AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te...

127
AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE Kruibeke Verzoek tot ontheffing van de MER-plicht

Transcript of AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te...

Page 1: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE

Kruibeke

Verzoek tot ontheffing van de MER-plicht

Page 2: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

COLOFON

Opdracht:

Aanleg van leidingen van Air Liquide

Kruibeke

Verzoek tot ontheffing van de MER-plicht

Opdrachtgever:

Air Liquide Industries Belgium

Bourgetlaan 44

1130 Brussel

Opdrachthouder:

Antea Belgium nv

Roderveldlaan 1

2600 Antwerpen

T : +32(0)3 221 55 00

F : +32 (0)3 221 55 01

www.anteagroup.be

BTW: BE 414.321.939

RPR Antwerpen 0414.321.939

IBAN: BE81 4062 0904 6124

BIC: KREDBEBB

Antea Group is gecertificeerd volgens ISO9001

Identificatienummer:

2286093002/scl

Datum: status / revisie:

september 2015 definitief

November 2015 revisie

Vrijgave:

Gert Pauwels, Account Manager

Controle:

Gert Pauwels, senior adviseur

Projectmedewerkers:

Gert Pauwels, MER-deskundige Bodem, Water en MER-

coördinator

Sofie Claerbout, MER-deskundige Fauna en Flora

Cedric Vervaet, Mer-deskundige Landschap, Bouwkundig

erfgoed en Archeologie

Marijke Verhasselt, adviseur

Stefanie De Weser, adviseur

Antea Belgium nv 2015 Zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van Antea

Group mag geen enkel onderdeel of uittreksel uit deze tekst

worden weergegeven of in een elektronische databank worden

gevoegd, noch gefotokopieerd of op een andere manier

vermenigvuldigd.

Page 3: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 3 van 127

INHOUD

LIJST VAN AFKORTINGEN...............................................................................................10

1 INLEIDING.................................................................................................................12

1.1 AANLEIDING........................................................................................................................12 1.2 TOETSING AAN DE MER-PLICHT .............................................................................................12 1.3 VERZOEK TOT ONTHEFFING: PROCEDURE EN DOELSTELLING .........................................................13 1.4 INITIATIEFNEMER .................................................................................................................13 1.5 DOEL EN VERANTWOORDING PROJECT .....................................................................................13 1.6 JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE RANDVOORWAARDEN ................................................................13

2 PROJECTBESCHRIJVING.................................................................................................29

2.1 RUIMTELIJKE SITUERING ........................................................................................................29 2.2 KORTE BESCHRIJVING AANLEG OVERSTROMINGSGEBIEDEN ..........................................................31 2.3 ALGEMENE EN SPECIFIEKE KENMERKEN VAN DE OM TE LEGGEN LEIDINGEN EN DE AANLEGFASE ..........34 2.4 SPECIFIEKE KENMERKEN VAN DE AAN TE LEGGEN LEIDINGEN EN VERDUIDELIJKING AANSLUITINGSZONES

.........................................................................................................................................41 2.5 FASERING EN WERKGELEGENHEID ...........................................................................................43 2.6 PRODUCTIE AFVALSTOFFEN....................................................................................................43 2.7 VERONTREINIGING EN HINDER................................................................................................44 2.8 RELEVANTE ALTERNATIEVEN ..................................................................................................44

3 OVERZICHT VAN MOGELIJKE EFFECTEN EN GRENSOVERSCHRIJDENDE EFFECTEN ...........................45

3.1 ALGEMENE INGREEP-EFFECT RELATIES .....................................................................................45 3.2 GLOBALE VERKENNING VAN DE INGREEP-EFFECTEN ....................................................................45

4 BESCHRIJVING VAN DE BESTAANDE SITUATIE, EFFECTEN, AANBEVELINGEN EN MAATREGELEN .........51

4.1 BODEM ..............................................................................................................................51 4.2 GRONDWATER ....................................................................................................................59 4.3 OPPERVLAKTEWATER............................................................................................................64 4.4 FAUNA EN FLORA.................................................................................................................74 4.5 LANDSCHAP, BOUWKUNDIG ERFGOED EN ARCHEOLOGIE ............................................................84 4.6 MENS EN GELUID .................................................................................................................97

5 BESCHIKBAARHEID EN ACTUALITEIT VAN DE GEGEVENS.......................................................113

5.1 INFORMATIE .....................................................................................................................113 5.2 VOORSPELLINGS- EN BEOORDELINGSMETHODE .......................................................................113 5.3 BESLUIT............................................................................................................................114

6 MAATSCHAPPELIJKE GEVOELIGHEID VAN HET PROJECT .......................................................115

7 EINDCONCLUSIE .......................................................................................................116

8 BRONNEN...............................................................................................................118

9 BIJLAGEN ...............................................................................................................120

TABELLEN

Tabel 1-1: Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden al dan niet van toepassing op het

projectgebied 15

Tabel 2-1: Gewestplanbestemmingen gekruist door de om te leggen leidingen 30

Page 4: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 4 van 127

Tabel 2-2: Onderverdeling van het tracé in deeltracés 30

Tabel 3-1: Overzicht ingreep-effectmatrix (mogelijke en te onderzoeken effecten) – aanleg in open

sleuf 47

Tabel 3-2 Ingreep-Effectmatrix (mogelijke en te onderzoeken effecten) aanleg door ‘gestuurde

boring’ 49

Tabel 4-1: Voorkomende bodemtypes langs de om te leggen leidingen 52

Tabel 4-2: Indeling Prati Index zuurstof (PIO, chemische kwaliteit) 65

Tabel 4-3: Indeling Belgische Biotische Index (biologische kwaliteit) 65

Tabel 4-4: Triadeschaal 68

Tabel 4-5: Elementen van de watertoets 70

Tabel 4-6: doorkruiste habitattypes door de geplande leiding op basis van de BWK 2014 77

Tabel 4-7: Archeologische vondsten in de nabije omgeving van de leidingen, bron CAI (toestand

november 2014), Agentschap Onroerend Erfgoed. 86

Tabel 4-8: Milieukwaliteitsnormen voor geluid gedurende de dagperiode. 100

Tabel 4-9: Geluidsvermogen niveau per type bron 104

Tabel 4-10: Geluidsvermogenniveau per werffase 105

Tabel 4-11: Uurgemiddeld geluidsdrukniveau per werffase thv de beschouwde immissiepunten. 107

Tabel 4-12: Daggemiddeld geluidsdrukniveau per werffase thv de beschouwde immissiepunten. 107

Tabel 4-13: Overzicht maximale niveaus 109

Tabel 4-14: Overzicht van het aantal hinderdagen voor de mens en gevoelige fauna. 110

Tabel 4-15: Overzicht van het aantal hinderdagen voor de zeer gevoelige fauna 110

FIGUREN

Figuur 2-1: aanduiding van de mogelijke werkzones thv het intredepunt (groene en oranje stippellijn)

39

Figuur 2-2: aanduiding van de werkzone rond het uittredepunt (groene stippellijn) 39

Figuur 2-3: Voorbeeldtekening gestuurde boring 40

Figuur 2-4: aansluiting zuurstofleiding ter hoogte van het beginpunt 42

Figuur 2-5: aansluiting waterstofleiding ter hoogte van het eindpunt 42

Figuur 2-6: aansluiting stikstofleiding (groene dikke lijn) ter hoogte van eindpunt en verbinding van

twee bestaande waterstofleidingen 43

Figuur 4-1: weergaven van de BBI en Prati-index in de Zeeschelde ter hoogte van het projectgebied

(bron: VMM) 66

Figuur 4-2: weergaven van de BBI en Prati-index in de Barbierbeek ter hoogte van het projectgebied

(bron: VMM) 66

Figuur 4-3: situering van de geplande leiding (noordelijk deel) op de CAI, toestand november 2014

(bron: OE) 87

Figuur 4-4: situering van de geplande leiding (zuidelijk deel) op de CAI, toestand november 2014

(bron: OE) 88

Figuur 4-5: geluidsbelastingskaart van het wegverkeer (Lden, links en Lnight, rechts) 2011 ter hoogte

van het projectgebied, bron LNE 100

Page 5: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 5 van 127

BIJLAGEN

Bijlage 1 Dwarsdoorsneden dijk

Bijlage 2 Veiligheidsfiches stikstof-, waterstof- en zuurstofgas

Bijlage 3 Passende Beoordeling

Bijlage 4 GRUP GOG met Natuurvewevingsgebied Kruibeke – Bazel – Rupelmonde

Bijlage 5 Kaartenbundel

Bijlage 6 Aanduiding van de ligging van de huidige leidingen

Page 6: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127

Verklarende woordenlijst

Abiotisch milieu De niet-levende materie

Ankerplaats De meest landschappelijk waardevolle gebieden voor Vlaanderen. Ze

bestaan uit complexen van gevarieerde erfgoedelementen die een

geheel vormen. Ze zijn binnen de relictzone uitzonderlijk inzake

gaafheid of representativiteit, ofwel ruimtelijk een plaats inneemt die

belangrijk is voor de zorg of het herstel van de landschappelijke

omgeving, of ze zijn uniek.

Autonome ontwikkeling De ontwikkeling die het studiegebied zou doormaken zonder

gestuurde beïnvloeding van buitenaf.

Avifauna Vogelwereld

Bemaling Afpomping van water om het grondwaterniveau plaatselijk te verlagen

zodat werken in droge grond kunnen uitgevoerd worden

Biotisch Van de levende natuur.

biotoop Leefgebied van een soort (omgeving waarin alle voor die soort

benodigde omstandigheden aanwezig zijn).

Bodemprofiel Verticale bodemdoorsnede waarin de opbouw en de ontwikkeling van

de bodem waarneembaar is

Bodemserie De basiseenheid van de Belgische classificatiehiërarchie. De

bodemserie wordt bepaald door de grondsoort, de natuurlijke

drainering en de horizontenopvolging. Een bodemserie wordt verder

ingedeeld in bodemtypen

Bodemverdichting Samenpersen en dichter maken van de bodem

Compactie Inklinking van een grondlaag door het gewicht van machines of

constructies.

dB(A)-waarde Afgeleide van de gewone decibel. Geeft de sterkte van het geluid

gecorrigeerd voor de gevoeligheid van het (menselijk) oor weer.

Debiet De hoeveelheid water die per tijdseenheid langs een bepaald punt

stroomt

(Deel)ingreep Ingreep: onderdeel van een activiteit

Deelingreep: onderdeel van een ingreep, waarvoor afzonderlijke

effecten kunnen aangegeven worden.

Direct effect Een rechtstreeks milieueffect als gevolg van een deelingreep.

Discipline Milieuaspect dat in het kader van milieueffectrapportage onderzocht

wordt, door de regelgeving vastgelegd als de disciplines 'mens', 'Fauna

en Flora', 'bodem', 'water', 'lucht', 'licht, warmte en straling', 'geluid en

trillingen', 'klimaat', landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie en

materiële goederen'

Diversiteit Het aantal soorten dat op een bepaald oppervlak voorkomt.

Ecosysteem Samenhangend geheel van elkaar onderling beïnvloedende planten,

dieren, mensen en omgeving in een bepaald gebied.

Ecotoop Een ruimtelijk begrensde eenheid met een karakteristieke

homogeniteit (vb. hakhoutbos, droge of natte heide)

Effect Uitwerking op het milieu van de (deel)ingrepen van een voorgenomen

activiteit.

Page 7: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 7 van 127

Effectbeoordeling Waardeoordeel van de effecten die optreden ten gevolge van een

geplande situatie uitgedrukt in kwalitatieve of kwantitatieve termen,

zodanig dat de besluitvormer en de bevolking zich objectief kunnen

inlichten over de ernst van de effecten.

