Abstract - Erasmus University Rotterdam Kostwinder.docx · Web viewIn het politieke domein is...

70
Autoritair politiek leiderschap & management: Het ideaal van laag opgeleide werknemers, schrikbeeld van hoog opgeleide managers? J.B. (Robert) Kostwinder Studentnummer: 327075 Rotterdam, mei 2012

Transcript of Abstract - Erasmus University Rotterdam Kostwinder.docx · Web viewIn het politieke domein is...

Page 1: Abstract - Erasmus University Rotterdam Kostwinder.docx · Web viewIn het politieke domein is relatief veel onderzoek verricht naar de beweegredenen en demografische kenmerken van

Autoritair politiek leiderschap & management: Het ideaal van laag opgeleide werknemers, schrikbeeld van hoog opgeleide managers?

J.B. (Robert) KostwinderStudentnummer: 327075Rotterdam, mei 2012Erasmus Universiteit RotterdamFaculteit der sociale wetenschappenSociologie: Arbeid, Organisatie & ManagementBegeleider: Dr. P. Mascini2e beoordelaar: J. van der Waal, MSc.

Page 2: Abstract - Erasmus University Rotterdam Kostwinder.docx · Web viewIn het politieke domein is relatief veel onderzoek verricht naar de beweegredenen en demografische kenmerken van

Autoritair politiek leiderschap & management: Het ideaal van laag opgeleide werknemers, schrikbeeld van hoog opgeleide managers?

Databestand

Illustratie voorzijde: Stepahnie Lok, “Ugly birds in a beautiful cage”2010 (gebruikt met toestemming).

bScriptie Robert (J.B.) Kostwinder

Page 3: Abstract - Erasmus University Rotterdam Kostwinder.docx · Web viewIn het politieke domein is relatief veel onderzoek verricht naar de beweegredenen en demografische kenmerken van

Abstract

Dit onderzoek toont aan dat leiderschapsvoorkeuren in het politieke en organisationele domein overeenkomsten vertonen. Anomie blijkt in beide domeinen een voorkeur voor zowel een autoritair politiek leider als een autoritair manager te voorspellen. Doordat leidinggevenden hogeropgeleid zijn (en hierdoor minder anomie hebben), hebben zij een kleinere voorkeur voor autoritair leiderschap. Het direct hebben van een leidinggevende functie blijkt echter geen verschil uit te maken. Het tegenstijdige verlangen naar zowel vrijheid als veiligheid (de veiligheidsutopie)blijkt als geheel in verschillende analyses geen resultaten op te leveren. Wel geven de analyses enkele aanknopingspunten.

1Scriptie Robert (J.B.) Kostwinder

Page 4: Abstract - Erasmus University Rotterdam Kostwinder.docx · Web viewIn het politieke domein is relatief veel onderzoek verricht naar de beweegredenen en demografische kenmerken van

1. Inleiding

1.1. Algemene inleidingZowel in het politieke domein als in het bedrijfsdomein bestaan er verschillende opvattingen over “ideaal leiderschap”. Politiek leiders in het politieke domein en managers in het organisationele domein kunnen hun taak verschillend invullen. Een wezenlijk onderscheid in denkbeelden over leiderschap is of een leider de nadruk legt op orde of op vrijheid. Leiders die vooral orde voorop stellen, kunnen “autoritair” genoemd worden. Leiders die de nadruk op vrijheid leggen, kunnen aangeduid worden als “libertair”. De voorkeur voor een type leider staat in deze scriptie centraal. In deze scriptie wordt onderzocht in hoeverre leiderschapsvoorkeur in beide domeinen door dezelfde mechanismen verklaard kunnen worden. Bovenal wordt onderzocht of dezelfde categorie mensen die een autoritair politiek leider prefereren, al dan niet ook de voorkeur hebben voor een autoritair manager.

De voorkeur voor een autoritair politiek leider wordt hieronder vanuit twee invalshoeken verklaard. Vervolgens wordt het bedrijfsdomein en managementopvattingen belicht. Hierna worden beide domeinen bij elkaar gebracht. Tot slot volgt de probleemstelling en de maatschappelijke relevantie van dit onderzoek.

1.1.1. Inleiding politiek leiderschap In de politiek is er een toenemende nadruk op orde zichtbaar. Deze nadruk kan belicht worden vanuit twee invalshoeken. Het eerste perspectief is gericht op individuele demografische kenmerken en meer specifiek de invloed van verschil in opleiding. Het tweede perspectief gaat uit van een algemene maatschappelijke verandering. Hieronder wordt allereerst de eerste invalshoek uitgewerkt.

In de Nederlandse politiek worden culturele thema’s rond orde sterk geproblematiseerd. De publieke opinie is over deze thema’s sterk verdeeld. De nadruk op orde en de verdeeldheid hierover is merkbaar door een opleving van autoritaire partijen die tegenover libertaire partijen zijn komen te staan (Houtman 2002: p6, Achterberg &Houtman 2003, Achterberg, Houtman & Derks 2011:p3). Autoritaire en libertaire partijen verschillen vooral op culturele thema’s van elkaar. Autoritaire partijen benadrukken het belang van orde en het gevaar dat ontstaat door afwijkend gedrag. Libertaire partijen benadrukken juist vrijheid en de gevaren die besloten liggen in het inperken van andermans vrijheid (Van den Brink 2002, Houtman 2002, 2008). Politiek leiders die een autoritaire of libertaire politiek voorstaan, hebben hierdoor uiteenlopende standpunten op het gebied van bijvoorbeeld: orde, veiligheid en persoonlijke vrijheid.

In het politieke domein is relatief veel onderzoek verricht naar de beweegredenen en demografische kenmerken van personen die autoritair of juist libertair politiek leiderschap prefereren (Houtman 2002, Achterberg & Houtman 2003).Uit verschillend onderzoek blijkt dat vooral lager opgeleiden een voorkeur hebben voor autoritaire politiek (cf. Van den Brink 2002:68, Achterberg &Houtman 2003, Gabennesch 1972, Stubager 2008, zie ook Flanagan en Lee 2003 voor een overzicht). Hiertegenover staan juist hogeropgeleiden die libertaire politieke opvattingen hebben. Hierdoor kan gezegd worden dat hogeropgeleiden en lageropgeleiden tegenover elkaar staan wanneer het gaat om politiek leiderschapsvoorkeur.

2Scriptie Robert (J.B.) Kostwinder

Page 5: Abstract - Erasmus University Rotterdam Kostwinder.docx · Web viewIn het politieke domein is relatief veel onderzoek verricht naar de beweegredenen en demografische kenmerken van

De tweede invalshoek is gericht op een maatschappelijke tendens zonder een onderscheid te maken in demografische kenmerken. De maatschappij is op het gebied van maatschappelijke ordening sinds de zestigerjaren aanzienlijk veranderd. Door het vervagen van normen is er een algemeen onbehagen ontstaan. Doordat maatschappelijke waarden minder vaststaan, is de legitimiteit van een bepaalde fatsoensnorm arbitrair te noemen. De vrijheid van anderen kan het onbehagelijke gevoel teweeg brengen dat de eigen veiligheid in het geding is. Wat een persoon als asociaal gedrag kan bestempelen, kan voor een ander persoon normaal zijn (Boutellier 2002, Van den Brink 2002,2004). Veel vrijheid gaat al snel gepaard met meer sociale risico’s. Tegen deze achtergrond toont Van den Brink (2004:63) aan dat in de afgelopen decennia er een grotere voorkeur is ontstaan voor striktere regels rond sociale orde. Er is bijvoorbeeld een grotere wens ontstaan voor repressieve maatregelen. Ook wordt er een groter probleem gezien in personen met afwijkende gedragingen (ibid.).

Van de overheid wordt op het gebied van handhaving en normstelling een grote rol verwacht (Boutellier 2002, Van den Brink 2002,2004). Bovendien is een wens ontstaan naar meer sterke politiek leiders (Van den Brink, 2004:63). Deze wens komt voort uit de behoefte om de sociale orde te herstellen. Tegelijkertijd wordt er veel waarde gehecht aan individuele vrijheid. Dit leidt tot een paradoxaal verlangen naar een maximalisatie van persoonlijke vrijheid met een maximalisatie van het gevoel van veiligheid. Om naar Boutellier (2003:67) te spreken: “leidt dit tot een wens van een striktere handhaving van regels waar burgers zichzelf niet aan willen houden”. De wens voor een autoritair politiek leider ontstaat terwijl dit tegelijkertijd ook consequenties heeft voor de eigen vrijheid.

1.1.2. Inleiding bedrijfslevenIn het bedrijfsleven is er juist een toenemende nadruk op vrijheid merkbaar. Dit is te zien door de belangstelling in wetenschappelijke literatuur over zelfsturing van medewerkers (Heil, Bennis & Stephens 2000, Van Ruysseveldt et al. 2008, Handel 2003 e.a.). Met zelfsturing wordt bedoeld dat een uitvoerende meer beslissingen zelfstandig mag nemen.

Voor een deel kan de opkomst van vrijheid voor medewerkers verklaard worden door veranderingen in de omgeving waarbinnen organisaties opereren (Heil, Bennis & Stephens 2000, Van Ruysseveldt et al.2008, Handel 2003). Zo veranderen markten sneller en is de concurrentie in de meeste branches toegenomen (Steijn 2004:27). Dit vraagt om flexibelere organisaties waarbij er een groter beroep wordt gedaan op de zelfstandigheid en creativiteit van uitvoerenden (Van Ruysseveldt et al. 2008, Steijn 2004).

Niet alleen situationele factoren hebben invloed op de verandering in aansturing binnen organisaties. De “menselijke factor” speelt een belangrijke rol. Uitvoerenden stellen andere eisen aan hun werkzaamheden en de mate van vrijheid op het werk. Uitvoerenden “willen niet langer als een soort zombie aan de lopende band staan” (Steijn 2004:26). Uitvoerenden wensen uitdagende functies met boeiende projecten. Tevens wensen uitvoerenden veel mogelijkheden voor opleiding en doorstroomkansen (Steijn 2004:53).

Voorgaande geeft blijk dat uitvoerenden vooral vrijheid en verantwoordelijkheid in het werk zoeken. Het managementbeeld wat hierbij past contrasteert sterk met het traditionele autoritaire managementbeeld (Heil, Bennis & Stephens 2000). Een autoritair manager stuurt namelijk directief aan en vraagt van zijn uitvoerenden discipline en gehoorzaamheid (Heil et al 2000:132). Een autoritair manager stelt tevens orde centraal. Een libertair manager daarentegen stelt vrijheid centraal en benadrukt het belang van verantwoordelijkheid dragen (ibid.). Ook de mogelijkheid om als uitvoerende zelf beslissingen te kunnen nemen, wordt door een libertair manager gezien als een belangrijk goed. Samenvattend kan hiermee gesteld worden dat autoritaire en libertaire managers andere uitgangspunten hebben bij het aansturen van uitvoerenden.

1.1.3. Politiek leiderschap en managementEerder zijn twee invalshoeken gepresenteerd die de voorkeur voor type politiek leider voorspellen. Enerzijds bepaalt het opleidingsniveau de voorkeur voor een libertair of autoritair politiek leider. Anderzijds is gesteld dat de voorkeur voor een autoritair politiek leider voortkomt uit een

3Scriptie Robert (J.B.) Kostwinder

Page 6: Abstract - Erasmus University Rotterdam Kostwinder.docx · Web viewIn het politieke domein is relatief veel onderzoek verricht naar de beweegredenen en demografische kenmerken van

tegenstrijdig verlangen naar zowel vrijheid als veiligheid. Een vraag die in deze scriptie gesteld wordt is in hoeverre deze twee verklaringen ook gebruikt kunnen worden om de voorkeur voor een autoritair of libertair manager te verklaren.

Vanuit de eerste invalshoek wordt uitgegaan dat opleiding een bepalende factor is voor de verklaring voor de voorkeur voor een autoritair politiek leider. De vraag die gesteld kan worden is of dit ook de voorkeur voor een autoritair manager voorspeld. In dit licht kan opgemerkt worden dat leidinggevenden hogeropgeleid zijn (Bovens & Wille 2009). Leidinggevenden hebben hierdoor wellicht een andere managementvoorkeur dan uitvoerenden, omdat ze door opleidingsverschil mogelijk andere opvattingen en wensen hebben op het gebied van vrijheid en veiligheid. Leidinggevenden hebben, vanuit hun functie, de mogelijkheid om hun eigen opvattingen en wensen om te zetten in beleid en managementstijl. Zoals het spreekwoord zegt: “Wat gij (niet) wilt dat u geschied, doet dat ook een ander (niet)”. Uitvoerenden willen echter wellicht andere dingen.

Vanuit de tweede invalshoek kan verwacht worden dat leidinggevenden en uitvoerenden niet verschillen op het gebied van de voorkeur voor politiek leiderschap. Dit komt omdat uitvoerenden en leidinggevenden in dezelfde mate te kampen krijgen met de wens naar vrijheid en veiligheid (de veiligheidsutopie). In een organisationele setting kunnen hier mogelijk wel verschillen in ontstaan. Leidinggevenden hebben in hun werkzaamheden wellicht meer vrijheid en minder last van veiligheidsmaatregelen dan uitvoerenden. Hierdoor is het denkbaar dan leidinggevenden en uitvoerenden verschillen in opvattingen over managementvoorkeur.

1.2. Probleemstelling en maatschappelijke relevantie

1.2.1. ProbleemstellingDeze scriptie probeert antwoord te geven op de volgende vraag:

Is er sprake van een verschil in leiderschapsvoorkeuren van leidinggevenden en uitvoerenden, en zo ja, hoe kan dit worden verklaard?

1.2.2. RelevantieHet thema: “orde versus vrijheid” staat in zowel het politieke domein als in het bedrijfsleven in de belangstelling. Wel lijkt in het politieke domein “ orde” in grotere mate in de belangstelling te staan terwijl in het bedrijfsdomein “vrijheid” in toenemende mate in de aandacht staat. Mocht er een overeenkomst bestaan tussen de voorkeuren voor politiek leiderschap en management dan geeft dit inzicht in de universaliteit van leiderschapsvoorkeuren. Wanneer blijkt dat demografische kenmerken bepalend zijn voor leiderschapsvoorkeur van een individu, dan kunnen er binnen een organisatie verschillen in leiderschapsvoorkeuren verwacht worden. Mocht dit zo zijn dan treedt de paradox op dat leidinggevenden vooral vrijheid willen geven aan uitvoerenden terwijl uitvoerenden juist van de leidinggevende verwachten dat hij/zij orde schept en zorgt voor veiligheid.

Er bestaat veel onderzoeksliteratuur over management. Ook is er veel geschreven over politieke voorkeuren. Er bestaat echter weinig literatuur die zich richt op beide domeinen. Deze scriptie tracht meer inzicht te krijgen in de mogelijke overlapping tussen het politieke domein en het organisatiedomein.

4Scriptie Robert (J.B.) Kostwinder

Page 7: Abstract - Erasmus University Rotterdam Kostwinder.docx · Web viewIn het politieke domein is relatief veel onderzoek verricht naar de beweegredenen en demografische kenmerken van

1.3. Opbouw scriptieIn deze scriptie wordt eerst een theoretisch kader geschetst. Om de belangrijkste theorieën van deze scriptie in te bedden binnen de institutionele context, wordt eerst een korte beschrijving gegeven van het politieke landschap. Vervolgens worden twee verschillende theorieën gegeven waarmee de probleemstelling beantwoord kan worden. De eerste invalshoek behelst de mogelijke invloed van opleiding en de theorieën die verklaren waarom opleiding van belang is. De tweede invalshoek heeft betrekking op de spanning tussen de wens voor zowel vrijheid als veiligheid. Deze twee invalshoeken worden eerst uitgewerkt voor politiek leiderschap. Vervolgens volgt een vertaling van de twee invalshoeken naar het organisationele domein. Hierna wordt het conceptuele model gepresenteerd. Na dit hoofdstuk wordt er een toelichting gegeven op de dataverzameling en de operationalisering. In hoofdstuk vier worden de resultaten besproken. Hierna worden de resultaten verbonden aan de theorie in de conclusie. Het artikel sluit af met een discussie over de beperkingen en implicaties van dit onderzoek en suggesties voor vervolgonderzoek.

