeidsmarktgerichte op-

leidingen om zodoende jongeren een vlotte instroom op de arbeidsmarkt en in de sa-

menleving te bieden. De cijfers van het voltijds engagement en van de VDAB met de

schoolverlatersenquête tonen aan die instroom vandaag niet voor alle jongeren verze-

kerd is. Het gaat om een groep laaggeschoolde jongeren bij uitstek die het risico lopen

om op jonge leeftijd in de langdurige werkloosheid te verzeilen.

Het advies gaat kort in op enkele voor de raad belangrijke aspecten van het stelsel

waar verbeteringen mogelijk zijn zoals de monitoring, de screening en oriëntering, de

trajectbegeleiding, het voltijds engagement, het opleidingsaanbod, de samenwerking

en de overlegplatformen en tenslotte de uitstroom en de opvolging na de uitstroom.

De raad kijkt uit naar uw reactie op ons advies en uiteraard zijn de sociale partners

steeds bereid tot verder overleg over de aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt in het

algemeen en het stelsel van Leren en Werken in het bijzonder.

Hoogachtend

Pieter Kerremans Ann Vermorgen

administrateur-generaal voorzitter

kopie: Minister Muyters

Page 4: Advies - Home | SERV · 9/16/2013  · SERV_ADV_20130916_evaluatielerenenwerken Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen Wetstraat 34-36, 1040 Brussel T +32 2 209 01 11 F +32 2 217

Evaluatie leren en werken

4

Inhoud Krachtlijnen ................................................................................................................... 5

Advies ........................................................................................................................... 7

1. Achtergrond van het advies ............................................................................. 7

2. Korte historiek van Leren en Werken .............................................................. 8 2.1. De verlenging van de leerplicht tot 18 ............................................................. 8 2.2. Deeltijds onderwijs wordt Leren & Werken ...................................................... 8 2.3. Doelstellingen in het decreet Leren en Werken ............................................... 9

3. Uitgangspunten Leren en Werken: visie SERV ............................................. 11

4. Belang van monitoring................................................................................... 11 4.1. Monitoring van het profiel .............................................................................. 12 4.2. Monitoring van trajecten en trajectbegeleiding .............................................. 12 4.3. Monitoring van het voltijds engagement ........................................................ 13 4.4. Monitoring van de uitstroom .......................................................................... 14

5. Belang van screening en oriëntering ............................................................. 15

6. Belang van werkplekleren ............................................................................. 16

7. Doelstellingen decreet: realisatie ................................................................... 17 7.1. Het voltijds engagement ................................................................................ 17 7.2. Traject op maat ............................................................................................. 17 7.3. Kwalificering .................................................................................................. 18

8. Andere aspecten van operationalisering van het decreet .............................. 19 8.1. Samenwerkingsverbanden en afstemming .................................................... 19 8.2. Regie ............................................................................................................ 20 8.3. Regionale overlegplatformen......................................................................... 20 8.4. Financiering .................................................................................................. 21 8.5. Brussels Hoofdstedelijk Gewest .................................................................... 21

9. Vragen en suggesties ................................................................................... 21

Referentielijst .............................................................................................................. 24

Bijlage ......................................................................................................................... 25

Page 5: Advies - Home | SERV · 9/16/2013  · SERV_ADV_20130916_evaluatielerenenwerken Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen Wetstraat 34-36, 1040 Brussel T +32 2 209 01 11 F +32 2 217

Evaluatie leren en werken

5

Krachtlijnen

Met dit advies op eigen initiatief wil de raad een eerste input leveren voor de evalu-atie die in het najaar van 2013 zal opstarten. De raad formuleert enkele suggesties voor het beleid – zie punt 9.

Het opzet van het decreet van 2008 blijft voor de raad van kracht:

het voltijds engagement voor zoveel mogelijk jongeren realiseren,

de afstemming tussen het deeltijds beroepssecundair onderwijs, de leertijd en de deeltijdse vormingen vergroten mét behoud van de meersporigheid,

een traject op maat van elke jongere aanbieden en

elke jongere een volwaardige kwalificatie aanreiken.

Dit draagt bij tot het realiseren van de voor de raad belangrijke uitgangspunten voor het stelsel van Leren en Werken:

Leren & Werken is een kwaliteitsvolle, kwalificerende, volwaardige leerweg.

Leren & Werken biedt een antwoord op de leerstijlen en begeleidingsnoden van zijn leerlingen. Dit vertaalt zich in een correcte oriëntering, trajectbegeleiding en aangepaste methodieken en leervormen.

Leren & Werken biedt een voldoende opstap naar de arbeidsmarkt en naar een leven lang leren. Er worden arbeidsmarktgerichte opleidingen aangeboden mét (alternerende) werkervaring en er gebeurt een warme overdracht tussen on-derwijs en VDAB.

Goede monitoring is nodig om een degelijk beleid te kunnen voeren. Er zijn veel data (bvb. over het voltijds engagement) maar die zijn versnipperd en niet altijd eenvoudig te interpreteren.

Er zijn aanwijzingen dat het profiel van de leerlingen/cursisten wijzigt. Zo stromen meer + 18 jarigen en nieuwkomers in.

Er ontbreekt een toegankelijk globaal inzicht in het verloop van het traject van jon-geren in Leren en Werken. De cijfers over voltijds engagement gaan om moment-opnames die niet toelaten na te gaan welk traject de jongeren afleggen. De infor-matie zou beschikbaar moeten zijn gezien de verplichte registratie in Mijn Loopbaan maar dit wordt nog niet volledig gerealiseerd door alle centra. De raad wenst dat de evaluatie onderzoekt hoe trajecten gemonitord kunnen worden met respect voor de privacy, hoe de centra de functie van traject- en tewerkstellingsbe-geleider invult en hoe ze netwerken uitbouwen met sectoren en bedrijven.

Een aanzienlijke groep leerlingen uit het DBSO, nl. 1.229 of 14,2%, die geacht worden klaar te zijn voor een job in het normaal economisch circuit vinden geen werkplek (cijfers van 1 feb. ’13). Nog eens ca 600 jongeren kunnen ook niet starten in één van de andere fases waaraan ze zijn toegewezen omdat er onvoldoende plaatsen beschikbaar zijn.

Binnen leren en werken moeten de leer- en werkcomponent op elkaar zijn afge-stemd, het gaat immers om een beroepsopleiding. Jongeren hebben heel veel te leren op de werkplek en sectoren en bedrijven zien hen open bloeien op de werk-vloer. Maar de component leren en de component werken sluiten vaak niet bij el-kaar aan. Ook op het vlak van de kwaliteit van werkplekleren kan nog een en ander gebeuren.

Page 6: Advies - Home | SERV · 9/16/2013  · SERV_ADV_20130916_evaluatielerenenwerken Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen Wetstraat 34-36, 1040 Brussel T +32 2 209 01 11 F +32 2 217

Evaluatie leren en werken

6

14,5% van de schoolverlaters uit de Leertijd zijn na één jaar nog werkzoekend; 4,8% had nog geen enkele werkervaring kunnen opdoen in dat jaar. 26,8% van de schoolverlaters uit DBSO was na één jaar nog werkzoekend; 3,8% had in dat jaar geen enkele werkervaring.

Er ontbreekt nog steeds een gedragen en gevalideerd screeningsinstrument. Het instrument dat door de VDAB werd ontwikkeld wordt veeleer pro forma ingevuld of de centra gebruiken eigen screeningsinstrumenten. Het is momenteel onduidelijk wat de screening precies inhoudt.

Spijbelen blijft een groot probleem.

Een innovatief en aantrekkelijk aanbod van opleidingen en een goede spreiding van het aanbod is noodzakelijk. Het opleidingsaanbod dient aan te sluiten bij de leefwereld van de jongeren én bij de arbeidsmarkt. Daarom is het noodzakelijk dat sectoren centraal sterk betrokken worden bij de uitbouw van het aanbod en dat de onderwijsverstrekkers goed afstemmen met de regionale arbeidsmarktactoren zo-dat werkervaringsplaatsen verzekerd kunnen worden.

Het unieke van Leren en Werken dient er uit te bestaan dat onderwijsactoren en arbeidsmarktactoren (cf. sectoren) samen werken aan kwalificerende trajecten voor jongeren en jongvolwassenen die willen leren op de werkplek liever dan in een schoolse context. In het schooljaar 2011-2012 behaalden zo’n 734 leer-lingen/cursisten een diploma secundair onderwijs. Het behalen van de onderwijs-kwalificatie moet het resultaat zijn van een kwaliteitsvol leertraject.

