ACHTER DE SCHERMENmentaren, in de nieuwsbrief zelf een alternatieve blik op Cuyts boek én de...

12
DE EZELS IN DE FILM Joop van der Horst Ik weet niet of David Copperfield van Dickens verfilmd is. Waarschijnlijk wel, en misschien zelfs meer dan eens. Ik hoef die film niet te zien, maar ’t zou me wel interesseren of de ezels van tante Betsey Trotwood erin voorkomen. Of eigenlijk zijn het niet haar ezels; het zijn vreemde ezels, en ver- velende ezeldrijvers, die geregeld over haar grasperkje lopen, en waartegen tante Trotwood een verbeten strijd levert. Hele dagen zit ze voor het raam op de uitkijk. Als maar in de verte zo’n ezel nadert, staat ze in de aanslag. Begeeft een ezel zich wederrechtelijk op haar gras, dan stormt ze naar buiten om ezel en begeleider met harde hand en welgekozen scheldwoorden te verdrijven. Voor de verdere gebeurtenissen in de roman zijn die ezels van geen belang. De schrijver van het scenario zou die ezels dus gerust kun- nen weglaten. Hij moet toch al een keuze maken uit de overweldi- gende hoeveelheid bijkomstigheden, want daar was Dickens goed in. Wat in een roman kan, kan niet altijd in een film. Toch zouden we die ezels node missen. Tante Betsey Trotwood is tante Betsey Trotwood niet zonder de ezels. Het boek en de tante zijn te bekend, en daarmee de ezels, om die beesten weg te laten uit het script. De verfilming van een bekend boek stelt andere eisen dan de verfilming van een onbekend boek. Dat is een opmerkelijk verschijnsel. Het verschijnsel wordt gesig- naleerd en beschreven door Karel van het Reve, in zijn pos- tume bundel Ik heb nooit iets gelezen (Amsterdam 2003), blz. 135-137. Daar spreekt hij over klassieke boeken ‘bij het verfilmen waarvan rekening wordt gehouden met de spe- ciale eisen die het publiek stelt aan het verfilmen van een klas- siek werk’. Een zo’n speciale eis is dat de film ons allerlei nutteloze details zal bieden die normaal gezien bij verfilmingen worden weggelaten, maar die nu eenmaal in de roman voor- komen, bij iedereen bekend zijn, en daarom onder geen beding achterwege mogen jaargang 6 — nummer 1-2 juni 2004 ‘We hadden het kunnen weten…’ We telden 245 disgenoten tijdens het vierde benefietdiner dat plaats vond op 27 april in zaal Scaldis van de KBC-‘Boerentoren’ te Antwerpen. Minister van Staat en burgemeester van Leuven Louis Tobback, bracht zijn eigenzinnige visie op Willem Elsschot onder het motto ‘We had- den het kunnen weten, Elsschot heeft het gezegd’. Stadsdichter Tom Lanoye droeg met panache zijn jong- ste stadsgedicht voor, waarvan de laatste strofe op een spandoek van 650 vierkante meter de volgende zes maanden de Boerentoren siert. Dat alles in het kader van ‘Antwerp World Book Capital (ABC 2004) en met een duidelijke link naar publiciteitsacquisi- teur Alfons De Ridder, die in de jaren dertig de gevels van dezelfde Boerentoren trachtte te slijten voor reclame. Marcel Vanthilt sloot de avond af met een korte literaire wan- deling doorheen de culinaire poëzie van onze voorvaderen. De tekst van Louis Tobback vindt u in de bijlage Elsschot en het WEG in de media, de inleiding door De Standaard-hoofdre- dacteur Peter Vandermeersch elders in deze nieuwsbrief. Op 29 maart werd, ook al in de Boerentoren, een Willem Elsschotdag gehouden voor de pers en de leden van het genootschap. Blikvanger werd het boek van journaliste Martine Cuyt, Willem Elsschot. Man van woorden. Het boek zorgde al voor de lancering voor commotie. Op de frontpagina van Gazet van Antwerpen, de huiskrant van de auteur-journaliste, werd op 26 maart uitgepakt met een liefdesaffaire van de auteur als blikvanger. In de vele, latere persverslagen werd dan ook weinig aandacht besteed aan de mooie, literaire ontdekkingen die ook in het boek zijn opgenomen. In de mediabijlage vindt u een ruim over- zicht van de belangrijkste perscom- mentaren, in de nieuwsbrief zelf een alternatieve blik op Cuyts boek én de toespraken die bij de presentatie wer- den gehouden. Cyriel Van Tilborgh Voorzitter 1 ACHTER DE SCHERMEN nieuwsbrief van het Willem Elsschot Genootschap v.z.w.

Transcript of ACHTER DE SCHERMENmentaren, in de nieuwsbrief zelf een alternatieve blik op Cuyts boek én de...

Page 1: ACHTER DE SCHERMENmentaren, in de nieuwsbrief zelf een alternatieve blik op Cuyts boek én de toespraken die bij de presentatie wer- den gehouden. Cyriel Van Tilborgh Voorzitter 1

DE EZELS IN DE FILMJoop van der Horst

Ik weet niet of David Copperfield van Dickens verfilmd is.Waarschijnlijk wel, en misschien zelfs meer dan eens. Ik hoef diefilm niet te zien, maar ’t zou me wel interesseren of de ezels vantante Betsey Trotwood erin voorkomen.Of eigenlijk zijn het niet haar ezels; het zijn vreemde ezels, en ver-velende ezeldrijvers, die geregeld over haar grasperkje lopen, enwaartegen tante Trotwood een verbeten strijd levert. Hele dagen zitze voor het raam op de uitkijk. Als maar in de verte zo’n ezel nadert,staat ze in de aanslag. Begeeft een ezel zich wederrechtelijk ophaar gras, dan stormt ze naar buiten om ezel en begeleider metharde hand en welgekozen scheldwoorden te verdrijven.Voor de verdere gebeurtenissen in de roman zijn die ezels van geenbelang. De schrijver van het scenario zou die ezels dus gerust kun-nen weglaten. Hij moet toch al een keuze maken uit de overweldi-gende hoeveelheid bijkomstigheden, want daar was Dickens goedin. Wat in een roman kan, kan niet altijd in een film.Toch zouden we die ezels node missen. Tante Betsey Trotwood istante Betsey Trotwood niet zonder de ezels. Het boek en de tantezijn te bekend, en daarmee de ezels, om die beesten weg te latenuit het script. De verfilming van een bekend boek stelt andere eisendan de verfilming van een onbekend boek. Dat is een opmerkelijkverschijnsel.Het verschijnsel wordt gesig-naleerd en beschreven doorKarel van het Reve, in zijn pos-tume bundel Ik heb nooit ietsgelezen (Amsterdam 2003),blz. 135-137. Daar spreekt hijover klassieke boeken ‘bij hetverfilmen waarvan rekeningwordt gehouden met de spe-ciale eisen die het publiek steltaan het verfilmen van een klas-siek werk’. Een zo’n specialeeis is dat de film ons allerleinutteloze details zal bieden dienormaal gezien bij verfilmingenworden weggelaten, maar dienu eenmaal in de roman voor-komen, bij iedereen bekendzijn, en daarom onder geenbeding achterwege mogen

jaargang 6 — nummer 1-2juni 2004

‘We hadden het kunnenweten…’