5Scriptie Robert (J.B.) Kostwinder

Page 8: Abstract - Erasmus University Rotterdam Kostwinder.docx · Web viewIn het politieke domein is relatief veel onderzoek verricht naar de beweegredenen en demografische kenmerken van

2.Theoretische aanleiding onderzoek

Leiderschap in de politiek en in het bedrijfsleven hebben overeenkomsten. Beide domeinen zijn omgevingen waarbinnen mensen rollen spelen, regels opvolgen en moraliteit uitoefenen (cf. Nesteruk [1991] in Tsahuridu 2006:164). Een verschil is dat gedrag en opvattingen binnen een organisatie voor een groot deel gevormd worden door de nadruk op taakverdeling, winst en de sterke doelgerichtheid, terwijl in de politiek deze punten niet of veel minder aanwezig zijn.

In dit artikel wordt onderzocht in hoeverre de voorkeur voor leiderschap in beide domeinen door dezelfde mechanismen verklaard kunnen worden. Allereerst worden mogelijke verklaringen gegeven voor verschillen in de voorkeur voor politiek leiderschap. Vervolgens worden deze verklaringen vertaald naar de voorkeur voor management.

2.1. Politiek landschap en de maatschappelijke contextIn deze scriptie worden twee invalshoeken tegenover elkaar gesteld. Voordat er een onderscheid gemaakt kan worden tussen deze invalshoeken, is het van belang een gemeenschappelijke achtergrond te schetsen

De maatschappij is sinds de zestigerjaren aanzienlijk veranderd. De invloed van instituties die in eerdere tijden gemeenschappelijke waarden, normen en moraal voortbrachten en bewaakten is sterk afgenomen. (Boutellier 2002, Van den Brink 2002, 2004, De Koster, Van der Waal, Achterberg & Houtman 2008). Een voorbeeld hiervan is de invloed van de kerk. Het was de kerk en de daaraan gelieerde krant, vakbeweging en omroep die een duidelijke structurerende rol hadden op het maatschappelijke domein(ibid.). Bij het wegvallen van deze externe bronnen van moraliteit, ontstond er meer ruimte voor andere opvattingen en levenswijzen (Boutellier 2002, Van den Brink 2002, 2004). Dit heeft geleid tot meer individuele vrijheid. De voordelen van persoonlijke vrijheid, “je ding kunnen doen”, worden breed in de maatschappij gewaardeerd.

De toegenomen individuele vrijheid heeft echter ook geleid tot een vervaging van waarden (Boutellier 2002, Van den Brink 2002, 2004). Identiteiten zijn in afnemende mate een gegeven en waardeoriëntaties worden minder als hoogst legitiem beschouwd (De Koster & Van der Waal 2007: p460, Bovens en Wille 2009, Bauman 1995, Boutellier 2007, Castells 2000, Houtman 2002:2, Zijderveld 2000 e.a.).

Bovenstaande kan gezien worden als gezamenlijke oorsprong waar de twee invalshoeken die in deze scriptie centraal staan, vanuit vetrekken. In beide invalshoeken worden de effecten van een geïndividualiseerde samenleving beschreven.

2.2. Voorkeur autoritair politiek leider (VAPL)Hieronder wordt allereerst de verwachting geschetst dat anomie van invloed is op de politiek leiderschap voorkeur. Vervolgens worden de verwachtingen geschetst welke de veiligheidsutopie heeft op de voorkeur voor politiek leiderschap.

2.2.1. Anomie en politiek leiderschapHet wegvallen van vaststaande structuren en het wegvallen van (religieuze) richtlijnen en moraal wordt door sommige personen als zeer wenselijk ervaren. Echter wordt dit “gebrek aan

6Scriptie Robert (J.B.) Kostwinder

Page 9: Abstract - Erasmus University Rotterdam Kostwinder.docx · Web viewIn het politieke domein is relatief veel onderzoek verricht naar de beweegredenen en demografische kenmerken van

(betekenisvolle) institutionele controle en een overvloed aan individuele vrijheid” door andere personen juist als problematisch gezien (Zijderveld 2000:201).

Het gemis aan betekenisvolle instituties en orde wordt aangeduid met het begrip “anomie”. Of men anomische gevoelens koestert is sterk bepalend voor de politieke oriëntatie van een individu. De Koster en Van der Waal (2007: 461) stellen wat anomie betreft:

“Those lacking clear-cut guidelines and longing for social order (the anomic) are authoritarian. They turn to secular right wing parties because such parties propose measures of coercion and law and order to deal with cultural diversity and problems of social order most strongly”

Opleiding en Cultureel kapitaal

Of een persoon anomische gevoelens heeft wordt sterk bepaald door zijn of haar opleidingsniveau. Vooral onder lager opgeleiden bestaat er een voorkeur voor de autoritaire leider die “orde op zaken stelt”(cf. Van den Brink 2002:68, Achterberg & Houtman 2003, Gabennesch 1972, Stubager 2008; zie ook Flanagan en Lee 2003 voor een overzicht). Een hoger opgeleid persoon daarentegen heeft een voorkeur voor een libertair politiek leider die nadruk legt op individuele vrijheid en zelfverwezenlijking. Deze personen, die niet anomisch zijn, zien niet zozeer een probleem in een gebrek aan orde maar in autoritaire leiders die de individuele vrijheid bedreigen.

Een opleiding leert een persoon niet alleen “een vak” maar ook een andere manier van denken en “kijken”. Hierdoor worden culturele uitingen als zodanig erkend maar ook beter begrepen (Houtman 2008:27). Dit bredere perspectief komt tot uiting in het hebben van veel cultureel kapitaal (ibid.).

Cultureel kapitaal dient niet verward te worden met oppervlakkige feitenkennis over culturele onderwerpen. Het betreft een psychologische ontwikkeling. Naarmate men meer verschillende perspectieven leert kennen, des te meer men leert dat de maatschappij door mensen gemaakt wordt. Hierdoor wordt de wereld minder als transcendentaal, mystiek en als “ding” ervaren. Dit laatste wordt dereïficatie genoemd (Gabennesch 1972). Een gereïficeerd wereldbeeld, als gevolg van een nauw perspectief, is bepalend voor een autoritaire houding. In de woorden van Gabennesch (1972:864):

“…a reified world is self-justifying. Being morally and ontologically superior to men, it demands that men strive to adjust themselves to it. Reified institutions or institutional orders admit of no legitimate compromises, deviations or alternatives. They are established, absolute and external to man in origin and character”. (Gabennesch 1972:864)

Wanneer men de maatschappij ervaart als gegeven, stuurloos en men de grote culturele diversiteit ervaart als een teken van “maatschappelijk verval”, dan is een autoritair leider een voor de hand liggende keuze. Weinig cultureel kapitaal leidt immers tot een autoritaire manier van denken en beïnvloedt hoe men aankijkt tegen vrijheid en diversiteit (Houtman 2008:27, Achterberg & Houtman 2003, Gabennesch 1972, Stubager 2008). Personen die veel opleiding hebben genoten en hierdoor veel cultureel kapitaal hebben, staan hier tegenover.

Relaties

Met bovenstaande in gedachten, verschillen hogeropgeleiden sterk met lageropgeleiden. Leidinggevenden zijn doorgaans hoog opgeleid en hebben hierdoor veel cultureel kapitaal. Uitvoerenden zijn daarentegen vaker lager opgeleid en hebben weinig cultureel kapitaal. Dit brengt de verwachting met zich mee dat managers en uitvoerenden, door de mate van anomische

7Scriptie Robert (J.B.) Kostwinder

Page 10: Abstract - Erasmus University Rotterdam Kostwinder.docx · Web viewIn het politieke domein is relatief veel onderzoek verricht naar de beweegredenen en demografische kenmerken van

gevoelens, verschillen in opvattingen over politiek leiderschap: managers hebben een afkeer van autoritair leiderschap, uitvoerenden omarmen dit juist.

2.2.2. De veiligheidsutopie en politiek leiderschapHet libertaire ethos dat wellicht in de jaren ‘60 vooral werd uitgedragen door linkse hogeropgeleiden, is diep in alle lagen van de samenleving geworteld (Boutellier 2002, Van den Brink 2002, De Koster, Van der Waal, Achterberg &Houtman 2008:314). Dit wordt door Inglehart wel omschreven als “the silent revolution” (De Koster, Van der Waal, Achterberg & Houtman 2008:314).

Normen en gezagsverhoudingen staan sinds de jaren ’60 minder vast (Boutellier: 2003:25 e.v.). Dit was het gevolg van de culturele revolutie. Sinds eind jaren ’90 neemt in het publieke debat de aandacht voor moraliteit, fatsoen en veiligheid echter toe (Boutellier: 2003:25 e.v.)

De huidige maatschappij met haar vele onzekerheden is getransformeerd in een “risicosamenleving”, waarin op zowel cultureel als op technologisch vlak veel aandacht besteed wordt aan potentiele gevaren (Boutellier 2002:49). Dit heeft er toe geleid dat er een grote nadruk is komen te liggen op het reduceren en beheersen van risico’s en bovenal dat er een behoefte aan veiligheid optreedt (ibid.).

De rol van de overheid wordt in dit licht vaak besproken. Van de overheid wordt verwacht dat deze risico’s inperkt door repressieve en preventieve maatregelen op diverse terreinen (Boutellier 2003:66). Overheidsexperts richten zich hierdoor meer en meer op sociale beheersing op de gebieden veiligheid, gezondheid en duurzaamheid. Slama spreekt in dit perspectief zelfs van het ontstaan van een “zacht of goedaardig totalitarisme” (Slama [1993:256] in Boutellier 2003:64).

Bij dit morele onbehagen staat de eigen vrijheid niet ter discussie. Hier is men zeer op gesteld. Het is het gevoel van onzekerheid, onveiligheid en de “angst voor andermans vrijheid” die aan het onbehagen ten grondslag ligt.

De behoefte naar zowel vrijheid als veiligheid wordt door Boutellier omschreven als de “veiligheidsutopie” (Bouttelier,2002, 2007). Boutellier stelt bij monde van Rorty (Rorty [1989] in Boutellier 2002:53):

“In het veiligheidsvraagstuk worden de grenzen van de morele fragmentering en de risico’s van de individualisering zichtbaar. Een grote individuele ruimte gaat bijvoorbeeld gepaard aan een hoge mate van criminele deviantie. Vrijheid en risico, vitaliteit en bescherming, zijn aldus de keerzijde van dezelfde medaille ‘welke naam ze ook kiezen voor hun zorgen, wat individuen werkelijk verfoeien is het risico dat in de vrijheid besloten ligt. Het probleem is echter dat vrijheid en risico tegelijkertijd toe- of afnemen’ (Bauman, 1997:193). De oplossing van deze paradox van vitaliteit en veiligheid bestaat eenvoudigweg niet. Meer vrijheid gaat gepaard met meer onzekerheid; en meer zekerheid gaat ten koste van individuele vrijheid.” (referenties overgenomen).

Een voorkeur voor een autoritair politiek leider ontstaat doordat risico’s beheerst dienen te worden. Het komt doordat een persoon vindt dat zijn vrijheid in gevaar wordt gebracht door de vrijheid van anderen. Hierdoor wordt van een autoritair politiek leider verwacht dat deze hard optreedt (cf. Boutellier 2002).”Personen vragen om strikte handhaving waaraan zij zich vervolgens zelf niet willen houden” (Boutellier: 2003:67)

Relaties

Boutellier identificeert in zijn theorie niet direct de personen waarop de veiligheidsutopie van toepassing is. Hij omschrijft een maatschappelijk fenomeen. Om deze reden wordt verwacht dat zowel leidinggevenden als uitvoerenden dezelfde verwachting en voorkeur hebben voor een

8Scriptie Robert (J.B.) Kostwinder

Page 11: Abstract - Erasmus University Rotterdam Kostwinder.docx · Web viewIn het politieke domein is relatief veel onderzoek verricht naar de beweegredenen en demografische kenmerken van

autoritair politiek leider. Beiden worden immers aan dezelfde mate blootgesteld aan dezelfde krachten.

2.3. Voorkeur autoritair manager (VAM)Een werknemer-werkgever relatie kan op verscheidene manieren worden ingevuld. In het huidige managementdiscours is er veel aandacht voor “libertaire” aansturingsconcepten(Heil, Bennis & Stephens 2000, Van Ruysseveldt, de Witte & Von Grumbkow 2008, Handel 2003 e.a.). Een belangrijk element in aansturing is de mate van “vrijheid” van een uitvoerende. De mate van vrijheid komt tot uiting in: de machtspositie van de manager, de mate van het delegeren van bevoegdheden aan uitvoerenden en de wijze van aansturing. Dit kan door een manager op diverse manieren worden ingevuld.

Er bestaat een lange onderzoekstraditie naar managementstijlen. Veelal kan er een tweedeling gemaakt worden. Ondanks een verscheidenheid aan formuleringen, kan men spreken over autoritair en libertair management (Nikolauo-Smokoviti 2004:411, Lippitt 1939, Meade 1985, House & Aditya 1997:409, zie ook voor een overzicht: Bass [1974] 1990 p:416). Een autoritair manager geeft autocratisch leiding en beslist zelf welke processen en procedures er gevolgd worden. Orde en gehoorzaamheid staan hierbij voorop. Een libertair manager is hier de tegenpool van en probeert zoveel mogelijk ruimte te geven aan uitvoerenden. Hierbij ligt de nadruk veel meer op zelfontplooiing en verantwoordelijkheid dragen.1.

2.3.1. Anomie en autoritair managementDe relatie tussen anomie en de voorkeur voor een autoritair politiek leider is eerder geschetst. In dit onderzoek is één van de verwachtingen dat anomie en de processen die in het politieke domein een voorkeur voor een autoritair politiekleider verklaren, doorgetrokken kunnen worden naar de voorkeur voor een autoritair manager.

De redenering waarom uitvoerenden en leidinggevenden verschillen wat de voorkeur voor autoritair management betreft, is volgens deze verwachting analoog aan die van de voorkeur voor autoritair politiek leiderschap.

Het onderscheidende verschil in opvattingen tussen leidinggevenden en uitvoerenden kan verklaard worden door het verschil in opleidingsniveau. Wederom is het niet het opleidingsniveau zelf die het verschil maakt maar het al dan niet aanwezig zijnde culturele kapitaal. Hierdoor zijn managers minder anomisch dan uitvoerenden.

Het cultureel kapitaal van leidinggevenden leidt er toe dat leidinggevenden een grote voorkeur hebben voor libertair management. De eigen libertaire opvattingen als zelfsturing, ruimte om te ontplooien en zelf verantwoordelijkheid dragen sluiten immers goed aan bij het eigen beeld (cf. Elchardus 2002:296, Houtman 2008, Bovens & Wille 2009 e.a.).

Een autoritair manager is voor de autoritair uitvoerende het gewenste alternatief. Een autoritair manager geeft immers “daadkrachtig” leiding en “durft” krachtig te zeggen wat er dient te gebeuren. De door anomie gedreven behoefte aan een autoritair manager draagt bij aan de wens voor het handhaven van orde en het afstraffen van deviantie.

Met bovenstaande in gedachte, kan de paradoxale situatie ontstaan dat uitvoerenden die aan leiderschap onderworpen worden, graag een autoritair manager willen terwijl degenen die het uitoefenen dit leiderschap willen delen.

Juist de door managers gewaardeerde initiatieven van bijvoorbeeld zelfsturende teams en vrijheid om zelf (management)beslissingen te nemen zouden door uitvoerenden ervaren worden als “richtingloosheid”, “gebrek aan sturing” en een gemis aan “orde”. Dit zou kunnen betekenen dat theorieën rond zelfontplooiing minder algemeen toepasbaar zijn dan altijd wordt aangenomen of dat deze verkeerd geïnterpreteerd worden.

9Scriptie Robert (J.B.) Kostwinder

Page 12: Abstract - Erasmus University Rotterdam Kostwinder.docx · Web viewIn het politieke domein is relatief veel onderzoek verricht naar de beweegredenen en demografische kenmerken van

Relaties

Het verschil in opleidingsniveau tussen uitvoerenden en leidinggevenden zorgt voor verschil in de hoeveelheid cultureel kapitaal. Hierdoor zijn managers minder anomisch dan uitvoerenden. Verwacht wordt dat anomie zowel de voorkeur voor een politiek leider als dat voor een manager verklaard. Dit is echter de verwachte uitkomst van de eerste verklaring.

2.3.2. De veiligheidsutopie en managementDe veiligheidsutopie biedt bij de verklaring voor de voorkeur voor autoritair politiek leiderschap geen redenen om te veronderstellen dat er een verschil bestaat veroorzaakt door een verschil in opleiding of het al dan niet hebben van een leidinggevende functie. In het bedrijfsdomein kan men echter wel een ander wezenlijk verschil verwachten.

In het maatschappelijke domein worden uitvoerenden en leidinggevenden in dezelfde mate blootgesteld aan beheersende maatregelen en vrijheid. In het organisationele domein is de positie tussen uitvoerenden en leidinggevenden in dit opzicht echter ongelijk.