Eutrofiëring Een uitzonderlijke hoge algenactiviteit als gevolg van een verhoogde

beschikbaarheid van nutriënten (vnl. stikstof en fosfor) door menselijk

handelen

Eutroof Voedselrijk

Faunistisch Met betrekking tot de dierenwereld

Floristisch Met betrekking tot de plantenwereld

Geplande situatie Toestand van het studiegebied tijdens en na de uitvoering van het

plan

Grondwaterkwetsbaarheid De grondwaterkwetsbaarheid van een gebied is een code die het risico

op verontreiniging van het grondwater in de bovenste watervoerende

laag aangeeft (bron: dov)

Immisie De bij de ontvanger aanwezige hoeveelheid geluid of stoffen

Ingreep-effectenschema Schema of netwerk dat de relatie tussen de ingrepen van de

voorgenomen activiteit en de mogelijke milieueffecten weergeeft

Integraal waterbeleid Het beleid gericht op het gecoördineerd en geïntegreerd ontwikkelen,

beheren en herstellen van watersystemen met het oog op het

bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van

dit watersysteem als zodanig, en met het oog op het multifunctionele

gebruik, waarbij de behoeften van de huidige en komende generaties

in rekening wordt gebracht

Kwel Kwelgebieden zijn plaatsen waar grondwater voortdurend aan de

oppervlakte komt (opwaartse grondwaterstroming i.p.v. infiltratie)

LAeq,T

het A-gewogen continu equivalent geluidsniveau over periode T. Het

discontinue geluidsniveau over de meetperiode T wordt omgerekend

naar een continu niveau met dezelfde energetische waarde. Het

equivalent geluidsniveau wordt in de meeste normen als maat voor de

geluidsbelasting gebruikt.

LAi,T het A-gewogen geluidsdrukniveau dat gedurende i % van de

observatieperiode T wordt overschreden (i = 1, 10, 50, 95, ...).

LA1,T is een maat voor de veelvuldig optredende pieken in het geluid.

LA10,T het gemiddeld piekgeluid, vb. bij druk verkeersgeluid.

LA50,T is representatief voor het gemiddelde niveau.

LA95,T is representatief voor het achtergrondgeluidsniveau en wordt in

VLAREM II bij een evaluatie periode van 1h gebruikt als

beoordelingsparameter van het omgevingsgeluid.

Lsp

het specifiek geluid. Het is een component van het omgevingsgeluid

die kan worden toegeschreven aan één of meer welbepaalde

geluidsbronnen van een inrichting en die akoestisch gezien, kan

geïdentificeerd worden.

LAmax,T het maximaal geluidsdrukniveau geregistreerd in de periode T.

LW, LWA het geluidsvermogenniveau (lineair of A-gewogen). Het is een maat

voor het uitgestraalde geluidsvermogen. Het is een éénduidig cijfer

Page 8: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 8 van 127

voor een bepaalde bron. Voor een puntbron geldt in het vrije veld

volgende relatie tussen geluidsdrukniveau en geluidsvermogenniveau:

LWA = LPA + 11 + 20 log r (r = afstand in m).

Landschapsatlas Verkorte naam voor ‘Atlas van de relicten van traditionele

landschappen’. Deze atlas werd opgemaakt voor de vijf provincies.

Lijnrelicten Lijnvormige landschapselementen die drager zijn van een

cultuurhistorische betekenis. Het kunnen allerhande wegtracés zijn,

dijken, militaire verdedigingslinies en ook natuurlijke verschijnselen

wanneer die het bindend element zijn tussen erfgoedwaarden of

landschappelijk structurerend zijn.

Lozingspunt Plaats waar het afvalwater in het oppervlaktewater/riolering

terechtkomt

MER-deskundige Natuurlijke of rechtspersonen door de Vlaamse minister bevoegd voor

het leefmilieu als deskundige voor het opstellen van een

milieueffectrapport in een of meerdere disciplines 'mens', 'Fauna en

Flora', 'bodem', 'water', 'lucht', 'licht, warmte en straling', 'geluid en

trillingen', 'klimaat' en 'monumenten en landschappen en materiële

goederen in het algemeen'

Omgevingsgeluid Totaal geluid veroorzaakt door alle geluidsbronnen op een gegeven

plaats en op een gegeven ogenblik; oorspronkelijk omgevingsgeluid =

omgevingsgeluid dat aanwezig is vóór het exploiteren of veranderen

van een inrichting

Ontwikkelingsscenario Beschrijft de evolutie van het studiegebied in de toekomst, rekening

houdend met de autonome evolutie van het gebied en met de

evolutie onder invloed van plannen en beleidsopties

Projectgebied Het gebied waarin een voorgenomen activiteit gepland is.

Quartair Behorende tot de vierde of jongste aardvorming, de uit water

afgezette lagen.

Referentiesituatie De toestand van het studiegebied, waarnaar gerefereerd wordt in

functie van de effectvoorspelling, omvattende: de huidige, gewijzigde

en de wenselijke situatie

Relict Een relict is een overblijfsel uit vroegere tijd dat nog getuigt van de

toestand die toenmaals was. Met betrekking tot landschappen kunnen

relicten zeer divers in aard zijn en getuigen in vele gevallen van een

wordingsgeschiedenis. In wezen zijn dit punt-, lijn- en vlakvormige

relicten

Remediërende maatregel Maatregelen die voorgesteld worden om nadelige milieueffecten van

het plan te vermijden, te beperken en zoveel mogelijk te verhelpen

Rooien Het verwijderen van bomen en houtachtige gewassen met inbegrip

van hun wortelstelsel

Sondering Een sondering is een proef waarbij een reeks sondeerbuizen,

onderaan voorzien van een sondeerpunt, langzaam en gelijkmatig in

de grond wordt gedrukt en waarbij met bepaalde diepte- of

tijdsintervallen, de conusweerstand, de plaatselijke

wrijvingsweerstand en/of de totale indringingsweerstand worden

gemeten. Met de elektrische conus kan ook de waterspanning in de

grond rond de conus worden vastgesteld. De statische discontinue

sondering wordt uitgevoerd met de mechanische conus (CPT-M) en de

statische continue sondering wordt uitgevoerd met de elektrische

Page 9: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 9 van 127

conus (CPT-E of piëzoconus (CPT-U) (bron: dov)

Studiegebied Het gebied dat bestudeerd wordt in functie van het vaststellen van de

milieueffecten en afhankelijk is van de invloedssfeer van de

milieueffecten

Watertoets Met de “watertoets” wordt nagegaan of een ingreep schade kan

veroorzaken aan het watersysteem. Het watersysteem is het geheel

van alle oppervlaktewater (gaande van water dat een helling

afstroomt tot de rivieren), het grondwater en de natuur die daarbij

hoort

Page 10: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 10 van 127

LIJST VAN AFKORTINGEN

ANB Agentschap voor Natuur en Bos

BBI Belgische Biotische Index; een systeem om via de bepaling van de

aanwezigheid van een aantal groepen macro-invertebraten in een

waterloop de biologische waterkwaliteit van deze waterloop te

beoordelen

BPA Gemeentelijk Bijzonder Plan van Aanleg beslaat een gedeelte van het

grondgebied van één gemeente. Het is een zeer gedetailleerd plan dat

verder gaat dan het aanduiden van een bestemming van de bodem,

maar uitgebreide voorschriften inhoudt

BS Belgisch Staatsblad

B.Vl.R. Besluit van de Vlaamse Regering

BWK Biologische waarderingskaart. De voorkomende vegetatie wordt, aan de

hand van een uniforme lijst van karteringseenheden, geïnventariseerd

en in kaart gebracht. Aan iedere ecotoop wordt een waarde toegekend

CREG Commissie voor de regulering van de elektriciteit en het gas

GNOP Gemeentelijk NatuurOntwikkelingsPlan

GEN Grote Eenheden Natuur (VEN)

GRS Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan

GRUP Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan

HGB Horizontaal Gestuurde Boring

MB Ministerieel besluit

MER Milieueffectrapport (het rapport): milieueffectrapport over een plan of

programma: een openbaar document waarin, van een voorgenomen

plan of programma en van de redelijkerwijze in beschouwing te nemen

alternatieven, de te verwachten gevolgen voor mens en milieu in hun

onderlinge samenhang op een systematische en wetenschappelijk

verantwoorde wijze worden geanalyseerd en geëvalueerd, en

aangegeven wordt op welke wijze de aanzienlijke milieueffecten

vermeden, beperkt, verholpen of gecompenseerd kunnen worden

(bron: nieuwe mer-decreet van 18/12/2002)

m.e.r. Milieueffectrapportage (het proces): de procedure die al dan niet leidt

tot het opstellen en goedkeuren van een milieueffectrapport over een

voorgenomen actie en in voorkomend geval tot het gebruik ervan als

hulpmiddel bij de besluitvorming omtrent deze actie (bron: nieuwe

mer-decreet van 18/12/2002)

OHD Ontheffingsdossier

OBO Oriënterend bodemonderzoek

RSV Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen

RUP Ruimtelijk Uitvoeringsplan

RWO Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend erfgoed

SBZ Speciale Beschermingszone (V: in kader van de Vogelrichtlijn; H: in

Page 11: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 11 van 127

kader van de Habitatrichtlijn)

TAW Tweede Algemene Waterpassing (referentieniveau voor de

hoogtebepaling)

VMM Vlaamse Milieu Maatschappij

Page 12: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 12 van 127

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In kader van de aanleg van de nieuwe overstromingsgebieden te Kruibeke dienen bestaande Air

Liquide-leidingen, dewelke zich in de overstromingsgebieden bevinden, te worden omgelegd. Het

betreft stikstof- (N2), waterstof (H2) en zuurstofleidingen (O2).

De geplande omlegging is ca. 5.300 m lang, opgesplitst in een noordelijk deel van ca. 4.300 m in open

sleuf en een zuidelijk deel van ca. 1.000 m via een horizontaal gestuurde boring. De aanleg is

voorzien in 2016.

1.2 Toetsing aan de MER-plicht

De lijst van MER-plichtige activiteiten is opgenomen in het Besluit van de Vlaamse Regering van 10

december 2004 (BS 17/02/2005) en wijziging van 1 maart 2013 (BS 29/04/2013). In dit besluit

worden de projecten opgedeeld in Bijlage I-projecten (MER altijd vereist), Bijlage II-projecten

(ontheffing van MER-plicht mogelijk na gemotiveerd verzoek) en Bijlage III-projecten (projecten

waarvoor een project-MER of een project-m.e.r.-screeningsnota moet worden opgesteld).

Volgens deze regelgeving moeten MER-plichtige inrichtingen en infrastructuurwerken (werken en

handelingen) een m.e.r.-proces doorlopen dat resulteert in een kennisgeving, een ontwerp-MER en

een definitief goedgekeurd MER. Pas nadat de goedkeuring door de Dienst Mer is toegekend kan de

milieuvergunnings- of stedenbouwkundige vergunningsprocedure verder gezet worden.

Volgens §3 van artikel 4.3.3 van het MER/VR-decreet van 18 december 2002 kan de initiatiefnemer

evenwel in de gevallen bedoeld in artikel 4.3.2 van het decreet een gemotiveerd verzoek tot

ontheffing van de rapportageverplichting indienen bij de administratie. Volgens de bepalingen van

artikel 4.3.2 van het MER/VR-decreet en het uitvoeringsbesluit van 10/12/2004 valt voorliggend

project onder de hiernavolgende categorie van projecten:

Bijlage II 10 k) Aanleg in open sleuf van buisleidingen en aanleg van randvoorzieningen behorend bij

die buisleidingen die niet gelegen zijn binnen de rooilijnen van een openbare weg, en waarbij een van

de volgende voorwaarden vervuld is:

1) ten minste 2000 m2 van de randvoorzieningen ligt in een bijzonder beschermd gebied;

2) de buisleiding heeft een ononderbroken lengte van 1 km of meer in een bijzonder

geschermd bebied;

3) de buisleiding heeft een lengte van 10 km of meer.

Afhankelijk van het debiet van de bemalingen bij de aanleg kan volgende MER-rubriek ook van

toepassing zijn.

Bijlage II 10 o) Werken voor het onttrekken of kunstmatig aanvullen van grondwater:

• Onttrekken van grondwater, met inbegrip van terugpompingen van onbehandeld en

niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, als het netto onttrokken

debiet 2.500m3 per dag of meer bedraagt. Kunstmatige aanvullingen van grondwater

als het debiet 2.500m3 per dag of meer bedraagt;

• Onttrekken van grodnwater als het debiet 1.000m3 per dag of meer bedraagt en de

activiteit gelegen is in of een aanzienlijke invloed kan hebben op een gebied zoals

aangeduid in uitvoering van het decreet houdende maatregelen ter bescherming van de

kustduinen van 14 juli 1993 of als de activiteit een betekenisvolle aantasting van de

natuurlijke kenmerken van een speciale beschermingszone kan veroorzaken.

