AANVULLENDE INFORMATIE MAN OPBOUWRICHTLIJNEN · 2020. 5. 29. · ChassiIII s. MAN Opbouwrichtlijnen...

56
AANVULLENDE INFORMATIE MAN OPBOUWRICHTLIJNEN

Transcript of AANVULLENDE INFORMATIE MAN OPBOUWRICHTLIJNEN · 2020. 5. 29. · ChassiIII s. MAN Opbouwrichtlijnen...

  • AANVULLENDE INFORMATIE MAN OPBOUWRICHTLIJNEN

  • Deze aanvullende informatie wordt afwijkend gepubliceerd dan de regelmatige updatecycli als er belangrijke wijzigingen in de opbouwrichtlijnen plaatsvinden. Bij de volgende update worden de betreffende hoofdstukken overgezet naar de boekjes.

    INHOUD

    III. Chassis8.2.2 Massakabel

    8.2.3 Kabelbomen voor wielbasisverlengingen

    8.2.4 Kabelbomen voor achterlichten, extra achterlichten, stopcontacten op aanhangwagens, zijverlichting en extra ABS-stopcontacten 8.3 Interfaces aan het voertuig, opbouwvoorbereidingen

    8.3.1 Motor-aan signaal aftakken (D+ signaal)

    8.3.2 Elektrische interface laadklep

    8.3.3 Motor start-/stopsysteem

    8.3.4 Snelheidssignaal aftakken

    8.3.5 Achteruitrijsignaal aftakken

    8.3.6 Interfaces voor tussentoerentalregeling en interface voor gegevensuitwisseling met

    opbouw

    8.3.7 Achteruitrijcamera interface voorbereiding

    8.3.8 Interfacebeschrijving voorbereiding kiepwagenweergave

    8.4 Extra verbruikers

    8.4.1 Opmerkingen over de laadbalans

    8.5 Accu’s

    8.5.1 Behandeling en onderhoud van accu’s

    8.6 Verlichtingsinstallatie

    8.7 Weergave- en instrumentenconcept

    8.8.4 Zijdelingse radarsensoren

    8.9 Elektrische Boxen am Fahrgestellrahmen

    8.10 Smart tachograaf

    PTO‘s3.2.3.2 Motorafhankelijke krachtafnemer OMSI F.PTO

  • III. Chassis

    MAN Opbouwrichtlijnen TG

    8.2.2 Massakabel

    TG nieuw

    MAN maakt gebruik van een potentiaalvrij chassis, omdat noch de min, noch de plus op het chassisframe liggen. Samen met de pluskabel moet ook telkens een massakabel naar de verbruiker worden gelegd..

    Massapunten voor het aansluiten van massakabels door de opbouwfabrikant::

    • Naast het centraal elektrisch systeem

    • Achter de instrumentengroep

    • D08: centraal massapunt op het frame links ter hoogte van de transmissie

    • (D15 en D26): Op het rechter achterste motorlager

    • D38: op het linker achterste motorlager

    Aan de massapunten achter de centrale relais- en zekeringenkast en achter het instrumentenpaneel mag in totaal niet meer dan 10 A (reëel stroomverbruik) worden afgetakt. Sigarettenaanstekers en eventuele extra stopcontacten hebben eigen vermogensbeperkingen; zie hiervoor de bedieningshandleiding..

    De minkabel van de opbouwfabrikant mag over het algemeen op het centrale massapunt (zie hierboven beschreven) worden aangesloten. Er mag op de minpool van de accu's worden aangesloten als de accupoolklem voldoende ruimte voor de aansluiting van de massakabel heeft..

    Meer informatie en instructies voor het aansluiten van extra verbruikers vindt u in hoofdstuk III, paragraaf 8.4 “Extra verbruikers”.

  • MAN Opbouwrichtlijnen TG

    III        Chassis

    8.2.3 Kabelbomen voor wielbasisverlengingen

    TG nieuw

    Bij een verlenging van de wielbasis moeten achterasgerelateerde regelapparaten en sensoren met de as worden verplaatst.

    CAN-kabelbomen mogen principieel niet worden doorgeknipt of verlengd. Daarom zijn bij MANverlengingen van de kabelboom van telkens 1500 mm ribbelbuislengte verkrijgbaar. Wanneer deze verlengingen niet voldoende zijn, kunnen twee van de hier beschreven kabelbomen achter elkaar worden aangesloten. Enkel het verplaatsen van de regelapparaten en sensoren op de hier beschreven manier wordt door MAN goedgekeurd.

    Achterasgerelateerde regelapparaten en sensoren

    Basisuitvoering bij alle TG-voertuigen:

    • EBS-drukregelmodule (één module voor alle achterassen)• Schakelaar controle parkeerrem

    Bij luchtvering aan de achteras(sen) komt daar bij:

    • Wegsensor (links en rechts)• Kleppenblok ECAS

    Afhankelijk van de uitvoering en de aanwezige uitrusting is de volgende bedrading aanwezig:

    • Connector sperdifferentieel

    Kabelverlengingen van de EBS-drukregelmodule naar de sensoren aan het betreffende wiel (toerentalsensor, remvoeringsslijtagesensoren) zijn niet noodzakelijk wanneer de EBS-drukregelmodule met het achterasaggregaat wordt verplaatst.

  • MAN Opbouwrichtlijnen TG

    III        Chassis

    Uitvoeren van de kabelverlengingBij sommige kabelverlengingen zijn kleine wijzigingen vereist aan de connector van de oorspronkelijke kabelboom. Die wijzigingen worden hierna beschreven, waarbij het nodige materiaal zoals stekkerbehuizingen, vergrendelingen en adapters met de bijbehorende code worden aangegeven. Ook de bijbehorende bestelnummers worden in Tabel 33-III vermeld.

    Tabel AA-III: Codes en bestelnummers voor kleine onderdelen

    Code Omschrijving MAN onderdeelnr. Leverancier Onderdeelnr. leverancierAW64 Adapter 81.25433.0184 Schlemmer 7807 029 KAW65 Adapter 81.25433.0182 Schlemmer 7807 025 KBA20 Stekkerbehuizing 81.25432.0337 Grote&Hartmann 18169 000 001BA21 Stekkerbehuizing 81.25432.0338 Grote&Hartmann 18170 000 001BA28 Stekkerbehuizing 81.25432.0347 Grote&Hartmann 18166 000 001BA70 Stekkerbehuizing 81.25432.0434 Grote&Hartmann 18385 000 001BA71 Stekkerbehuizing 81.25432.0433 Grote&Hartmann 18286 000 001BA72 Stekkerbehuizing 81.25432.0436 Grote&Hartmann 18284 000 001BB68 Stekkerbehuizing 81.25432.0435 Grote&Hartmann 18515 000 001BB69 Stekkerbehuizing 81.25432.0437 Grote&Hartmann 18516 000 001BB70 Stekkerbehuizing 81.25432.0438 Grote&Hartmann 18514 000 001GV10 Grendelschuif 81.25435.0994 Grote&Hartmann 14816 660 636GV12 Grendelschuif 81.25435.0996 Grote&Hartmann 14818 660 636SS1 Krimpkous 81.96503.0008 Raychem RBK 85KT 107 A 0

    Tabel AB-III: Kabelboomverlengingen

    Serie Verplaatst aggregaat/ sensorOnderdeelnr. verl.,

    aantal Beschrijving/vereiste wijzigingen

    TGATGSTGX

    TGS nieuwTGX nieuw

    EBS-drukregelmodule achteras Y264

    81.25453.6306 1 x 4-polig

    4-polige groene stekker (BA28) van chassiskabel-boom uit EBS-drukregelmodule achteras loskoppe-

    len. Vergrendeling (GV12) verwijderen, contacten uitduwen en in nieuwe behuizing (BB69) met mof en identieke pinbezetting monteren. Vergrendeling

    GV12 opnieuw monteren. Aansluiten op adapt-er 81.25433.0184 (AW64), ribbelbuis en stekker (BB69). Alternatief: de aanwezige behuizing en

    kabelboomverlenging met krimpkous (bijv. SS1) op ribbelbuis aansluiten.

    TGLTGM

    TGL nieuwTGM nieuw

    EBS-drukregelmodule achteras Y264

    81.25453.6305 1 x 4-polig

    Standaard aansluitkabel van de drukregelmod-ule loskoppelen. Verlenging op de aansluitkabel aansluiten. Verlengde kabelboom op de drukmod-ule aansluiten. Opmerking: Verlengingskabelboom 81.25453.6305 is

    bij TGL en TGM (ook TGL nieuw en TGM nieuw) dezelfde adapt-er voor het verlengen van de

    kabelbomen van: de EBS-drukregelmodule, het sperdifferentieel, wegsensoren links en rechts en het

    ECAS-kleppenblok.

    TGATGSTGX

    TGS nieuwTGX nieuw

    Schakelaar controle parkeerrem B369

    81.25453.6305 1 x 4-polig 4-polige DIN-bajonetaansluiting aan schakelaar

    controle parkeerrem loskoppelen en verlengen met de verlengingskabelboom. TGL

    TGMTGL nieuwTGM nieuw

    Schakelaar controle parkeerrem B369

    85.25413.6345 1 x 4-polig

  • MAN Opbouwrichtlijnen TG

    III        Chassis

    Tabel AC-III: Uitvoeringsafhankelijke kabelboomverlengingen

    Serie Verplaatst aggregaat/ sensorOnderdeelnr. verl.,

    aantal Beschrijving/vereiste wijzigingenTGATGSTGX

    TGS nieuwTGX nieuw

    Sperdifferentieel X637 81.25453.6307 1 x 4-poligLoskoppelpunt X637 losmaken en de

    verlenging ertussen plaatsen.

    TGLTGM

    TGL nieuwTGM nieuw

    Sperdifferentieel S185 81.25453.6305 1 x 4-polig

    Identieke kabelboom voor het verlengen van de EBS-drukregelmodule, wegsensoren

    en ECAS-kleppenblok.

    Tabel AD-III: Kabelboomverlengingen bij luchtvering aan de achterassen of aan alle assen

    Serie Verplaatst aggregaat/ sensorOnderdeelnr. verl.,

    aantal Beschrijving/vereiste wijzigingen

    TGATGLTGMTGSTGX

    TG nieuw

    Wegsensor achteras links B129, rechts B130

    81.25453.6305 2 x 4-polig

    (telkens 1x links en rechts)

    bij trekker 4x2 slechts één wegsensor

    Verlengingskabelboom 81.25453.6305 is bij TGL en TGM (ook TGL nieuw en TGM

    nieuw) dezelfde adapter voor het verlengen van de kabelbomen van: EBS-

    drukregelmodule en sperdifferentieel.

    TGATGLTGMTGSTGX

    TG nieuw

    Kleppenblok ECAS Y132 tweeasser blad/lucht

    81.25453.6305 1 x 4-polig

    TGATGLTGMTGSTGX

    TG nieuw

    Kleppenblok ECAS Y132/61 en Y132/62 tweeasser lucht/lucht

    81.25453.6305 2 x 4-polig

    (per kleppenblok)

    TGATGLTGMTGSTGX

    TG nieuw

    Kleppenblok ECAS Y161/I en Y161/II

    > 2 assen blad/lucht enlucht/lucht

    81.25453.6305 2 x 4-polig

    (per kleppenblok)

    De toerentalsensoren en remvoeringsslijtagesensoren die in de volgende Tabel 37-III worden behandeld, zijn telkens aangesloten aan de EBS-drukregelmodule van de achterassen. De bijbehorende kabels moeten bij een wielbasiswijziging niet worden verlengd, omdat de drukregelmodule met de achteras mee wordt verplaatst. Voor de volledigheid en voor speciale constructies zijn voor toerentalsensoren en voor remvoeringsslijtagesensoren toch verlengingskabelbomen verkrijgbaar.

