Bedreigingen en opportuniteiten voor de industrie Vleva Argus Marc Van den Bosch / 26 oktober 2009.
Actueel: Meer aandacht voor jongeren in een kwetsbare positie · Van hieruit kan worden...
Transcript of Actueel: Meer aandacht voor jongeren in een kwetsbare positie · Van hieruit kan worden...
1
Actueel: Meer aandacht voor jongeren in een kwetsbare positie
Samenvatting & toelichting (landelijk) beleid rondom 'jongeren in een kwetsbare positie'
n.a.v. de brief van minister Bussemaker: 'extra kansen voor jongeren in een kwetsbare
positie' van december 2014.
Dineke Wagenaar
Beleidsmedewerker RMC de Friese Wouden
Maart 2015
2
Aanleiding Naar aanleiding van o.a. het advies 'Kind van de rekening,' de Nieuwsuur uitzending van 24
september en de 2 adviezen van de Onderwijsraad: "Samen voor een ononderbroken
schoolloopbaan" en "Meer kansen voor kwetsbare jongeren" kwam minister Jet Bussemaker van het
ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) op 12 december 2014 met een
maatregelenpakket gericht op extra ondersteuning van jongeren in een kwetsbare positie.
Het gaat om ongeveer 30.000 jongeren per jaar1 die vanwege een bijzondere thuissituatie,
gedragsproblemen of specifieke leerbehoeften kwetsbaar zijn om uit te vallen zonder afgeronde
opleiding of goed arbeidsperspectief. Zij bevinden zich op het snijvlak van onderwijs, arbeidsmarkt en
(jeugd)zorg en hebben extra aandacht nodig om goed te worden voorbereid op de toenemende
eisen die de samenleving, het onderwijs en de arbeidsmarkt aan hen stellen. Deze jongeren nemen
deel aan onderwijs op vo, vso, pro en MBO niveau.
Het maatregelenpakket uit deze brief komt niet uit de lucht vallen. Voorafgaand aan deze brief zijn er
verschillende onderzoeken en adviezen uitgebracht. Deze onderzoeken en adviezen hebben een
gemeenschappelijke deler: allen uiten zij hun zorgen over het feit dat door recente ontwikkelingen
deze kwetsbare groep jongeren 'tussen schip en wal' zal raken. Deze ontwikkelingen zijn:
hogere eisen aan werknemers,
hogere eisen van het onderwijs (Nederlandse taal & rekenvaardigheden op niveau 2F),
de beperking van de ongediplomeerde instroom op MBO 2 niveau,
het bindend studieadvies in de entreeopleiding,
en ten slotte de verandering in de zorg & begeleiding van jongeren, als gevolg van de
decentralisatie van de jeugdzorg en de invoering van passend onderwijs.
De minister geeft in de brief van 12 december 2014 aan hoe zij in wil spelen op bovenstaande
ontwikkelingen. De kern van deze maatregelen is om voor kwetsbare jongeren de risico's op uitval te
beperken en de waarborgen voor passende begeleiding te versterken. Hierbij staat het belang van de
jongere voorop en de regio centraal, aldus de minister van OCW.
Leeswijzer
Op pagina 4 en 5 vindt u de belangrijkste punten uit de brief 'extra kansen voor jongeren in een
kwetsbare positie' van 12 december 2014. De afzonderlijke maatregelen uit deze brief worden op
pagina 6 t/m 10 nader toegelicht. Op pagina 11 vindt u een kort overzicht van de voorgenomen
maatregelen. Vervolgens vindt u vanaf pagina 12 samenvattingen en handreikingen bij de
verschillende onderzoeken en adviezen die vooraf gingen aan de brief van 12 december 2014.
Dit document kan worden gezien als startpunt voor een regionale aanpak voor jongeren in een
kwetsbare positie in RMC de Friese Wouden. Van hieruit kan worden geïnventariseerd welke kansen
en bedreigingen in onze regio liggen, waarop vervolgens lokaal en integraal beleid kan worden
ontwikkeld.
1 30.000 jongeren per jaar is ongeveer 2% van het totale aantal deelnemers in het voortgezet (speciaal)
onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs en praktijkonderwijs.
3
Inhoud
Aanleiding ................................................................................................................................................ 2
Leeswijzer ........................................................................................................................................ 2
Brief 'extra kansen voor jongeren in een kwetsbare positie' – Ministerie van OCW – december
2014/januari 2015 ................................................................................................................................... 4
Maatregelenpakket 1: verbeteren van de aansluiting tussen het vmbo, pro, vso en mbo. ............... 6
Aansluiting MBO overleg Passend onderwijs/Jeugdwet ................................................................. 6
Verbeteren van de intakeprocedure op het mbo door een vervroegde aanmelddatum ............... 6
Goede loopbaanoriëntatie & professionalisering van de intakeprocedure .................................... 6
Maatregelenpakket 2: Extra ruimte voor maatwerk in entreeopleidingen en op mbo-2 niveau ....... 7
Extra mogelijkheden om een diploma te halen .............................................................................. 7
Extra tijd en maatwerk voor jongeren in entreeopleidingen .......................................................... 7
Extra ondersteuning voor jongeren in mbo-2 opleidingen (schakelklas) ........................................ 8
Goede stages en leerwerkplekken .................................................................................................. 8
Maatregelenpakket 3: Een sluitend vangnet in de regio .................................................................... 8
Recht op toelating tot het mbo ....................................................................................................... 8
Een sluitend vangnet voor kwetsbare jongeren door regionale samenwerking (RMC) ................. 9
Ondersteuning van regionale afspraken ......................................................................................... 9
Conclusie ....................................................................................................................................... 10
Overzicht maatregelenpakketen ....................................................................................................... 11
Achtergrond beleid rondom "Jongeren in een kwetsbare positie" : Adviezen en Onderzoeken. ........ 12
Kind van de rekening – Doorbraakgroep in dienstverlening – juni 2014 .......................................... 12
Uitzending nieuwsuur 24 september 2014. ...................................................................................... 12
Brief 'reactie op uitzending Nieuwsuur 24 september 2014 over weigeren van jongeren door
ROC's' – Ministerie van OCW – oktober 2014 ................................................................................... 12
Advies "Samen voor een ononderbroken schoolloopbaan" – Onderwijsraad en Ministerie OCW –
nov/dec 2014 ..................................................................................................................................... 14
Reactie staatssecretaris Dekker op "Advies Samen voor een ononderbroken schoolloopbaan" –
Ministerie van OCW - decemer 2014 ................................................................................................ 15
Advies "Meer kansen voor kwetsbare jongeren" – Onderwijsraad – december 2013 ..................... 17
Reactie minister in brief 'startkwalificatie met perspectief, voor iedereen een passende plek' maart
2014 ................................................................................................................................................... 19
Reactie MBO Raad – Januari 2015 .................................................................................................... 20
Reactie Ingrado – Januari 2015 ......................................................................................................... 20
4
Brief 'extra kansen voor jongeren in een kwetsbare positie' –
Ministerie van OCW – december 2014/januari 2015
Naar aanleiding van o.a. het advies 'Kind van de rekening,' de Nieuwsuur uitzending van 24
september en de 2 adviezen van de Onderwijsraad: "Samen voor een ononderbroken
schoolloopbaan" en "Meer kansen voor kwetsbare jongeren" komt de minister op 12 december 2014
met een maatregelenpakket gericht op extra ondersteuning van jongeren in een kwetsbare positie.
Het gaat om ongeveer 30.000 jongeren per jaar2 die vanwege een bijzondere thuissituatie,
gedragsproblemen of specifieke leerbehoeften kwetsbaar zijn om uit te vallen zonder afgeronde
opleiding of goed arbeidsperspectief. Zij bevinden zich op het snijvlak van onderwijs, arbeidsmarkt en
(jeugd)zorg en hebben extra aandacht nodig om goed te worden voorbereid op de toenemende
eisen die de samenleving, het onderwijs en de arbeidsmarkt aan hen stellen. Deze jongeren nemen
deel aan onderwijs op vo, vso, pro en MBO niveau.
Goede voorbeelden en een nieuw maatregelenpakket
In de brief deelt de minister enkele goede voorbeelden om van te leren en te inspireren, daarnaast
presenteert ze een maatregelenpakket. Met deze gerichte maatregelen wil ze de goede praktijken
verder aanjagen en verspreiden zodat de risico's op uitval voor jongeren in een kwetsbare positie
verder worden beperkt en de waarborgen voor passende begeleiding worden versterkt.