Page 13: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 13 van 127

Gezien de geplande leidingen niet zijn gelegen binnen een leidingstraat en over een ononderbroken

lengte van 1 km of meer gelegen zijn in een bijzonder beschermd gebied (Natura 2000-gebied), valt

het project onder de bepalingen van rubriek 10k.

1.3 Verzoek tot ontheffing: procedure en doelstelling

De beslissing om dit project van de MER-plicht te ontheffen kan door de bevoegde administratie

worden genomen wanneer zij, op basis van de informatie in dit verzoek tot ontheffing, besluit dat

het voorgenomen project geen aanzienlijke gevolgen kan hebben voor het milieu en een project-

MER redelijkerwijze geen nieuwe of bijkomende gegevens over aanzienlijke milieueffecten kan

bevatten. De bevoegde administratie neemt hierover een beslissing binnen de zestig dagen na

indiening van het verzoek tot ontheffing.

Er wordt verzocht dit project van de MER-plicht te ontheffen omwille van verschillende redenen, die

verder in dit document nader zullen worden toegelicht:

• er worden geen aanzienlijke milieueffecten verwacht,

• het opstellen van een project-MER zal redelijkerwijs geen nieuwe of bijkomende gegevens

over aanzienlijke milieueffecten, anders dan deze besproken in het dossier m.b.t. verzoek

tot ontheffing van de MER-plicht, opleveren.

1.4 Initiatiefnemer

De opdrachtgever voor dit ontheffingsdossier is:

Air Liquide Industries Belgium

Bourgetlaan 44

1130 Brussel

1.5 Doel en verantwoording project

Te Kruibeke is ‘Waterwegen & Zeekanaal’ bezig met de creatie van een overstromingsgebied langs de

Schelde. Om dit overstromingsgebied in gebruik te kunnen nemen dienen bestaande Air Liquide-

leidingen, dewelke zich nu in het overstromingsgebied bevinden, te worden omgelegd. In het

noordelijk deel van het overstromingsgebied kan de omlegging van de leidingen grotendeels

gebeuren door gebruik te maken van de nieuwe Ringdijk en de nieuw aangelegde

compartimenteringsdijk. In het zuidelijk deel van het overstromingsgebied wordt de bestaande

leiding omgelegd via een horizontaal gestuurde boring. Het betreft stikstof- (N2), waterstof (H2) en

zuurstofleidingen (O2).

1.6 Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden

In het juridisch en beleidsmatig kader worden de verschillende relevante aspecten inzake het

milieubeleid voor het project- en studiegebied toegelicht. Dit gebeurt vanuit drie invalshoeken:

• een eerste deel omvat de (korte) beschrijving van de wetgeving in het kader van de

ruimtelijke ordening;

• het tweede deel bevat een opsomming van de wettelijke bepalingen op het vlak van de

milieuhygiëne (recht dat ertoe strekt een aantal negatieve invloeden op het leefmilieu te

voorkomen/beperken);

• in een derde deel komen de bepalingen van het milieubeschermingsrecht aan bod (recht

dat het behoud/herstel van positieve elementen beoogt);

• in een laatste deel komen de beleidsmatige randvoorwaarden aan bod.

Page 14: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 14 van 127

In Tabel 1-1 worden de juridische en beleidsmatige randvoorwaarden opgesomd, samen met hun

relevantie voor dit project en een korte bespreking.

Verwijderd:

Page 15: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 15 van 127

Tabel 1-1: Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden al dan niet van toepassing op het projectgebied

Randvoorwaarde Inhoud Rele-

vant

Bespreking

1. Ruimtelijke Ordening

1.1 Vlaamse Codex

Ruimtelijke Ordening

De Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (een

coördinatie van het decreet ruimtelijke ordening) voert

vernieuwingen in op drie belangrijke punten:

vergunningen, planologie en handhaving. Die

vernieuwingen beogen vooral vereenvoudigde en

transparantere procedures en een grotere

rechtszekerheid voor burgers en lokale besturen.

Ja Beschrijft de RUP-procedure voor de aanvraag van de

stedenbouwkundige vergunning.

1.2 Ruimtelijk Structuurplan

Vlaanderen (RSV)

Geeft de richtlijnen weer van het toekomstig gebruik

van de ruimte in Vlaanderen. De hoofddoelstelling is

het behoud en waar mogelijk versterking en de

uitbreiding van de nog resterende open ruimte.

Ja In het RSV wordt de bundeling van ondergrondse leidingen waar

mogelijk met bestaande lijninfrastructuren, zoals o.a. het volgen

van bestaande en/of ontworpen ondergrondse vervoerleidingen

en lijninfrastructuren: primair wegennet I en II, spoorwegen,

waterwegen en hoogspanningsleidingen als beleidsoptie

vermeld.

Kruibeke is volgens het RSV ingedeeld als buitengebied.

Kruibeke maakt ook deel uit van de Vlaamse Ruit.

1.3 Verordenende plannen Plannen die de bestemming van de gronden in

Vlaanderen bepalen. Hieronder wordt verstaan

� gewestplan

� Bijzonder plan van aanleg (BPA)

� Ruimtelijke Uitvoeringsplan (RUP)

Ja De leidingen doorkruisen de volgende

gewestplanbestemmingen: Natuurgebied , Buffergebied en

Valleigebied.

De om te leggen leidingen bevinden zich binnen het RUP

“Gecontroleerd overstromingsgebied met

Natuurverwevingsgebied Kruibeke-Bazel-Rupelmonde”.

1.4 Stedenbouwkundige

vergunning

Concrete toepassing van de Vlaamse Codex Ruimtelijke

Ordening.

Ja Een stedenbouwkundige vergunning is nodig voor de leidingen.

Bovendien is een MER/verzoek tot ontheffing van de MER-plicht

(voorliggend document) vereist bij de aanvraag van de

Page 16: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 16 van 127

Randvoorwaarde Inhoud Rele-

vant

Bespreking

stedenbouwkundige vergunning

1.5 Gemeentelijke

kapvergunning

Specifieke stedenbouwkundige vergunning Ja Voor het kappen van bomen niet in bosverband en waarvoor

geen stedenbouwkundige vergunning is vereist, dient onder

bepaalde voorwaarden een kapvergunning te worden

aangevraagd. De aanvraag kan worden geïntegreerd in de

aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning

2. Milieuhygiënerecht

2.1 Bodemdecreet – Vlarebo

(uitvoeringsbesluit)

Regelt de bodemsanering, potentiële

verontreinigingsbronnen, historisch verontreinigde

gronden en grondverzet in Vlaanderen. Indien gronden

worden overgedragen of onteigend dienen de

bepalingen van het bodemsaneringsdecreet gevolgd te

worden.

Ja

De mogelijke aanwezigheid van potentieel verontreinigde sites

of gronden die zijn opgenomen in het

GrondenInformatieregister wordt opgevraagd bij de gemeente

Kruibeke.

Volgens de “digitale versie van de verspreiding van

bodemonderzoeken in Vlaanderen, OVAM, Afdeling

Bodemsanering en Attestering, toestand 03/12/2013” bevinden

er zich op korte afstand van de leidingen (< 200 m) 1 perceel

met een oriënterend bodemonderzoek (in 2007) en 1 perceel

met een beschrijvend bodemonderzoek (in 2004). In de ruimere

omgeving zijn heel wat bodemonderzoeken uitgevoerd,

voornamelijk op de oevers langs de Schelde.

Er is geen onderzoek uitgevoerd naar uitgegraven grond.

2.2 Vlarem Het Vlaams reglement inzake milieuvergunningen

bepaalt de milieuvoorwaarden inzake ingedeelde

inrichtingen.

Ja Een gasleiding is geen ingedeelde inrichting

Page 17: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 17 van 127

Randvoorwaarde Inhoud Rele-

vant

Bespreking

2.3 Vlarema Met het Materialendecreet en het VLAREMA (Vlaams

reglement voor het duurzaam beheer van

materiaalkringlopen en afvalstoffen) evolueert het

Vlaamse afvalstoffenbeleid naar een duurzaam

materialenbeleid waar het sluiten van

materiaalkringlopen en het verlagen van de milieudruk

over de hele levenscyclus van een product centraal

staan.

Ja Bij de aanleg van leidingen kunnen mogelijk materialen

vrijkomen die bij hergebruik onder de VLAREMA-reglementering

vallen (b.v. gebruik van uitgegraven grond in bouwstof). Alle

afvalstoffen worden conform de Vlaamse wetgeving terzake

verwijderd.

2.4 Wet op de bescherming

van oppervlaktewateren

Regelt de bescherming van oppervlaktewateren van

het openbaar hydrografisch net en de territoriale zee

tegen verontreiniging en legt de

kwaliteitsdoelstellingen vast voor alle

oppervlaktewateren.

De milieukwaliteitsnormen waaraan de

oppervlaktewateren en het geloosde bemalingswater

moeten voldoen zijn opgenomen in VLAREM II.

Ja De om te leggen leidingen doorkruisen in de zuidelijke zone

twee keer een naamloze waterloop van 3e categorie. In de

noordelijke zone doorkruist het tracé de Barbierbeek (2e

categorie), de Akkersbeek (3e categorie) en de Kapelbeek (2

e

categorie). Alle waterlopen die doorkruist worden voldoen aan

de basiskwaliteit.

2.5 Wet op de onbevaarbare

waterlopen

Hierin wordt vastgelegd dat buitengewone werken van

wijziging van de waterlopen slechts kunnen uitgevoerd

worden nadat hiervoor een machtiging bekomen is

vanwege de bevoegde overheid.

Sinds 1/05/2012 worden de machtigingen afgeleverd

via de stedenbouwkundige vergunning op voorwaarde

dat de provincie (bij waterlopen van 2de

en 3de

categorie) of het bevoegde ministerie (bij waterlopen

van 1ste

categorie) gunstig advies gaf.

Ja Het geplande tracé doorkruist in de zuidelijke zone twee keer

een naamloze waterloop van 3e categorie. In de noordelijke

zone doorkruist het tracé de Barbierbeek (2e categorie), de

Akkersbeek (3e categorie) en de Kapelbeek (2

e categorie). Alle

waterlopen die doorkruist worden voldoen aan de

basiskwaliteit.

2.6 Bevaarbare waterlopen Voor de bevaarbare waterlopen geldt o.a. een besluit

betreffende het toekennen van vergunningen, het

vaststellen en innen van retributies voor het privatieve

Neen De om te leggen leidingen doorkruisen geen bevaarbare

waterlopen.

Page 18: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 18 van 127

Randvoorwaarde Inhoud Rele-

vant

Bespreking

gebruik van het openbaar domein van de waterwegen

en hun aanhorigheden.

2.7 Grondwaterdecreet Regelt de bescherming van het grondwater, het

gebruik ervan en het voorkomen en vergoeden van

schade.

De procedure voor het aanvragen van een vergunning

voor de onttrekking van of infiltratie naar het

grondwater, evenals voor boringen naar grondwater, is

geïntegreerd in VLAREM (rubrieken 52 tot en met 55).

In verband met de te volgen vergunningsprocedure

worden de grondwaterwinningen in 3 categorieën

onderverdeeld naargelang het opgepompte debiet

(melding, vergunning klasse 1 en vergunning klasse 2).

Specifieke voorwaarden voor hoger genoemde

activiteiten zijn opgenomen in de hoofdstukken 5.52

tot en met 5.55 van VLAREM II.

De afbakening van waterwingebieden en

beschermingszones valt onder het besluit van 27 maart

1985.

Ja

Ja

In het kader van de werken nodig voor de aanleg van de

leidingen is het mogelijk dat bemaling noodzakelijk is. Details

over de bemaling en de effecten zijn belangrijk omdat hieruit

tevens zal blijken over welke hoeveelheden het zal gaan en of al

dan niet een melding dient te gebeuren of een vergunning dient

aangevraagd te worden.

De geplande leidingen zijn niet in de buurt van

waterwingebieden gelegen.

Op een afstand kleiner dan 200 m van de aan te leggen leidingen

komen er geen vergunde grondwaterwinningen voor .

2.8 Polders en Watering Polders zijn openbare instellingen die werden/worden

opgericht met het oog op instandhouding,

drooglegging en bevloeiing van de ingedijkte gronden

die op de zee en de aan getij onderhevige waterlopen

werden veroverd.

Wateringen zijn openbare instellingen die buiten de

polderzones ingesteld zijn met het oog op het tot stand

brengen en handhaven, binnen de grenzen van hun

gebied, van een voor de landbouw en hygiëne gunstige

Neen De om te leggen leidingen zijn gelegen binnen de Polder van

Kruibeke.