Leidinggevenden hoeven minder angst te hebben om vrijheid in te moeten leveren. Een leidinggevende is zelf in staat om regels op te stellen waar uitvoerenden zich aan dienen te houden. Ook wordt hij zelf minder geconfronteerd met beperkende veiligheidsmaatregelen.

Door bovenstaande kan een leidinggevende, in vergelijking met een uitvoerende, een grotere voorkeur voor een autoritair manager hebben. Deze persoon ziet immers meer de voordelen van de inperking van vrijheid ten gunste van veiligheid.

Uit het voorgaande vloeit voort dat uitvoerenden een libertair manager prefereren. Dit ontstaat uit de angst om vrijheid te moeten opofferen aan regelgeving. Anders gesteld zien uitvoerenden duidelijk de negatieve consequenties van veiligheidsmaatregelen. De vrijheid om zelf naar eigen inzicht te handelen en de ruimte om te ontplooien wordt immers als zeer belangrijk gezien door uitvoerenden (Ruyseveldt & Van Hoof 2006:268). Dit botst echter met de vele veiligheidsmaatregelen.

Op de werkvloer zijn de hiërarchische verhoudingen, de invloed van autoriteitsfiguren en het opvolgen van procedures veel meer zichtbaar en hebben veel directer invloed dan in het publieke domein. Dit betekent dat “vrijheid” enerzijds en “veiligheid” (door orde) anderzijds op de werkvloer een grote rol zal spelen in de voorkeur voor autoritair leiderschap.

In het politieke domein is een tendens te zien van een toenemende preventieve beheersing om risico’s te beperken (Boutellier2003). In organisaties is deze manier van denken een zeer bekend gegeven: zoveel mogelijk processen en risico’s worden in kaart gebracht waarna hier beleid en voorschriften voor ontwikkeld worden.

Relaties

In tegenstelling tot de voorkeur voor politiek leiderschap, kan de voorkeur voor een autoritair manager mogelijk wel afgeleid worden van de functie die men bekleedt. Leidinggevenden hebben naar verwachting een grotere voorkeur voor een autoritair manager terwijl uitvoerenden een libertair manager prefereren.

10Scriptie Robert (J.B.) Kostwinder

Page 13: Abstract - Erasmus University Rotterdam Kostwinder.docx · Web viewIn het politieke domein is relatief veel onderzoek verricht naar de beweegredenen en demografische kenmerken van

Leidinggevende functie

Anomie Voorkeur Autoritair Politiek leider

Voorkeur autoritair Manager

Vrijheid(Veiligheidsutopie)

Veiligheid(Veiligheidsutopie)

2.4. Conceptueel model en hypothesenIn onderstaand conceptueel model (figuur 1) staan de verwachte relaties weergegeven.

In onderstaand figuur (figuurx) wordt het conceptuele model gepresenteerd.

Figuur 1: Conceptueel model

Volgens de eerste verklaring zijn leidinggevenden minder anomisch waardoor zij zowel een kleinere voorkeur hebben voor een autoritair politiek leider als voor een autoritair manager. Uitvoerenden zijn daarentegen meer anomisch waardoor zij juist wel zowel een autoritair politiek leider als een autoritaire manager wensen.

Volgens de tweede verklaring is er geen verschil tussen leidinggevenden en uitvoerenden wat betreft voorkeur voor een autoritair politiek leider. Deze twee groepen hebben echter een andere voorkeur wanneer het gaat over type management; De leidinggevende prefereert, door zijn persoonlijk genoten vrijheid, een autoritair manager terwijl de uitvoerende een libertair manager prefereert. Bovenstaande verklaringen spreken elkaar tegen. Zowel leidinggevenden als uitvoeren staan aan tegengestelde krachten bloot.

11Scriptie Robert (J.B.) Kostwinder

Page 14: Abstract - Erasmus University Rotterdam Kostwinder.docx · Web viewIn het politieke domein is relatief veel onderzoek verricht naar de beweegredenen en demografische kenmerken van

Om bovenstaande verbanden te onderzoeken, zijn de volgende hypothesen geformuleerd:

H1: Een voorkeur voor een autoritair politiek leider kan op dezelfde manier verklaard worden als de voorkeur voor een autoritair manager.

H2a: Managers hebben minder een voorkeur voor een autoritair politiek leider dan uitvoerenden doordat zij minder anomisch zijn.

H2b: Managers hebben minder een voorkeur voor een autoritair manager dan uitvoerenden doordat zij minder anomisch zijn.

H3a: De veiligheidsutopie leidt bij managers en uitvoerenden tot eenzelfde voorkeur voor een autoritair politiek leider doordat managers en uitvoerenden in dezelfde mate in hun vrijheid worden aangetast.

H3b: De veiligheidsutopie leidt bij managers, in tegenstelling tot uitvoerenden, tot een grotere voorkeur voor een autoritair manager doordat managers minder in hun vrijheid worden aangetast dan uitvoerenden.

12Scriptie Robert (J.B.) Kostwinder

Page 15: Abstract - Erasmus University Rotterdam Kostwinder.docx · Web viewIn het politieke domein is relatief veel onderzoek verricht naar de beweegredenen en demografische kenmerken van

3. Dataverzameling & operationalisering

3.1. Dataverzameling

3.1.1. Opzet van dit onderzoekOm de theoretische verwachtingen te toetsen aan de praktijk is er een internet-enquête gehouden onder managers en uitvoerenden (www.thesistools.com).De respondenten zijn geworven via het respondentenpanel van thesistools.com2. Een belangrijke voorwaarde voor deelname aan het onderzoek was dat mensen in loondienst zijn. Op basis van deze voorwaarde zijn 318 van de 785 deelnemers niet meegenomen in de analyses3. Door technische redenen zijn er 117 respondenten geweest waar alle data van ontbraken c.q. die geen enkele vraag hebben beantwoord, ook deze deelnemers aan de enquête zijn verwijderd. De grootte van deze steekproef bedroeg initieel 350 respondenten. Enkele analyses laten een lagere N zien doordat enkele respondenten niet alle vragen hebben ingevuld.

3.1.2. PopulatieHieronder worden populatiekenmerken beschreven. Een meer gedetailleerde uitwerking van de kenmerken van variabelen is als bijlage opgenomen (Bijlage 1: bladzijde 1).

Mannen zijn oververtegenwoordigd in de populatie (66 procent, N=213). Wanneer men dit echter vergelijkt met de landelijke arbeidsparticipatie naar geslacht, ziet men ook daar een oververtegenwoordiging van mannen(Statline, CBS).

Het opleidingsniveau laat een bias zien richting hoger opgeleiden wanneer men dit vergelijkt met landelijke cijfers (Trends in beeld 2011, OCW). Dit treedt vaak op bij internetpanels. Daar er in dit artikel geen uitspaken worden gedaan over de omvang van een fenomeen, blijven de consequenties beperkt. Anders gezegd worden opleidingscategorieën niet op basis van aantallen met elkaar vergeleken.

De leeftijd van de respondenten varieert tussen 20 en 80 jaar(N=316). De gemiddelde leeftijd is 47 jaar. De mediaan en de modus zijn respectievelijk 50 en 52 jaar. Zeker voor een internetsurvey is deze hoge leeftijd opvallend. Zelfs acht personen boven pensioensgerechtigde leeftijd hebben aangegeven in loondienst te zijn. Van de ondervraagden is 9,5 procent jonger dan 30 jaar. Enige voorzichtigheid dient hierdoor in acht genomen te worden bij de interpretatie van de gegevens, omdat niet iedere generatie evengoed vertegenwoordigd is.

Wanneer het stemgedrag van de respondenten vergeleken wordt met de werkelijke verkiezingsuitslagen, bestaan er enkele verschillen (www.kiesraad.nl). Het CDA en de PVV, en in mindere mate de VVD, SGP en de PvdA, zijn ondervertegenwoordigd. Hoewel er bij de overige linkse partijen een oververtegenwoordiging te zien is, ligt de modus duidelijk bij de VVD (N=324).

Ondanks bovenstaande kanttekeningen, en de bescheiden steekproefgrootte, komen de kenmerken redelijk overeen met de kenmerken van de Nederlandse bevolking. De steekproef kan hierdoor, wat algemene kenmerken betreft, gegeneraliseerd worden. Wanneer het echter gaat over de voorkeur voor een autoritair politiek leider of een voorkeur voor een autoritair manager, is niet bekend in hoeverre de populatie representatief is. De benodigde kenmerken om hier een uitspraak over te doen ontbreken.

13Scriptie Robert (J.B.) Kostwinder

Page 16: Abstract - Erasmus University Rotterdam Kostwinder.docx · Web viewIn het politieke domein is relatief veel onderzoek verricht naar de beweegredenen en demografische kenmerken van

3.2. OperationaliseringHieronder worden allereerst de verscheidene variabelen geoperationaliseerd. Vervolgens wordt toegelicht welke andere variabelen zijn gebruikt om tot de beantwoording van de probleemstelling te komen.

3.2.1. Hebben van een leidinggevende functieIn dit artikel wordt met een “leidinggevende” een persoon bedoeld die andere mensen direct aanstuurt. Om te bepalen of een respondent tot de groep leidinggevende behoort, is de volgende vraag gesteld:

“ Bent u in uw functie belast met het direct aansturen van mensen?”

140 personen (42,4%) van de respondenten valt onder de groep “leidinggevende”. Hiertegenover staan 190 personen (57,6%) die als “ uitvoerende” beschouwd kunnen worden. Deze variabele is omgecodeerd naar een dummyvariabele (“niet-leidinggevende” =1, “leidinggevende” = 2). Vervolgens is de schaal gestandaardiseerd (Z-scores). Om negatieve scores positief te maken, is het laagste negatieve getal opgeteld bij de score. De bewering van deze variabele is gedaan om de verderop uitgewerkte multicolineariteitsproblemen te verminderen.

3.2.2. AnomieIn dit artikel wordt anomie op de volgende wijze gedefinieerd:

“Anomie behelst gevoelens van een gemis aan betekenisvolle instituties en een ervaren gebrek aan orde.”

Om anomie te meten is gebruik gemaakt van de veel gebruikte (Likert)schaal van Srole (Achterberg et al 2011:9, Eisinga& Scheepers 1989:244)4. De gebruikte antwoordcategorieën hebben een bereik van “Volledig mee oneens” (1) tot en met “Volledig mee eens” (5). De “Geen mening- categorie” is buiten de analyse gehouden. De opgenomen items zijn weergegeven in onderstaande tabel.

14Scriptie Robert (J.B.) Kostwinder

Page 17: Abstract - Erasmus University Rotterdam Kostwinder.docx · Web viewIn het politieke domein is relatief veel onderzoek verricht naar de beweegredenen en demografische kenmerken van

Nr. Items Anomieschaal 1e factor1 Vandaag de dag weet men niet wie je nog kan vertrouwen. 0,72

2 Tegenwoordig kan een persoon alleen van dag tot dag leven 0,73

3 In tegenstelling tot wat sommige mensen zeggen, verslechtert het lot van de gemiddelde man en wordt het zeker niet beter.

0,77

4 Het is niet echt verantwoord om kinderen op de wereld te brengen zoals het er nu uit ziet voor de toekomst.

0,68

5 Het heeft helemaal geen zin om naar allerlei instanties te schrijven, omdat die toch helemaal niet geïnteresseerd zijn in de problemen van de gewone man.

0,76

6 Kritiek leveren op de regering is zinloos, want die doet toch gewoon wat haar goed dunkt.

0,74

7 Om een beter bestaan te krijgen ben je teveel afhankelijk van geluk. 0,74

Eigenwaarde 3,78,R2 0,54Betrouwbaarheid (Chronbach’s α) 0,86N 307

Tabel 1: factoranalyse anomieschaal (varimax-rotatie)

Geen enkel item is na de principale componentenanalyse verwijderd uit de schaal. Alle items vielen binnen eenzelfde factor. De anomieschaal heeft een eigenwaarde van 3,78 en verklaart 54 procent van de variantie. De Chronbach’s α van deze schaal is 0,86. De schaal is geconstrueerd door per respondent het gemiddelde van de items te berekenen. Vervolgens is de schaal gestandaardiseerd (Z-scores) . Om negatieve scores positief te maken, is het laagste negatieve getal opgeteld bij de score.

3.2.3. VeiligheidsutopieDe veiligheidsutopie wordt in dit artikel geoperationaliseerd als:

“De bereidheid om vrijheid op te offeren aan regelgeving(veiligheid)”.

De operationalisering van een utopie brengt een uitdaging met zich mee. Zeker met het beoogde doel waar de veiligheidsutopie in dit artikel voor gebruikt wordt. De veiligheidsutopie is gemeten met twee schalen: een vrijheidschaal en een veiligheidschaal. Personen die laag scoren op de vrijheidschaal en hoog op de veiligheidschaal, zijn bereid vrijheid op te offeren aan veiligheid. Personen die hoog scoren op de vrijheidschaal maar laag op de veiligheidschaal, zijn bereid om veiligheid op te offeren aan vrijheid.

In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van twee zelf geconstrueerde schalen. De schalen hebben betrekking op respectievelijk de wens voor “onvrijheid” en “veiligheid”5. De gebruikte antwoordcategorieën hebben een bereik van “Zeer onwenselijk” (1) tot en met “Zeer wenselijk” (5).

15Scriptie Robert (J.B.) Kostwinder

Page 18: Abstract - Erasmus University Rotterdam Kostwinder.docx · Web viewIn het politieke domein is relatief veel onderzoek verricht naar de beweegredenen en demografische kenmerken van

De “Geen mening- categorie” is als ontbrekend behandeld. De volgende schalen zijn in de analyse opgenomen:

Nr. Items Onvrijheidschaal 1e factor2 Omgaan met risico’s in onze organisatie vraagt niet om meer regels maar om

meer vrijheid voor medewerkers om problemen op te lossen.*0,67

3 Ik zou mijn werk beter doen als ik meer zelf zou mogen bepalen hoe ik mijn werk uitvoer.*

0,67

5 Wanneer er minder regels zouden zijn in mijn organisatie, zou het werk veel beter uitgevoerd worden.*

0,78

8 Wanneer er minder regels zouden zijn, zouden veel mogelijke fouten zich vanzelf oplossen. *

0,80

9 Als er minder regels zouden zijn, zouden er betere oplossingen voor problemen worden bedacht. *

0,84

Eigenwaarde 2,86R2 0,57Betrouwbaarheid (Chronbach’s α) 0,81N 321

Tabel 2: factoranalyse Vrijheidschaal (omgepoold) (Varimax-rotatie) *De vragen zijn omgepoold

Nr. Items Veiligheidschaal 1e factor1 Doordat mijn collega’s fouten maken, zijn er meer regels nodig. 0,76

4 Om te voorkomen dat er ongelukken gebeuren in mijn organisatie, moeten mensen zich beter aan de regels houden.

0,71

6 Door een gebrek aan regels gaat er momenteel te veel mis in mijn organisatie. 0,66

7 Voor elk nieuw risico in mijn werk dient preventief beleid te worden ingevoerd. 0,69

Eigenwaarde 2,00R2 0,50Betrouwbaarheid (Chronbach’s α) 0,66N 314

Tabel 3: Factoranalyse Veiligheidschaal (Varimax-rotatie)

Beide schalen hebben, na een principale componentenanalyse, alle items behouden . Alle items binnen beide schalen vielen binnen eenzelfde factor. De Onvrijheidschaal heeft een eigenwaarde van 2,86 en verklaart 57 procent van de variantie. De Veiligheidschaal heeft een eigenwaarde van 2,00 en verklaart 50 procent van de variantie. De Onvrijheidschaal heeft een Chronbachs’s α van 0,81. De Chronbachs’s α van de Veiligheidschaal heeft een waarde van 0,66.

De vragen van beide schalen zijn als één blok vragen geplaatst in de survey. De items binnen de Onvrijheidschaal zijn omgepoold zodat een hogere score minder vrijheid betekent. Vervolgens is

16Scriptie Robert (J.B.) Kostwinder

Page 19: Abstract - Erasmus University Rotterdam Kostwinder.docx · Web viewIn het politieke domein is relatief veel onderzoek verricht naar de beweegredenen en demografische kenmerken van

de schaal geconstrueerd door per respondent het gemiddelde van de items te berekenen. De Veiligheidschaal is geconstrueerd door per respondent het gemiddelde van de items te berekenen. Vervolgens zijn de schalen gestandaardiseerd (Z-scores). Om negatieve scores positief te maken, zijn de laagste negatieve getallen opgeld bij de scores.