Het effect van de mogelijkheid van het behalen van een kwalificatie of diploma is duidelijk: wie een diploma van het secundair onderwijs behaalde heeft een kans van één op zes om na één jaar werkzoekend te zijn. Voor wie geen algemene kwa-lificatie of enkel 2de graad behaalde is die kans één op drie.

Er kan nog aanzienlijke vooruitgang geboekt worden bij de warme overdracht. De registratie in Mijn Loopbaan kan vollediger en sneller. De warme overdracht en het voltijds engagement kunnen versterkt worden door het realiseren van het twee-maandelijks overleg, een ondersteuning door de VDAB van de trajectbegeleiding op school, meer job- en taalcoaching bij de instap in het normaal economisch cir-cuit.

De ROP’s zijn vragende partij voor meer slagkracht. Vaak blijft het overleg beperkt tot het verdelen van middelen en is er weinig animo om over andere thema’s sa-men te werken. De dagelijkse werking van de centra blijft buiten de invloedsfeer van het ROP. Het versterken van de complementariteit tussen de verschillende sporen binnen Leren en Werken is echter een opdracht die grotere slagkracht vraagt en dus een reflectie over de opdrachten en de rol van de ROP’s.

Page 7: Advies - Home | SERV · 9/16/2013  · SERV_ADV_20130916_evaluatielerenenwerken Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen Wetstraat 34-36, 1040 Brussel T +32 2 209 01 11 F +32 2 217

Evaluatie leren en werken

7

Advies

1. Achtergrond van het advies

Het decreet van 10 juli 2008 betreffende het stelsel van leren en werken in de Vlaamse

Gemeenschap voorzag dat het decreet in 2013 (na vijf jaar) geëvalueerd en zo nodig

bijgestuurd zou worden.

De SERV betreurt dat de evaluatie van het decreet vertraging heeft opgelopen en dat

de resultaten pas ten vroegste voorjaar 2014 gekend zullen zijn. Dat houdt in dat bijstu-

ringen pas zullen kunnen ingaan vanaf het schooljaar ’15 – ‘16. Onderwijshervormin-

gen vragen tijd. Echter, de leerlingen die vandaag in het stelsel school lopen hebben

recht op onderwijs dat hen alle kansen biedt en daarvoor zijn bijsturingen aan het stel-

sel van leren en werken nodig. Dat blijkt ook uit het jaarlijks rapport van de Onderwijs-

inspectie van 2013, wat een zéér kritische analyse maakt van de uitvoering van het

decreet leren en werken:

“Niet alle jongeren vinden hun draai in het voltijds secundair onderwijs. Voor hen kan het stelsel van leren en werken een uitweg bieden. Of toch niet? Het landschap van leren en werken is divers, maar oogt niet fraai. Doel en resultaat van het gevolgde traject zijn vaak onduidelijk. Als de overheid echt een alterna-tief wil aanbieden met een gelijkwaardige studiebekrachtiging, dan moet ze de verdere ontwikkeling opvolgen en ondersteunen.”1

Met dit advies op eigen initiatief wil de raad een eerste input leveren voor de evaluatie

die in het najaar van 2013 zal opstarten. Het advies schetst kort de historiek van leren

en werken, de doelstellingen van het decreet van 10 juli 2008 en de mate waarin de

zaken die voor de interprofessionele sociale partners van belang zijn met de hervor-

ming gerealiseerd zijn. De raad formuleert enkele (voorlopige) suggesties. De raad

wenst ook een inbreng te kunnen doen in de evaluatie die in het najaar zal opstarten

en kijkt vol verwachting uit naar de uitkomsten van de evaluatie.

Eerdere adviezen waar dit advies bij aansluit:

“Advies over de Discussienota Leren en Werken” op vraag van minister Vanden-broucke van 17 januari 2007

“Advies stelsel van leren en werken in de Vlaamse Gemeenschap” op vraag van minister Vandenbroucke van 2008

“Advies (op eigen initiatief) over de evaluatie van het decreet betreffende het stelsel van Leren en Werken” van Vlor en SERV van 5 juli 2010 dat anticipeerde op de evaluatie van 2013.

Los van de evaluatie van het decreet en de operationalisering ervan wenst de raad zijn

appreciatie uit te drukken voor de leerkrachten, trajectbegeleiders en coördinatoren die

zich elke dag inzetten binnen Leren en Werken zodat hun leerlingen bagage verwerven

1 Onderwijsspiegel 2013, Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, 2013, pag. 48

Page 8: Advies - Home | SERV · 9/16/2013  · SERV_ADV_20130916_evaluatielerenenwerken Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen Wetstraat 34-36, 1040 Brussel T +32 2 209 01 11 F +32 2 217

Evaluatie leren en werken

8

voor de complexe en veeleisende omgeving die de samenleving en de arbeidsmarkt

vandaag zijn.

Als input voor dit advies baseerde de SERV zich o.a. op het verslag van de onderwijs-

inspectie (“Onderwijsspiegel 2013”) en gesprekken met sectoren, de Dienst voor Be-

roepsopleiding (DBO), enkele voorzitters van de Regionale Overlegplatformen en de

VDAB.

2. Korte historiek van Leren en Werken

2.1. De verlenging van de leerplicht tot 18

De discussie over de verlenging van de leerplicht sleepte enkele decennia aan. Al in

juni ’47 was er een voorstel om de leerplicht te verhogen van 14 naar 15 jaar. Er zou-

den nog verschillende initiatieven volgen in 1953, 1964 en 1977. De voorstanders van

een verlenging argumenteerden dat de algemene en de beroepsvorming moesten be-

vorderd worden gelet op de hogere eisen door het beroepsleven. De tegenstanders

waren van mening dat niet alle leerlingen in staat waren om tot hun 15 onderwijs te

volgen. Het zou nog tot 29 juni 1983 duren vooraleer een wet werd goedgekeurd die de

leerplicht verlengde van 14 naar 18 jaar.2

De wet op de verlenging van de leerplicht maakte een onderscheid tussen de voltijdse

en de deeltijdse leerplicht. De deeltijdse leerplicht kon vervuld worden in het Experi-

menteel Deeltijds Onderwijs (EDO), later Deeltijds Beroepssecundair Onderwijs

(DBSO), in nieuw op te richten Centra voor Deeltijds Onderwijs, gedurende acht uur

beroepsvorming en zeven uur algemene, sociale en persoonlijkheidsvorming per week.

Aan de deeltijdse leerplicht kon ook voldaan worden met de Leertijd in een erkend

vormingsinstituut zoals de middenstandsopleidingen, gedurende 240 uur per jaar. Op 1

oktober 1984 waren er naar schatting 700 à 750 leerlingen ingeschreven in het DBSO,

vijf jaar later waren er dat al 4.400. De Leertijd leidde in 1984 11.000 leerjongeren op.

2.2. Deeltijds onderwijs wordt Leren & Werken

Dé aanleiding voor het decreet van 10 juli 2008 betreffende het stelsel van leren en

werken in de Vlaamse Gemeenschap was de vaststelling dat 30 tot 35% van de jonge-

ren uit het deeltijds onderwijs, naast de twee dagen in het centrum, geen dagbesteding

hadden voor de andere dagen van de week. Dergelijke invulling van het deeltijds on-

derwijs maakte dat jongeren geen kans maakten op een kwalificatie. Het was ook de

bedoeling om met het decreet het afwisselend leren en werken meer prestige en goede

faam te bezorgen.3

2 “Historiek van het technisch- en beroepsonderwijs, 1830-1990.”, Smet Robert en Vannecke André, Antwerpen: Garant, 2002

3 “Leren en werken. Conceptnota”, 29 mei 2007, Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming

Frank Vandenbroucke, pag. 1

Page 9: Advies - Home | SERV · 9/16/2013  · SERV_ADV_20130916_evaluatielerenenwerken Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen Wetstraat 34-36, 1040 Brussel T +32 2 209 01 11 F +32 2 217

Evaluatie leren en werken

9

In de derde graad van het voltijds onderwijs waren in het schooljaar 2012-2013

143.881 leerlingen ingeschreven waarvan 41.622 in het voltijds Beroeps Secundair

Onderwijs. In hetzelfde jaar waren in het Deeltijds Beroeps Secundair Onderwijs 8.636

leerlingen ingeschreven. In de Leertijd waren er op 1 februari 2013 3.125 met een leer-

overeenkomst. Het aandeel leerlingen in het DBSO stijgt jaar na jaar, in de Leertijd

doet zich een omgekeerde evolutie voor.