Page 19: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 19 van 127

Randvoorwaarde Inhoud Rele-

vant

Bespreking

bewatering en met het oog op de beveiliging van de

grond tegen watersnood.

2.9 Decreet Integraal

Waterbeleid

Dit decreet is de implementatie van de Europese

Kaderrichtlijn Water in de Vlaamse wetgeving en legt

de doelstellingen, principes en structuren vast voor

een vernieuwd duurzaam waterbeleid. In dit decreet

wordt o.m. de watertoets als instrument voor een

integraal waterbeleid opgenomen. Voor een activiteit

die wordt onderworpen aan een

milieueffectrapportage geschiedt de analyse en

evaluatie van het al dan niet optreden van een

schadelijk effect op de kwantitatieve toestand van het

grondwater en de op te leggen voorwaarden om dat

effect te vermijden, te beperken, te herstellen of te

compenseren in dit rapport.

Dit decreet houdt eveneens in dat de schade door

overstromingen zo veel mogelijk wordt beperkt door

oplossingen die aansluiten bij de natuur van het

watersysteem (o.a. aanpak aan de bron en het

voorzien van buffering voor overtollig water).

Ook zorgt dit decreet ervoor dat de nodige ruimte voor

water planmatig wordt vastgelegd.

D.m.v. de watertoets (besluit van 20/06/2006) dient de

overheid na te gaan hoe het watersysteem zal worden

beïnvloed door het project. Het watersysteem is het

geheel van alle oppervlaktewater (gaande van water

dat een helling afstroomt tot de rivieren), het

grondwater en de natuur die daarbij hoort.

Ja In het ontheffingsdossier zal nagegaan worden of het project

interfereert met de bepalingen van dit decreet.

Page 20: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 20 van 127

Randvoorwaarde Inhoud Rele-

vant

Bespreking

2.10 Gewestgrens-

overschrijdende effecten

Verdrag van Espoo:

Verdrag inzake milieueffectrapportage in

grensoverschrijdend verband (UNECE, 1991)

JNeen De om te leggen leidingen zijn op meer dan 5 km van een

gewestgrens gelegen. Er worden geen

gewestgrensoverschrijdende effecten verwacht.

3. Milieubeheersrecht

3.1 MER-decreet Dit decreet en bijhorende besluiten regelt de opmaak

van een milieueffectrapportage.

Ja Het desbetreffende project is project-MER plichtig. Voor het

desbetreffende project kan een verzoek tot ontheffing van de

MER-plicht ingediend worden. Daartoe wordt voorliggend

ontheffingsdossier opgemaakt.

3.2 Natuurdecreet Dit decreet regelt het beleid inzake natuurbehoud en

vrijwaring van het natuurlijke milieu, inzake de

bescherming, de ontwikkeling, het beheer en het

herstel van de natuur en het natuurlijk milieu, inzake

de handhaving en het herstel van de daartoe vereiste

milieukwaliteit en inzake het scheppen van een zo

breed mogelijk draagvlak. Het decreet regelt tevens de

procedure van de afbakening van de Speciale

Beschermingszones. Het gebiedsgericht beleid houdt

ook de ontwikkeling van het Vlaams Ecologisch

Netwerk (VEN) en het Integraal Verwevings- en

ondersteunend Netwerk (IVON) in. Het natuurdecreet

legt de voorschriften en geboden in VEN en de Speciale

Beschermingszones vast.

Tevens regelt dit decreet het soortgericht natuurbeleid

(soortenbescherming volgens Koninklijk Besluit)).

In het kader van het MER zijn volgende artikels

Ja

Algemene bepalingen uit het Natuurdecreet zijn uiteraard van

toepassing.

De om te leggen leidingen bevinden zich in het VEN-gebied “De

vallei van de Boven Zeeschelde van de Dender- tot de

Rupelmonding”.

De om te leggen leidingen bevinden zich eveneens in het

Vogelrichtlijngebied “Durme en middenloop van de Schelde” en

het Habitatrichtlijngebied “Schelde- en Durmeëstuarium van de

Nederlandse grens tot Gent”.

Het projectgebied bevindt zich niet in Ramsargebied.

Het voorkomen van beschermde soorten in het studiegebied

wordt nader onderzocht en omschreven in het OHD.

Page 21: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 21 van 127

Randvoorwaarde Inhoud Rele-

vant

Bespreking

belangrijk:

• art. 8, dat het stand-still-beginsel invoert: ‘De

Vlaamse regering neemt alle nodige maatregelen

ter aanvulling van de bestaande regelgeving om

over het gehele grondgebied van het Vlaamse

Gewest de milieukwaliteit te vrijwaren die vereist

is voor het behoud van de natuur en om het stand-

still-beginsel toe te passen zowel wat betreft de

kwaliteit als de kwantiteit van de natuur en

ongeacht de bestemming van het gebied’.

• art. 14, dat de natuurtoets invoert t.o.v. de

initiatiefnemer: ‘Iedereen die handelingen verricht

of hiertoe de opdracht verleent, en die weet of

redelijkerwijze kan vermoeden dat

natuurelementen in de onmiddellijke omgeving

daardoor kunnen worden vernietigd of ernstig

geschaad, is verplicht om alle maatregelen te

nemen die redelijkerwijze van hem kunnen

worden gevergd om de vernietiging of de schade

te voorkomen, te beperken of te herstellen’.

• art. 16, dat een compensatie oplegt bij

beschadigingen aan natuur, en in se dus de

natuurtoets inhoudt t.o.v. de overheid: ‘Als voor

een activiteit op grond van wetten, decreten of

besluiten een vergunning of toestemming van de

overheid, dan wel een kennisgeving of melding aan

de overheid vereist is, draagt deze overheid er zorg

voor door het opleggen van voorwaarden of het

weigeren van de vergunning of toestemming dat

Page 22: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 22 van 127

Randvoorwaarde Inhoud Rele-

vant

Bespreking

er geen vermijdbare schade aan de natuur kan

ontstaan’. Door toepassing van art. 16 kan de

Vlaamse Regering vergunningen weigeren of

toekennen onder bepaalde voorwaarden (herstel-

of compensatiemaatregelen.

• art. 25, m.b.t. de voorschriften en geboden in VEN,

zoals het gebruik van bestrijdingsmiddelen,

wijzigen structuur van waterlopen, wijzigen

bodemreliëf of werkzaamheden uit te voeren die

het grondwaterpeil doen dalen of de bestaande

ont- en afwatering versterken.

• art. 26bis waarin vermeld staat dat in VEN geen

onvermijdbare en onherstelbare schade aan de

natuur mag toegebracht worden. Dit artikel geldt

voor alle VEN-gebieden die een effect kunnen

ondervinden van het project. Er kan enkel een

afwijking door de ministers bekomen worden als

kan aangetoond worden dat het project voor groot

openbaar belang dient uitgevoerd te worden, met

inbegrip van redenen van sociale of economische

aard.

• art. 36ter §3: De aanwezigheid van een speciale

beschermingszone houdt o.m. in dat een passende

beoordeling dient te worden opgemaakt door de

initiatiefnemer voor elke vergunningsplichtige

activiteit. Bij een MER-plichtig project geschiedt de

passende beoordeling in het kader van de

Page 23: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 23 van 127

Randvoorwaarde Inhoud Rele-

vant

Bespreking

milieueffectrapportage.

• Art. 51: bescherming van planten- en

dierensoorten en van hun levensgemeenschappen

3.3 Natuurreservaten Voor elk erkend natuurreservaat wordt een

beheersplan opgesteld.

Neen De om te leggen leidingen bevinden zich niet in of in de nabije

omgeving van een erkend natuurreservaat.

3.4 Bosreservaten De Vlaamse Regering stelt vast voor welke bossen of

bosgedeelten bijzondere beschermings- en

beheersmaatregelen worden genomen omdat ze een

ecologische en wetenschappelijke functie te vervullen

hebben. Deze bossen worden vanaf de aanwijzing of

erkenning bosreservaten genoemd.

Neen Er bevindt zich geen bosreservaat in het studiegebied

3.5 Bosdecreet Heeft tot doel het behoud, de bescherming, de aanleg,

het beheer en het herstel van de bossen en het

natuurlijk milieu van de bossen te regelen. Het regelt

o.a. compensatie van ontbossing:

Art. 90bis §1 van het bosdecreet stelt dat ontbossing

verboden is. Ontbossing in zones met de bestemming

woongebied is wel mogelijk, mits naleving van de

voorschriften van de wetgeving op de ruimtelijke

ordening en de stedenbouw en na advies van de

Afdeling Bos & Groen.

Art. 90bis §4 legt compensatieplicht op met het oog op

het natuurbehoud van een gelijkwaardig bosareaal

door de houder van de stedenbouwkundige

vergunning tot ontbossing.

De compensatie wordt gegeven in natura en/of door

storting van een bosbehoudsbijdrage in het Fonds voor

Ja T.g.v. de uitvoering van het project en de erfdienstbaarheid

zullen een drietal bomen moeten worden gekapt. Indien van

toepassing, zal dit volgens het decreet gecompenseerd worden.

Page 24: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 24 van 127

Randvoorwaarde Inhoud Rele-

vant

Bespreking

Preventie en Sanering inzake Leefmilieu en Natuur.

3.6 Soortenbesluit Dit soortenbesluit vervangt sinds 1 september 2009 de

Koninklijke besluiten van 16 februari 1976 (planten), 22

september 1980 (diersoorten uitgezonderd vogels) en

9 september 1981 (vogels). Dit Besluit biedt eveneens

bescherming aan bepaalde soorten buiten de SBZ’s.

ja Het soortenbesluit dient gerespecteerd te worden.

3.7 Onroerenderfgoeddecreet

(12/07/2013; B.S.

17/10/2013) en

uitvoeringsbesluit

(goedgekeurd door

Vlaamse Regering op

16/05/2014)

Sinds1 januari 2015 is het nieuwe Onroerenderfgoeddecreet

in werking. Vanaf dan geldt een overkoepelende regelgeving

voor monumenten, stads- en dorpsgezichten, landschappen

en archeologie.

Het nieuwe onroerend erfgoeddecreet vervangt drie

voorgaande decreten (monumentendecreet van 1976,

archeologiedecreet van 1993 en landschapsdecreet van

1996) en een wet uit 1931 op het behoud van monumenten

en landschappen.

Met de definitieve goedkeuring van het nieuw decreet

onroerend erfgoed door de Vlaamse regering is ook de

Conventie van Malta1 in Vlaamse regelgeving omgezet. Om

de Conventie van Malta verder te implementeren in de

De geplande leidingen doorkruisen geen beschermde

landschappen, dorps- of stadsgezichten, of monumenten.

De geplande leidingen zijn gelegen in de ankerplaats “Polder van

Kruibeke, Bazel en Rupelmonde”.

Er zijn aanduidingen in de landschapsatlas en

landschapskenmerkenkaart die overlappen met of in de nabije

omgeving gelegen zijn van het projectgebied.

1 Ook wel het Verdrag vanValetta genoemd.

Page 25: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 25 van 127

Randvoorwaarde Inhoud Rele-

vant

Bespreking

Vlaamse regelgeving is een volledig nieuw archeologisch

traject nodig. Daarin spelen erkende archeologen een

cruciale rol. Omdat zij de enigen zijn die een opgraving of een

vooronderzoek met ingreep in de bodem mogen uitvoeren,

kan het hoofdstuk Archeologie van het

Onroerenderfgoeddecreet pas in werking treden wanneer er

voldoende archeologen erkend zijn. Het is de verwachting

dat dit aantal in de loop van 2015 zal bereikt zijn. Tot dan

blijft het Archeologiedecreet van 1993 van kracht.

3.8 Decreet op het

archeologisch

patrimonium

Regelt de bescherming, het behoud en de

instandhouding, het herstel en het beheer van het

archeologisch patrimonium en organiseert en

reglementeert de archeologische opgravingen.

Zie verder ‘verdrag van Malta’ onder de beleidsmatige

randvoorwaarden

Ja

Ja

In het kader van het OHD zal de Centrale Archeologische

Inventaris geraadpleegd worden.

4 Beleidsmatige

Randvoorwaarde

Inhoud Rele-

vant

Bespreking

4.1 Provinciaal Ruimtelijk

Structuurplan

Geeft de hoofdlijnen weer van het ruimtelijk beleid dat

de provincie Oost-Vlaanderen voert.