  • MAN Opbouwrichtlijnen TG

    III        Chassis

    Tabel AE-III: Kabelboomverlengingen voor speciale gevallen

    Serie Verplaatst aggregaat/ sensor Onderdeelnr. verl., aantal Beschrijving/vereiste wijzigingen

    TGA TGL TGMTGSTGX

    TG nieuw

    Toerentalsensor aandrijfas links B121

    81.25453.6377 1 x 2-polig

    2-polige stekker (grijs BA20 links, zwart BA21rechts) van de EBS-drukregelmodule achterasloskoppelen. Vergrendeling (GV10) verwijderen,contacten uitduwen en in nieuwe behuizing met

    mof (BA70 links, BA71 rechts) met identieke pinbezetting monteren. Vergrendeling (GV10) opnieuw monteren. Met krimpkous (bijv. SS1), ribbelbuis en stekker (BA70/BA71) verbinden. Alternatief: de aanwezige behuizing en kabel-boomverlenging met krimpkous (bijv. SS1) op

    ribbelbuis aansluiten.

    Toerentalsensor aandrijfas rechts B122

    81.25453.6378 1 x 2-polig

    TGA TGL TGM TGSTGX

    TG nieuw

    Remvoeringsslijtagesensor B335

    Aandrijfas links

    81.25453.6387 1 x 4-polig 4-polige stekker (zwart BA72 links, oranje BB70

    rechts) van de EBS-drukregelmodule achteras lo-skoppelen. Met adapter 81.25433.0184 (AW64),

    ribbelbuis en stekker verbinden en remvoer-ingsslijtagesensor met verlenging 81.25453.6387 links / 81.25453.6388 rechts verlengen. Stekker

    van de verlenging (zwart links, oranje rechts) aansluiten op de EBS-drukregelmodule achteras

    Remvoeringsslijtagesensor B334

    Aandrijfas rechts, geldt voor de aandrijfas bij 4x2, 6x2/2, 6x2-4, 6x2/4, de aandrijfas

    achteraan bij 4x4 en achteras 1 bij alle andere wielformules

    81.25453.6388 1 x 4-polig

    TGA TGL TGMTGSTGX

    TG nieuw

    Remvoeringsslijtagesensor B335

    Aandrijfas 2 achteraan links

    81.25453.6387 1 x 4-polig

    4-polige stekker (zwart BA72 links, oranje BB70rechts) van de verdeler BVS (remvoeringsslijtag-

    esensor links X2431, rechts X2432) loskoppelen en de verlenging 81.25453.6387

    links / 81.25453.6388 rechts ertussen plaatsen

    Remvoeringsslijtagesensor B334

    Aandrijfas 2 achteraan rechts, geldt voor de 2de aandrijfas achteraan bij 6x4, 6x6, 8x4,

    8x6 en 8x8

    81.25453.6388 1 x 4-polig

    TGA (TGL TGM)TGSTGX

    TG nieuw

    Remvoeringsslijtagesensor B530

    extra as achteraan links

    81.25453.6385 1 x 4-polig 4-polige stekker (groen BB69 links, grijs BB68

    rechts) van de verdeler BVS (remvoeringsslijtag-esensor links X2431, rechts X2432)

    loskoppelen en de verlenging 81.25453.6385 links / 81.25453.6386 rechts ertussen plaatsen.

    Remvoeringsslijtagesensor B529

    Extra as achteraan rechts, geldt voor voorloopas/

    sleepas bij 6x2/2, 6x2-4, 6x2/4

    81.25453.6386 1 x 4-polig

  • MAN Opbouwrichtlijnen TG

    III        Chassis

    8.2.4 Kabelbomen voor achterlichten, extra achterlichten, stopcontacten op aanhangwagens, zijverlichting en extra ABS-stopcontacten

    Mogelijke toepassingen van deze kabelverlengingen zijn:

    • Kabelboomverlenging voor achterlichten en stopcontacten op aanhangwagens als gevolg vanoverhangverlenging

    • Aansluiten van extra achterlichten via T-verdeler• Aansluiten van extra stopcontacten via T-verdeler met als mogelijke toepassingen:

    - monteren van stopcontacten 15-polig en type 24N/24S 7-polig- monteren van stopcontacten achter de cabine voor trekkers- monteren van stopcontacten voor aanhangwagens op chassisuiteinde

    • Kabelboomverlengingen voor zijverlichting

    Voor het verlengen van kabelbomen of het monteren van extra verlichting/stopcontacten mogen uitsluitend de hier beschreven kabelbomen worden gebruikt, omdat op die manier een correcte werking van het CAN-datasysteem is gegarandeerd.

    Tabel 38-III: Verlengingskabelbomen achterlichten

    Serie Omschrijving Lengte in meter MAN onderdeelnr.TGATGLTGMTGSTGX

    TG nieuw

    Verlengingskabelboom voor achterlichten (per licht) 1 81.25428.6975

    Verlengingskabelboom voor achterlichten (per licht) 1,5 81.25428.6982

    Tabel 39-III: Verlengingskabelbomen stopcontacten voor aanhangwagens

    Serie Omschrijving Kleur stekker Lengte in meter MAN onderdeelnr.

    TGATGLTGMTGSTGX

    TG nieuw

    Verlengingskabelboom voor stop-contact voor aanhangwagen zwart 1 81.25428.6971

    Verlengingskabelboom voor stop-contact voor aanhangwagen zwart 1,5 81.25428.6972

    Verlengingskabelboom voor stop-contact voor aanhangwagen bruin 1 81.25428.6973

    Verlengingskabelboom voor stop-contact voor aanhangwagen bruin 1,5 81.25428.6974

    De pinbezetting wordt geregeld via de stekkerkleur van de kabelboom.

    Tabel 40-III: Toewijzing stopcontact aan stekkerkleur van de kabel

    Stopcontact Toepassing Norm StekkerTyp 24 N 24 V 7-polig N=normaal DIN ISO 1185 1 x zwartTyp 24 S 24 V 7-polig S=supplementary (extra) DIN ISO 3731 1 x bruin15 polig 24 V 15-polig DIN ISO 12098 1 x zwart + 1 x bruin

    TG nieuw

  • T_254_000001_0001_Z

    5 46

    1 2 3

    MAN Opbouwrichtlijnen TG

    III        Chassis

    Voor het monteren van extra lichten en stopcontacten zijn adapterkabelbomen (T-verdelers) voor achterlichten en stopcontacten voor aanhangwagens beschikbaar. Het werkingsprincipe wordt weergegeven in Afbeelding 92-III.

    Tabel 41-III: Adapterkabelbomen (T-verdelers) voor extra achterlichten

    Serie Omschrijving Lengte in meter MAN onderdeelnr.TGATGLTGMTGSTGX

    TG nieuw

    Adapterkabelboom voor achterlichten 1,1 81.25432.6164

    Adapterkabelboom voor achterlichten 1,6 81.25432.6165

    Afbeelding 93-III: Werkingsprincipe T-verdeler (voorbeeld: extra lichten)

    1) Verlengingskabelboom voor achterlichten2) Vorige aansluitkabel voor achterlichten hier aansluiten3) Adapterkabelboom (T-verdeler) voor achterlichten4) Aan de standaard achterlichten aansluiten5) Kabels aansluiten6) Aan de extra achterlichten aansluiten

  • MAN Opbouwrichtlijnen TG

    III        Chassis

    Tabel 42-III: Adapterkabelbomen (T-verdelers) voor extra stopcontacten voor aanhangwagens

    Adapterkabelbomen (T-verdelers) voor extra stopcontacten voor aanhangwagens Kleur stekker Lengte in meter MAN onderdeelnr.

    Adapterkabelboom symmetrisch T-stuk zwart ca. 0,25 81.25432.6157Adapterkabelboom symmetrisch T-stuk bruin ca. 0,25 81.25432.6160Adapterkabelboom asymmetrisch T-stuk zwart ca. 0,70 81.25432.6173Adapterkabelboom asymmetrisch T-stuk bruin ca. 0,70 81.25432.6174

    Afhankelijk van de opbouw moet de zijverlichting worden verplaatst (de wettelijke voorschriften voor verlichtingsinstallaties moeten in acht worden genomen, zie hoofdstuk III paragraaf 8.6). Voor het geval de aanslu-itkabels te kort zijn, zijn verlengingskabelbomen in verschillende lengtes verkrijgbaar. Enkel de originele MAN-zijverlichting met led-technologie is toegestaan. Wanneer een andere zijverlichting wordt gebruikt, vervalt de gedeeltelijke goedkeuring voor de verlichting. Een zijverlichting met gloeilampen verstoort de ZBR.

    Tabel 43-III: Verlengingen voor zijverlichting

    Serie Omschrijving Lengte in meter MAN onderdeelnr.TGATGLTGMTGSTGX

    TG nieuw

    Kabelboomverlenging 0,5 81.25417.6685Kabelboomverlenging 1,0 81.25417.6686Kabelboomverlenging 2,0 81.25429.6294Kabelboomverlenging 3,0 81.25429.6295

    Door middel van een adapterkabelboom kunnen ook afzonderlijke kabels worden aangesloten (bijv. aansluiten van een extra kentekenverlichting). Individuele aansluitstekkers met afzonderlijke kabels moeten met seal connectoren worden aangesloten. Het maken van individuele aansluitstekkers wordt weergegeven in Afbeelding 93-III.

  • T_254_000002_0001_Z

    1 2 3

    5 4

    6

    MAN Opbouwrichtlijnen TG

    III        Chassis

    Afbeelding 94-III: Maken van een individuele aansluitstekker

    1) Ribbelbuis grootte 10 (04.37135-9940) of grootte 8,5 (04.37135-9938), afhankelijk van het aantal kabelsen in de betreffende lengte

    2) Secundaire vergrendeling (81.25475-0105) / eindbehuizing (ribbelbuis formaat 10 – 81.25433-0161 ofribbelbuis formaat 8,5 – 81.25433-0159)

    3) Aansluitstekker 7-polig (81.25432-0415)4) Blind-seal voor aansluitingen in de stekker waarop geen kabels zijn aangesloten (07.91163-0051)5) Afzonderlijke afdichting voor kabeldoorsnedes van 0,52 tot 12 (07.91163-0052)

    Afzonderlijke afdichting voor kabeldoorsnedes van 0,52 tot 2,52 (07.91163-0053)6) Contact voor kabeldoorsnedes van 0,5² bis 1² (07.91216-1226)

    Contact voor kabeldoorsnedes van 0,5² bis 2,5² (07.91216-1228)

    Extra ABS-stopcontacten zijn voor wisselend gebruik als stopcontact achter de cabine voor trekkers met opleggers en stopcontact voor aanhangwagens op het chassisuiteinde verkrijgbaar. Dit functioneert echter niet met T-verdelers, maar met een verlengingskabel, zie Afbeelding 94-III.

  • T_524_000001_0001_G

    MAN Opbouwrichtlijnen TG

    III        Chassis

    Afbeelding 95-III: Gebruik ABS-verlengkabel

    Opgelet:ABS-stopcontact aansluiten, afhankelijk van de toepassing

    Op deze manier kan ofwel het ABS-stopcontact aan de achterzijde van de cabine (trekker) ofwel het stopcontact aan het chassisuiteinde (vrachtwagen) worden geplaatst.De verkrijgbare kabellengtes worden bepaald door de wielbasis van MAN-trekkers (zie Tabel 44-III).

    Tabel 44-III: ABS-verlengkabel

    Onderdeelnummer 81.25453.6288 81.25453.6290 81.25453.6291 81.25453.6292Kabellengte (totaal) 4700 mm 5400 mm 6100 mm 6800 mm

    Toepassing wielbasis R

    trekker 4x2, 4x4 R

  • III. Chassis

    MAN Opbouwrichtlijnen TG

    8.3 Interfaces aan het voertuig, opbouwvoorbereidingen

    TG nieuw

    Behalve de voor MAN beschikbare interfaces zijn ingrepen in het boordnet niet toegestaan.

    Ook ingrepen in de CAN-bussen zijn niet toegestaan, met uitzondering van de CAN-bus voor het opbouwbedrijf; zie de TG-interface van het regelapparaat voor de externe gegevensuitwisseling.