3.2.4. Voorkeur autoritair politiek leider (VAPL)In dit onderzoek wordt de volgende definitie van een autoritair politiek leider gehanteerd:

“Een voorkeur voor een autoritair politiek leider wordt gekenschetst door een leider die: (a) conformering aan het gezag, (b) agressie richting personen die door het gezag bestreden worden en (c) gehoorzaamheid aan de door autoriteiten opgerichte conventies centraal stelt”.

Om de voorkeur voor een autoritair politiek leider te meten is gebruik gemaakt van een zelf geconstrueerde schaal. De gebruikte antwoordcategorieën hebben een bereik van “Zeer onwenselijk” (1) tot en met “Zeer wenselijk” (5). De “Geen mening- categorie” is als ontbrekend behandeld. De opgenomen items in de schaal staan weergegeven in onderstaande tabel.

Nr. Items voorkeur autoritair politiek leider schaal (voorkeur autoritair politiek leiderschapsschaal)

1e factor

2 De ideale minister president past de privacywetgeving zo aan dat mogelijke criminelen beter in de gaten gehouden kunnen worden.

0,77

4 De ideale minister president past wetgeving aan zodat hufterig en asociaal gedrag beter door de politie aangepakt kunnen worden.

0,83

5 De ideale minister president stuurt er op aan dat criminelen harder worden aangepakt.

0,85

6 De ideale minister president verbiedt preventief fouilleren. * 0,47

8 De ideale minister president beschermt typisch Nederlandse tradities en gedachtegoed tegen andere invloeden.

0,65

10 De ideale minister president ziet er op toe dat gezagshandhavers als de politie en het leger met meer respect behandeld worden.

0,72

Eigenwaarde 3,17R2 0,52Betrouwbaarheid (Chronbach’s α) 0,81N 339Tabel 4: Factoranalyse voorkeur autoritair politiek leiderschapschaal (Varimax-rotatie) *Deze vraag is omgepoold

Na het uitvoeren van een factoranalyse (Principale componenten analyse), zijn enkele items uit de schaal verwijderd. Dit is weergegeven in onderstaand tabel.

17Scriptie Robert (J.B.) Kostwinder

Page 20: Abstract - Erasmus University Rotterdam Kostwinder.docx · Web viewIn het politieke domein is relatief veel onderzoek verricht naar de beweegredenen en demografische kenmerken van

Tabel 5: Verwijderde items voorkeur autoritair politiek leiderschapschaal * Deze vragen zijn omgepoold

Door het verwijderen van bovenstaande items, is de nadruk komen te liggen op “law and order”. De machtspositie van de politiek leider en diens rol rond culturele diversiteit verdwijnt hiermee naar de achtergrond.

De voorkeur autoritair politiek leiderschapschaal heeft een eigenwaarde van 3,17 en verklaart 52 procent van de variantie. De voorkeur autoritair politiek leiderschapschaal heeft een Chronbachs’s α van 0,80. Na een item omgepoold te hebben, is de voorkeur autoritair politiek leiderschapschaal geconstrueerd door per respondent het gemiddelde van de items te berekenen.

Ter externe validering is de correlatie tussen de F-schaal en de voorkeur autoritair politiek leiderschapschaal berekend (Pearson’s r is 0.47, N=324, p<0.00). Deze analyse is verricht om de criteriumvaliditeit vast te stellen. De correlatie is significant en is redelijk van grootte. Zeker wanneer men in ogenschouw neemt dat de F-schaal een veel breder concept meet. Hierdoor kan de voorkeur autoritair politiek leiderschapschaal als valide worden beschouwd. De operationalisering van de F-schaal wordt verderop behandeld (bladzijde 23).

3.2.5. Voorkeur autoritair manager (VAM)In dit onderzoek wordt de volgende definitie van een autoritair manager gehanteerd:

“Een voorkeur voor een autoritair manager wordt gekenschetst door een manager die: (a) conformering aan het gezag, (b) agressie richting personen die door het gezag bestreden worden en (c) gehoorzaamheid aan de door organisatie opgerichte conventies centraal stelt”.

Om de voorkeur voor een autoritair Manager te meten is gebruik gemaakt van een zelf geconstrueerde schaal. De gebruikte antwoordcategorieën hebben een bereik van “Zeer onwenselijk” (1) tot en met “Zeer wenselijk” (5). De “Geen mening- categorie” is buiten de analyses gehouden. De opgenomen items in de schaal staan weergegeven in onderstaande tabel.

18Scriptie Robert (J.B.) Kostwinder

Nr. Verwijderde items voorkeur autoritair politiek leiderschapschaal1 De ideale minister president probeert macht zoveel mogelijk met betrokkenen te

delen.*

3 De ideale minister president neemt in samenspraak met betrokkenen een besluit.*

9 De ideale minister president slaat bruggen tussen mensen met verschillende meningen en achtergronden. *

7 De ideale minister president zorgt er voor dat mensen met een andere levensovertuiging of levensstijl zichzelf kunnen zijn.*

Page 21: Abstract - Erasmus University Rotterdam Kostwinder.docx · Web viewIn het politieke domein is relatief veel onderzoek verricht naar de beweegredenen en demografische kenmerken van

Nr. Items VOORKEUR AUTORITAIR MANAGEMENT-schaal 1e factor1 ideale manager probeert ondergeschikten zoveel mogelijk te betrekken bij

besluitvorming.* 0,51

2 De ideale manager weet het beste wat goed is voor de afdeling. 0,43

3 De ideale manager zorgt dat medewerkers veel ruimte krijgen om naar eigen inzicht te handelen.*

0,60

4 De ideale manager bestraft niet zozeer fouten maar benadrukt dat dit leermomenten zijn. *

0,59

5 De ideale manager zorgt ervoor dat medewerkers met afwijkende ideeën weer in het gelid gaan lopen.

0,55

6 De ideale manager daagt medewerkers uit om te experimenteren met nieuwe manieren om werkzaamheden uit te voeren. *

0,58

7 De ideale manager rekent af met medewerkers die zich niet aan de werkprocedures houden.

0,53

9 De ideale manager zorgt er voor dat medewerkers minder praten en harder werken.

0,53

Eigenwaarde 2,35R2 0,29Betrouwbaarheid (Chronbach’s α) 0,65N 326

Tabel 6: Factoranalyse Veiligheidschaal (Varimax-rotatie)

*Omgepoolde items

Na het uitvoeren van een Principale componenten analyse, zijn twee items uit de schaal verwijderd. De items zijn weergegeven in onderstaand tabel.

Nr. Verwijderde items voorkeur autoritair management-schaal8 De ideale manager vraagt van zijn medewerkers om offers te maken in het belang van de gehele

afdeling.

10 De ideale manager schikt zich zoveel mogelijk naar de wensen van een Ondernemingsraad of ander inspraakorgaan.*

Tabel 7: Factoranalyse Veiligheidschaal (Varimax-rotatie) *Omgepoolde items

19Scriptie Robert (J.B.) Kostwinder

Page 22: Abstract - Erasmus University Rotterdam Kostwinder.docx · Web viewIn het politieke domein is relatief veel onderzoek verricht naar de beweegredenen en demografische kenmerken van

De volledige voorkeur autoritair management-schaal heeft een eigenwaarde van 2,35 en verklaart 29 procent van de variantie6. De voorkeur autoritair management-schaal heeft een Chronbachs’s α van 0,65.

Na enkele items omgepoold te hebben, is de voorkeur autoritair management-schaal geconstrueerd door per respondent het gemiddelde van de items te berekenen. Ter validering is de correlatie tussen de F-schaal en de voorkeur autoritair management-schaal berekend (Pearson’s r is 0.38, N=325, p<0.00). Dit is gedaan om de criteriumvaliditeit vast te stellen. De correlatie is significant. De correlatiecoëfficiënt wijst er echter op dat de F-schaal en de voorkeur autoritair management-schaal toch enigszins van elkaar verschillen. Wellicht dat de thematiek van de vragen en het domein hier debet aan zijn. De gevonden significante correlatie kan in combinatie met de theoretische achtergrond (gezichtsvaliditeit) als valide worden beschouwd, zij het met de enige voorzichtigheid.

3.2.6. Controlevariabelen In deze scriptie staan managers tegenover uitvoerenden. Er wordt verondersteld dat deze groepen enerzijds van elkaar verschillen op het gebied van opleidingsniveau en de mate van het hebben van cultureel kapitaal. Anderzijds wordt er een verschil verwacht in de mate van zelfsturing. Hoewel deze elementen theoretisch worden aangenomen, worden deze variabelen als controlevariabelen meegenomen.

Cultureel kapitaal

In deze scriptie wordt er gebruik gemaakt van cultureel kapitaal. Dit begrip wordt op de volgende wijze gedefinieerd(cf. Houtman 2008:27):

“Cultureel kapitaal is de vaardigheid om culturele uitingen te herkennen en de betekenis hiervan te begrijpen”

In dit artikel wordt er gebruik gemaakt van een bestaande vragenlijst om culturele participatie te meten(Houtman 2008:34). Dit blijkt een goede graadmeter voor cultureel kapitaal. De opgenomen items zijn weergegeven in onderstaande tabel. De antwoordcategorieën voor vraag 1 tot en met 4 hebben een bereik van : “Nooit of bijna nooit” (1), “Een of twee keer per jaar” (2), “Drie tot zes keer per jaar” (3) en “meer dan zes keer per jaar” (4).Item 5 heeft de antwoordcategorieën: “Minder dan 50” (1), “ 51-100” (2), “101-250” (3),” 251-500” (4),” 501-1000” (5) en “Meer dan 1000” (6). Items 6 heeft de antwoordcategorieën: “Geen”(1),” Twee”(2), “Drie of vier” (3), “Vijf tot negen” (4), en “Tien of meer” (5). Tot slot hebben respondenten bij item 7 kunnen antwoorden met: “Helemaal niet”(1), “Tot op zekere hoogte”(2) en “ Absoluut” (3).

20Scriptie Robert (J.B.) Kostwinder

Page 23: Abstract - Erasmus University Rotterdam Kostwinder.docx · Web viewIn het politieke domein is relatief veel onderzoek verricht naar de beweegredenen en demografische kenmerken van

Nr. Items culturele participatie (Cultureel Kapitaalschaal) 1e factor1 Hoe vaak bezoekt u een klassiek concert? 0,62

2 Hoe vaak bezoekt u toneelstukken, shows of balletvoorstellingen? 0,56

3 Hoe vaak bezoekt u tentoonstellingen? 0,77

4 Hoe vaak discussieert u over kunst en cultuur? 0,74

5 Hoeveel boeken heeft u? 0,63

6 Hoeveel (lees)boeken heeft u de afgelopen drie maanden gelezen? 0,43

7 In hoeverre ziet u uzelf als een kunst- en cultuurliefhebber? 0,74

Eigenwaarde 2,96R2 0,42Betrouwbaarheid (Chronbach’s α) 0,73N 321

Tabel 8: Cultureel Kapitaalschaal (Varimax-rotatie)

De principale componentenanalyse heeft er niet toe geleid dat er items uit de schaal gehaald dienden te worden. De volledige Cultureel Kapitaalschaal heeft een eigenwaarde van 2,96 en verklaart 42 procent van de variantie7. De Cultureel Kapitaalschaal heeft een Chronbachs’s α van 0,73.

Aangezien de antwoordcategorieën binnen deze schaal verschillen, zijn de scores eerst getransformeerd naar Z-scores. Om de schaal samen te stellen is vervolgens per respondent een gemiddelde berekend.

21Scriptie Robert (J.B.) Kostwinder

Page 24: Abstract - Erasmus University Rotterdam Kostwinder.docx · Web viewIn het politieke domein is relatief veel onderzoek verricht naar de beweegredenen en demografische kenmerken van

Zelfsturing

Zelfsturing wordt gedefinieerd als:

“De mate waarin een functionaris autonoom beslissingen kan maken in zijn of haar dagelijkse werkzaamheden”

De items uit de zelfsturingschaal zijn ontleend uit een eerder gedaan onderzoek (Houtman 2008:55-57). De (vierpunts) Likert-items hebben een bereik van “(bijna) nooit” (1) tot en met “(Bijna) altijd” (4). De “Geen mening- categorie” is als ontbrekend behandeld.

22Scriptie Robert (J.B.) Kostwinder

Page 25: Abstract - Erasmus University Rotterdam Kostwinder.docx · Web viewIn het politieke domein is relatief veel onderzoek verricht naar de beweegredenen en demografische kenmerken van

Nr. Items Zelfsturingschaal 1e factor1 Ik moet dingen precies zo uitvoeren zoals ze geïnstrueerd zijn.* 0,83

2 Het is voor mijn leidinggevende eenvoudig om te zien hoeveel werk ik doe op een bepaalde dag.*

0,59

3 Ik kan zelf bepalen dat ik op een bepaalde dag minder hard werk. 0,73

4 De meeste beslissingen over de inhoud van mijn werk worden gemaakt door de persoon die boven mij staat.*

0,78

5 Ik kan zelf bepalen welke taak ik op een bepaalde dag uitvoer. 0,77

Eigenwaarde 2,76R2 0,55Betrouwbaarheid (Chronbach’s α) 0,79N 305

Tabel 8: Factoranalyse Veiligheidschaal (Varimax-rotatie) *=omgepoold

Geen enkel item is verwijderd uit de analyse. Alle items vielen binnen eenzelfde factor. De zelfsturingschaal heeft een eigenwaarde van 2,76 en verklaart 55 procent van de variantie. De Chronbach’s α van deze schaal is 0,86. De Zelfsturingschaal is geconstrueerd door, na drie items omgepoold te hebben, per respondent het gemiddelde van de items te berekenen.

Opleidingsniveau

Om het opleidingsniveau van respondenten te meten is de volgende vraag gesteld:

“Wat is uw hoogst behaalde opleidingsniveau?”

De volgende antwoordcategorieën zijn gebruikt: “geen”(1), “Lager onderwijs/ basisonderwijs vmbo/(i)vbo/mavo/lbo” (2) “mbo” (3), “ havo”(4),” hbo” (5), “ vwo” (6) en “ wo” (7).

autoritarisme

In dit onderzoek worden voorkeur autoritair politiek leiderschap en voorkeur autoritair management gemeten met een zelf geconstrueerde schaal. Doordat deze schaal hierdoor niet eerder getoetst is, is het van belang deze schaal extra onder de loep te nemen. Men mag verwachten dat personen die hoog scoren op “voorkeur autoritair politiek leiderschap” ook hoog scoren op algemeen autoritarisme. Wanneer dit niet het geval is, kunnen er vragen gesteld worden over de validiteit van eerst genoemde schaal. Autoritarisme kan op de volgende wijze worden geoperationaliseerd(Bob Altemeyer ([1996] in Corey Butler 2009:49):

“Authoritarianism can be defined as the co-variation of three specific psychological tendencies. These include submission to authority, aggression toward individuals targeted by authority, and adherence to social conventions established by authorities. Stated another way, authoritarians are submissive toward authority figures and the norms of in-groups, and aggressive toward deviants and the members of out-groups”

23Scriptie Robert (J.B.) Kostwinder

Page 26: Abstract - Erasmus University Rotterdam Kostwinder.docx · Web viewIn het politieke domein is relatief veel onderzoek verricht naar de beweegredenen en demografische kenmerken van

Autoritarisme wordt veelal gemeten met Adorno’s F-schaal. De items uit de F-schaal zijn ontleend uit een eerder gedaan onderzoek (De koster en Van der Waal, 2007:463). De vijfpuntsLikert-items hebben een bereik van: “Volledig mee oneens” (1) tot en met “Volledig mee eens” (4). De “Geen mening- categorie” is als ontbrekend behandeld.

Eén item is vervangen in deze schaal. Dit betreft de stelling dat men minder wetten en instituties en meer moedige sterke leiders nodig hebben. Dit omdat dit zou leiden tot een tautologisch verband. Men vindt immers dat mensen die een voorkeur hebben voor een autoritair leider het tevens eens zijn met de stelling dat er meer sterke leiders dienen te zijn. Deze vraag is vervangen door een item die in de meer uitgebreide versie van de F-schaal gebruikt wordt (Houtman 2008:32). Dit is de stelling dat mensen minder zouden moeten praten en harder zouden moeten werken Onderstaande items vormen in dit design de schaal van autoritarisme.

Nr. Items F-schaal 1e factor1 Als mensen minder zouden praten en harder zouden werken, dan zouden veel

problemen opgelost worden.0,53

2 De meeste mensen vallen tegen wanneer je ze beter leert kennen. 0,77

3 De meeste van onze sociale problemen zouden opgelost worden wanneer we op een bepaalde manier af zouden kunnen komen van criminele en asociale mensen uit de maatschappij.

