AANPAK VAN METABOLE ZIEKTEN MET ACUTE NEONATALE … · Icterus Lever falen Hepatocellulaire necrose...

16
1 AANPAK VAN METABOLE ZIEKTEN MET ACUTE NEONATALE PRESENTATIE Claudine De Praeter, Linda De Meirleir, update 5 december 2006 Inleiding Erfelijke metabole ziekten (IMD) zijn een belangrijke oorzaak van neonatale morbiditeit en mortaliteit, doch de diagnose wordt vaak slechts laattijdig vermoed. Gebrek aan diagnostiek en laattijdig starten van een adequate therapie kan leiden tot ernstige hersenschade of overlijden. Indien het genetisch risico niet geïdentificeerd werd kunnen nog andere kinderen met dezelfde problemen geboren worden. Presentatie van een IMD in de neonatale periode Verschillende presentatievormen zijn mogelijk: 1. Diagnose op basis van neonatale screening (vb. phenylketonurie). 2. Acute ernstige aspecifieke ziekte, vaak geassocieerd met acidose en encephalopathie. En epileptische encephalopathie of status epilepticus. 3. Cardiomyopathie. 4. Acuut leverlijden. 5. Associatie met dysmorfe kenmerken of multipele congenitale afwijkingen. Sleutel tot de diagnose De belangrijkste vereiste om een metabole ziekte te vinden is een hoge graad van alertheid voor het vermoeden van een mogelijke IMD bij een ernstig zieke neonaat. Belangrijke informatie wordt bekomen via de anamnese, klinisch onderzoek en eenvoudige “bedside” testen. De diagnosestelling begint met een zorgvuldig uitpluizen van de antenatale gegevens. Volgende vragen dienen steeds gesteld te worden: 1. Was er reeds een vroegere neonatale sterfte of mors in utero? 2. Is er consanguiniteit? (overdracht meestal autosomaal recessief) 3. Was het neonataal verloop normaal? 4. Is de voeding veranderd sinds de geboorte? Nemen de symptomen toe sinds starten voeding?

Transcript of AANPAK VAN METABOLE ZIEKTEN MET ACUTE NEONATALE … · Icterus Lever falen Hepatocellulaire necrose...

  • 1

    AANPAK VAN METABOLE ZIEKTEN MET ACUTE

    NEONATALE PRESENTATIE

    Claudine De Praeter, Linda De Meirleir, update 5 december 2006

    Inleiding

    Erfelijke metabole ziekten (IMD) zijn een belangrijke oorzaak van neonatale

    morbiditeit en mortaliteit, doch de diagnose wordt vaak slechts laattijdig vermoed.

    Gebrek aan diagnostiek en laattijdig starten van een adequate therapie kan leiden tot

    ernstige hersenschade of overlijden. Indien het genetisch risico niet geïdentificeerd

    werd kunnen nog andere kinderen met dezelfde problemen geboren worden.

    Presentatie van een IMD in de neonatale periode

    Verschillende presentatievormen zijn mogelijk:

    1. Diagnose op basis van neonatale screening (vb. phenylketonurie).

    2. Acute ernstige aspecifieke ziekte, vaak geassocieerd met acidose en

    encephalopathie. En epileptische encephalopathie of status epilepticus.

    3. Cardiomyopathie.

    4. Acuut leverlijden.

    5. Associatie met dysmorfe kenmerken of multipele congenitale afwijkingen.

    Sleutel tot de diagnose

    De belangrijkste vereiste om een metabole ziekte te vinden is een hoge graad

    van alertheid voor het vermoeden van een mogelijke IMD bij een ernstig zieke

    neonaat. Belangrijke informatie wordt bekomen via de anamnese, klinisch onderzoek

    en eenvoudige “bedside” testen. De diagnosestelling begint met een zorgvuldig

    uitpluizen van de antenatale gegevens.

    Volgende vragen dienen steeds gesteld te worden:

    1. Was er reeds een vroegere neonatale sterfte of mors in utero?

    2. Is er consanguiniteit? (overdracht meestal autosomaal recessief)

    3. Was het neonataal verloop normaal?

    4. Is de voeding veranderd sinds de geboorte? Nemen de symptomen toe sinds

    starten voeding?