    De door MAN ter beschikking gestelde interfaces worden in de hiernavolgende hoofdstukken volledig beschreven. Deze interfaces zijn bijvoorbeeld:

    • Laadklep

    • Motor start-/stopinrichting

    • Tussentoerentalregeling

    • FMS-interface

    • Motor-aan signaal aftakken,

    • Snelheidssignaal aftakken

    • Achteruitrijsignaal aftakken

    • Interface voor gegevensuitwisseling met opbouw, achter frontklep en externe motortussentoerentalregeling

    • Interface voor gegevensuitwisseling met opbouw, achter cabine (DIN)

    Wanneer een voertuig met opbouwvoorbereidingen (bijv. start-/stopsysteem aan chassisuiteinde) wordt besteld, worden die af fabriek gemonteerd en deels aangesloten. De instrumentatie is overeenkomstig de bestelling voorbereid. Het opbouwbedrijf moet voor de inbedrijfstelling van de opbouwvoorbereidingen controleren of geldige elektrische schema’s en kabelboomtekeningen worden gebruikt (zie ook hoofdstuk III paragraaf 8.2.5).

    Voor het transport van het voertuig naar het opbouwbedrijf heeft MAN transportbeveiligingen ingebouwd (op de interfaces achter de frontklep aan de chauffeurszijde). Om de betreffende interface in gebruik te nemen, moeten de transportbeveiligingen op deskundige wijze worden verwijderd.

    Het achteraf inbouwen van interfaces en/of opbouwvoorbereidingen is vaak enkel met veel moeite en met de hulp van een elektronicaspecialist van de MAN-serviceorganisatie mogelijk.

    Dataoverdracht op afstand “Remote Download (RDL)” van digitale tachograafinformatie en chauffeurskaartgegevens.

    MAN ondersteunt de dataoverdracht op afstand van digitale tachograafinformatie en chauffeurskaartgegevens (RDL = remote download). Het aansluitschema hiervoor is terug te vinden op het internet onder www.fms-standard.com..

  • III. Chassis

    MAN Opbouwrichtlijnen TG

    8.3.1 Motor-aan signaal aftakken (D+ signaal)

    TG nieuw

    Het motor-aan-signaal kan op de stekker X1428 / pin 4 (kabelnummer 501001) worden afgenomen. De stekker X1428 is niet inbegrepen in de standaard omvang en kan via de speciale uitrusting 0P2KK 'Voorbereiding, elektrisch, voor strooier (weg-, snelheidssignaal)' worden besteld.

    Stekkerverbinding 6-polig: X1428

    Kleur en codering: naturel/6

    MAN artikelnummer

    Interfacestekker (voertuig) Contrastekker (opbouw)

    81.25435-0725 81.25435-0775

    Secundaire vergrendeling voor behuizing 81.25435-0698

    Contact stekkerhuls / platte stekker 07.91201-0222 (1

  • III. Chassis

    MAN Opbouwrichtlijnen TG

    8.3.2 Elektrische interface laadklep

    TG nieuw

    Bij elektro-hydraulische laadkleppen moet het elektrisch systeem zeer zorgvuldig worden gepland.

    De elektrische interface voor de laadklep moet bij voorkeur af fabriek worden aangebracht. Het achteraf monteren van de interface vergt veel werk. Het boordnet van het voertuig moet worden aangepast, en dat mag alleen worden gedaan door daartoe opgeleide medewerkers van de MAN-servicewerkplaatsen. Het gaat om de onderdelen

    • Knop• Controlelampje (displaymelding bij geopende hydraulische laadklep)• Startblokkering (displaymelding bij startpoging bij ingeschakelde hydraulische laadklep)• Stroomvoorziening voor hydraulische laadklep.

    De opbouwfabrikant moet de bedrading van de hydraulische laadklep op geschiktheid voor MAN voertuigen controleren. De aansturing van de interface A358 mag in normaal bedrijf alleen plaatsvinden met continue 24V signalen, niet met knipperimpulsen. In geval van een storing mag het relais K467 kortdurend van een gepulst signaal worden voorzien.

    Voor het bedrijf met elektrohydraulische laadklep moet bij TGL/TGM een accucapaciteit van 2x155 Ah worden voorzien.

    Voor aansluiting op de elektrische interface voor een hydraulische laadklep, zie de volgende aanvullende schakelschema's.

  • III. Chassis

    MAN Opbouwrichtlijnen TG

    A100 Centraal elektrisch systeem A358 Stuurapparaat hydraulische laadklep A1363 CVM F219 Zekering hydraulische laadklep (klem15) K467 Relais hydraulische laadklep K1693 Relais vrijgave hydraulische laadklep S286 Knop hydraulische laadklep

    De kabels 910000, 915000, 913000, 915002, 915003, 915004 en 915005 leiden naar de 7-polige stekkerhulsbehuizing (interface A358) aan het frame-uiteinde (ingerold).

    Afbeelding : Aanvullend schakelschema hydraulische laadklep voor TG-Nieuw 'SYS_tailLift'

    A358.1PT

    A

    A/1 A/2A/3A/4 A/5A/6A/7

    A1363.2A

    C/53

    ckm

    eld

    un

    g:

    La

    de

    bo

    rdw

    an

    d

    CAN

    I-CAN

    B/26

    Da

    ten

    bu

    s:

    CA

    N 6

    Hig

    h (

    CV

    M),

    I-C

    AN

    B/27

    Da

    ten

    bu

    s:

    CA

    N 6

    Lo

    w (

    CV

    M),

    I-C

    AN

    Trennst. FHS / RHM

    X6852

    .1

    X

    1

    35

    24

    Rela

    isso

    ckel K

    46

    7,

    K14

    07 R

    ela

    y s

    ocket K

    46

    7,

    K14

    07

    9 7

    10

    6 8

    A100.1A

    Zen

    trale

    lekt

    rik

    Centr

    al e

    lectr

    ica

    l sys

    tem

    15

    X9/1

    F219

    10

    A

    9150

    05

    9150

    04

    9150

    03

    9150

    02

    3100

    00

    9150

    00

    9130

    00

    9100

    0091

    0000

    SY

    S_

    grou

    ndN

    et/1

    .3D

    X63

    95.1

    C/1

    +15

    5830

    01

    An

    ste

    ue

    run

    g:

    Fre

    iga

    be

    La

    de

    bo

    rdw

    an

    d

    C/72

    SY

    S_

    grou

    ndN

    et/2

    .6C

    X63

    96.1

    C/1

    3100

    00

    Be

    nu

    tze

    ran

    ford

    eru

    ng:

    La

    de

    bo

    rdw

    an

    d

    B/34

    ckm

    eld

    un

    g:

    Re

    lais

    La

    de

    bo

    rdw

    an

    d

    C/6

    9110

    00

    9110

    01

    9130

    01

    3

    4

    1

    5 2

    K467

    .1

    3000

    05

    0 1

    64S286

    .1

    S

    7

    38

    Sch

    alter

    La

    deb

    ord

    wa

    nd

    Sw

    itch,

    liftg

    ate

    K1693

    .1

    K

    30

    86

    85

    87

    87

    a

    Rela

    is F

    reig

    abe

    Lade

    bord

    wand

    Rela

    y,

    en

    able

    lift

    gate

  • III. Chassis

    MAN Opbouwrichtlijnen TG

    8.3.3 Motor start-/stopsysteem

    TG nieuw

    Het “Motor start-/stopsysteem” maakt het mogelijk de voertuigmotor met behulp van een externe aansturing of met een schakelaar buiten de cabine te starten of te stoppen.

    Het “Motor start-/stopsysteem” is een van de ZDR-interface onafhankelijk systeem dat apart moet worden besteld.

    Af fabriek zijn de volgende uitvoeringen van het “Motor start-/stopsysteem” verkrijgbaar:

    • Motor-start-/stopinrichting onder de frontklep (voorbereiding), stekker X6493, voorwand binnen links na verwijdering van de afdekking (verkoopcode: 0P0K8).

    • Motor-start-/stopinrichting aan frame-uiteinde (voorbereiding). Kabelverlenging van stekker X6493, aan frame-uiteinde ingerold (verkoopcode: 0P0K7).

    De aansluitmogelijkheid resp. pinbezetting is te vinden in de volgende tabel.

    Aansluitstekker Kabelnummer Functie

    X6493/1 150001 Klem 15 centraal elektrisch systeem

    X6493/14 503000 Extern motorstart

    X6493/15 433000 Extern motorstop

    Aanvraag motorstart

    Als de ingang X6493/14 met +UBat wordt bedraad, klem 15 (contact) op het voertuig actief is, de transmissie zich in neutraal bevindt en de parkeerrem is ingeschakeld, start de motor.

    Aanvraag motorstop

    Als de ingang X6493/15 met +UBat wordt bedraad, de motor draait en het voertuig stilstaat, wordt de motor gestopt.

    In de volgende tabel zijn de benodigde artikelnummers voor de aansluiting beschreven.

    Stekkerverbinding 18-polig: X6293

    Kleur en codering: naturel/18

    MAN artikelnummer

    Interfacestekker (voertuig) Contrastekker (opbouw)

    81.25475-0422 81.25432-0540

    Secundaire vergrendeling voor behuizing 81.25435-0973

    Contact stekkerhuls / platte stekker 07.91202-0848 (1

  • III. Chassis

    MAN Opbouwrichtlijnen TG

    Daarbij moet erop worden gelet dat zowel de originele MAN onderdelen als de gedocumenteerde aansluitmogelijkheden en inbouwplaatsen worden gebruikt.

    Bovendien is er de mogelijkheid de 'motor-start-/stopinrichting' d.m.v. de CAN-databus te realiseren. Voorwaarde hiervoor is dat in de fabriek de 'Interface voor gegevensuitwisseling met opbouw, achter frontklep en externe motortussentoerentalregeling' (verkoopcode 0P2NA) in het voertuig is ingebouwd. Een beschrijving hiervan is te vinden in de bijbehorende interfacebeschrijving.

    Een speciale parametrering is niet vereist voor de motor-start-/stopfunctie.

    Belangrijke aanwijzingBij het uitvoeren van een schakeling moet het opbouwbedrijf de aanduiding Motor start-stop gebruiken. Deze aanduiding mag niet worden verwisseld met het begrip noodstop.

    Systeemschakelschema motor-start-stop voorbereidingen

    A1363 – CVM

    1 - X6493 – Stekker opbouwinterface onder de frontklep

    2 - Stekker DIN interface in het frame*

    3 – Open kabel aan het frame-uiteinde

    *Een beschrijving voor de DIN interface is te vinden in het aparte interfaceboekje (interfacebeschrijving'Interface tussentoerentalregeling (ZDR) met gegevensuitwisseling')

    A1363.2A

    A/22 C/22

    Trenn

    st.

    FHS /

    RHM

    A/40 A/41

    CAN

    M-CAN

    XV000.1X

    +15

    _ca

    b

    A/1

    ext_

    Sta

    rt_

    An

    f

    A/2

    ext_

    Sto

    p_

    An

    f

    A/3

    5030

    00

    4330

    00

    4330

    00

    CV

    M

    CV

    M

    5030

    00

    1500

    01K

    l.15

    _cha

    ssis

    SY

    S_

    body

    Bui

    lder

    /4.1

    F

    / X

    6493

    .2A

    11

    SY

    S_

    body

    Bui

    lder

    /4.5

    F

    / X

    6493

    .2A

    114

    SY

    S_

    body

    Bui

    lder

    /4.5

    F

    / X

    6493

    .2A

    115

    DIN

    -Sch

    nitts

    telle

    DIN

    -Sch

    nitts

    telle

    1 14 1510 11

    150.

    001.

    .

    1 2 3

  • III. Chassis

    MAN Opbouwrichtlijnen TG

    8.3.4 Snelheidssignaal aftakken

    TG nieuw

    Het is mogelijk om het snelheidssignaal van de tachograaf af te takken. Daarbij moet erop worden gelet dat de belasting van de betreffende pen 1 mA niet overstijgt!