0,79

4 zijn twee soorten mensen: de sterken en de zwakken. 0,69

5 Jonge mensen zetten zich vaak af tegen sociale instituties en de maatschappij omdat zij die als onrechtvaardig beschouwen; wanneer zij ouder worden, zouden zij zich echter aan moeten passen aan de realiteit.

0,69

6 Ongemanierde mensen kunnen niet verwachten dat nette mensen met hen om willen gaan.

0,60

7 Tegenwoordig bemoeien meer en meer mensen zich met zaken die persoonlijk en privé zouden moeten blijven.

0,53

8 Seksuele misdaden, zoals verkrachting en aanranding van kinderen verdienen meer dan enkel gevangenisstraf; aan zulke misdadigers zouden eigenlijk lijfstraffen moeten worden toegediend.

0,66

Eigenwaarde 3,51R2 0,44Betrouwbaarheid (Chronbach’s α) 0,81N 292

Tabel 9: Factoranalyse F-schaal (Varimax-rotatie)

Geen enkel item is verwijderd uit de analyse. Alle items vielen binnen eenzelfde factor. De F-schaal heeft een eigenwaarde van 3.52 en verklaart 43.97 procent van de variantie. De Chronbach’s α van deze schaal is 0,81. De F-schaal is geconstrueerd door per respondent het gemiddelde van de items te berekenen.

24Scriptie Robert (J.B.) Kostwinder

Page 27: Abstract - Erasmus University Rotterdam Kostwinder.docx · Web viewIn het politieke domein is relatief veel onderzoek verricht naar de beweegredenen en demografische kenmerken van

3.3. AnalysesVoorafgaand aan de analyses zijn er twee interactietermen geconstrueerd. De leidinggevende functie is samengevoegd met respectievelijk de veiligheidschalen en de onvrijheidschaal. Allereerst zijn deze drie variabelen gestandaardiseerd (Z-scores). Om negatieve scores te voorkomen, is het kleinst negatieve getal opgeteld bij de betreffende schaal. Na deze handeling zijn de twee veiligheidsutopieschalen afzonderlijk vermenigvuldigd met leidinggevende functie.

Vervolgens zijn er bivariate analyses verricht om de onderlinge correlaties te onderzoeken. Dit heeft als basis gediend voor de multivariate analyses.

Om de relaties verder te onderzoeken, zijn er drie meervoudige of multiple lineaire regressies verricht met als afhankelijke variabelen respectievelijk: anomie, voorkeur autoritair politiek leiderschap en voorkeur autoritair management. Alle interactie- en controlevariabelen één voor één toegevoegd aan de analyse: Hoofdvariabelen (blok 1), toevoeging interactievariabele ‘leidinggevende functie * vrijheid’ (blok 2), toevoeging interactievariabele ‘leidinggevende functie * veiligheid’ (blok3), toevoeging ZS-schaal (blok 4), toevoeging opleidingsniveau (blok 5) en toevoeging cultureel kapitaal schaal (blok 6). Voor de overzichtelijkheid zijn respectievelijk blok 1 (model 1), blok 3 (model 2) en blok 6 (model 3) weergegeven.

Zoals eerder gesteld, waren er bij de regressieanalyses problemen met multicollineariteit tussen leidinggevende functie en de interactietermen. Mogelijk komt dit doordat leidinggevende functie een dummyvariabele is. Hierdoor komen veel waarden bij elkaar te liggen. Leidinggevende functie blijkt in alle analyses tevens geen voorspellende waarde te hebben. Bij de correlatieanalyse blijkt er verder ook geen samenhang te bestaan tussen leidinggevende functie enerzijds en respectievelijk onvrijheid en veiligheid anderzijds. Gelet op deze argumenten, blijven de consequenties voor het verdere onderzoek beperkt8.

25Scriptie Robert (J.B.) Kostwinder

Page 28: Abstract - Erasmus University Rotterdam Kostwinder.docx · Web viewIn het politieke domein is relatief veel onderzoek verricht naar de beweegredenen en demografische kenmerken van

4. Resultaten

4.1. CorrelatietabelAllereerst zijn de bivariate correlaties tussen de variabelen onderzocht. Een belangrijk doel, van het uitvoeren van een biavariate analyse is een vooruitblik werpen op de relevante onderlinge relaties9. Deze relaties worden hieronder uitgewerkt. Eerst wordt de directe relatie tussen de voorkeur voor een autoritair politiek leider en autoritair manager behandeld. Vervolgens worden de relaties rond anomie besproken (de eerste invalshoek), Tot slot volgen de relaties rond de veiligheidsutopie (de tweede invalshoek).

Correlatietabel10

Voorkeur autoritair

managementschaal

Voorkeur autoritair politiek

leiderschap-schaal

Anomie-schaal

Leidinggevendefunctie

Onvrijheid-schaal

Veiligheid- schaal

Cultureel Kapitaal- schaal

Zelfsturing-schaal

Voorkeur autoritair management schaal                

Voorkeur autoritair politiek leiderschap-schaal

0,17***              

Anomieschaal 0,16*** 0,39***            

Leidinggevendefunctie11 -0,12** -0,05 -0,10*          

Onvrijheidschaal 0,44*** -0,01 -0,18*** -0,08        

Veiligheidschaal 0,43*** 0,37*** 0,33*** -0,08 0,18***      

Cultureel kapitaalschaal -0,17*** -0,33*** -0,32*** 0,17*** -0,06 -0,24***    

Zelfsturing-schaal -0,21*** -0,19*** -0,35*** 0,21*** -0,09* -0,27*** 0,15***  

Opleidingsniveau -0,09* -0,34*** -0,31*** 0,20*** 0,01 -0,31*** 0,34*** 0,27***

               

*p<0,05, **p<0,01, ***p<0.00, N varieert van 316 tot 348

Tabel 10: Correlatietabel

Een positief en significant verband bestaat tussen de voorkeur voor een autoritair politiek leider en de voorkeur voor een autoritair manager. Dit betekent dat de voorkeur voor autoritair leiderschap in beider domeinen tegelijk toe- of afnemen. Dit komt overeen met de verwachting dat de leiderschapsvoorkeur in beide domeinen parallel lopen. Dit spreekt de verwachting dat deze voorkeuren niet parallel lopen (de tweede verwachting), tegen. Hypothese 1 kan hiermee aangenomen worden. De samenhang tussen leiderschapsvoorkeuren is hierboven behandeld. De variabelen die betrekking hebben op de verklaring van de voorkeur voor leiderschap, worden voorts behandeld.

26Scriptie Robert (J.B.) Kostwinder

Page 29: Abstract - Erasmus University Rotterdam Kostwinder.docx · Web viewIn het politieke domein is relatief veel onderzoek verricht naar de beweegredenen en demografische kenmerken van

De verwachting is dat leiddinggevenden hoger opgeleid zijn en een hogere mate van cultureel kapitaal hebben. Deze beide verwachtingen worden gestaafd door de bivariate analyses. Dit betekent dat leidinggevenden op het gebied van opleiding en cultureel kapitaal verschillen van uitvoerenden. Overigens hangen ook cultureel kapitaal en opleiding significant en positief met elkaar samen.

In bovenstaande correlatietabel valt af te lezen dat leidinggevende functie een significant negatieve samenhang vertoont met anomie. Dit betekent dat leidinggevenden, zoals verwacht, minder anomisch zijn. Uitvoerenden zijn volledigheidshalve meer anomisch.Anomie hangt zowel positief en significant samen met de voorkeur voor een autoritair politiek leider als de voorkeur voor een autoritair manager. Dit betekent dat autoritair leiderschap in beide domeinen samenhangt met anomie. Hoe meer anomische gevoelens men heeft, des te meer men de voorkeur heeft voor autoritair leiderschap. Voor personen met minder anomische gevoelens geldt het tegenovergestelde verband.

Volgens de tweede verklaring zouden leidinggevenden meer zelfsturing in het werk hebben. Dit komt overeen met de gevonden positieve en significante correlatie. Dit betekent dat leidinggevenden meer autonomie genieten in hun werk dan uitvoerenden.

De veiligheidsutopieschalen: veiligheid en onvrijheid, tonen een onderling significant en positief verband. Dit betekent dat wanneer de bereidheid om vrijheid op te geven meer wordt, de behoefte naar meer veiligheid groter wordt. Andersom gesteld: wanneer de wens naar vrijheid toeneemt, daalt de wens naar veiligheid. Dit is in overeenstemming met de verwachtingen.

De voorkeur voor een autoritair politiek leider geeft een niet significant en zeer zwak effect met de onvrijheidschaal weer12. De veiligheidschaal laat echter een positief en significant verband zien. Dit betekent dat de voorkeur voor autoritair politiek leiderschap af te leiden valt van hoe men aankijkt tegen veiligheid opofferen. Onvrijheid blijkt immers niet samen te hangen met politiek leiderschapsvoorkeur waardoor de wens naar vrijheid geen invloed blijkt te hebben op politiek leiderschapsvoorkeur. Dit gegeven strookt niet met de verwachting.

De veiligheidsutopieschalen hangen beiden significant en positief samen met de voorkeur voor autoritair management. Dit betekent dat de bereidheid om vrijheid op te offeren aan veiligheid samenvalt met autoritair management. Dit komt overeen met de verwachting.

4.2. Multivariate analysesEerst worden de hypothesen behandeld die betrekking hebben op politiek leiderschap (H2a en H3a). Vervolgens worden de hypothesen behandeld die betrekking hebben op autoritair management (H2b en H3b). De uitgevoerde regressieanalyses worden geïntroduceerd op het moment dat dit gebruikt wordt bij het behandelen van een hypothese.

4.2.1. Politiek leiderschapHieronder staan de resultaten weergegeven van de uitgevoerde analyses die betrekking hebben op de voorkeur voor een autoritair politiek leider. Allereerst worden de resultaten gepresenteerd die verband houden met anomie in relatie tot politiek leiderschapsvoorkeur. Vervolgens wordt er stilgestaan bij de effecten van de veiligheidsutopie in relatie tot politiek leiderschapsvoorkeur.

H2a: leidinggevenden hebben minder een voorkeur voor een autoritair politiek leider dan uitvoerenden doordat zij minder anomisch zijn.

De eerste veronderstelling is dat leidinggevenden minder anomische gevoelens hebben waardoor zij een kleinere voorkeur hebben voor een autoritair politiek leider. De verklaring hiervoor zou zijn dat leidinggevenden door het opleidingsverschil met uitvoerenden meer cultureel kapitaal genieten waardoor zij minder anomische gevoelens hebben.

27Scriptie Robert (J.B.) Kostwinder

Page 30: Abstract - Erasmus University Rotterdam Kostwinder.docx · Web viewIn het politieke domein is relatief veel onderzoek verricht naar de beweegredenen en demografische kenmerken van

Of de verwachting aangenomen kan worden dat leidinggevenden minder anomisch zijn, is een regressieanalyse verricht met anomie als onafhankelijke variabele. Dit is weergegeven in onderstaande tabel (tabel 11).

Anomie13Model 1 Model 2 Model 3

r β r β r β

Leidinggevende functie -0,10* -0,09 -0,10* -0,20 -0,10* -0,14

Onvrijheidschaal -0,19*** -0,26*** -0,19*** -0,25***

-0,19*** -0,25***

Veiligheidschaal 0,33*** 0,38*** 0,33*** 0,32*** 0,33*** 0,16*

Leidinggevende functie * Vrijheid -0,15* -0,03 -0,15* -0,04

Leidinggevende functie * Veiligheid

0,05 0,16 0,05 0,22

ZS-schaal -0,36*** -0,27***

Hoogst behaalde opleidingsniveau -0,31*** -0,10

Cultureel Kapitaal schaal -0,32*** -0,22***

R2 0,18 0,19 0,33N 323 323 323*p<0,05, **p<0,01, ***p<0,00

Tabel 11: Regressieanalyse anomie

Het hebben van een leidinggevende functie blijkt niet van invloed te zijn op gevoelens van anomie. Dit betekent dat leidinggevenden niet verschillen van uitvoerenden zoals een van de twee verwachtingen was.

Het effect van opleidingsniveau blijkt een schijneffect te zijn. Dit past bij de verwachting dat opleiding voornamelijk het middel zou zijn om cultureel kapitaal te verwerven. Uit de analyses blijkt dat vóór de toevoeging van cultureel kapitaal het verband wel een significante bijdrage levert14. Dit betekent wat de voorspelling van anomie betreft, dat cultureel kapitaal het opleidingsniveau, weg verklaart.

Cultureel kapitaal blijkt een goede bijdrage te leveren in de verklaring van anomie. Dit betekent dat personen met veel cultureel kapitaal weinig anomische gevoelens hebben. Dit is volgens de verwachting.

Hoewel theoretisch niet verwacht, kan niet voorbij gegaan worden aan de invloed dat de veiligheidsutopie heeft op de verklaring van anomie. Het meest opvallende aan dit verband is dat de onvrijheidschaal negatief is. Om een focus te blijven houden op het beschrijven van bovengenoemde hypothese, wordt dit later behandeld (bladzijde Error: Reference source not found).

Na bovenstaande verklaring van anomie, volgt hieronder de invloed die, onder meer, anomie heeft op de voorkeur voor een autoritair politiek leider. De resultaten van de uitgevoerde regressieanalyse zijn samengevat in onderstaand tabel (tabel 12).

28Scriptie Robert (J.B.) Kostwinder

Page 31: Abstract - Erasmus University Rotterdam Kostwinder.docx · Web viewIn het politieke domein is relatief veel onderzoek verricht naar de beweegredenen en demografische kenmerken van

Voorkeur autoritair politiek leiderschap Model 1 Model 2 Model 3

r β r β r β

Leidinggevende functie -0,05 -0,01 -0,05 0,09 -0,05 0,11

Anomie 0,38*** 0,30*** 0,38*** 0,30*** 0,38*** 0,22***

Onvrijheidschaal 0,00 0,00 0,00 -0,03 0,00 -0,02

Veiligheidschaal 0,36*** 0,26*** 0,36*** 0,33*** 0,36*** 0,25***

Leidinggevende functie * Vrijheid -0,04 0,10 -0,04 0,05

Leidinggevende functie * Veiligheid 0,05 -0,21 0,05 -0,13

Zelfsturing-schaal -0,19*** 0,00

Opleidingsniveau -0,34*** -0,16***

Cultureel Kapitaal schaal -0,33*** -0,16***

R2 0,21 0,22 0,27N 321 321 321*p<0,05, **p<0,01, ***p<0,00

Tabel 12: Regressieanalyse voorkeur autoritair politiek leiderschap

Anomie verklaart, in vergelijking met de overige variabelen, voor een aanzienlijk gedeelte de voorkeur voor een autoritair politiek leider. Dit betekent dat anomische personen een grotere voorkeur hebben voor autoritair leiderschap.

Bij het toevoegen van de controlevariabele “opleiding” wordt de verklaringskracht van anomie op de voorkeur voor autoritair leiderschap minder. Dit ligt in de lijn der verwachtingen. Doordat anomie en opleiding sterk samenhangen, beïnvloeden deze variabelen elkaars voorspellende waarden die zij hebben op de voorkeur voor autoritair leiderschap. Bij het constant houden van opleiding, blijft anomie echter een belangrijk deel verklaren. Opvallend is echter dat opleiding ook zelfstandig bijdraagt aan de verklaring van de voorkeur voor politiek leiderschap. Naast het hieronder beschreven cultureel kapitaal, zijn er andere kenmerken van opleiding die niet meegenomen zijn in dit onderzoek.

Een alternatieve verklaring is dat opleiding in de regel ook tot een betere financiële positie leidt. Dit heeft gevolgen voor in wat voor buurt een persoon leeft. In sociaaleconomisch zwakkere buurten vindt meer criminaliteit en overlast plaats. Dit kan de maatschappijvisie, en het politiek leiderschap wat daar bij past, sterk beïnvloeden. Meer financiële middelen leidt, objectief bezien ook tot meer zekerheid. Men hoeft zich hierdoor minder zorgen te maken over geld, waardoor “de luxe” ontstaat om zich meer te richten op postmaterialistische zaken.

Zoals opleiding, blijkt cultureel kapitaal ook een direct effect te hebben op de voorkeur voor politiek leiderschap. Zoals het geval is bij opleiding, beïnvloedt cultureel kapitaal de verklaringskracht van anomie en vice versa. Dit betekent dat wanneer cultureel kapitaal (en opleiding) constant gehouden worden, anomie nog steeds voor een deel onverklaard blijft. Cultureel kapitaal wordt gemeten met culturele participatie. “Het theaterpubliek” kent meer overeenkomsten dan alleen cultureel kapitaal. Een economische verklaring, zoals hierboven, kan evengoed een verklaring bieden.

