Aanvullende gebruikershandleidingen, …...Magneetdoseerpomp gamma/ X Modules, opties, toebehoren...

64
Magneetdoseerpomp gamma/ X Modules, opties, toebehoren Aanvullende gebruikershandleidingen De opgenomen handleidingen gelden alleen in combinatie met de "Gebruikershandleiding magneetdoseerpomp gamma/ X, GMXa" NL Originele gebruikershandleiding (2006/42/EG) Artikelnummer 983817 BA 003 03/16 NL Voor het begin van alle werkzaamheden de handleiding lezen. Nooit weggooien. De gebruiker is aansprakelijk bij schade als gevolg van installatie- en bedieningsfouten. De nieuwste versie van een gebruikershandleiding is beschikbaar op onze homepage.

Transcript of Aanvullende gebruikershandleidingen, …...Magneetdoseerpomp gamma/ X Modules, opties, toebehoren...

Magneetdoseerpomp gamma/ XModules, opties, toebehoren

Aanvullende gebruikershandleidingen

De opgenomen handleidingen gelden alleen in combinatie met de "Gebruikershandleiding magneetdoseerpomp gamma/X, GMXa"

NL

Originele gebruikershandleiding (2006/42/EG)Artikelnummer 983817 BA 003 03/16 NL

Voor het begin van alle werkzaamheden de handleiding lezen.Nooit weggooien. De gebruiker is aansprakelijk bij schade als gevolg van installatie- en bedieningsfouten.

De nieuwste versie van een gebruikershandleiding is beschikbaar op onze homepage.

Inhoudsopgave1 Aanvullende gebruikershandleiding bluetooth-besturing...... 4

1.1 Beschrijving van bluetooth-functionaliteit...................... 41.2 Veiligheid...................................................................... 41.3 Voorwaarden................................................................ 51.4 App-testbedrijf met pompsimulatie............................... 61.5 Bluetooth-verbinden instellen....................................... 71.5.1 De bluetooth-functie van beide apparaten activeren. 71.5.2 Op het smart device zoeken naar bluetooth-appa‐

raten activeren........................................................... 71.5.3 Het smart device koppelen met een gevonden

pomp.......................................................................... 81.5.4 Het smart device verbinden met een gevonden

doseerpomp............................................................... 81.5.5 Het smart device scheiden van de doseerpomp........ 91.6 Instellen en bedienen.................................................... 91.7 Meer informatie / functies........................................... 101.7.1 Signaal-code bluetooth-LED.................................... 101.7.2 Een doseerpomp vinden bij meerdere doseer‐

pompen.................................................................... 101.7.3 Beheer van de lijst „Connect to device“ .................. 111.7.4 Pompconfiguratie opslaan en weer herstellen......... 111.7.5 Bluetooth-adres....................................................... 121.8 Storingen verhelpen.................................................... 121.9 Uittreksel EG- / EU-conformiteitsverklaring gamma/ X

met bluetooth.............................................................. 142 Aanvullende gebruikershandleiding CANopen................... 15

2.1 Over deze pomp......................................................... 152.2 Bedieningselementen................................................. 162.3 Elektrisch installeren................................................... 162.4 Noodbedrijf................................................................. 182.5 Storingen verhelpen.................................................... 182.6 Toebehoren................................................................ 192.7 Bijlage......................................................................... 192.7.1 Objectverwijzing doseerpomp gamma/ X, GMXa.... 192.7.2 EMERGENCY.......................................................... 352.7.3 Uitleg bij objecten.................................................... 372.7.4 Wijzigen van het CANopen-knooppuntadres (Node-

ID)............................................................................ 392.7.5 Overdrachtssnelheid (baudrate).............................. 392.7.6 Kalibratie, uitleg....................................................... 392.7.7 Firmware-update...................................................... 392.7.8 Gegevensopslag...................................................... 402.7.9 Toegepaste richtlijnen / normen.............................. 40

3 Aanvullende gebruikershandleiding PROFIBUS®............... 413.1 Voorwaarden.............................................................. 413.2 Pomp instellen............................................................ 413.2.1 Algemeen................................................................. 413.2.2 PROFIBUS® actief / inactief schakelen................... 413.2.3 Slave-adres instellen............................................... 423.3 Bijzonderheden bij actief PROFIBUS®-bedrijf............ 433.3.1 Algemeen................................................................. 43

Inhoudsopgave

2

3.3.2 Meldingen................................................................ 433.3.3 LED's op de PROFIBUS®-module........................... 443.3.4 Doseerbewaking gebruiken..................................... 443.4 Installeren................................................................... 443.5 Bedrijf.......................................................................... 463.5.1 Algemeen................................................................. 463.5.2 GSD-bestand........................................................... 463.5.3 Dataobjecten gamma/ X, GMXa.............................. 473.5.4 Data-objecten gamma/ L, GALa.............................. 56

Inhoudsopgave

3

1 Aanvullende gebruikershandleiding bluetooth-besturing1.1 Beschrijving van bluetooth-functionaliteit

De doseerpomp gamma /X met bluetooth-functionaliteit, kan viaeen Android smart device met bluetooth via de app "gamma/ X"verregaand draadloos worden bestuurd en bewaakt. Daarnaastkan een logbestand met pompgerelateerde gebeurtenissen wordenweergegeven en per e-mail worden verstuurd. Ook kan met de appde pompconfiguratie worden opgeslagen en daarna weer wordenhersteld. Verder kan de pompconfiguratie per e-mail worden ver‐stuurd.Bij de bluetooth-module gaat het om een radio-installatie uit decategorie 2 in de zin van de R&TTE-richtlijn.

1.2 Veiligheid

VOORZICHTIG!Gevaar door hackersDe eigenaar moet zorgen voor de IT-beveiliging vanhet smart device (smartphone, tablet, ...), zodat dedoseerpomp niet door hackers kan worden bestuurd.

VOORZICHTIG!Het tijdelijke „Wachtwoord“ in het menu van de pompbij „Instellingen è Service è Wachtwoord“ wijzigen.

VOORZICHTIG!De app "gamma/ X" mag alleen via de Google PlayStore worden gedownload - niet van andere bronnen.

VOORZICHTIG!Het apparaat mag niet worden gewijzigd.Vooral de antenne mag niet worden verlengd.

Het personeel moet:n vertrouwd zijn met Android smart devices.n de gebruikershandleiding van de pomp en deze gebruikers‐

handleiding hebben gelezen en begrepen.

In deze landen mag de bluetooth-doseerpomp licentievrij wordengebruikt:België, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Grie‐kenland, Groot Brittannië, Ierland, Italië, Canada, Letland,Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Noorwegen, Oostenrijk,Polen, Portugal, Zweden, Zwitserland, Slowakije, Slovenië, Spanje,Tsjechië, Hongarije, VS, Cyprus.

Afb. 1: Apparaatcategorie-aanduiding

Kwalificatie personeel

Licenties voor bluetooth-doseerpomp

Aanvullende gebruikershandleiding bluetooth-besturing

4

VOORZICHTIG!Voor alle andere landen:Controleer of het gebruik van de bluetooth-doseer‐pomp in het gewenste land is toegestaan. Neem even‐tueel contact op met uw ProMinent-dealer.

WAARSCHUWING!De bluetooth-doseerpomp is niet ontworpen voor toe‐passingen, waarbij storingen van of door de pomp totlevensgevaar of zwaar persoonlijk letsel kan leiden.

WAARSCHUWING!De bluetooth-doseerpomp kan storingen veroorzakenbinnen het bereik van radio- en televisiefrequenties ofzelf worden gestoord.Dit moet absoluut worden vermeden.– Voor oplossingen - zie hoofdstuk "Storingen ver‐

helpen".

In bepaalde landen moet bepaalde informatie buiten op de doseer‐pomp zijn geplakt:

Land Informatie

USA: Contains FCC ID: T7VPAN10

Canada: Contains IC: 216Q-PAN10Contiens IC: 216Q-PAN10

1.3 VoorwaardenVoorwaarden voor het bedrijf:n Doseerpomp gamma/ X met bluetooth-functionaliteit (Iden‐

tcode-kenmerk "Stop op afstand / afstandsbediening" = "B, metbluetooth"

n De doseerpomp gamma/ X is volledig elektrisch en hydraulischgeïnstalleerd

n Smart device met Android - zie Ä „Deze smart devices metAndroid ondersteunen de app "gamma /X" (stand 01-09-2015):“ op pagina 6

n Alleen voor het uploaden van logbestanden en downloadenvan de app: Het smart device moet internettoegang hebben.

n App "gamma/ X", gratis downloadbaar via Google Play Store:

Emissies

Stickers

Aanvullende gebruikershandleiding bluetooth-besturing

5

VOORZICHTIG!De app "gamma/ X" mag alleen via de Google PlayStore worden gedownload - niet van andere bronnen.

Deze smart devices met Android ondersteunen de app "gamma /X" (stand 01-09- 2015):

Fabrikant Model Besturingssysteem Android

HTC One M8 5.0.1

Sony Xperia Z3 Compact 5.0.2

Motorola Moto G (2e generatie) 5.0.2

Huawei Ascend P7 4.4.2

LG Nexus 5 5.1.1

Samsung Galaxy S4 4.4.2

Samsung Galaxy Tab 4 4.4.2

Heeft u een ander smart device met Android, resp.Android -besturingssysteem, kunt u desondanks pro‐beren of de app hier goed mee werkt. ProMinent heeftdit echter niet getest.

1.4 App-testbedrijf met pompsimulatieOok zonder doseerpomp kan worden geprobeerd hoe de appwerkt. Hiervoor met pompsimulatie „GMXa simulation“ werken.1. Op het smart device de bluetooth-functie activeren - zie

gebruikershandleiding van smart device.2. Op de app „gamma/ X“ drukken.

ð Na enkele seconden verschijnt het venster „Connect todevice“ met het "Apparaat" „GMXa simulation“ .

3. Op „GMXa simulation“ drukken.

ð Een venster „Simulatie è Wachtwoord“ verschijnt.

4. 4 willekeurige cijfers invoeren en op het schakelvlak [Enter]drukken.

ð Daarna krijgt u een indruk hoe bepaalde instelmogelijk‐heden van de app eruitzien en werken.

Afb. 2: QR-code voor download vanapp "gamma/ X"

Aanvullende gebruikershandleiding bluetooth-besturing

6

Een animatie laat zien, of de gesimuleerde pomp op dat moment"pompt" of niet.

1.5 Bluetooth-verbinden instellenOm een bluetooth-verbinding tussen de doseerpomp en het smartdevice tot stand te brengen, moet u:1 - De bluetooth-functie van beide apparaten activeren2 - Op het smart device zoeken naar bluetooth-apparaten in de

buurt activeren3 - Het smart device koppelen met een gevonden pomp4 - Het smart device verbinden met een gevonden pomp

1.5.1 De bluetooth-functie van beide apparaten activeren1.

Het menu „Systeem“ verschijnt alleen als dedoseerpomp met de toets [Start/Stop] is gestopt.

Op de doseerpomp de bluetooth-functie activeren:„Instellingen è Systeem è Bluetooth actief“ð De blauwe bluetooth-LED knippert en op het display ver‐

schijnt het bluetooth-symbool.2. Op het smart device de bluetooth-functie activeren - zie

gebruikershandleiding van uw smart device.

1.5.2 Op het smart device zoeken naar bluetooth-apparaten activerenGa naast de doseerpomp staan en activeer bij het smartdevice bij „Instellingen è Bluetooth“ het zoeken naar blue‐tooth-apparaten.

ð Onder „Beschikbaar“ verschijnt een doseerpompgamma/ X met de bluetooth-naam „ProMinent GMXa(GMXa XYZ)“ . "XYZ" zijn posities voor het serienummervan de doseerpomp.

Ga naast de doseerpomp staan en activeer bij het smartdevice, in de gamma/ X, met het schakelvlak „refresh list“het zoeken naar bluetooth-apparaten.

ð Onder „Connect to device“ verschijnt een doseerpompmet de naam „GMXa XYZ“ . "XYZ" zijn posities voor hetserienummer van de doseerpomp.

Afb. 3: Animatie

Wordt de doseerpomp voor het eerstgezocht:

In alle andere gevallen

Aanvullende gebruikershandleiding bluetooth-besturing

7

1.5.3 Het smart device koppelen met een gevonden pomp

Na het koppelen bestaat de koppeling permanent.Behalve als het apparaat intussen met nog 6 blue‐tooth-apparaten is gekoppeld, dan valt het als eerstegekoppelde smart device uit de lijst van gekoppeldeapparaten.

1. Op de app "gamma/ X" drukken.

ð De app maakt nu een lijst „Connect to device“ , waarinuitsluitend doseerpompen gamma/ X met bluetooth-functie worden getoond.Een doseerpomp gamma/ X heeft een bluetooth-naamzoals "GMXa XYZ".