Ja Kruibeke maakt deel uit van het Oost-Vlaamse deel van de

Vlaamse Ruit en is aangeduid als kern en hoofddorp. De regio

kenmerkt zich door een versnoering van kernen aan de Schelde.

In de gewenste structuur wordt Kruibeke geselecteerd als

prioritair aandachtsgebied voor zowel landschapsbehoud als

landschapsbouw. Ook is Kruibeke geselecteerd als

openruimtecorridor waardoor er geen nieuwe bebouwing gezet

mag worden die de open ruimte beperkt.

4.2 Gemeentelijk Ruimtelijk

Structuurplan (GRS)

Geeft de hoofdlijnen weer van het ruimtelijk beleid dat

de desbetreffende gemeente wil voeren.

Ja Een van de ontwikkelingsperspectieven in het GRS, specificiek

voor nutsleidingen: “Er dient een leidingenstraat afgebakend

waar alle bovenlokale nutsleidingen door de gemeente dienen

Page 26: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 26 van 127

Randvoorwaarde Inhoud Rele-

vant

Bespreking

samengebracht.”

De leidingen bevinden zich in de deelruimte “Scheldevallei”

waarvoor de belangrijkste doelstellingen beveiliging tegen

ongewenste overstromingen en natuurontwikkeling zijn (visie

van het Gewest, waar de gemeente zich bij moet neerleggen).

Zacht recreatief medegebruik is mogelijk.

4.3 Gemeentelijk

Natuurontwikkelings-

plan (GNOP)

Beschrijft het natuurbeleid dat de desbetreffende

gemeenten de komende jaren willen voeren.

Neen Het GNOP van Kruibeke is goedgekeurd in 1995 en schrijft het

natuurbeleid tot 2005. Het GNOP is echter aan actualisatie toe

en grotendeels achterhaald. Een aantal actiepunten zijn wel

gerealiseerd zoals de bescherming als landschap van de

Barbierbeekvallei.

4.4 Gemeentelijk

mobiliteitsplan

Beschrijft het mobiliteitsbeleid dat de desbetreffende

gemeenten de komende jaren willen voeren

Neen Het mobiliteitsplan van Kruibeke bevat geen acties die relevant

zijn voor dit project.

4.5 Gewestelijk

Milieubeleidsplan 2011-

2015

Het Milieubeleidsplan bepaalt de hoofdlijnen van het

milieubeleid dat door het Vlaamse Gewest, en ook

door de provincies en gemeenten in aangelegenheden

van gewestelijk belang, dient te worden gevoerd.

Naast een schets van de context, is in het plan een

evenwaardige plaats toebedeeld aan de

langetermijndoelstellingen, de overheidsinterne

engagementen, de plandoelstellingen, de

milieuthema’s en tenslotte de maatregelenpakketten.

Ja Algemeen zijn de doelstellingen inzake luchtkwaliteit,

biodiversiteit, kwaliteit van de watersystemen, milieudruk en

bodembeleid van toepassing.

4.6 Provinciaal

milieubeleidsplan

Beschrijft het milieubeleid dat de provincie Vlaams-

Brabant de komende jaren wil voeren.

Ja In de Milieubeleidsnota van de provincie Oost-Vlaanderen (2010

- 2013) wordt geen melding gemaakt van specifieke acties in het

projectgebied.

Page 27: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 27 van 127

Randvoorwaarde Inhoud Rele-

vant

Bespreking

4.7 Gemeentelijk

milieubeleidsplan (MBP)

Beschrijft het milieubeleid dat de desbetreffende

gemeenten de komende jaren willen voeren

Ja Het milieubeleidsplan van Kruibeke was niet beschikbaar.

4.8 Ruilverkaveling Een ruilverkaveling herschikt landbouwpercelen binnen

een vooraf afgebakend gebied. Het instrument

ruilverkaveling wordt ingezet om een gebied in al zijn

facetten integraal en duurzaam te laten ontwikkelen.

Neen Het projectgebied bevindt zich niet in een ruilverkaveling.

4.9 Landinrichting Heeft tot doel de inrichting van landelijke gebieden te

realiseren overeenkomstig de bestemmingen

toegekend door de ruimtelijke ordening. Hierbij wordt

kwaliteit, synergie en evenwicht in de ontwikkelingen

van het ruimtegebruik van de open ruimte beoogd.

Neen Het projectgebied bevindt zich niet in een landinrichtingsproject.

4.10 Natuurinrichting Heeft tot doel een gebied optimaal in te richten in

functie van het behoud van de bestaande natuur, voor

het herstel en ontwikkeling van natuur en het beheer

nadien.

Neen Het projectgebied maakt geen deel uit van een

natuurinrichtingsproject.

4.11 Regionale landschappen Hier kunnen openbare besturen, diensten en

verenigingen elkaar ontmoeten en samenwerken aan

de ontwikkeling van de streek.

Ja De gasleidingen doorkruisen het regionaal landschap Schelde-

Durme.

4.12 Bekkens en deelbekkens Vlaanderen is ingedeeld in 103 deelbekkens, 11

bekkens en 2 stroomgebieden. Per bekken is er een

bekkenbeheerplan, waarin ook de acties uit de

deelbekkens, gelegen binnen dit bekken, zijn

opgenomen. Per stroomgebied is er ook een

stroomgebiedbeheerplan.

Ja Het projectgebied bevindt zich in het Beneden-Scheldebekken,

meer bepaald in het deelbekken van de Barbierbeek.

4.13 Stiltegebieden Een ‘stiltegebied’ wordt meestal gedefinieerd als een

gebied waarin de natuurlijke geluiden, afkomstig van

zowel fauna als flora, overheersen.

Neen Het projectgebied is niet gelegen in een potentieel stiltegebied.

Page 28: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 28 van 127

Randvoorwaarde Inhoud Rele-

vant

Bespreking

4.14 Europese Conventie van

Malta (La Valetta, 1992)

De vertaling naar Vlaamse regelgeving is nog niet

gebeurd. Vanuit de Vlaamse Overheid wordt er wel

naar gestreefd te handelen ‘in de geest van Malta’. Er

wordt hierbij in de eerste plaats gestreefd naar het

behoud van de sites in situ, wat een inschakeling van

archeologie in de vroegste fasen van de ruimtelijke

planning vereist. Daar waar behoud in situ niet

mogelijk is, is het enige mogelijke alternatief een

preventief archeologisch onderzoek van de bedreigde

sites.

In het verdrag zijn tevens bepalingen opgenomen

m.b.t. de financiering van archeologisch onderzoek. In

art. 5 van het verdrag wordt verplicht te waarborgen

dat milieueffectrapportage en de daaruit

voortvloeiende beslissingen ten volle rekening houden

met archeologische vindplaatsen en hun context.

ja Er wordt verder verwezen naar de opmerking onder ‘decreet

archeologisch patrimonium’ juridische randvoorwaarden

Page 29: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 29 van 127

2 Projectbeschrijving

2.1 Ruimtelijke situering

De ligging van de huidige leidingen zijn weergegeven in bijlage 6. De geplande om te leggen tracés zijn

weergegeven op bijgevoegd situatieplan (kaart 1a en 1b) en een uittreksel uit het gewestplan (kaart 2).

Het projectgebied situeert zich op de topografische kaartbladen 15-6 en 15-7, schaal 1/10.000. Het

geplande tracé wordt weergegeven op alle kaarten in bijlage. Bij de verdere detailuitwerking van het

tracé is het echter mogelijk dat nog minimale verschuivingen optreden.

Kaart 1a: Ruimtelijke situering

Kaart 1b: Situering op orthofoto

Het projectgebied situeert zich in de provincie Oost-Vlaanderen op grondgebied van Kruibeke binnen

de overstromingsgebieden langs de Schelde. Deze overstromingsgebieden kunnen geografisch

opgesplitst worden in 2 zones, met name de noordelijke zone en de zuidelijke zone. De ondergrondse

leidingen die moeten omgelegd worden zijn:

• Noordelijke zone – GGG (gecontroleerd getijde gebied):

o H2 (Waterstof – 100 bar) DN100 Zelzate – Puurs;

o N2 (Stikstof – 64 bar) DN250 Beveren – Maasmechelen;

o O2 (Zuurstof – 64 bar) DN250 Antwerpen – Baudour (Umicore Hoboken antenna).

• Zuidelijke zone – GOG (gecontroleerd overstromingsgebied):

o H2 (Waterstof) DN100 Zelzate – Puurs.

De aanleg van de leidingen in de noordelijke zone gebeurt in open sleuf. De stikstofleiding en de

waterstofleiding worden geherlocaliseerd in de voorziene zone binnen de ringdijk startende vanaf het

noordelijk deel van de KBR Polder. De zuurstofleiding loopt samen met deze leidingen na het kruisen

van de ringdijk. Er zal een constructie gebouwd worden over de bestaande zuurstofleiding ter hoogte

van de ringdijk om deze te vrijwaren. Ongeveer 500 m na het kruisen van de compartimenteringsdijk

takt de waterstofleiding aan op de bestaande leiding Zelzate-Puurs. De andere twee leidingen (zuurstof

en stikstof) volgen verder de ringdijk tot net voor de oever van de Schelde.

In het zuidelijk deel valt enkel de waterstofleiding binnen het GOG. Tussen de compartimenteringsdijk

en de Verkortingsdijk is de waterstofleiding gesitueerd onder de wegenis waardoor er geen

herlocalisatie gepland is in deze zone. Ten zuiden van de Verkortingsdijk dient de bestaande

waterstofleiding wel geherlocaliseerd te worden. De aanleg van deze leiding zal gebeuren via een

gestuurde boring (HGB). De strengzone wordt voorzien ter hoogte van de noord-zuid gerichte Lange

Gaanweg, dewelke daardoor gedurende meerdere weken niet bruikbaar zal zijn voor het verkeer.

De buiten dienst gestelde leidingen in de overstromingsgebieden zullen drukloos en gereinigd achter

gelaten worden.

Voor een meer gedetailleerde situering van het projectgebied wordt verwezen naar hoofdstuk 4, meer

bepaald onder de hoofdstukken ‘Bestaande toestand’ bij de verschillende disciplines.

Ligging t.o.v. de omgeving

Het noordelijke tracé vertrekt vanaf de bestaande leidingen ter hoogte van de Scheldelei en takt terug

aan op de bestaande leidingen net voor de Scheldedijk. Het zuidelijk deel vertrekt net voor het

kruispunt Blauwe gaanweg – Verkortingsdijk en takt terug aan op de bestaande leiding ter hoogte van

de dijksloot (Scheldedijk).

Beschrijving volgens de plannen ruimtelijke ordening

Het tracé van de om te leggen leidingen is weergegeven op een uittreksel uit het gewestplan (kaart 2).

Deze bestemming komt echter te vervallen door het opgemaakte RUP “Gecontroleerd

overstromingsgebied met Natuurverwevingsgebied Kruibeke-Bazel-Rupelmonde”, zie verder. Ter

informatie worden wel nog de gewestplanbestemmingen weergegeven.

Page 30: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 30 van 127

Kaart 2: Uittreksel uit het gewestplan

Volgens de bestemmingen op het gewestplan doorkruisen de leidingen volgende gebieden:

Tabel 2-1: Gewestplanbestemmingen gekruist door de om te leggen leidingen

Bestemming Lengte geplande

tracé in m

% t.o.v. het totale tracé

Natuurgebied 2672 50,41

Buffergebied 1567 29,56

Valleigebied 1062 20,03

Totaal 5301 100

De om te leggen leidingen bevinden zich binnen het RUP “Gecontroleerd overstromingsgebied met

Natuurverwevingsgebied Kruibeke-Bazel-Rupelmonde”, definitief vastgesteld op 16 januari 2004. De

leidingen zijn hierbij voorzien in de bestemmingszone “Gecontroleerd Overstromings- en Natuurgebied

“Kruibeke-Bazel-Rupelmonde”. Dit gebied is volgens de stedenbouwkundige voorschriften bestemd

voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur en het natuurlijk milieu en van

landschapswaarden en voor de beveiliging van het Schelde-estuarium tegen ongewenste

overstromingen. De landschapswaarden kunnen zowel betrekking hebben op het historisch gegroeide

landschap als op de nieuw te ontwikkelen delen van het landschap. In het gebied zijn natuur en

beveiliging van het Schelde-estuarium tegen ongewenste overstroming nevengeschikte hoofdfuncties.

