ACHTERGRONDINFORMATIE...‘Ik ben bang, dus laat me met rust.’ ‘Ik ben boos, dus laat me met...

9
© MALMBERG | LEESLINK, NIVEAU 2 TIPS VOOR OUDERS | BLOK 4, WEEK 3, LES 1 | GROEP 5-6 ACHTERGRONDINFORMATIE Uitleg In deze les oefenen de kinderen met de leesstrategie Wat weet ik al over het onderwerp? (Kennis ophalen) Het onderwerp van de tekst is honden. Benodigdheden de les zonder antwoorden, op papier: hiermee gaat je kind aan het werk de les met antwoorden, op papier of digitaal: hiermee kun je de les nakijken INTRODUCTIE 5 MIN u Foto Praat samen met je kind over deze foto. Wat zie je? (een hand en een poot) Van welk dier is de poot, denk je? (van een hond) Praat samen kort over honden. Wat weet je al over honden? Veel mensen halen in de coronatijd een hond uit het asiel. Waarom doen ze dat, denk je? INSTRUCTIE 15 MIN u Bekijk de informatie in het kader bij Wat moet je weten? Lees dit samen door. u Tekst Verken samen kort de tekst Hoe honden praten. Bekijk de moeilijke woorden. Lees de titel en bekijk de afbeeldingen. Lees de tekst nog niet! TOELICHTING OP VRAGEN DIE MOGELIJK PROBLEMEN GEVEN 20 MIN u Vraag 1 Als je kind er niet uitkomt, help het dan. Bij vraag 1a: ‘De titel van de tekst is Hoe honden praten. Dan denk ik aan blaffen en grommen. En jij? Maar honden kunnen vast op nog meer manieren zeggen wat ze willen. Ik weet dus wel iets van het onderwerp, maar niet veel.’ Vertel dat het antwoord op deze vraag niet goed of fout is. Het gaat erom dat je kind zijn of haar eigen achtergrondkennis gebruikt. Bij vraag 1b: ‘Ik wist niet dat honden met hun oren, hun staart én hun hele lijf kunnen praten. Dat weet ik nu wel, dus dat schrijf ik op. Heb jij ook iets nieuws geleerd? Wat dan?’ u Vraag 2 Bij vraag 2a: ‘Welk spel kun je beter niet spelen met een hond, denk je? Denk aan je achtergrondkennis. Wat weet jij al over spelen met honden?’ Laat je kind het antwoord zelf aankruisen. Als je kind niet weet wat ‘apporteren’ betekent, wijs het dan op de uitleg bij de moeilijke woorden. Lees voor het beantwoorden van vraag 2b samen de alinea Spelen. Bij vraag 2c: ‘Wat weet je nu méér dan voor het lezen? Ik heb geleerd dat je met honden verstoppertje kunt spelen. Wat heb jij geleerd?’ u Vraag 4 De antwoorden op vraag 4a staan niet letterlijk in de alinea Praten. Je kind moet dus goed speuren in de tekst om de antwoorden te kunnen vinden. u Vraag 5 Bij vraag 5a: ‘Hoe staat de hond op de foto? Ken je die houding? Wat wil de hond?’ Het antwoord staat in de alinea Houding: de hond staat in de spelboog en wil spelen. u Vraag 7 Een leesdoel is een reden om een tekst te willen lezen. Je wilt bijvoorbeeld iets weten, iets kopen of iets maken. Je kind bedenkt hier wat hij of zij nog wil weten. u Vraag 9 Het antwoord is afhankelijk van de antwoorden die je kind op vraag 8 heeft gegeven. u Vraag 10 Stel zo nodig vragen om je kind op weg te helpen. ‘Wat kan er gebeuren als een hond te wild wordt, denk je?’ (Hij kan je pijn doen.) ‘Wie is er sterker: jij of de hond?’ (de hond) ‘Waarom is dat een nadeel?’ (Dan denkt de hond dat hij de baas mag zijn.) u Vraag 11 Verken eventueel een park in de buurt met de satellietfunctie van Google Maps. 1 / 1

Transcript of ACHTERGRONDINFORMATIE...‘Ik ben bang, dus laat me met rust.’ ‘Ik ben boos, dus laat me met...