2.3. Doelstellingen in het decreet Leren en

Werken

De opzet van het decreet is:

het voltijds engagement voor zoveel mogelijk jongeren realiseren,

de afstemming tussen het deeltijds beroepssecundair onderwijs (DBSO), de leertijd en de deeltijdse vormingen vergroten mét behoud van de meersporigheid,

een traject op maat van elke jongere aanbieden en

elke jongere een volwaardige kwalificatie aanreiken.

Voltijds engagement

De kerngedachte van het decreet leren en werken is het streven naar een voltijds en-

gagement van minimaal 28 uur per week met een component leren en een component

werkplekleren.

Het voltijds engagement betekent voor het DBSO 15 uur algemene en beroepsgerichte

vorming in een Centrum Deeltijds Onderwijs (CDO) en minstens 13 uren leren op de

werkplek via een voortraject, een brugproject of een tewerkstelling in het normaal eco-

nomisch circuit (NEC). Voor de meest kwetsbare jongeren werden de persoonlijke

ontwikkelingstrajecten (POT) in het leven geroepen.4 De persoonlijke ontwikkelingstra-

jecten worden ingericht door Centra voor Deeltijdse Vorming. Het zijn erkende vereni-

gingen actief in het vormingswerk of het jeugdwerk.

In de Leertijd bestaat het voltijds engagement uit één dag algemene en beroepsgerich-

te vorming in een Syntra-campus en vier dagen leren en werken in het NEC. Ook in de

Leertijd zijn voortrajecten mogelijk in geval van verbreking of opschorting van de leer-

overeenkomst.

4 Brugprojecten zijn een vorm van arbeidsparticipatie en richten zich op wie zijn of haar arbeidsgerichte attitudes en vaardigheden nog verder moet ontwikkelen. Voortrajecten zijn opleidings- en begelei-dingsmodules voor jongeren zonder toereikende attitudes en vaardigheden en die nog geen duidelijk loopbaanperspectief hebben. Persoonlijke ontwikkelingstrajecten zijn er voor de jongeren met vrij ern-stige persoonlijke of sociale problemen die nog niet in staat zijn om de component leren en/of de com-ponent werkplekleren in te vullen. Een persoonlijk ontwikkelingstraject van 13 uur, 15 uur of 28 uur is mogelijk.

Page 10: Advies - Home | SERV · 9/16/2013  · SERV_ADV_20130916_evaluatielerenenwerken Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen Wetstraat 34-36, 1040 Brussel T +32 2 209 01 11 F +32 2 217

Evaluatie leren en werken

10

Trajecten op maat via modularisering

Het decreet leren en werken voorziet in een screening en modularisering van alle be-

staande opleidingen in het DBSO en in de Leertijd. Dat moet er voor zorgen dat het

aanbod rationeler en transparanter wordt. De timing om de screening af te ronden was

voorzien voor 2011 maar werd later bijgesteld.

De screening wordt uitgevoerd door een commissie, samengesteld uit afgevaardigden

van de overheid en van de beroepswereld (sectoren). De screening en modularisering

is nog niet voor alle sectoren een feit. Dit heeft te maken met de uitrol van de Vlaams

Kwalificatiestructuur en de opmaak en inschaling van de beroepskwalificatiedossiers.

De opleidingen moeten immers daar op afgestemd worden.

De modularisering betekent dat er vanaf 2016 geen graden, leerjaren of studiegebie-

den meer zullen zijn maar wel opleidingen: elke opleiding zal uit een of meer modules

bestaan, eenzelfde module kan in verschillende opleidingen voorkomen, een opleiding

kan starten op elk ogenblik van het schooljaar en gespreid worden over een of meer

schooljaren. Deze modularisering maakt trajecten op maat mogelijk.

In afwachting van de hervorming van het secundair onderwijs en als besparingsmaat-

regel werd beslist om vanaf het schooljaar 2010-2011 een programmatiestop in te voe-

ren.5

Volwaardige studiebekrachtiging

Het decreet Leren en Werken beschouwt de opleidingen in de CDO’s (DBSO) en in de

centra voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen (Leer-

tijd) als gelijkwaardige leerwegen.

Het DBSO en de Leertijd kunnen een jongere uit Leren en Werken eenzelfde studiebe-

krachtiging afleveren indien hij of zij dezelfde voorwaarden vervult als een jongere uit

het voltijds onderwijs.

Modules leiden tot deelcertificaten, een afgerond geheel van deelcertificaten leidt tot

een certificaat van een opleiding. In het DBSO en in de Leertijd kunnen leerlingen dus

getuigschriften en diploma’s behalen die gelijkwaardig zijn aan die van het voltijds se-

cundair onderwijs6

Een jongere die een persoonlijk ontwikkelingstraject heeft gevolgd, krijgt een attest van

verworven competenties. Ook een jongere die een module of opleiding niet of niet met

vrucht beëindigt, ontvangt een attest van verworven competenties.

5 Omzendbrief Stelsel Leren en Werken met referentie SO/2008/08 en publicatiedatum 08/08/2008. Deze programmatiestop wordt opgeheven met OD XXIII vanaf het schooljaar ’14-’15 (zie ook verder).

6 Namelijk het getuigschrift van de tweede graad secundair onderwijs, het studiegetuigschrift van het

tweede leerjaar van de derde graad en het diploma secundair onderwijs wanneer voldaan is aan de eisen inzake basisvorming en eindtermen die gelden in het voltijds secundair onderwijs.

Page 11: Advies - Home | SERV · 9/16/2013  · SERV_ADV_20130916_evaluatielerenenwerken Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen Wetstraat 34-36, 1040 Brussel T +32 2 209 01 11 F +32 2 217

Evaluatie leren en werken

11

3. Uitgangspunten Leren en Werken:

visie SERV

De evaluatie van het decreet dient volgens de raad toe te laten te beoordelen in welke

mate het huidige Leren en Werken voldoet aan de doelstellingen die het decreet voor-

opstelde: het voltijds engagement, betere afstemming tussen DBSO, Leertijd en Deel-

tijdse Vorming, trajecten op maat en volwaardige kwalificaties.

Voor de raad moet de evaluatie ook nagaan in hoeverre onderstaande uitgangspunten

voor het stelsel van Leren en Werken gerealiseerd zijn en aanbevelingen doen over op

welke manier daar aan gewerkt kan worden:

Leren & Werken is een volwaardige leerweg die kwaliteit biedt aan leerlingen en hen de kans geeft zich te kwalificeren.

Leren & Werken biedt een antwoord op de leerstijlen en begeleidingsnoden van zijn leerlingen, wat zich onder andere vertaalt in een correcte beroepsoriëntering, trajectbegeleiding en aangepaste methodieken en leervormen.

Leren & Werken biedt een voldoende opstap naar de arbeidsmarkt en naar een leven lang leren wat betekent dat er arbeidsmarktgerichte opleidingen worden aan-geboden mét (alternerende) werkervaring en dat er een warme overdracht gebeurt tussen onderwijs en VDAB.

De raad vraagt dat de evaluatie van het decreet van 2008 leidt tot een diepgaande dis-

cussie en niet tot louter bijsturingen in de marge. De fundamentele vraag moet gesteld

worden naar welke profielen het stelsel Leren en Werken zich richt. Richt het zich naar

de leerlingen die al werkend een beroep willen aanleren? Richt het zich naar de doel-

groep voor wie het voltijds onderwijs geen perspectief meer biedt, om welke reden dan

ook? Of richt het zich naar beide? Hierbij moet ook het ruimere verhaal van time out en

welzijnstrajecten meegenomen worden. Een antwoord op deze vragen heeft repercus-

sies voor de verdere uitbouw van het stelsel.

4. Belang van monitoring

Met het oog op de uitbouw van een kwalitatieve studie- en loopbaanbegeleiding door

de centra Leren & Werken is het opzetten van een goed monitoringssysteem noodza-

kelijk. Er moet meer onderzoek worden verricht naar de toeleiding van de lerende, het

profiel van de leerling en hun (succesvolle) overstap naar de arbeidsmarkt. Volgende

vragen moeten kunnen worden beantwoord: hoe verloopt de toeleiding en de scree-

ning, is de trajectbegeleiding verder geprofessionaliseerd, wat zijn de realisaties op het

vlak van voltijds engagement; in welke mate behalen leerlingen Leren en Werken een

kwalificatie (waaronder een diploma secundair onderwijs)?