29Scriptie Robert (J.B.) Kostwinder

Page 32: Abstract - Erasmus University Rotterdam Kostwinder.docx · Web viewIn het politieke domein is relatief veel onderzoek verricht naar de beweegredenen en demografische kenmerken van

H2a:

Anomie verklaart voor een deel de voorkeur voor een autoritair politiek leider. Er kan echter niet gesteld worden dat leidinggevenden anders tegen anomie aankijken dan uitvoerenden. Hiermee kan deze hypothese niet aangenomen worden.

Verschillen in anomie kunnen echter wel verklaard worden door verschil in cultureel kapitaal. Ook blijkt dat opleiding en cultureel kapitaal ook los van anomie een kleinere voorkeur voor autoritair politiek leiderschap voorspellen. Dit past in de logica achter deze hypothese dat personen met meer opleiding en met meer cultureel kapitaal, anders tegen politiek leiderschap aankijken. Hoewel in de praktijk managers hoger opgeleid zijn en veel cultureel kapitaal genieten, blijkt het puur hebben van de functie geen verschil in politiek leiderschapsopvattingen teweeg te brengen.

H3a: De veiligheidsutopie leidt bij zowel leidinggevenden als uitvoerenden tot een zelfde voorkeur voor een autoritair politiek leider.

De tweede veronderstelling is dat leidinggevenden eenzelfde voorkeur hebben voor een autoritair politiek leider, omdat in het politieke domein leidinggevenden niet verschillen in de mate van genoten vrijheid. Hierdoor zal de bereidheid om vrijheid aan veiligheid op te offeren, hetzelfde zijn.

Het hebben van een leidinggevende functie biedt, zoals eerder gesteld, geen directe verklaring voor de voorkeur voor autoritair politiek leiderschap. Het ligt in de lijn der verwachting dat het hebben van een leidinggevende functie geen rol speelt bij de voorkeur voor een type politiek leider. De theoretische verwachting was echter dat er mogelijk een effect door interactie met de veiligheidsutopieschalen tot stand zou komen.

Het gecombineerde effect van leidinggevende functie met de onvrijheidschaal, draagt niet bij aan het voorspellen van de politieke leiderschapsvoorkeur. Dit werd ook verwacht. Het betekent dat de mate van bereidheid om vrijheid op te offeren, in combinatie met het hebben van een leidinggevende functie, geen verklaring biedt voor politiek leiderschapsvoorkeur.

Het gecombineerde effect van leidinggevende functie met veiligheid draagt ook niet bij aan het voorspellen van de politieke leiderschapsvoorkeur. Dit werd eveneens verwacht. Het betekent dat de behoefte aan veiligheid in combinatie met het hebben van een leidinggevende functie geen verklaring biedt voor politiek leiderschapsvoorkeur.

Doordat zowel onvrijheid als veiligheid in combinatie met leidinggevende functie geen verklaring geeft voor de voorkeur voor een autoritair politiek leider, kan hiermee gezegd worden dat de veiligheidsutopie in combinatie met leidinggevende functie geen invloed heeft op politiek leiderschapsvoorkeur.

De onvrijheidschaal blijkt als zelfstandige variabele, geen verklaring te bieden waarmee de voorkeur voor een autoritair politiek leider voorspeld kan worden. De wens naar vrijheid op de werkvloer kan hiermee niet in verband gebracht worden met politiek leiderschap. Dit is problematisch omdat hiermee de relatie tussen onvrijheid en veiligheid moeilijk bekeken kan worden. De bereidheid om vrijheid op te offeren kan immers niet gekoppeld worden aan het verlangen naar veiligheid.

De veiligheidschaal draagt wel bij aan de verklaring van de voorkeur voor een autoritair politiek leider. Er kan echter niet gezegd worden dat dit gepaard gaat met de bereidheid om vrijheid op te offeren. Wat hiermee wel gezegd kan worden is dat personen die in hun werkzaamheden meer veiligheid wensen, in het politieke domein een autoritair politiek leider wensen. Deze wens geldt voor zowel leidinggevenden als uitvoerenden.

Bij het betrekken van zelfsturing in de analyse, blijkt dat dit geen enkel effect heeft op leidinggevende functie15. Dit betekent dat de vrijheid die een leidinggevende geniet, geen invloed heeft op diens opvattingen over politiek leiderschap. Zelfsturing zelf heeft overigens ook geen invloed op politiek leiderschapsvoorkeur. Hierdoor kan gesteld worden dat zowel leidinggevenden als uitvoerenden met veel zelfsturing, geen andere politiek leiderschapsvoorkeur hebben dan personen met weinig zelfsturing.

30Scriptie Robert (J.B.) Kostwinder

Page 33: Abstract - Erasmus University Rotterdam Kostwinder.docx · Web viewIn het politieke domein is relatief veel onderzoek verricht naar de beweegredenen en demografische kenmerken van

H3a:

Resumerend kan over de hypothese gezegd worden dat het hebben van een leidinggevende functie, zoals verwacht, geen invloed heeft op de voorkeur voor een politiek leider. De interactie-effecten met leidinggevende functie en de veiligheidsutopie, hebben geen voorspellende waarde. Voorgaande sluit aan bij de verwachting. Er dient gezegd te worden dat de mate van bereidheid om vrijheid op te geven aan regelgeving niet volledig onderzocht kan worden. De onvrijheidschaal biedt geen verklaring voor de voorkeur voor type politiek leider. Hierdoor kan niet gesteld worden dat men bereid is vrijheid aan veiligheid op te offeren (of dat beiden evenredig lopen). Wel kan gesteld worden dat personen die op de werkvloer meer veiligheidsmaatregelen wensen, een autoritair politiek leider wensen.

4.2.2. Autoritair managementHieronder staan de resultaten weergegeven van de uitgevoerde analyses die betrekking hebben op de voorkeur voor een autoritair manager. Allereerst worden de resultaten gepresenteerd die verband houden met anomie in relatie tot managementvoorkeur. Vervolgens wordt er stilgestaan bij de effecten van de veiligheidsutopie in relatie tot managementvoorkeur.

H2b: leidinggevenden hebben minder een voorkeur voor een autoritair manager dan uitvoerenden doordat zij minder anomisch zijn

Zoals de verwachting was dat leidinggevenden door minder anomische gevoelens een kleinere voorkeur zouden hebben voor een autoritair politiek leider, zo is ook de redenering dat leidinggevenden een kleinere voorkeur hebben voor een autoritair manager.

Hoe het hebben van een leidinggevende functie samenhangt met anomie, is beschreven bij het behandelen van de eerste hypothese (Pagina 27). Hieruit blijkt dat het hebben van een leidinggevende functie niet direct invloed heeft op anomie. Cultureel kapitaal is een belangrijke verklaring, die het effect van opleiding op anomie weg verklaart. Hiermee kan deze hypothese al voordat die behandeld wordt, verworpen worden. Leidinggevenden blijken immers niet direct te verschillen van uitvoerenden. Er kan wel onderzoek gedaan worden naar de effecten van anomie op de voorkeur voor een autoritair manager.

Om, onder meer, te toetsen of de verklaring die anomie heeft voor politiek leiderschap ook opgaat voor management, is er een regressieanalyse verricht. De resultaten zijn weergegeven in onderstaand tabel (tabel 13).

31Scriptie Robert (J.B.) Kostwinder

Page 34: Abstract - Erasmus University Rotterdam Kostwinder.docx · Web viewIn het politieke domein is relatief veel onderzoek verricht naar de beweegredenen en demografische kenmerken van

Voorkeur autoritair management Model 1 Model 2 Model 3

r β r β r β

Leidinggevende functie -0,11* 0,04 -0,11* -0,08 -0,11* -0,09

Anomie 0,15** 0,11* 0,15** 0,11* 0,15** 0,08

Onvrijheidschaal 0,44*** 0,40*** 0,44*** 0,40*** 0,44*** 0,38***

Veiligheidschaal 0,44*** 0,33*** 0,44*** 0,31*** 0,44*** 0,31***

Leidinggevende functie * Vrijheid 0,06 -0,02 0,06 0,00

Leidinggevende functie * Veiligheid 0,07 0,06 0,07 0,07

Zelfsturing-schaal -0,22*** -0,08

Opleidingsniveau -0,09 0,08

Cultureel Kapitaal schaal -0,17** -0,06

R2 0,34 0,34 0,35N 322 322 322*p<0,05, **p<0,01, ***p<0,00

Tabel 13: Regressieanalyse Voorkeur Autoritair Manager

Anomie verklaart in model 1 en 2 een gedeelte van de voorkeur voor een autoritair manager. Personen met anomische gevoelens, hebben hierdoor een grotere voorkeur voor een autoritair manager. Dit komt overeen met de verwachting. Gezegd dient te worden dat de mate waarin anomie bijdraagt aan het voorspellen van de voorkeur voor autoritair management niet sterk is.

Door toevoeging van de controlevariabele “opleiding” wordt anomie weg verklaard. Dit voldoet aan de verwachting omdat het hebben van een hoog opleidingsniveau een belangrijke factor is voor het verklaren van anomie. Dit is zeker het geval wanneer cultureel kapitaal nog niet is opgenomen in het model. De variabele: “opleiding” draagt niet zelf bij aan de verklaring voor autoritair management.

Omdat anomie reeds door opleiding is weg verklaard, leidt het constanthouden van cultureel kapitaal in effect niet tot een andere uitkomst. Wel is duidelijk dat opleiding weg verklaard wordt door cultureel kapitaal. Cultureel kapitaal verklaart vervolgens een groot gedeelte van anomie16. Dit werd ook verwacht. Cultureel kapitaal leidt, los van anomie, niet tot een verdere verklaring van de voorkeur voor een autoritair manager. Dit in tegenstelling tot het gevonden verband bij de voorkeur voor een autoritair politiek leider.

H2b:

Samenvattend kan hiermee gesteld worden dat anomie voor een klein deel de voorkeur voor autoritair management verklaart. Er kan echter niet gesteld worden dat leidinggevenden, doordat ze leidinggevend zijn, anders tegen anomie aankijken dan uitvoerenden. Hiermee kan deze hypothese niet aangenomen worden.

Cultureel kapitaal verklaart voor een belangrijk deel de mate van anomische gevoelens. Cultureel kapitaal komt voort uit opleiding. Het puur hebben van een leidinggevende functie blijkt geen effect te hebben op de voorkeur voor een autoritair manager. Menig leidinggevende is echter hoger opgeleid en geniet veel cultureel kapitaal.

32Scriptie Robert (J.B.) Kostwinder

Page 35: Abstract - Erasmus University Rotterdam Kostwinder.docx · Web viewIn het politieke domein is relatief veel onderzoek verricht naar de beweegredenen en demografische kenmerken van

H3b: De veiligheidsutopie leidt bij leidinggevenden, in tegenstelling tot uitvoerenden, tot een grotere voorkeur voor een autoritair manager doordat managers minder in hun vrijheid worden aangetast dan uitvoerenden.

De tweede veronderstelling is dat leidinggevenden een andere voorkeur hebben wanneer het gaat over managementtype. Dit komt doordat in organisaties leidinggevenden verschillen in de mate van genoten vrijheid ten opzichte van uitvoerenden. Hierdoor zal de bereidheid om vrijheid aan veiligheid op te offeren, minder groot zijn.

Het hebben van een leidinggevende functie biedt, nogmaals, geen directe verklaring voor de voorkeur voor autoritair management. Dit werd ook niet direct verwacht. De theoretische verwachting was namelijk dat de verklaring vooral door de interactie met de veiligheidsutopieschalen tot stand zou komen.

Het gecombineerde effect van leidinggevende functie met de onvrijheidschaal geeft geen verklaring voor het hebben van een voorkeur voor een autoritair manager. Dit is niet volgens de verwachting. Het betekent dat de mate van bereidheid om vrijheid op te offeren in combinatie met het hebben van een leidinggevende functie, geen verklaring biedt voor een voorkeur voor autoritair management. Voor het beantwoorden van de hypothese betekent dit dat leidinggevenden niet anders denken over management vanwege hun opvattingen over vrijheid.

Het gecombineerde effect van leidinggevende functie met veiligheid heeft geen voorspellende waarde. Ook dit komt niet overeen met de verwachting. Het betekent dat de wens naar veiligheid in combinatie met het hebben van een leidinggevende functie, geen verklaring biedt voor het soort management wat men prefereert.

Doordat zowel onvrijheid als veiligheid in combinatie met leidinggevende functie geen verklaring geeft voor de voorkeur voor een autoritair politiek leider, kan hiermee gezegd worden dat de veiligheidsutopie in combinatie met leidinggevende functie geen invloed heeft op politiek leiderschapsvoorkeur. Deze uitkomst betekent dat leidinggevenden niet anders denken over management vanwege hun opvattingen over veiligheid.

Leidinggevenden hebben, beide schalen in ogenschouw nemend, geen andere overwegingen dan uitvoerenden wanneer het gaat over de veiligheidsutopie. Als gevolg hebben leidinggevenden ook geen andere managementopvatting. Het idee dat leidinggevenden een grotere voorkeur zouden hebben voor autoritair management, kan hiermee niet gestaafd worden.

De onvrijheidschaal blijkt als zelfstandige variabele een belangrijke verklaring te bieden om de voorkeur voor autoritair management te voorspellen. Dit betekent dat personen die vrijheid willen opofferen, een grotere voorkeur hebben voor een autoritair manager. Dit is volgens de verwachting. De veiligheidschaal draagt, zoals verwacht, ook bij aan het voorspellen van de voorkeur voor autoritair management. Hierdoor kan gezegd worden dat personen die meer veiligheid wensen, een grotere voorkeur hebben voor een autoritair manager.

Bovenstaande leid er toe dat de wens om vrijheid op te offeren en de wens naar meer veiligheid samen de wens voor een autoritair manager verklaren. Dit is conform de verwachting en wijst op de juiste richting van de veiligheidsutopie. Wel werd verwacht dat dit vooral op zou gaan voor leidinggevenden. Deze zouden minder angst hebben om vrijheid op te offeren aan regelgeving. Zoals hierboven is geschetst, kan dit niet aangetoond worden.

Bij het betrekken van zelfsturing in de analyse, blijkt hier geen verklaringskracht vanuit te gaan. Ook heeft het weinig invloed op de overige variabelen. De verwachting was dat leidinggevenden door meer zelfsturing in het werk, anders tegen de veiligheidsutopieschalen aan zouden kijken. Dit blijkt niet zo te zijn. Uitvoerenden (die veel zelfsturing genieten) en leidinggevenden verschillen niet van elkaar. Bij het constant houden van zelfsturing, zou anders de samenhang en verklaringskracht van leidinggevende functie sterk veranderen.

33Scriptie Robert (J.B.) Kostwinder

Page 36: Abstract - Erasmus University Rotterdam Kostwinder.docx · Web viewIn het politieke domein is relatief veel onderzoek verricht naar de beweegredenen en demografische kenmerken van

H3b:

Resumerend kan over de hypothese gezegd worden dat het hebben van een leidinggevende functie, geen invloed heeft op de voorkeur voor een autoritair manager. De interactie-effecten met leidinggevende functie en de veiligheidsutopie, hebben geen voorspellende waarde. Er werd verwacht dat hier een belangrijke verklaringskracht vanuit zou gaan. Hiermee dient de hypothese verworpen te worden. De onveiligheidschaal en de vrijheidschaal verklaren zelf een belangrijk gedeelte van de voorkeur voor een autoritair manager. De bereidheid om vrijheid op te offeren en de wens naar meer veiligheid, voorspellen de voorkeur voor een autoritair manager. Over de kenmerken van personen die hoog scoren op veiligheid en onvrijheid, kan niet veel gezegd worden. Zelfsturing of het al dan niet hebben van een leidinggevende functie, blijken immers niet bij te dragen.

34Scriptie Robert (J.B.) Kostwinder

Page 37: Abstract - Erasmus University Rotterdam Kostwinder.docx · Web viewIn het politieke domein is relatief veel onderzoek verricht naar de beweegredenen en demografische kenmerken van

5. Conclusie

Samenvatting In deze scriptie stond onderstaande probleemstelling centraal:

Is er sprake van een verschil in leiderschapsvoorkeuren van leidinggevenden en uitvoerenden, en zo ja hoe kan dat worden verklaard?