Page 1: ACHTERGRONDINFORMATIE...‘Ik ben bang, dus laat me met rust.’ ‘Ik ben boos, dus laat me met rust.’ ‘Ik ben vrolijk en ik wil spelen.’ Met kwispelen kan een hond al deze

© MALMBERG | LEESLINK, NIVEAU 2

TIPS VOOR OUDERS | BLOK 4, WEEK 3, LES 1 | GROEP 5-6

ACHTERGRONDINFORMATIE

Uitleg

In deze les oefenen de kinderen met de leesstrategie Wat weet ik al over het onderwerp? (Kennis ophalen) Het onderwerp van de tekst is honden.

Benodigdheden

• de les zonder antwoorden, op papier: hiermee gaat je kind aan het werk• de les met antwoorden, op papier of digitaal: hiermee kun je de les nakijken

INTRODUCTIE 5 MIN

u Foto Praat samen met je kind over deze foto. Wat zie je? (een hand en een poot) Van welk dier is de poot, denk je? (van een hond)

Praat samen kort over honden. Wat weet je al over honden? Veel mensen halen in de coronatijd een hond uit het asiel. Waarom doen ze dat, denk je?

INSTRUCTIE 15 MIN

u Bekijk de informatie in het kader bij Wat moet je weten?Lees dit samen door.

u TekstVerken samen kort de tekst Hoe honden praten. Bekijk de moeilijke woorden. Lees de titel en bekijk de afbeeldingen. Lees de tekst nog niet!

TOELICHTING OP VRAGEN DIE MOGELIJK PROBLEMEN GEVEN 20 MIN

u Vraag 1Als je kind er niet uitkomt, help het dan. Bij vraag 1a: ‘De titel van de tekst is Hoe honden praten. Dan denk ik aan blaffen en grommen. En jij? Maar honden kunnen vast op nog meer manieren zeggen wat ze willen. Ik weet dus wel iets van het onderwerp, maar niet veel.’ Vertel dat het antwoord op deze vraag niet goed of fout is. Het gaat erom dat je kind zijn of haar eigen achtergrondkennis gebruikt. Bij vraag 1b: ‘Ik wist niet dat honden met hun oren, hun staart én hun hele lijf kunnen praten. Dat weet ik nu wel, dus dat schrijf ik op. Heb jij ook iets nieuws geleerd? Wat dan?’

u Vraag 2Bij vraag 2a: ‘Welk spel kun je beter niet spelen met een hond, denk je? Denk aan je achtergrondkennis. Wat weet jij al over spelen met honden?’ Laat je kind het antwoord zelf aankruisen. Als je kind niet weet wat ‘apporteren’ betekent, wijs het dan op de uitleg bij de moeilijke woorden. Lees voor het beantwoorden van vraag 2b samen de alinea Spelen. Bij vraag 2c: ‘Wat weet je nu méér dan voor het lezen? Ik heb geleerd dat je met honden verstoppertje kunt spelen. Wat heb jij geleerd?’

u Vraag 4De antwoorden op vraag 4a staan niet letterlijk in de alinea Praten. Je kind moet dus goed speuren in de tekst om de antwoorden te kunnen vinden.

u Vraag 5Bij vraag 5a: ‘Hoe staat de hond op de foto? Ken je die houding? Wat wil de hond?’ Het antwoord staat in de alinea Houding: de hond staat in de spelboog en wil spelen.

u Vraag 7Een leesdoel is een reden om een tekst te willen lezen. Je wilt bijvoorbeeld iets weten, iets kopen of iets maken. Je kind bedenkt hier wat hij of zij nog wil weten.

u Vraag 9Het antwoord is afhankelijk van de antwoorden die je kind op vraag 8 heeft gegeven.

u Vraag 10Stel zo nodig vragen om je kind op weg te helpen. ‘Wat kan er gebeuren als een hond te wild wordt, denk je?’ (Hij kan je pijn doen.) ‘Wie is er sterker: jij of de hond?’ (de hond) ‘Waarom is dat een nadeel?’ (Dan denkt de hond dat hij de baas mag zijn.)

u Vraag 11Verken eventueel een park in de buurt met de satellietfunctie van Google Maps.