We telden 245 disgenoten tijdens hetvierde benefietdiner dat plaats vondop 27 april in zaal Scaldis van deKBC-‘Boerentoren’ te Antwerpen.Minister van Staat en burgemeestervan Leuven Louis Tobback, brachtzijn eigenzinnige visie op WillemElsschot onder het motto ‘We had-den het kunnen weten, Elsschot heefthet gezegd’. Stadsdichter TomLanoye droeg met panache zijn jong-ste stadsgedicht voor, waarvan delaatste strofe op een spandoek van650 vierkante meter de volgende zesmaanden de Boerentoren siert. Datalles in het kader van ‘Antwerp WorldBook Capital (ABC 2004) en met eenduidelijke link naar publiciteitsacquisi-teur Alfons De Ridder, die in de jarendertig de gevels van dezelfdeBoerentoren trachtte te slijten voorreclame. Marcel Vanthilt sloot deavond af met een korte literaire wan-deling doorheen de culinaire poëzievan onze voorvaderen. De tekst vanLouis Tobback vindt u in de bijlageElsschot en het WEG in de media, deinleiding door De Standaard-hoofdre-dacteur Peter Vandermeersch eldersin deze nieuwsbrief.Op 29 maart werd, ook al in deBoerentoren, een Willem Elsschotdaggehouden voor de pers en de ledenvan het genootschap. Blikvangerwerd het boek van journaliste MartineCuyt, Willem Elsschot. Man vanwoorden. Het boek zorgde al voor delancering voor commotie. Op defrontpagina van Gazet vanAntwerpen, de huiskrant van deauteur-journaliste, werd op 26 maartuitgepakt met een liefdesaffaire vande auteur als blikvanger. In de vele,latere persverslagen werd dan ookweinig aandacht besteed aan demooie, literaire ontdekkingen die ookin het boek zijn opgenomen. In demediabijlage vindt u een ruim over-zicht van de belangrijkste perscom-mentaren, in de nieuwsbrief zelf eenalternatieve blik op Cuyts boek én detoespraken die bij de presentatie wer-den gehouden.

Cyriel Van TilborghVoorzitter

1

ACHTER DE SCHERMENnieuwsbrief van het Willem Elsschot Genootschap v.z.w.

Page 2: ACHTER DE SCHERMENmentaren, in de nieuwsbrief zelf een alternatieve blik op Cuyts boek én de toespraken die bij de presentatie wer- den gehouden. Cyriel Van Tilborgh Voorzitter 1

blijven. Van het Reve geeft voorbeelden, maar mijnvoorbeeld van de ezels van Betsey Trotwood isbeter. Veel kan men vergeten uit DavidCopperfield, want het is nogal een ingewikkeldboek, en we gunnen de scenario-schrijver gaarneenige vrijheid, maar die ezels kunnen niet gemistworden.Was David Copperfield een boek uit de tijd dat erreeds gefilmd werd, en zou het kort na verschijnenverfilmd worden, dan kunnen de ezels er gerustbuiten blijven. Maar na verloop van tijd, als hetboek klassiek geworden is, dan gaan andere eisengesteld worden aan de verfilming.Je vraagt je af, hoewel Karel van het Reve er nietover spreekt, of niet juist hier de oorzaak ligt vanhet fenomeen dat bijna alle verfilmingen vanberoemde boeken zo matige films opleveren. Demooiste films aller tijden zijn gebaseerd op onbe-duidende boeken of voor de gelegenheid geschre-ven scripts. Terwijl de verfilming van De Avondenvan Karels broer, of van Elsschots Kaas enLijmen/Het Been (om ons te beperken tot eigenklassieken) slechts derderangs producten ople-vert. Natuurlijk is het moeilijk om in de schaduwvan een meesterwerk te staan. De kijker die ooklezer is, vergelijkt en zegt: het boek is beter. Maarhet is dat niet alleen. Ook wie het boek niet kent,vindt de film De Avonden of Kaas maar matig. Hoekomt dat?Ik denk dat in ieder geval ook het ezel-effect mee-speelt. Dat betekent dat de kijker niet alleen graageen goeie film ziet, hij wil de verfilming zien van hetboek Kaas. Inclusief de ezels, want die horen erbij.

De filmmakersmoeten zichdaardoor in dui-zend bochtenwringen om teneerste aan de(volstrekt nietfilmische) ver-wachtingen vande lezer tege-

Achter de schermen

moet te komen, en ten tweede een fatsoenlijke filmte produceren. Die duizend bochten zijn hinderlijkmerkbaar.Nu komen er in Kaas, zoals u weet, geen ezelsvoor. Maar wel kazen. Die kazen worden aangele-verd in kisten. Elsschot is daar heel precies in: drierijen van drie, en drie lagen op elkaar. Dat is: 27 bol-len per kist. Het moeten min of meer kubusvormigekisten zijn. Je vraagt je af waarom de verfilmersbeslsit langwerpige kisten in beeld hebben willenbrengen: met geen mogelijkheid te vullen met 27kazen, maar altijd meer of minder. Uiteraard is devorm van die kaaskisten van geen belang voor hetverhaal. Maar me dunkt, iedereen die het boekkent, moet bij het zien van de film even gedachthebben: he, andere kisten.Of nog zoiets: hoe zien Laarmans’ kazen eruit?Elsschot laat ons niet in het ongewisse. Zilverenbollen zijn het. Goed verpakt in zilverpapier. Leesmaar na. Haalt men het zilver af, dan zien we eenrode kaas. Rode bollen, zo zien Edammer kazeneruit. Of in ieder geval: zo zagen ze eruit. Elsschotspreekt over rode bollen. Ik kan er niks aan doendat het voor mij een teleurstelling was om te ziendat de filmmakers volstonden met ordinaire gelekazen.Ook hier geef ik gaarne toe dat de kleur van diekazen weinig belang heeft voor de voortgang vanhet verhaal. Maar daarom is het juist zo’n goedvoorbeeld. De lezer is nu eenmaal vol nutteloze her-inneringen aan het boek. Trouwens, wat is nutte-loos? Laten we zeggen: filmisch nutteloze herinne-ringen. De makers van de film kunnen twee dingendoen, allebei desastreus voor de film: ofwel overla-den zij hun film met ook al die details, ofwel laten zedie weg. In het eerste geval is het resultaat eenslechte film, en in het tweede geval ook. Hetzij doortoevoeging van veel prullen, hetzij door weglatingvan details die de lezer nu eenmaal ervaart alsevenzovele herkenningspunten.Intussen is er een generatie die Elsschot nauwelijksleest en Dickens enkel van de film kent. Dan wordthet anders. Wie Dickens enkel van de film kent, zalde ezels van Betsey Trotwood niet missen. En wievan Elsschot alleen die andere film kent over Lijmenen Het Been, heeft geen moeite met gele kazen inlangwerpige kisten. Maar intussen heeft het kwaadzijn werk gedaan. Ook wie de boeken niet kent, zietwel dat het matige films zijn.

Deze tekst verscheen eerder in Mania Groots, hetkringblad van de Leuvense studenten Germaansetalen, 2003-2004, nr. 3 (maart 2004), p. 17-19.

2

Joop van der Horst(1949) is hoogleraarin de historischetaalkunde van hetNederlands aan hetdepartement Lin-

guïstiek van de K.U.Leuven. In De Standaard schrijft hij weke-lijks de column Woord voorwoord.

Page 3: ACHTER DE SCHERMENmentaren, in de nieuwsbrief zelf een alternatieve blik op Cuyts boek én de toespraken die bij de presentatie wer- den gehouden. Cyriel Van Tilborgh Voorzitter 1

Achter de schermen

3

Lieve Simon

Jef van Elst

Het werk van Willem Elsschot heeft me altijd sterkaangegrepen, maar ook Simon Carmiggelt sprakme enorm aan. De superieure manier waarop hijhet melancholische in het alledaagse kon weerge-ven, deed me steeds weer uitkijken naar een nieu-

we Kronkel. Toen ik later ontdekte dat beide schrij-vers elkaar goed kenden en erg bewonderden,stonden Elsschot en Carmiggelt definitief boven-aan mijn lijst van geliefde auteurs.