De minister van OCW over het nieuwe maatregelenpakket:
"De kern van deze maatregelen is om voor kwetsbare jongeren de risico's op uitval te beperken en de
waarborgen voor passende begeleiding te versterken. Hierbij staat het belang van de jongere voorop
en de regio centraal.'
De minister komt nogmaals terug op de ontwikkelingen die een extra bedreiging vormen voor deze
doelgroep (hogere eisen werknemers, hogere eisen onderwijs, decentralisaties) en het belang van
extra ondersteuning. Uitgangspunt is dat jongeren ook zelf een verantwoordelijkheid hebben, maar
dat het een beperkte groep jongeren nu niet altijd lukt om vanuit het onderwijs zelfstandig de weg te
vinden naar duurzame arbeidsparticipatie. Oorzaken hiervoor kunnen zijn:
Een opeenstapeling van emotionele problemen en/of gedragsproblemen die (deels) voortkomen uit de privésfeer van leerlingen.
Onvoldoende voorbereiding op, en onrealistische verwachtingen van, de arbeidsmarkt. Dat
komt mede doordat loopbaanoriëntatie niet altijd voldoende deel uitmaakt van het
curriculum in het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs.
Onvoldoende (leer)werkplekken. Potentiële aanbieders van een leerwerktraject zijn niet
altijd bekend met de mogelijkheden en voorwaarden om leerwerkplek te worden.
Onvoldoende begeleiding op en naar de werkvloer.
2 30.000 jongeren per jaar is ongeveer 2% van het totale aantal deelnemers in het voortgezet (speciaal)
onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs en praktijkonderwijs.
5
Onvoldoende samenwerking tussen de betrokken partijen, doordat er soms onduidelijkheid
over elkaars verantwoordelijkheden bestaat. Dat gebeurt vooral als jongeren overstappen
tussen onderwijsinstellingen, of van het onderwijs naar de arbeidsmarkt.
De maatregelen uit het pakket zijn gericht op jongeren die schoolbaar en leerbaar3 zijn, en dus niet
op jongeren die niet te motiveren zijn om naar school te gaan of op jongeren die door verschillende
gemeentelijke regelingen bediend worden omdat ze geen onderwijs kunnen volgen. De minister gaat
echter niet in op wat er met deze andere doelgroepen moet gebeuren. Vermoedelijk omdat deze
doelgroepen buiten het bereik van het ministerie van OCW vallen.
De maatregelen zijn er op gericht om:
Jongeren die geen startkwalificatie kunnen halen een zo goed mogelijk perspectief te bieden
op duurzame arbeidsinzetbaarheid en maatschappelijke participatie.
Jongeren die cognitief in staat zijn om een startkwalificatie te halen, maar voortijdig dreigen
uit te vallen, extra ruimte voor maatwerk en ondersteuning te bieden zodat zij hun
startkwalificatie alsnog behalen.
3 samenhangende maatregelenpaketten
Het beperken van de risico's op uitval en het versterken van de waarborgen voor passende
begeleiding worden uitgewerkt in 3 samenhangende pakketten:
1) Maatregelen voor het verbeteren van de aansluiting tussen vmbo, pro, vso en mbo.
2) Maatregelen om extra ruimte voor maatwerk te bieden in entreeopleidingen en op mbo 2-
niveau.
3) Maatregelen voor een sluitend vangnet in de regio.
3 Bij de begrippen 'leerbaar' en schoolbaar' wordt een onderscheid gemaakt tussen leerlingen die kunnen leren,
dat wil zeggen hiertoe cognitief in staat zijn ('leerbaar') en leerlingen die willen leren (‘schoolbaar’), dat wil zeggen het gedrag vertonen dat noodzakelijk is om binnen een onderwijsinstelling een opleiding te kunnen volgen. Bij niet-schoolbare leerlingen gaat het bijvoorbeeld om jongeren die heftige problemen veroorzaken binnen de school en onmogelijk te motiveren zijn voor een opleiding. Om de andere leerlingen te beschermen moeten scholen soms concluderen dat leerlingen vanwege hun gedrag niet schoolbaar zijn.
6
Maatregelenpakket 1: verbeteren van de aansluiting tussen het vmbo, pro,
vso en mbo. Aansluiting MBO overleg Passend onderwijs/Jeugdwet
Kwetsbare jongeren hebben veel baat bij continuïteit in de begeleiding als zij overstappen naar een
ander onderwijstype. Voorheen werden leerlingen die de overstap maakten van vso naar mbo door
ambulante begeleiders begeleid in het mbo. Deze mensen worden in het nieuwe stelsel van Passend
onderwijs wegbezuinigd. De mbo-sector maakt geen onderdeel uit van het tripartiete akkoord met
de bonden en is vooralsnog niet van plan om de ambulante begeleiders in het middelbaar
beroepsonderwijs te behouden. De zorg en begeleiding binnen het mbo gaan dus in de toekomst
verminderen, wat kan leiden tot meer uitval. Afstemming en samenwerking zijn een voorwaarde
voor continuering van een passend onderwijs-zorgaanbod. Daarom legt de minister wettelijk vast dat
mbo-instellingen aansluiting zoeken bij het overleg dat gemeenten en vo-scholen voeren in het kader
van passend onderwijs en de Jeugdwet. Dit versterkt de waarborgen voor continuïteit in de
begeleiding van leerlingen die overstappen van het (v)so naar het mbo.
Verbeteren van de intakeprocedure op het mbo door een vervroegde aanmelddatum
Net als in het hoger onderwijs, pleit de minister ook voor een verplichte vroege aanmelding in het
voorjaar. Deze duidelijke deadline zorgt ervoor dat loopbaanoriëntatie een betere plaats en heldere
einddatum krijgt in het vo onderwijs, en dat mbo instellingen beter de ruimte krijgen hun
intakeprocedure goed vorm te geven. Bij een goede intake wordt in ieder geval vastgesteld of een
jongere leerbaar en schoolbaar is en welke opleiding hij of zij als eerste voorkeur heeft. Daarna
kunnen vo-scholen en mbo-instellingen beschikbare informatie delen en kan het onderwijs- en
arbeidsmarktperspectief van leerlingen worden vastgelegd.
Goede loopbaanoriëntatie & professionalisering van de intakeprocedure
De minister geeft aan dat 'goed kiezen' het halve werk is. Daarom is er aandacht voor goede
loopbaanoriëntatie in het vo en mbo. In 2009 is daartoe het project 'Stimulering Loopbaanoriëntatie'
gestart op zowel het vo4 als het mbo5. Het project besteedt expliciet aandacht aan beleid en
visieontwikkeling op loopbaanontwikkeling door scholen, deskundigheidsbevordering van decanen
en docenten en de rol van ouders bij studie- en loopbaankeuzes van leerlingen. Ook is er aandacht
voor het verbeteren van de studie- en loopbaanbegeleiding van kwetsbare jongeren die overstappen
naar een ander schooltype en voor professionalisering van de intakeprocedure van nieuwe leerlingen
door mbo-instellingen. In 2015 vindt besluitvorming plaats over een eventuele vervolginzet op
loopbaanoriëntatie, waarbij de positie van kwetsbare jongeren nadrukkelijk de aandacht heeft.
Uitstroomprofielen en doorlopende leerlijnen voor een betere aansluiting
Een betere aansluiting op de arbeidsmarkt kan worden bewerkstelligt door o.a. duidelijke,
gedifferentieerde uitstroomprofielen. In het vso zijn bijvoorbeeld 3 van deze uitstroomprofielen:
vervolgonderwijs, dagbesteding en arbeidsmarkt. Scholen kunnen hierdoor leerlingen beter
voorbereiden op hun toekomst.
Daarnaast komt er steeds meer ruimte voor aangepaste leerroutes vmbo-mbo, die maatwerk bieden
4 http://www.lob-vo.nl/
5 http://www.lob4mbo.nl/
7
aan leerlingen voor wie de overstap naar een mbo-instelling (te) groot is. Zo kunnen leerlingen op
sommige v(s)o en pro scholen een entreeopleiding worden gevolgd, zodat jongeren in de vertrouwde
sfeer kunnen worden voorbereid op mbo 2. Ook starten afgelopen schooljaar de eerste leerlingen
met doorlopende leerroutes van het vmbo naar het mbo (vakmanschapsroute & technologieroute).