❮ 1 / 1 ❯

Page 2: ACHTERGRONDINFORMATIE...‘Ik ben bang, dus laat me met rust.’ ‘Ik ben boos, dus laat me met rust.’ ‘Ik ben vrolijk en ik wil spelen.’ Met kwispelen kan een hond al deze

2020 | BLOK 4, WEEK 3, LES 1 | GROEP 5-6

Wat weet ik al over het onderwerp?

Wat ga je leren?

Je kunt straks:• vertellen wat je geleerd hebt van de tekst• vertellen wat je na het lezen kunt doen

Wat ga je doen?

Je gaat een tekst lezen over honden. Lees de uitleg hierna. Maak dan de vragen. Lees de tekst nog niet!

Wat moet je weten?

Tijdens het lezen verbind je je achtergrondkennis met nieuwe kennis. Maar weet je na het lezen echt meer? Of niet?

Moeilijke woorden

apporteren = een voorwerp terugbrengen nadat de baas het heeft weggegooid. Alleen honden kunnen apporteren.omhelzen = knuffelen met je armen om iemands halswaakzaam = als je goed opletgehoorzaam = als je goed luistert

❮ 1 / 4 ❯© MALMBERG | LEESLINK, NIVEAU 2

Page 3: ACHTERGRONDINFORMATIE...‘Ik ben bang, dus laat me met rust.’ ‘Ik ben boos, dus laat me met rust.’ ‘Ik ben vrolijk en ik wil spelen.’ Met kwispelen kan een hond al deze

❮ 2 / 4 ❯

1

5

10

15

20

25

30

35

40

45

2020 | BLOK 4, WEEK 3, LES 1 | GROEP 5-6

Hoe honden praten

In coronatijd halen veel mensen een hond uit het asiel. Met een hond kun je lekker spelen en knuffelen. Maar hoe weet je nou of hij daar zin in heeft? Dat vertelt hij je! Door te blaffen of te grommen. Maar ook met zijn oren, zijn staart of zijn hele lijf.

SpelenSoms is een hond moe, boos of bang. Dan kun je hem het best met rust laten. Voelt een hond zich blij en uitgerust? Dan wil hij wel met je spelen. Kies een spelletje waarvan je hond niet te wild wordt.Zet bijvoorbeeld een speurtocht voor hem uit met hondensnoepjes. Of verstop jezelf en laat je hond je zoeken. Wat ook nooit verveelt: apporteren. Gooi een bal weg en je hond haalt hem weer voor je op.

KnuffelenWil een hond altijd geaaid worden, denk je? Nee! En zeker niet op zijn kop. Aai je een hond op zijn kop, dan denkt hij dat jij de baas wilt spelen. Daar houdt hij niet van. Je kunt een hond ook beter niet omhelzen. Dan voelt hij zich gevangen. Hoe knuffel je een hond dan wél goed? Aai hem zacht over zijn borst, zijn schouder of in zijn hals.

PratenEen hond kan jou vertellen wat hij wel en niet fijn vindt. Niet met woorden natuurlijk, maar met zijn lichaam. Een hond ‘praat’ met zijn staart, zijn oren en zijn hele lijf. Neem kwispelen. Denk jij dat een kwispelende hond altijd vrolijk is en wil spelen? Dat is niet zo! Een hond zwaait ook met zijn staart als hij bang of boos zijn.

HoudingHoe kun je dan wel zien of een hond wil spelen? Dan gaat hij in de spelboog staan. In die houdingsteekt een hond zijn billen omhoog. Zijn voorkant duwt hij naar de grond. Vaak kwispelt hij ook. Zijn staart is dan los en soepel. Kwispelt hij met een stijve staart? Dan is hij eerder boos of bang.