Page 12: Advies - Home | SERV · 9/16/2013  · SERV_ADV_20130916_evaluatielerenenwerken Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen Wetstraat 34-36, 1040 Brussel T +32 2 209 01 11 F +32 2 217

Evaluatie leren en werken

12

4.1. Monitoring van het profiel

Het Voortgangsrapport 2010 – 2011 en gegevens voor 2011-2012 van de Regionale

Overlegplatformen Vlaanderen en andere bronnen geven volgende aanwijzingen be-

treffende het profiel van de leerling in het DBSO:

twee op de drie leerlingen zijn jongens,

25,31 % van de leerlingen in het DBSO heeft een andere thuistaal dan het Neder-lands, in de Leertijd is dat 7,40%. Zeker in de steden is er een groot aantal anders-talige leerlingen en nieuwkomers.7 Voor hen is het vinden van een werkplek en/of gaan werken vaak problematisch ook als ze werkbekwaam zijn. Meer aandacht voor een taalaanbod zou een oplossing kunnen betekenen.8

21,5% heeft géén schoolachterstand, 46,5% één jaar, 32% twee jaar of meer,

een deel van de leerlingen stroomt in vanuit het BUSO of vanuit OKAN,

een steeds grotere groep jongeren is ouder dan 18; een steeds groter deel schrijft zich in na de leeftijd van 18.

Dat er zonder kwalificatie weinig instroommogelijkheden zijn op de arbeidsmarkt zou +18 jarigen er toe aanzetten om alsnog te proberen hun secundair diploma te behalen, in het stelsel van Leren & Werken.

In de Leertijd was op 1 februari 2013 de grootste groep leerlingen tussen 15 en 19 jaar,

namelijk 2.141 leerlingen. De groep tussen 19 en 25 bedroeg 983 leerlingen en er was

één iemand ouder dan 25. Ook in de Leertijd is 2 op 3 van het mannelijk geslacht. Bij-

na 3.000 van de 3.125 leerlingen hebben de Belgische nationaliteit. Wat de thuistaal

betreft, spreken 14 leerlingen thuis Pools, 15 Arabisch, 41 Turks en 61 Frans.9

Een aandachtspunt voor de raad is het monitoren van de sociaaleconomische achter-

grond van de leerlingen Leren en Werken.

4.2. Monitoring van trajecten en

trajectbegeleiding

De trajectbegeleiding vereist een bijzondere aandacht in de evaluatie van het decreet

omdat de trajectgedachte centraal dient te staan binnen Leren en Werken. Qua moni-

toring gaat het meer concreet over de nood aan informatie over de trajecten en over

duidelijkheid wat de rol en taak van de trajectbegeleider is (in het kader van verdere

professionalisering).

Binnen leren en werken moeten de leer- en werkcomponent op elkaar zijn afgestemd,

het gaat immers om een beroepsopleiding. De realiteit toont aan dat hier geregeld een

7 In het schooljaar ’85-’86 (het tweede jaar na de oprichting van het deeltijds onderwijs) was 10% van de jongeren van allochtone origine: vooral Turken, Italianen (vooral in Limburg) en Marokkanen. “Het ex-perimenteel deeltijds onderwijs schooljaar 1985-1986”, Krista Michiels, HIVA, december 1986, pag. 6

8 Voortgangsrapport Regionale Overlegplatformen Vlaanderen 2010 – 2011, pag. 30

9 Cijfers ter beschikking gesteld door Syntra Vlaanderen

Page 13: Advies - Home | SERV · 9/16/2013  · SERV_ADV_20130916_evaluatielerenenwerken Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen Wetstraat 34-36, 1040 Brussel T +32 2 209 01 11 F +32 2 217

Evaluatie leren en werken

13

probleem opduikt: of de lerende wordt onvoldoende georiënteerd naar de opleiding die

bij hem/haar past of de component leren en de component werken sluiten niet bij el-

kaar aan. Er zijn dus ernstige twijfels over de mate van alternering (aansluiting tussen

de leercomponent in het centrum en het werkplekleren).

Momenteel ontbreekt een duidelijk zicht op het traject van jongeren in Leren en Wer-

ken. Dat traject kan op heel verschillende manieren doorlopen worden; het is niet

noodzakelijk dat alle fases uit het decreet doorlopen worden. De cijfers over voltijds

engagement gaan om een momentopname. Met beter informatiemanagement zou de

trajectbegeleiding wellicht efficiënter en effectiever kunnen verlopen.

De trajectbegeleiding vraagt meer professionalisering. De raad was en is voorstander

van de formele functie van “trajectbegeleider”. In die functie is overleg en communica-

tie met de leerlingen belangrijk. De leerlingen hebben nu weinig of geen zicht op de

opbouw van hun leertraject of op de vooruitgang die ze maken. Op die manier is het

moeilijk regisseur te zijn van je eigen leerproces. De kennis van de arbeidsmarkt en de

uitbouw van een netwerk met sectoren en bedrijven is even cruciaal.

De raad wenst dat de evaluatie onderzoekt hoe trajecten gemonitord kunnen worden,

hoe de centra de functie van traject- en tewerkstellingsbegeleider invult en hoe ze net-

werken uitbouwen met sectoren en bedrijven.

4.3. Monitoring van het voltijds engagement

Wat de monitoring van het voltijds engagement betreft zijn er cijfergegevens bij de cen-

tra, bij de ROP’s, bij DBO, bij het departement Onderwijs en Vorming, VDAB, Syntra

Vlaanderen, … maar een volledige, transparante en toegankelijke databank is er niet.

De cijfers omtrent het voltijds engagement zijn moeilijk te interpreteren (verschillende

meetmomenten, moeilijk te rubriceren, …). Eenduidige gegevens zijn belangrijk om

beleid te kunnen voeren.

Baseren we ons op de cijfers die voorhanden zijn (ter beschikking gesteld en toegelicht

door DBO) dan zien we grote verschillen binnen de algemene cijfers; de steden scoren

laag op vlak van voltijds engagement, ook per ROP zijn er grote verschillen.

De Leertijd telde op 1 februari van dit jaar 3.125 jongeren. Daarvan werkten er op dat

moment 2.999 met een leerovereenkomst en 56 met een leerverbintenis (voor minder-

jarige leerlingen tewerkgesteld in familiale context), 7 jongeren zaten in een voortraject

en 63 leerlingen hadden geen voltijds engagement.

Op 1 februari ’13 waren 8.627 jongeren ingeschreven in het DBSO (vorig schooljaar

waren 8.241 leerlingen ingeschreven). Cijfers van 1 mei van 2012 en 2013 geven ook

een stijging.

Het voltijds engagement bedroeg 66% op 1 feb ’13 en steeg tot 73,3% op 1 juni ’13

wat een verbetering is t.o.v. 2011 maar een daling t.a.v. de cijfers na de invoering van

het decreet nl. 77% (wat toen een grote stijging was maar de cijfers toen waren geba-

seerd op een bevraging, de huidige cijfers zijn verkregen via meting). Binnen het vol-

tijds engagement daalde de arbeidsdeelname in het NEC (Normaal Economisch Cir-

cuit) gestaag van 40,7% in 2005-2006 tot 30,7% in het schooljaar 2009-2010. In mei

van het schooljaar 2012 – 2013 was er een lichte stijging tot 32,6%.

Page 14: Advies - Home | SERV · 9/16/2013  · SERV_ADV_20130916_evaluatielerenenwerken Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen Wetstraat 34-36, 1040 Brussel T +32 2 209 01 11 F +32 2 217

Evaluatie leren en werken

14

Het aandeel brugprojecten, wat ook een vorm van tewerkstelling is, blijft vrij stabiel op

12,5%. Voortrajecten hebben een vrij vast aandeel van 9% (was 13% bij de start van

het decreet). Het aandeel persoonlijke ontwikkelingstrajecten (POT) bedraagt 7%, wat

een sterke toename betekent. Er blijft een groot aandeel “niet onmiddellijk beschikbare”

jongeren, waar geen enkel contact mee is.

Belangrijke vaststelling is dat een aanzienlijke groep, nl. op 1 feb. ’13 1.229 of 14,2%

van de leerlingen die geacht worden klaar te zijn voor een job in het normaal econo-

misch circuit geen werkplek vinden. Gescreend naar arbeidsdeelname betekent dat ze

geschikt zijn en/of dat ze alle fases achter de rug hebben of de maximale tijd benut

hebben die door ESF voorzien wordt. Volgens de Dienst Beroepsopleiding zou er tus-

sen Syntra en DBSO meer uitwisseling moeten zijn van werkplekken.

Nog eens ca 600 jongeren kunnen ook niet starten in één van de andere fases waar-

aan ze zijn toegewezen omdat er geen plaatsen beschikbaar zijn. Dat is vreemd gezien

niet alle middelen voor alle fases uitgeput worden. Het aanvragen van extra uren, voor

voortrajecten en brugprojecten, zou niet zo eenvoudig zijn bijvoorbeeld als een cen-

trum weinig contingent heeft opgebouwd in het verleden. Het financiële risico ligt bij de

aanbieder, volgens criteria waar de aanbieder geen volledige controle over heeft (aan-

tal gepresteerde uren).