    Dit komt doorgaans overeen met twee aangesloten randapparaten. Wanneer deze aftakmogelijkheid niet voldoende is, moeten impulsverdelers met het MAN-onderdeelnr.:

    • 81.25311-0022 (3 • v-impuls uitgang, max. belasting 1mA voor elke uitgang) of

    • 88.27120-0003 (5 • v-impuls uitgang, max. belasting 1mA voor elke uitgang) worden aangesloten.

    Mogelijkheden voor het afnemen van het 'B7-signaal' = snelheidssignaal:

    • Op stekker B / stekkercontact 7 of stekkercontact 6 aan de achterkant van de tachograaf

    • Op de stekkerverbinding X6434 / contact 2 (kabel 165000). De stekkerverbinding bevindt zich achter een afdekking op de A-stijl aan chauffeurszijde, in het gebied van de chauffeursbeenruimte

    • Op de 6-polige stekkerverbinding X1428 / contact 6 (kabel 161018) in het gebied van het centraal elektrisch systeem. De stekker X1428 is niet inbegrepen in de standaard omvang en kan via verkoopcode 0P2KK 'Voorbereiding, elektrisch, voor strooier (weg-, snelheidssignaal)' worden besteld.

    In de volgende tabel zijn de benodigde artikelnummers voor de aansluiting op stekker X1428 beschreven.

    Stekkerverbinding 6-polig: X1428

    Kleur en codering: naturel/6

    MAN artikelnummer

    Interfacestekker (voertuig) Contrastekker (opbouw)

    81.25435-0725 81.25435-0775

    Secundaire vergrendeling voor behuizing 81.25435-0698

    Contact stekkerhuls / platte stekker 07.91201-0222 (1

  • III. Chassis

    MAN Opbouwrichtlijnen TG

    8.3.5 Achteruitrijsignaal aftakken

    TG nieuw

    Het afnemen van het achteruitrijsignaal is mogelijk bij alle voertuigen uit de TG-series. Hier vindt u informatie over hoe u het signaal kunt afnemen.

    • Afnemen via stekker X1428 op stekkercontact 5 van 713004. Stekker X1428 bevindt zich in het gebied van het centraal elektrisch systeem. De voorwaarde hiervoor is dat de voorbereiding opbouwer weg-/snelheidssignaal in het voertuig is ingebouwd. Houd er rekening mee dat de belasting van de interface voor het achteruitrijsignaal de toegelaten waarde van 100 mA niet mag overschrijden.

    • Het achteruitrijsignaal kan ook via de 'Interface voor gegevensuitwisseling met opbouw, achter frontklep en externe motortussentoerentalregeling' worden afgenomen. Voorwaarde hiervoor is dat in de fabriek de 'Interface voor gegevensuitwisseling met opbouw, achter frontklep en externe motortussentoerentalregeling' in het voertuig is ingebouwd. Meer informatie, aansluit- en signaalbeschrijvingen zijn te vinden in hoofdstuk III, paragraaf 8.3.6.

    In de volgende tabel zijn de benodigde artikelnummers voor de aansluiting op stekker X1428 beschreven..

    Stekkerverbinding 6-polig: X1428

    Kleur en codering: naturel/6

    MAN artikelnummer

    Interfacestekker (voertuig) Contrastekker (opbouw)

    81.25435-0725 81.25435-0775

    Secundaire vergrendeling voor behuizing 81.25435-0698

    Contact stekkerhuls / platte stekker 07.91201-0222 (1

  • III. Chassis

    MAN Opbouwrichtlijnen TG

    8.3.6 Interfaces voor tussentoerentalregeling en interface voor gegevensuitwisseling met opbouw

    TG nieuw

    Door MAN kan de tussentoerentalregeling via de volgende interfaces plaatsvinden:

    • Interface voor externe regeling van tussentoerental motor, achter frontklep

    • Interface voor gegevensuitwisseling met opbouw, achter frontklep en externe motortussentoerentalregeling

    De overeenkomstige gedetailleerde beschrijvingen van de interfacevarianten zijn te vinden in eigen documenten op www.manted.de (MAN Aufbaurichtlinien / Zusatzhefte Elektrische Schnittstellen). Dit hoofdstuk bevat algemene toelichtingen en een overzicht van de beschikbare interfacebeschrijvingen..

    Afkortingen

    In de hiernavolgende tekst en in de gedetailleerde beschrijvingen van de interfaces worden enkele afkortingen en MAN-specifieke begrippen gebruikt. Die worden in Tabel 47-III verklaard..

    Tabel 47-III: Gebruikte afkortingen en MAN-specifieke begrippen

    Begrip/afkorting Verklaring

    A-CAN Opbouwer-CAN (CAN = Controller Area Network)

    AUS Uitschakelen van de FGR-/FGB-/ZDR-functie

    CAN Controller Area Network (= databus, digitaal netwerk)

    CVM Central Vehicle Manager

    DBG Toerentalbegrenzing

    DE Digitale ingang

    EMV Elektromagnetische compatibiliteit

    FIN Voertuig-Ident.-Nr., voertuigidentificatienummer

    FGR/FGB/ZDR Rijsnelheidsregeling / rijsnelheidsbegrenzing / tussentoerentalregeling

    FMS Fleet Management System

    GETRIEBE-N Neutrale stand van de versnellingsbak

    GMT Greenwich Mean Time

    HGB Begrenzing van de maximale snelheid

    High-side-Schalter Na klem 30 (+UBAT) schakelende uitgang

    KS Kortsluiting

  • III. Chassis

    MAN Opbouwrichtlijnen TG

    LED Light Emitting Diode

    Low-side-Schalter Na klem 31 (-UBAT) schakelende uitgang

    M3135 MAN-fabrieksnorm (M+getal met 3 - 4 cijfers)

    MAN-CATS Computerdiagnosesysteem van MAN-servicestations (CATS= computer aided testing system)

    MBG Koppelbegrenzing

    MDB Koppel-/toerentalbegrenzing

    MEMORY Opgeslagen functie/waarde

    NA PTO

    NMV PTO motorafhankelijk voorgemonteerd

    PIN Pin

    PTO Power take off

    PWM Pulsbreedtemodulatie

    R-Gang Achteruitversnelling

    SET+ Toerental verhogen en instellen resp. accelereren

    SET- Toerental verlagen en instellen resp. vertragen

    SG Regelapparaat

    T-CAN Aandrijfas-CAN (CAN = Controller Area Network)

    +UBAT Plus-spanning van de accu

    -UBAT Min-spanning van de accu

    UTC Universal Time Code

    VIN Voertuig Identificatie Nummer

    ZDR Tussentoerentalregeling / -regelaar

  • III. Chassis

    MAN Opbouwrichtlijnen TG

    2

    3

    4

    Inbouwplaats van de interfaces

    De ZDR-interfaces bevinden zich achter de frontklep links en zijn van buitenaf toegankelijk na het ontgrendelen van de frontklep en het verwijderen van het behuizingsdeksel (zie afbeelding T_380_0000002_0001_G).

    Reparatie-instructies kunnen worden verkregen via het MAN After Sales Portal (www.asp.mantruckandbus.com, registratie vereist). Meer informatie over ZDR-interfaces vindt u in de aanvullende boekjes van de MAN Opbouwrichtlijnen.

    Bild T_380_0000002_0001_G: Inbouwplaats van de ZDR-interfaces

    1 Deksel spatbescherming elektrisch systeem

    2 X6493 - uitgebreide ZDR-interface (motor-start-/stop,…)

    3 X6492 - ZDR-interface

    4 X6491 - uitgebreide ZDR-interface (Set+/Set-, A-CAN,…)

    Beschrijving

    De interface voor de tussentoerentalregeling is in de fabriek opgenomen in het voertuig als in de fabriek een krachtafnemer of de uitrusting 0P2N8 'Interface voor gegevensuitwisseling met opbouw, achter frontklep en externe motortussentoerentalregeling' aanwezig is.

    1

  • III. Chassis

    MAN Opbouwrichtlijnen TG

    8.3.7 Achteruitrijcamera interface voorbereiding

    TG nieuw

    De elektrische achteruitrijcamera interface voorbereiding maakt het mogelijk om een achteruitrijcamera aan te sluiten en het beeld weer te geven op het beeldscherm van de MAN Radio MMT advanced. Het inschakelen van het camerabeeld wordt hierbij automatisch bij het bedienen van de achteruitversnelling of door het handmatig bedienen van de cameraknop gerealiseerd.

    Het activeren van een camerabeeld via een contact op de MAN Media Truck (MMT) is niet mogelijk.

    De interface 'Voorbereiding achteruitrijcamera' is een systeem dat niet afhankelijk is van MAN Radio MMT advanced en moet apart worden besteld via een verkoopcode 'Voorbereiding achteruitrijcamera'.

    Voorbereiding achteruitrijcamera's Verkoopcode

    Voorbereiding voor achteruitrijcamera, 1 stuks 0P2D0 Voorbereiding voor achteruitrijcamera, 1 stuks, (camera gekoppeld aan

    achteruitversnelling) 0P2D1

    Voorbereiding voor achteruitrijcamera, 2 stuks 0P2D2 Voorbereiding voor achteruitrijcamera, 2 stuks, (camera 1 gekoppeld aan

    achteruitversnelling) 0P2D3

    Aangezien het achteraf inbouwen omslachtig is en er hierbij ingegrepen moet worden in het boordnet, wordt geadviseerd het achteraf inbouwen bij een MAN servicepunt uit te voeren.

    Sommige camerafabrikanten bieden al de bij de MAN interface (voorbereiding achteruitrijcamera) passende adapterkabel aan, deze is ook verkrijgbaar bij een MAN vakwerkplaats.

    Afhankelijk van de wens van de klant bevindt de interface (stekker voor camera 1 en 2) zich achter de frontklep aan de linker voertuigzijde in rijrichting, na het verwijderen van het behuizingsdeksel. Als in de fabriek daar een verlenging is aangesloten, bevindt de interface zich achter de cabine aan de linker voertuigzijde in het frame ter hoogte van de transmissie.

    Houd er rekening mee dat de standaard omvangen onderscheid maken tussen MMT Starter, Advanced Basic / Mid en Advanced Plus. Zie de volgende tabel.

    MMT Starter 7 Zoll

    MMT Advanced 7 Zoll

    MMT Advanced Plus 12,3 Zoll

    Functie - Basic Mid High 1 video-ingang Geen aansluiting van

    de camera's mogelijk o X X

    Tweede video in X X X = standaard o = optioneel bestelbaar

  • III. Chassis

    MAN Opbouwrichtlijnen TG

    Stekker op de interface aan voertuigzijde

    Beschrijving Codering MAN artikelnummer Bestel-nr.

    CAM 1 (paars) Camera 2 F 81.25475-6027 4E0.035.749.E CAM 2 (bladgroen) Achteruitrijcamera E 81.25475-6026 4E0.035.749.D

    Afbeelding: Positie stekker A / Achteruitrijcamera interface

    Hieronder vindt u de stekker met de bijbehorende pinbezetting:

    Pin-Nr. Signaal Beschrijving Kabelnummer

    1 SW_12V_out_1 Spanningsvoorziening + (Switched 12V voor CAM 1), afgezekerd met 1 A

    755035

    2 CAM 1 + / CAM 2 + Videosignaal + (camera) 755034 3 GND Spanningsvoorziening - 755033 4 GND Videosignaal – (camera) 755032 5 GND Scherm 755036

    A

  • III. Chassis

    MAN Opbouwrichtlijnen TG

    Afbeelding: Pinbezetting paars stekker – tweede camera; bladgroene stekker – achteruitrijcamera.