OrenAan zijn oren zie je ook hoe een hond zich voelt. Staan zijn oren naar voren? Dan voelt hij zich sterk of is hij waakzaam.Staan zijn oren naar achteren? Dan kan hij bang zijn. Maarhij kan je zo ook laten zien dat hij gehoorzaam is. Stel, jijwilt een bal gooien en je hond doet zijn oren naar achteren.Dan zegt hij: ‘Jij bent de baas, ik ga de bal voor je halen.’

Kortom, kijk goed of een hond zin heeft om te spelen. Kijk naar zijn lijf, staart en oren. Heeft hij geen zin? Laat hem dan met rust.

© MALMBERG | LEESLINK, NIVEAU 2

Page 4: ACHTERGRONDINFORMATIE...‘Ik ben bang, dus laat me met rust.’ ‘Ik ben boos, dus laat me met rust.’ ‘Ik ben vrolijk en ik wil spelen.’ Met kwispelen kan een hond al deze

2020 | BLOK 4, WEEK 3, LES 1 | GROEP 5-6

Maak de vragen

1 Lees de titel van de tekst. a Wat weet jij al over hoe honden praten? Kruis aan.

■ Ik weet alleen dat honden blaffen en grommen. ■ Ik weet bijna alles over dat onderwerp.■ Ik weet echt niets over dat onderwerp.■ Ik weet wel iets over dat onderwerp, maar niet veel.

b Lees nu de eerste, vetgedrukte alinea. Heb je iets nieuws geleerd? Markeer en vul in.

Ja / Nee, want ik weet nu

2 Lees het kopje in regel 8.a Welk spel kun je beter niet spelen met een hond, denk je? Kruis aan.

■ apporteren met een bal ■ een wild spel■ een speurtocht ■ verstoppertje

b Lees nu de alinea Spelen. Klopte je antwoord bij vraag 2a? Verbeter het zo nodig. Gebruik een andere kleur.

c Heb je iets nieuws geleerd van deze alinea? Streep door en vul in.

Ja / Nee, want ik weet nu

3 Lees het kopje in regel 16.a Wat vindt een hond fijn, denk je? Markeer de goede antwoorden.

Een hond vindt het wel / niet fijn als je hem op zijn kop aait. Een hond vindt het wel / niet fijn als je hem omhelst.

b Waar kun je een hond goed aaien, denk je? Kruis aan.

■ in zijn hals ■ over zijn schouder■ over zijn borst ■ op al deze plekken

c Lees de alinea Knuffelen. Klopten je antwoorden bij vraag 3a en 3b? Verbeter ze zo nodig. Gebruik een andere kleur.

4 Lees het kopje in regel 23.a Wat ‘zegt’ een hond als hij kwispelt, denk je? Kruis aan.

■ ‘Ik ben bang, dus laat me met rust.’■ ‘Ik ben boos, dus laat me met rust.’■ ‘Ik ben vrolijk en ik wil spelen.’■ Met kwispelen kan een hond al deze dingen ‘zeggen’.

b Lees de alinea Praten. Klopte je antwoord bij vraag 4a? Verbeter het zo nodig. Gebruik een andere kleur.

❮ 3 / 4 ❯© MALMBERG | LEESLINK, NIVEAU 2

Page 5: ACHTERGRONDINFORMATIE...‘Ik ben bang, dus laat me met rust.’ ‘Ik ben boos, dus laat me met rust.’ ‘Ik ben vrolijk en ik wil spelen.’ Met kwispelen kan een hond al deze

2020 | BLOK 4, WEEK 3, LES 1 | GROEP 5-6

5 Kijk naar de foto naast de alinea Houding.a Wat wil de hond op de foto doen, denk je? Kruis aan.

■ graven ■ spelen ■ jagen ■ stoeien

b Lees de alinea Houding. Klopte je antwoord bij vraag 5a? Verbeter het zo nodig. Gebruik een andere kleur.