In 1975 werd mij gevraagd een citatenbundeltjesamen te stellen uit het werk van Willem Elsschot.Een werk dat ik met groot enthousiasme aanvatte,maar waar ik naarmate ik vorderde steeds onze-kerder bij werd, want het is niet zo evident stukjeslos te knippen uit het werk van de grootmeester.Een litteken laat zich niet makkelijk verwijderen.Daar je zonder lef nergens komt, werd Simon aan-

gezocht een inlei-dend woordje teschrijven, wat hijmeteen toezeg-de. Zo verscheenDe wijze gaatliefst onopge-merkt voorbij(Orion, Brugge,1975), met eenvoorwoord vanSimon Carmig-

gelt, de citaten uit het werk van Elsschot en eennawoord van mezelf. Ik was beslist in uitstekendgezelschap. Het bundeltje kende wel een tweededruk, maar de uitgeverij ging kort daarna op defles, en de resterende exemplaren verdwenen in deramsj. Uit deze periode bewaar ik een mooie prent-briefkaart van Simon aan mij. Amsterdam vierdetoen zijn zevenhonderdjarig bestaan en er werden

speciale kaarten uitgegeven.

In 1975 kwam ik weer metSimon in contact via Elsschotsoudste zoon, Walter. Simonstuurde mij een exemplaar vanzijn boekje Notities over WillemElsschot, met een persoonlijkeopdracht. Een werkje dat ikkoester als een kostbaar klei-nood. Toen ik kort daarna inAmsterdam was, wilde ikSimon eindelijk ontmoeten, entrok naar hetWeteringplantsoen. Ik zettemijn vinger op de deurbel,maar drukte niet. Ik durfde deschrijver niet te storen. Meteen blik op de beroemdeKronkelbus ging ik weg. Enige

maanden later herhaalde dit gebeuren zich.Niettegenstaande enkele voorafgaande kelkjes,door een vriendelijke kastelein geschonken, kwamik niet verder dan wat aarzelend ronddraaien in hetportiek van het flatgebouw. Derde keer, goedekeer. Door niets zou ik mij nog van mijn stuk latenbrengen. Ik had zelfs een korte tekst geschreven,die ik in de trein naar Amsterdam uit mijn hoofd zouleren, om mij zekerder te voelen. Hij begon met dewel erg vrijpostige aanhef ‘Lieve Simon’.

De morgen van mijn vertrek naar Amsterdam ver-nam ik via het radiojournaal dat Simon Carmiggeltoverleden was. Ik ben nu nog boos op mijzelf ommijn besluiteloosheid, waardoor ik hem nooit ont-moet heb. Ik kom vaak in Amsterdam, en telkensga ik naar het plantsoen aan de Weteringschansom zijn beeld te groeten. Ik zeg dan telkens ‘Daglieve Simon’. Ik meen dat hij mij dan met lichte spotaankijkt. Soms staart hij ook wat droevig voor zichuit in het gras, misschien naar de talrijke honden-drollen. Als ik tijd heb, ga ik naar Pieper aan dePrinsengracht, waar ik niet alleen een ingelijsteKronkel vind, maar ook het best zijn leefwereldmeen te kunnen voelen.

Jef van Elst (1942)was leraar Neder-lands te Turnhout enass i s tan t -b ib l i o -theekbediende vande stedelijke open-

bare bibliotheek aldaar. Hij publiceerde gedichten in ondermeer Heibel, Creare en Kofschipen essays in Dietsche Warande enBelfort en ZL.

Page 4: ACHTER DE SCHERMENmentaren, in de nieuwsbrief zelf een alternatieve blik op Cuyts boek én de toespraken die bij de presentatie wer- den gehouden. Cyriel Van Tilborgh Voorzitter 1

Achter de schermen

4

Willem Elsschot. Man van woorden

Martine Cuyt

Op 29 maart werd het boek Willem Elsschot. Manvan Woorden (uitgegeven bij Meulenhoff|Manteau)van Martine Cuyt, redacteur-boeken bij Gazet vanAntwerpen, voorgesteld aan het publiek in zaalScaldis van de Antwerpse KBC-toren. Het bij diegelegenheid uitgesproken slotwoord van schrijfsterMargot Vanderstraeten vindt u elders in dezenieuwsbrief. Behalve door Vanderstraeten werdhet woord gevoerd door Peter de Bruijn van hetConstantijn Huygens Instituut (over ElsschotsVolledig werk), door De Morgen-journalist EricRinckhout (over zijn dit najaar te verschijnen Dedwaalwegen van Het Dwaallicht) en door uitgeverHarold Polis. Elsschot-biograaf Vic van de Reijtinterviewde Cuyt over haar werk en de auteur zelfvoerde opnieuw een gesprek met enkele getuigen.Dat leidde ze als volgt in:

Vandaag zal het dus gebeuren. Vandaag gaat mijnman van woorden de hort op, het huis uit. Ik her-inner mij niet precies meer hoe de vreemdeling inhuis gekomen is. Ik weet wel dat hij er ruim driejaar heeft rondgedwaald. Ik ontmoette hem op de

trap, botste tegen hem op in de gang, struikeldeover zijn pantoffels bij het vuur. Ik zat tegenoverhem aan tafel, want hij at en dronk mee. Ik zettespontaan twee jeneverglaasjes klaar, ook al drinkalleen ik het vuurwater thuis.

Hij was er bij elke ijselijke stilte. Bij elke kaaswinkeldie ik voorbijliep, hoorde ik hem zeggen: ‘Stinktmaar op!’. Het onooglijkste Petit Suisse-je riep

hem op. Waar met honing werd gewerkt, waar deMattheuspassie weerklonk, of Bach, was hij. Somsverkoos ik de accoladebeweging door deLemméstraat in plaats van de kortste weg naar deJan van Rijswijcklaan, voor mijn dagelijkse tramnaar kantoor. Dagelijks keek ik binnen bij Hof terBeke, waar De Ridder borrelde voor het middage-ten – tegenwoordig : lunch – en waar hij zijn per-soonlijke post in ontvangst nam. Ik zag hem ervaak: duimen in vestzakje en de vingers een mars-tempo van sceptisch ongeduld tokkelend op zijnbuik. Ik keek er zo vaak binnen dat ik een ongelo-felijke interesse voor de dagsoep moest veinzen enzo lang dat ik de franken in euro’s zag veranderenop de drankkaart.

U heeft het al begrepen: ik woon in de Elsschot-biotoop. Zijn huis staat op een steenworp van hetmijne. Het huis van zijn oudste zoon Walter op eeningehouden zucht. Ik heb gelopen in de voetsporenvan De Ridder, gehinkeld op diverse voetpaden, dekrijtlijnen waar hij ineenzakte, op 31 mei 1960,angstvallig vermijdend.

Op een keer, op hoek van de van Schoon-bekestraat en de Markgravelei, kijken een Indische

dochter en moeder – ‘rijstkakkers’,maar één te weinig – me met gazellenvan ogen aan. De dochter legt eenhand op mijn voorarm, en vraagt me inhet Engels beleefd de weg naar deHaantjeslei. ‘Hoe zegt men in ’shemelsnaam schuin in het Engels?’ Ikvraag niet wie ze zoeken op deHaantjeslei. Ik vraag het nummer niet.