Mocht in de lijst bij de gevonden doseerpompgeen „reachable“ staan, uw smart devicedichter in de buurt van de pomp houden ende lijst verversen door te drukken op hetschakelvlak „Refresh list“ .

De pompsimulator „GMXa simulation“ ,waarmee de app zonder doseerpomp kanuitproberen, verschijnt altijd - zie hoofdstuk"App-testbedrijf met pompsimulatie" .

2. Op „GMXa XYZ“ drukken.

ð Op het display van het smart device verschijnt een ven‐ster, zoals „Bluetooth-paringsvraag“ met een meercijferignummer: de veiligheidssleutel van het smart device.Op het display van de doseerpomp verschijnt „BluetoothPairing“ met een meercijferig nummer: de veiligheids‐sleutel van de doseerpomp.

3. Alleen als beide veiligheidssleutels overeenkomen, op hetdisplay van het smart device op „Koppelen“ of „Paren“drukken.Komen beide veiligheidssleutels niet overeen, de procedureafbreken en herhalen.

1.5.4 Het smart device verbinden met een gevonden doseerpomp

Is een doseerpomp nog niet gekoppeld met eenbepaald smart device en moet deze worden ver‐bonden, moet deze hiermee eerst worden "gekoppeld"- zie Ä Hoofdstuk 1.5 „Bluetooth-verbindeninstellen“ op pagina 7.

Aanvullende gebruikershandleiding bluetooth-besturing

8

1. Om het smart device te verbinden met een gevondendoseerpomp, op de app "gamma/ X" drukken.

ð Het venster „Connect to device“ met de gevonden blue‐tooth-apparaten verschijnt.Onder „GMXa XYZ“ moet „reachable“ staan.

Mocht in de lijst bij de gevonden doseerpompgeen „reachable“ staan, uw smart devicedichter in de buurt van de pomp houden ende lijst verversen door te drukken op hetschakelvlak „Refresh list“ .

2. Op „GMXa XYZ“ drukken.

ð Een vraag naar het „Wachtwoord“ verschijnt.

3. Het tijdelijke „Wachtwoord“ van een doseerpomp bestaat uitde laatste 4 cijfers van het betreffende serienummer.Het „Wachtwoord“ invoeren.

ð De doseerpomp kan nu worden bestuurd via bluetooth.

VOORZICHTIG!Het tijdelijke „Wachtwoord“ in het menu van de pompbij „Instellingen è Service è Wachtwoord“ wijzigen.

1.5.5 Het smart device scheiden van de doseerpomp1. Het menu van de app voor de doseerpomp verlaten.

ð Een venster „Disconnect from device“ verschijnt.

2. Op het schakelvlak „Ja“ drukken.

1.6 Instellen en bedienen

VOORZICHTIG!Staat rechts van een menupunt van de app in plaatsvan een hoek een vinkje , dan wordt bij het aan‐raken direct een functie geactiveerd, bijv. bij „Tap hereto prime“ .

De individuele instelmogelijkheden van de app functioneren opdezelfde wijze als de betreffende instelmogelijkheden van dedoseerpomp gamma/ X.

Er is een extra menu: „Show log“ .Met „Show log“ kunt u het logbestand van de pomp bekijken. Hetlogbestand bevat meldingen van gebeurtenissen en storingen bijde pomp.

Uitzonderingen:

Aanvullende gebruikershandleiding bluetooth-besturing

9

Met het schakelvlak „Send log via eMail“ kunt u het logbestand pere-mail versturen, bijv. naar de ProMinent-service.

Allereerst bij de doseerpomp de handmatige stop met de toets[Start/Stop] opheffen.In de kop van de app is een schuifschakelaar te zien.Hiermee kan de pomp starten ("1") of stoppen ("0").

1.7 Meer informatie / functies1.7.1 Signaal-code bluetooth-LEDLED Betekenis

Brandt De bluetooth-functie van de doseerpomp is naar „actief“ geschakeld en dedoseerpomp heeft een verbinding met een smart device.

Knippert langzaam De bluetooth-functie van de doseerpomp is naar „actief“ geschakeld, maarde doseerpomp heeft geen verbinding met een smart device.

Knippert snelca. 5 s

De gebruiker probeert via de app bij meerdere bluetooth-doseerpompendegene te vinden die de gebruiker op dat moment wil aansturen - zieÄ Hoofdstuk 1.7.2 „Een doseerpomp vinden bij meerdere doseer‐pompen“ op pagina 10.

Uit n De bluetooth-functie van de doseerpomp is naar „inactief“ geschakeld.n De doseerpomp is van het net gescheiden.

1.7.2 Een doseerpomp vinden bij meerdere doseerpompenDe app "gamma/ X" kan de gebruiker helpen een bepaalde pompte vinden bij meerdere doseerpompen:

Geldige koppelingOm de identificatiefunctie te kunnen gebruiken, moeteerder een koppeling zijn gemaakt en moet deze noggeldig zijn.

1. Bij de app omschakelen naar het menu van de doseerpompen op de afbeelding van de doseerpomp naast de schuif‐schakelaar drukken.

ð De blauwe bluetooth LED van gezochte doseerpompknippert 5 seconden snel.

2. In de app in het menu „connect to device“ op de kleineafbeelding drukken

ð De blauwe bluetooth LED van gezochte doseerpompknippert 5 seconden snel.

Doseerpomp starten

Mogelijkheid 1:

Mogelijkheid 2:

Aanvullende gebruikershandleiding bluetooth-besturing

10

1.7.3 Beheer van de lijst „Connect to device“

De lijst „Connect to device“ van de app kan wordenbijgewerkt door te drukken op het schakelvlak„Refresh list“ .

Extra info van het apparaat Betekenis

„Known device“ Het apparaat is al eerder met het smart device gekoppeld.

„Reachable“ Het apparaat bevindt zich binnen de reikwijdte van het smart device.

„Out of range“ Het apparaat bevindt zich buiten de reikwijdte van het smart device.

Wilt u een apparaat uit de lijst „Connect to device“wissen, moet het apparaat ook in het bluetooth-menubij de instellings-app van het smart device wordengewist.Anders blijft de koppeling bestaan.

1. Om een apparaat uit de lijst „Connect to device“ te wissen,in lengterichting over de regel met de apparaatnaam vegen.

ð Een schakelvlak „Delete“ verschijnt.

2. Op het schakelvlak „Delete“ drukken.

ð De regel met de apparaatnaam verdwijnt.

1.7.4 Pompconfiguratie opslaan en weer herstellen

1. De doseerpomp met de toets [Start/stop] stoppen.2. Het smart device verbinden met de doseerpomp.3. Bij „Expert Settings è Backup “ op het schakelvlak „ + “

drukken.

ð De app vraagt of u werkelijk een back-up wilt maken.

4. Deze vraag met „Ja“ beantwoorden.

ð Er verschijnt een voortgangsbalk.

5. Zodra de procedure is afgerond, de back-up een naamgeven.

De naam mag alleen kleine letters en hoofdlet‐ters, evenals spaties bevatten.

ð De pompconfiguratie wordt als back-upbestand aange‐maakt op het smart device

Apparaat wissen

Pompconfiguratie opslaan

Aanvullende gebruikershandleiding bluetooth-besturing

11

VOORZICHTIG!Waarschuwing voor gegevensverliesDe app tijdens het weer herstellen niet afsluiten.De bluetooth-verbinding niet onderbreken, door bijv.met het smart device buiten de reikwijdte van de pompte gaan.

Een pompconfiguratie, die eerder is opgeslagen kanindien nodig weer worden hersteld.(De pompconfiguratie is afhankelijk van de identcode).

1. De doseerpomp met de toets [Start/stop] stoppen.2. Het smart device verbinden met de doseerpomp.3. Bij „Expert Settings è Restore pump configuration“ op het

betreffende back-upbestand drukken.

ð Een voortgangsbalk verschijnt en de pompconfiguratiewordt opgeslagen in de doseerpomp.

1. Open in de gamma/ X-app het menupunt „restore pumpconfiguration“ .

2. Veeg naar de zijkant over een back-upbestand.

ð Er verschijnt een knop.

3. Het back-upbestand wissen door te drukken op de knop.

1.7.5 Bluetooth-adresHet bluetooth-adres van de doseerpomp is te vinden:n ... in de app bij „Device info è BT adress“n ... in de doseerpomp bij „Informatie è BT-apparaatadres“

1.8 Storingen verhelpenFoutbeschrijving Oorzaak Verhelpen

De doseerpomp start niet,hoewel de schuifschakelaarin de app wordt bedeind.

De doseerpomp is gestoptmet de toets [Start/stop] ofer is een storing.

De doseerpomp met de toets [Start/stop]starten.De storing verhelpen.

De doseerpomp en andereapparaten wordengestoord.*

Het WLAN-signaal van hetsmart device stoort de ver‐binding.

De WLAN op het smart device uitschakelen.

Interferenties met andereapparaten storen.

De richting van de doseerpomp wijzigen, totde storingen verdwijnen.De opstellocatie van de doseerpomp wijzigen,tot de storingen verdwijnen.

Pompconfiguratie weer herstellen

Het back-upbestand wissen van hetsmart device

Aanvullende gebruikershandleiding bluetooth-besturing

12

Foutbeschrijving Oorzaak VerhelpenDe doseerpomp en gestoorde apparaten opverschillende stroomkringen aansluiten.Een hoogfrequenttechnicus erbij roepen.

Andere apparaten storen debluetooth-verbinding met dedoseerpomp.

De afstand tussen de apparaten en dedoseerpomp vergroten.

* Dit door het uit- en inschakelen van de bluetooth-doseerpompbevestigen of weerleggen.

Aanvullende gebruikershandleiding bluetooth-besturing

13

1.9 Uittreksel EG- / EU-conformiteitsverklaring gamma/ X met bluetoothVolgens RICHTLIJN 2006/42/EG VAN HET EUROPEES PARLE‐MENT EN DE RAAD, bijlage I, FUNDAMENTELE VEILIGHEIDS-EN GEZONDHEIDSEISEN, hoofdstuk 1.7.4.2. C.Hiermee verklaren wij,n ProMinent GmbHn Im Schuhmachergewann 5 - 11n D - 69123 Heidelberg,dat het hieronder genoemde product op basis van het ontwerp ende constructie en in de door ons op de markt gebrachte uitvoeringvoldoet aan de relevante fundamentele veiligheids- en gezond‐heidseisen van de EG-richtlijn.Deze verklaring verliest haar geldigheid wanneer er aanpassingenaan het product worden uitgevoerd die niet met ons zijn afge‐stemd.

Samenvatting uit de EG- / EU-conformiteitsverklaring

Benaming van hetproduct:

Doseerpomp, serie gamma/ X

Producttype: GMXa _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _U _ _ _ Y _ BY = 0, 3, 4, 5

Serienr.: zie typeplaatje op het apparaat

Van toepassingzijnde EG-richt‐lijnen:

Machinerichtlijn (2006/42/EG)Er is voldaan aan de beschermingsdoelen van de Laagspanningsrichtlijn, volgens bij‐lage I, nr. 1.5.1 van de MachinerichtlijnRoHS-richtlijn (2011/65/EU)R&TTE-richtlijn (1999/5/EG)

tot en met 19-4-2016EMC-richtlijn (2004/108/EG)

vanaf 20-4-2016EMC-richtlijn (2014/30/EG)

Toegepastegeharmoniseerdenormen, vooral:

EN ISO 12100:2010EN 809:1998 + A1:2009 + AC:2010EN 61010-1:2010EN 61000-6-3:2007 + A1:2011EN 61000-6-2:2005EN 300 328 V1.8.1:2012EN 50581:2012

Datum: 21-3-2016

U kunt de EG-conformiteitsverklaring downloaden op onze home‐page.

Aanvullende gebruikershandleiding bluetooth-besturing

14

2 Aanvullende gebruikershandleiding CANopen

2.1 Over deze pompMagneetdoseerpompen gamma/ X met CAN-aansluiting, onder‐scheiden zich van de standaardpompen door de aansluitmogelijk‐heid voor een CANopen-bussysteem. Een CAN-pomp gamma/ Xkan worden aangesloten op een CANopen-bus of individueelworden toegepast.Voorbeeld:n Meetwaarde-afhankelijk doseren van chloorbleekloog binnen

een zwemwaterkringloop, waarbij in de bedrijfsmodus„CANopen“ de pomp wordt aangestuurd door een regelaar.

Een gamma/ X in de versie "CANopen" (identcodekenmerk "Bestu‐ringsvariant" = C of D) is bedoeld voor koppeling binnen eenCANopen-systeem.