Om de effectbespreking efficiënt en in detail te kunnen uitvoeren, werd het tracé opgedeeld in

deeltracés (zie kaart 1). De indeling werd in eerste instantie uitgevoerd op basis van de soort leidingen

die het tracé omvat en in tweede instantie op basis van de gewestplanbestemmingen (die echter

komen te vervallen, vanwege het opgemaakte GRUP), waarbij elke overgang in bestemmingszone tot

een onderverdeling in een deeltracé leidde. In onderstaande tabel wordt het tracé overlopen van

begin- tot eindpunt en wordt de indeling in deeltracés aangegeven.

Tabel 2-2: Onderverdeling van het tracé in deeltracés

Deeltracé Lengte (m) Soort leiding(en) Bestemmingszone volgens het gewestplan

1 1036 N2 + H2 Natuurgebied

2 845 N2 + H2 Buffergebied

3 697 N2 +H2 +O2 Bufffergebied

4 509 N2 +H2 +O2 Natuurgebied

5 916 N2 + O2 Natuurgebied

6 150 O2 Natuurgebied (144 m)

Valleigebied (6 m)

7 75 N2 Natuurgebied (17 m)

Valleigebied (58 m)

8 66 H2 Natuurgebied (44 m)

Valleigebied (22 m)

9 1007 H2

Natuurgebied (6 m)

Valleigebied (976 m)

Buffergebied (25 m)

Page 31: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 31 van 127

Ligging t.o.v. bijzondere gebieden

Het tracé doorkruist volgende bijzondere gebieden: een ankerplaats, een relictzone, een

Vogelrichtlijngebied, een Habitatrichtlijngebied en een VEN-gebied. In hoofdstuk 4 onder elke discipline

staat een uitgebreide beschrijving van de ligging t.o.v. bijzondere gebieden.

2.2 Korte beschrijving aanleg overstromingsgebieden

Gezien het project wordt uitgevoerd naar aanleiding van de aanleg van de overstromingsgebieden langs

de Schelde te Kruibeke (in kader van het Sigmaplan) en gezien de leidingen in het noordelijk deel van

het projectgebied worden voorzien in de recent aangelegde dijken, wordt in dit hoofdstuk een korte

toelichting gegeven inzake de doelstellingen van de verder te realiseren overstromingsgebieden.

Het Sigmaplan voorziet reeds in de herlokalisatie van de aanwezige leidingen binnen de huidige

Scheldedijk. Omdat de Scheldedijk wordt omgevormd tot overloopdijk, moeten de leidingen uit de dijk

worden verwijderd en/of op een veilige afstand van de overloopdijk worden geherlokaliseerd. In de

gebiedsdelen die onder invloed komen te staan van GGG-werking voorziet het Sigmaplan dat de

leidingen in aangepaste leidingendijken worden verlegd naar de hogergelegen randen van de

deelgebieden zodat ze voldoende beschermd zijn tegen de dagelijkse in- en uitstroom van

Scheldewater.

Overstromingsgebieden

Het noordelijk deel van het overstromingsgebied zal ingevuld worden met gecontroleerd gereduceerd

getij (KGGG) waarin de dagelijkse tijwerking van de Schelde het gebied instroomt. Op deze manier

kunnen slik- en schorfuncties gerealiseerd worden. Het zuidelijk gebied zal enkel gaan functioneren als

gecontroleerd overstromingsgebied (RGOG) dat slechts bij stormtij via de lange overloopdijken

volstroomt. De GOG’s zullen bijgevolg slechts sporadisch onder water komen te staan, namelijk enkel

bij stormtij. Uit berekeningen van het Waterbouwkundig Laboratorium blijkt dit 1 à 2 maal per jaar het

geval te zullen zijn. In de polders van Bazel en Rupelmonde zal weidevogelgebied gerealiseerd worden.

Page 32: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 32 van 127

(K: Kruibeke / B:Bazel / FDV: Fasseitpolder / KK: Kruibeekse Kreek)

Ringdijk

De ringdijkgedeelten zullen worden afgewerkt op Sigmahoogte die in kader van het Sigmaplan in

Kruibeke werd vastgelegd op +8,35m TAW. Waar nodig wordt bij de aanleg een overhoogte

gerealiseerd die rekening houdt met zettingen en inklinking van de ondergrond. Bovendien wordt

voorzien dat zonder veel wijzigingen aan het profiel de dijk kan worden verhoogd naar een nieuwe

Sigmahoogte in het kader van een verdere actualisatie van het Sigmaplan.

Ten behoeve van inspectie en onderhoud worden de dijkmassieven ingezaaid en regelmatig gemaaid

en/of begraasd en wordt boven op de ringdijk een dienstweg aangelegd. De profielen worden zo

opgebouwd dat de taluds ook langs de voet van de dijk vlot kunnen worden geïnspecteerd. Aan de voet

van de volledige lengte van de ringdijk wordt een teen met een dienstweg aangelegd. Ter hoogte van

deelgebied KGGG (waarin het noordelijk deel van de om te leggen leidingen gelegen is) wordt de teen

met de dienstweg breed uitgevoerd zodat tussen de dijk en de dienstweg een leidingenstrook vrij komt

waarnaar pijpleidingen worden verlegd. De dienstwegen worden waar mogelijk optimaal ingericht en

opengesteld in functie van recreatief medegebruik.

Voor het profiel van de ringdijk waarin de te verleggen leidingen worden gepland wordt verwezen naar

bijlage 1, figuren 1 tot en met 5.

Compartimenteringsdijk

Voor het realiseren van de compartimentering tussen de verschillende deelgebieden uit het globaal

streefbeeld, wordt maximaal uitgegaan van de bestaande dijken en wordt een minimale wijziging van

Page 33: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 33 van 127

de bestaande dijken vooropgesteld. Alle compartimenteringsdijken hebben een lagere dijkhoogte dan

de overloopdijk langs de Schelde. Bij een bepaalde waterstand zullen ze zelf ook overstromen en

functioneren als overloopdijk tussen de verschillende gedefinieerde deelgebieden. Een beperkt deel

van de noordelijke dijk van de Barbierbeek wordt verwijderd zodat de Barbierbeek een vrije loop heeft

in het KGGG. Deze ingreep gaat samen met het sluiten van de Kruibeekse kreek t.h.v. de Dweerse

Gaanweg.

Net als bij de ringdijk worden ook leidingendijken geïntegreerd in het profiel van enkele

compartimenteringsdijken. Zowel ten behoeve van de leidingenstrook als ten behoeve van de

bijhorende dienstweg verbreedt hierdoor het profiel van deze compartimenteringsdijken.

De dienstwegen worden waar mogelijk optimaal ingericht en opengesteld in functie van

toegankelijkheid en recreatief medegebruik.

De compartimenteringsdijken worden zo (her)aangelegd dat faunavluchtroutes worden gerealiseerd

naar de ringdijk en delen van de Scheldedijk op Sigmahoogte.

Voor het profiel van de ringdijk waarin de te verleggen leidingen worden gepland wordt verwezen naar

bijlage 1, figuren 6 en 7.

Page 34: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 34 van 127

2.3 Algemene en specifieke kenmerken van de om te leggen leidingen en de

aanlegfase

2.3.1 Technische beschrijving van het project

In de technische beschrijving van de projectwerken wordt het project in detail beschreven (situering,

dimensies, afbakening gebied, fasering van de werken, enz.).

Er wordt een nauwkeurige beschrijving gegeven van het project met analyse van hoofdingrepen en

deelingrepen, beschrijving van activiteiten tijdens de verschillende fasen van het project

(voorbereidende fase, uitvoeringsfase incl. afwerking en exploitatiefase), exacte locatie van de ingrepen

e.d.. Dit laat toe een gedetailleerd beeld te krijgen van de mogelijke toestand van het studiegebied na

de uitvoering van het project.

In volgende beschrijving wordt de methode voor de standaard aanleg van een leiding in open sleuf in

detail beschreven. De hier beschreven methodiek is een algemene werkwijze, gebaseerd op bestaande

projecten voor de aanleg van leidingen, dewelke kan worden aangepast aan de specifieke noden van

het project. Er wordt onderstaand wel reeds aangegeven welke rubrieken al dan niet van toepassing zijn

voor onderhavig project.

2.3.2 Deelingrepen aanleg in open sleuf – noordelijk deel

De aanleg van een leiding kan worden opgedeeld in verschillende deelingrepen. Deze worden

hieronder opgelijst, waarna ze per deelingreep besproken worden.

A. voorbereiding van de werkstrook

B. maatregelen om machines toegang te verschaffen tot het tracé

C. verwijdering van de teelaarde van de rijstrook en de bouwsleuf

D. installeren bemalingspompen en bemalen

E. aanleg gasleiding

F. uitgraven sleuf+ plaatsen leiding

G. afwerking bouwsleuf

H. ontruiming van de werkstrook

I. herstel van het terrein in zijn oorspronkelijke staat

J. aanbrengen van bebakening

K. bouw bovengrondse installatie

In het noordelijk deel wordt de leiding aangelegd in open sleuf. De gronddekking van de leidingen

bedraagt minimaal 110 cm. Bij parallelle aanleg met bestaande ondergrondse infrastructuren zoals

kabels en andere nutsleidingen worden de leidingen aangelegd met een tussenafstand die groter of ten

minste gelijk is aan de wettelijk voorziene 0,40 m, voor de zuurstofleiding is dit 0,50 m. Concreet voor

dit project worden de leidingen aangelegd met een tussenafstand as-as van 75 cm. Voor de sleufbodem

wordt nog een extra marge van 20 cm tot de leiding voorzien. Voor het noordelijke deel, waar de H2-

leiding (DN100) en de N2-leiding (DN350) worden omgelegd geeft dit bijgevolg een sleufbodem van ca.

140 cm. Vanaf dat de zuurstofleiding (DN300) er ook bij komt, geeft dit een sleufbreedte van ca. 225

cm.

2.3.2.1 Deelingreep A: voorbereiding van de werkstrook

Werfinstallatie en mobilisatie

De aannemer start met de installatie van de werfburelen m.i.v. aansluitingen voor elektriciteit, water,

sanitair, telecommunicatie,… Samen met de werfmobilisatie wordt al het nodige materiaal, de

Page 35: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 35 van 127

machines en de arbeidsmiddelen voor de aanleg van de leiding naar de werf gebracht. Op de terreinen

waar materiaal wordt gestapeld, wordt de teelaarde afgegraven en voorlopig gestockeerd. De nodige

verhardings- en nivelleringswerken worden uitgevoerd. Het volledige terrein van de werfinstallatie

m.i.v. de materiaalopslagruimte, wordt omheind.

De juiste locatie van de werfburelen is momenteel nog niet gekend.

Topografische werkzaamheden

De aslijn van de leiding wordt op het terrein uitgezet met behulp van paaltjes. De ondergrondse

installaties (kabels en leidingen) worden gelokaliseerd op basis van informatie verstrekt door de diverse

concessiehouders/nutsmaatschappijen via KLIM/KLIP. Naast detectie van deze installaties dient de

exacte inplanting en diepteligging door de aannemer te worden bepaald d.m.v. manueel gegraven

proefsleuven.

Binnen de werkstrook worden alle aanwezige merkpalen, luchtbakens, eigendomspalen, omheiningen

en de loop van de aanwezige grachten en waterlopen door de aannemer ingemeten teneinde deze na

de aanleg van de leiding op dezelfde plaats terug te kunnen plaatsen of de loop van de grachten en/of

waterlopen te kunnen herstellen.

De werf wordt ook voorzien van signalisatie in overeenstemming met het verkeersreglement.

Plaatselijk worden doorgangen voorzien voor het vee en voor de exploitanten van de belendende

percelen, indien van toepassing.

Ruimtebeslag

De afbakening van de werkstrook gebeurt ten opzichte van de uitgezette as met behulp van houten

palen. Het ruimtebeslag van de werkstrook omvat:

• een rijstrook voor het werfverkeer;

• een zone waar de leiding bovengronds wordt gelast en de lasnaden bekleed;

• de sleuf;

• een zone waar de grond gestockeerd wordt.