Ik neem de tram. Als die schreeuwendbocht, om van de Jan van Rijswijcklaanaan het stadspark te geraken, lees ik‘Elsschot’ waar ‘F. van LanschotBankiers’ hangt. Zelfs op displays vanautoradio’s kreeg ik geheime bood-schappen: ‘Fine’, kwam er duidelijkleesbaar op, Fine. De rest van de bood-

schap luidde: ‘Young Cannibals’. A. De Ridderkwam ik tegen als partner in slijpen, eroderen,draaien en frezen. Als architect. A. De Ridder, spe-cialist in nachtrust. Dat laatste durf ik te betwisten.Vele, vele nachtelijke conclaven had ik met hem.Het tweespan Elsschot/De Ridder is als kissing dis-ease: je raakt het nooit meer kwijt. Dit is het boekvan de menswording van Willem Elsschot.Passeren de revue: zijn werk, zijn leven, zijn Fine,

Page 5: ACHTER DE SCHERMENmentaren, in de nieuwsbrief zelf een alternatieve blik op Cuyts boek én de toespraken die bij de presentatie wer- den gehouden. Cyriel Van Tilborgh Voorzitter 1

zijn hebbelijk- en onhebbelijkheden. Vele nieuwebrieven, vrijwel allemaal onbekend fotomateriaal.Hier halen kenners – u herkent ze op de eerste rijen– het verleden terug. Niet eerder geïnterviewdekleinkinderen, oude vrienden, geestrijke-drankge-noten, kaartpartners, verre en nabije geliefden. Zijpresenteren deze man van woorden, tevens: manvan vlees en bloed. Hier wordt gesproken over dehaard, over dwalen, lijmen, minnespelen, lezen enzwijgend de maag vullen. En oh, er staat nog veelniet in: dat hij de wanden van deze Boerentorenvoor reclame probeerde te slijten, maar er niet inslaagde omdat hij te veel geld vroeg. En evenmin

dat hij professorhad kunnen wor-den aan de uni-versiteit in Gent,maar daarvanafzag, dat hijChurchill toe-sprak uit hoofde

van de Vlaamse schrijvers en die – godbetert – eeninktpot overhandigde. Dat hij koningin Elisabethontmoette. Dat hij in de Innovation Ward Ruyslinckaansprak als ‘Ontaarde slaper’.

Dat vindt u allemaal niet in het boek. Wat wel? Eenstartschot. Een veelstemmig portret van de mensAlfons De Ridder en van de inktvis Willem Elsschot,die zich met zijn inkt tegelijkertijd verhult en onthult.Vandaag zal het dus gebeuren. Eer het avond isbehoort mijn man van woorden niet meer tot hetoude nest. Maar, zoals Prediker gezegd heeft: er isvoor alles een tijd. En zoals de meester schreef:‘laat die tekst met vrede, op hoop van zegen.’

Het prikkelende gevaar

Margot Vanderstraeten

Goedemiddag dames en heren, liefhebbers der let-teren,

Ik zal, volkomen in de lijn van Willem Elsschot,maar meteen met de deur in huis vallen. Het isnatuurlijk geen toeval dat ik hier vandaag op ditpodium sta. Iedereen die me een beetje kent, weetdat ik Elsschot meer dan een beetje ken. Maar, integenstelling tot wat u denkt, is het niet de fasci-natie voor Alfons De Ridder die me, in eersteinstantie, hier op dit podium heeft gebracht. Dewaarheid, beste mensen, zit veel Elsschottiaanserin elkaar dan u zou denken. U moet weten: op 29

oktober vorig jaar, tien minuten nadat ik in hetBouwcentrum mijn Debuutprijs in ontvangst hadgenomen, werd ik, met het champagneglas nog inde hand, door twee heren vrij professioneelgelijmd. Uit vrees voor een rechtszaak ben ik genoodzaakthun namen geheim te houden. Maar ik kan u vastwaarschuwen. De twee heren waarover ik spreek,bevinden zich op dit moment onder het publiek. Zezien er voorspoedig uit, en burgerlijk, als echteheren van zaken. De één is baardeloos, behoorlijkgeschoren, en in grijs maatpak. De ander heeft deallure van een bankier. Iemand die zijn woordenwikt en weegt zoals hij een boekhoudkundigebalans samenstelt: zorgvuldig, zuinig, en vooralmet oog voor winst.Die negenentwintigste oktober bevond ik me nogin de roes die elke ontvangst van een rijkelijke che-que met zich meebrengt, en daar stond het tweet-al al naast me. Onze oprechte felicitaties, mevrouw,en een dikke proficiat. Want dat ik het zo goed hadgedaan, zeiden ze. Dat in ontvangst nemen,bedoelden ze dan, want de bekroonde roman had-den ze op dat moment uiteraard nog niet gelezen. ‘Het is voor ons zeer aangenaam om met u ken-

nis te maken, mevrouw Vanderstraeten’, zei debankier. ‘U moet weten, mevrouw. Wij vertegen-woordigen de literatuur in het algemeen en HetWillem Elsschot Genootschap in het bijzonder’.Het sympathieke grijze maatpak mengde zich inhet gesprek en zei: ‘Het Willem ElsschotGenootschap, beste mevrouw, is een genoot-schap waarin gezegd wordt dat Elsschot enig is inzijn soort. Plus: wij komen op regelmatige tijdstip-pen samen en mijn zakenpartner en ikzelf zoudenhet bijzonder op prijs stellen indien u, beginnendliterair talent, bij onze volgende aangelegenheidprominent aanwezig zou kunnen zijn’. Waarna hijme van top tot teen opnam en zijn blik vooral, hijzal het niet kunnen ontkennen, ergens halverwegebleef rusten: ‘de toutes les personnes de ce soir,madame Vanderstraeten, vous êtes certes cellequi offre les plus admirables ressources au prodi-gieux et inépuisable thème de la littérature’.Ik had willen vragen waarin nu precies het verschilschuilde tussen een gewone en een prominenteaanwezigheid, maar het uiten van die bedenkingwerd me niet gegund. ‘Als u op onze volgende bij-eenkomst prominent aanwezig bent, mevrouwVanderstraeten, zei de man met de baard, dan zalde literaire wereld niet naast u kunnen kijken. OnsGenootschap telt meer dan zevenhonderd leden,moet u weten. En zevenhonderd leden, mevrouwVanderstraeten, die zie je staan, geloof dat maar’.

Achter de schermen

5

Martine Cuyt (1966)is redacteur boekenvoor de krantenGazet van Ant-werpen en het Be-lang van Limburg.

Page 6: ACHTER DE SCHERMENmentaren, in de nieuwsbrief zelf een alternatieve blik op Cuyts boek én de toespraken die bij de presentatie wer- den gehouden. Cyriel Van Tilborgh Voorzitter 1

Achter de schermen

Ik heb de heren laten weten dat ik hun genoot-schap kende, en dat ik er zelfs al enige tijd lid vanwas. Opgezweept door de champagne en wellichtook door de klank van mijn eigen stem, liet ik meontvallen dat ik de dag voordien nog naastElsschot op de bank gezeten had, want degebeeldhouwde auteur zit met zijn rug naar zijn uit-geverij die, ik denk niet helemaal toevallig, ook eenklein beetje mijn uitgeverij is.Vervolgens heb ik de heren bekend dat ik vlakbijHof ter Beke woon. Als ik het me goed herinner,heb ik hen ook gezegd dat ik bijna elke dag doorde Lemméstraat fiets, voorbij nummer 12 en voor-bij nummer 21. En ik heb hen verteld over de jood-se kinderen aan wie ik jarenlang bijles Nederlandsheb gegeven. Over Het Dwaallicht dat op hun ver-plichte literatuurlijst prijkte. En over de directie vanhun Jechiva Techonitschool. Want die doorstreep-te in Het Dwaallicht – en ik spreek over tien jaargeleden – steevast elke borst en elke prostitueemet een zwarte stift. Iets wat me toen al deed ver-moeden dat sommige gelovigen niet beter wetendan dat het gevaar van erotiek in het woord schuilt,en niet in de suggestie.Maar. Hoe intiem mijn confidenties ook waren, opveel actieve belangstelling konden ze niet rekenen.De heren stelden geen enkele vraag. Nu en dan,