Bovenstaande nieuwe leerroutes zullen met een monitor worden gevolgd door het ministerie van
OCW, waarna besluitvorming zal plaatsvinden over het structureel maken van deze leerroutes.
Daarnaast zorgt het wetsvoorstel voor nieuwe vmbo-profielen6 ook voor mogelijkheden voor vmbo
en mbo scholen om hun onderwijsaanbod beter af te stemmen.
Maatregelenpakket 2: Extra ruimte voor maatwerk in entreeopleidingen en
op mbo-2 niveau Extra mogelijkheden om een diploma te halen
De minister onderkent dat het voor sommige leerlingen niet haalbaar is om een regulier diploma te
halen, o.a. door de toegenomen eisen op het gebied van taal- en rekenvaardigheden. Het zou zonde
zijn om deze groep leerlingen, die wel goede vakmensen zijn of kunnen worden, zonder diploma van
school te laten gaan. Daarom is de minister voornemens om naast het reguliere diploma, ook een
'vakdiploma' in te stellen, waardoor jongeren die niet het vereiste taal- en rekenniveau kunnen
behalen toch met een diploma de school kunnen verlaten. Dit versterkt de positie van de jongere op
de arbeidsmarkt. De minister benadrukt echter dat het onderwijsaanbod van mbo-instellingen erop
gericht moet blijven om zoveel mogelijk leerlingen alle onderdelen van de opleiding te laten halen,
zodat zij met een doorstroomdiploma verder kunnen leren. Er komen dan ook geen opleidingen die
uitsluitend tot een vakdiploma opleiden. Het uitgangspunt is en blijft dat leerlingen zowel de
beroepsspecifieke als generieke onderdelen van de opleiding halen. Met de introductie van het
vakdiploma wil de minister echter leerlingen van wie tijdens een opleiding blijkt dat zij goede
vakmensen zijn of kunnen worden, maar die (nog) niet kunnen voldoen aan alle generieke eisen, de
erkenning geven die ze verdienen. Dit zal hen beter motiveren om het maximale uit zichzelf te halen.
Bovenstaand plan geldt voor zowel de entreeopleiding (mbo 1) als mbo 2. Wanneer dit plan op de
wetgevingsagenda komt, blijft echter onduidelijk in de brief van de minister.
Extra tijd en maatwerk voor jongeren in entreeopleidingen
Het afronden van een entreeopleiding van 1 jaar dient men binnen 2 jaar te voltooien. Sommige
jongeren hebben door bepaalde omstandigheden echter behoefte aan extra tijd. Mbo-instellingen,
gemeenten en werkgevers kunnen voor deze specifieke groep afspraken maken om verlengde
inschrijving in een entreeopleiding als contractonderwijs te bekostigen, dus zonder Rijksbekostiging.
Dit is geen verplichting, maar wel een mogelijkheid die ik extra onder de aandacht zal brengen van
gemeenten en werkgevers, bijvoorbeeld via de gesprekken die gevoerd worden voor de werkagenda
en de oprichting van regionale werkbedrijven.
Daarnaast krijgen jongeren tegenwoordig 4 maanden na start van hun entreeopleiding een bindend
studieadvies. Bij onvoldoende studieresultaten kan de mbo-instelling een leerling adviseren om een
6 De beroepsgerichte programma’s in het vmbo worden vernieuwd. De nieuwe programma’s worden eenvoudiger en
duidelijker en sluiten straks beter aan op de actualiteit. Daardoor worden leerlingen beter voorbereid op hun vervolgopleiding en toekomstige beroep. Ruim dertig afdelingsprogramma’s worden in 2016 vervangen door tien profielen, bestaande uit gemeenschappelijk vakken en beroepsgerichte profiel- en keuzevakken. Deze profielen maken het mogelijk
onderwijs op maat aan de leerling aan te bieden en optimale leerlijnen naar het mbo vorm te geven.
8
andere opleiding of leerweg te kiezen, of om het onderwijs te verlaten. De minister onderschrijft
daarbij de stelling van de G32 dat we moeten voorkomen dat jongeren zonder perspectief met een
negatief studieadvies van entreeopleidingen worden weggestuurd en ongekwalificeerd in de
samenleving terecht komen. De minister wijst mbo-instellingen daarom nadrukkelijk op
mogelijkheden om kwetsbare leerlingen die dreigen uit te vallen, maar nog voldoende gemotiveerd
zijn, met een alternatief onderwijsprogramma richting de arbeidsmarkt te begeleiden, óók wanneer
dit niet leidt tot een (doorstroom)diploma.30 Dit is wederom geen verplichting, maar een
aanmoediging om te denken en handelen vanuit het belang van kwetsbare jongeren.
Extra ondersteuning voor jongeren in mbo-2 opleidingen (schakelklas)
Er zijn jongeren die de overstap maken van het v(s)o of de entreeopleiding naar een mbo 2-opleiding,
en extra tijd nodig hebben om zich te oriënteren op hun arbeidstoekomst of dreigen uit te vallen.
Voor deze leerlingen benadrukt de minister het belang dat mbo-instellingen een schakelklas (op mbo
2 niveau) vormgeven of dat zij andere vormen van intensievere begeleiding bieden. In de schakelklas
zou veel aandacht moeten zijn voor beroepsoriëntatie, basisvaardigheden en studievaardigheden.
Leerlingen weten zo beter waar ze aan beginnen en hebben meer bagage om een reguliere opleiding
af te ronden. De minister stelt geen nieuw geld beschikbaar voor deze 'nieuwe' schakelklassen op
mbo scholen, omdat de bestaande gelden7 in principe toereikend zijn, getuige de reeds bestaande
schakelklassen op verschillende instellingen. Wel geeft de minister aan de effecten van de nieuwe
bekostiging in het mbo8, die de (vlotte) doorstroom van leerlingen naar de arbeidsmarkt moet
bevorderen, nauwlettend te monitoren.
Goede stages en leerwerkplekken
De minister geeft aan zich te blijven inzetten voor voldoende leer- en werkplaatsen voor kwetsbare
jongeren. Ook hebben werkgevers met het Sociaal Akkoord afgesproken om ruim 100.000
arbeidsplaatsen beschikbaar te stellen aan mensen met een arbeidsbeperking.
Met de eenduidige erkenningsprocedure van de SBB worden ook belangrijke stappen gezet om
ervoor te zorgen dat het aanvragen van erkenning geen obstakel vormt voor het potentieel
leerwerkbedrijf om een kwetsbare jongere uit het mbo aan te nemen.
Ten slotte geeft de minister aan samen met onderwijsinstellingen en werkgevers te onderzoeken in
hoeverre er behoefte is om een apart competentieprofiel te ontwikkelen voor de praktijkopleiders
van kwetsbare jongeren.
Maatregelenpakket 3: Een sluitend vangnet in de regio Recht op toelating tot het mbo
Er bestaat geen misverstand over dat schoolbare en leerbare jongeren altijd op een mbo-instelling
terecht moeten kunnen. De minister gaat daarom in het mbo het recht op toelating voor leerlingen
met de juiste vooropleiding in de wet regelen. Dit betekent dat een mbo-instelling in principe voor
elke leerling die voldoet aan de vooropleidingseisen en zich op tijd aanmeldt een passend
onderwijsaanbod moet leveren. Het toelatingsrecht wordt zoveel mogelijk in lijn gebracht met het
7 De minister gaat samen met de MBO raad de mogelijkheden onderzoeken om de regeling voor schoolmaatschappelijk
werk (structureel € 15 miljoen per jaar) ook te richten op kwetsbare jongeren in mbo 2. In combinatie met het geld voor begeleiding en ondersteuning van kwetsbare jongeren op mbo 2-niveau en de plusvoorzieningen voor overbelaste jongeren (structureel € 30 miljoen per jaar) zouden mbo-instellingen voldoende armslag moeten hebben om een stapje extra te doen voor leerlingen die meer moeite hebben een diploma te behalen. 8 Meer informatie over de modernisering van de bekostiging in het mbo, is te vinden op de website van
MBO15: http://www.mbo15.nl/node/328
9
toelatingsrecht in het hoger onderwijs. De minister zal hiervoor een wetsvoorstel indienen.