Inrichten werkstrook

Het inrichten van de werkstrook omvat:

• het tijdelijk verwijderen van obstakels (bebakening, afsluitingen,

verlichtingspalen, …);

• het gedeeltelijk en tijdelijk inbuizen van de gekruiste grachten en waterlopen

(indien van toepassing);

• het operationeel houden van in gebruik zijnde installaties (verplaatsing van

kabels, nutsleidingen, …). Tijdens de gehele duur van de werf dient de

waterbevoorrading (veedrinkputten, waterputten, waterbakken) en de

elektriciteitsvoorziening in alle percelen te worden verzekerd (indien van

toepassing);

• de instandhouding van de drainering, de afloop van water van de terreinen die

de werkstrook kruisen of die buiten de werkstrook vallen doch door de werken

worden beïnvloed (indien van toepassing).

2.3.2.2 Deelingreep B: maatregelen om machines toegang te verschaffen tot het tracé

De werkstrook wordt meestal betreden vanaf een openbare weg. In uitzonderlijke gevallen dienen

voorlopige toegangswegen ingericht te worden om de werf te bereiken.

De juiste locatie van deze toegangswegen zijn momenteel nog niet gekend. Wel is het logisch dat het

transport van grote materialen en machines zoveel mogelijk gebeurt via de grote wegen.

Page 36: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 36 van 127

2.3.2.3 Deelingreep C: verwijdering van de teelaarde van de rijstrook, de bouwsleuf en de

stapelzone ondergrond

In dit project wordt de teelaarde niet over de volledige werkstrookbreedte afgegraven. De enige

afgraving binnen het project betreft de uitgraving van de sleuf, omdat gewerkt wordt op de dijken in

een aangelegd kleipakket van ca. 2m dikte.

2.3.2.4 Deelingreep D: installeren bemalingspompen en bemalen

Daar waar de leidingen worden aangelegd in de dijken zal bemaling niet nodig zijn. Ter hoogte van de

aansluiting met de bestaande leidingen (dewelke zich in de lager gelegen gebieden bevinden) en ter

hoogte van de werkzones woor de horizontaal gestuurde boring (HGB), zal wel lokaal moeten bemaling

geplaatst worden (zie §2.4).

2.3.2.5 Deelingreep E: uitgraven sleuf

De sleuf wordt uitgegraven op basis van het lengteprofielontwerp en de uitgezette as van de leiding.

Het graven gebeurt met graafmachines uitgerust met graafbakken afgestemd op de grondsoort

waardoor de sleufwanden onder een welbepaalde hellingshoek komen te staan. Het uitgraven van de

sleuf gebeurt bij voorkeur in talud onder een hoek die bepaald wordt i.f.v. de grondsoort.

De diepte van de sleuf en de ligging van de leiding is derwijze dat de leiding in alle richtingen een

minimum gronddekking heeft van 1,10 m (vooral van belang bij grachten en hellende terreinen). Bij het

uitgraven wordt rekening gehouden met de bochten, de specifieke vereisten in de buurt van wegen,

spoorwegen, waterwegen, gedraineerde landbouwgronden en ondergrondse infrastructuren waardoor

mogelijk een diepere uitgraving nodig is.

Concreet voor dit project worden de leidingen aangelegd met een tussenafstand as-as van 75 cm. Voor

de sleufbodem wordt nog een extra marge van 20 cm tot de leiding voorzien. Voor het noordelijke deel,

waar de H2-leiding (DN100) en de N2-leiding (DN350) worden omgelegd geeft dit bijgevolg een

sleufbodem van ca. 140 cm breedte. Daar waar de 3 leidingen worden aangelegd bedraagt de

sleufbodem ca. 225cm.

De uitgegraven grond wordt op minstens 50 cm van de rand van de sleuf gestapeld. Er wordt geen

funderingszone onder de leiding aangelegd, waardoor het grondverzet (uitgraving) beperkt blijft.

Uitgravingen in de buurt van ondergrondse leidingen en kabels gebeuren begeleid, deels manueel en

indien mogelijk met graafmachines waarvan de krachtcapaciteit beperkt is.

Na het vrijgraven worden alle ondergrondse installaties (nutsleidingen, kabels, drainage, …) zorgvuldig

opgemeten door het topografiebureel van de aannemer.

Indien de aard van het terrein het noodzaakt, wordt de sleuf gestut om een stabiele en veilige

werkomgeving te creëren. Dit kan ook nodig zijn in de omgeving van gebouwen en andere

kunstwerken.

2.3.2.6 Deelingreep F: aanleg leiding

Laden, vervoer, lossen, opslag en verhandeling van materialen

De leidingelementen worden zorgvuldig behandeld om deuken en schade aan de bekleding en de

buizen te voorkomen.

Naargelang het geval worden de buizen hetzij rechtstreeks uitgereden langsheen het tracé, hetzij

tussentijds opgeslagen op daartoe ingerichte stapelplaatsen. Bij het uitrijden van de buizen worden zij

gelegd op houten blokken en in een richting parallel aan de aslijn van de leiding, zodanig dat zij door

eenvoudige manipulatie aan elkaar kunnen worden gelast.

Richtingsveranderingen

In functie van het tracé (horizontaal) en de terreinconfiguratie (vertikaal) zullen richtingsveranderingen

van de buizen nodig zijn. Deze richtingsveranderingen kunnen als volgt worden uitgevoerd:

Page 37: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 37 van 127

• door de elastische vervorming van de leiding;

• door koudbuigen van de beklede buizen;

• door warmbuigen van de onbeklede buizen in de fabriek.

Lassen

De buizen worden bovengronds aan elkaar gelast tot strengen. Voor het lassen dienen alle lasnaden

van de buizen zowel in- als extern gereinigd te zijn.

Bekleding van de leiding

De buizen zijn in de fabriek bekleed met polyethyleen of polypropyleen. De uiteinden van de buizen zijn

steeds onbekleed om voldoende ruimte vrij te houden voor het lassen.

Eens aan elkaar gelast, worden alle naakte delen op de werf bekleed. Het aanbrengen van de bekleding

wordt uitgevoerd door gecertificeerd personeel.

Over de gehele lengte van de leiding wordt de bekleding gecontroleerd door middel van een elektrische

borstel, het zogenaamd afvonken. De controle gebeurt voordat de leiding in de sleuf wordt

neergelaten.

Neerlaten leiding in de sleuf

Na het graven van de sleuf en nadat de aaneengelaste buizenstreng volledig is bekleed, gecontroleerd

met het elektrisch afvonkapparaat en goedgekeurd, wordt de leiding in de sleuf neergelaten met

behulp van aangepast materieel. Het opheffen en verhandelen van de buizenstrengen gebeurt met

beugels of sledes om beschadiging van de bekleding te voorkomen.

De leiding wordt, indien nodig, onmiddellijk na het neerlaten op gepaste wijze beveiligd om het

opdrijven tengevolge van wateroverlast te voorkomen.

2.3.2.7 Deelingreep G: afwerking bouwsleuf

Vóór de aanaarding van de sleuf worden leiding en toebehoren opgemeten teneinde een as built

dossier te kunnen opstellen. Daarna wordt de sleuf terug opgevuld met de uitgegraven grond.

De aanaarding van de sleuf verloopt in drie fasen:

Tijdens de aanaardingswerkzaamheden worden ook de aanwezige draineersystemen weer in staat

gesteld (indien van toepassing).

Bijzondere maatregelen dienen te worden getroffen bij aanaarding van sleuven in hellende terreinen

om uitspoeling van de aanaarding tegen te gaan: o.m. het plaatsen van kleistoppen in de sleuf en het

onmiddellijk herinzaaien van het terrein.

2.3.2.8 Deelingreep H: ontruiming van de werkstrook

De werkstrook wordt volledig ontruimd en de dijk wordt opnieuw ingezaaid.

2.3.2.9 Deelingreep I: herstel van het terrein in zijn oorspronkelijke staat

Alle terreinen gebruikt voor de aanleg van de leiding worden in hun oorspronkelijke staat hersteld tot

algehele voldoening van de landeigenaars en beherende overheden. Voor alle privé-terreinen wordt,

per betrokkene, een proces verbaal van vrijgave inclusief een schadevergoedingsformulier opgemaakt.

De aannemer maakt samen met de betrokken overheden proces-verbaal van de weder in staat stelling

op voor alle betrokken openbare domeinen.

Deze werken moeten binnen de kortst mogelijke termijn worden uitgevoerd en er wordt naar gestreefd

deze binnen een periode van 12 weken te beëindigen na het openen van de werkstrook.

Page 38: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 38 van 127

2.3.2.10 Deelingreep J: aanbrengen van bebakening

Tot slot wordt het tracé van de leiding gevisualiseerd door merkpalen en luchtbakens. Deze bebakening

vormt een belangrijke pijler in het veiligheidsbeleid.

• Merkpalen voorzien van signalisatieplaatjes worden geplaatst bij elke

wegkruising en kruising van een waterloop en telkens zich een belangrijke

richtingsverandering van de leiding voordoet.

• Luchtbakens worden geplaatst bij belangrijke richtingsveranderingen om de

aanwezigheid van een leiding te benadrukken en om het toezicht vanuit een

helikopter mogelijk te maken.

Het geheel van bebakening wordt nog aangevuld met de meetpunten voor kathodische bescherming.

Na het plaatsherstel worden alle nieuw geplaatste of herplaatste merkpalen, luchtbakens,

omheiningen, … en de verdwenen objecten (vb gevelde bomen) in kaart gebracht, derwijze dat as-built-

inplantingsplannen van de leiding kunnen worden opgesteld die de meest recente toestand van het

terrein na beëindiging van de werken weergeven.

2.3.3 Aanleg via een horizontaal gestuurde boring – zuidelijk deel

Bij het horizontaal gestuurd boren wordt eerst over de totale lengte een gat geboord waarna de

productbuis door dit gat wordt getrokken (Figuur 2-3).

Vanaf een op het maaiveld opgestelde boorstelling wordt de pilotbuis onder een bepaalde intredehoek

in de grond gedrukt. Tijdens het boren wordt continu boorvloeistof (bentoniet) doorheen de holle

boorbuizen onder hoge druk gepompt. Nadien wordt het boorgat in meerdere fasen geruimd.

Bentoniet is een natuurlijk product dat tijdens de boring volgende functies vervult: het instandhouden

van het boorgat, het reduceren van de wrijving buis-boorgat en het transporteren van de losgewoelde

grond. De boorspoeling wordt gerecycleerd, d.w.z. gereinigd en gezuiverd van de getransporteerde

grond zodat naast gerecycleerd bentoniet nog hoofdzakelijk een steekvaste zandfractie overblijft. Bij

een horizontaal gestuurde boring wordt enkel een in- en uittredepunt vrijgemaakt met respectievelijke

maximale afmetingen van (50 m x 50 m) 2.500 m² en 750 m².

De initiatiefnemer voorziet een horizontaal gestuurde boring ter hoogte van deeltracé 9, met name de

waterstofleiding in het zuidelijk gelegen GOG.

De werkzone rond het intredepunt wordt voorzien aan de voet van de hoofddijk van de Schelde. Er

worden momenteel nog twee varianten opengelaten voor de ligging van de werkzone. De eerste

variant kruist de Dijksloot, terwijl de tweede variant een langgerekte zone is ter hoogte van de dijk, wat

mogelijk het werken binnen de werkzone bemoeilijkt. In het OHD zullen de effecten van beide

varianten onderzocht worden.

Het uittredepunt wordt voorzien ten noorden van de Verkortingsdijk/oost-west gerichte Lange

Gaandeweg, waardoor de toegangsweg naar het veer altijd kan open blijven. Het uittredepunt is lager

gelegen, waardoor hier plaatselijk bemaling zal nodig zijn.

Verwijderd:

Page 39: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 39 van 127

Figuur 2-1: aanduiding van de mogelijke werkzones thv het intredepunt (groene en oranje stippellijn)

Figuur 2-2: aanduiding van de werkzone rond het uittredepunt (groene stippellijn)

Page 40: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 40 van 127

Figuur 2-3: Voorbeeldtekening gestuurde boring

Bij de techniek van de horizontaal gestuurde boring is het noodzakelijk dat de streng op voorhand

wordt voorbereid. Deze moet zo worden aangelegd dat hij over de volledige lengte van de horizontaal

gestuurde boring klaar ligt voor het boorgat waardoor hij zal worden getrokken. Deze leiding moet

klaar liggen in de richting van de uit te voeren boring. Bijgevolg kan deze streng deels buiten de

normale werkzone van het tracé komen te liggen. Tot slot wordt de gelaste streng in het boorgat

getrokken.