als er een stilte dreigde, ontsnapte er wel een‘hmm, interessant’ en ‘hmmm, zeer interessant’ uithun mond. En op een bepaald moment diepte hetgeheimzinnig lachende grijze maatpak mijn debuutuit zijn wel zeer grote binnenzak. Hij vroeg of ik –mag ik Margot zeggen – hem het genoegen wildedoen het te signeren. Want ‘de toutes les person-nes de ce soir… enzovoort’.Toen ik mijn roman gesigneerd had, streelde hij dekaft. En duwde hij, onder goedkeurend knikkenvan zijn bebaarde bondgenoot, een bonnetjeonder mijn neus. Met een voorkomendheid die ik inelke andere situatie verdacht zou hebben gevon-den, vroeg hij me of ik zo vriendelijk wilde zijn omdat briefje te ondertekenen. Het ging om eensteunbetuiging voor zijn Grote Genootschap, zoopperde hij, en tegen een gratis steunbetuigingkon ik, die zojuist een cheque van 6250 euro hadontvangen, toch niets in te brengen hebben.Pas toen ik thuis kwam, trof ik een kopie van hetbonnetje in mijn jaszak aan. Zonder het te wetenhad ik mijn deelname aan vandaag bevestigd.Zonder het te beseffen had ik me akkoord ver-klaard met een prominente aanwezigheid op dezeliteraire hoogdag. En pas toen ik thuis op de bankneerzeeg, werd me duidelijk waarin nu precies hetverschil schuilde tussen een gewone en een pro-minente aanwezigheid. Volgens het bonnetje werdik geacht de slotredevoering te houden. In tijden van slapte neem ik allerhande opdrachtenaan, maar het journalistieke, en sinds kort ook eenbeetje het literaire werk, zijn mijn specialiteit. Wieme voor andere professionele doeleinden wilinschakelen, dient daarvoor te betalen. Dat wasaltijd mijn mening. En die mening werd op het bon-netje niet gedeeld. Onderaan prijkte één bondigeregel die me deed besluiten dat de sympathiekeman met de baard wel degelijk een bankier moestzijn. ‘Uw zeer gewaardeerde deelname zal vergoedworden met deeer van het mo-ment, mevrouwVanderstraeten,plus met onzeeeuwige vriend-schap’.Ik heb alles in hetwerk gesteld omdeze afgeslotenzaak ongedaante maken. He-laas. Al mijn po-gingen waren tevergeefs. Om u een veelzeggendvoorbeeld te geven. Op het vermelde telefoonnum-

6

Margot Vanderstraeten (1967)studeerde af aan het HogerInstituut voor Vertalers en Tolken(Antwerpen), waar ze de Franseen Spaanse taal onder de kniekreeg. Ze schrijft voor De Morgen,De Standaard en Het Nieuwsblad.In oktober 2003 won ze met AlleMensen bijten de Debuutprijs. Ditnajaar wordt haar tweede boekverwacht. Zie www.margotvanderstraeten.com.

Page 7: ACHTER DE SCHERMENmentaren, in de nieuwsbrief zelf een alternatieve blik op Cuyts boek én de toespraken die bij de presentatie wer- den gehouden. Cyriel Van Tilborgh Voorzitter 1

Achter de schermen

7

mer bleef het toestel eindeloos rinkelen.Maar, beste liefhebbers der letteren, op het eindevan deze namiddag moet ik mijn mening herzien. Ikben uitermate blij met mijn aanwezigheid hier. Ikheb er niet langer spijt van dat de heren mij op eenonbewaakt moment een confirmatie van mijn deel-name hebben laten odertekenen. Ik neem hetmezelf niet langer kwalijk dat ik in de val van mijneigen ijdelheid ben getrapt. Want niet alleen heb ikeen boeiende namiddag beleefd. Ik heb, voor dezoveelste keer in mijn leven, weer eens gelijkgekregen: Elsschot – u bent er het bewijs van –marcheert altijd. Ik dank u voor uw aandacht. Ik dank Martine voorhaar mooie boek, en ik wens iedereen nog eenprettige namiddag en avond. Maar voor u gaat,gehoorzaam ik nog aan mijn morele plicht. En wijsik u op het prikkelende gevaar van heren in grijzemaatpakken.

De krik of het rapier?

Peter Vandermeersch

Dames en heren collega’s van het Willem ElsschotGenootschap,Geachte heer Tobback,

Het is met bijzonder veel genoegen dat ik hier despreker van vanavond inleid. Zoals u allen weet, ishet intussen een mooie traditie van dit genoot-schap om een vooraanstaand politicus uit te nodi-gen om deze lezing te geven. Drie jaar geleden wasdat de socialist Patrick Janssens. Twee jaar gele-den de christen-democraat Mark Eyskens. Envorig jaar de liberaal Frits Bolkestein. Zoals velenvan u zich nog zullen herinneren zag die laatste inElsschot de grote bevechter van de anders-globa-listen en zelfs de socialisten. Daarom, zo vermoedik, werd dit jaar maar al te graag een beroepgedaan op een man die weer aan de andere kantvan het politieke spectrum staat, de socialistischeburgemeester van de stad Leuven en de Ministervan Staat Louis Tobback. Overigens houdt de vraag mij bezig wat politici nuzo ontzettend boeit bij Willem Elsschot. Reclame-mensen, bankiers, marketeers, dat begrijp ik. Zouhet kunnen zijn omdat ook politici in het lijmen-vakzitten? Zien zij in de Villa des Roses een metafoorvoor het politieke bedrijf? Of voelen ze een heime-lijke sympathie voor de Laarmansen dezer wereldals ze tijdens campagnes van deur tot deur can-vassen, zoals Laarmans leurde met zijn kaas?

Wat Louis Tobback met Elsschot heeft,hoop ik straks samen met u te vernemen. Ik stelwel vast dat hij heel zijn carrière lang grossierde inbijnamen, maar nooit werd hij de ‘Laarmans vanLeuven’ of ‘de Boorman van de socialisten’genoemd. Mitterrand werd wel eens Casanovagenoemd, of Le Petit Prince. Maar in Vlaanderen ishet politieke en journalistieke wereldje blijkbaar teweinig belezen om bijnamen uit de literatuur te ver-zinnen. In het geval van Tobback zochtmen veel minder ver. Hij werd bijvoorbeeld ‘deBrabantse bulldog’ genoemd. Of ‘het orakel vanLeuven’, ‘Louis XIV’, ‘de Tyrannosaurus Rex vanLeuven’, ‘de Temmer van Tobbackograd’, ‘deredder van de SP’, ‘de koning van de Keizerlaan’,‘de cynische bullebak’ en ook – om de link te leg-gen naar de spreker van vorige keer – ‘deBolkestein van Vlaanderen’. De inmiddels vijfenzestigjarige Tobback verzamel-de die mooie bijnamen in een lange carrière diebegon in het onderwijs, waar hij als romanist nietElsschot maar wel Camus kon doceren aan dejonge snaken van het Leuvense atheneum. MaarTobback was niet geboren voor het onderwijs. Hijwas geboren voor de politiek. Via het LeuvenseOCMW en de gemeenteraad belandde hij in 1974 inde Kamer. Tot spijt van heel wat politieke tegen-standers werd hij er in 1978 fractieleider van de SP.Hij zou er in de jaren zeventig en tachtig eengezicht geven aan die nieuwe generatie waartoeook Claes, Van Miert, De Batselier, Colla en

Page 8: ACHTER DE SCHERMENmentaren, in de nieuwsbrief zelf een alternatieve blik op Cuyts boek én de toespraken die bij de presentatie wer- den gehouden. Cyriel Van Tilborgh Voorzitter 1