Belangrijk in de evaluatie is de mate waarin het al dan niet realiseren van het alterne-

rend leren en het voltijds engagement sectorgebonden is? Daar is momenteel geen

eenduidig antwoord op. De kantooropleidingen trekken veel jongeren maar de kansen

op het vinden van een werkplek is gering. In de bouwopleidingen zitten veel jongeren

(jongens) waarvan velen mét een werkplek maar niet allemaal. Een duidelijk zicht op

waar de knelpunten zitten, maakt een gericht beleid door sectoren in overleg met on-

derwijs mogelijk, bijvoorbeeld in het kader van de sector- en onderwijsconvenants.

Spijbelen blijft een probleem. Er zou in het DBSO aanzienlijk meer gespijbeld worden

tijdens de schooluren dan tijdens de werkuren en wanneer de werkcomponent niet in-

gevuld is. Naar school gaan heeft voor die leerlingen weinig zin als het nergens toe lijkt

te leiden. Een extra argument voor het waarmaken van het voltijds engagement …

Binnen de leertijd blijkt de afwezigheid bij de lessen een groter probleem. Centra die

inhoud én sfeer bieden scoren beter op verschillende facetten, waaronder de spijbel-

problematiek.

4.4. Monitoring van de uitstroom

Het stelsel Leren en Werken heeft als belangrijke finaliteit de lerende een beroep aan

te leren. Een evaluatie van het stelsel kan dus niet anders dan goed te monitoren hoe

de aansluiting tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt gebeurt en hoe de positie van

de schoolverlater uit Leren en Werken zich over een langere termijn als werknemer

evolueert.

Wat de aansluiting op de arbeidsmarkt betreft, is de teneur van het VDAB Schoolverla-

tersrapport 2011-2012 minder negatief dan verwacht zou kunnen worden:

“Leren en Werken blijft een succesformule, zeker in de Leertijd. In het deeltijds beroepssecundair onderwijs is nog wel wat werk aan de winkel om de opleidin-gen nog beter te laten aansluiten bij de vraag. De mogelijkheid om nu ook in de

Page 15: Advies - Home | SERV · 9/16/2013  · SERV_ADV_20130916_evaluatielerenenwerken Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen Wetstraat 34-36, 1040 Brussel T +32 2 209 01 11 F +32 2 217

Evaluatie leren en werken

15

leertijd en het DBSO een getuigschrift of diploma secundair onderwijs te kunnen behalen moet zeker worden toegejuicht. Toch draait het in beide niveaus waar leren en werken centraal staan vooral over de kennis van een beroep. Precies in dit aanbod aan beroepen zou best wat mogen gesnoeid worden. Ook de soms ronkende benamingen die leerlingen allicht moeten verleiden om in het systeem te stappen staan soms ver van de realiteit.”10

Dit citaat vraagt wel duiding en nuancering. Wat de Leertijd betreft: van de 1016

schoolverlaters zijn 147 schoolverlaters of 14,5% na 1 jaar ingeschreven als werkzoe-

kende bij de VDAB. 4,8% heeft geen enkele werkervaring opgedaan in dat jaar. De

leertijd presteert traditioneel sterk omdat er reeds tijdens de opleiding een sterke band

is met de werkvloer, aldus de VDAB. Wat het DBSO betreft: van de 1456 schoolverla-

ters zijn er 390 ingeschreven bij VDAB na één jaar. Dat is een aanzienlijk restpercen-

tage van 26,8%. Slechts 3,8% heeft geen enkele werkervaring opgedaan in dat jaar,

wat wel een verheugende vaststelling is voor de VDAB.

Het effect van de mogelijkheid van het behalen van een kwalificatie of diploma is dui-

delijk: wie een diploma van het secundair onderwijs behaalde heeft een kans van één

op zes om na één jaar werkzoekend te zijn. Voor wie geen algemene kwalificatie of

enkel 2de graad behaalde is die kans één op drie.11 Dus hoe hoger de scholingsgraad,

hoe kleiner de kans om na 1 jaar nog werkzoekend te zijn.

Bijkomend onderzoek naar hoe schoolverlaters uit Leren en werken het doen op de

arbeidsmarkt op lange termijn is wenselijk.

5. Belang van screening en oriëntering

In het advies van 2010 wezen de SERV en de Vlor op het belang van gelijkvormige en

gelijkwaardige screening. De screening verschaft enerzijds duidelijkheid over naar wel-

ke fase jongeren toegeleid moeten worden en anderzijds geeft ze inzicht in de interes-

ses en beroepsoriëntatie(s) van de jongeren.

De raad stelt vast dat dit op het terrein vandaag niet gerealiseerd is. Er ontbreekt nog

steeds een gedragen en gevalideerd screeningsinstrument. Het instrument dat door de

VDAB werd ontwikkeld wordt veeleer pro forma ingevuld of de centra gebruiken eigen

screeningsinstrumenten. Het is momenteel onduidelijk wat de screening precies in-

houdt. De vertaling van screening in de oriëntering houdt mogelijk rekening met de

beschikbare plaatsen in de verschillende fases; het is immers belangrijk voor centra

dat ze een zo hoog mogelijk voltijds engagement halen.

Cruciaal is dat jongeren correct gescreend worden en in de voor hen geschikte fase

terechtkomen. De contingenten voortrajecten en brugprojecten moeten daar aan aan-

gepast zijn en niet omgekeerd; voortrajecten mogen geen “parkeerplaats” vormen in

afwachting van een werkplek. De SERV pleitte daartoe al voor een onafhankelijke

screening door een onafhankelijk screeningsorgaan dat betrouwbare, formele en ge-

standaardiseerde beoordelingsinstrumenten ontwikkelt. De Sociaal - Economische

Raad voor de Regio (SER) Antwerpen, waar zich één vierde van alle leerlingen in Le-

10 “Werkzoekende schoolverlaters in Vlaanderen. 26ste

studie 2011-2012”, VDAB, pag.56

11 “Werkzoekende schoolverlaters in Vlaanderen. 26ste

studie 2011-2012”, VDAB, pag. 19

Page 16: Advies - Home | SERV · 9/16/2013  · SERV_ADV_20130916_evaluatielerenenwerken Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen Wetstraat 34-36, 1040 Brussel T +32 2 209 01 11 F +32 2 217

Evaluatie leren en werken

16

ren & Werken bevinden, treedt het standpunt van een onafhankelijke screening bij. De

screening vertrekt van de competenties en doelen van de jongere en beveelt van daar-

uit een traject dat op de meest realistische en efficiënte manier een diploma of getuig-

schrift verwerft in het voorkeursberoep. Het traject dat wordt voorgesteld, situeert zich

niet noodzakelijk binnen Leren en Werken.12

6. Belang van werkplekleren

Zoals verwoord in het SERV advies van december 2011 is de raad een absolute pleit-

bezorger van werkplekleren13. Jongeren hebben heel veel te leren op de werkplek en

sectoren en bedrijven zien hen open bloeien op de werkvloer. Op vlak van de kwaliteit

van werkplekleren kan nog een en ander gebeuren.

Zo leerde een onderzoek door de horecasector dat de stages en de werkervaring in de

sector slecht voorbereid waren, zowel door de jongere als door de werkgever. Dit is

geremedieerd door in te zetten op o.a. de leermeesteropleiding. Leermeesters staan in

voor een erg intensieve begeleiding van elke leerling (uit het DBSO). De begeleiding

door het sectorfonds is erg intensief; er worden vier begeleiders en een administratieve

kracht ingezet voor het begeleiden van 180 jongeren. Het sectorfonds van de horeca-

sector stelt vast dat de centra niet allemaal de infrastructuur hebben om het schoolse

deel van de opleiding volledig te organiseren. Daarom voorziet de horecasector vor-

mingssessies voor leerkrachten.

Uiteraard is de horecasector lang niet de enige sector die inspanningen levert om de

kwaliteit van het werkplekleren te verbeteren of die investeert in Leren en Werken. Alle

sectoren met een sectorconvenant en een onderwijs- en opleidingsaanbod in DBSO

en/of de Leertijd ondernemen acties om het stelsel van Leren en Werken op te waarde-

ren.14

Ook andere partners nemen initiatieven om de kwaliteit van werkplekleren te bevorde-

ren. Syntra Vlaanderen organiseert Estafette, een opleiding voor ondernemers die een

leerjongere in dienst nemen en opleiden. De opleiding gaat in op het onthaal en de

introductie van de nieuwe leerjongere in het bedrijf, het vermijden van conflicten door

planning en goede afspraken, het doorgeven van kennis en vaardigheden, het motive-

ren van de jongeren en op een eerlijke en open manier van evalueren.