  • 2

    5. Zijn er tekenen van infectie?

    6. Werd de neonaat onderworpen aan vasten of een chirurgische interventie?

    7. Verbeterde de neonaat bij onderbreken van de melkvoeding?

    8. Was er een deterioratie na herstarten van de voeding?

    Identificatie van risico neonaten

    De klinische diagnose kan geschematiseerd worden in 3 stappen.

    1. Eerste aanblik: schijnbaar niet specifieke symptomen.

    Respiratoire insufficiëntie, hypotonie, zwakke zuigreflex, braken, dehydratie,

    lethargie of convulsies. Deze symptomen kunnen veroorzaakt worden door infectie of

    andere neonatale ziekten. Braken met opgezet abdomen kan een obstructie mimeren.

    2. Klinische context.

    De onverwachte en “geheimzinnige” deterioratie van een neonaat na een

    initiële normale periode is het belangrijkste signaal voor de aanwezigheid van een

    IMD van het intoxicatietype.

    3. Herevaluatie van het kind.

    Neurologische deterioratie. Na een initiële symptoomvrije periode treden

    voedingsmoeilijkheden op met achteruitgang van het zuigreflex. Het kind wordt

    comateus ondanks ondersteunende maatregelen. Kunnen optreden: respiratoire

    insufficiëntie, de hik, apnoe, bradycardie, hypothermie. In het comateus stadium is er

    verandering van de musculaire tonus en treden onwillekeurige bewegingen op. Ook

    trappelen, boksbewegingen en trage lidmaatbewegingen zowel spontaan als na

    stimulatie worden gezien. Convulsies treden meestal later op en zijn niet constant. Het

    EEG toont soms een “burst suppression” patroon. Soms wordt een abnormale geur

    van de urine of van het lichaam vastgesteld (bv. zweetvoetgeur bij

    isovaleriaanacidemie of glutaaracidurie type II, verbrande kandijsuiker bij MSUD,

    …).

    In geval van “energie deficiëntie” (bv. respiratoire keten deficienties) is er

    meestal geen symptoomvrije periode. Men vindt ernstige veralgemeende hypotonie,

    hypertrofische cardiomyopathie, en snel progressieve neurologische deterioratie.

  • 3

    Soms zijn er dysmorfische kenmerken of malformaties. Hyperlactacidemie, met of

    zonder metabole acidose, is een frequent voorkomend teken.

    Uitzonderlijk kunnen lysosomiale stapelingsziekten zich uiten in de neonatale

    periode.

    Bij peroxysomale ziekten zijn symptomen aanwezig vanaf de geboorte, vooral

    dysmorfieën en ernstige neurologische dysfunctie (bv. Zellweger syndroom).

    Een andere groep vormen de neonaten met hypoglycaemie, leverstoornissen

    en hepatomegalie. Denk hier aan glycogenose type I of III, gluconeogenesedefecten,

    galactosemie, fructose intolerantie, tyrosinaemie type I, α1–antitrypsinedeficiëntie of

    neonatale hemochromatose.

    In de Tabellen 1 tot 4 worden algoritmen voor screening, aanpak en

    differentiaal diagnostiek weergegeven.

  • 4

    Preterm LBW

    à terme neonaat

    Aangeboren metabole

    ziekte

    Trauma Hypoxie Cerebrale

    schade

    Infectie Elektrolyt-stoornissen hypo/hyper calcemie, natriëmie, kaliëmie

    Geïsoleerde / multipele

    Malformaties Polymalfor-

    matieve syndromen

    Niet suggestief maar mogelijke

    toevallige associatie

    Denk eerst aan behandelbare aandoeningen Een dringende behandeling moet gebeuren paralel aan onderzoeken

    Tabel 1: “Zieke neonaat”: algoritme voor screening van behandelbare metabole aandoeningen

    Neurologische deterioratie

    intoxicatie type

    Voornamelijk stuipen

    Icterus Leverfalen

    Hartfalen Ritmestoornis

    Persisterende hypoglycemie

    MSUD MMA

    PA IVA MCD UCD

    Vitamine dependente

    stuipen: B6 en

    pyridoxaal fosfaat Biotine

    Folinezuur Magnesium

    Galactosemie Fructose -

    intolerantie Tyrosinemie CDG type Ib

    Galzuur-synthese defecten

    Vetzuur-oxidatie-

    stoornissen

    Glycogenose Hyperinsule-

    nisme Vetzuur-oxidatie-

    stoornissen

    RX thorax Echo schedel

    Sepsis-screening

    Antibiotica

    Metabole, renale, hormonale, onderzoeken

    RX Echografie

    Genetisch advies

    MSUD = maple syrup urine disease; MMA = methylmalonzuur acidemie; PA = propionzuur acidemie; IVA = isovaleriaanzuur acidemie; MCD = multipele carboxylase deficiëntie; UCD = ureum cyclus defect