Achter de schermen

8

Vandenbossche hoorden. Velen onder u zullen zich de oppositieleiderTobback uit de jaren tachtig herinneren. Als hij hetspreekgestoelte beklom voor wat een vooraan-staand commentator steevast bestempelde alseen ‘krakende philippica’ deden sommige rege-ringsleden het net niet in hun broek. Martensnoemde hij ooit... een strontvlieg of ‘nog erger dande geschifte Romeinse keizer Caligula’. De CVP

was een kwal Hij zou zijn beruchte stijl aanhoudentoen hij in 1988 de oppositiebanken ruilde voorhet kabinet Binnenlandse Zaken en later als voor-zitter van de SP, vice-premier en burgemeestervan Leuven. Dutroux, Semira Adamu en Agustabepaalden mede zijn carrière. Elsschot schrijft met cynisme en sarcasme, meteen niet navolgbare helderheid. Soms wrang enmet een zeldzame geestigheid. Ook wel eens nij-dig. Hier ligt net, denk ik, wat Tobback en Elsschotbindt: de taal als geducht wapen. Elsschot schreefooit over zichzelf: ‘Als ik geschreven heb, beginthet pas goed. Dan ga ik schrappen en bijvoegen;vooral schrappen. Zo veel tot ik op een gegevenmoment tegen mezelf zeg: nu moet je ophoudenanders blijft er helemaal niets meer over’. Het zoumij niet verwonderen als deze zin gebeiteld staat inhet werkblad van de politicus Tobback. Met enige schroom wil ik hier tenslotte een vanmijn voorgangers op De Standaard citeren, dieLouis Tobback intussen bijna vijftien jaar geledenals volgt typeerde. Hij had het over zijn ‘grauweaggressiviteit’, over ‘het uitdagende nonconformis-me en de massieve welsprekendheid waarmee hijde taboes doorbrak’, over zijn ‘arrogant gesnauwals een commentaar in de krant hem had pijngedaan’. Verder in dat portret was er sprake vaneen ‘knorrige’ Tobback, die wel eens zijn ‘handoverspeelt en dan ontspoort in een kwetsendwoord of een nodeloos grove belediging’. Eenman die van zichzelf zou beweren geen doemden-ker te zijn, maar zichzelf dan toch wel zou ‘hullenin een mantel van zwartgallig misprijzen’. Tobback,nog steeds volgens mijn collega destijds, peroreertuit den Hoge. Hij kijkt vanop de terp van zijn ver-kiezingssucces naar beneden, naar de kwakendepolders van de pers. ‘Waarom poogt deze geculti-veerde romanist over te komen als een botterik?’,vroeg mijn voorganger zich bijna wanhopig af. ‘Hijhoudt een krik gereed om opdringerige journalis-ten de kop in te slaan. Van oudsher munten socia-listen uit in verbale krachtpatserij. Maar verkiest hijwerkelijk dat instrument boven het rapier van depolemist? Vanwaar toch die grimmigheid? Geloofthij in niets meer, niet in zijn socialisme en evenmin

in de mensen?’ Mijnheer Tobback, aan u om te bewijzen dat u nietde krik maar wél het rapier van de polemist wilhanteren. Aan u om ons te tonen dat u geen bot-terik maar wel een gecultiveerd romanist ben, meteen tegendraadse visie op Elsschot.

Elsschot op gympen

Koen Rymenants

De meeste boeken met ‘Willem Elsschot’ in de titelgaan minstens zozeer over het leven van de manals over zijn literaire oeuvre. Willem Elsschot. Manvan woorden van Martine Cuyt (Antwer-pen/Amsterdam, Meulenhoff|Manteau, 2004)vormt geen uitzondering op die regel. Uitzonderlijkis wel dat Cuyt er van meet af aan ondubbelzinnigvoor uitkomt dat ze het in de eerste plaats over deprivé-persoon Alfons De Ridder zal hebben en nietover het werk van de schrijver Willem Elsschot. DatDe Ridders levensloop niet alleen haar boeit, blijktuit de ruime persbelangstelling die het boek tebeurt viel. Bij de presentatie in de AntwerpseBoerentoren stonden de Nederlandse en Vlaamsekranten er vol van. Een van de meest tot de ver-beelding sprekende hoofdstukken werd, mede alsresultaat van intelligente marketing door de uitge-ver, breed uitgemeten: dat over de voorheen onbe-kende verhouding die Elsschot tussen 1946 en1951 had met de dichteres en toneelschrijfsterLiane Bruylants (°1921). Ook de recensies die dedaaropvolgende weken in de boekenbijlagen ver-schenen, werden gedomineerd door dat pikanteverhaal over Elsschot als homme à femmes.Daarnaast haalden ze vooral de pas ontdekte brie-ven naar voren van Elsschots vader Christiaan DeRidder, van zijn moeder Adela Van Elst en van dezeventienjarige Fons zelf. Het oordeel van derecensenten over het boek varieerde van behoor-lijk welwillend (Arjen Fortuin in NRC Handelsblad,Frank Hellemans in Knack, Marc Reynebeau in DeStandaard) over vrij zuinig (Hans Renders in VrijNederland, Kees Fens in De Volkskrant) tot ronduitvernietigend (Guido Lauwaert in De Tijd).

Wat men er verder ook van vindt, de gangbarereductie van Willem Elsschot. Man van woordentot de genoemde uitschieters doet het boekonrecht aan. Het bevat veel méér dat niet alleennieuw, maar ook de moeite waard is. Zo gaat Cuyt,met de documenten uit het Rijksarchief bij dehand, als eerste uitvoerig in op Elsschots activitei-ten tijdens de Eerste Wereldoorlog als secretaris

Page 9: ACHTER DE SCHERMENmentaren, in de nieuwsbrief zelf een alternatieve blik op Cuyts boek én de toespraken die bij de presentatie wer- den gehouden. Cyriel Van Tilborgh Voorzitter 1

Achter de schermen

9

men inderdaad een samenhangende visie zoumogen verwachten op leven en werk van hetonderwerp. Het is aan Vic van de Reijt, de officiëlebiograaf, en Jan van Hattem, wiens WillemElsschot. Mythes bij het leven door uitgeverHoutekiet wordt aangekondigd als de ‘allereerstevolledige biografie’, om een dergelijke visie te leve-ren. Daarbij zullen ze ongetwijfeld gebruik kunnenmaken van de bouwstenen die Cuyt hun aanreikt.Haar eigen ambities reiken minder ver en ze typeerthaar boek in de inleiding dan ook bescheiden als‘dit journalistiek-wetenschappelijk-detectiveachti-ge speurwerk’, ‘een veelstemmig portret’, ‘iets vaneen groepsfoto’, een ‘mozaïek’, ‘geen biografie’ ofhoogstens ‘[e]en “biografie”’, tussen aanhalingste-kens dus. Overigens zitten er wel degelijk een aan-tal rode draden in Cuyts veelkleurige patchwork: zoheeft ze klaarblijkelijk niet alleen consequentgevraagd naar Elsschots verhouding tot de vrou-wen, maar bijvoorbeeld ook naar zijn leesgedragen naar de visie van de getuigen op het gedicht‘Borms’ en op Elsschots politieke oriëntatie.Een ander bezwaar dat sommige recensententegen het boek hebben gemaakt, is dat de mees-te vondsten die Cuyt presenteert irrelevant of zelfsonterend zouden zijn. Voor die vermeende irrele-vantie wordt dan de afwezigheid van een verbandtussen het leven en het literaire werk als argumentgegeven. De kwaliteit van Elsschots werk mag daneen van de belangrijkste redenen zijn waarom weons voor zijn leven interesseren (‘Een levensbe-schrijving gaat uit van de waarde van een individu’,zegt Cuyt zelf, en‘[o]p literair vlakwas Elsschotbaanbrekend’),dat betekent nogniet dat telkensde omgekeerdebeweging moetworden gemaakten dat elk biogra-fisch gegevenook literair rele-vant zou moetenzijn. Wie niet alleen in Elsschot, maar ook in DeRidder geïnteresseerd is, zal ook graag vernemendat hij op latere leeftijd geregeld gympen onder zijndriedelig grijs droeg, dat hij voor zijn kleindochterChristine een plaatje opnam waarop hij voorlas uitVilla des Roses of dat hij jaloers was toen LianeBruylants wat te lang met de dichter Urbain van deVoorde stond te kletsen. Het staat iedereen natuur-