Een positief en significant verband bestaat tussen de voorkeur voor een autoritair politiek leider en de voorkeur voor een autoritair manager. Wanneer personen de voorkeur geven aan een autoritair politiek leider, geven zij ook de voorkeur aan een autoritair manager. Dit betekent dat het politieke- en het organisationele domein, parallel aan elkaar lopen. Verschil in leiderschapsvoorkeuren tussen leidinggevenden en uitvoerenden kan niet direct maar wel indirect gevonden worden.

Het sec hebben van een leidinggevende functie blijkt in beide domeinen geen directe invloed te hebben op leiderschapsvoorkeur. Omdat dit in beide domeinen geen verklaring biedt, is dit hiermee juist een gemeenschappelijk kenmerk. Het al dan niet hebben van een leidinggevende functie heeft immers geen invloed op leiderschapsvoorkeuren in beide domeinen.

Indirect komen in beide domeinen echter diverse persoonskenmerken overeen. Leidinggevenden hebben in vergelijking met uitvoerenden, een hoger opleidingsniveau, meer cultureel kapitaal (en genieten meer zelfsturing in het werk). Deze variabelen dragen allen bij aan het hebben van minder anomische gevoelens17. Anomie leidt in beide domeinen tot een voorkeur voor een autoritair leider. Uitvoerenden verschillen op voornoemde variabelen met leidinggevenden. Hierdoor kan gezegd worden dat leidinggevenden indirect verschillen van uitvoerenden.

De rol van opleiding en cultureel kapitaal is niet in beide domeinen even belangrijk. Opleiding en cultureel kapitaal hebben in organisaties alleen invloed op de mate van anomische gevoelens. In het politieke domein blijken opleiding en cultureel kapitaal ook los van anomie bij te dragen aan een kleinere voorkeur voor een autoritair politiek leider.

De bereidheid om vrijheid op te offeren aan veiligheid, de veiligheidsutopie, kan niet in beide domeinen vergeleken worden. De wens om vrijheid op te offeren is in het politieke domein geen betekenisvolle factor. Dit betekent dat deze parallel niet doorgetrokken kan worden. Hierbij dient gezegd te worden dat de items van de vrijheidsschaal betrekking hebben op de werkplek en niet op vrijheid in het publieke domein. Dit kan voor een vertekening van het beeld zorgen. Wel kan gezegd worden dat de wens naar veiligheid in beide domeinen tot de voorkeur voor een autoritair leider leidt. Indirect blijken de effecten van de veiligheidsutopie wel van invloed op anomie. De effecten van anomie zijn, zoals gesteld, wel van invloed op leiderschapsvoorkeuren in beide domeinen.

Onvrijheid hangt, zoals de regressieanalyse (tabel 11) laat zien, sterk negatief samen met anomie. Dit terwijl veiligheid sterk positief samenhangt met anomie. Anomische personen zijn hierdoor niet bereid om vrijheid op te offeren maar verlangen wel naar meer veiligheid. Dit schept het beeld dat anomische personen niet zozeer moeite hebben met vrijheid zoals dit vaak gesteld wordt. Anomische personen omarmen deze vrijheid juist maar hebben een zeer sterke behoefte aan risico’s vermijden. De aangetoonde voorkeur voor autoritair leiderschap komt dan ook niet voort uit een behoefte om zich te onderwerpen of een behoefte aan een autocratische aansturing. Anomische

35Scriptie Robert (J.B.) Kostwinder

Page 38: Abstract - Erasmus University Rotterdam Kostwinder.docx · Web viewIn het politieke domein is relatief veel onderzoek verricht naar de beweegredenen en demografische kenmerken van

personen wensen vooral een autoritair politiek leider en manager omdat dezen, in ieder geval in perceptie, voor meer veiligheid zorgen.

In conclusie heeft de anomieverklaring een grotere reikwijdte dan gedacht. Anomie blijkt ook betrekking te hebben op managementvoorkeur. De veiligheidsutopieverklaring dient echter verder onderzocht te worden. Deze scriptie heeft, wat de veiligheidsutopie betreft, enkele mogelijkheden opengelaten om in vervolgonderzoek nog meer inzicht te verkrijgen in de spanning tussen vrijheid en veiligheid.

Methodologische beperkingen Binnen dit onderzoek is, om vergelijking mogelijk te maken, het noodzakelijk geweest om eenzelfde variabele te gebruiken in twee verschillende domeinen. Zo heeft bijvoorbeeld de Anomieschaal betrekking op maatschappelijke opvattingen. Het zijn deze opvattingen waarmee vervolgens de voorkeur voor autoritair management is verklaard. Wanneer men een meer nauwkeurig beeld wil verkrijgen over opvattingen over de werkplek, is het raadzaam om de anomie items betrekking te laten hebben op de werkomgeving.

De veiligheidsutopie bleek om drie redenen een problematische variabele te zijn. Op de eerste plaats is de spanning tussen de twee variabelen (veiligheid en vrijheid) onderbelicht gebleven omdat de onverenigbaarheid van veiligheid en vrijheid niet expliciet op elkaar zijn betrokken. Hierdoor kan per respondent niet goed inzicht verkregen worden in de effecten die dit heeft. Veiligheid en vrijheid kunnen niet tot één schaal worden samengevoegd. Met de bestaande data kan echter wel een interactie-effect berekend worden. Personen die zowel hoog scoren op veiligheid als op onvrijheid, hebben veel te kampen met de onverenigbare verlangens dat de veiligheidsutopie beoogd. Personen die slechts op één van de variabelen hoog scoren, zullen een lagere totaalscore hebben. Hiermee krijgt men inzicht in hoeverre de veiligheidsutopie aanwezig is binnen een persoon.

Een tweede methodologische beperking heeft betrekking op de validiteit. De huidige schaal meet de “de veiligheidsutopie”. De operationalisering luidt echter: “de bereidheid om vrijheid op te offeren aan regelgeving”. Dit laatste wijst niet zozeer op een onverenigbaar verlangen maar op een keuze om de paradox op te heffen. Men verkiest immers veiligheid boven vrijheid. Boutellier maakt echter een vergelijkbare keuze.

Om naar Boutellier (2003:67) te spreken: “leidt dit [de veiligheidsutopie] tot een wens van een striktere handhaving van regels waar burgers zichzelf niet aan willen houden”. Hieruit kan men concluderen dat burgers op de eerste plaats een voorstander zijn om veiligheidsmaatregelen die ten koste gaan van vrijheid, steunen. Vervolgens zijn het dezelfde burgers die hinder ondervinden van maatregelen die zij op de eerste plaats toejuichten. Bij een specifieke maatregel lopen de verlangens naar veiligheid en vrijheid niet zozeer parallel, maar sequentieel. Vanuit deze positie kan men aannemen dat burgers op de eerste plaats voorstander zijn om vrijheid op te geven aan veiligheid. Vervolgens oogsten de burgers, of in deze scriptie uitvoerenden en managers, de negatieve gevolgen van wat zij zelf gezaaid hebben. In de operationalisering wordt alleen de eerste stap gemaakt. Voor het doel van deze scriptie kan dit zoals hiervoor betoogd verdedigd worden. In strikt theoretische zin bestaat er hiermee een discrepantie tussen theoretisch concept en operationalisering.

Op de derde plaats, ligt in de huidige operationalisering impliciet de veronderstelling besloten dat personen zich niet bewust zijn van de consequenties van hun eigen acties. Het veronderstelt dat burgers onbewust hun eigen ongenoegen creëren. Men kan echter ook de mening zijn toegedaan dat de keuze tussen vrijheid en veiligheid zeer bewust wordt afgewogen. De huidige operationalisering is voor dit doel niet toereikend.

Veiligheid en vrijheid worden in de huidige schaal niet direct op elkaar betrokken. Een andere benadering zou zijn geweest om in ieder item die opgenomen is in de veiligheidsutopieschaal de keuze tussen vrijheid en veiligheid expliciet naar voren te laten komen. In de gebruikte schaal voldoet één item (abusievelijk) aan deze voorwaarde (item 2):

36Scriptie Robert (J.B.) Kostwinder

Page 39: Abstract - Erasmus University Rotterdam Kostwinder.docx · Web viewIn het politieke domein is relatief veel onderzoek verricht naar de beweegredenen en demografische kenmerken van

“Omgaan met risico’s in onze organisatie vraagt niet om meer regels, maar om meer vrijheid voor medewerkers om problemen op te lossen.”

Met diverse variaties op bovenstaande vraag, kan veel scherper inzicht verkregen worden in de expliciete keuze tussen vrijheid en veiligheid. Deze benadering past paradoxaal genoeg beter bij de operationalisering, maar staat verder af van de theorie rond de veiligheidsutopie.

Wetenschappelijke relevantie Er is weinig onderzoek verricht naar politieke opvattingen in relatie tot organisationele opvattingen. Deze scriptie kan gezien worden als grof “pionierswerk” waarop verder gebouwd kan worden.

Dit onderzoek wijst op de raakvlakken van het politieke domein en het organisationele domein. Juist omdat deze domeinen samen blijken te hangen, is het een belangrijke notie dat in beide domeinen leiderschapsstijlen een tegenovergestelde ontwikkeling doormaken. In het politieke domein kan op democratische wijze eenvoudig uiting gegeven worden aan de leiderschapsvoorkeur van een individu. In het organisationele domein, wordt dit bepaald door een selecte groep. Dit kan als startpunt dienen voor verder onderzoek.

Deze scriptie toont niet alleen aan dat anomie van invloed is op de voorkeur voor een autoritair politiek leider, maar ook op de voorkeur voor een autoritair manager. Wetenschappelijk gezien geeft dit inzicht in de reikwijdte van anomie. De lange onderzoekstraditie naar anomie kan hiermee verlegd worden naar het bedrijfsdomein en parallellen tussen de domeinen kunnen verwacht worden.

De veiligheidsutopie en de effecten die dat heeft op leiderschapsvoorkeur is in dit onderzoek niet volledig uitgediept. De veronderstelde verwachtingen die niet gevonden zijn geven echter op zichzelf ook meer inzicht in de reikwijdte van de veiligheidsutopie. Vervolgonderzoek kan meer inzicht geven in de tegenstrijdige verlangens naar vrijheid en veiligheid in het bedrijfsleven en in het politieke domein.

Vervolgonderzoek Direct vervolgonderzoek wat voortkomt uit deze studie heeft vooral betrekking op de veiligheidsutopie. Zoals hierboven geschetst (“methodologische beperkingen”), kan een keuze gemaakt worden om de veiligheidsutopie op een andere manier te hanteren dan in dit onderzoek gedaan is. Enerzijds kan er gekozen worden om de vrijheids- en veiligheidsitems op een andere manier te groeperen. Dit heeft als voordeel dat er geen nieuwe data verzameld hoeft te worden. Deze benadering gaat ervan uit dat de tegenstrijdige wens naar veiligheid en vrijheid niet bewust wordt afgewogen.

Anderzijds kan een andere invalshoek gekozen worden. Door de huidige items te vervangen door items die de respondenten een expliciete keuze laten maken tussen veiligheid en vrijheid, ontstaat wellicht een ander beeld. Deze benadering heeft als voordeel dat er veel directer “de bereidheid om vrijheid op te offeren aan regelgeving” gemeten kan worden.

In deze scriptie wordt verondersteld dat individuen zich niet bewust zijn dat er een spanning optreed. Echter kan het tegenovergestelde standpunt evengoed verdedigd worden. Het is raadzaam om bovengenoemde schalen beiden in een onderzoek mee te nemen. Vervolgens kunnen deze schalen met elkaar vergeleken worden om te zien of hier een groot verschil tussen bestaat.

37Scriptie Robert (J.B.) Kostwinder

Page 40: Abstract - Erasmus University Rotterdam Kostwinder.docx · Web viewIn het politieke domein is relatief veel onderzoek verricht naar de beweegredenen en demografische kenmerken van

Ten uitgeleideLeidinggevenden en uitvoerenden verschillen op het gebied van leiderschapsvoorkeur. Hoewel dit onderzoek van bescheiden omvang is, blijkt dat uitvoerenden een autoritairdere leiderschapsvoorkeur hebben dan leidinggevenden. Dit onderzoek dient echter niet als justificatie gezien te worden om de vrijheid van uitvoerenden in te perken. Het onderzoek op een wens naar een werkomgeving waar rekening gehouden wordt met het inperken van risico’s. De meeste organisatieveranderingen worden top-down doorgevoerd. Theorieën rond arbeidssatisfactie en zelfsturing kunnen door hoger opgeleide leidinggevenden, beleidsmakers en ook sociaalwetenschappers zeer aantrekkelijk gevonden worden. Dit onderzoek wijst op een mogelijk blinde vlek: er bestaat niet alleen een behoefte aan vrijheid maar ook aan veiligheid.

38Scriptie Robert (J.B.) Kostwinder

Page 41: Abstract - Erasmus University Rotterdam Kostwinder.docx · Web viewIn het politieke domein is relatief veel onderzoek verricht naar de beweegredenen en demografische kenmerken van

Eindnoten

39Scriptie Robert (J.B.) Kostwinder

Page 42: Abstract - Erasmus University Rotterdam Kostwinder.docx · Web viewIn het politieke domein is relatief veel onderzoek verricht naar de beweegredenen en demografische kenmerken van

Bijlagen

Bijlage 1: Spreiding en frequenties variabelen

Categorische variabelenFrequenties van het hebben van een leidinggevende functie en geslacht.

N (geldig)

Missende cases

% = ja

Bent u in uw functie belast met het direct aansturen van mensen? (ja=1)

330 29 42,4

Geslacht ompgepoold (vrouw=1) 324 35 34

Frequentie en spreiding opleidingsniveau

N (geldig)

Missing Mediaan Mode Standaard deviatie

Wat is uw hoogst behaalde opleidingsniveau?

326 33 5,00 5 1,612

Opleidingsniveau per niveau Frequentie

Percentage

Valide Percentage

LO, BO, vmbo, (i)vbo, mavo, lbo 28 7,8 8,6

mbo 89 24,8 27,3

havo 24 6,7 7,4

hbo 104 29,0 31,9

vwo 17 4,7 5,2

wo 64 17,8 19,6

Totaal 326 90,8 100,0

iScriptie Robert (J.B.) Kostwinder

Page 43: Abstract - Erasmus University Rotterdam Kostwinder.docx · Web viewIn het politieke domein is relatief veel onderzoek verricht naar de beweegredenen en demografische kenmerken van

Frequenties en spreiding stemgedrag

N Valide Missing Mediaan Mode Std. Deviatie

Op welke politieke partij heeft u de afgelopen Tweede Kamerverkiezing gestemd?

324 35 4,00 6 3,439

Frequentie Percentage Valide Percentage

SP 46 12,8 14,2

PvdA 52 14,5 16,0

GL 37 10,3 11,4

D66 36 10,0 11,1

PvdD 10 2,8 3,1

VVD 64 17,8 19,8

CDA 18 5,0 5,6

CU 12 3,3 3,7

SGP 1 ,3 ,3

PVV 19 5,3 5,9

TON 3 ,8 ,9

Overig 5 1,4 1,5

Niet gestemd 21 5,8 6,5

Totaal 324 90,3 100,0

iiScriptie Robert (J.B.) Kostwinder

Page 44: Abstract - Erasmus University Rotterdam Kostwinder.docx · Web viewIn het politieke domein is relatief veel onderzoek verricht naar de beweegredenen en demografische kenmerken van

Numerieke variabelen

N (geldig)

Missende cases

Gemiddelde

Mediaan Modus Standaard deviatie

Minimum

Maximum

Voorkeur autoritair managementschaal ("Zeer wenselijk" = 5)

334 25 2,42 2,50 2,25 0,51 1,003,88

Anomieschaal ("Volledig mee eens" = 5) 330 29 2,69 2,57 2,71 0,89 1,005,00

F-schaal ("Volledig mee eens" = 5) 326 33 2,83 2,75 3,25 0,79 1,005,00

Cultureel Kapitaal schaal 327 32 1,12 1,11 0,00 0,64 0,003,37

ZS-schaal ("Veel zelfsturing" = 5) 326 33 2,88 3,00 3,00 0,73 1,004,00

Voorkeur autoritair politiek leiderschapschaal ("Zeer wenselijk" = 5)

348 11 3,79 3,83 4,67 0,76 1,335,00

Leeftijd 316 43 47,24 50,00 52,00 11,67 20,0080,00

Onvrijheidschaal ("Volledig mee eens" = 5)

341 18 2,72 2,80 3,00 0,77 1,005,00

Veiligheidschaal ("Volledig mee eens" = 5)

341 18 2,70 2,75 3,00 0,78 1,005,00

iiiScriptie Robert (J.B.) Kostwinder

Page 45: Abstract - Erasmus University Rotterdam Kostwinder.docx · Web viewIn het politieke domein is relatief veel onderzoek verricht naar de beweegredenen en demografische kenmerken van

Bronnen

Achterberg, P. en Houtman, D. (2003)Het spook van de rechtse arbeidersklasse: een culturele verklaring voor tegennatuurlijk stemgedrag Sociologische Gids|Jaargang 50 2003|1

Achterberg, P., Houtman, D. en Derks, A. (2011) Two of a kind? an empirical investigation of anti-welfarism and economic egalitarianism. Public Opinion Quarterly, Vol. 75, No. 4, Winter 2011, pp. 748–760

Adorno, T.W., Frenkel-Brunswik, E, Levinson, D.J. en Sanford, R.N. (1969 [1950]) The authoritarian personality New York: W.W.Norton& Company inc.