  • 5

    Acute encephalopathie

    Zuur-base evenwicht, lactaat, ammoniëmie, glycemie

    Metabole acidose ± hyperammoniëmie

    ± lactaat acidose

    Lactaat acidose Hyperammoniëmie Geen acidose

    Hypoglycemie Geen acidose Geen hyperammoniëmie

    Geen hypoglycemie

    Metabole onderzoeken: screening organische zuren urine, aminozuren in plasma, acylcarnitines profiel, enz.

    Organische zuren Vetzuuroxidatie-stoornissen

    NKH SO deficiëntie PRS

    Mitochondriale-, lactaatstoornissen

    Ureumcyclus defecten THAN LPI PCD

    Vetzuuroxidatie-stoornissen GSD, HFI, Galactosemie, F 1,6 diphosphaat deficiëntie MSUD

    Aminozuur stoornissen

    Convulsies

    F 1,6 diphosphaat = fructose 1,6 diphosphaat, GSD = glycogeen stapelingsziekte, HFI = hereditaire fructose intolerantie, LPI = lysinurische eiwit intolerantie, MSUD = maple syrup urine disease, NKHG = niet ketotische hyperglycinemie, PCD = pyruvaat carboxylase deficiëntie, PRS = pyridoxine dependente stuipen, SO =sulfietoxidase, THAN = transiënte hyperammoniëmie van de neonaat.

    Tabel 2

  • 6

    * Bedside testen ** Dinitrophenylhydrazine test (DNPH test):

    1 ml urine + 1 ml gedestilleerd water + 1 ml reagens Positief : bij geel opalescent precipitaat *** Naar metabool labo kinderkliniek 3K5 Gent £ Labo 100 ££ Lab Klinische Biologie 1P8

    Basis onderzoeken Specifieke onderzoeken Urine Bloed Lumbaal vocht Andere

    Geur* Kleur*

    Aceton (acetest)*

    Reducernde stoffen (clinitest)*

    Ketozuren (DNPH test**)* pH* Sulfiet *** Brandreactie*** Electrolieten (Na, K)£ Urinezuur£ Bloedgas PBO£ Electrolieten£ Glucose, calcium£ Urinezuur£ Prothrombinetijd£ Transaminasen£ Creatinine£ Ammoniëmie£ Lactaat, pyruvaat*** Ketolichamen*** (3-Hydroxybutyraat, acetoacetaat) Aminozuren*** Carnitine*** Acylcarnitine profiel (Guthrie)*** Vrije vetzuren (FFA)££ Eiwit, glucose£ Lactaat, pyruvaat*** Aminozuren*** RX thorax EKG, echo cardio EEG, echo schedel Autopsie

    • Urine collectie in porties (in koelkast bewaren) • Organische zuren • Urine diepvriezen -20°C vóór

    behandeling en 24 uur tijdens behandeling

    • Andere na overleg met

    metabolicus • Gehepariniseerd plasma 5 ml

    laten afcentrifugeren en serum aan –20°C bewaren

    • Guthrie kaartje • Vol bloed op EDTA invriezen

    10 tot 15 ml (moleculair biologische studies)

    • 1 ml invriezen • Huidbiopsie (fibroblasten

    kultuur) • Postmortem: lever, spier

    biopten invriezen –80°C • RX totaal skelet • Klinische foto’s

    Tabel 3: Diagnostische aanpak

  • 7

    Metabole acidose met gestegen aniongap*

    Normaal lactaat Gestegen lactaat**

    Abnormale organische zuren Normale organische zuren

    Stoornis in de organische zuren Abnormale organische zuren

    Gestegen lactaat – Pyruvaat* ratio

    Normale lactaat – Pyruvaat* ratio

    Geen hypoglycemie Hypoglycemie PYRUVAAT-

    DEHYDROGENASE DEFICIËNTIE

    RESPIRATOIRE KETEN** GLYCOGENOSE TYPE I; FRUCTOSE 1,6-DP DEFICIËNTIE;