Het idee is dat het voor jongeren altijd duidelijk moet zijn waar ze aan toe zijn en welk perspectief
een onderwijsinstelling hun biedt. Het toelatingsrecht betekent niet dat een mbo-instelling in alle
omstandigheden voor alle deelnemers onderwijs moet verzorgen, maar moet ervoor zorgen dat alle
schoolbare en leerbare leerlingen worden toegelaten. Een instelling kan besluiten om een leerling
niet in te schrijven of om de inschrijving te beëindigen als een leerling de grondslag en doelstellingen
van de instelling niet respecteert. Ook kan het voorkomen dat een instelling vanwege teveel
inschrijvingen of vanwege de vraag van de arbeidsmarkt naar een specifieke opleiding, een
deelnemer niet kan plaatsen in de opleiding van zijn of haar eerste voorkeur. In dat geval doet de
mbo-instelling een voorstel voor een passend alternatief.
Als voor specifieke opleidingen een dergelijke beperking van de toelating geldt, is het belangrijk dat
mbo-instellingen vooraf hun toelatingsbeleid duidelijk kenbaar maken zodat hierover geen
misverstand kan bestaan en zowel leerlingen als ouders reële verwachtingen hebben over een
vervolgopleiding in het mbo. Jongeren die niet toelaatbaar zijn, moeten door de mbo-instelling
worden gemeld bij de contactgemeenten van de rmc-regio. De inspectie zal erop toezien dat
instellingen hun toelatingsbeleid op de juiste wijze hebben vormgegeven.
Een sluitend vangnet voor kwetsbare jongeren door regionale samenwerking (RMC)
De minister wil de RMC regio's beter in staat stellen jongeren te volgen en te begeleiden in de
periode waarin ze niet naar school kunnen of willen. Daarnaast wil ze nadrukkelijker een verbdining
met de arbeidsmarkt vastleggen. Daarom zullen de wettelijke taken en verantwoordelijkheden van
de RMC regio's verduidelijkt worden in de rmc-wetsartikelen.
Daarnaast blijkt dat in de praktijk van het RMC vaak de vmbo/mbo jongeren centraal staan, en
daarom wil de minister een ruimere focus op ook de kwetsbare jongeren uit het pro en vso. Ook dit
zal worden verduidelijkt in de rmc-wetsartikelen.
Daarnaast zal in de wetsartikelen ook worden benadrukt dat de rmc-regio's aansluiting zoeken bij
regionale arbeidsmarktpartijen en de overlegstructuur van gemeenten en werkgevers binnen de
regionale werkbedrijven van de arbeidsmarktregio's. Dit overleg moet leiden tot concrete afspraken
en een regionaal uitvoeringsplan gericht op passende ondersteuning van alle groepen kwetsbare
jongeren.
De minister geeft aan dat zij ruimte biedt voor een eigen regionale aanpak, maar dat deze vrijheid
geen vrijbrief is voor vrijblijvendheid. De norm is een sluitend vangnet in elke regio en een passende
plek voor elke jongere. Er zullen duidelijke afspraken moeten worden gemaakt over wie wanneer
verantwoordelijk is.
Ondersteuning van regionale afspraken
De RMC's zullen door de minister worden ondersteund in periodieke monitoring van de groep
kwetsbare jongeren. Daarnaast zullen de accountmanagers van OCW zich ook expliciet voor de groep
kwetsbare jongeren inzetten, door o.a. extra ondersteuning te bieden aan rmc's.
Daarnaast geeft de minister aan de wens te koesteren voortijdig schoolverlaters langer in beeld te
houden en hen daardoor gerichter te kunnen begeleiden door gegevens over onderwijs van DUO en
over werk en uitkering van onder meer UWV en SUWI slim te combineren.
Om het maken van regionale afspraken verder te verbeteren, werkt de minister samen met de MBO
Raad, VO-raad, PO-raad (voor het vso), de inspectie en DUO aan het wegnemen van eventuele
10
resterende onduidelijkheden in wet- en regelgeving. De minister werkt in dit licht aan een
'Verhelderingsnotitie' om helderheid te bieden over wat mag, kan en verwacht wordt.
Ten slotte steunt de minister het vormgeven van een sluitend vangnet voor kwetsbare jongeren ook
financieel met de volgende acties:
Ik verhoog de specifieke uitkering voor de rmc-functie van thans € 32 miljoen per jaar. De
specifieke uitkering is bedoeld om de wettelijke taken gericht op het voorkomen en
aanpakken van voortijdig schoolverlaten voor jongeren tot 23 jaar effectief uit te voeren.
Gemeenten verantwoorden de bestedingen jaarlijks via het Single Audit Single Information
systeem (SiSa). De extra middelen voor deze specifieke uitkering worden gevonden binnen
de OCW-begroting door een herverdeling van de structurele regiomiddelen voor de aanpak
van voortijdig schoolverlaten ten gunste van de rmc-contactgemeenten. Dit sluit aan bij de
ontwikkeling dat gemeenten in het kader van “Aanval op Schooluitval” in toenemende mate
preventieve taken vervullen bij de aanpak van voortijdig schoolverlaten, waardoor inzet van
extra middelen voor de rmc-functie passend is. Besluitvorming over de financiële inzet die
hiervoor nodig is, vindt plaats in de eerste helft van 2015 in het kader van afspraken over de
borging van het vsv-beleid vanaf schooljaar 2016/2017.
In schooljaar 2015/2016 kijk ik naar de mogelijkheden om de regionale vsv-gelden specifiek
in te zetten voor het bieden van extra kansen aan kwetsbare jongeren.
Ik zal de mogelijkheid actiever onder de aandacht brengen om middelen in het regionaal
investeringsfonds voor het mbo in te zetten voor de begeleiding van kwetsbare jongeren van
de entreeopleiding naar de arbeidsmarkt. Gemeenten, bedrijven en scholen kunnen
daardoor betere afspraken maken over kwetsbare jongeren.
In de periode 2014 – 2020 zijn aanvragen mogelijk voor subsidie uit het Europese Sociaal
Fonds (ESF) ten behoeve van activering van jongeren uit het praktijkonderwijs en voortgezet
speciaal onderwijs. Inmiddels hebben alle 35 arbeidsmarktregio’s een ESF-aanvraag
ingediend.
Ik ben van plan een pilotproject te starten, waarmee ik een aantal regio’s de mogelijkheid
bied om de regionale zorgmiddelen van gemeenten en onderwijsinstellingen te bundelen en
uit te keren aan de contact- of centrumgemeente in een rmc-regio of arbeidsmarktregio. Dat
idee is gesuggereerd door de opstellers van het rapport “Kind van de Rekening”. Het
samenwerkingsverband besluit in dit geval over de allocatie van de zorgmiddelen, zoals nu
ook door de samenwerkingsverbanden in het passend onderwijs gebeurt. Ik vraag regio’s om
met voorstellen hiervoor te komen en om te laten weten welke factoren een dergelijke
samenwerking in de weg zouden kunnen staan.
Conclusie
In de brief worden veel plannen genoemd, maar komt de minister nog niet tot een concrete
wetgevingsagenda. Zij geeft aan dat daar waar de maatregelen uit deze brief wet- en regelgeving
nodig hebben, zij deze uitwerkt in voorstellen die "in 2015" naar de Tweede Kamer worden
verzonden. Deze brief vormt in de aanpak van de problematiek rondom kwetsbare jongeren een
begin en geenszins een slotakkoord.
11
Overzicht maatregelenpakketen
Hieronder bovenstaande maatregelen nogmaals kort samengevat.
Maatregelen om voor kwetsbare jongeren de risico's op uitval te beperken.
1. Introductie van verplichte vroege aanmelddatum voor de overgang naar het mbo. (1) 2. Verbeteren van loopbaanoriëntatie in het vo en mbo en professionalisering van de
intakeprocedure bij mbo-opleidingen. (1) 3. Onderscheid maken tussen vakdiploma en doorstroomdiploma in entreeopleidingen en mbo-
2 opleidingen. (2) 4. Stimuleren dat jongeren die tijdens de entreeopleiding geen diploma lijken te kunnen halen,
kunnen werken aan een leerwerkportfolio. (2) 5. Samen met de Stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) en de MBO
Raad de behoefte onderzoeken aan een apart competentieprofiel voor praktijkopleiders van kwetsbare groepen. (2)
6. Werkgevers aanspreken op hun verantwoordelijkheid, en op de afspraken uit het Sociaal
Akkoord, om extra arbeidsplaatsen beschikbaar te stellen aan jongeren met afstand tot de
arbeidsmarkt. (2)
Maatregelen om voor kwetsbare jongeren de waarborgen te versterken voor passende
ondersteuning in het onderwijs en goede begeleiding naar de arbeidsmarkt.