6 Lees het kopje in regel 39.a Welke zin over hondenoren is niet waar, denk je? Kruis aan.

■ Aan zijn oren kun je zien hoe een hond zich voelt.■ Een hond gebruikt zijn oren alleen om te kunnen horen.■ Een hond kan met zijn oren zeggen dat hij bang is.■ Een hond kan met zijn oren zeggen dat hij waakzaam is.

b Lees de alinea Oren. Klopte je antwoord bij vraag 6a? Verbeter het zo nodig. Gebruik een andere kleur.

7 Lees de laatste, vetgedrukte alinea.Je leest niks nieuws. Stel, je wilt toch meer lezen over hoe honden praten. Wat zou je willen weten? Bedenk een leesdoel. Vul in.

Ik wil weten

8 Je hebt de hele tekst gelezen.Weet je nu meer over hoe honden praten? Kijk naar het schema bij Wat moet je weten? Markeer jouw antwoorden in het schema.

Maak de vragen 9, 10 en 11 op een apart blaadje.

9 Kijk nog eens naar je antwoorden op vraag 8.Stel, je wilt na deze tekst een andere tekst lezen. Wat voor soort tekst ga je dan zoeken? En waar zoek je die?

10 Je kunt beter geen wilde spelletjes spelen met een hond.a Waarom is dat niet handig, denk je? Bedenk een goede reden.

b Van welke spelletjes wordt een hond te wild, denk je? Noem er twee.

11 Maak een speurtocht voor een hond.Teken een plattegrond van je tuin of een park. Teken de route van de speurtocht erin. Teken ook waar je hondensnoepjes wilt neerleggen.

Wat heb je geleerd?

In deze les stelde je jezelf de vraag: Weet ik na het lezen nu echt meer? Soms is het antwoord op deze vraag ja, maar soms ook nee. Je weet nu wat je dan moet doen.

❮ 4 / 4 ❯© MALMBERG | LEESLINK, NIVEAU 2

Page 6: ACHTERGRONDINFORMATIE...‘Ik ben bang, dus laat me met rust.’ ‘Ik ben boos, dus laat me met rust.’ ‘Ik ben vrolijk en ik wil spelen.’ Met kwispelen kan een hond al deze

2020 | BLOK 4, WEEK 3, LES 1 | GROEP 5-6

Wat weet ik al over het onderwerp?

Wat ga je leren?

Je kunt straks:• vertellen wat je geleerd hebt van de tekst• vertellen wat je na het lezen kunt doen

Wat ga je doen?

Je gaat een tekst lezen over honden. Lees de uitleg hierna. Maak dan de vragen. Lees de tekst nog niet!

Wat moet je weten?

Tijdens het lezen verbind je je achtergrondkennis met nieuwe kennis. Maar weet je na het lezen echt meer? Of niet?

Moeilijke woorden

apporteren = een voorwerp terugbrengen nadat de baas het heeft weggegooid. Alleen honden kunnen apporteren.omhelzen = knuffelen met je armen om iemands halswaakzaam = als je goed opletgehoorzaam = als je goed luistert

❮ 1 / 4 ❯© MALMBERG | LEESLINK, NIVEAU 2

Page 7: ACHTERGRONDINFORMATIE...‘Ik ben bang, dus laat me met rust.’ ‘Ik ben boos, dus laat me met rust.’ ‘Ik ben vrolijk en ik wil spelen.’ Met kwispelen kan een hond al deze

❮ 2 / 4 ❯

1

5

10

15

20

25

30

35

40

45

2020 | BLOK 4, WEEK 3, LES 1 | GROEP 5-6

Hoe honden praten

In coronatijd halen veel mensen een hond uit het asiel. Met een hond kun je lekker spelen en knuffelen. Maar hoe weet je nou of hij daar zin in heeft? Dat vertelt hij je! Door te blaffen of te grommen. Maar ook met zijn oren, zijn staart of zijn hele lijf.