    PEP CARBOXYKINASE DEFICIËNTIE

    PYRUVAATCARBOXYLASE DEFICIËNTIE

    METHYLMALONZUUR ACIDEMIE; PROPIONZUUR

    ACIDEMIE; MULTIPELE CARBOXYLASE DEFICIËNTIE;

    ANDERE

    Dicarboxyl acidurie

    VETZUUR-OXIDATIE DEFECTEN

    Differentiaal diagnostische aanpak 1

    Fructose 1,6-DP = Fructose 1,6-diphosphaat * De meting van pyruvaat is enkel betrouwbaar indien het staal onmiddellijk onteiwit wordt ** Indien lever ernstig aangetast kan wel hypoglycemie optreden

    Tabel 4

    *Anion gap = Na+ - Cl- - HCO3- (no = 5 – 15 meq/L) **Lactaat stijging = 2 × lactaat > 20

  • 8

    Tabel 4

    Laag Gestegen

    OTC deficiëntie

    CPS deficiëntie

    Orotisch zuur (urine) Argininosuccinyl acidurie Citrullinemie

    Differentiaal diagnostische aanpak 2

    Citrulline sterk gestegen Geen ASA

    Citrulline matig gestegen; ASA afwezig

    Citulline afwezig

    AMINOZUREN in plasma

    UREUM CYCLUS defecten

    STOORNIS IN ORGANISCHE

    ZUREN

    Acidose Geen acidose

    Symptomen na de eerste 24 uur Symptomen in de eerste 24 uur

    à term Preterm

    Neonatale hyperammoniëmie

    INBORN ERROR OF METABOLISM

    (organische zuren of PC deficitëntie)

    Transiënte hyperammoniëmie

    van de neonaat

    PC = pyruvaat carboxylase; ASA = argininosuccinyl acid; CPS = carbamylphosphaat synthetase; OTC = ornithine transcarbamylase

    Tabel 4

  • 9

    N, normaal; ±, licht; +, matig; ++, uitgesproken; +++, significant/massief; ↑ gestegen; ↓ gedaald; 0, afwezig (acidose) of negatief (Acetest, DNPH test); AZ, aminozuren; CAT, carntine acylcarnitine translocase; CPT II, carnitine palmitoyltransferase II; GA II, glutaarzuur acidemie type II; HMG-CoA, 3-hydroxy-3-methylglutaryl coenzyme A; IVA, isovaleriaanzuur acidemie; MCD, multipele carboxylase deficientie;MCKAT, medium-chain 3-ketoacylCoA A thiolase; MMA, methylmalonzuur acidemie; MSUD, maple syrup urine disease; PA, propionzuur acidemie; PC, pyruvaat carboxylase; PDH, pyruvaat dehydrogenase complex; VLCAD, lange keten acylCoA dehydrogenase; L, lactaat; P, pyruvaat; OHB, 3-hydroxybutyraat; AA, acetoacetaat; GLCMS, gas liquid chromatography mass spectrometry.

    Type Klinisch type

    Acidose/ketose Andere tekens Vermoedelijke diagnose Investigaties

    I Neurologische distress, “Intoxicatie” type Abnormale bewegingen Hypertonie

    Acidose 0 DNPH +++ Acetest 0/±

    NH3 N of ↑ ± Lactaat N PBO N Glucose N Ca N

    MSUD (speciale geur) Aminozuren chromatografie (plasma, urine) Bloedspot voor tandem-MS (Guthrie)

    II Neurologische distress, “Intoxicatie” type Dehydratie Neurologische distress, “Energiedeficiënt” type met lever of cardiale symptomen

    Acidose ++ Acetest ++ DNPH 0/± Acidose ++/± Acetest 0 DNPH 0

    NH3 ↑ +/++ Lactaat N of ↑ ± PBO: leucopenie, thrombopenie Glucose N of ↑ + Ca N of ↓ + NH3 ↑ ± /++ Lactaat ↑ ± /++ PBO N Glucose ↓ +++ Ca N of ↓ +

    Organische zuren pathologieën (MMA, PA, IVA (geur), MCD) Ketolytische defecten Vetzuuroxidatie en ketogenese defecten (GA II, CPT II,CAT, VLCAD, MCKAT, HMG-CoA lyase) HMGCoA synthetase