1. Wetgeving voor aansluiting van mbo-instellingen bij het overleg dat gemeenten, v(s)o-scholen en hulpverleningsinstanties voeren in het kader van passend onderwijs en de jeugdwet. (1)
2. Introductie van een recht op toelating tot een mbo-instelling voor elke jongere met de juiste vooropleiding die zich op tijd aanmeldt. (3)
3. Middelen voor schoolmaatschappelijk werk ook ten goede laten komen aan schakelklassen op mbo-2 niveau. (2)
4. Verduidelijken van de wettelijke taken van de rmc-regio's op het gebied van ondersteuning van jongeren uit het praktijkonderwijs en voortgezet speciaal onderwijs; (3)
5. Verduidelijken van de wettelijke taken van rmc-regio's om afstemming te zoeken met regionale arbeidsmarktpartijen en stimuleren van de aansluiting van rmc-regio's op andere regionale overlegstructuren in onderwijs, jeugdzorg en arbeidsmarkt. (3)
6. Ondersteunen van de rmc-regio's met gegevens over de doelgroep en financiële middelen
om kwetsbare jongeren te begeleiden. (3)
N.B. De cijfers (#) tussen haakjes geven aan bij welk maatregelenpakket de maatregelen behoren.
Deze lopen enigszins door elkaar, wanneer onderscheid wordt gemaakt tussen maatregelen gericht
op beperking van uitval en maatregelen gericht op passende ondersteuning/goede begeleiding naar
de arbeidsmarkt.
12
Achtergrond beleid rondom "Jongeren in een kwetsbare positie" :
Adviezen en Onderzoeken.
Kind van de rekening – Doorbraakgroep in dienstverlening – juni 2014 Bestuurders uit onderwijs, zorg en arbeidstoeleiding wijzen op kwetsbare jongeren (60.000 à 100.000
jongeren met meervoudige ontwikkelproblemen). "ROC's moeten de meest kwetsbare jongeren door
selectie aan de poort wegduwen naar dure zorgtrajecten, en anderen van school sturen met een
onbruikbaar diploma." Er is lokaal maatwerk nodig, een ander beloningsysteem en meer aansluiting
van wetgeving.
Problematiek ontstaat door aan de éne kant aangescherpte regelgeving toelating tot ROC en aan de
andere kant aangescherpte regels WWB/Participatiewet die jongeren terug naar school stuurt.
Doorbraakgroep adviseert 5 (hoofd)verbeterpunten:
1. Creëer of versterk regionale netwerken waarbinnen onderwijs, zorg en arbeidstoeleiding
maximaal op elkaar worden afgestemd.
2. Pak de financiële prikkels aan die het aanbieden van onderwijs aan kwetsbare jongeren
belemmerd.
3. Betrek nadrukkelijk werkgevers hierbij. Zij spelen een belangrijke rol in het opdoen van
werkervaring, andere vormen van leren en zullen bereid zijn (?) deze kwetsbare jongeren aan
te nemen.
4. Erken de doelgroep, met specifieke kenmerken op het gebied van zorg, onderwijs en
arbeidstoeleiding. Maakt de jongere de overstap van speciaal naar regulier onderwijs, dan
wordt de jongere niet als vanzelf ook regulier! Continuïteit van zorg, vooral bij overstap naar
het regulier onderwijs (MBO).
5. Verbeter onderlinge afstemming betrokken ministeries, zodat wet- en regelgeving elkaar
gaan versterken, i.p.v. tegenwerken.
Uitzending nieuwsuur 24 september 2014. Deze uitzending is te bekijken via http://www.npo.nl/nieuwsuur/24-09-2014/VPWON_1220806.
Brief 'reactie op uitzending Nieuwsuur 24 september 2014 over weigeren
van jongeren door ROC's' – Ministerie van OCW – oktober 2014
In deze brief geeft de minister gehoor aan het verzoek van de Tweede Kamer om een schriftelijke
reactie op de uitzending van Nieuwsuur, waarin het weigeren van jongeren die extra ondersteuning
nodig hebben door ROC's centraal stond.
De minister schrijft dat de uitzending van Nieuwsuur weliswaar aanleiding geeft tot aanscherpen van
de aandacht voor de redenen dat jongeren worden afgewezen bij ROC's, maar dat de problematiek
meevalt. In de uitzending wordt gesproken over duizenden jongeren per jaar die ongegrond worden
afgewezen (op basis van hun ondersteuningsbehoefte), maar de minister geeft aan dat zij dit in de
signalen die zij ontvangt, van o.a. de MBO Raad, gelukkig niet terugziet. Weliswaar zullen de
specifieke gevallen worden onderzocht door de Inspectie.
13
Zij onderschrijft dat MBO instellingen vaak onduidelijk zijn in de communicatie over de afwijzing naar
studenten en ouders, en dat zij het onaanvaardbaar vindt dat een jongere na afwijzing aan zijn lot
wordt overgelaten. Bij afwijzing moet volgens de minister met de student altijd over de redenen van
afwijzing (vooropleiding, doelgroep entreeopleiding) en over mogelijke alternatieven worden
gesproken. Dit maakt deel uit van de zorgplicht9 van de mbo-instellingen tot toegankelijk onderwijs.
De reden voor het weigeren van jongeren die extra ondersteuning nodig hebben, lijkt voor de ROC's
vooral financieel van aard. Hier spelen 2 zaken: de reguliere bekostiging en het nieuw ingevoerde
cascademodel.
Reguliere bekostiging
De reguliere bekostiging van een student bestaat uit een deel leerlingbekostiging (80%) en een deel
diplomabekostiging (20%). In de entreeopleiding is geen sprake van diplomabekostiging.
Cascademodel per 1 januari 2015.
Negatieve financiële prikkels in de vorm van het cascademodel10 lijken ROC's ervan te weerhouden
om jongeren aan te nemen waar vooraf al van worden ingeschat dat zij langer over de opleiding gaan
doen dan 'reguliere' studenten. De minister zwakt deze vrees echter af, door te stellen dat zij het
cascademodel reeds flink heeft afgezwakt:
- De entreeopleiding (met nominale duur van 1 jaar) heeft een cascadebekostiging van 2 jaar, zodat
studenten met extra ondersteuning hier langer over kunnen doen.
- Als een student na de entreeopleiding naar niveau 2 gaat, staat de teller weer op 0.
- Als een student uitvalt, en zich na 3 jaar weer op het MBO meldt staat de teller ook op 0.11
Ook is er bij de bekostiging geen sprake meer van een urennorm. Instellingen krijgen ook geld voor
leerlingen die een maatwerktraject volgen, omdat ze niet in staat zijn het volledige programma te
volgen.
De minister geeft aan dat zij zelf, evenals de MBO Raad, zich niet herkent in de vrees dat ROC's
leerlingen gaan weigeren uit financiële motieven. Instellingen kunnen rekenen op de reguliere
bekostiging, aanvullende beloning en extra middelen voor ondersteuning van studenten. Juist voor
de begeleiding van leerlingen die meer ondersteuning nodig hebben, zijn volgens de minister
behoorlijk wat aanvullende middelen beschikbaar.
Toch neemt zij de zaak serieus, en geeft zij aan te komen met een plan van aanpak.
9 De zorgplicht ligt voor het mbo verankerd in de Wet gelijke behandeling handicap en chronische ziekte. Mbo-
instellingen moeten op grond van deze wet voor iedere student met een beperking doeltreffende aanpassingen realiseren. Tenzij dit een onevenredige belasting vormt voor de school. Ook vóór de invoering van passend onderwijs was de Wet gelijke behandeling al van toepassing op het mbo. Wat dat betreft verandert er dus eigenlijk niets. Zie voor meer informatie: http://www.passendonderwijs.nl/mbo/passend-onderwijs-in-het-mbo/ 10
Per 1 januari 2015 is het cascademodel ingevoerd voor de bekostiging van het MBO. Dit model heeft als doel MBO instellingen te motiveren leerlingen een zo efficiënt mogelijke leerroute te bieden, door o.a. het verkorten van mbo-leerroutes. Bevorderd wordt zo dat studenten direct aan het begin op het juiste niveau en in de juiste richting worden ingeschreven. Een student wordt voor de duur van 6 jaar bekostigt, met een flinke extra in het eerste jaar. 11
Zie voor meer informatie over de aanpassingen in de bekostiging MBO: http://www.mbo15.nl/node/328
14
De minister geeft aan: "Dit neemt niet weg dat er toch onvolkomenheden kunnen zijn in het stelsel.