Aanvullende gebruikershandleiding CANopen

15

2.2 Bedieningselementen

P_G_0077_SW

3

2

1

Afb. 4: Bedieningselementen1 Status-LED CAN-bus2 Contrastekker "CAN-bus"3 Device-LED's

2.3 Elektrisch installeren

VOORZICHTIG!Pomp kan worden beschadigd.Worden de CAN-kabels niet goed vastgeschroefd,wordt de beschermingsgraad IP65 niet bereikt.– De schroefkoppelingen van de CAN-kabels met de

hand tot de aanslag vastschroeven.

Aanvullende gebruikershandleiding CANopen

16

VOORZICHTIG!Pomp kan worden beschadigd.De inbouwstekker bij de behuizing kan afbreken.– Nooit een T-verdeler direct aansluiten op de behui‐

zing.

De CAN-kabel op de hieronder getoonde wijze met de aansluitingvoor de CANopen-bus verbinden (voor meer informatie - zie docu‐mentatie van uw CANopen-installatie).De netstekker in het stopcontact steken - de doseerpomp beginteventueel te pompen.

97

8

6

55

813 14

P_G_0078_SW

Afb. 5: CAN-aansluiting van doseerpompen (voorbeeld met Dulco‐marin II als besturing)5 T-verdeler, M 12, 5-pol. CAN6 Afsluitweerstand M12-koppeling7 Afsluitweerstand M12-stekker8 CAN-verbindingskabel CAN-verbindingskabel9 CAN-verbindingskabel13 CAN-pomp gamma/ X bijv. voor zuur14 CAN-pomp gamma/ X bijv. voor loog

Aanvullende gebruikershandleiding CANopen

17

"Aansluiting voor CANopen-bus" gebeurt via een vijfpolige inbouw‐stekker.1 Afscherming2 CAN V+ (voedingsspanning – niet aangesloten)3 CAN GND (referentiepotentiaal)4 CAN H (busleiding – dominant high)5 CAN H (busleiding – dominant low)

2.4 NoodbedrijfVoor het geval de besturing via CANopen-bus een keer mocht uit‐vallen, kan dit als volgt worden opgelost:1. Bij de pomp een hulpfrequentie inprogrammeren, die samen

met een slaglengte van 30 ... 100% geschikt is voor uwproces in noodbedrijf.

2. Zodra noodbedrijf noodzakelijk is, de pomp via de contra‐stekker "Externe aansturing" met de hulpfrequentie latendraaien - zie "Gebruikershandleiding magneetdoseerpompgamma/ XS GMXa"- "Installeren, elektrisch".

2.5 Storingen verhelpenDe CANopen status-LED geeft de status van de CAN-verbindingaan.De weergave van de bedrijfs- en storingstoestanden gebeurt via de3 overige LED's - zie "Gebruikershandleiding magneetdoseerpompgamma/ X GMXa".

Knippercode CANopen status-LED, boven

Kleur Knippercode Oorzaak Verhelpen

Groen vast Bus-statusOPERATIONAL

- (normaal bedrijf pomp)

Groen Knipperend * Bus-statusPRE-OPERATIONAL

Kort wachten, resp. pompvia bus starten

Groen Enkel knipperend ** Bus-statusSTARTUP

Kort wachten, resp. pompvoor busbedrijf actiefinstellen - zie hfst."Instellen"

Groen Uit Fout (BUSOFF, Error,…) CAN-bus controleren

Groen Flikkerend Bus-statusINIT

Kort wachten

Aansluiting voor CANopen-bus

1

54

2

3

P_BE_0059_SW

Afb. 6: Toewijzing bij de pomp (male)

P_BE_0060_SW

Afb. 7: Toewijzing bij CAN-kabel(female)

Aanvullende gebruikershandleiding CANopen

18

* ** ***A0203

Na het aansluiten van de doseerpomp de knipper‐codes ca. 2 min negeren.

Voor "Foutmeldingen via CANopen-telegram" - zieeinde van de bijlage.

2.6 ToebehorenToebehoren Bestelnr.

T-verdeler M12 5-pol. CAN 1022155

Afsluitweerstand M12-koppeling 1022154

Afsluitweerstand M12-stekker 1022592

Verbindingskabel - CAN, M12, 5-pol., 1 m 1022139

Verbindingskabel - CAN, M 12, 5-pol., 2 m 1022140

Verbindingskabel - CAN, M 12, 5-pol., 5 m 1022141

Verbindingskabel - CAN, metergoed 1022160

Koppeling-CAN M12, 5-pol. schroefaansluiting 1022157

Stekker-CAN M 12, 5-pol. schroefaansluiting 1022156

2.7 Bijlage2.7.1 Objectverwijzing doseerpomp gamma/ X, GMXa2.7.1.1 Communication Profile Area 0x1000-0x1FFF

Index S Naam Type Omschrijving

1000h 1 p_ident.d_profile U32 Device type(10.2.1 in 450)

000101C2h

RO M

1001h 1 Error register U8 9.6.3 in 301 RO M

1010h 1 Save all parameters U32 RW O

2 Save comm.. parame‐ters

3 Save process.. para‐meters

1011h 1 Load(restoredefault)parameters

U32 RW O

Aanvullende gebruikershandleiding CANopen

19

Index S Naam Type Omschrijving

2 Load comm.. parame‐ters

3 Load process.. para‐meters

1017h 1 p_ident.w_heart_beat_time

U16 50-2000 800 RO O

1018h 0 Identification M

p_ident.b_entries U8 4 RO

1 p_ident.d_vendor_ID U32 0xE1 RO

2 p_ident.d_pro‐duct_code

U32 0x0E020115

RO

3 p_ident.d_rev number U32 1 RO

4 assemblyID U32 Serienummervan de module

RW

Zend-PDO's MAPPING-parameters

Index S Naam Type Omschrijving Mapping

1A00h 0 TPDO1

1 DP_state U16 Status doseerpomp(basis)

0x2A100010

2 DP_output_man (actueel) U16 Pompfrequentie(actueel) in %

0x2A010010

3 DP_stroke_len U8 Slaglengte 0x2A0400008

1A01h 0 TPDO2

1 DP_niveau U8 Vulniveau doseer‐tank

0x2A0500008

Ontvangst-PDO's MAPPING-parameters

Index S Naam Type Omschrijving Mapping

1600h 0 RPDO1

1 DP_output_cont U16 Pompfrequentie(ingesteld) in %

0x2A000010

1601h 0 RPDO2

1 DP_batch_time_stamp U16 Batch tijdstempel 0x2A020010

2 DP_batch_value U16 Factor (ingesteld) 0x2A030010

Aanvullende gebruikershandleiding CANopen

20

2.7.1.2 Manufacturer Specific Profile Area 0x2000-0x5FFF

Index S Naam Type Omschrijving Objects Attr

2A00h 0 DP_output_cont(ingesteld)

U16 Frequentie in %(0=100,0%)

RPDO1 wr

2A01h 0 DP_output_ist U16 Frequentie in %(0=100,0%)

TPDO1 ro

2A02h 0 DP_batch_time_stamp

U16 Time stamp lastreceived com‐mand

RPDO2 wo

2A03h 0 DP_batch_value U16 Batch Factor RPDO2 wo

2A04h 0 DP_stroke_len U8 Slaglengte TPDO1 rO

2A05h 0 DP_niveau U8 Vulniveau doseer‐tank

TPDO2 rO

2A10h 0 DP_state U16 0=out of ctrl,1=mem, 2=cal,3=pos/neg 4=aan‐zuig, 5=waarschu‐wing, 6=errors,7=stops,8-11=mode,12=aux;13=flow;14=pause,15=hand/bus

TPDO1 ro

2A11h 0 DP_Control U8 1= batch-mem,2=setp. pos/neg,3=calibrated,4=flowctrl actief,6=reset

SDO rw

2A12h 0 DP_Mode U8 0=halt,1=manual,2=batch,

SDO wo

2A20h 0 DP_stroke_max U16 max. slagfre‐quentie (slagen/min)

SDO ro

2A21h 0 DP_metering volume float in 1/slag (bij 100%slag)

SDO wr

2A22h 0 DP_measuring_unit U8 0=liter, 1=gallon SDO wr

2A30h 0 DP_volume U32 in ml since lastreset

SDO ro

2A31h 0 DP_stroke_cnt U16 strokes since lastreset

SDO ro

2A33h 0 DP_rem_stroke U16 Remaining strokenr. (in batch mode)

SDO ro

2A35h 0 PCO_HighestSubIndex

U8 ro

1 FlowControl U8 Bit SDO wo

2 ChargenMem U8 Bit SDO wo

3 ClearCount U8 Bit SDO wo

3FBBh 0 PCO_HighestSubIndex

U8

1 U32 Identcode RO

Aanvullende gebruikershandleiding CANopen

21

Index S Naam Type Omschrijving Objects Attr

2 U32 RO

3 U32 RO

4 U32 RO

5 U32 RO

6 U32 RO

7 U32 RO

8 U32 RO

3FBCh 0 PCO_HighestSubIndex

U8

1 String Serienummer RO

2 String RO

3 String RO

4 String RO

5 String RO

6 String RO

7 String RO

8 String RO

3FBDh 0 PCO_HighestSubIndex

U8

1 String Hardware-versie RO

2 String RO

3 String RO

3FBEh 0 PCO_HighestSubIndex

U8

1 String Software-versie RO

2 String RO

3 String RO

0x5100 – 0x5500

Index S Naam Type OmschrijvingMax

Objects Attr

5100h 1 Einschalt‐zähler

U32 Inschakel‐teller

SDO RO

5101h 1 Fehlerflags U32 Foutmerkersvan de pomp

SDO RO

5102h 1 Warnflags U32 Waarschu‐wingen vande pomp

SDO RO

5105h 1 Gesamt-Hub‐zähler

U32 Totaaltellerslagen

SDO RO

Aanvullende gebruikershandleiding CANopen

22

Index S Naam Type OmschrijvingMax

Objects Attr

5106h 1 Dosiermen‐genzähler

float Doseerhoe‐veelheidteller

SDO RO

5107h 1 Rest-Hübe U32 Restslagen SDO RO

5108h 1 Rest-Dosier‐menge

float Rest-doseer‐hoeveelheid

SDO RO

5109h 1 Ist-Hublänge float Actuele slag‐lengte

SDO RO

510Ah 1 Soll-Hublaenge

float Ingesteldeslaglengte

SDO RW

510Bh 1 Soll-Hubfre‐quenz

U16 Ingesteldeslagfre‐quentie

SDO RW

510Ch 1 Ist-Hubfre‐quenz

U16 Actuele slag‐frequentie

SDO RO

510Dh 1 Dosiervo‐lumen proAuslösung

Float Doseervo‐lume per acti‐vering

SDO RW

510Eh 1 Ist-Dosierleis‐tung

Float Actueledoseercapa‐citeit

SDO RO

510Fh 1 Dosierzeit fürBatch

U16 Doseertijdvoor batch insec

SDO RW

5110h 1 maximaleDosierleis‐tung

Float Maximaaldoseerver‐mogen

SDO RO

5112h 1 Soll-Dosier‐leistung

Float Ingesteldedoseercapa‐citeit

SDO RW

5113h 1 Auxiliarfre‐quenz

U16 Hulpfre‐quentie

SDO RW

5114h 1 Auxiliar-Dosierleis‐tung

Float Externe-doseercapa‐citeit

SDO RW

5115h 1 Dosierart U32 Doseerwijze(0-optimaal,1-snel,2-sinus-modus,3-contin.4-DFMa)

SDO RW

5117h 1 Soll-Betrieb‐sart

U32 Ingesteldebedrijfs‐modus (0-Halt,1-Manual,..)

SDO RW

5118h 1 Ist-Betrieb‐sart

U32 Actuelebedrijfs‐modus

SDO RO

Aanvullende gebruikershandleiding CANopen

23

Index S Naam Type OmschrijvingMax

Objects Attr

5119h 1 Soll-Unterbe‐triebsart

U32 Ingesteldesub-bedrijfs‐modus(0-0..20mA,1-4..20mA,4-lineairecurve,..)