    Afbeelding 127-III: Pinconnector van de contrastekker voor stekker A

    Tabelle 37-III: Verkrijgbaarheid van contrastekker voor stekker A

    Stekker Fabrikant Onderdeelnummer Camera 1 paars (Codering D) Rosenberger D4K10A-1D5A5-D Camera 2 groen (Codering E) Rosenberger D4K10A-1D5A5-E

  • III. Chassis

    MAN Opbouwrichtlijnen TG

    8.3.8 Interfacebeschrijving voorbereiding kiepwagenweergave

    TG nieuw

    Bij de fabriek kan een voorbereiding voor de kiepwagenweergave in de instrumentengroep via verkoopcode 0P2M5 (Weergave kiepwagen, cabine (symbolen)) worden besteld. Deze uitrusting is niet inbegrepen in de standaard omvang. Het achteraf inbouwen is mogelijk bij een MAN servicebedrijf. Daarbij moet de overeenkomstige bekabeling en een parametrering achteraf worden ingebouwd in het voertuig.

    Bij de uitrusting van de voorbereiding voor een kiepwagenweergave bevindt zich een stekkerverbinding met een contrastekker op een opgerolde kabelboom in het midden van het frame.

    Op de stekkerverbinding is in de fabriek een contrastekker gemonteerd die verwijderd moet worden. Pas dan moet de stekkerverbinding met de door de opbouw benodigde sensor worden verbonden. De in de fabriek gemonteerde contrastekker bevat een weerstand en moet vakkundig worden verwijderd.

    Om de functionaliteit van de kiepwagenweergave en een onderbrekingsvrije kabel veilig te stellen, moet een voor diagnose geschikte sensor worden ingebouwd (zie het volgende schakelschema)

    Het weerstandsbereik van de weerstand R1 moet daarbij in het bereik van 1 kOhm tot 5 kOhm en van de weerstand R2 in het bereik van 6 kOhm tot 22 kOhm liggen. Zo kan een kabelbreuk, een defecte sensor of een kortsluiting veilig worden herkend en indien nodig worden weergegeven.

    Afbeelding: Principieel schakelschema van een sensor voor de kiepwagenweergave

    Functiebeschrijving:

    Bij opgetilde kipperbak wordt bij voertuigstilstand en tot een voertuigsnelheid van 10 km/h de infomelding 'Kiepwagenbedrijf' en het symbool 'Kiepwagen boven' in de instrumentengroep weergegeven. Vanaf een voertuigsnelheid van 10 km/h wordt de stopmelding 'Kiepwagenbedrijf' en het symbool 'Kiepwagen boven' met een geluidssignaal in de instrumentengroep weergegeven. Meer informatie is te vinden in de gebruiksaanwijzing van het betreffende voertuig.

    Afbeelding: Weergegeven symbool

    R2

    R1

  • III. Chassis

    MAN Opbouwrichtlijnen TG

    8.4 Extra verbruikers

    TG nieuw

    Het aansluiten van extra verbruikers is principieel mogelijk. Bij het achteraf monteren van extra elektrische verbruikers moet het volgende in acht worden genomen:

    • In de centrale relais- en zekeringenkast zijn geen vrije zekeringen voor gebruik door het opbouwbedrijf beschikbaar.

    • Het aansluiten van extra verbruikers op zekeringen die al bezet zijn, is niet toegestaan. • Elke ingebrachte stroomkring moet voldoende worden gedimensioneerd en met eigen zekeringen

    worden afgezekerd. De dimensionering van de zekering moet de bescherming van de kabel waarborgen en niet de bescherming van het daaraan gekoppelde systeem.. Bij het inbouwen van extra zekeringhouders moeten zekeringhouders met IP-code IP54 en brandveiligheidsklasse UL 94-V0 worden gebruikt. Zekeringhouders die open zijn aan de onderzijde (Afbeelding 105-III) en ringzekeringen (Afbeelding 106-III) zijn niet toegestaan. Op Afbeelding 107-III een zekeringhouder met MAN artikelnummer 83.25441-0661. Deze voldoet aan bovenstaande voorwaarden en kan dus worden gebruikt. Als de vermelde informatie niet in acht wordt genomen en er daardoor schade ontstaat, ligt de verantwoordelijkheid uitsluitend bij de opbouwfabrikant.

    • Elektrische systemen moeten voldoende bescherming bieden tegen alle mogelijke elektrische storingen en invloeden van buitenaf zonder de elektrische installatie van het voertuig te beïnvloeden.

    • De terugkoppelvrijheid moet te allen tijde zijn gegarandeerd. Bij het dimensioneren van de kabeldoorsnede moet rekening worden gehouden met spanningsverlies en de verwarming van de draad. Omwille van een te kleine mechanische stevigheid moeten doorsnedes onder 0,75 mm2 worden vermeden. Het opbouwbedrijf is verantwoordelijk voor een correcte dimensionering.

    • De min- en pluskabel moeten binnen een systeem dezelfde minimale doorsnede hebben. • De voedingsspanning voor 12 V-apparaten mag enkel via spanningsomvormers lopen. • Het gebruik van slechts één accu voor de levering van de voedingsspanning is niet toegestaan,

    omdat ongelijkmatige laadtoestanden tot een te grote lading en beschadiging van de andere accu leiden. Bij een hoge stroombehoefte door extra verbruikers (bijv. elektro-hydraulische laadklep) of bij gebruik van het voertuig onder extreme klimatologische omstandigheden moeten accu’s met een grotere capaciteit worden ingebouwd.

    Belangrijke aanwijzing Wanneer het opbouwbedrijf accu’s met een grotere capaciteit inbouwt, moet de doorsnede van de accuaansluitkabel worden aangepast aan het nieuwe opgenomen vermogen.

    Bild 102-III: Zekeringhouders die open zijn aan de onderkant

    T_254_000014_0001_G

  • III. Chassis

    MAN Opbouwrichtlijnen TG

    Bild 103-III: Ringzekering

    T_254_000015_0001_G

    Bild 104-III: Toegestane zekeringhouder

    T_254_000016_0001_G

    Verbruikers moeten daarom worden aangesloten volgens de hiernavolgende beschrijving:

    • Spanningsvoorziening klem 15 In principe moet een relais worden ingebouwd dat via klem 15 wordt aangestuurd. De belasting moet via een zekering op klem 30 worden aangesloten. Voor de verdere uitvoering, zie spanningsvoorziening klem 30.

    • Spanningsvoorziening klem 30 TGL nieuw / TGM nieuw Bij een maximale belasting tot 10 ampère via een zekering op een aanvullende zekeringhouder (zie afbeelding 105-III Centraal elektrisch systeem) aansluiten, op bestaande zekeringhouders mag geen zekering worden aangesloten. Bij een belasting hoger dan 10 ampère via een zekering rechtstreeks op de accu’s aansluiten en de zekeringkast op de accukast (zie hoofdstuk III paragraaf 8.9.1 Zekeringkast) aansluiten.

  • III. Chassis

    MAN Opbouwrichtlijnen TG

    De mogelijkheid bestaat om door te kiezen voor de speciale uitrusting OIJAP – Interface voor stroomvoorziening opbouw, achter frontklep, een extra stroomopname van 50 ampère te krijgen.

    Bij een aanwezige interface bevindt deze zich links onder de frontklep, op de interface kan een maximale belasting van 50 ampère worden aangesloten. De bijbehorende 50A zekering bevindt zich in de zekeringkast op de accubehuizing. Een beschrijving hiervan is te vinden in hoofdstuk 8.9 Elektrische boxen op het chassis.

    De interface is uitgerust met de stekker 81.25432-6313. De contrastekker voor het aansluiten op de interface moet zoals hierna beschreven gebruikt worden.

    Stekkerverbinding 2-polig: X4556

    MAN artikelnummer / contrastekker (opbouw)

    81.25475-0464

    Contact stekkerhuls / platte stekker 07.91202-4410

    • Spanningsvoorziening klem 30 TGS nieuw / TGX nieuw Bij een maximale belasting tot 10 ampère via een zekering op een aanvullende zekeringhouder (zie afbeelding 105-III Centraal elektrisch systeem) aansluiten, op bestaande zekeringhouders mag geen zekering worden aangesloten. Bij een belasting van meer dan 10 ampère via een zekering rechtstreeks op de accu’s aansluiten.

    • Spanningsvoorziening klem 31 Niet op de accu's aansluiten, maar op de massapunten binnen (zie afbeelding 106-III, massapunt X6395/X6396 naast het centraal elektrisch systeem) en buiten (massapunt X100 rechter achterste motorlager) de cabine. De aanwijzingen in hoofdstuk 8.2.2 Massakabels moeten in acht worden genomen.

    Massapunt achter het centraal elektrisch systeem: Er moet een aanhaalmoment (Ma) van 7 Nm + / - 1 Nm worden aangehouden. Massapunt motorlager: Er moet een aanhaalmoment (Ma) van 9 Nm + / - 0,9 Nm worden aangehouden.

    De minkabel van de opbouwfabrikant mag op de minpool van de accu's worden aangesloten als de accupoolklem voldoende ruimte heeft voor de aansluiting van de massakabel.

    Belangrijke aanwijzing Veranderingen of uitbreidingen van het boordnet zijn niet toegestaan! Dit geldt meer bepaald voor de centrale relais- en zekeringenkast. Voor schade die ontstaat door wijzigingen is degene verantwoordelijk die de wijzigingen heeft uitgevoerd.

  • III. Chassis

    MAN Opbouwrichtlijnen TG

    Afbeelding: Centraal elektrisch systeem

    Zekeringhouder artikelnummer: Codering A: 81.25441-6222 (klem 30)

    Codering B 81.25441-6223 (klem 30)

    Codering C 81.25441-6224 (klem 30)

    Codering D 81.25441-6225 (klem 30)

    Codering E 81.25441-6226 (klem 30)

    Codering F 81.25441-6227 (klem 15)

    Codering G 81.25441-6228 (klem 15)

    Codering H 81.25441-6229 (klem 15)

    Codering I 81.25441-6230 (klem 15)

    Codering J 81.25441-6231 (klem 15)

    Platte contacten: 07.91216-1259 (0,08-0,22)

    07.91216-1260 (0,25-0,35)

    07.91216-1255 (0,50-0,75)

    Het aantal vrije stekkerplaatsen van de zekeringhouders is afhankelijk van de uitrusting.

  • III. Chassis

    MAN Opbouwrichtlijnen TG

    Afbeelding: Voorbeeld van een zekeringhouder voor het centraal elektrisch systeem

    1- Zekeringhouder (codering A-J) 2- Stroomrail 3- Secundaire vergrendeling

    Het betreffende artikelnummer van een zekeringhouder omvat de onderdelen 1, 2 en 3.

    Afbeelding: Massapunt X6395 / X6396 achter de stuurapparaten naast het centraal elektrisch systeem

  • III. Chassis

    MAN Opbouwrichtlijnen TG

    8.4.1 Opmerkingen over de laadbalans

    TG nieuw

    Een voertuig zonder aanvullende elektrische uitrusting heeft ca. 50A nodig voor de voeding van de cabine- en motorelektronica, buitenverlichting en voor het opladen van de accu's. Alle extra verbruikers moeten met de resterende stroom uit de dynamo worden gevoed.

    Om een evaluatie te maken van het elektrisch systeem kan het opstellen van een laadbalans nuttig zijn:

    • Voorbeeld voor een positieve laadbalans:

    tijdens het laden wordt 25 Ah (ongeveer 30 minuten gebruik van de laadklep bij stationair voertuig, motor uit) uit de accu verbruikt. Daarna volgt een rit van één uur naar de bestemming (gemiddeld toerental van de motor 1200 omw/min). Tijdens die rit wordt 50Ah teruggeladen in de voertuigaccu.

    • Voorbeeld voor een negatieve laadbalans:

    tijdens het laden wordt 25 Ah (ongeveer 30 minuten gebruik van de laadklep bij stationair voertuig, motor uit) uit de accu verbruikt. Daarna volgt een rit van 15 minuten naar de bestemming (gemiddeld toerental van de motor 1200 omw/min). Tijdens die rit wordt 12,5Ah teruggeladen in de voertuigaccu. De hoeveelheid stroom die door het gebruik van de laadklep is verbruikt, kan door de korte rit niet volledig aan de voertuigaccu worden teruggegeven.