    Organische zuren chromatografie dmv GLCMS (urine, plasma) Carnitine (plasma) Carnitine esters (urine, plasma) Bloedspot voor tandem MS Idem als hierboven Vetzuuroxidatiestudies in lymfocyten of fibroblasten

    III Neurologische distress, “Energiedeficiënt” type Polypnoe Hypotonie

    Acidose +++/+ Acetest ++/0 Lactaat +++/+

    NH3 N of ↑ ± PBO N of anemie Glucose N of ↓ ± Ca N

    “Congenitale lactaat acidose” (PC, PDH, Krebs cyclus, respiratoire keten) MCD

    Redox status (L/P, OHB/AA ratio’s) Organische zuren chromatografie (urine) Enzym studies (spier, lymfocyten of fibroblasten)

    Differentiaal diagnostische aanpak 3 Tabel 4

  • 10

    IVa Neurologische distress, “Intoxicatie” type met matige lever symptomen Hypotonie Convulsies, coma

    Acidose 0 (alkalose) Acetest 0 DNPH 0

    NH3 ↑ +/+++ Lactaat N of ↑ + PBO N Glucose N Ca N

    Ureum cyclus Triple H Vetzuur oxydatie defecten (GA II, CPT II, VLCAD, LCHAD, CAT)

    AZ (plasma, urine) Orotisch zuur (urine) Lever, darm enzym studies (CPS, OTC)

    IVb Neurologische distress Convulsies Myoclonieën Ernstige hypotonie

    Acidose 0 Acetest 0 DNPH 0

    NH3 N Lactaat N PBO N Glucose N

    NKH, SO ± XO Pyridoxine- dependent Peroxisomale ziekten Trifunctioneel enzyme Respiratoire keten Neurotransmittor stoornissen CDG syndroom Cholesterol biosynthese

    AZ (NKH, SO) VLCFA, fytaanzuur (plasma) Acylcarnitine profiel (plasma) Lactaat (plasma) Neurotransmittors (plasma, urine, CSF) Geglycolyleerd transferrine (plasma) Cholesterol (plasma)

    N, normaal; ±, licht; +, matig; ++, uitgesproken; +++, significant/massief; ↑ gestegen; ↓ gedaald; 0, afwezig (acidose) of negatief (Acetest, DNPH test); AZ, aminozuren; CAT, carntine acylcarnitine translocase ; CPS, carbamylphosphaat synthetase, CPT II, carnitine palmitoyltransferase II; LCHAD, 3-hydroxy lange keten acylCoA dehydrogenase; NKH, niet ketotische hyperglycinemie; OTC, ornithine transcarbamylase; VLCAD, lange keten acylCoA dehydrogenase; VLCFA, zeer lange vetzuren XO, xanthine oxidase.

  • 11

    V Recurrerende hypoglycaemie Met hepatomegalie Hepatomegalie Icterus Lever falen Hepatocellulaire necrose Hepatomegalie Cholestase ± Failure to thrive ± Chronische diarree Hepatomegalie “Stapelings” tekens ± Failure to thrive ± Chronische diarree

    Acidose ++/+ Acetest + Acidose +/0 Acetest +/0 Acidose 0 Ketose 0 Acidose 0 Acetest 0 Ketose 0 DNPH 0

    NH3 N Lactaat ↑ +/++ PBO N Onbehandelbare hypoglycemie NH3 N of ↓ Lactaat ↑ +/++ PBO N Glucose N NH3 N Lactaat N Glucose N NH3 N Lactaat N of ↑ PBO N Glucose N Lever symptomen ±

    Glycogenose types I (acetest -) en III (acetest +) Fructose diphosphatase deficientie Vetzuuroxidatiestoornissen Congenitaal hyperinsulinisme Fructosemie, galactosemie Tyrosinose type I Neonatale hemochromatose Respiratoire keten ziekten α1 antitrypsine Galzoutenmetabolisme Peroxisomale ziekten CDG syndroom Niemann-Pick type C LCHAD Cholesterol metabolisme Mevalonzuur acidemie GM1 gangliosidose ISSD (sialidose type II) I-cell ziekte Nieman-Pick type A MPS VII Galactosialidose CDG syndroom