van het Provinciaal Oogstbureel. Verder zijn er voorhet eerst gepubliceerde brieven van figuren als JanGreshoff, Hugo Claus of Adele De Ridder en docu-menten als de overlijdensakte van Christiaan DeRidder (waarin zijn zoon zich als ‘letterkundige’ affi-cheert) en Elsschots eigen testamenten. Charmantzijn de talrijke foto’s: het jonge gezin De Ridder aande wandel in Brussel anno 1912, Elsschot lezendtegen de gevel van zijn vakantieverblijf in De Panne(1925), Fons en zijn vrouw Fine in Sint-Idesbald tij-dens de jaren vijftig, enzovoort. Cuyt heeft al datnieuwe materiaal opgedolven tijdens haar gesprek-ken met de laatste overlevenden die Elsschot noghebben gekend, en wier getuigenissen het leeu-wendeel van het boek uitmaken. De interessantsteverhalen zijn overigens niet die van vaak geïnter-viewden als Jeanneke Boon, Angèle Manteau ofzelfs de vele De Ridders en aanverwanten, maardie van minder voor de hand liggende getuigen alsHubert Lampo, Bert Decorte, Lena De Groodt eninderdaad ook Liane Bruylants. Naast de getuige-nissen zijn er meer thematisch georiënteerde stuk-ken – onder meer over Fine, over de kustvakantiesen buitenlandse reizen, over Elsschots drankge-bruik, over zijn smaak in film, kunst en literatuur –waarin Cuyt uitspraken van diverse getuigen metelkaar verweeft en aanvult met informatie uit ande-re bronnen.

Het lijkt me onjuist om Cuyt te verwijten dat haarboek te los gestructureerd is, zoals de kritiek welgedaan heeft. Wie dat doet, vertoont de veront-waardiging van iemand die voor weinig geld eenstapel prima bakstenen kan aanschaffen en zich ervervolgens over verbaast dat die nog niet desamenhang en de structuur vertoont van zijndroomvilla met parketvloer en marmeren trappen.Een verzameling interviews en documenten is geenauteursbiografie, een heel ander genre waarvan� André Baillon rond 1929.

Koen Rymenants(1977) is redacteurvan Achter de scher-men. Hij is als aspi-rant van het Fondsvoor Wetenschap-

pelijk Onderzoek – Vlaanderenverbonden aan het departementLiteratuurwetenschap van deK.U.Leuven, waar hij een proef-schrift voorbereidt over het prozavan Willem Elsschot.

Page 10: ACHTER DE SCHERMENmentaren, in de nieuwsbrief zelf een alternatieve blik op Cuyts boek én de toespraken die bij de presentatie wer- den gehouden. Cyriel Van Tilborgh Voorzitter 1

Achter de schermen

10

eens echt ten uitvoer heeft gebracht. Daarmeeheeft ze een belangrijke bijdrage geleverd tot debiografische kant van de Elsschot-studie, die ookuitnodigt tot verder onderzoek, door Cuyt zelf endoor anderen.

Elsschottiana

Vanonder de begroeiing

‘Wat een kale vlakte, in plaats van die prachtigeoude lindebomen, waar de jonge Willem Elsschotmisschien nog tegen plaste’, zegt Nico Volckeryckvan het wijkcomité. ‘Het omkappen van die bomenlokt hier in de buurt heel emotionele reacties uit.[…]’ Het nieuwe plein moet er overzichtelijker uitgaan zien en ook het standbeeld van de vroegerebuurtbewoner Elsschot wordt vanonder debegroeiing gehaald.

‘Mechelseplein treurt om lindebomen’. In: HetNieuwsblad (26 maart 2004).

✬✭

Elsschot wegdoen?

Deze week zal mijn boekenbezit weer met drie, vierboeken vermeerderd worden. Het boekenweekge-schenk, en alles wat daarbij hoort, vormt nu een-maal een fuik waaraan moeilijk te ontkomen valt.[…] Lopend langs mijn boeken betrap ik me steedsvaker op de gedachte: waarom doe ik jullie eigenlijkniet allemaal weg? Als ik jullie nodig heb, haal ik jewel uit de bibliotheek. Het scheelt een hoop ruimteen stof. Natuurlijk, een páár mogen er best blijven.Laat ik eens kijken. Wat zou ik van Elsschot willenwegdoen, van Nescio, Hermans, Salinger,

lijk vrij om dit soort weetjes futiel te vinden, maarvoor een biografisch boek als dat van Cuyt – en ookvoor de nog te schrijven biografie – vormen zenoodzakelijke ingrediënten, al hebben ze dan(schijnbaar?) weinig met literatuur te maken. Uit demanier waarop Cuyt met privégegevens omgaat,blijkt wat mij betreft overigens meer dan voldoenderespect voor De Ridder, die allerminst besmeurdwordt, maar juist veel menselijker uit WillemElsschot. Man van woorden naar voren treedt danuit de gebruikelijke hagiografische essays over zijnpersoon.Heb ik dan helemaal geen kritiek op Cuyts boek?Toch wel. Soms heeft de stijl inderdaad iets boule-vardachtigs, bijvoorbeeld door het gebruik van sug-gestieve retorische vragen (‘Hoe ging de bedrogenechtgenote om met de andere vrouwen in het levenvan haar man? Met zijn schrijverskuren, zijn hongernaar vrijheid, hij die aan een vrouw, een huis en zeskinderen geketend zat als een boef aan zijn ijzerenbol?’) of doordat alle dames in de tussenkopjes vanhet hoofdstuk ‘De vrouwen van De Ridder’ alleenmet hun voornaam worden aangeduid. Verder blijftCuyt, die op haar best is wanneer ze verslag doetvan interviews en levensbijzonderheden, wat op devlakte in de nogal plichtmatige verbanden die ze afen toe legt tussen leven en werk. Zo wordt de situ-atie van de jonge Fine vrij uitvoerig vergeleken metdie van Louise in Villa des Roses, terwijl eldersgesuggereerd wordt dat voor dat personage eenecht Parijs kamermeisje model zou hebbengestaan. Makkelijker hard te maken verbanden alsdie tussen Oogstbureel-secretaris De Ridder en hetpersonage Peeters uit Pensioen blijven dan weerongenoemd. En al is er geen reden om aan debetrouwbaarheid van Cuyts gegevens te twijfelen,een wat preciezere datering van bepaalde feiten ofeen explicietere verantwoording van bronnen encitaten zou daar nog toe hebben bijgedragen. Tochzijn deze ‘tekortkomingen’ voor mij ook tekens vande wijze waarop Cuyt zich drie jaar lang met haaronderwerp heeft ingelaten: niet louter objectief-wetenschappelijk, maar met een grote persoonlijkeinzet. Die laatste blijkt ook wanneer ze in haar tekstvarieert op citaten en stijleigenaardigheden uitElsschots werk en ze dus deels gaat samenvallenmet haar onderwerp: ‘Fine […] is de kapitein die opde commandobrug van het huishouden staat’, ‘DeRidder kende de jongens uit de streek’, ‘De zee-droom is aan stukken geslagen’…De verdienste van Martine Cuyt is dat ze een nood-zakelijk, in zekere zin voor de hand liggend en danook vaak luidop gewenst project – het interviewenvan wie Elsschot nog gekend heeft – nu eindelijk

Page 11: ACHTER DE SCHERMENmentaren, in de nieuwsbrief zelf een alternatieve blik op Cuyts boek én de toespraken die bij de presentatie wer- den gehouden. Cyriel Van Tilborgh Voorzitter 1

11

niks. Nu al! Ik zou over veertig jaar nog wel eensterug willen komen om te kijken wat er nou uit dezetijd ten slotte overgebleven is. Wat ik verwacht? Datdurf ik niet te zeggen. Dat zou ook niet aardig zijntegenover bepaalde schrijvers. En niemand had in1930 voorspeld dat Elsschot overeind zou blijven,die man die alleen maar schreef over kaas en hetbedrijfsleven. Er staat geen gedachte in die dieperis dan twee straatstenen. Maar het is fenomenaalgeschreven! Ik denk dat de taal ten slotte de zaakovereind houdt, en niet of je nou veel rijke gedach-ten hebt gehad. Het gaat om de stijl.