Ik maak uit adviezen als 'Kind van de Rekening' op dat er instellingen zijn, die met hun partners
onderdelen van het stelsel als belemmerend beleven, althans de prikkels in het stelsel anders
ervaren of inzetten dan ik heb beoogd. En dat de meest kwetsbare jongeren daarvan last kunnen
hebben. Op dit moment verricht ik in het kader van het plan van aanpak kwetsbare jongeren een
analyse naar belemmeringen en knelpunten."
Samengevat geeft de minister dus aan dat zij de vrees dat jongeren in een kwetsbare positie tussen
wal en schip vallen serieus neemt en dit gaat onderzoeken. Zij komt hier met de brief 'extra aandacht
voor jongeren in een kwetsbare positie' op 12 december 2015 op terug.
Advies "Samen voor een ononderbroken schoolloopbaan" – Onderwijsraad
en Ministerie OCW – nov/dec 2014
In april 2014 heeft de staatssecretaris van OCW de Onderwijsraad gevraagd om advies uit te brengen
over de regionale samenwerking tussen onderwijs en zorg voor jeugd.
In november 2014 bracht de Onderwijsraad het advies 'Samen voor een ononderbroken
schoolloopbaan' uit. In dit advies komt naar voren dat het nieuwe beleid (Passend onderwijs, nieuwe
Jeugdwet) hoge eisen stelt aan samenwerking op het gebied van onderwijs en zorg. Geadviseerd
wordt om alle partijen met "de neuzen dezelfde kant" op te krijgen. De onderwijsraad adviseert
hierbij een ononderbroken schoolloopbaan centraal te stellen. Momenteel zijn de OOGO12
overleggen te vrijblijvend, en maken samenwerkingsverbanden po & vo, de MBO instellingen en de
gemeenten vaak te behoudende keuzes. In het advies worden 3 hoofdaanbevelingen gedaan:
1. Vergroot de toegankelijkheid van jeugdhulpverlening voor het onderwijs.
2. Trek de onderwijs-zorglijn door tot in het MBO
3. Zet in op gezamenlijke deskundigheidsbevordering van onderwijs en jeugdhulpverlening
Hieronder de samenvatting van deze aanbevelingen, uit het Advies.
Aanbeveling 1: vergroot de toegankelijkheid van jeugdhulpverlening voor het onderwijs
De raad adviseert het bestaande lokale overleg te verbreden en te verdiepen. Het ‘op over-
eenstemming gericht overleg’ dat samenwerkingsverbanden en gemeenten moeten voeren, is te
vrijblijvend om tot inhoudelijke samenwerking te komen. Deze samenwerking zal concreet gestalte
moeten krijgen op lokaal niveau. Schoolbesturen spelen hierbij een belangrijke rol. De raad pleit
daarnaast voor verdere stappen om jeugdhulpverlening structureel onderdeel van de
12
Om de samenwerking tussen samenwerkingsverbanden (onderwijsondersteuning) en gemeenten (jeugdhulpverlening) te stimuleren, zijn in de Wet passend onderwijs en de Jeugdwet enkele bepalingen opgenomen. Dit zijn zogenoemde spiegelbepalingen. Zo is bepaald dat samenwerkingsverbanden en gemeenten het regionaal ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband met elkaar bespreken in een zogeheten op overeenstemming gericht overleg (verder: OOGO). Ook de aanpak voor ondersteuning van individuele leerlingen kan hier worden besproken. In de Jeugdwet zijn eveneens bepalingen opgenomen die gemeenten verplichten om hun plannen voor jeugdhulp te bespreken met de samenwerkingsverbanden. Met deze wetgeving wordt een kader geboden om de ondersteuning van jongeren in en buiten scholen integraal aan te pakken, dicht bij hun belangrijkste leefdomeinen. Hiermee ontstaan nieuwe horizontale bestuurlijke verhoudingen tussen gemeenten en schoolbesturen. Onderwijs en jeugdhulpverlening worden gezamenlijk verantwoordelijk voor het opgroeien en de ontwikkeling van jongeren.
15
ondersteuningsstructuur op school te maken. Onduidelijkheden over financiën en verant-
woordelijkheden zorgen voor behoudend gedrag bij samenwerkingsverbanden en gemeenten. Dit
kan ertoe leiden dat jongeren met een gecombineerde hulpvraag niet tijdig de juiste begeleiding
krijgen. Om dit risico te beperken adviseert de raad de rol van de onderwijsconsultenten te vergroten
en een tijdelijk financieel vangnet in te stellen.
Aanbeveling 2: trek de onderwijs-zorglijn door tot in het middelbaar beroepsonderwijs
Binnen passend onderwijs heeft het mbo een aparte positie: mbo-instellingen krijgen middelen om
onderwijsondersteuning te bieden, maar kennen geen verplichting tot overleg met gemeenten en
andere samenwerkingsverbanden. Ook is de zorgplicht in het middelbaar beroepsonderwijs beperkt.
Dit verkleint de kansen van kwetsbare jongeren op het succesvol afronden van een mbo-opleiding.
De leeftijdsgrens van achttien jaar voor jeugdhulpverlening vormt een specifiek knelpunt voor
continuering van het onderwijs-zorgaanbod in het middelbaar beroepsonderwijs. De raad pleit er
daarom voor om de bestaande zorgplicht van het middelbaar beroepsonderwijs meer in lijn te
brengen met die van het primair en voortgezet onderwijs en de mogelijkheden voor het verlengen
van jeugdhulpverlening na het achttiende jaar beter te benutten.
Aanbeveling 3: zet in op gezamenlijke deskundigheidsbevordering van onderwijs en
jeugdhulpverlening
De raad adviseert te investeren in een professionaliseringsaanbod voor onderwijs- en
jeugdhulpverleningsprofessionals samen. In de praktijk komt samenwerking tussen professionals uit
de beide domeinen nu moeilijk tot stand door cultuurverschillen en wederzijdse negatieve
beeldvorming. Voor een verbeterde samenhang in de hulp aan jongeren is daarom meer nodig dan
veranderingen in structuur en organisatie. Ook beveelt de raad aan om een
samenwerkingsinstrument te gebruiken.
Reactie staatssecretaris Dekker op "Advies Samen voor een ononderbroken
schoolloopbaan" – Ministerie van OCW - decemer 2014 In december 2014 heeft staatssecretaris Dekker gereageerd op het advies. Hij staat positief
tegenover de meeste aanbevelingen uit het advies. Hij schrijft: "Ik zie het advies van de
Onderwijsraad dan ook als ondersteuning van het beleid dat inmiddels is ingezet. Door een goede
samenwerking tussen samenwerkingsverbanden passend onderwijs en gemeenten, schoolbesturen en
jeugdhulpinstellingen, leraren en hulpverleners kan tot integrale en effectieve ondersteuning worden
gekomen." Hij gaat vervolgens in op de drie aanbevelingen uit het advies.
Reactie op aanbeveling 1: Toegankelijkheid jeugdhulpverlening voor het onderwijs
De staatssecretaris onderschrijft het belang van een gezamenlijke aanpak, opdat voorkomen dient te
worden dat een kind tussen wal en schip raakt omdat onduidelijk is wie verantwoordelijk is; de
gemeente of het onderwijs. De advisering van de Onderwijsraad om hiervoor de taken van
onderwijsconsulenten13 uit te breiden, is niet nodig volgens de staatssecretaris: "De huidige inzet van
onderwijsconsulenten is hiervoor toereikend." Vervolgens wordt door de Onderwijsraad geadviseerd
dat de centrale overheid een tijdelijke financieel vangnet inricht, om eventuele specifieke casussen
13
De Onderwijsconsulenten zijn ingesteld door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) op verzoek van de Tweede Kamer, om ouders/verzorgers en scholen te adviseren en te begeleiden bij onderwijskwesties rond een kind met een handicap, ziekte of stoornis.