    Vastentest, belastingstest Enzymstudies (lever, lymfocyten, fibroblasten) Organische zuren, acylcarnitine Insulinemie Enzym studies (fructosemie, galactosemie) Organische zuren en enzymstudies (Tyrosinemie type I) Eiwit electroforese Organische zuren chromatografie Acylcarnitineprofiel VLCFA, fytaanzuur, pipecolzuur Geglycolyseerd transferrine Fibrobast studie Organische zuren, acylcarnitine Cholesterol Oligosacchariden, siaalzuur Mucopolysacchariden Enzym studies (lymfocyten, fibroblasten)

    N, normaal; ±, licht; +, matig; ++, uitgesproken; +++, significant/massief; ↑ gestegen; ↓ gedaald; 0, afwezig (acidose) of negatief (Acetest, DNPH test); AZ, aminozuren; ISSD, infantiele siaalzuur stapelings ziekte; LCHAD, 3-hydroxy lange keten acylCoA dehydrogenase; MPS VII, mucopolysaccharidose type VII; VLCFA, zeer lange vetzuren.

  • 12

    Initiële aanpak in afwachting van de resultaten

    Na diagnosestelling van een erfelijke metabole ziekte van het intoxicatie type,

    wordt de therapie gericht op 1) onderdrukken van de productie van toxische

    metabolieten door katabolisme van endogene eiwitten en eiwitten uit voedingen 2)

    eliminatie van toxische producten stimuleren via extrarenale procedures en specieke

    alternatieve wegen, indien deze bestaan. DUS stop voeding en geef toch genoeg

    calorieën om anabolisme te bestrijden.

    Ondersteunende therapie

    De meeste van deze zieke neonaten zullen ventilatoire en circulatoire

    ondersteuning nodig hebben. Corrigeer stoornissen in electrolieten, calcium en

    phosphor.

    Hydratie

    Bij metabole decompensatie zal, als gevolg van voedingsmoeilijkheden en

    verhoogd renaal vochtverlies, een hypovolemie optreden met prerenale

    nierinsufficiëntie. Rehydratie en op peil houden van de vochtbalans is vaak

    noodzakelijk. Een efficiënte diurese is belangrijk in situaties met renale eliminatie

    van toxische producten en hun bijproducten zoals methylmalonaat, acylcarnitines.

    Zuur-base evenwicht

    Bij ernstige acidose (pH < 7.15) is intraveneuse correctie met

    natriumbicarbonaat (0,5 - 2 mEq/uur of mmol/uur) noodzakelijk. Volg hierbij strikt

    de natriëmie om een hypernatriëmie te voorkomen.

    Infectie

    Bij neonaten in metabole crisis komt sepsis frequent voor. Dit resulteert in een

    persisterend katabolisme met therapiefalen. Men zal naar een geassocieerde infectie

    zoeken, deze behandelen of voorkomen.

    Centraal veneuse lijn

    Een centraal veneuse lijn moet voorzien worden om de hoge energie

    behoeften te kunnen nakomen.

  • 13

    Specifieke therapeutische interventies

    1. Voeding

    We moeten zorgen voor anabolisme. Indien mogelijk wordt het liefst voor

    enterale voeding gekozen. Gezien de voedingsintolerantie en de nood aan invasieve

    technieken zullen we vaak totale parenterale nutritie moeten gebruiken. Gebruik

    hypertoon glucose (15-20%) en lipiden (2-3 g/kg/dag = C 10 – 15 ml/kg/dag) behalve

    als een vetzuuroxidatiestoornis wordt vermoed. Start zo snel mogelijk opnieuw met

    eiwit (initieel 0,25-0,5 gr/kg/dag) om aminozuur deficiënties of langdurige negatieve

    stikstofbalans te voorkomen. Schakel zo snel mogelijk over naar enterale voeding.

    2. Wisseltransfusie / peritoneaal dialyse / continue hemofiltratie / hemodialyse

    Wisseltransfusie is absoluut zinloos en gecontraïndiceerd bij de meeste

    metabole ziekten zoals organische aciduriën, hyperammoniëmie, ureumcyclus

    stoornis of MSUD. Het is absoluut ineffectief, en verslechtert meestal nog de

    toestand. Hemodialyse of hemofiltratie, en vooral counter current flow, zijn meest

    aangewezen (peritoneaal dialyse is 5-20 maal minder effectief).