Opgetekend door Corine Vloet, ‘Ik leef van nutte-loosheid. Essayist Kees Fens over de cultuur vanEuropa’. In: NRC Handelsblad (9 januari 2004).

Het historisch proces is onbarmhartig. Hoe verderweg in de tijd, hoe minder er overblijft. Wie had kun-nen denken dat uit zijn tijd alleen Elsschot zou over-blijven? Die werd toen wel bewonderd, maarWalschap en Teirlinck evenzeer, en daar hoor je nuniets meer over. En als je naar de negentiendeeeuw kijkt, dan drijven daar nog maar een paardrenkelingen rond op de zee van vergetelheid.

Opgetekend door Onno Blom, ‘Kees Fens over hetoude Europa. Ik was graag zuiderling’. In DeStandaard der Letteren (22 januari 2004).

✬✭

Prachtig realisme

Voor mij is literatuur misschien, net als voorMulisch, een wetenschap die zichzelf onderzoekt.Dan ben je natuurlijk al dat op zichzelf prachtigerealisme van Elsschot ver voorbij. Niet ‘voorbij’ in degunstige zin, maar in de geniale zin. Elsschot liet dedingen, de beschrijvingen voor zichzelf spreken.Mulisch is iemand die door zijn literatuur zichzelfonderzoekt, en tegelijkertijd de literatuur onder-zoekt. Eigenlijk is waar we het nu over hebben hetprobleem van showing en telling. Je moet het kun-nen laten zien en dan is het de lezer die daar eeninterpretatie dan wel een oordeel over geeft. Als eenauteur in een boek telkens een moreel oordeel velt,gaat dat natuurlijk irriteren.

‘Schrijven is een sadistische bezigheid. MennoLievers en Anthony Mertens in gesprek metA.F.Th.’. In: De Revisor (december 2003), jrg. 30, nr.5-6, p. 40.

Updike… Nou ja, morgen zie ik wel verder.

Frits Abrahams, ‘Boeken’. In: NRC Handelsblad (10maart 2004).

✬✭

Lijmen

Als gevolg van mijn literaire missiedrang heeft eenaantal van mijn vrienden de dubbeluitgaveLijmen/Het Been in de kast staan. Meestal ongele-zen, maar ze weten in ieder geval wie WillemElsschot is. Omdat ik de klassieker weer aan iemand cadeauwil doen, ga ik naar de boekwinkel. In de schappenvind ik hem niet en ik vraag een boekverkoopsterom hulp. Ze gaat in een computer kijken. Na langzoeken zegt ze triomfantelijk: ‘We hebben hem niet,maar ik heb wel een boek over lijmen en solderen.’

Mark van Baal, ‘Lijmen’. In: NRC Handelsblad (23januari 2004).

✬✭

Met enkele pennenstreken

Van der Loo schreef een kleine roman. Minder danhonderd pagina’s telt De Galvano, maar wat weethij in die weinige woorden het leven van zijn Mozbreed en volledig uit te tekenen! Niet in zijn stijl,maar wel in zijn onderwerpkeuze en de empathietot zijn protagonist doet Van der Loo aan Elsschotdenken. Op dezelfde manier waarop deze nimmerbombastische auteur zijn Laarmans met enkelepennenstreken vangt, zo krijgt ook Moz armen enbenen, dromen en angsten.

Judith Janssen, ‘Een arbeider met vuurvaste han-den. Grote thema’s bij debutant Stijn van der Loo’.In: De Volkskrant (23 januari 2004).

✬✭

Het gaat om de stijl

In de interviews met criticus Kees Fens naar aanlei-ding van diens eredoctoraat aan de Universiteit vanAmsterdam, viel meer dan eens de naam Elsschot:

Als ik kijk naar wat er is overgebleven van wat ik inde afgelopen 48 jaar heb besproken, dat is bijna

Achter de schermen

Page 12: ACHTER DE SCHERMENmentaren, in de nieuwsbrief zelf een alternatieve blik op Cuyts boek én de toespraken die bij de presentatie wer- den gehouden. Cyriel Van Tilborgh Voorzitter 1

Achter de schermen

12

Opboksen tegen de canon

Op de derde avond van het LiteratuurfestivalWintertuin in Nijmegen werd oude poëzie herdichtdoor hedendaagse dichters. Zo dook E.T. op in‘Het Huwelijk’ van Elsschot. […] Astrid Lampemoest opboksen tegen de onwankelbare klassie-ker ‘Het Huwelijk’ van Elsschot. Ze redde zichwonderwel door tussen de regels van de oor-spronkelijke tekst een treiterige tegenstem op tenemen, die ze soms broeierig en soms temerig kin-derlijk liet klinken: ‘…E.T. phone home/ Maardoodslaan deed hij niet, want tusschen droom endaad/ …phone home/ gingen jaren heen: páp’.

Ron Rijghard, ‘Opboksen tegen de canon’. In:NRC Handelsblad (29 december 2003).

✬✭

Het mooiste gedicht dat ik ken

Een van de grootste moderne Nederlandse schrij-vers, Willem Elsschot […] is een Belg. Hierbovenheb ik geciteerd uit zijn gedicht Van der Lubbe,Marinus, die de Rijksdag van Hitler in brand heeftgestoken. De Nederlandse regering heeft zich indie tijd niet op zijn allerdapperst gedragen. Eigenlijkzou ik alle elf kwatrijnen moeten citeren, want het ishet mooiste gedicht dat ik ken.

S. Montag, ‘Opgegeven’. In: De Volkskrant (6december 2003).

✬✭

Gasthuiszusters Augustinessen worden ereburger van Herselt

Het gemeentebestuur van Herselt kende het ere-burgerschap van de gemeente toe aan deGasthuiszusters Augustinessen. Zij kregen dezeeretitel voor hun 80-jarige dienstverlening aan dezorgbehoevende bejaarden in rustoord Sint-Barbara. Schrijver Willem Elsschot, voetballerErwin van den Berg en bergbeklimster IngridBaeyens gingen hen voor als ereburger.

Jeffrey Goossens, ‘Tachtig jaar zorg voor ouderen’.In: Het Nieuwsblad (5 december 2003).

COLOFON

Deze editie van de nieuwsbrief Achter de schermen,uitgegeven door het Willem Elsschot Genootschapv.z.w., verscheen in juni 2004 in een oplage van 900exemplaren, bestemd voor de leden van het W.E.G. ende pers.

Lezersservicehttp://[email protected]

BankBelgië: KBC Bank - Antwerpen

409-8578841-11Nederland: ABN AMRO BANK - Putte

53.28.777.13

SecretariaatLijsterbeslaan 6 • B-2920 Kalmthout • Belgiëtel: 03/666.78.70 • fax: 03/666.25.42

RedactieKoen Rymenants ([email protected])Cyriel Van Tilborgh ([email protected])

BestuurVoorzitter: Cyriel Van TilborghVice-voorzitter: Vic van de Reijt Bestuursleden:

Jan ManiewskiWalter MeesYvan De RooverJanny Nijhof

Secretariaat Benefietdiner: Ann De RammelaereVerslaggeving: Erika PelemansWEG-fotograaf: Alain Giebens ([email protected])

Sponsors W.E.G.Alveko - EquiLibrisHet Belang van LimburgCanvasCensydiamErnst & YoungGazet van AntwerpenDe Groene AmsterdammerKBC Bank & VerzekeringKnack-WeekendDe MorgenHet ParoolAthenaeum – Polak & Van Gennep (Querido)Snoecks 2004De StandaardDe TijdVlaams Fonds voor de LetterenVrij NederlandVVL/BBDO