    Bij het monteren van extra elektrische verbruikers in het voertuig moet er principieel voor worden gezorgd dat de accu en de dynamo in overeenstemming met de belasting worden gedimensioneerd. Extra verbruikers zijn naast opbouwsystemen ook elektrische verwarmingen en verbruikers voor het comfort van de bestuurder.

    In Tabel 52-III wordt de resterende laadstroom weergegeven, afhankelijk van de gemonteerde dynamo en het aanwezige motortoerental.

    De som van de opgenomen stroom van alle extra verbruikers tijdens de bedrijfsduur van het voertuig mag de waarden die in Tabel 52-III voor de laadstroom worden vermeld, niet overschrijden. Wanneer gedurende lange tijd meer stroom uit de voertuigaccu wordt verbruikt dan teruggevoerd, bestaat het risico dat de accu bijv. door een diepontlading permanent wordt beschadigd.

    Het opbouwbedrijf moet ervoor zorgen dat de dynamo en de accu voldoende groot zijn, rekening houdend met het voorziene gebruiksprofiel van het voertuig.

    Tabelle 52-III Resterende laadstroom

    Dynamo Resterende stroom voor aanvullende gebruikers bij motortoerental t/min

    600 800 1000 1200 1400

    Bosch NCB2 / 110A 20 A 33 A 38 A 40 A 44 A

    Bosch LEB10 / 120A 31 A 43 A 47 A 50 A 52 A

    Melco L3B / 110A 3 A 20 A 30 A 36 A 41 A

    Melco / 120 A 3 A 30 A 41 A 47 A 50 A

  • III. Chassis

    MAN Opbouwrichtlijnen TG

    Sachhinweis De laadspanning van de in MAN voertuigen ingebouwde dynamo's en boordnetlaadomvormers kan maximaal 32V bedragen.

    De uit de accu verbruikte stroom mag de volgende maximale waarden niet overschrijden:

    • voor tijdspanne ≤10 s : stroom tot 50 % van de stroom bij koude start van de accu

    • voor tijdspanne ≥10 s : stroom van max. 20% van de stroom bij koude start van de accu

    Algemeen moet erop worden gelet dat het voertuig op elk moment in staat is om te starten.

    De stroom voor een koude start (pos. 2 in Afbeelding Accuaanduiding) staat op de accu vermeld naast de nominale capaciteit.

    Afbeelding: Accuaanduiding

    1. Nominale capaciteit 225 Ah 2. Stroom voor koude start 1150 A volgens EN-norm 3. Nominale spanning 12 V

    Algemeen moet erop worden gelet dat de ruststroom van het voertuig door de opbouwsystemen niet wordt verhoogd. Wanneer het energieverbruik uit de accu bij stilstand van de motor niet kan worden vermeden (bijv. wanneer de cabine als woonruimte wordt gebruikt of bij gebruik van een laadklep), moet ervoor worden gezorgd dat de verbruikte hoeveelheid energie bij gebruik van de motor wordt gecompenseerd.

    Opgelet: het aftakken aan de accubrug voor 12V-voeding is niet toegestaan.

    12V-verbruikers mogen uitsluitend worden gevoed via het 24V-boordnet en de op het verbruik afgestemde DC/DC-omzetter.

  • III. Chassis

    MAN Opbouwrichtlijnen TG

    8.5 Accu’s

    TG nieuw

    De accu is via twee accupolen verbonden met het boordnet van het voertuig. Ter bescherming tegen letsel of schade bij onderhoudswerkzaamheden moet de accuhoofdschakelaar worden uitgeschakeld.

    Bij het losmaken van accu kabels en het bedienen van de accuhoofdschakelaar moet de volgende volgorde in acht worden genomen:

    • Alle verbruikers uitschakelen (bijv. verlichting uit, alarmlichten uit).. • Contact uitschakelen • Deuren sluiten • Wacht een nalooptijd van ca. 60 minuten af tot de accu´s worden losgekoppeld (minpool eerst).

    Nog eens 15 seconden wachten voor het uitschakelen van de accuhoofdschakelaar.

    Meer informatie hierover is te vinden in de gebruiksaanwijzing van het voertuig onder 'Zelfhulp accuvervanging'. Bij het loskoppelen van de accu‘s moet met betrekking tot de tachografen van de tweede generatie altijd hoofdstuk III paragraaf 8.10 „Smart tachograaf“ in acht worden genomen.. Belangrijke aanwijzing Bij draaiende motor:

    • accuhoofdschakelaar niet uitschakelen • accu- resp. poolklemmen niet losmaken of demonteren

    Vanaf eind 2016 is bij voertuigen waarvan de cabine met een slaapplek is uitgerust en de accu’s 175 of 225 Ah hebben, de accubewaker standaard ingevoerd. Als de accubehuizing verplaatst of de meetleiding verlengd wordt, moet de module opnieuw gekalibreerd worden. Meer informatie over de accubewaker is te vinden in de MAN After Sales Portal.

  • MAN Opbouwrichtlijnen TG

    III        Chassis

    8.5.1 Behandeling en onderhoud van accu’s

    Accu’s met regelmatige tussenpozen controleren.

    Voor de controle van accu’s adviseren wij de accutester DSS-7814 HD MAN, artikelnummer 08.78024-0005, te gebruiken.Snelladers en externe starters zijn niet toegestaan voor het laden omdat het gebruik daarvan de regeleenheden kan beschadigen. Externe start van voertuig naar voertuig is toegestaan, ga daarbij te werk aan de hand van de gebruiksaanwijzing.

    De volgende instructies bij de omgang met accu‘s in acht nemen:

    Tabel 53-III:

    Stilstandtijd

    Bij een stilstandtijd van meer dan 2 dagen:

    ➔ Accuhoofdschakelaar uitschakelen.

    Rustspanning tot aan de levering nooit minder dan 12,45 V

    Gedurende de volledige periode tot aan de levering aan de klant mag de rustspanning niet minder zijn dan 12,45 V.

    Accu’s bij een rustspanning van minder dan 12,6 V opladen. Om ervoor te zorgen dat de rustspanning tot aan de volgende controle niet minder wordt dan 12,45 V,moeten accu’s die bij de controle niet minstens een rustspanning van 12,6 V hebben, worden opgeladen..

    Accu’snaeenflinkebelasting altijd oplad-en

    Ongeacht de stilstandtijd moeten de accu’s altijd worden opgeladen na een zware be- lasting, bijvoorbeeld na het inbouwen of repareren van een hydraulische laadklep met aansluitende functiecontrole of na het meerdere keren starten/manoeuvreren van het voertuig zonder aansluitende rit.

    Voertuigen mogen zonder accu‘s niet worden gestart of verplaatst.

    Accu‘s verouderen heel snel als de accuspanning gedurende langere tijd lager dan 12,6 V is. Mochten accu‘s bij overdracht van het voertuig aan de klant beschadigd of defect blijken, dan worden de kosten verhaald op de in- bouwer.

    Meer aanwijzingen over de omgang met en de verzorging van accu‘s zijn te vinden in TI 1140TA, dat via MAN Ser- vice en het MAN After Sales Portal verkrijgbaar is.

  • III. Chassis

    MAN Opbouwrichtlijnen TG

    8.6 Verlichtingsinstallatie

    TG nieuw

    Als de lichttechnische inrichting (verlichtingssysteem) wordt gewijzigd, vervalt de gedeeltelijke gebruiksvergunning conform de regeling UN ECE-R48. Dit is met name het geval wanneer de configuratie van de verlichtingsinstallatie qua afmetingen en dimensionering wordt gewijzigd of wanneer een lamp wordt vervangen door een andere, niet door MAN goedgekeurde lamp.

    Het opbouwbedrijf is ervoor verantwoordelijk dat wordt voldaan aan de wettelijke voorschriften.

    Er moet rekening worden gehouden met de maximale belasting van de stroombanen van de verlichtingsinstallatie.

    Het monteren van zwaardere zekeringen dan die, die zijn aangegeven in de centrale relais- en zekeringenkast, is niet toegestaan.

    De volgende richtwaarden moeten als maximale waarden worden beschouwd:

    Tabelle Stroombanen verlichtingsintallatie

    Stadslicht achter 3x21W per zijde

    Stadslicht voor 3x21W per zijde

    Contourverlichting 3x21W per zijde

    Remlicht 3x21W per zijde

    Richtingaanwijzer 3x21W per zijde

    Mistachterlichten 3x21W

    Achteruitrijlicht 3x21W Opmerking: 'Voorbereiding werklamp sluitdwarsbalk' voor het aansturen van verdere lampen bestelbaar; het gebruik van MAN LED-HL maakt een grotere aanvullende belasting mogelijk

    Een overbelasting van de uitgangen leidt tot uitschakeling van de drivers.

    Als lampen afwijkend van de MAN fabrieksuitrusting worden gemonteerd, moeten evt. de diagnoses & diagnosedrempels worden aangepast..

    Bij voertuigen met LED-achterlichten vanuit de fabriek bestaat de mogelijkheid deze door opbouwerspecifieke achterlichten (LED) te vervangen. De achterlichten moeten met een stroomimpuls conform ISO 13207 voor knipperlicht & remlicht zijn uitgerust. Als er niet voldaan wordt aan ISO 13207 voor het remlicht, moet de diagnose gedeactiveerd worden.

    Bij voertuigen met achterlichten zonder led-techniek af fabriek bestaat eveneens de mogelijkheid tot ombouw. Hiertoe moet vóór het ombouwen naar led-achterlichten de elektronische structuur d.m.v. parametrering worden aangepast.

  • III. Chassis

    MAN Opbouwrichtlijnen TG

    Het monteren van led-verlichtingselementen die niet door MAN zijn goedgekeurd, is niet toegestaan. Er moet rekening mee worden gehouden dat bij MAN-voertuigen een massakabel wordt gebruikt. Het chassis mag niet als massa worden gebruikt (zie ook Hoofdstuk III paragraaf 8.2.2 Massakabel).

    Na de montage van de opbouw moet de basisinstelling van de koplampen opnieuw worden bepaald. Dit moet bij voertuigen met koplampverstelling ook rechtstreeks op de koplampen gebeuren, omdat het wijzigen van de stand met de regelaar geen vervanging is voor de basisinstelling. Uitbreidingen aan of wijzigingen van de verlichtingsinstallatie mogen enkel gebeuren in overleg met het dichtstbijzijnde servicestation, omdat de parameters van het elektronisch systeem eventueel via MAN-cats moeten worden gewijzigd (zie ook hoofdstuk III paragraaf 8.1.3).

  • III. Chassis

    MAN Opbouwrichtlijnen TG

    8.7 Weergave- en instrumentenconcept

    TG nieuw

    Het instrumentenpaneel is aangesloten op een CAN-bussysteem en maakt op die manier deel uit van het netwerk van regelapparaten. Op het centrale display worden storingen rechtstreeks met verklarende tekst of een storingscode weergegeven. Het instrumentenpaneel krijgt per CAN-bericht alle informatie die moet worden weergegeven. Als verdere functies (bijv. achteraf inbouwen van een hydraulische laadklep) moeten worden weergegeven, is dit inbegrepen in de overeenkomstige speciale uitrusting of is er een nieuwe parametrering nodig. Met de uitrustingsvariant 0P2NA 'Interface voor gegevensuitwisseling met opbouw, achter frontklep en externe motortussentoerentalregeling' is het mogelijk om opbouwspecifieke meldingen op het voertuigdisplay weer te geven. Een beschrijving hiervan is te vinden in de overeenkomstige interfacebeschrijving. Het is niet toegestaan dat de opbouwfabrikant op het centrale display eigen functies inbrengt of signalen aan de achterkant van de instrumentengroep afneemt.

  • MAN Opbouwrichtlijnen TG

    III        Chassis

    8.8.4 Zijdelingse radarsensoren

    De zijdelingse radarsensoren worden voor de volgende systemen gebruikt:

    • Dodehoekhulp en Lane Changing Support (LCS)

    Afbeelding 121-III: Zijdelingse radarsensoren

    A) Zijdelingse radarsensor

    Waarschuwingsinstructie Voor storingsvrij gebruik van de dodehoekhulp en Lane Changing Support (LCS) mogen de radarsensoren niet bedekt zijn.