16
op te vangen. Een onafhankelijke commissie van experts zou dan in deze specifieke gevallen de
middelen kunnen toekennen. De staatssecretaris ziet geen heil in bovenstaande voorstellen. "De
reguliere middelen stellen gemeenten en samenwerkingsverbanden in staat voor alle kinderen en
jongeren passende ondersteuning en zorg te bieden" Daarmee kunnen partijen individuele casussen
op lokaal/regionaal niveau met de beschikbare middelen oplossen", aldus de staatssecretaris.
Reactie op aanbeveling 2: Doortrekken onderwijs-zorglijn tot het mbo
De minister van OCW en de staatsecretaris zijn het er mee eens dat de aparte positie van het mbo
een negatieve invloed kan hebben op de kansen van jongeren in een kwetsbare positie. Daarom
worden hier maatregelen genomen. Deze worden uiteengezet in de brief van de minister 'extra
kansen voor jongeren in een kwetsbare positie' van 12 december 2015.
Het gaat er om dat er extra aandacht nodig is voor de continuïteit in het onderwijs- en zorgaanbod,
bij de overgang van (s)vo naar mbo. Hierom worden de volgende maatregelen aangekondigd14
In het mbo wordt, vergelijkbaar met het hoger onderwijs, een recht op toelating tot een
mbo-instelling geïntroduceerd. Dit geldt voor elke jongere met de juiste vooropleiding die
zich op tijd aanmeldt voor een opleiding. Hiervoor zal een wetsvoorstel worden ontwikkeld.
Mbo-instellingen sluiten structureel aan bij het overleg tussen gemeenten en
samenwerkingsverbanden passend onderwijs.
Mbo-instellingen krijgen meer ruimte om kwetsbare jongeren in een speciale schakelklas te
laten wennen aan onderwijs op mbo-2 niveau en extra (loopbaan)begeleiding te bieden.
Reactie op aanbeveling 3: Gezamenlijke deskundigheidsbevordering
De staatssecretaris ondersteunt het advies van de onderwijsraad om te investeren in
professionaliseringsaanbod voor onderwijs- en jeugdhulpprofessionals samen, om zo
cultuurverschillen te overbruggen. Hij geeft aan dat het aan de regio is om hier uitwerking aan te
geven. Indien daar hulp bij nodig is, worden vanuit de "werkagenda verbinding passend onderwijs en
jeugdhulp15" maatwerkbijeenkomsten voor jeugdhulpverleners en docenten gezamenlijk
aangeboden.
Daarnaast zal er door zowel de staatssecretaris als de minister van OCW, en de staatssecretaris van
VWS tijdens gesprekken met gemeenten en onderwijs worden vanuit beide domeinen aandacht
worden gevraagd voor het overbruggen van cultuurverschillen.
Concluderend kan gesteld worden dat de staatssecretaris de lijn van de Onderwijsraad steunt, om
jeugdhulp en onderwijs succesvol te verbinden. Het doel moet daarbij altijd zijn "een gezonde,
ononderbroken schoolloopbaan."
14
Deze worden uitgebreider uiteengezet in de kamerbrief 'extra kansen voor jongeren in een kwetsbare positie' van 12 december 2014. (Tweede Kamer, vergaderjaar 2014–2015, 30 079, nr. 53) 15
De PO-Raad, VO-Raad, VNG, VWS en OCW hebben een gezamenlijke werkagenda voor de verbinding passend onderwijs en zorg opgesteld. Vanuit deze werkagenda stellen ze diverse handreikingen op en organiseren ze bijeenkomsten om de samenwerking tussen onderwijs en zorg te ondersteunen. Zie voor meer informatie www.passendonderwijs.nl .
17
Advies "Meer kansen voor kwetsbare jongeren" – Onderwijsraad –
december 2013 De staatssecretaris van OCW heeft eind oktober 2013 een adviesaanvraag bij de Onderwijsraad
ingediend met als hoofdvraag: "Hoe kan het onderwijs jongeren in een kwetsbare positie zo goed
mogelijk voorbereiden op een zelfstandige en waardevolle plaats op de arbeidsmarkt en in de
samenleving?" Op 12 december 2013 verscheen als antwoord hierop het rapport "Meer kansen voor
kwetsbare jongeren."
De kern van het advies is dat er altijd een groep jongeren zal blijven voor wie het behalen van een
startkwalificatie niet mogelijk is. Ook deze groep ('kwetsbare jongeren') dient gedegen voorbereid te
worden op een zelfstandige en waardevolle positie op de arbeidsmarkt en in de samenleving. De
Onderwijsraad pleit daarom voor:
1. Alternatieven voor de startkwalificatie
2. Meer flexibiliteit op stelselniveau
Aanbeveling 1: Geef de entreeopleiding twee uitstroomprofielen
Sommige jongeren zijn niet in staat een startkwalificatie te halen. De invoering van het bindend
studieadvies in het laagste niveau van het mbo, de entreeopleiding, vormt een extra hobbel. Bij een
negatief advies zijn er voor deze jongeren nauwelijks alternatieven om een diploma te behalen. De
kans is groot dat zij tussen wal en schip raken. Het vasthouden aan de startkwalificatie is voor deze
groep demotiverend en legt meer nadruk op wat zij niet kunnen, dan op wat zij wel kunnen. De raad
pleit daarom voor een tweede uitstroomprofiel in de entreeopleiding dat jongeren toeleidt naar de
arbeidsmarkt. Een intakeprocedure bij aanvang van de opleiding moet zorgen voor toelating tot dit
traject. In dit extra uitstroomprofiel staat leren op de werkplek centraal, onder goede begeleiding.
Jongeren krijgen zo beroepsvaardigheden aangeleerd. Daarnaast krijgen ze taal en rekenen, maar
toegepast op het werk dat ze doen. De raad formuleert verder enkele randvoorwaarden voor dit
extra uitstroomprofiel: ruimere regelgeving, goede taakverdeling tussen betrokken instellingen en
het maken van prestatieafspraken.16
Aanbeveling 2: Zorg voor meer flexibiliteit op stelselniveau
Andere jongeren zijn wel in staat een startkwalificatie te halen, maar niet op de standaard manier en
niet binnen de standaard termijn. Door meer flexibele routes aan te bieden naar de startkwalificatie,
kan de uitval van deze groep beperkt worden: een deel van deze jongeren kan het minimumniveau
alsnog halen. De raad pleit voor het formaliseren van het verlengd vmbo, naast de reguliere route
naar de startkwalificatie. Hij adviseert ook een schakelprogramma te organiseren voor leerlingen die
uitvallen in mbo 2. Daarnaast kan een overgangsperiode voor de invoering van de streefniveaus taal
en rekenen aan de basis van de beroepskolom ervoor zorgen dat niet onnodig veel jongeren zullen
uitvallen. Tot slot adviseert de raad om knelpunten in de bekostigingssystematiek en het toezicht (die
vooral kwetsbare jongeren treffen) weg te nemen.17
Waarschuwing: De groep zonder startkwalificatie lijkt te groeien!
De Onderwijsraad signaleert het risico dat de groep jongeren die uitvalt in de nabije toekomst zal
groeien. Daarmee zal ook de omvang van de harde kern – die niet bereikt wordt door het huidige
16
Bron: Advies "Meer kansen voor kwetsbare jongeren" – Onderwijsraad, 2013 17
Bron: Advies "Meer kansen voor kwetsbare jongeren" – Onderwijsraad, 2013
18
beleid – toenemen. De raad ziet drie oorzaken hiervoor, die ook op elkaar inspelen: strakkere
normen voor taal en rekenen; ongunstige economische ontwikkelingen; en aanpassingen in de zorg-
en sociale voorzieningen.
Oorzaak 1: Strakkere normen voor taal en rekenen
De "Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen" van 2010 stelt de verplichting dat
leerlingen aan het einde van het vmbo en mbo 1, taal en rekenen op niveau 2F beheersen. Het
onderwijsveld maakt zich grote zorgen over de haalbaarheid van deze niveaus voor veel leerlingen.