SDO RW

511Ah 1 Ist-Unterbe‐triebsart

U32 Actuele sub-bedrijfs‐modus

SDO RO

511Bh 1 Betriebs‐modus (Auto‐matik On/Off)

U32 Bedrijfs‐modus (auto‐matischOn(1)/Off(0))

SDO RW

511Ch 1 Konzentrati‐onsge‐steuerterBetrieb an/aus

U32 Concentratie‐gestuurdbedrijf aan(1)/uit (0)

SDO RW

511Eh 1 Dauer desAnsaugens

U16 Aanzuigduurin sec

SDO RW

511Fh 1 Batch-Faktor U32 Batch-factor(1-99999)

SDO RW

5122h 1 Kontakt-Faktor

float Contact-factor(0,01-99,99)

SDO RW

5147h 1 MaximaleHubfrequenz

U16 Maximaleslagfre‐quentie

SDO RO

5148h 1 Gesamtbe‐triebsdauer

U32 Totalebedrijfsduurin sec

SDO RO

5152h 1 Dosiermengepro Vollhub

Float Doseerhoe‐veelheid pervolledige slag(slagl.100%)

SDO RO

5153h 1 LöschbarerHubzähler

U32 Wisbare slag‐teller

SDO RW

5154h 1 LöschbarerMengen‐zähler

Float Wisbare hoe‐veelheidteller

SDO RW

Strings

Index S Naam Type Omschrijving Objects Attr

5D00h 0 PCO_Hig‐hestSubIndex

U8 RO

1 Name1 String Naam van depomp

RO

Aanvullende gebruikershandleiding CANopen

24

Index S Naam Type Omschrijving Objects Attr

2 Name2 String RO

3 Name3 String RO

4 Name4 String RO

5 Name5 String RO

6 Name6 String RO

7 Name7 String RO

8 Name8 String RO

5D01h 0 PCO_Hig‐hestSubIndex

U8 RO

1 Location1 String Opstellocatievan de pomp

RO

2 Location 2 String RO

3 Location 3 String RO

4 Location 4 String RO

5 Location 5 String RO

6 Location 6 String RO

7 Location 7 String RO

8 Location 8 String RO

5042h 1 Identifica‐tion_LED

U16 0- uit SDO rw

>0 identifica‐tietijdinstellen(LED geel+rood knip‐perenintussen)

1 komtovereen metca. 10 ms

5FEE 0 CANopen‐StackRevi‐sion

UINT32 ProMinentCANopen-Stack-Revi‐sion

RO

2.7.1.3 Device Specific Area 0x51000-0x5FFFHMI Area 0x5100 – 0x5FFF

Index S Naam Type Omschrijving Objects Attr

5111h 1 sw_version_ctrl U32 Software-versie vancontrol

RO

5112h 1 hw_version_ctrl U32 Hardware-versie vancontrol

ro

Aanvullende gebruikershandleiding CANopen

25

Index S Naam Type Omschrijving Objects Attr

5113h 1 sw_version_fu U32 Software-versie vanFO

RO

5114h 1 hw_version_fu U32 Hardware-versie vanFO

RO

5115h 1 sw_version_pfc U32 Software-versie vanPFCU

RO

5116h 1 hw_version_pfc U32 Hardware-versie vanPFC

RO

5118h 1 serial_number U32 Serienummer van deSxCn

RO

Index S Naam Type Omschrijving Objects Attr

5120h 1 Nominale frequentie U16 Ingestelde frequentie PDO Rw

5121h 1 Actual-Frequency U16 Actuele frequentie PDO RO

5122h 1 Nominal-Mode U8 Ingestelde bedrijfs‐modus:

PDO Rw

5123h 1 Actual-Mode U8 Actuele bedrijfs‐modus

PDO RO

5124h 1 Analog-Mode U8 Analoge modus: PDO Rw

Index S Naam Type Omschrijving Objects Attr

5125h 1 Analog-Curve U8 Curvetype voor ana‐loog

ro

5126h 1 Curve-IP1 U16 Stroom bij curvepunt1

rW

5127h 1 Curve-FP1 U16 Slagfrequentie bij cur‐vepunt 1

rW

5128h 1 Curve-IP2 U16 Stroom bij curvepunt2

rW

5129h 1 Curve-FP2 U16 Slagfrequentie bij cur‐vepunt 2

rW

512Ah 1 Auxiliary U16 Externe-frequentie ro

512Bh 1 Dosing-Mode U8 Doseermodus(doseerprofiel)

Rw

Index S Naam Type Omschrijving Objects Attr

512Ch 1 Batch-Memory U8 Geheugenfunctievoor charge-dose‐ring:

PDO ro

512Dh 1 Batch-factor U16 Charge_factor PDO ro

512Eh 1 Contact-Memory U8 Geheugenfunctievoor contact-dose‐ring:

PDO ro

Aanvullende gebruikershandleiding CANopen

26

Index S Naam Type Omschrijving Objects Attr

512Fh 1 Contact-factor U16 Contact-factor PDO ro

5130h 1 Pressure-Control U8 Drukbewaking Rw

5131h 1 Calibration-Counter U8 Kalibratie slagen‐teller

PDO Rw

5132h 1 Calibration-Value U16 Kalibratiewaarde(totale hoeveelheid)

PDO Rw

Index S Naam Type Omschrijving Objects Attr

5133h 1 Viscosity U8 Viscositeitsniveau ro

5134h 1 Stroke-Length U16 Slaglengte PDO ro

5135h 1 Stroke-Counter U32 Slagenteller PDO rO

5136h 1 Quantity-Counter U32 Volumeteller PDO rO

5137h 1 Clear-Counters U8 Teller wissen WO

5138h 1 Strokes-Left U32 Restslagen PDO RO

Index S Naam Type Omschrijving Objects Attr

5139h 1 Quantity-Left U32 Rest-hoeveelheid PDO RO

513Ah 1 User-Code U16 Gebruikerswacht‐woord

PDO WO

513Bh 1 Language-Index U8 Taalindex RW

513Ch 1 Analog-Extern U16 Analoge waarde bijexterne ingang

PDO RO

513Dh 1 Quantity-per-Stroke U16 Doseerhoeveelheidper slag bij 100%slaglengte

PDO RO

513Eh 1 NomFreq_Literper‐Hour

U16 Aangevraagdedoseerfrequentie inliter/uur

PDO RO

Index S Naam Type Omschrijving Objects Attr

513Fh 1 Dosing-Control U8 Doseerbewaking RW

5140h 1 Dosing-Control-Pulses

U16 Mislukte slagendoseerbewaking

RW

5141h 1 Dosing-Control-by-Aux

U8 Doseerbewaking bijaux-bedrijf

RW

5142h 1 Dosing-Control-Errorsignal

U8 Foutsignaleringdoseerbewaking

RW

Aanvullende gebruikershandleiding CANopen

27

Index S Naam Type Omschrijving Objects Attr

5143h 1 Access-Level U8 Toegangsbeveili‐gingsniveau (0-geen,1-menu geblok‐keerd, 2-permanenteweergave en menugeblokkeerd)

RW

5144h 1 Unit U8 Eenheid van depomp ( 0-liter, 1-gallon)

RW

5145h 1 Diafragma U8 Foutsignaleringmembranen

RW

5146h 1 AnalogCurveError U8 Foutsignalering vooranaloge curve

RW

Index S Naam Type Omschrijving Objects Attr

5147h 1 Relay1-Typ U16 Relais-type (0-waar‐schuwing,1-fout, 2-waarsch.+fout, 3-waarsch.+fout+stop,4-stop, 5- taktgever)

RW

5148h 1 Relay2-Typ U16 Relais-type (0-waar‐schuwing,1-fout, 2-waarsch.+fout, 3-waarsch.+fout+stop,4-stop, 5- taktgever)

RW

5149h 1 Relay1-Polarity U16 Relais-polariteit (0-aantrekkend (NO), 1-afvallend (NC))

RW

514Ah 1 Relay2-Polarity U16 Relais-polariteit (0-aantrekkend (NO), 1-afvallend (NC))

RW

514Bh 1 Analog-Out-Range U16 Bereik analoge uit‐gang (0: 0-20mA,1:4-20mA)

RW

514Ch 1 Analog-Out-Function U16 Functie analoge uit‐gang (0:slagen/min, 1:actuele doseercapaci‐teit, 2: capaciteit bij 20mA)

RW

514Dh 1 Analog-Out-Capacity U16 Instelbare capaciteitbij 20 mA

RW

Index S Naam Type Omschrijving Objects Attr

514Eh 1 NomFreqStrokesper‐Hour

U16 Nominale doseerca‐paciteit in slagen/uur

RW

514Fh 1 CalibReset U16 Kalibratie resetten RW

5150h 1 BatchQuantity U32 Ingestelde doseer‐hoeveelheid

RW

5151h 1 DeviceName U16 Apparaatnaam ro

Aanvullende gebruikershandleiding CANopen

28

Index S Naam Type Omschrijving Objects Attr

5152h 1 DeviceLocation U16 Apparaat-opstello‐catie

ro

5153h 1 Betriebsdruck U16 Druktrappen (0: 4 bar,1: 7 bar; 2: 10 bar, 4:12 bar)

RW

Index S Naam Type Omschrijving Objects Attr

5D00h 0 PCO_HighestSubIndex

U8 RO

1 Name1 String Naam van de pomp RO

2 Name2 String RO

3 Name3 String RO

4 Name4 String RO

5 Name5 String RO

6 Name6 String RO

7 Name7 String RO

8 Name8 String RO

5D01h 0 PCO_HighestSubIndex

U8 RO

1 Location1 String Opstellocatie van depomp

RO

2 Location 2 String RO

3 Location 3 String RO

4 Location 4 String RO

5 Location 5 String RO

6 Location 6 String RO

7 Location 7 String RO

8 Location 8 String RO

5042h 1 Identification_LED U16 0 - uit>0 identificatietijdinstellen (LED geel +rood knipperenintussen)1 - komt overeenmet ca. 10 ms

SDO RW

5FEE 0 CANopenStackRevi‐sion

UINT32 ProMinentCANopen-Stack-Revision

RO

Aanvullende gebruikershandleiding CANopen

29

2.7.1.4 Device Profile Area 0x6000-0x9FFF

Index Sub Naam Type Omschrijving Categ.* Attr

6000h 00h HighestSubIndex

U32 Failure codes MANDA RO

01h Hardware failurecodes 1

U32 MANDA RO

02h Hardware failurecodes 2

U32 MANDA RO

03h Software failurecodes 1

U32 Bit#0: Software‐Fault

MANDA RO

Bit#1: Software‐Reset

Bit#2: Parameterproblem

Bit#3: Memoryresource problem

Bit#4: Applicationfailure

Bit#5: Failure incontrol software

Bit#6: Failure ofoperation systemsoftware

Bit#7: Failure incommunication soft‐ware

Bit#8 to 31Reserved

04h Software failurecodes 2

U32 MANDA RO

05h Mechanics failurecodes 1

U32 MANDA RO

06h Mechanics failurecodes 2

U32 MANDA RO

07h Electrics failurecodes 1

U32 MANDA RO

08h Electrics failurecodes 2

U32 MANDA RO

0Dh Operation failurecodes 1

U32 MANDA RO

0Eh Operation failurecodes 2

U32 MANDA RO

0Fh Operation failurecodes 3

U32 MANDA RO

10h Auxiliary device fai‐lure codes 1

U32 MANDA RO

Aanvullende gebruikershandleiding CANopen

30

Index Sub Naam Type Omschrijving Categ.* Attr

11h Auxiliary device fai‐lure codes 2

U32 MANDA RO

12h Auxiliary device fai‐lure codes 3

U32 MANDA RO

Index Sub Naam Type Omschrijving Categ.* Attr

6001h 00h HighestSubIndex

U32 Warning codes MANDA RO

01h Hardware warningcodes 1

U32 MANDA RO

02h Hardware warningcodes 2

U32 MANDA RO

03h Software warningcodes 1

U32 Bit#0: Software‐Warning

MANDA RO

Bit#1: Software‐Reset

Bit#2: Parameterproblem

Bit#3: Memoryresource problem

Bit#4: Applicationfailure

Bit#5: Warning incontrol software

Bit#6: Warning ofoperation systemsoftware

Bit#7: Warning incommunicationsoftware

Bit#8 to 31Reserved

04h Software warningcodes 2

U32 MANDA RO

05h Mechanics warningcodes 1

U32 MANDA RO

06h Mechanics warningcodes 2

U32 MANDA RO

07h Electrics warningcodes 1

U32 MANDA RO

08h Electrics warningcodes 2

U32 MANDA RO

0Dh Operation warningcodes 1

U32 MANDA RO

0Eh Operation warningcodes 2

U32 MANDA RO

Aanvullende gebruikershandleiding CANopen

31

Index Sub Naam Type Omschrijving Categ.* Attr

0Fh Operation warningcodes 3

U32 MANDA RO

10h Auxiliary devicewarning codes 1

U32 MANDA RO

11h Auxiliary devicewarning codes 2

U32 MANDA RO

12h Auxiliary devicewarning codes 3

U32 MANDA RO

*

MANDA mandatory

OPTION optioneel

CONDIT Conditional mandatory

Index Sub Naam Type Omschrijving Categ.* Attr

6002h 00h HighestSubIndex U32 Alarm codes MANDA RO

01h Hardware alarmcodes 1

U32 MANDA RO

02h Hardware alarmcodes 2

U32 MANDA RO

03h Software alarm codes1

U32 Bit#0: Software‐Fault

MANDA RO

Bit#1: Software‐Reset

Bit#2: Parameterproblem

Bit#3: Memoryresource problem

Bit#4: Applicationfailure

Bit#5: Failure incontrol software

Bit#6: Failure ofoperation systemsoftware

Bit#7: Failure incommunication soft‐ware

Bit#8 to 31Reserved

04h Software alarm codes2

U32 MANDA RO

05h Mechanics alarmcodes 1

U32 MANDA RO

Aanvullende gebruikershandleiding CANopen

32

Index Sub Naam Type Omschrijving Categ.* Attr

06h Mechanics alarmcodes 2

U32 MANDA RO

07h07 Electrics alarm codes1

U32 MANDA RO

08h Electrics alarm codes2

U32 MANDA RO

0Dh Operation alarmcodes 1

U32 MANDA RO

0Eh Operation alarmcodes 2

U32 MANDA RO

0Fh Operation alarmcodes 3

U32 MANDA RO

10h Auxiliary device alarmcodes 1

U32 MANDA RO

11h Auxiliary device alarmcodes 2

U32 MANDA RO

12h Auxiliary device alarmcodes 3

U32 MANDA RO

Index Sub Naam Type Omschrijving Categ.* Attr

6003h 00h HighestSubIndex U32 Specific physicalunits

MANDA RO

01h Physical unit pres‐sure

U32 Standard: bar0x004E0000,gal (AE)