Het voltijds engagement is een belangrijke voorwaarde, voor het verwerven van de

nodige kennis, vaardigheden en attitudes. De sectoren die investeren in Leren en Wer-

ken vinden het blijvend belangrijk om jongeren kansen te bieden. Jongeren met res-

pect behandelen en uitdagen werkt. Leerlingen een beroep aanleren binnen een on-

derneming is een maatschappelijk engagement opnemen. Een goede afstemming

tussen het centrum en de werkplek is echter cruciaal om kort genoeg op de bal te spe-

12 “8 aanbevelingen voor een efficiënt stelsel Leren en Werken in Antwerpen” Brief van de SER Antwer-pen aan de SERV, dd 16 april 2013. Het arrondissement Antwerpen-Boom telt 23,7% van alle leer-lingen in het stelsel Leren en Werken in Vlaanderen.

13 “Werkplekleren: creativiteit en passie in het leerproces”, SERV, 14 december 2011

14 De sectorconvenants kunnen geraadpleegd worden op www.werk.be

Page 17: Advies - Home | SERV · 9/16/2013  · SERV_ADV_20130916_evaluatielerenenwerken Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen Wetstraat 34-36, 1040 Brussel T +32 2 209 01 11 F +32 2 217

Evaluatie leren en werken

17

len voor wat betreft de studievoortgang, algemene attitudes en verworven competen-

ties.

7. Doelstellingen decreet: realisatie

7.1. Het voltijds engagement

Het voltijds engagement is wellicht het belangrijkste aspect van het decreet van 2008.

De cijfers (zie 4.3) ogen niet rooskleurig.

Een centraal informatiepunt voor werkgevers, een vraag van de raad in het advies van

de SERV van 2010, werd nog niet gerealiseerd.

Eén van de belangrijke knelpunten voor het realiseren van het voltijds engagement zijn

de veelheid aan statuten. De werkzaamheden rond de vereenvoudiging van de statu-

ten lag lange tijd stil omwille van de langdurige regeringsvorming op federaal niveau.

Op dat niveau is er ondertussen het advies 1.770 van de NAR15 en op Vlaams niveau is

er een werkgroep opgestart binnen de beleidsdomeinen Onderwijs & Vorming en Werk

& Sociale Economie. De resultaten daarvan worden binnenkort aan de raad voorge-

legd.

Veel sectoren blijven investeren in de leercontracten via Leertijd of ILW. Belangrijk bij

ILW is de betrokkenheid van en sturing door sociale partners, wat ook zorgt voor een

draagvlak om het stelsel te ondersteunen (met inzet van personeel).

In meerdere sectoren leeft bij veel werkgevers een negatief beeld van jongeren in Le-

ren en Werken, daar komt veel sensibilisering aan te pas o.a. door sectorconsulenten.

Als een consulent een bedrijf sensibiliseert voor Leren en Werken moet de kans op

slagen optimaal zijn. De werkgevers dienen ook gesensibiliseerd te worden over hun

fundamentele rol in het welslagen van een traject. Er moet voldoende geleerd kunnen

worden door de jongere en dat vergt een investering van het bedrijf.

De evaluatie van het decreet Leren en Werken dient in kaart te brengen op welke wijze

centra hun netwerk met bedrijven uitbouwen. De raad gaat er van uit dat dergelijke

netwerken een belangrijke voorwaarde zijn voor het realiseren van het voltijds enga-

gement.

7.2. Traject op maat

De raad had grote verwachtingen naar aanleiding van de hervorming van het leren en

werken, met name dat er sterke beroepsopleidingen zouden kunnen aangeboden wor-

den. Dat was trouwens ook de bedoeling van de decreetgever.

Met de invoering van het decreet startte de screening en optimalisering van het oplei-

dingsaanbod met grote betrokkenheid van sectoren, wat positief is. Die screening leid-

15 “Maatregelen ter bevordering van de inschakeling van recente schoolverlaters op de arbeidsmarkt - Opvolging van advies nr. 1.702 – Alternerend leren. Advies nr. 1.770 van de NAR en CRB 2011-0585 DEF CCR 10 van de CRB. Gemeenschappelijke Raadszitting van 25 mei 2011

Page 18: Advies - Home | SERV · 9/16/2013  · SERV_ADV_20130916_evaluatielerenenwerken Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen Wetstraat 34-36, 1040 Brussel T +32 2 209 01 11 F +32 2 217

Evaluatie leren en werken

18

de in sommige sectoren tot een aanzienlijke inkrimping en/of modernisering van het

aanbod (zie resultaat van de screening voor de land- en tuinbouw en de houtsector in

bijlage).

Wat het opleidingsaanbod van een CDO betreft, zijn de centrumraden aan zet. Het

spreekt voor zich dat kleine centra een beperkter aanbod aan opleidingen hebben.

Dient een centrum vandaag een aanvraag in dan duurt het drie jaar vooraleer die op-

leiding kan ingericht worden. Die doorlooptijd moet volgens de raad aanzienlijk korter.

Wat Syntra betreft, dienen de Syntra campussen organisatieplannen in met de oplei-

dingen die ze willen inrichten (na goedkeuring door de praktijkcommissie). Die organi-

satieplannen moeten worden goedgekeurd door Syntra Vlaanderen.

De raad vraagt dat er nagegaan wordt hoe er nog meer gezorgd kan worden voor een

innovatief en aantrekkelijk aanbod van opleidingen en voor een goede spreiding van

het aanbod.

Het opleidingsaanbod dient immers aan te sluiten bij de leefwereld en interesses van

de jongeren én bij de arbeidsmarkt. Daarom is het noodzakelijk dat sectoren centraal

sterk betrokken worden bij de uitbouw van het aanbod en dat de onderwijsverstrekkers

goed afstemmen met de regionale arbeidsmarktactoren zodat werkervaringsplaatsen

meer verzekerd kunnen worden.

7.3. Kwalificering

Met het decreet van 2008 kunnen jongeren in het DBSO en in de Leertijd een volwaar-

dige kwalificatie, waaronder een diploma van het secundair onderwijs, behalen. De

raad vindt dit positief gezien de sociale partners de systemen Leren en Werken als een

gelijkwaardige leerweg aan het voltijds onderwijs beschouwen. Het unieke van Leren

en Werken dient er uit te bestaan dat onderwijsactoren en arbeidsmarktactoren (cf.

sectoren) samen werken aan kwalificerende trajecten voor jongeren en jongvolwasse-

nen die willen leren op de werkplek liever dan in een schoolse context.

De Leertijd reikte in het jaar 2011-2012 358 diploma’s secundair onderwijs af16. In het

DBSO behaalden in het jaar 2011 – 2012 366 leerlingen dat diploma17.

De sectorenfondsen vinden de mogelijkheid tot kwalificering een goede zaak maar zij

kaarten aan dat het luik algemene vorming nog niet goed is uitgewerkt en/of wordt

verwaarloosd.

Voor de raad is het noodzakelijk werk te maken van kwalificerende trajecten met daarin

een beroepskwalificatie en een evenwaardig luik algemene vorming dat leidt naar een

onderwijskwalificatie. Een aandachtspunt is dat de algemene vorming die toegang

moet geven tot diplomering op transparante (en voldoende) wijze wordt ingebouwd in

het leergedeelte van de opleiding. Het is niet de bedoeling om de opleiding te verzwa-

ren met bijkomende lessen, bovenop het voorziene pakket. Dit vergt het herbekijken

van de leerplannen voor de algemene vorming. Leerlingen en cursisten worden via

maatwerk en transparantie over de studievoortgang degelijk geïnformeerd over hun

traject.

16 Cijfers ter beschikking gesteld door Syntra Vlaanderen

17 Cijfers AgODi ter beschikking gesteld door DBO

Page 19: Advies - Home | SERV · 9/16/2013  · SERV_ADV_20130916_evaluatielerenenwerken Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen Wetstraat 34-36, 1040 Brussel T +32 2 209 01 11 F +32 2 217

Evaluatie leren en werken

19

De onderwijsinspectie stelt vragen bij het huidige verloop van de studiebekrachtiging

onderwijsinspectie heeft het in dit citaat niet echt over de algemene vorming mv:

“Uiterst zelden wenden centra de evaluatie aan om te remediëren of de onderwijsprak-tijk te verbeteren. Vaak zijn er ook geen duidelijke en objectieve deliberatiecriteria. De verworven competenties liggen onvoldoende aan de basis van de studiebekrachtiging. Dit leidt tot de conclusie dat de evaluatie en de daaraan verbonden studiebekrachtiging onvoldoende objectief en valide zijn. Vaak zijn de motivering van de studiebekrachti-ging en de formuleringen op de uitgereikte attesten van verworven competenties zo zwak dat zij een inbreuk op de regelgeving vormen”.18

8. Andere aspecten van

operationalisering van het decreet

8.1. Samenwerkingsverbanden en afstemming

In 2010 wezen de Vlor en de SERV op het belang van gesprekken tussen Onderwijs &

Vorming, Welzijn en Justitie en op het belang van een warme overdracht naar de

VDAB.