Altemeyer, B. (1996) The authoritarian specter. Cambridge, MA: Harvard University Press. In Corey Butler, J. Authoritarianism and fear of deviance (2009) North American Journal of Psychology Vol. 11 no.1, 49-64

Baars, J. en Scheepers, P (1993)Theoretical and methodological foundations of the authoritarian personality (1993) Journal of the behavioral sciences vol. 29, oktober 1993

Bauman, Z. (2000). Liquid Modernity. Cambridge: Polity Press. In: Boutellier, J.C.J (2007) Nodale orde: Veiligheid en burgerschap in een netwerksamenleving Oratie Vrije Universiteit Amsterdam 19 september

Bauman, Z. (1997) Postmodernity and its Discontents, Cambridge, Polity Press in Boutellier, J.C.J (H). (2002) De veiligheidsutopie: Hedendaags onbehagen en verlangen rond misdaad en straf. Den Haag: Boom Juridische uitgevers

Belt, van den, T. en Moret, J.P.(2010) Management en levensbeschouwing in Nederland: Een onderzoek naar opvattingen van managers in Nederland over de stijl van leidinggeven en HRM-beleid in relatie tot hun levensbeschouwing. Nijmegen, Radboud Universiteit Nijmegen (proefschrift)

Blake, R.R. en Mouton, J.S. (1972). The Managerial Grid. Advanced Management Office Executive, 1 (9) in Thuis, P. (2003) Toegepaste organisatiekunde Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff

Bovens, M en Wille, A (2009) Diploma democracyUtrecht/Leiden: NWO program contesteddemocracies

Boutellier, J.C.J (H). (2002) De veiligheidsutopie: Hedendaags onbehagen en verlangen rond misdaad en straf. Den Haag: Boom Juridische uitgevers

Boutellier, J.C.J (2007) Nodale orde: Veiligheid en burgerschap in een netwerksamenleving Amsterdam: Vrije Universiteit Amsterdam (Inaugurele rede 19 september 2007)

ivScriptie Robert (J.B.) Kostwinder

Page 46: Abstract - Erasmus University Rotterdam Kostwinder.docx · Web viewIn het politieke domein is relatief veel onderzoek verricht naar de beweegredenen en demografische kenmerken van

Bowers, D.G. en Seashore, S.E. (1966) Predicting organizational effectiveness with a four-factor theory of leadership. AdministrativeScienceQuarterly, Vol. 11, No. 2 (Sep., 1966), pp 238-263

Brink, van den G. (2002) Mondiger of moeilijker? Een studie naar de politieke habitus van hedendaagse burgers Den Haag: SDU Uitgevers (i.o.v. WRR)

Brink, van den G. (2004) Schets van een beschavingsoffensief: Over normen, normaliteit en normalisatie in NederlandAmsterdam:Amsterdam University Press

Castells, M. ([1996] 2000), The Information Age, Volume I, The Rise of the Network Society. Oxford: Blackwell In: Boutellier, J.C.J (2007) Nodale orde: Veiligheid en burgerschap in een netwerksamenleving Oratie Vrije Universiteit Amsterdam 19 september

Corey Butler, J. Authoritarianism and fear of deviance (2009) North American Journal of Psychology Vol. 11 no.1, 49-64

Eisinga, R.N. & Scheepers P.L.H. (1989) Etnocentrisme in Nederland: Theoretische en empirische modellen Nijmegen: Its

Elchardus, M (2002) Onderwijs in de symbolische samenleving: Zijn individualisme en meritocratie nog zinvol? Geciteerd in Bovens, M en Wille, A (2009) Diploma democracy Utrecht/Leiden: NWO programmeContesteddemocracies

Ewing, D. (1978) Employee freedom within the organization.Paper presented at the Power and Responsibility in the American Business System: proceedings of the Second National Conference on Business Ethics, Bently College, April 7 & 8. In Tsahuridu, E.E. (2006) Anomie and ethics at work Journal of business Ethics. (2006) 69:163-174

Flanagan, S.C, en Lee, A.R. (2003) The new politics, culture wars, and the authoritarian-libertarian value change in advanced industrial democracies in Comparative political studies, vol. 36 No. 3, april 2003, Sage Publications

Fleischman, E.A. (1953) The description of supervisory behavior. Journal of applied Psychology (Feb. 1953)Vol. 37, No. 1

Forsyth, D.R. (1980) A taxonomy of ethical ideologies, Journal of Personality and Social Psychology 39(1), 175-184 in Tsahuridu, E.E. (2006) Anomie and ethics at work Journal of business Ethics (2006) 69:163-174

Gabernesh, H. (1972) Authoritarianism as world view The American Journal of Sociology, Vol.77, No. 5 (Mar., 1972), pp. 857-875

Handel, M.J. (2003) The Sociology of organizations, Classic, contemporary and critical readings Thousand Oaks CA (VS): Sage Publications

Heil, G, Bennis, W en Stephens, D.C. (2000) Douglas McGregor, revisited: Managing the human side of the enterprise New York: John Wiley & Sons, Inc

Horton, J. (1964)The dehumanization of anomie and alienation: a problem in the ideology of sociology The Britisch Journal of Sociology, Vol. 15, No. 4 (Dec., 1964)

vScriptie Robert (J.B.) Kostwinder

Page 47: Abstract - Erasmus University Rotterdam Kostwinder.docx · Web viewIn het politieke domein is relatief veel onderzoek verricht naar de beweegredenen en demografische kenmerken van

House, R.J. en Aditya, R.N. (1997) The social Scientific study of leadership: quo vadis? Journal of Management, 1997, Vol. 23, No. 3, 409-473

Houtman, D. (2008) Class and politics in contemporary social science: “Marxism lite” and its blind spot for culture.New Brunswick, NJ (VS): Transaction Publishers

Houtman, D (2002) Nieuwe sociale bewegingen en postmodernisme Posttraditionele identiteiten tussen essentialisme en relativisme Ter publicatie aangeboden aan Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, themanummer Nieuwe sociale bewegingen, n.a.v. Studiedag Brussel, 22 november 2002

Kessler, T and Cohrs J.C. (2008) The evolution of authoritarian processes: fostering cooperation in large- scale groups, Group Dynamics: theory, Research and practice 2008, Vol. 12, No. 1, 73-84

Koster, de w. en Waal, van der, J. (2007)Cultural Value Orientations and Christian Religiosity: On Moral Traditionalism, Authoritarianism and their implications for Voting Behavior.International PoliticalScience Review, Vol. 28, No, 4, 451-467

Koster, de W., Waal, van der, J., Achterberg, P. en Houtman, D. (2008) De opkomst van de strafstaat: Neoliberalisering of een nieuwe politieke cultuur?SociologieJaargang 4-2008|4

Likert, R. (1997) The human organization: its management and value. New York: McGraw-hill in Paisey, A.H. en Paisey, T.J. (1980) The question of style In educational management. Educational Management Administration & Leadership 1980 9:95

McGregor, D [1957] The human side of enterprise in Heil, G, Bennis, W en Stephens, D.C. (2000) Douglas McGregor, revisited: Managing the human side of the enterprise. New York: John Wiley & Sons, Inc

Meade, R.D.(1985) Experimental studies of authoritarian and democratic leadership in four cultrures: American, Indian, Chinese and Chinese-American. The High School Journal, Vol. 68, No.4 Authoritarianism and dogmatism (apr. – May, 1985), pp. 293-295

Mintzberg, H Organisatiestructuren [1983] (2003) Schoonhoven: Academic Service

Nesteruk, J. (1991) Legal persons and moral worlds: ethical choices within the corporate environment American Bussiness Law Journal 29, 75-97 in Tsahuridu, E.E. (2006) Anomie and ethics at work Journal of business Ethics (2006) 69:163-174

Nicolauo-Smokoviti, L. (2004) Business leader’s work environment and leadership styles. Current Sociology, May 2004, vol. 52(3):407-427

Paisey, A.H. en Paisey, T.J. (1980) The question of style In educational management. Educational Management Administration & Leadership 1980 9:95

Reddin, W.J. (1970) Managerial effectiveness. New York: McGraw-Hill. In Thuis, P. (2003) Toegepaste organisatiekunde Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff

Rorty, R. (1989) in Boutellier 2002

viScriptie Robert (J.B.) Kostwinder

Page 48: Abstract - Erasmus University Rotterdam Kostwinder.docx · Web viewIn het politieke domein is relatief veel onderzoek verricht naar de beweegredenen en demografische kenmerken van

Ruysseveldt, van J. en Hoof, van J. (2006) Arbeid in verandering Deventer: Kluwer

Ruysseveldt, van J, Witte, de M en Grumbkow, von J. (2008 [1998]) Organiseren van mens en arbeid: Hedendaagse benadering van de kwaliteit van de arbeid.Heerlen: Open Universiteit

Stubager, R. (2008) Education effects on authoritarian-libertarian values: a question of socialization.The British Journal of Sociology 2008 Volume 59 issue 2

Slama, A.G. (1993) L’angelismeexterminateur; essaisurl’ordre moral contemporainParijs, Grasset in: Boutellier, J.C.J (H). (2002) De veiligheidsutopie: Hedendaags onbehagen en verlangen rond misdaad en straf. Den Haag: Boom Juridische uitgevers

Syroit, J. (1979) Mens- en taakgerichtheid: constructie en validering van een verkorte leiderschapsschaal. Gedrag, tijdschriftvoorpsychologie, 3, 176-192

Szilagyi, A.D. en Keller, R.T. (1976) A comparative investigation of the supervisory behavior description questionnaire (SBDQ) and the revised leader behavior description questionnaire (LBDQ-form XII).Academy of management journal (Dec. 1976) Vol. 19, No. 4

Thuis, P. (2003) Toegepaste organisatiekunde Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff

Tsahuridu, E.E. (2006) Anomie and ethics at work Journal of business Ethics. (2006) 69:163-174

Victor, B. en Cullen, J.B. (1988) The organizational bases of ethical work climates. Administrative Science Quarterly 33, 101-125 in Tsahuridu, E.E. (2006) Anomie and ethics at work Journal of business Ethics (2006) 69:163-174

Weber, A.A. en Reijke, de, P.A.M. (1996) Organisatie, Personeel en management: basisboek Groningen: Wolters-Noordhoff

Wijsman, E (2001) Psychologie en sociologie Groningen/Houten: Wolters Noordhoff

Zijderveld, A.C. (2000) The institutional imperative: the interface of institutions and networks Amsterdam: Amsterdam University Press

CBS, Statline. Werkloze en werkzame beroepsbevolking per maand: http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?VW=T&DM=SLNL&PA=80479NED&D1=0,3-7,10-14&D2=0&D3=a&D4=115-116&HD=120123-1643&HDR=T&STB=G1,G2,G3 (23-01-2012)

CBS, StatlineOpleidingsniveau in Nederland “Trends in beeld 2011” Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.

Uitslag verkiezingen leden tweede kamer: http://www.kiesraad.nl/nl/Actueel/Nieuwsberichten/%282047%29-Actueel-Nieuwsberichten-2010/Uitslag_verkiezing_leden_Tweede_Kamer_van_9_juni_2010.html (30/01/2012)

Opleidingsniveau Nederlandse bevolking: http://www.trendsinbeeld.minocw.nl/grafieken/3_1_2_31.php

viiScriptie Robert (J.B.) Kostwinder

Page 49: Abstract - Erasmus University Rotterdam Kostwinder.docx · Web viewIn het politieke domein is relatief veel onderzoek verricht naar de beweegredenen en demografische kenmerken van

viiiScriptie Robert (J.B.) Kostwinder

Page 50: Abstract - Erasmus University Rotterdam Kostwinder.docx · Web viewIn het politieke domein is relatief veel onderzoek verricht naar de beweegredenen en demografische kenmerken van

1 Hoewel deze managementstijlen erg van elkaar verschillen, blijven de basisfuncties van managers hetzelfde. In beide gevallen is er sprake van een opdrachtgever-opdrachtnemerrelatie. Het gezag van de manager is gebaseerd op formele gronden en is vastgelegd in het functieprofiel. Tot slot zijn managers in beide gevallen verantwoordelijk voor het eigen gedrag en dat van “hun” ondergeschikten (Albanese [1981:395-7] in Nicolaou-smokoviti 2004:409)

2 Uit schriftelijke communicatie met de eigenaar van thesistools is bekend dat de steekproef getrokken is uit een bestand waar leeftijd, geslacht en opleiding redelijk normaal verdeeld is.

3 Na de eerste vraag (“Bent u in loondienst?”) zijn deze personen gereroute naar de bedankpagina.

4 Items 1 t/m 4 zijn ontleend uit Achterberg et al (nog niet gepubliceerd:9). Items 5 t/m 7 zijn afkomstig van Eisinga& Scheepers( 1989:244) met als doel om het aantal items voor deze variabele te vergroten.

5 De benaming “onvrijheid” klinkt wellicht wat onorthodox maar om verwarring te voorkomen, wordt deze term gehanteerd.

6 Binnen de eerste dimensie was een subdimensie zichtbaar. In totaal wordt er 50 procent van de variantie verklaard.

7 Binnen de eerste dimensie was een subdimensie zichtbaar. In totaal wordt er 58 procent van de variantie verklaard.

8 Hoewel multicollineariteit de betrouwbaarheid van de resultaten negatief kan beïnvloeden, lijkt het er op dat dit hier niet het geval is. Uit de analyses blijkt immers dat dezelfde resultaten significant zijn en dezelfde richting op wijzen.

9 De correlatietabel geeft ook inzicht in multicolineariteit. Uit de tabel blijkt dat de onderlinge samenhang tussen afhankelijke variabelen niet sterker is dan 0,4. Dit betekent dat de onderlinge samenhang geen probleem oplevert. Gezien de eerdere aangehaalde multicolineariteitsproblemen, is deze uitkomst geruststellend.

10Uitgevoerd met een eenwegstoets

11 Leidinggevende functie is een dummy-variabele. Feitelijk wordt hier een point-biseral toets gebruikt (rpb). In praktische zin wordt dit op dezelfde manier berekend als de Pearson correlatie (r). Het enige verschil is de notatie.

12 wanneer men naar de waarde kijkt van de correlatiecoëfficiënt, blijkt deze waarde zeer laag te zijn (r= -0,01).

13 Om multicolineariteit te voorkomen, zijn eerder de twee interactievariabelen gescheiden geanalyseerd. Deze termen bleken sterk samen te hangen. Ook met deze scheiding treedt er tussen de gebruikte term en de variabele “leidinggevende functie” nog steeds een sterke colineariteit op. Bij voorkeur autoritair management en voorkeur autoritair politiek leiderschap, treedt hetzelfde effect op. Grote problemen zullen hierdoor echter niet opgetreden zijn. De directe effecten verschillen immers niet sterk voor en na de opname van de interactieeffechten

14 Dit staat niet weergegeven in de tabel omdat voor de overzichtelijkheid niet alle blokken zijn weergegeven. De resultaten:(r=-0,31, β= -0,15, N=328)

15 Hoewel leidinggevende functie niet significant is, blijft de samenhang en de “kracht” dat leidinggevende functie heeft om autoritair politiek leiderschap te verklaren ongewijzigd bij toevoeging van zelfsturing.

16 De regressie-analyse met anomie wijst hierop maar ook de regressieanalyse met voorkeur voor een autoritair manager. De waarden van zowel anomie als opleiding nemen af bij het toevoegen van cultureel kapitaal.

17 Zelfsturing is als variabele niet vooraf getheoretiseerd maar blijkt een belangrijke verklaring te zijn voor anomie. Wanneer men hier over nadenkt, klinkt deze relatie zelfs tegenstrijdig. Veel vrijheid in het werk genieten en minder gebonden zijn aan regels, zouden juist een goede voedingsbodem kunnen zijn voor anomische gevoelens. Echter hangt opleidingsniveau ook sterk positief samen met zelfsturing. De “breadth of perspective”, die door opleiding ontstaat, maakt dat anomische gevoelens niet optreden