MANDA RW

6005h 00h HighestSubIndex GenericPump con‐trol

MANDA

01h Generic pump com‐mands

U8 Bit#0: Pump opera‐tion: off=0 / on=1

MANDA RW

Bit#1: ResetFault:No reset=0 / Resetof fault=1

Bit#2: RemoteAc‐cessReq: Noremote=0; Remoteaccess=1

Bit#3 to 7 Reserved

6007h 00h HighestSubIndex Identification MANDA RO

01h ManufacturerID String MANDA RO

02h DeviceType String MANDA RO

03h ProfileRevision String MANDA RO

Aanvullende gebruikershandleiding CANopen

33

Index Sub Naam Type Omschrijving Categ.* Attr

6026h 00h HighestSubIndex Error notificationcontrol

MANDA CO

02h Naam String MANDA RW

03h Class String MANDA RW

07h NotificationCode U16 OPTION RW

6027h 00h HighestSubIndex Error notificationstatus

MANDA

01h Status U8 MANDA RO

*

MANDA mandatory

OPTION optioneel

CONDIT Conditional mandatory

2.7.1.5 Alarm Action Area for Measurement Devices (404 )

Index Sub Naam Type Omschrijving Categ. Attr

6509h 1 Al1_action=1warn,=3 err

U8 Level min error RW

6519h 1 Al2_action =0 inac‐tief

U8 Level min warning RW

6529h 1 Al3_action U8 Batch error RW

6539h 1 Al4_action U8 Cal warning RW

6549h 1 Al5_action U8 Sys error RW

6559h 1 Al6_action U8 Niet bus RW

6569h 1 Al7_action U8 add2 RW

6579h 1 Al8_action U8 add3 RW

6600 1 Al_state0_7 U8 0=geen fout,1=fout (DLT/Sigma/DF3)

RW

Aanvullende gebruikershandleiding CANopen

34

2.7.2 EMERGENCYEmergency Object Data:

Byte 0 1 2 3 4 5 6 7

Content* Emergency ErrorCode*

Errorregister*

Manufacturer specific Error Field*

*

Content (1 Byte): 80h+Node-Id

Emergency Error Code (2 Byte): 0x1000 (0x10xx = Generic Error)0x0000 (0x00xx = No Error)

Error Register (1001h-inhoud) (1 Byte): 0x81 (Bit #0=Generic Error,Bit #7= Manufacturerspecific)

Manufacturer specific Error Field (5 Byte): Byte #3: Component-nr. (kanaal)Byte #4: FouttypeByte #5: Fout-klasseByte #6: vrijByte #7: vrij

Emergency ErrorCode (2 Byte): 0xFF01 (0xFFxx = Device specific, 0x01 = Sigma b)

Manufacturer specific Error Field (5 Byte):

Byte #3: Component-nr. (kanaal)

Byte #4: Fouttype

Byte #5: Fout-klasse

Byte #6: Vrij

Byte #7: Vrij

Component-nr. (kanaal):

0 -

1 GMXa

Fout-type (1-99):

- zie fouttabel

Aanvullende gebruikershandleiding CANopen

35

Fout-klasse:

Bit0 Emergency actief

Bit1 Fout (1) / waarschuwing (0)

Bit2 Actie: 1 actief (claxon aan) – 0 inactief(claxon uit)

Fouttabel

Fehler EMCY

EmergencyErrorCode

ErrorRegister

Manufacturer spe‐cific Error Field

Component-Nr. Error-Typ.

Error-Class

- -

Niveauwaarschuwing 0xFF01 0x81 0x01 0x01 0x01 0x00 0x00

Doseerbewaking waar‐schuwing

0xFF01 0x81 0x01 0x03 0x01 0x00 0x00

Membraan waarschuwing 0xFF01 0x81 0x01 0x04 0x01 0x00 0x00

Slaglengte waarschuwing 0xFF01 0x81 0x01 0x05 0x01 0x00 0x00

Overbelasting waarschu‐wing

0xFF01 0x81 0x01 0x06 0x01 0x00 0x00

Temperatuur waarschu‐wing

0x4201 0x09 0x01 0x07 0x01 0x00 0x00

Niveaufout 0xFF01 0x81 0x01 0x21 0x02 0x00 0x00

Geheugen-overloop 0xFF01 0x81 0x01 0x22 0x02 0x00 0x00

Stuursignaal < 4 mA 0xFF01 0x81 0x01 0x23 0x02 0x00 0x00

Stuursignaal > 20mA 0xFF01 0x81 0x01 0x24 0x02 0x00 0x00

Misslagen dosering 0xFF01 0x81 0x01 0x25 0x02 0x00 0x00

Membraanbreuk 0xFF01 0x81 0x01 0x26 0x02 0x00 0x00

Slaglengte versteld 0xFF01 0x81 0x01 0x27 0x02 0x00 0x00

Systeemfout 0xFF01 0x81 0x01 0x2A 0x02 0x00 0x00

Module- communicatie 0x8101 0x11 0x01 0x2C 0x02 0x00 0x00

Module ontbreekt 0x8101 0x11 0x01 0x2D 0x02 0x00 0x00

Aanvullende gebruikershandleiding CANopen

36

Emergency ErrorCodes van Stack

EmergencyErrorCode

#define ERRCODE_COMM_ERROR 0x8100 communication error

#define ERRCODE_CAN_OVERRUN 0x8110 CAN overrun

#define ERRCODE_CAN_PASSIVE 0x8120 CAN in error passive

#define ERRCODE_HB_ERROR 0x8130 HB or life guard

#define ERRCODE_CAN_RECOVER_BOFF 0x8140 CAN recoverd from bus-off

#define ERRCODE_BAD_PDOPARA 0x8210 PDO not processed due the length

#define ERRCODE_BAD_PDOLEN 0x8220 PDO length exceeded

2.7.3 Uitleg bij objectenHet object 'DeviceState' omvat actuele bedrijfstoestanden en aan‐wezige fouten van de pomp. 'DeviceState' kan alleen wordengelezen.

DeviceState BitValues

Bitposities Betekenis

15 (MSB) Hand- / busbedrijf

14 Pauze

13 -

12 Aux

11 Bedrijfsmodus: 1 continu

10 Bedrijfsmodus: 2. Chargebedrijf

9 Bedrijfsmodus: 3 extern contact

8 Bedrijfsmodus: 4. Analogeingang

7 Stop

6 Interne fout

5 Waarschuwing (bijv. tankvulni‐veau)

4 Aanzuigen actief

3 Verlagen (alleen in ProMinent-installaties)

2 Kalibratie ongeldig

1 Geheugendosering

0 (LSB) geen remote-bedrijf mogelijk

DeviceState [Index 0x2A10, Subindex0x00]

Aanvullende gebruikershandleiding CANopen

37

Via het object 'DeviceControl' kan de bedrijfsmodus nauwkeurigerworden gespecificeerd.

DeviceControl BitValues

Bitposities Betekenis

7 (MSB) moet 0 zijn

6 Reset

5 moet 0 zijn

4 -

3 Kalibratie beëindigd

2 moet 0 zijn

1 Chargegeheugen actief

0 (LSB) moet 0 zijn

Is bit 6 (RESET) ‘1’, wordt de pomp gestopt (DeviceMode = 0x00),aanwezige fouten gewist en het chargegeheugen gereset naar 0.

Via het object 'DeviceMode' kan de CANopen-bedrijfsmodus vande pomp worden geconfigureerd.

DeviceMode BitValues

Bitposities Betekenis

7 (MSB) moet 0 zijn

6 moet 0 zijn

5 moet 0 zijn

4 moet 0 zijn

3 moet 0 zijn

2 moet 0 zijn

1 Continue werking [0], charge‐bedrijf [1]

0 (LSB) Stop [0] / start [1]

Waarde van'DeviceMode'

a) Stop 0x00

b) Continue werking 0x01

c) Chargebedrijf 0x02

DeviceControl [Index 0x2A11, Sub‐index 0x00]

DeviceMode [Index 0x2A12, Subindex0x00]

Aanvullende gebruikershandleiding CANopen

38

2.7.4 Wijzigen van het CANopen-knooppuntadres (Node-ID)Het CANopen-knooppuntadres van het apparaat kan op de vol‐gende wijze worden gewijzigd:

Wijziging van de objectverwijzing via standaard SDO-verkeer.

Via de objectverwijzingsindex 3F40h, subindex 1 kan het actueel geconfigureerde knooppuntadres wordenuitgelezen of kan een nieuw knooppuntadres worden geconfigureerd.

Het toegestane bereik voor het knooppuntadres is 1...127. Het standaard knooppuntadres is 119.

Het datatype voor deze invoerwaarde is UNSIGNED SHORT.

1. Voor het wijzigen van het knooppuntadres wordt het nieuweadres bij de index 3F40h, subindex 1 geschreven.

CAN-bericht voor het schrijven van het nieuwe knooppuntadres 55:

ID DLC Byte 1 Byte 2 Byte 3 Byte 4 Byte 5 Byte 6 Byte 7 Byte 8

600h +NodeID

8 CMD =2Bh

40h 3Fh 01h 37h 00h X X

Index3F40h

Sindex 1 NodeID0037h

2. Het schrijven van de signatuur "Save" bij index 1010h, sub‐index 05 zorgt voor het opslaan van het nieuwe knooppunta‐dres in het niet vluchtig geheugen.

CAN-bericht voor het schrijven van het nieuwe knooppuntadres 250 kbits/s:

ID DLC Byte 1 Byte 2 Byte 3 Byte 4 Byte 5 Byte 6 Byte 7 Byte 8

600h +NodeID

8 CMD =23h

10h 10Fh 05h 73h 61h 76h 65h

Index1010h

Sindex 5 “save”

3. Bij de volgende start van het apparaat wordt de gewijzigdebaudrate effectief. Een hertstart van het apparaat is ook viahet NMT-commando "ResetNode" mogelijk.

2.7.5 Overdrachtssnelheid (baudrate)In de geleverde toestand is het apparaat geconfigureerd voor eenbaudrate van 125 kbits/s. Dit is de ProMinent standaard-baudrate.

2.7.6 Kalibratie, uitlegDe pomp is voorgekalibreerd. Het doseervolume kan indien nodigopnieuw worden gekalibreerd.

2.7.7 Firmware-updateDe firmware kan niet via de CAN-bus worden geüpdatet.

Aanvullende gebruikershandleiding CANopen

39

2.7.8 GegevensopslagConfiguratiegegevens (bijv. de bepaalde kalibratiegegevens) zijnvastgelegd in een spanningsuitvalveilig geheugen.

2.7.9 Toegepaste richtlijnen / normenHet apparaat voldoet hardwarematig aan de geharmoniseerdeCAN-specificatie 2.0 (ISO99-1, ISO99-2). Deze omvat het CAN-protocol (ISO 11898-1) en informatie over de fysische toepassings‐laag (physical layer) volgens ISO 11898-2 (high speed CAN tot 1Mbit/sec) en ISO 11898-3 (low speed CAN tot 125 kbit/sec).Het apparaat voldoet aan CANopen-specificatie CIA-DS401, debasis voor de Europese norm EN50325-4.Er wordt voldaan aan het regelaar-apparaatprofiel CiA-404.

CAN-normen en specificatieswaaraan is voldaan

Aanvullende gebruikershandleiding CANopen

40

3 Aanvullende gebruikershandleiding PROFIBUS®

3.1 VoorwaardenHet personeel moet de inhoud van de "Gebruikershandleidingmagneetdoseerpomp gamma/ X, GMXa" kennen!De pomp moet via het Identcode-kenmerk "Besturingsvariant": "R""PROFIBUS®-DP-interface M12" beschikbaar. In het bedienings‐menu is daarna het menupunt „Veldbus“ aanwezig. (Bij „Veldbusè actief“ verschijnt in het bedieningsmenu tevens „Instellingenè PROFIBUS“.)