    Het registratiebereik van de sensor wordt beperkt zodra aanbouwdelen het radarbereik gedeeltelijk of volledig bedekken.Het registratiebereik van de sensoren strekt zich uit van de buitenste contour (zonder spiegels) van het voertuig naar buiten en over de totale voertuiglengte plus aanhanger. In de hoogte ligt het registratiebereik onder de bovenkant van het frame. In dit bereik mogen geen aanbouwdelen uitsteken.

    De volgende afbeelding toont een schematische schets van het registratiebereik van de radarsensor.

    Afbeelding 122-III: Registratiebereik zijdelingse radarsensoren

    T_520_000010_0001_G

    A

    400L

    T_520_000011_0001_G

  • MAN Opbouwrichtlijnen TG

    III        Chassis

    Voor storingsvrij gebruik van de radarsensor moeten de volgende aanwijzingen beslist in acht worden genomen:

    • De in de fabriek vastgelegde positie van de radarsensor, de afdekking ervan en de houder moetengehandhaafd worden.

    • Noch de positie noch de stand, materiaal- of oppervlakte-eigenschappen (beplakken, schuren, lakkenenz.) mogen gewijzigd worden.

    • De houder inclusief bevestiging van de radarsensor mag niet losgemaakt of gewijzigd worden.• Het bevestigen van andere onderdelen of leidingen aan de sensorhouder is niet toegestaan.• Wijzigingen van en ingrepen in de kabelboom zijn niet toegestaan.

  • III. Chassis

    MAN Opbouwrichtlijnen TG

    8.9 Elektrische kasten op het chassis

    TG nieuw Afhankelijk van de uitrusting en variant van het voertuig kunnen er bepaalde elektrische kasten op het chassis aanwezig zijn.

    De elektrische kasten zijn nodig voor de meest uiteenlopende functies van het voertuig. Bij een voertuigombouw kan het nodig zijn om deze te verplaatsen.

    Zekeringkast

    Bij TGL/TGM vanaf D08 SCR only motoren is er een zekeringkast, die altijd achter de accubehuizing op een extra houder gemonteerd is (zie afbeelding 117-III).

    Bij TGS/TGX vanaf motoren D15/D38 van emissieklasse Euro 6d is de zekeringkast op een extra houder op het voorste spatbord of op een extra houder op het frame in het gebied van het achterste voorveerlager gemonteerd (zie afbeelding 118-III).

    Afbeelding 117-III: Voorbeeldweergave zekeringkast op de accubehuizing

    1) Zekeringkast

    Afbeelding 118-III: Voorbeeldweergave zekeringkast bij TGS/TGX

    1) Zekeringkast

    T_254_000011_0001_G

    T_254_000017_0001_G

  • III. Chassis

    MAN Opbouwrichtlijnen TG

    De zekeringkast bevat afhankelijk van de voertuiguitrusting de volgende zekeringen:

    • Hoofdzekering • Motorregeling • Transmissie • Brandstoffilter • Vlamstartsysteem • Opbouwinterface

    De volgende afbeelding toont de opbouwinterface in de zekeringkast. De opbouwinterface mag alleen gebruikt worden als deze nog niet gebruikt is (zie hiervoor hoofdstuk 8.4 Extra verbruikers). Een maximale afname van 50 ampère op aansluiting F8 mag hierbij niet overschreden worden. De kabelingangen A en D moeten gebruikt worden.

    Afbeelding 119-III: Zekeringkast

    T_254_000012_0001_G

    1) Aansluiting F8 – opbouwinterface (maximaal 50 A) / aanhaalkoppel (Ma) M5 - 5 Nm / M8 14 Nm 2) Kabelingang A (NW 10) 3) Kabelingang D (NW 10)

    De positie en bevestiging van de zekeringkast mogen alleen in uitzonderlijke gevallen gewijzigd worden. Als een ombouw noodzakelijk is, moeten de volgende punten in acht genomen worden:

    • De kabeluitvoer moet altijd naar onderen gericht zijn (af fabriek). • Er moet toegang mogelijk zijn voor reparatie- en onderhoudswerkzaamheden (vervangen van een

    zekering)) • Er mogen alleen af fabriek verkrijgbare originele houders gebruikt worden; de achterkant van de

    kast moet voor een zo groot mogelijk gedeelte op de houder liggen. • De zekeringkast mag niet in een heet gedeelte ingebouwd worden. Toegestane temperaturen zijn -

    40 °C tot +80 °C. • De kast mag alleen in de buurt van de aanwezige aansluitkabels verplaatst worden • De aansluitkabels mogen niet verlengd worden

    Belangrijke aanwijzing Een verandering van de zekeringsgrootte en een extra stroomafname is niet toegestaan.

  • III. Chassis

    MAN Opbouwrichtlijnen TG

    RIO stuurapparaat

    Op het RIO (Rahmen (frame) Input Output) stuurapparaat zijn de op het frame aanwezige functies gebundeld en de daarmee verbonden elektrische onderdelen aangesloten.

    Bij TGL/TGM 'NIEUW' is er een RIO stuurapparaat dat altijd onder de accubehuizing gemonteerd is (zie afbeelding Tot voorbeeld dienende weergave RIO stuurapparaat TGL/TGM 'Nieuw' op de accubehuizing).

    Bij TGS/TGX is er een RIO stuurapparaat dat altijd op het frame naast de motor aan de rechterkant gemonteerd is (zie afbeelding Beispielhafte Darstellung RIO Steuergerät TGS/TGX „Neu“).

    De positie en de bevestiging van het RIO stuurapparaat mag alleen in uitzonderingsgevallen worden gewijzigd. Als ombouwen per se nodig is, moeten de volgende punten in acht worden genomen:

    • Uitsluitend de vanuit de fabriek beschikbare originele houders mogen worden gebruikt, de achterkant van het stuurapparaat moet met een zo groot mogelijk oppervlak op de houder liggen.

    • Het RIO stuurapparaat mag niet in een heet gebied worden ingebouwd. De toegestane temperaturen liggen tussen -40 °C en +80 °C Ein Versetzen ist nur im Bereich der vorhanden elektrischen Anschlusslängen möglich

    • Een verlenging van de aansluitkabels is niet toegestaan

    Afbeelding: Tot voorbeeld dienende weergave RIO stuurapparaat TGL/TGM 'Nieuw' op de accubehuizing

    1) RIO stuurapparaat

    Afbeelding: Tot voorbeeld dienende weergave RIO stuurapparaat TGS/TGX 'Nieuw'

    1) RIO stuurapparaat

    1

    1

  • III. Chassis

    MAN Opbouwrichtlijnen TG

    ATO Box

    In de ATO Box bevinden zich platte zekeringen voor de spanningsvoorziening van de elektrische verbruikers op het frame.

    Bij TGL/TGM 'NIEUW' is er een ATO Box die altijd achter de accubehuizing op een extra houder gemonteerd is (zie afbeelding Tot voorbeeld dienende weergave ATO Box TGL/TGM 'Nieuw' op de accubehuizing).

    Bij TGS/TGX 'Nieuw' is er een ATO Box dat altijd op een extra houder op het voorste spatbord rechts gemonteerd is (zie afbeelding Tot voorbeeld dienende weergave ATO Box TGS/TGX 'Nieuw').

    De positie en de bevestiging van de ATO Box mag alleen in uitzonderingsgevallen worden gewijzigd. Als ombouwen per se nodig is, moeten de volgende punten in acht worden genomen:

    • Uitsluitend de vanuit de fabriek beschikbare originele houders mogen worden gebruikt, de achterkant van het stuurapparaat moet met een zo groot mogelijk oppervlak op de houder liggen

    • Er moet toegang mogelijk zijn voor reparatie- en onderhoudswerkzaamheden (vervangen van een zekering)

    • Het ATO stuurapparaat mag niet in een heet gebied worden ingebouwd. De toegestane temperaturen liggen tussen -40 °C en +80 °C

    • Een verplaatsing is uitsluitend in het bereik van de aanwezige elektrische aansluitlengtes mogelijk • Een verlenging van de aansluitkabels is niet toegestaan

    Afbeelding: Tot voorbeeld dienende weergave ATO Box TGL/TGM 'Nieuw' op de accubehuizing

    1) ATO Box

    1

  • III. Chassis

    MAN Opbouwrichtlijnen TG

    Afbeelding: Tot voorbeeld dienende weergave ATO Box TGS/TGX 'Nieuw'

    1) ATO Box2) ATO Box (chassis met 4 assen)

    1

    2

  • III. Chassis

    MAN Opbouwrichtlijnen TG

    8.10 Smart tachograaf

    TG nieuw 1. Om te voldoen aan de nieuwe EU-verordening nr. 165/2014, uitvoeringsverordening EU 2016/799 bijlage IC en EN 16882:2016 is de digitale tachograaf van de tweede generatie, de zogenoemde 'intelligente tachograaf' (ook wel 'Smart Tachograph' genoemd), ingevoerd.

    Commercieel gebruikte voertuigen met een gewicht van meer dan 3,5 ton die vanaf 15-06-2019 voor het eerst worden toegelaten, moeten met de nieuwe generatie digitale tachografen zijn uitgerust.

    Met de invoering van de smart tachograaf veranderen de volgende onderdelen:

    • Nieuwe KITAS-4.0-sensor • Nieuwe KITAS-verzegelingen • Nieuwe tachograaf: (af fabriek DTCO R4.0 of SE5000 R8.0) • DSRC-module (Dedicated Short Range Communication) = korteafstands-radio-interface voor

    het uitlezen van de tachograaf-status door de autoriteiten • De stickers voor wettelijke controles (bijvoorbeeld §57b en §57d in Duitsland)

    2. De DSRC-module mag niet bedekt worden. Let erop dat het gemarkeerde gedeelte in Afbeelding Positie DSRC-module niet mag worden bedekt.

    Vóór de DSRC-module of in de buurt van de DSRC-module mogen zich geen metalen voorwerpen (bijv. naamplaatjes, stickers, antireflectiefolie en dergelijke) bevinden die de communicatie nadelig zouden kunnen beïnvloeden..

    Afbeelding: Position DSRC-Modul

    Let op: Een reeds aangeleerde KITAS4.0-sensor kan na een tachograaf-vervanging niet meer gebruikt worden en moet worden vervangen!

    1

  • PTO's

  • MAN Opbouwrichtlijnen PTO's

    3.2.3.2 Motorafhankelijke krachtafnemer OMSI F.PTO

    De motorafhankelijke krachtafnemer van het type OMSI F.PTO is als speciale uitrusting door MAN Individual af fabriek beschikbaar bij de volgende voertuigen:

    Afbeelding XX1: Beschikbaarheidscriteria motor en transmissie

    De OMSI F.PTO bestaat uit de krachtafnemermodule die tussen motor en transmissie wordt ingebouwd en een koelpakket dat aan de zijkant aan het chassisframe wordt gemonteerd.