Er wordt nog steeds gesignaleerd dat er aanzienlijke vooruitgang geboekt kan worden

bij de warme overdracht. In de leerlingendatabank is de informatie snel ingebracht, de

registratie in CVS en Mijn Loopbaan verloopt veel minder snel.

Uit overleg met de VDAB blijkt dat er zeker nog stappen vooruit gezet kunnen worden

in het voltijds engagement. Dit door het meer waarmaken van de “warme overdracht”

van leerlingen tussen de centra en de campussen en de VDAB. Daartoe dient

de warme overdracht in het decreet nader omschreven worden en minder vrijblij-vend gemaakt worden,

het tweemaandelijks overleg dat nu reeds in het decreet is voorzien, uitgebouwd te worden,

worden voorzien in een begeleiding door de VDAB ter ondersteuning en op vraag van de trajectbegeleiding op school,

meer jobcoaching en taalcoaching door VDAB of partners ingezet worden, om de kans op een succesvolle tewerkstelling te verhogen,

een betere en vollediger registratie door VDAB (aanpassing van het systeem) en door de scholen te gebeuren.

18 Onderwijsspiegel 2013, Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, 2013, pag. 54

Page 20: Advies - Home | SERV · 9/16/2013  · SERV_ADV_20130916_evaluatielerenenwerken Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen Wetstraat 34-36, 1040 Brussel T +32 2 209 01 11 F +32 2 217

Evaluatie leren en werken

20

8.2. Regie

Naast de systemen van leren en werken zijn de voorbije jaren door het (Vlaamse of

federale) beleid enkele tewerkstellingsmaatregelen genomen waar ook opleiding een

prominente plaats inneemt. Deze tewerkstellingsmaatregelen moeten duidelijk onder-

scheiden worden van de systemen van leren en werken. In dit advies bespraken we al

de noodzaak om transparantie te creëren over de statuten, de voorwaarden en de

voordelen. Op het terrein leeft dan ook de vraag om een duidelijke regisseur aan te

stellen voor de stelsels leren en werken, die onder meer alle instrumenten ter beschik-

king stelt en toezicht houdt op de uitgewerkte trajecten. De raad vraagt dat in het kader

van de evaluatie nagedacht wordt over een mogelijke regisseur met betrekking tot al-

ternerend leren.

8.3. Infrastructuur

De infrastructuur van de centra zou voor sommige opleidingen problematisch zijn voor

de kwaliteitsvolle organisatie van de beroepsopleiding. Ook het rapport van de onder-

wijsinspectie kaart dit aan. De evaluatie dient na te gaan in welke mate de huidige in-

frastructuur toelaat de beroepsspecifieke eindtermen in te vullen; tekorten moeten wor-

den geïnventariseerd. Daaraan dient gekoppeld te worden wat mogelijke extra

samenwerkingsverbanden en -formules op vlak van infrastructuur zouden kunnen zijn.

8.4. Regionale overlegplatformen

In 2010 vroegen de Vlor en de SERV een grondige evaluatie van de werking van de

Regionale Overlegplatformen (ROP) en een verfijning van de voortgangsrapportage.

Een echte evaluatie is er niet gebeurd, de voortgangsrapportage is wel verfijnd en het

blijft een bron van informatie over Leren & Werken.

De ROP’s zijn vragende partij voor meer slagkracht. Vaak blijft het overleg beperkt tot

het verdelen van middelen en is er weinig animo om over andere thema’s samen te

werken. De dagelijkse werking van de centra blijft buiten de invloedsfeer van het ROP.

Het versterken van de complementariteit tussen de verschillende sporen binnen Leren

en Werken is echter een opdracht die grotere slagkracht vraagt en dus een reflectie

over de opdrachten en de rol van de ROP’s.

De raad is voorstander van een versterkte positie van de ROP’s. Het regionaal over-

legplatform is immers dé plaats om de werking van de verschillende centra op elkaar af

te stemmen, informatie te delen, de leer- en werkcomponent samen te brengen, ar-

beidsmarktinformatie uit te wisselen, …

In de rand moet gesteld worden dat het niet altijd evident is om voldoende en de best

geplaatste leden aan te stellen voor dergelijke platforms. Binnen onderwijs, in samen-

spraak met de sociale partners, moet gekeken worden hoe binnen één onderwijsplat-

form of onderwijsforum (cfr. hervorming secundair onderwijs) verschillende/meerdere

onderwijsniveaus kunnen worden besproken. l schoolverlaters 1.456

Page 21: Advies - Home | SERV · 9/16/2013  · SERV_ADV_20130916_evaluatielerenenwerken Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen Wetstraat 34-36, 1040 Brussel T +32 2 209 01 11 F +32 2 217

Evaluatie leren en werken

21

8.5. Financiering

Naar aanleiding van het advies van de Vlor en de SERV in 2010 antwoordde de minis-ter dat hij vertrouwd is met de financieringsproblemen. Om budgettaire redenen kon hij daar niet op ingaan maar het was zeker een belangrijk punt voor de evaluatie. Er zijn nog middelen vastgelegd voor het stelsel van Leren en Werken tot augustus 2014; het is nog onduidelijk welk budget daarna beschikbaar zal zijn.

In het Onderwijsdecreet 23, goedgekeurd in 2013, is een verlenging van de subsidie-

ringstermijnen opgenomen. Tot nu werden de voorstellen van voortrajecten, brugpro-

jecten en arbeidsdeelname jaarlijks goedgekeurd; OD 23 verlengt de subsidiëringster-

mijn naar een goedkeuring om de vier jaar. De raad vindt dit positief.19

De raad pleit ervoor de financiering van leren en werken structureel te verankeren. Na

augustus 2014 is de financiering nog onzeker. De huidige gesloten enveloppefinancie-

ring staat een kwaliteitsvol aanbod in de weg. Wanneer meer jongeren voor ‘leren en

werken’ kiezen, horen de middelen mee te groeien.

8.6. Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Er doet zich ongewenste concurrentie binnen de talengemeenschappen voor in het

Brussels Hoofdstedelijk Gewest door toedoen van laagdrempeliger inschakelingssta-

tuut aan Franstalige kant. De uitvoering van het NAR – akkoord 1770 is dus ook voor

Brussel van belang.

9. Suggesties voor het beleid

De raad wenst in het kader van dit advies op eigen initiatief suggesties te doen aan het

beleid m.b.t. het stelsel van Leren en Werken. Deze kunnen en zullen met de bevin-

dingen uit de grondige evaluatie die is voorzien, najaar 2013 - voorjaar 2014, verder

verfijnd worden. Ze kunnen mee de basis vormen voor gesprekken over bijsturingen

en/of hervormingen in het stelsel van Leren en Werken.

De resultaten van de evaluatie van het decreet van 2008 worden aangewend voor een grondige discussie over het geheel van leren en werken; in de eerste plaats in het leerplichtonderwijs, maar ook daarbuiten. De doelgroep binnen leren en werken zijn lerenden (tot 25jaar) die een beroep willen aanleren op de werkvloer.

Hervormingen in Leren en Werken worden niet afhankelijk gemaakt van de timing voor de hervorming van het secundair onderwijs. Hervormingen, zowel binnen Le-ren en Werken als binnen het (voltijds) secundair onderwijs dragen bij aan de ge-lijkwaardigheid en complementariteit van leerwegen.

De extra Vlaamse bevoegdheden door toedoen van de zesde staatshervorming (overheveling van het ILW) worden aangegrepen om het stelsel van Leren & Wer-ken te versterken.

19 Zie ook SERV, briefadvies “Onderwijs 23”, van 21 januari 2013

Page 22: Advies - Home | SERV · 9/16/2013  · SERV_ADV_20130916_evaluatielerenenwerken Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen Wetstraat 34-36, 1040 Brussel T +32 2 209 01 11 F +32 2 217

Evaluatie leren en werken

22

Er wordt een sluitend monitoringsysteem opgezet dat toelaat een duidelijk beeld te krijgen van het profiel van de leerlingen en cursisten in Leren en Werken en het verloop van hun traject. Niet als doel op zich, of louter met het oog op benchmar-king maar als middel om maatwerk nog meer ingang te doen vinden.