3.2 Pomp instellen3.2.1 Algemeen

De pomp met PROFIBUS®-functionaliteit wordt op dezelfde wijzeingesteld als een standaardpomp, alleen te bus-functionaliteitwordt toegevoegd.

Bij pauzes langer dan 60 s wordt de instelprocedureafgebroken.

Met een ingestoken PROFIBUS®-module wordt de pomp metPROFIBUS® een deelnemer met slave-functionaliteit volgens DP-V1. Gebruiksgegevens worden hierbij zowel cyclisch als acyclischovergedragen.

3.2.2 PROFIBUS® actief / inactief schakelenOm de pomp via PROFIBUS® te kunnen aansturen, moet in hetbedieningsmenu „Veldbus“ op „actief“ worden ingesteld.1. Om naar het „Menu“ te gaan: op de toets [Menu] drukken.

ð De cursor gaat gelijk naar „Informatie“ .

2. Om van „Informatie“ naar „Veldbus“ te gaan: het[Clickwheel] draaien en indrukken.

3. Om van „Veldbus“ naar „inactief / actief“ te gaan: het[Clickwheel] draaien en indrukken.

4. Om van „inactief“ naar „actief“ te gaan: het [Clickwheel]draaien en indrukken.

ð De pomp slaat de instelling „actief“ op.

Daarnaast verschijnt het menu „Instellingenè PROFIBUS“.De pomp bevindt zich in de toestand "Stop". Om dezeaanstuurbaar te maken, op de toets [Stop/Start]drukken. Via de BUS het start-commando geven.

Aanvullende gebruikershandleiding PROFIBUS®

41

Ook terwijl de PROFIBUS® „actief“ is, functioneren alle externeingangen, zoals niveaubewaking, doseerbewaking en externebesturing (pauze, contactingang, analoge ingang). Deze leiden totde verwachte reacties, zoals bij de pomp zonder PROFIBUS®-functionaliteit - zie gebruikershandleiding van de pomp. De pompstuurt de betreffende informatie via de PROFIBUS® naar de master(PLC, PC, ...).De gamma/ X, GMXa is vanuit de fabriek ingesteld op doseerwijze„Automatisch“ .Ook als de veldbus op actief is ingesteld, heeft de master lezendtoegang tot de pompgegevens, die gedefinieerd zijn in uw GSD-bestand.

Wordt de PROFIBUS® ingesteld op „inactief“ , worden de instel‐lingen van de bedrijfsmodus geladen, die hiervoor was geselec‐teerd.Wordt de pomp omgeschakeld naar een andere bedrijfsmodus,stopt deze en kan dan alleen via de toets [Stop/start] wordengestart.

3.2.3 Slave-adres instellen3.2.3.1 Via „Bus-adres“

Geeft een master in het PROFIBUS®-segment hetslave-adres, vervalt het handmatig instellen van hetslave adres.Het adres is voor de gamma/ X vooringesteld op "120".

1. Om naar het „Menu“ te gaan: op de toets [Menu] drukken

ð De cursor gaat gelijk naar „Informatie“ .

2. Om van „Instellingen“ naar „Veldbus“ te gaan: het[Clickwheel] draaien en indrukken.

ð De cursor gaat gelijk naar „Bedrijfsmodus“ .

3. Om van „Bedrijfsmodus“ naar „PROFIBUS“ te gaan: het[Clickwheel] draaien en indrukken.

ð Het menu „Bus-adres“ verschijnt.

Het PROFIBUS®-adres altijd met 3 cijfers invoeren (adressen van"002" tot en met "125"):1. 1. Mogelijkheid: Het [Clickwheel] draaien, tot de gewenste

waarde bereikt is en daarna op het [Clickwheel] drukken.2. 2. Mogelijkheid: Op de toets [Aanzuigen] drukken, voor

het omschakelen naar instellen met cijfers. De cijfers met het[Clickwheel] instellen en met de toets [Aanzuigen]opslaan. Hierbij gaat de cursor naar het volgende cijfer ... .

Aanvullende gebruikershandleiding PROFIBUS®

42

3.2.3.2 Via „Pomptype“

Hier hoeft alleen wat te worden ingesteld, als hetgegevensprofiel van de gamma/ L in plaats van degamma/ X moet worden gebruikt.

1. Volgens hoofdstuk naar „Pomptype“ gaan.2. Als pomptype, bijv. „GALa“ selecteren.

ð De pomp laadt het gegevensprofiel van de pomp gamma/L, GALa.

3.3 Bijzonderheden bij actief PROFIBUS®-bedrijf3.3.1 Algemeen

Bij PROFIBUS®-bedrijf kan de pomp niet handmatigworden ingesteld of geprogrammeerd! Hiervoor dePROFIBUS® naar „inactief“ schakelen.

n Met het [Clickwheel] kan op ieder moment tussen de basis‐weergaven worden omgeschakeld, net als in de anderebedrijfsmodi. Dit heeft geen invloed op het bedrijf van de pomp.

n Bij het omschakelen naar PROFIBUS®-bedrijf, worden deinstellingen van de laatste bedrijfsmodus zonder PROFIBUS®

overgenomen. Via de PROFIBUS® uitgevoerde instellingenworden echter niet opgeslagen! Deze zijn alleen geldig wan‐neer de pomp met PROFIBUS® is verbonden. Alleen„Slagteller“ (totaal aantal slagen) en de „Volumeteller“ (totaalaantal liters) tellen door en worden opgeslagen.

n Wordt de pomp omgeschakeld naar PROFIBUS®-bedrijf, stopthij. Om deze weer aanstuurbaar te maken, op de toets [Stop/Start] drukken. Via de BUS het start-commando geven.

3.3.2 MeldingenTijdens lopend PROFIBUS®-bedrijf zijn er op bedrijfsweergavemeer indicatoren.

De gebruikelijke indicatoren zijn te vinden in het hoofd‐stuk "Bedieningselementen" in de "Gebruikershandlei‐ding magneetdoseerpomp gamma/ X, GMXa" tevinden.

PROFIBUS Stop-PROFIBUS®: De pomp wordt extern via de PROFIBUS®

gestopt. De master stuur de pomp een betreffend telegram.

Verbindingsfout: Verliest de pomp de verbinding met de PRO‐FIBUS® (zodra bijv. de BUS-kabel wordt verwijderd of de bus-master is uitgevallen), verschijnt het foutsymbool en het sym‐bool .

Aanvullende gebruikershandleiding PROFIBUS®

43

Fout bij module: Verliest de pomp de verbinding met de BUS-module (zodra bijv. de BUS-module wordt verwijderd of om eenandere reden de communicatie tussen BUS-module en pomp isgestoord), verschijnt het foutsymbool en het symbool .

3.3.3 LED's op de PROFIBUS®-module

Signaal Oorzaak

Uit De module heeft geen voedingsspanning of geenverbinding.

Groen De module en de master wisselen informatie uit.

Groen knipperend De module wordt geïnitialiseerd.

Rood knipperend Fout bij het parametreren van de pomp

Rood knipperend, dubbel Fout bij het configureren van de PROFIBUS

Signaal Oorzaak

Uit De module is niet geïnitialiseerd.

Groen De module wordt geïnitialiseerd.

Groen knipperend De module is geïnitialiseerd en er zijn diagnosemel‐dingen.

Rood Ernstige uitzonderingsfout

3.3.4 Doseerbewaking gebruikenOm de doseerbewaking tijdens PROFIBUS®-bedrijf te gebruiken,moet de contrastekker "Doseerbewaking" bezet zijn. De pompstuurt dan „beschikbaar“ voor het statusbit "Flow". De doseerbe‐waking kan via de PROFIBUS® via de parameter „MeteringMonitor“ resp. „FlowControl“ worden in- en uitgeschakeld.Is de doseerbewaking ingesteld op „actief“ , geeft deze bij een pro‐bleem bij gamma/ L, GALa alleen een waarschuwing - de gamma/X, GMXa kan een probleem melden als waarschuwing of als eenfout.

3.4 InstallerenAlle apparaten, die deelnemen aan de bus, moeten in één lijnworden aangesloten. Er zijn maximaal 32 stations mogelijk(master, slaves, repeater).Aan zowel het begin en einde van de bekabeling, moet de busworden afgesloten met een afsluitweerstand.

Als PROFIBUS®-kabel afgeschermde, getwiste, twee-aderige(twisted pair) kabels volgens EN 50170 (leidingtype A) gebruiken.

LED 1 (links) - bedrijfstoestandmodule

LED 2 (rechts) - status module

Bus installeren

Stekker en kabel

Aanvullende gebruikershandleiding PROFIBUS®

44

Door een eenzijdig geaarde afscherming worden laag‐frequente massalussen verhindert. Tegen magneti‐sche HF-stoorsignalen heeft een eenzijdig geaardeafscherming geen effect. Een tweezijdig geaardeafscherming, evenals getwiste aderparen, hebben wel‐iswaar effect tegen de magnetische HF-stoorsignalen,maar hebben geen effect bij elektrische HF-stoorsig‐nalen.

Het wordt bij aangeraden PROFIBUS® een tweezijdige, laaginduc‐tieve (d.w.z. op een groot oppervlak en laagohmige) verbindingmet de aarding te realiseren.De totale lengte van de bus-bekabeling zonder repeater varieert opbasis van de gewenste overdrachtssnelheid:

Overdrachtssnelheden en lengte van de bus-bekabeling

Overdrachtssnelheid Max. lengte van de bus-bekabeling

kbit/s m

12000 100

6000 100

3000 100

1500 200

500 400

187.5 1000

93.75 1200

19.2 1200

9.6 1200

De PROFIBUS®-module heeft twee industriële M12-contrastekkersvoor het aansluiten op een PROFIBUS®-kabel. De pentoewijzingkomt overeen met de PROFIBUS®-standaard - zie hieronder -zodat in de handel gebruikelijke bus-stekkers kunnen wordengebruikt. Houd er rekening mee dat kabelverbindingen met dezestekkers doorgaans slechts overeenkomen met een aanrakings-en vochtigheidsbescherming van IP 20!

Het installeren met de betreffende aanrakings- en vochtigheidsbe‐scherming IP 65 is mogelijk, omdat de industriële M12-contrastek‐kers van de PROFIBUS®-module deze mogelijk bieden. Maar danmoeten de PROFIBUS®-kabels zijn voorzien van industriële M12-stekkers volgens IP 65.

Aanwijzingen voor het bereiken vanbeschermingsgraad IP 65

Aanvullende gebruikershandleiding PROFIBUS®

45

VOORZICHTIG!– De beschermingsgraad IP 65 geldt voor een vast‐

geschroefde stekker-contrastekker-combinatie!– Bij omgevingsvoorwaarden, waarbij een aanra‐

kings- en vochtigheidsbescherming volgens IP 65is vereist, moeten kabels met aangegoten indu‐striële M12-stekkers worden gebruikt.

– De beschermingsgraad IP 65 geldt voor een nietbekabelde pomp (met PROFIBUS®-module)alleen, als voor IP 65 geschikte afdekkingen op deindustriële M12-contrastekkers zijn geplaatst! Demeegeleverde afdekking garandeert geen besten‐digheid tegen chemicaliën.

Is de pomp de laatste op de PROFIBUS®-kabel aangesloten bus-deelnemer, moet deze met de PROFIBUS®-afsluitweerstand,insteekbaar (bestelnr. 1036622), als afsluiting worden aangesloten- zie EN 50170. De PROFIBUS®-afsluitweerstand, voldoet aan deaanrakings- en vochtigheidsbescherming volgens IP 65.

3.5 Bedrijf3.5.1 Algemeen

Met een ingestoken PROFIBUS®-module wordt de pomp metPROFIBUS® een deelnemer met slave-functionaliteit volgens DP-V1. Gebruiksgegevens worden hierbij zowel cyclisch als acyclischovergedragen.

3.5.2 GSD-bestandHet GSD-bestand moet worden gebruikt voor het configureren vande master. Dit beschrijft alle kenmerken van de pomp bij PRO‐FIBUS®-bedrijf (keywords, diagnose, module, slots). Het GSD-bestand kan van de PROFIBUS®-website en va de ProMinent-website worden gedownload. De toegewezen bestandsnaam isuniek: GMXA0F4E.GSD .