Meer algemeen vormende vakken maken het onderwijs voor deze leerlingen niet uitdagender,
eerder meer belastend. Zeker als het gaat om leerlingen die bewust hebben gekozen voor een
opleidingsroute die werken combineert met vooral praktijkvakken op school (beroepsbegeleidende
leerweg). Bovendien kan het voornemen om de streefniveaus op relatief korte termijn in te voeren,
ertoe leiden dat een aanzienlijk aantal leerlingen dit niveau in elk geval de komende jaren nog niet
gaat halen.18
Oorzaak 2: Ongunstige economische ontwikkelingen
Door de voortdurende crisis in de eurozone lopen de werkloosheidscijfers op, en die voor de jeugd in
het bijzonder. Bovendien treedt er een verdringingseffect op. Bij een tekort aan banen hebben
werkgevers een grotere keuze uit potentiële arbeidskrachten en zullen zij geneigd zijn jongeren aan
te nemen met een zo hoog mogelijk opleidingsniveau. Werkgevers zullen vaker jongeren aannemen
met een mbo 3- of 4-opleiding dan jongeren met een mbo 1- of 2-opleiding. Voor de laatste groep
wordt het dus nog moeilijker om werk te vinden. De economische malaise gaat niet alleen ten koste
van arbeidsplaatsen voor schoolverlaters. Ook het vinden van stageplaatsen is moeilijker geworden.
Dit vergt vooral in het mbo veel inspanning van de opleidingen en van de leerlingen zelf. Zonder leer-
werkplek is het volgen van de beroepsbegeleidende leerweg niet mogelijk. Het kabinet heeft
maatregelen aangekondigd om de jeugdwerkloosheid tegen te gaan en besteedt daarbij expliciet
aandacht aan de beschikbaarheid van voldoende leer-werkplekken.
Oorzaak 3: Veranderingen in zorgstructuren en sociale voorzieningen
De invoering van Passend Onderwijs evenals de decentralisaties op het sociale domein, leveren
bedreigingen op voor de groep 'kwetsbare jongeren.' In het algemeen kan gesteld worden dat de
sociale voorzieningen worden afgebouwd. Het wordt dus moeilijker om aanspraak te maken op extra
begeleiding of hulpverlening, waardoor meer jongeren moeite zullen hebben zich te redden.19
Ambulante begeleiding verdwijnt in nieuwe stelsel passend onderwijs
In het nieuwe stelsel voor passend onderwijs verdwijnt de leerlinggebonden financiering. Het budget
blijft wel volledig beschikbaar (in tegenstelling tot eerdere voorstellen), maar gaat voortaan
rechtstreeks naar de samenwerkende scholen in plaats van naar de individuele scholen. Het nieuwe
stelsel gaat in op 1 augustus 2014. Op het eerste gezicht lijkt dit budgetneutraal te gaan. In de
praktijk worden echter ambulante begeleiders vanuit het voortgezet speciaal onderwijs ingezet om
leerlingen te begeleiden in het middelbaar beroepsonderwijs. Deze mensen worden in het nieuwe
stelsel wegbezuinigd. De mbo-sector maakt geen onderdeel uit van het tripartiete akkoord met de
bonden en is vooralsnog niet van plan om de ambulante begeleiders in het middelbaar
18
Bron: Advies "Meer kansen voor kwetsbare jongeren" – Onderwijsraad, 2013 19
Bron: Advies "Meer kansen voor kwetsbare jongeren" – Onderwijsraad, 2013
19
beroepsonderwijs te behouden. De zorg en begeleiding binnen het mbo gaan dus in de toekomst
verminderen, wat kan leiden tot meer uitval.
Invoering Jeugdwet & Participatiewet
De Jeugdwet regelt dat de gemeenten vanaf 2015 verantwoordelijk worden voor alle ondersteuning,
hulp en zorg aan kinderen, jongeren en opvoeders. Er komen dus meer verantwoordelijkheden bij
gemeenten terecht. Er zullen grote verschillen zijn tussen gemeenten voor wat betreft de ervaring en
expertise op dit gebied. Dit is een risico voor kwetsbare jongeren.
Daarnaast ging 1 januari 2015 de nieuwe Participatiewet in, deze wet houdt in dat dat alleen mensen
die volledig en duurzaam niet kunnen werken, nog voor de Wet wajong in aanmerking komen.
Anderen kunnen naar het Werkbedrijf, dat deze mensen op weg naar werk ondersteunt. De
gemeente wordt voor hen verantwoordelijk, zowel wat betreft re-integratie als inkomen (uitkering
op bijstandsniveau). De sociale werkvoorziening wordt gesloten voor nieuwe werknemers.
Gemeenten krijgen geld om straks 30.000 arbeidsgehandicapten een werkplek te bieden. Door deze
inperkingen van sociale voorzieningen zullen meer jongeren zichzelf moeten kunnen redden.
Reactie minister in brief 'startkwalificatie met perspectief, voor iedereen
een passende plek' maart 2014
In maart 2014 komt de minister met de Kamerbrief 'startkwalificatie met perspectief, voor iedereen
een passende plek' waarin zij een eerste reactie geeft op de situatie rondom 'kwetsbare jongeren' (
mede n.a.v. het rapport 'meer kansen voor kwetsbare jongeren' van de Onderwijsraad).
De minister schrijft het volgende: "De Onderwijsraad, evenals de G420 en MBO instellingen uit de G4
& G3221, signaleren dat door diverse beleidsontwikkelingen het risico ontstaat dat de groep uitvallers
groter wordt."
Ruimere definitie 'jongeren in een kwetsbare positie'
Het rapport van de Onderwijsraad richt zich vooral op jongeren die uitvallen in de basis van de
beroepskolom; vmbo-bb en vmbo-kb, mbo-1 (vanaf 1 augustus 2014 “entreeopleiding”) en mbo-2.
De minister van OCW ziet de groep jongeren in een kwetsbare positie breder: ook leerlingen uit het
praktijkonderwijs en voortgezet speciaal onderwijs behoren hiertoe, evenals vmbo’ers voor wie de
reguliere overstap naar het mbo te groot is). De groep jongeren in een kwetsbare positie betreft dus
zowel jongeren die met behulp van passende ondersteuning in staat zijn een startkwalificatie te
behalen, als jongeren voor wie een startkwalificatie niet haalbaar blijkt. De minister is van mening
dat het onderwijs in samenwerking met gemeente, zorg en werkgevers passende steun en
begeleiding moet bieden.
De minister geeft eveneens aan dat er verschillende ontwikkelingen spelen die specifiek jongeren in
een kwetsbare positie raken: hogere eisen aan werknemers, hogere eisen van het onderwijs
(Nederlandse taal & rekenvaardigheden op niveau 2F), de beperking van de ongediplomeerde
instroom op MBO 2 niveau, het bindend studieadvies in de entreeopleiding en ten slotte de
verandering in de zorg & begeleiding van jongeren, als gevolg van de decentralisatie van de
jeugdzorg en de invoering van passend onderwijs.
20
G4: Stedelijk netwerk van Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Den Haag 21
G32: Stedelijk netwerk van 37 (middel)grote steden in Nederland
20
Vervolgens noemt de minister enkele aandachtspunten: de overstap van vo naar mbo, de taal- en
rekenvaardigheden, de samenhang van entreeopleidingen met het overig MBO, de regionale
samenwerking en begeleidingsstructuur en regionale afspraken over arbeidsmarktoeleiding.
De minister geeft aan dat ze toewerken naar een plan van aanpak waarin een passend antwoord
wordt gegeven op de zorgen en adviezen van gemeenten, instellingen en de Onderwijsraad om "er
daarmee voor te zorgen dat jongeren in een kwetsbare positie goed voorbereid worden op een
zelfstandig functioneren in onze samenleving."
Reactie MBO Raad – Januari 2015 De MBO Raad komt op 14 januari 2015 met een reactie op de brief van minister Bussemaker 'extra
kansen voor jongeren in een kwetsbare positie.' Hoewel de MBO Raad zich in bepaalde voorstellen
van de minister herkent, geeft zij ook kritiek. Hun uitgangspunt hierbij is dat de opvang van
kwetsbare jongeren een gedeelde verantwoordelijkheid is, en dat deze niet alleen op het bordje van
het MBO terecht mag komen.
De korte schriftelijke reactie is te vinden via de website van de MBO Raad.
Reactie Ingrado – Januari 2015 Ook Ingrado (landelijke brancheorganisatie voor leerplicht en rmc) komt met een schriftelijke reactie
op 21 januari 2015. Zij geven enkele aantekeningen, maar kunnen zich goed vinden in de plannen van
de minister. Ook geven zij aan verheugd te zijn met de verduidelijking van de rmc-taken. Ten slotte
pleiten zij voor een verheuging van de kwalificatieplichtige leeftijd naar 27 jaar.
De schriftelijke reactie is te vinden via de website van Ingrado.