Er komt een onafhankelijk screeningsorgaan dat een gevalideerd screeningsin-strument ontwikkelt dat richting geeft aan de trajectbegeleiding.

De vier doelstellingen van het decreet, en met stip het voltijds engagement, moeten prioriteit blijven. Kennis, vaardigheden en attitudes worden pas verworven wanneer de leercomponent én de werkcomponent gecombineerd worden. Alternering is het streefdoel.

De contingenten voortrajecten, brugprojecten en persoonlijke ontwikke-

lingstrajecten staan in functie van de opleidings- en begeleidingsnoden van

de leerlingen en de cursisten.

Alle jongeren die gescreend worden naar arbeidsdeelname wordt een

werkervaringsplaats gegarandeerd, binnen de twee maanden na de scree-

ning.

Er wordt systematisch gebruik gemaakt van job- en taalcoaching voor wie

daar nood aan heeft, op de werkvloer.

De functie van traject- en tewerkstellingsbegeleider wordt verder uitge-

bouwd en ondersteund.

De interprofessionele sociale partners verlenen hun medewerking aan de

vereenvoudiging en transparantie van de statuten.

Sectoren overleggen over hoe ze intersectoraal het stelsel van Leren en

Werken meer bekend kunnen maken bij werkgevers.

De warme overdracht onderwijs – VDAB wordt gerealiseerd.

In overleg met de regionale arbeidsmarktpartners wordt gezorgd voor een oplei-dingsaanbod dat aansluit bij de leefwereld en interesses van jongeren. Dit aanbod is geënt op de regionale arbeidsmarktmogelijkheden. Of opleidingen ingericht kun-nen worden, hangt af van het aanbod aan werkleerplekken.

Sectoren en sociale partners worden betrokken bij de trajecten van alternerend leren.

De impact van kwalificering op de tewerkstellingskansen is duidelijk. Leren en Wer-ken zet in op kwalificerende trajecten, de lat wordt niet te laag gelegd. In het traject gaat het verwerven van een beroepskwalificatie hand in hand met een volwaardig luik algemene vorming dat leidt tot een onderwijskwalificatie.

De VDAB besteedt i.s.m. de scholen in het kader van de sluitende aanpak en de warme overdracht tijdig de nodige aandacht aan de jongeren in Leren en werken.

Er wordt gewerkt aan een regisseur voor alternerende trajecten.

Het Actieplan Vroegtijdige Schoolverlaters wordt uitgevoerd. Jongeren uit het stel-sel van Leren en Werken die ongekwalificeerd uitstroomden of die het diploma van het secundair onderwijs nog niet hebben behaald, vormen een belangrijke doel-groep van het vernieuwde EVC-beleid.

Op vlak van de overlegplatformen voor het onderwijs en voor de aansluiting onder-wijs – arbeidsmarkt wordt gestreefd naar efficiëntie en effectiviteit via afstemming. Het is niet nodig dat elk onderwijsniveau zijn eigen overlegplatformen heeft (cf. De oprichting van een zonaal onderwijsforum in het secundair onderwijs).

Page 23: Advies - Home | SERV · 9/16/2013  · SERV_ADV_20130916_evaluatielerenenwerken Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen Wetstraat 34-36, 1040 Brussel T +32 2 209 01 11 F +32 2 217

Evaluatie leren en werken

23

De financiering van leren en werken wordt structureel verankerd. Er wordt gezocht naar een alternatief voor de huidige gesloten enveloppefinanciering

Page 24: Advies - Home | SERV · 9/16/2013  · SERV_ADV_20130916_evaluatielerenenwerken Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen Wetstraat 34-36, 1040 Brussel T +32 2 209 01 11 F +32 2 217

Evaluatie leren en werken

24

Referentielijst

DBO (Dienst Beroepsopleiding), Voortgangsrapport Regionale Overlegplatformen Vlaanderen 2010 – 2011

De Rick en Leens, “Een voltijds engagement in het deeltijds onderwijs. Strategieën van de centra voor deeltijds onderwijs.”, HIVA – KUL, 2008

Gesprekken met en informatie van Franky Lava (DBO), Martine Van Kerkhove (DBO), Krispijn Yperman (Horeca Vorming Vlaanderen), Bart Van Hooreweghe (Cevora), Nick Vanwalleghem (ROP Westhoek en Oostende), Arwen Dewilde (ROP Gent en Rondom Gent), El Hassan Aouraghe (ROP Antwerpen), Hedwig Seutens (VDAB), Willy Meganck (VDAB), Bart de Waele (OCH), Stephan Wullaert (Eduplus)

Michiels Krista, “Het experimenteel deeltijds onderwijs schooljaar 1985-1986”, Krista Michiels, HIVA, de-cember 1986

NAR en CRB, “Maatregelen ter bevordering van de inschakeling van recente schoolverlaters op de ar-beidsmarkt” - Opvolging van advies nr. 1.702 – Alternerend leren. Advies nr. 1.770 van de NAR en CRB 2011-0585 DEF CCR 10 van de CRB. Gemeenschappelijke Raadszitting van 25 mei 2011

SER Antwerpen, “8 aanbevelingen voor een efficiënt stelsel Leren en Werken in Antwerpen”, brief aan de

SERV, dd 16 april 2013

SERV, Advies “Werkplekleren: creativiteit en passie in het leerproces”, 14 december 2011

Smet Robert en Vannecke André, “Historiek van het technisch- en beroepsonderwijs, 1830-1990.”, Ant-werpen: Garant, 2002

Syntra Vlaanderen, ter beschikking stelling van cijfers

Vandenbroucke Frank, “Leren en werken. Conceptnota”, 29 mei 2007, Vlaams minister van Werk, Onder-wijs en Vorming

VDAB, “Werkzoekende schoolverlaters in Vlaanderen. Geef je opleiding een STEM.” 26ste

studie 2011-

2012

Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, Omzendbrief Stelsel Leren en Werken met referentie SO/2008/08 en publicatiedatum 08/08/2008

Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, “Onderwijsspiegel 2013 - Jaarlijks rapport van de onderwijs-inspectie” + uitgebreid artikel, 2013

www.dbo.be

www.ond.vlaanderen.be

www.vlaanderen.be

www.werk.be

Page 25: Advies - Home | SERV · 9/16/2013  · SERV_ADV_20130916_evaluatielerenenwerken Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen Wetstraat 34-36, 1040 Brussel T +32 2 209 01 11 F +32 2 217

Evaluatie leren en werken

25

Bijlage

Opleidingsaanbod Leren en Werken groene sectoren (bron: Eduplus – Sectorfonds van

de groene sectoren)

Voor screening Na screening

Tuinbouwarbeider

Tuinbouwer

Hovenier

Hovenier-aanleg

Hovenier-onderhoud

Arbeider in bos- en natuurbeheer

Schaal- en schelpdierenkweker

Medewerker bloemenzaak en tuincentrum

Assistent hoefsmid

Hoefsmid

Tuinbouwarbeider

Hovenier

Hovenier-aanleg

Hovenier-onderhoud

Arbeider in bos- en natuurbeheer

Florist

De opleidingen van de groene sectoren ‘voor’ en ‘na’ screening zijn lineaire opleidingen die nog

gemodulariseerd moeten worden.

Opleidingsaanbod Leren en Werken houtsector (bron: OCH – Opleidingscentrum Hout)

Voor screening Na screening

Machinale houtbewerker

Meubelmaker

Stoffeerder

Standenbouwer

Schrijnwerker binnenhuisinstallateur

Bewerker van rotan

Capitonneerder

Vervaardiger van lijsten en lijstwerk

Trappenmaker

Goederenbehandelaar

Goederenbehandelaar - hout

Pistoolschilder

Machinaal houtbewerker

Meubelmaker

Meubelstoffeerder

Decor-en standenbouwer

Werkplaatsbinnenschrijnwerker

werkplaatsbuitenschrijnwerker

Karkassenmaker

Plaatser interieurelementen

Productiemedewerker interieurbouw

Interieurbouwer

Oppervlaktebehandelaar "hout"

Paletten- en krattenmaker

Industrieel verpakker "hout"

Operator in de houtzagerij

Productiemedewerker "hout"

Assistent productieoperator "hout"

Productieoperator "hout"

De screening in de houtsector vond plaats in 2009. Momenteel werkt de sector samen met

AKOV aan beroepskwalificatiedossiers. Het opleidingsaanbod zal op basis van de ingeschaalde

beroepskwalificaties opnieuw aangepast worden (naar verwachting schrapping van een 3-tal

opleidingen).