Afsluitweerstand

P_DE_0079_SW

Aanvullende gebruikershandleiding PROFIBUS®

46

3.5.3 Dataobjecten gamma/ X, GMXaStatus en Control

Module/slot

Index Naam Modu‐le‐naam

Diag.-nummer

Aan‐dui‐ding(hex)

Type Data‐stroom*

Omschrijving

Bit Naam Functie

1 1 State Status 1 40.83 u32 L 0 Ser‐vice

Er zijn service-aanvragen aan‐wezig

1 Mel‐dingen

Er zijn mel‐dingen aan‐wezig

2 Mode 00 – halt03 – contact

3 01 – manual04 – analog

4 02 – batch

5 Fehler Er zijn foutenaanwezig - zie"Fouten"

6 Waar‐schu‐wingen

Er zijn waar‐schuwingenaanwezig - zie"Waarschu‐wingen"

7 Hand‐matigestop

De pomp ishandmatiggestopt

8 Stop De pomp isgestopt

9 Ansaugen

De pomp is inaanzuigbedrijf(bovenliggendefunctie)

10 Auxil‐liar

De pomp is inextern bedrijf(bovenliggendefunctie)

11 Pauze De pomp isnaar de toe‐stand „Pauze“geschakeld(bovenliggendefunctie)

12 Module

Veldbus actief

13 Flow De doseerbe‐waking is geac‐tiveerd

Aanvullende gebruikershandleiding PROFIBUS®

47

Module/slot

Index Naam Modu‐le‐naam

Diag.-nummer

Aan‐dui‐ding(hex)

Type Data‐stroom*

Omschrijving

Bit Naam Functie

14 Batch-Mem.

Het batchge‐heugen is geac‐tiveerd

15 Gekali‐breerd

De pomp isgekalibreerd

16 - -

17 - -

18 - -

19 Mem‐braan‐breuk

De membraan‐breukmelder isgeïnstalleerd

20 Con‐cen‐tratie

De concentra‐tieberekening isgeactiveerd

21 - -

22 Cavi‐tatie

bij het aan‐zuigen ontstaatcavitatie

23 Airlock Lucht indoseerkop

24 Over‐druk

te hoge tegen‐druk

25 Onder‐druk

geringe tegen‐druk

26 Ont‐luch‐ting

Pomp ontlucht

27 - -

28 - -

29 - -

30 - -

31 - -

2 1 Start /Stop

Con‐trol

2 80.81 u8 S Komt overeen met de toets[Start/stop]; is start / stop = 0,wordt de pomp gestopt

2 Reset 3 u8 Wisselt de waarde voor reset van1 naar 0, wordt het interne pomp‐geheugen gewist (bijv. bij eenchargedosering) en - voor zovermogelijk - worden aanwezigefouten gewist

* L = lezen, S = schrijven

Aanvullende gebruikershandleiding PROFIBUS®

48

Mode, Flow rate, Max. flow rate, Batch, Contact, Concentration, Metering monitor

Module/slot

Index Naam Modu‐le‐naam

Diag.-nummer

Aan‐dui‐ding(hex)

Type Data‐stroom*

Omschrijving

3 1 Mode Mode 4.5 C0,80,80

u8 L, S Waarde

Naam Omschrijving

0,16 Stop De pomp isstand-by,doseert echterniet.

1 Hand‐matig

De pompdoseert continumet het inge‐stelde volume

2 Batch De pompdoseert bij eenactivering het bijde batchvoor‐keuze inge‐stelde volume

3 Con‐tact

De pompdoseert volumegedurendeopgegeven tijd

4 Ana‐loog

De pompdoseert opbasis van hetanaloog signaalen de pompingestelde ana‐loge modus.

17 Manual (con‐centr.)

Handmatig inde concentratie‐modus

18 Batch(con‐centr.)

Batch in de con‐centratiemodus

19 Con‐tact(con‐centr.)

Contact in deconcentratie‐modus

20 Analog(con‐centr.)

Analoog in deconcentratie‐modus

4 1 nominal flowrate

Flowrate

6 C0,83,83

f32 S Instelwaarde doseercapaciteit inliter / uur

2 Actualflowrate

7 f32 L Actuele waarde doseercapaciteit

5 1 max.flowrate

Max.flowrate

8 40.83 f32 L Maximale doseercapaciteit inliter / uur

Aanvullende gebruikershandleiding PROFIBUS®

49

Module/slot

Index Naam Modu‐le‐naam

Diag.-nummer

Aan‐dui‐ding(hex)

Type Data‐stroom*

Omschrijving

6 1 Batchvolume

Batch 9 C0,83,88

f32 S Doseervolume van een charge

2 BatchTime

10 u16 Tijd, die de charge moet wordengedoseerd

3 Batchstart

11 u8 Wijzigt de waarde van 1 naar 0,wordt tijdens batchbedrijf eenchargedosering geactiveerd.(Charges kunnen ook via de con‐tactingang worden geactiveerd).

4 Batchmemory

12 u8 Is "Match memory" geactiveerden wordt tijdens een lopendechargedosering een nieuwecharge geactiveerd, wordt het nogte doseren volume vergroot metde nieuwe charge. Bij niet geacti‐veerd "Batch memory", wordt hetrestvolume gewist en de nieuwecharge gestart.

5 Remai‐ningvolume

13 f32 L Nog te doseren restvolume bijbatchbedrijf

7 1 Con‐tactvolume

Con‐tact

14 80.84 f32 S Volume, dat per contact wordtgedoseerd

2 Con‐tactmemory

14 u8 - zie "Batch memory"

8 1 Con‐centra‐tionrate

Con‐centra‐tion

15 C0,83,83

f32 S Instelwaarde voor de concen‐tratie-instelling (alleen bij debedrijfsmodus „Concentratie“ )

2 ActualCon‐centra‐tion

16 f32 L Actuele waarde voor de concen‐tratie-instelling (alleen bij debedrijfsmodus „Concentratie“ )

9 1 Mete‐ringmonitor

Mete‐ringMonitor

17 80.80 u8 S Bij geïnstalleerde doseerbewa‐king kan deze zelf worden inge‐schakeld (1). Uitschakelen is 0.

* L = lezen, S = schrijven

Aanvullende gebruikershandleiding PROFIBUS®

50

Error / Warning

Module/slot

Index Naam Modu‐lenaam

Diag.-nummer

Aan‐dui‐ding(hex)

Type Data‐stroom*

Omschrijving

10 1 Error Error /War‐ning

18 40.85 u32 L Bit Naam Functie

0 Minimum

Te laagdoseerme‐diumpeil

1 Batch Teveel doseer‐slagen: > 100000

2 Analog< 4mA

Analogestroom iskleiner dan 4mA

3 Analog> 23mA

Analogestroom isgroter dan 23mA

4 Doseer‐bewa‐king

Fout doseer‐bewaking

5 Mem‐braan‐breuk

Membraan vandoseerkopgebroken

6 Airlock Lucht indoseerkop

7 Over‐druk

Overdruk(doseerme‐dium)

8 -

9 Cavi‐tatie

10 Geringedruk

Te lage druk(doseerme‐dium)

11 Slag‐lengtegewij‐zigd

In geblok‐keerde toe‐stand is deslaglengtegewijzigd

12 Ont‐luchting

Automatischeontluchting nietmogelijk

13 Busfout Door demodulegemelde bus‐fout

14 System‐fehler

Systeemcom‐ponentendefect - ziedisplay

Aanvullende gebruikershandleiding PROFIBUS®

51

Module/slot

Index Naam Modu‐lenaam

Diag.-nummer

Aan‐dui‐ding(hex)

Type Data‐stroom*

Omschrijving

15 Module‐fout

Fout bij modu‐lehandling

16 -

17 -

18 -

19 -

20 -

21 -

22 -

23 -

24 -

25 -

26 -

27 -

28 -

29 -

30 -

31 -

2 War‐nings

19 u16 Bit Naam Functie

0 Minimum

Doseervloei‐stofpeil te laag

1 Kali‐bratie

-

2 Doseer‐bewa‐king

Doseerbewa‐kingswaarschu‐wing

3 Mem‐braan‐breuk

Defect mem‐braan in dedoseerkop

4 Airlock Lucht indoseerkop

5 -

6 Cavi‐tatie

7 Over‐druk

Overdruk in dehydrauliek

8 Geringedruk

Te lage druk inhydrauliek

9 -

10 -

Aanvullende gebruikershandleiding PROFIBUS®

52

Module/slot

Index Naam Modu‐lenaam

Diag.-nummer

Aan‐dui‐ding(hex)

Type Data‐stroom*

Omschrijving

11 -

12 -

13 -

14 -

15 -

* L = lezen, S = schrijven

Strokes / Quantity en individuele data

Module/slot

Index Naam Modu‐lenaam

Diag.-nummer

Aandui‐ding(hex)

Type Data‐stroom *

Omschrijving

11 1 Resetstrokecounter

Strokes/Quan‐tity

20 C0,81,C5

u8 S Wijzigt de waarde van 1naar 0, wordt de„Slagteller“ (totaal aantalslagen) gereset

2 Resetquantitycounter

21 u8 Wijzigt de waarde van 1naar 0, wordt de„Volumeteller“ (totaalaantal liters) gereset

3 Strokecounter

22 u32 L Telt het aantal slagen: -sinds de laatste reset( „Slagenteller“ )

4 Quan‐titycounter

23 f32 Telt het doseervolume inliter - sinds de laatste reset( „Volumeteller“ )

5 Litersperstroke

24 f32 Liter per slag

alleenacy‐clisch /12

1 Iden‐tcode

25 s32 Identcode van de pomp

2 Serialnumber

26 s16 Serienummer van de pomp

3 Naam 27 s32 Pompnaam (vrij bewerk‐baar)

4 Installa‐tionlocation

28 s32 Opstellocatie (vrij bewerk‐baar)

* L = lezen, S = schrijven

Het apparaat stelt op basis van de PROFIBUS®-norm de dienst[Get_Sl_Diag] beschikbaar. De diagnosegegevens bestaan uitstandaard diagnose-informatie (6-bytes volgens PROFIBUS®-norm) en eventueel apparaatspecifieke diagnosegegevens. Voorde apparaatspecifieke diagnosegegevens, kunnen maximaal 63bytes worden ingevoegd. Hiervan zijn de eerste 4 bytes gespecifi‐ceerd in de PROFIBUS®-norm:

Diagnosetelegrammen

Aanvullende gebruikershandleiding PROFIBUS®

53

De byte sign_len als volgt coderen:

Lengte van de status-DU inclusief headerbyte: 04..63Kenmerk 'apparaatgerelateerde diagnose': 00 constant

De byte status_type als volgt coderen:

Status-type: 48 (fabrikantspecifiek)Kenmerk 'status': 1 constant

De byte slot_ number als volgt coderen:

Slot-nummer: 0 (omdat alleen slot 0 wordt gebruikt)

De byte specifier als volgt coderen:

Status-specificatie: 00 constantgereserveerd

Daarna blijven nog 59 vrij beschikbare bytes over (user_data):

User_Data

Volgnummer Naam Verklaring

1 Status - zie tabel "Gege‐vensopbjectenGMXa"

11 Start/Stop Komt overeen metstart-/stopschake‐laar;Is start/stop = 0,wordt de pompgestopt

12 Reset Wissen van internepompgeheugen enaanwezige foutenvan "1" naar "0"

21 Ingestelde bedrijfs‐modus

- zie tabel "Gege‐vensopbjectenGMXa"

22 Actuele bedrijfs‐modus

- zie tabel "Gege‐vensopbjectenGMXa"

31 Ingestelde doseer‐capaciteit

Instelwaardedoseercapaciteit in[l/h]

0 0

1 0 1 1 0 0 0 0

0 0 0 0 0 0 0 0

0 0

Aanvullende gebruikershandleiding PROFIBUS®

54

Volgnummer Naam Verklaring

32 Actuele doseerca‐paciteit

Actuele waardedoseercapaciteit in[l/h]

41 Max. doseercapaci‐teit

Maximale doseerca‐paciteit in [l/h]

51 Volume per contact"Batchbedrijf"

Volume, dat bij con‐tact tijdens batchbe‐drijf moet wordengedoseerd

52 Doseertijd batchbe‐drijf

Tijd, die het batch‐volume moetworden gedoseerd

53 Batch start Start een batchdo‐sering bij wissel van"1" naar "0"

54 Batch memory Bij "1" wordt voorelk volgende batch‐contact het tedoseren volumeopgeteld; bij "0"wordt het restvo‐lume gewist en eennieuwe batchproce‐dure gestart

55 Restvolume batch‐bedrijf

Te doseren restvo‐lume bij batchbedrijf

61 Volume per contact"Contactbedrijf"

Volume, dat bij con‐tact tijdens contact‐bedrijf moet wordengedoseerd

62 Contact memory Bij "1" wordt voorelk volgende contacthet te doserenvolume opgeteld; bij"0" wordt het restvo‐lume gewist en eennieuwe contactpro‐cedure gestart (het‐zelfde als bij "BatchMemory")

71 Instelwaarde eind‐concentratie

Gewenste eindcon‐centratie bij concen‐tratiebedrijf

72 Actuele waardeeindconcentratie

Actuele eindconcen‐tratie bij concentra‐tiebedrijf

81 Doseerbewaking Activeren/deacti‐veren van dedoseerbewaking:

0 – gedeactiveerd

1 – geactiveerd /waarschuwing

3 – geactiveerd /fout

Aanvullende gebruikershandleiding PROFIBUS®

55

Volgnummer Naam Verklaring

91 Fehler - zie tabel "Gege‐vensopbjectenGMXa"

92 Waarschuwingen - zie tabel "Gege‐vensopbjectenGMXa"

101 Reser slagteller Reset van de sla‐genteller bij wisselvan "1" naar "0"

102 Reset doseerhoe‐veelheidteller

Reset van dedoseerhoeveelheid‐teller bij wissel van"1" naar "0"

103 Wisbare slagteller Aantal slagen sindsde laatste reset

104 Wisbare doseerhoe‐veelheidteller

Opgetelde doseer‐volume sinds delaatste reset

105 Liter per slag Liter per slag

111 Identcode Identcode van depomp

112 Serienummer Serienummer vande pomp

113 Pompnaam Pompnaam, vrij vastte leggen

114 Opstellocatie Opstellocatie, vrijvast te leggen

3.5.4 Data-objecten gamma/ L, GALa

Om de pomp te kunnen opnemen in cyclisch dataver‐keer, moeten de initiële parameters van de masterworden overgedragen. Hiervoor is alleen de stan‐daard-parametrering nodig, er zijn geen toepassings‐specifieke parameters.