    Adjuverende therapie

    1. Zorg voor anabolisme

    Insuline inhibeert de endogene eiwitafbraak en zorgt voor anabolisme. Start

    insuline aan lage dosis 0,02 tot 0,05 E/kg/uur.

    2. Vitamine therapie

    Sommige metabole ziekten reageren op vitamine therapie (vb. Vit B12 bij

    methylmalonzuuracidemie, biotine bij propionzuuracidemie, carnitine bij organische

    abituriënt, pyridoxine of pyridoxaal fosfaat). Tijdens een metabole crisis is het blind

    gebruik van een multivitamine cocktail weinig succesvol. Het is beter de

    laboresultaten af te wachten en bij diagnosestelling het specifieke vitamine te

    gebruiken.

  • 14

    Bij vermoeden van een metabole ziekte blijft de belangrijkste boodschap:

    1. Verzorging in een gespecialiseerd neonataal centrum.

    2. Vraag advies aan een specialist in metabole ziekten.

    Procedure bij overlijden van een neonaat met vermoedelijke metabole ziekte

    1. Huidbiopt en weefsels voor enzymatisch onderzoek.

    Huidbiopt voor fibroblasten kweek.

    Werk in steriele omstandigheden. Voor een huidbiopsie ontsmetten met

    alcohol 90°; de huid vastgrijpen met een niet getand krom pincet waarbij 2-3 mm huid

    boven de bovenrand uitkomt over een lengte van 4-5 mm; snij met een wegwerp

    scalpel de uitstekende huid af langs het pincet; plaats het biopt onmiddellijk en steriel

    in het geschikte kultuurmedium∗; in nood in steriel fysiologisch water voor 12 tot

    maximaal 24 uur en bewaren op kamertemperatuur.

    Weefsels (o.a. lever, skeletspier) onmiddellijk diepvriezen in vloeibare stikstof en

    bewaren bij –80°C (diepvries 3K5). In wachtsituatie vloeibare stikstof te verkrijgen

    op APD of spoedopname. Stalen in diepvries aan – 20°C en tijdens werkuren zo snel

    mogelijk naar op diepvries 3K5 laten brengen.

    ∗Optimem 1 (Gibco BRL) cataloognr. 31985-047

    Foetal Calf Serum (JRH Biosciences) cataloognr. S-00001aP

    Ultroser (Gibco BRL) cataloognr. 091-25950

    Penicillin-Streptomycin (Gibco BRL) (10000IU/ml) cataloognr. 15140-106

    L-Glutamine (Gibco BRL) cataloognr. 25030-032

    Kanamycin (Gibco BRL) cataloognr. 15160-021

    2-Mercaptoethanol (Gibco BRL) cataloognr. 31350-010

    Fungizone (Gibco BRL) cataloognr. 15280-019

    Procedure

    1. Op aseptische wijze 25 ml FCS, 10 ml Ultroser, 5 ml L-Glutamine, 5 ml Penicillin-Streptomycin, 5 ml

    Kanamycin, 0,5 ml 2-Mercaptoethanol en 0,5 ml Fungizone toevoegen aan het Optimem.

    2. Mengen zodat alles oplost.

  • 15

    2. Huidbiopt en weefsels voor chromosomen en/of DNA onderzoek.

    3. Lichaamsvochten voor chemisch onderzoek.

    Liefst af te nemen vóór overlijden.

    Bloed: 10-20ml op heparine, onmiddellijk afcentrifugeren en plasma

    invriezen per 5 ml.

    Urine: 20 ml diepvriezen in porties van 5 ml.

    Lumbaal vocht: 1-2 ml invriezen.

    Bloed en galvochten voor carnitine en acylcarnitines profiel.

    4. Foto’s, RX, echografie

    5. Volledige autopsie.

  • Metabziekte.pdfMetabziekte.pdfAanpak erfelijke met#1876CE.pdfAanpak erfelijke met#1876CE.2.pdfAanpak erfelijke met#1876CE.3.pdfAanpak erfelijke met#1876CE.4.pdfAanpak erfelijke met#1876CE.5.pdfAanpak erfelijke met#1876CE.6.pdfAanpak erfelijke met#1876CE.7.pdf

    metabool team.pdf

    Afbeelding 1.pdf