SpelenSoms is een hond moe, boos of bang. Dan kun je hem het best met rust laten. Voelt een hond zich blij en uitgerust? Dan wil hij wel met je spelen. Kies een spelletje waarvan je hond niet te wild wordt.Zet bijvoorbeeld een speurtocht voor hem uit met hondensnoepjes. Of verstop jezelf en laat je hond je zoeken. Wat ook nooit verveelt: apporteren. Gooi een bal weg en je hond haalt hem weer voor je op.

KnuffelenWil een hond altijd geaaid worden, denk je? Nee! En zeker niet op zijn kop. Aai je een hond op zijn kop, dan denkt hij dat jij de baas wilt spelen. Daar houdt hij niet van. Je kunt een hond ook beter niet omhelzen. Dan voelt hij zich gevangen. Hoe knuffel je een hond dan wél goed? Aai hem zacht over zijn borst, zijn schouder of in zijn hals.

PratenEen hond kan jou vertellen wat hij wel en niet fijn vindt. Niet met woorden natuurlijk, maar met zijn lichaam. Een hond ‘praat’ met zijn staart, zijn oren en zijn hele lijf. Neem kwispelen. Denk jij dat een kwispelende hond altijd vrolijk is en wil spelen? Dat is niet zo! Een hond zwaait ook met zijn staart als hij bang of boos zijn.

HoudingHoe kun je dan wel zien of een hond wil spelen? Dan gaat hij in de spelboog staan. In die houdingsteekt een hond zijn billen omhoog. Zijn voorkant duwt hij naar de grond. Vaak kwispelt hij ook. Zijn staart is dan los en soepel. Kwispelt hij met een stijve staart? Dan is hij eerder boos of bang.

OrenAan zijn oren zie je ook hoe een hond zich voelt. Staan zijn oren naar voren? Dan voelt hij zich sterk of is hij waakzaam.Staan zijn oren naar achteren? Dan kan hij bang zijn. Maarhij kan je zo ook laten zien dat hij gehoorzaam is. Stel, jijwilt een bal gooien en je hond doet zijn oren naar achteren.Dan zegt hij: ‘Jij bent de baas, ik ga de bal voor je halen.’

Kortom, kijk goed of een hond zin heeft om te spelen. Kijk naar zijn lijf, staart en oren. Heeft hij geen zin? Laat hem dan met rust.

© MALMBERG | LEESLINK, NIVEAU 2

Page 8: ACHTERGRONDINFORMATIE...‘Ik ben bang, dus laat me met rust.’ ‘Ik ben boos, dus laat me met rust.’ ‘Ik ben vrolijk en ik wil spelen.’ Met kwispelen kan een hond al deze

2020 | BLOK 4, WEEK 3, LES 1 | GROEP 5-6

Maak de vragen

1 Lees de titel van de tekst. a Wat weet jij al over hoe honden praten? Kruis aan.

■ Ik weet alleen dat honden blaffen en grommen. ■ Ik weet bijna alles over dat onderwerp.■ Ik weet echt niets over dat onderwerp.■ Ik weet wel iets over dat onderwerp, maar niet veel.

b Lees nu de eerste, vetgedrukte alinea. Heb je iets nieuws geleerd? Markeer en vul in.

Ja / Nee, want ik weet nu Bijvoorbeeld: Ja, want ik weet nu dat honden met hun oren, staart en hele lijf praten.

2 Lees het kopje in regel 8.a Welk spel kun je beter niet spelen met een hond, denk je? Kruis aan.

■ apporteren met een bal ■■ een wild spel■ een speurtocht ■ verstoppertje

b Lees nu de alinea Spelen. Klopte je antwoord bij vraag 2a? Verbeter het zo nodig. Gebruik een andere kleur.

c Heb je iets nieuws geleerd van deze alinea? Streep door en vul in.

Ja / Nee, want ik weet nu Bijvoorbeeld: Ja, want ik weet nu dat je ook verstoppertje kunt spelen met een hond.