Aub rekening houden met het volgende: De gegevensworden opgeslagen volgens het "Big-Endian"-principe!D.w.z. dat de byte met de bits met de hoogstewaarden als eerste wordt opgeslagen - deze wordt dusopgeslagen op het kleinste geheugenadres:Voorbeeld op basis van "Aantal slagen" - zie "Pompge‐gevens"

Het aantal slagen van de pomp is als integer32-type opgeslagenbij de offset-adressen +17 tot en met +20. Het opslaan van gege‐vens van de bytes gebeurt in deze volgorde:

Aanvullende gebruikershandleiding PROFIBUS®

56

Naam Type Off. Byte Bits

Hubanzahl Integer32 17 0 24 ... 31

18 1 16 ... 23

19 2 8 ... 15

20 3 0 ... 7

De communicatie gebeurt via cyclisch dataverkeer.In het cyclische telegram zijn opgenomen:

Pompgegevens

Startbyte Lengte Gegevenstype Naam Verklaring

1 1 Byte StartStop 1 = in-, 0 = uitscha‐kelen van de pomp‐functie

2 1 Byte FlowControl 1 = in-, 0 = uitscha‐kelen van dedoseerbewaking(optie)

3 1 Byte StartCharge In de bedrijfsmodus"Charge", wordt bijde wissel 0 naar 1een charge gestart

4 1 Byte ChargenMemory 1 = in-, 0 = uitscha‐kelen van degeheugenfunctie bijchargedosering enexterne dosering

5 1 Byte Reset Fouten wissen enbasisinstellingen bijwissel van 0 naar 1

6 1 Byte ClearCount Wist bij ≠ 0 deinterne slag- envolumeteller

7 1 Unsigned8 Ingesteld bedrijf Bedrijfsmodus 0 =continu;1 = charge;2 = extern contact;3 = analoog

Aanvullende gebruikershandleiding PROFIBUS®

57

Startbyte Lengte Gegevenstype Naam Verklaring

8 2 Unsigned16 Ingestelde factor Chargevolume bijbedrijfsmodus char‐gedosering over‐brengingsverhou‐ding *100 bijbedrijfsmodus"Extern contact"(bereik 0...32767)

10 2 Unsigned16 Ingestelde doseer‐freq

Doseerfrequentiebij bedrijfsmodus"Continu"Max. doseerfre‐quentie bij bedrijfs‐modus "Charge" enext. contact (bereik0 ... MaxFreq.(Afhankelijk vanpomp))

Gegevens van de pomp

Startbyte Lengte Gegevenstype Naam Verklaring

1 2 Unsigned16 Status - zie tabel "Status"

3 1 Unsigned8 Actueel bedrijf Bedrijfsmodus 0 =continu;1 = charge;2 = extern contact;3 = analoog

4 2 Unsigned16 Actuele factor Chargevolume bijbedrijfsmodus"Chargedosering"overbrengingsver‐houding *100 bijbedrijfsmodus"Extern contact"

6 2 Unsigned16 Actuele doseerfreq Doseerfrequentiebij bedrijfsmodus"Continu"Max. doseerfre‐quentie bij bedrijfs‐modus "Charge" enext. contact"

8 2 Unsigned16 Actuele freq Actuele frequentie.Het aantal slagenwaarmee de pompwerkelijk doseert.Bei "Charge" enext. contact wordtDosfreq. weerge‐geven

10 1 Unsigned8 Slaglengte Ingestelde slag‐lengte in % vaneindaanslag

Aanvullende gebruikershandleiding PROFIBUS®

58

Startbyte Lengte Gegevenstype Naam Verklaring

11 2 Unsigned16 Restslagen Bij lopende charge‐dosering, het aantalnog uit te voerenslagen

13 1 Unsigned8 Fehler Merkers voor fou‐toorzaken - zietabel "Fouten"

14 1 Unsigned8 Warnung Merkers voor waar‐schuwingsoorzaken- zie tabel "Waar‐schuwingen"

15 2 Integer16 MaxFreq Maximale fre‐quentie in slagen/min, die kunnenworden gedoseerd

17 4 Integer32 Hubanzahl Aantal uitgevoerdeslagen sinds delaatste reset

21 4 Floating LpH Doseerhoeveelheidin liter (gallon) perslag

25 4 Floating Aantal Gedoseerde hoe‐veelheid in liter(gallon) sinds delaatste reset

Status

Pos. Naam Toestand "0" Toestand "1"

20 Bedrijfsmodus Continu Charge = 1;Contact = 2;Analoog = 3

21 Bedrijfsmodus - -

22 Fehler Geen fouten Fout aanwezig

23 Warnung Geen waarschuwingen Waarschuwing aanwezig

24 Ansaugen Geen aanzuigen Ansaugen

25 Externe frequentie Aux. freq. uit Pomp doseert met aux.freq.

26 Pauze Geen pauze Pauze extern geschakeld

27 Stop Pomp draait Pomp gestopt

28 Option FlowControl Niet aanwezig Aanwezig

29 FlowControl Doseerbewakinggedeactiveerd

Doseerbewaking geacti‐veerd

210 - - -

211 Factordeler 1:1 1:100

212 ChargenMemory Gedeactiveerd Geactiveerd

Aanvullende gebruikershandleiding PROFIBUS®

59

Pos. Naam Toestand "0" Toestand "1"

213 Maateenheid liter Gallon

214 Kalibratie Pomp niet gekalibreerd Pomp gekalibreerd

215 bediening Handbediening BUS-bedrijf

Fehler

Pos. Fehler

20 Minimum (vat leeg)

21 Fout analoge stroom

22 -

23 -

24 Membraanbreuk (optie)

25 Doseerbewaking (optie)

26 Overloop slaggeheugen

27 Systemfehler

Warnung

Pos. Warnung

20 Minimum (vat leeg)

21 Slaglengte-instelling buiten tolerantie

22 Membraanbreuk (optie)

23 -

24 -

25 -

26 -

27 -

Het apparaat stelt op basis van de PROFIBUS®-norm de dienst[Get_Sl_Diag] beschikbaar. De diagnosegegevens bestaan uitstandaard diagnose-informatie (6-bytes volgens PROFIBUS®-norm) en eventueel apparaatspecifieke diagnosegegevens. Voorde apparaatspecifieke diagnosegegevens, kunnen maximaal 63bytes worden ingevoegd. Hiervan zijn de eerste 4 bytes gespecifi‐ceerd in de PROFIBUS®-norm:

De byte sign_len als volgt coderen:

Lengte van de status-DU inclusief headerbyte: 04..63Kenmerk 'apparaatgerelateerde diagnose': 00 constant

Diagnosetelegrammen

0 0

Aanvullende gebruikershandleiding PROFIBUS®

60

De byte status_type als volgt coderen:

Status-type: 48 (fabrikantspecifiek)Kenmerk 'status': 1 constant

De byte slot_ number als volgt coderen:

Slot-nummer: 0 (omdat alleen slot 0 wordt gebruikt)

De byte specifier als volgt coderen:

Status-specificatie: 00 constantgereserveerd

Daarna blijven nog 59 vrij beschikbare bytes over (user_data):

Via de user_data-velden worden fouten gesignaleerd.De user_data-velden zijn in blokken van elk 3 bytes samengevaten moeten als volgt worden geïnterpreteerd:1 - Diensten2 - Type fout3 - Type gegevenstoegang (lezen/schrijven)

Zo kunnen maximaal 19 foutmeldingen worden gesignaleerd.

1 Diensten

Index Naam Verklaring

0x01 Status - zie tabel "Status"

0x02 StartStop 1 = in-, 0 = uitschakelen van depompfunctie

0x03 FlowControl 1 = in-, 0 = uitschakelen van dedoseerbewaking (optie)

0x04 StartCharge In de bedrijfsmodus "Charge",wordt bij de wissel 0 naar 1 eencharge gestart

0x05 ChargenMemory Geheugenfunctie bij chargedose‐ring en externe dosering

0x06 Reset Fouten wissen en basisinstel‐lingen bij wissel van 0 naar 1

0x07 ClearCount Wist bij ≠ 0 de interne slag- envolumeteller

1 0 1 1 0 0 0 0

0 0 0 0 0 0 0 0

0 0

user_data

Codering user_data

Aanvullende gebruikershandleiding PROFIBUS®

61

Index Naam Verklaring

0x08 Ingesteld bedrijf Bedrijfsmodus0 = continu;1 = charge;2 = extern contact;3 = analoog

0x09 Actueel bedrijf Bedrijfsmodus 0 = continu;1 = charge;2 = extern contact;3 = analoog

0x0A Ingestelde factor Chargevolume bij bedrijfsmoduschargedosering overbrengingsver‐houding *100 bij bedrijfsmodus"Extern contact"

0x0B Actuele factor Chargevolume bij bedrijfsmoduschargedosering overbrengingsver‐houding *100 bij bedrijfsmodus"Extern contact"

0x0C Ingestelde doseerfrequentie Doseerfrequentie bij bedrijfs‐modus "Continu" max. doseerfre‐quentie bij bedrijfsmodus"Charge" en ext. contact"

0x0D Actuele doseerfrequentie Doseerfrequentie bij bedrijfs‐modus "Continu" max. doseerfre‐quentie bij bedrijfsmodus"Charge" en ext. contact"

0x0E Actuele frequentie Actuele frequentie. Het aantalslagen waarmee de pomp werke‐lijk doseert. Bei "Charge" en "Ext.contact" wordt de doseerfre‐quentie weergegeven

0x0F Slaglengte Ingestelde slaglengte in % vaneindaanslag

0x10 Restslagen Bij lopende chargedosering, hetaantal nog uit te voeren slagen

0x11 Fehler Foutbron-merkers - zie hieronder

0x12 Warnung Waaschuwingsbron-merkers - ziehieronder

0x13 Max frequentie Maximale frequentie in slagen/min, die kan worden gedoseerd

0x14 Hubanzahl Aantal uitgevoerde slagen sindsde laatste reset

0x15 LpH Aantal uitgevoerde slagen sindsde laatste reset

0x16 Aantal Gedoseerde hoeveelheid in liter(gallon) sinds de laatste reset

Aanvullende gebruikershandleiding PROFIBUS®

62

Waarde Betekenis

0x30 OK -

0x31 Overdracht OK Datum buiten de toegestanegrenzen

0x32 Overdracht OK Datum beveiligd

0x33 Overdracht OK Datum afgewezen, omdat appa‐raat in handmatig bedrijf en niet inremote-bedrijf

0x34 Overdracht OK Datum afgewezen, omdat optieniet is geïnstalleerd

0x35 Overdracht OK Dienst niet gedefinieerd

0x36 Overdracht OK Waarde kan binnen de huidigeapparaatcontext niet wordengelezen, resp. gewijzigd

0x37 Overdracht OK Geen verdere actualisering

0x55 Overdracht OK Zekering / UART-fout

0x56 Fout bij de tijdsoverschrijding -

Typen gegevenstoegang

Waarde Betekenis

0xD3 Schrijftoegang

0xE5 Leestoegang

Aanvullende gebruikershandleiding PROFIBUS®

63

Heidelberg, 3, nl_NL

© 2015

ProMinent GmbHIm Schuhmachergewann 5-1169123 HeidelbergDuitslandTelefoon: +49 6221 842-0Telefax: +49 6221 842-419E-mail: [email protected]: www.prominent.com