    Het koelpakket kan naderhand worden verplaatst. Hierbij moeten de volgende aanwijzingen in acht worden genomen:

    • Leidingen moeten zo kort mogelijk worden gehouden (eventueel is overleg met MAN nodig)• De leidingdiameter mag niet worden verkleind• Kwaliteit en uitvoering van de leidingen

    o Aansluitvormen, maten en vereisten volgens fabrieksnorm MAN 327o Slangen met textielversteviging (uitvoering 2TE of hoogwaardiger) volgens fabrieksnorm

    MAN 328o Stalen leidingen volgens fabrieksnorm M 3313

    • Als het koelpakket bij verplaatsing hoger dan de aansluitingen op de F.PTO wordt geplaatst,moeten er terugslagkleppen (0,5 bar) op de in- en uitgang van de oliekoeler worden aangebracht

    • Aangegeven minimale vrije ruimtes vóór en achter het koelpakket moeten worden aangehouden

    TypeWheel configuration 420 PS 460 PS 500 PS 430 PS 470 PS 510 PS 540 PS 580 PS 640 PS

    TraXon

    with IntarderTraXon

    without Intarder M L LX XL XLX XXL 298

    0 m

    m

    32

    00

    mm

    32

    05

    mm

    33

    00

    mm

    34

    50

    mm

    35

    05

    mm

    36

    00

    mm

    36

    55

    mm

    37

    50

    mm

    38

    05

    mm

    39

    00

    mm

    41

    05

    mm

    41

    50

    mm

    42

    00

    mm

    45

    00

    mm

    45

    50

    mm

    48

    00

    mm

    51

    00

    mm

    55

    00

    mm

    59

    00

    mm

    18S 6x2-2 X X X X X X X X X X X X X X X X

    18S 8x2-6 X X X X X X X X X X X X X X X

    92S 8x4-4 X X X X X X X X X X X X X X

    21S 6x2-2 X X X X X X X X X X X X X X X

    26S 6x4 X X X X X X X X X X X X X X X X X

    30S 6x4 X X X X X X X X X X X X X

    39S 8x4 X X X X X X X X X X X X X X X X

    37S 8x4 X X X X X X X X X X X X X X X X

    74S 6x2-4 X X X X X X X X X X X X X X X

    92X 8x4-4 X X X X X X X X X X X

    Engine

    Vehicle D26 Euro 6c D26 EURO 6d D38 Euro 6d Gearbox Cab Wheelbase

  • MAN Opbouwrichtlijnen PTO's

    Afbeelding XX2: Minimale vrije ruimtes vóór en achter het koelpakket

    1) Breedte koelpakket2) Minstens halve koelpakketbreedte3) Minstens koelpakketbreedte4) Luchtrichting

    Het gebruik van de OMSI F.PTO is weliswaar in principe onafhankelijk van de rijkoppeling, maar schokken hebben in de niet-stationaire werkmodus ("pump & roll") via de aandrijflijn invloed op de gesloten rijkoppeling. Daardoor kan hier schade optreden.

    Sterke schokbelasting kan leiden tot schade aan de lamellenkoppeling van de OMSI F.PTO en zelfs tot onherstelbare schade aan de krachtafnemer.

    De OMSI F.PTO is beschikbaar in vier verschillende overbrengingsniveaus. De bij de desbetreffende overbrenging aangegeven maximaal toelaatbare afneemkoppels zijn richtwaarden voor ongelijkvormigheidsgraad 1, d.w.z. voor schok- en trillingsvrij gebruik.

    Tabel XX1 – Overbrengingen en afneemkoppels

    Overbrenging Max. toel. afneemkoppel Draairichting 1.103 3115 Nm linksom (tegen de klok in) 1.278 2690 Nm linksom (tegen de klok in) 1.485 2315 Nm linksom (tegen de klok in) 1.733 1733 Nm linksom (tegen de klok in)

    1

    4

    2 3

  • MAN Opbouwrichtlijnen PTO's

    Voor de OMSI F.PTO zijn twee verschillende flensvarianten met een diameter van 150 mm beschikbaar. Een kruisvertande variant volgens ISO 8667 met 4x12 mm gaten en een gladde variant volgens ISO 7646 met 8x12 mm gaten.

    Afbeelding XX3: Flensvarianten (uit tekening U1.38500-8002)

    (Hoekgegevens schroefverbinding, gatdiameter en steekcirkels)

    In principe is het mogelijk om de OMSI F.PTO ook te gebruiken met grotere buigingshoeken ten opzichte van de cardanas dan beschreven in hoofdstuk 1.2 "Aansluiting cardanas op krachtafnemer". De desbetreffende toepassing moet echter beslist vooraf met MAN worden overlegd. De grenswaarden van de cardanasproducent mogen niet worden overschreden.

    De OMSI F.PTO is uitgerust met een geïntegreerde rem. Dit betekent dat de flens niet draait bij draaiende motor en gedeactiveerde OMSI F.PTO.

    Afbeelding XX4 OMSI F.PTO aandrijfschema

    1) Torsiedemper2) Hoofdas3) Vliegwiel voor aansluiting op transmissie4) Tussenas5) Uitgaande as met koppeling6) Flens uitgaande as

    1

    2

    3

    4

    5 6

  • MAN Opbouwrichtlijnen PTO's

    Informatie over het activeren van de OMSI F.PTO

    • Bij de aflevering van het voertuig bevindt de OMSI F.PTO zich in de "Delivery Mode" en moet dezeeerst eenmalig voor gebruik worden vrijgeschakeld. Aanwijzingen hiervoor zijn aangegeven in degebruiksaanwijzing.

    • De OMSI F.PTO kan bij een stilstaand en rijdend voertuig worden gebruikt.

    • Een schakelblokkering voor de transmissie ter beveiliging van een puur stationaire toepassing ismomenteel niet beschikbaar.

    • Zodra de motor draait, is de OMSI F.PTO gereed voor gebruik, maar mag deze pas worden belastvanaf 800 rpm en na voltooiing van het koppelen. Dit wordt op het infodisplay van de F.PTOaangegeven door de melding "PTO ENGAGED".

    • Als in de aandrijflijn van de opbouw nog meer koppelingen of ontkoppelpunten aanwezig zijn,moeten deze tijdens het koppelen van de OMSI F.PTO geopend zijn.

    • Een lastvrije inschakeling van de OMSI F.PTO kan op basis van zeer hogemassatraagheidsmomenten (bijv. aandrijving van ventilatoren) eventueel al bij 600 rpm zijntoegestaan. Hiervoor is overleg met MAN en een aparte voertuigparametrering nodig.

    • De krachtoverbrenging naar de krachtafnemer is bij stationair gebruik volledig onafhankelijk van derijkoppeling.

    Bij het inschakelen van de krachtafnemer moeten de in de volgende grafiek aangegeven waarden worden aangehouden. Aggregaten, bijvoorbeeld ventilatoren, met een hoger massatraagheidsmoment dan 10 kg m², kunnen eventueel met de OMSI F.PTO worden ingeschakeld! Hiervoor is overleg met MAN en een aparte voertuigparametrering nodig.

    Belangrijke aanwijzingMinimumtoerental bij gebruik : Bij een krachtafnemer onder belasting zijn motortoerentallen van minder dan 650 rpm niet toegestaan. Bij toepassingen waarbij schokken of belastingssprongen vaak optreden, moet deze waarde worden verhoogd om afslaan van de motor of beschadigingen aan de demper te voorkomen.

  • MAN Opbouwrichtlijnen PTO's

    Afbeelding XX5: OMSI F.PTO: Inschakeltoerental via massatraagheidsmoment op de flens uitgaande as

    Nr. Overbrenging Max. massatraagheidsmoment bij 800 rpm

    1 1,103 10 kg m²2 1,278 7,5 kg m²3 1,485 5,5 kg m²4 1,733 4 kg m²

    5 Onderste limiet Inschakeltoerental6 Bovenste limiet Inschakeltoerental7 Motortoerental (rpm)8 Massatraagheidsmoment op de flens uitgaande as [kg m²]

    1 2 3 4

    6

    5

    7

    8

  • MAN Opbouwrichtlijnen PTO's

    In het volgende diagram zijn de toegestane inschakel- en werktoerentallen voor de OMSI F.PTO weergegeven.

    Afbeelding XX6: OMSI F.PTO: Inschakel- en werktoerental

    1) Inschakelzone

    2) Inschakelzone na overleg

    3) Werkruimte

    4) Maximale tolerantie Werkruimte

    De inschakeling van de OMSI F.PTO is bij toerentallen van 800–1000 rpm mogelijk wanneer aan de genoemde voorwaarden wordt voldaan. Als op grond van het massatraagheidsmoment van het aan te drijven aggregaat, een inschakeling bij een toerental lager dan 800 rpm nodig is, moet met MAN worden overlegd. Werktoerentallen van 800–1800 rpm kunnen zonder verder overleg worden toegepast.

    Combinatie met koppelingsafhankelijke krachtafnemers

    De combinatie van de OMSI F.PTO met andere koppelingsafhankelijke krachtafnemers op het uiteinde van de transmissie is in principe mogelijk. Bij voertuigen met twee voorassen zijn echter de varianten van de NTX/10 in de onderste positie niet mogelijk. De variant van de NH/4 in hangende positie is mogelijk, maar de pompgeometrie en de daaruit resulterende ruimte moet worden gecontroleerd. Er is gevaar voor botsing met de tweede vooras.

    Inbouw achteraf

    Voertuigen die af fabriek door MAN Individual met een OMSI F.PTO worden uitgerust, zijn op meerdere plaatsen voorzien van versterkte componenten. Achteraf inbouwen bij een bestaand voertuig is daarom soms niet mogelijk of er is gevaar voor schade. Daarom moet vóór het ombouwen beslist met MAN worden overlegd.

  • MAN Opbouwrichtlijnen PTO's

    Afstanden en vrije ruimtes

    Boven de OMSI F.PTO moet een vrije ruimte van ten minste 60 mm worden aangehouden.

    De olievulopening moet ook met een opbouw nog toegankelijk zijn. Hierbij ook erop letten dat de olievulplug kan worden losgedraaid, verwijderd en weer kan worden aangebracht. De positie is weergegeven in de volgende tekening.

    Afbeelding XX7: Positie olievulopening

    Voor de integratie van de OMSI F.PTO is de toepassing nodig van een speciale transmissiedwarsbalk die boven de bovenkant van het frame uitsteekt.

    Afbeelding XX8: Positie transmissiedwarsbalk

    Voor betonpompwagens is een transmissiedwarsbalk beschikbaar die optimaal geschikt is voor de ruimte van de constructie.

  • MAN Opbouwrichtlijnen PTO's

    Afbeelding XX9: Positie transmissiedwarsbalk voor betonpompwagens

    Deze aanvullende informatie wordt afwijkend gepubliceerd dan de regelmatige updatecycli als er belangrijke wijzigingen in de opbouwrichtlijnen plaatsvinden. Bij de volgende update worden de betreffende hoofdstukken overgezet naar de boekjes.InhoudIII. Chassis8.2.2 Massakabel8.2.3 Kabelbomen voor wielbasisverlengingen8.2.4 Kabelbomen voor achterlichten, extra achterlichten, stopcontacten op aanhangwagens, zijverlichting en extra ABS-stopcontacten8.3 Interfaces aan het voertuig, opbouwvoorbereidingen8.3.1 Motor-aan signaal aftakken (D+ signaal)8.3.2 Elektrische interface laadklep8.3.3 Motor start-/stopsysteem8.3.4 Snelheidssignaal aftakken8.3.5 Achteruitrijsignaal aftakken8.3.6 Interfaces voor tussentoerentalregeling en interface voor gegevensuitwisseling met opbouw8.3.7 Achteruitrijcamera interface voorbereiding8.3.8 Interfacebeschrijving voorbereiding kiepwagenweergave8.4 Extra verbruikers8.4.1 Opmerkingen over de laadbalans8.5 Accu’s8.5.1 Behandeling en onderhoud van accu’s8.6 Verlichtingsinstallatie8.7 Weergave- en instrumentenconcept8.8.4 Zijdelingse radarsensoren8.9 Elektrische Boxen am Fahrgestellrahmen8.10 Smart tachograafPTO‘s3.2.3.2 OMSI F-PTOIII_8.4.0_TG_ZI_2020_V2.0_P_nl.pdfBild 102-III: Zekeringhouders die open zijn aan de onderkantBild 103-III: RingzekeringBild 104-III: Toegestane zekeringhouder• Spanningsvoorziening klem 30 TGL nieuw / TGM nieuw• Spanningsvoorziening klem 30 TGS nieuw / TGX nieuw• Spanningsvoorziening klem 31

    III_8.9.0_TG_ZI_2020_V2.0_P_nl.pdfZekeringkastAfbeelding 117-III: Voorbeeldweergave zekeringkast op de accubehuizingAfbeelding 118-III: Voorbeeldweergave zekeringkast bij TGS/TGXAfbeelding 119-III: Zekeringkast

    Leere Seite