3 Lees het kopje in regel 16.a Wat vindt een hond fijn, denk je? Markeer de goede antwoorden.

Een hond vindt het wel / niet fijn als je hem op zijn kop aait. Een hond vindt het wel / niet fijn als je hem omhelst.

b Waar kun je een hond goed aaien, denk je? Kruis aan.

■ in zijn hals ■ over zijn schouder■ over zijn borst ■■ op al deze plekken

c Lees de alinea Knuffelen. Klopten je antwoorden bij vraag 3a en 3b? Verbeter ze zo nodig. Gebruik een andere kleur.

4 Lees het kopje in regel 23.a Wat ‘zegt’ een hond als hij kwispelt, denk je? Kruis aan.

■ ‘Ik ben bang, dus laat me met rust.’■ ‘Ik ben boos, dus laat me met rust.’■ ‘Ik ben vrolijk en ik wil spelen.’■■ Met kwispelen kan een hond al deze dingen ‘zeggen’.

b Lees de alinea Praten. Klopte je antwoord bij vraag 4a? Verbeter het zo nodig. Gebruik een andere kleur.

❮ 3 / 4 ❯© MALMBERG | LEESLINK, NIVEAU 2

Page 9: ACHTERGRONDINFORMATIE...‘Ik ben bang, dus laat me met rust.’ ‘Ik ben boos, dus laat me met rust.’ ‘Ik ben vrolijk en ik wil spelen.’ Met kwispelen kan een hond al deze

2020 | BLOK 4, WEEK 3, LES 1 | GROEP 5-6

5 Kijk naar de foto naast de alinea Houding.a Wat wil de hond op de foto doen, denk je? Kruis aan.

■ graven ■■ spelen ■ jagen ■ stoeien

b Lees de alinea Houding. Klopte je antwoord bij vraag 5a? Verbeter het zo nodig. Gebruik een andere kleur.

6 Lees het kopje in regel 39.a Welke zin over hondenoren is niet waar, denk je? Kruis aan.

■ Aan zijn oren kun je zien hoe een hond zich voelt.■■ Een hond gebruikt zijn oren alleen om te kunnen horen.■ Een hond kan met zijn oren zeggen dat hij bang is.■ Een hond kan met zijn oren zeggen dat hij waakzaam is.

b Lees de alinea Oren. Klopte je antwoord bij vraag 6a? Verbeter het zo nodig. Gebruik een andere kleur.

7 Lees de laatste, vetgedrukte alinea.Je leest niks nieuws. Stel, je wilt toch meer lezen over hoe honden praten. Wat zou je willen weten? Bedenk een leesdoel. Vul in.

Ik wil weten bijvoorbeeld: wat een hond nog meer kan zeggen met zijn staart.

8 Je hebt de hele tekst gelezen.Weet je nu meer over hoe honden praten? Kijk naar het schema bij Wat moet je weten? Markeer jouw antwoorden in het schema.

Maak de vragen 9, 10 en 11 op een apart blaadje.

9 Kijk nog eens naar je antwoorden op vraag 8.Stel, je wilt na deze tekst een andere tekst lezen. Wat voor soort tekst ga je dan zoeken? En waar zoek je die?

10 Je kunt beter geen wilde spelletjes spelen met een hond.a Waarom is dat niet handig, denk je? Bedenk een goede reden.

b Van welke spelletjes wordt een hond te wild, denk je? Noem er twee.

11 Maak een speurtocht voor een hond.Teken een plattegrond van je tuin of een park. Teken de route van de speurtocht erin. Teken ook waar je hondensnoepjes wilt neerleggen.

Wat heb je geleerd?

In deze les stelde je jezelf de vraag: Weet ik na het lezen nu echt meer? Soms is het antwoord op deze vraag ja, maar soms ook nee. Je weet nu wat je dan moet doen.

❮ 4 / 4 ❯© MALMBERG | LEESLINK, NIVEAU 2