2.3.4 Controle en onderhoud van de leiding

Controle op de leiding:

o patrouille (weg of per helicopter): frequentie 4 x per jaar voor dunbevolkte gebieden / 8 x per

jaar voor dichtbevolkte gebieden;

o third party activity management;

o up to date houden van plannen in KLIM/KLIP systeem;

o controle op gedeclareerde werven;

o opvolging werken in nabijheid van leidingen;

o kathodische bescherming tegen uitwendige corrossie – jaarlijkse meetcampagne

Onderhoud

o onderhoud voorbehouden zone leindingtracé

o onderhoud / inspecties speciale punten

o onderhoud op het kathodische beschermingssyteem

Page 41: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 41 van 127

2.4 Specifieke kenmerken van de aan te leggen leidingen en verduidelijking

aansluitingszones

Dit project voorziet in het leggen van één of meerdere leidingen in een (gedeelde) sleuf. In het

noordelijk deel worden zowel waterstof-, zuurstof- en stikstofleidingen omgelegd in open sleuf met een

totale lengte van 4.294 m. In het zuidelijk deel wordt enkel een waterstofleiding omgelegd via een

gestuurde boring met een lengte van ca 1 km.

De werkstrook van het noordelijk deel omvat de topzone van de dijk op 3,5 m TAW (ca. 7,85 m), de

naastliggende weg (ca. 4,5 m) en de zone naast de weg voor de stockage van de uitgegraven grond (ca.

4 m) zie bijlage 1. Er wordt opgemerkt dat het momenteel onzeker is of de zone naast de weg overal

voldoende groot zal zijn. Indien bijkomende stockageruimte nodig is, zullen beperkte delen van de

nieuw aangelegde dijken (buitenkant) gebruikt worden, welke bestaan uit vette klei. Er zal zeker niet

gestockeerd worden in het overstromingsgebied. Ook de middenzone van de Scheldelei (de strook

tussen de 2 nieuw aangelegde wegen, waar ook het knooppunt van Fluxys gebouwd is), ten noorden

van deeltracé 1, kan hiervoor in aanmerking komen.

De enige uitgraving / afgraving die zal gebeuren betreft de uitgraving van de sleuf. Bij deze uitgraving

vindt geen scheiding van de bodemhorizonten plaats, gezien de uit te graven grond bestaat uit een

uniform dik kleipakket (met uitzondering van de zones van de aansluitingen met de bestaande

leidingen).

Er zal ter hoogte van de werkstrook geen zandbaan aangelegd worden en er wordt ook niet gewerkt

met rijplaten.

De strengzone voor de aanleg van de waterstofleiding in het zuidelijk deel, wordt voorzien ter hoogte

van de Lange Gaanweg, dewelke daardoor gedurende meerdere weken niet bruikbaar zal zijn voor het

verkeer.

De aanwezige Fluxys-leidingen in het overstromingsgebied werden reeds omgelegd in de periode van

augustus tot november 2014. Deze leidingen werden eveneens verlegd in de daartoe voorziene zone in

de dijken. Er worden voor de uitvoering van dit project extra maatregelen genomen om deze

Fluxysleidingen niet te beschadigen: indien transport met zware machines dient te gebeuren boven de

Fluxys-leiding, dan zullen rijplaten ter bescherming (en ter lastenverdeling) worden voorzien. Verder

worden de normale maatregelen genomen zoals uitzetting met piketten door Fluxys, eventuele

sonderingen (handmatig) op regelmatige afstanden ter controle van de positie. De landmeter kan de

positie van de bestaande leiding volledig uitzetten op terrein indien nodig.

Ter hoogte van het beginpunt van de zuurstofleiding is voor de afwerking van de dijk reeds een nieuw

stuk leiding aangelegd (oranje op onderstaande figuur), beschermd met een ontlastingsconstructie. De

bestaande leiding kruist daarbij een gracht, waardoor deze vermoedelijk ondiep gelegen is. Daarom

werd voorgesteld om de nieuwe leiding te verlengen (rode lijn) ten opzichte van de oorspronkelijke

toestand en dan de aansluiting te maken in de achterliggende akker. Deze akker is dus lager gelegen en

buiten het overstromingsgebied. Om de nieuwe leiding te kunnen aanleggen zullen 3 bomen moeten

gekapt worden.

Als de zuurstofleiding ter hoogte van het eindpunt zo lang mogelijk in de dijk wordt aangelegd, dient de

Fluxysleiding 2x gekruist te worden. Om dit te vermijden, zal de zuurstofleiding op het einde over ca. 75

m naast de dijk in het lager gelegen terrein worden aangelegd tot aan het aansluitingspunt, waardoor

bemaling plaatselijk zal noodzakelijk zijn.

Page 42: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 42 van 127

Figuur 2-4: aansluiting zuurstofleiding ter hoogte van het beginpunt

Ter hoogte van het eindpunt van de waterstofleiding is een lindeboom met landschappelijke waarde

gelegen. Om deze boom te vrijwaren wordt de aftakking van de dijk tot aan de bestaande leiding (dus

buiten het dijksegment) voorzien achter de boom. De aansluiting gebeurt aan de rand van een bosje in

een natte zone. Mogelijks zal er wat gekapt moeten worden en wellicht zal hier ook plaatselijk

bemaling nodig zijn. Op de comparimenteringsdijk is de waterstofleiding de middelste van de drie, wat

maakt dat de zuurstofleiding moet gekruist worden om de dijk te kunnen verlaten.

Figuur 2-5: aansluiting waterstofleiding ter hoogte van het eindpunt

Ter hoogte van het eindpunt van de stikstofleiding (groene dikke lijn op onderstaande figuur) dient bij

het verlaten van de compartimenteringsdijk de zuurstofleiding (oranje dikke volle lijn) nog gekruist te

worden. Vervolgens gebeurt de aanleg in het lager gelegen terrein. Met de nieuwe leiding moeten ook

de bestaande H2- en N2-leiding (lichtblauwe volle lijnen op onderstaande figuur) gekruist worden, wat

maakt dat een diepe sleuf nodig zal zijn. De aansluiting gebeurt in een (zeer) natte rietzone waardoor

over een afstand van ongeveer 60m bemaling zal noodzakelijk zijn.

Als laatste dient een verbinding (oranje volle lijn in het zuiden van onderstaande figuur) gemaakt te

worden tussen 2 bestaande waterstofleidingen (licht blauwe volle lijnen op onderstaande figuur) zodat

een doorgaande leiding ontstaat vanaf het eindpunt van de nieuw aangelegde waterstofleiding naar de

andere zijde van de Schelde. Deze verbinding bevindt zich ten zuiden van het eindpunt van de

stikstofleiding. Het bestaande knooppunt dient hiervoor verwijderd te worden en de 2 leidingen dienen

Page 43: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 43 van 127

met elkaar verbonden te worden. Ook dit gebeurt in lager gelegen terrein, waardoor plaatselijk

bemaling zal nodig zijn.

Figuur 2-6: aansluiting stikstofleiding (groene dikke lijn) ter hoogte van eindpunt en verbinding van

twee bestaande waterstofleidingen

2.5 Fasering en werkgelegenheid

Naast de werkgelegenheid die ontstaat ingevolge de studieopdrachten en de opmaak van de vereiste

ontwerpen, wordt ook werkgelegenheid gecreëerd bij de uitvoering van de ingrepen.

Het tewerkstellingsrapport omvat bijgevolg de totale tewerkstelling van de start tot de finale realisatie

van het project.

De werken zullen in het totaal ongeveer 5 maanden in beslag nemen. Tijdens de aanleg zullen ongeveer

30 personen op de werf aanwezig zijn.

Tijdens de uitvoering van de werken zullen de nodige maatregelen worden opgelegd opdat tijdens de

uitvoering van de werken minstens dezelfde veiligheidsgraad wordt behouden als voor de werken.

De arbeidsveiligheid tijdens de werken valt onder de verantwoordelijkheid van de aannemer. Deze is

gehouden de wettelijk voorziene maatregelen te treffen en te respecteren.

2.6 Productie afvalstoffen

Bij de aanleg van de leidingen is er geen aanzienlijke productie van afvalstoffen. In de exploitatiefase

worden er geen afvalstoffen geproduceerd.

Page 44: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 44 van 127

2.7 Verontreiniging en hinder

Door het lekken van stookolie, benzine, oplosmiddelen, e.d. kan tijdens de aanlegwerken een

verontreiniging van de bodem optreden. Gezien de uitvoeringsmodaliteiten en de gevolgde

veiligheidsvoorschriften, wordt het risico op lekken tot een minimum herleid. Bovendien betreft het

hier geïsoleerde puntbronnen (van potentiële bodemverontreiniging) waardoor het areaal dat

mogelijks wordt verontreinigd eerder gering zal zijn.

Vermits de leidingen quasi onderhoudsvrij zijn, worden schade en hinder beperkt tot tijdelijke en

eenmalige ongemakken. Wel wordt er een voorbehouden zone afgebakend ter hoogte van de

leidingen. Deze voorbehouden zone houdt beperkingen inzake bebouwing (en beplanting) in. De

wettelijke breedte van deze voorbehouden zones bedraagt 5m.

2.8 Relevante alternatieven

Er kunnen op verschillende niveaus alternatieven beschouwd worden. Hierbij kan er een onderscheid

gemaakt worden tussen beleidsalternatieven, uitvoeringsalternatieven en locatiealternatieven.

2.8.1 Nulalternatief

Het nulalternatief kan algemeen omschreven worden als ‘de ontwikkeling volgens de huidige

bestaande praktijk en toetsingskader die volgt in het projectgebied wanneer het project geen doorgang

vindt of niet wordt uitgevoerd’. Dit betekent de toestand zonder het verleggen van de bestaande

leidingen. Het niet aanleggen van de leidingen heeft als gevolg dat de bijna volledig aangelegde

overstromingsgebieden niet kunnen afgewerkt worden zoals gepland en niet kunnen in werking treden.

Op basis van bovenstaande argumentatie kan worden besloten dat de omlegging van de bestaande

leidingen binnen de overstromingsgebieden verantwoord en noodzakelijk is.

2.8.2 Locatiealternatief

In het ontheffingsdossier worden geen locatiealternatieven meegenomen. De leidingen worden

namelijk aangelegd in de daartoe voorziene zone binnen de reeds aangelegde dijken. Ter hoogte van

het begin- en eindpunt van sommige leidingen werd het plan in de ontwerpfase op bepaalde punten

bijgesteld naar aanleiding van voortschrijdend inzicht. Deze punten werden reeds besproken onder

§2.4. Bijkomend werd de werkzone ter hoogte van het uittredepunt van de HGB gewijzigd in de loop

van de ontwerpfase. Om de toegang naar het veer te verzekeren, werd er namelijk beslist om de locatie

van het uittredepunt meer noordwaarts te verschuiven. Hierdoor worden de toegangswegen naar het

veer mee onderboord, waardoor deze niet onderbroken moeten worden. Bij de initiële ligging van het

uittredepunt zouden deze wegen wel tijdelijk onderbroken worden, namelijk tijdens het effectieve

binnentrekken van de strengzone en het aansluiten van de nieuwe leiding op de bestaande leiding.

2.8.3 Uitvoeringsalternatief

Ter hoogte van speciale punten (kruisingen van wegen, waterlopen, waardevolle gebieden) kunnen de

leidingen worden aangelegd door middel van een gestuurde boring. In het project wordt dit reeds

voorzien (zie § 2.3.3).

Page 45: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 45 van 127

3 Overzicht van mogelijke effecten en grensoverschrijdende

effecten

Gebaseerd op de algemene locatiekarakteristieken en de projectbeschrijving worden hieronder per

discipline de voornaamste mogelijke effecten die t.g.v. het project redelijkerwijze kunnen verwacht

worden in een overzicht weergegeven (zie Tabel 3-1).

Daarnaast wordt aangehaald dat er geen gewestgrensoverschrijdende effecten worden verwacht.

3.1 Algemene ingreep-effect relaties

De ingreep-effect analyse omvat een globale analyse en afbakening van de te verwachten relevante

milieueffecten. Hierin wordt de milieu-impact van het geplande project op (meestal) de huidige

toestand beschreven.

Het project omvat de aanleg van een stikstof-, zuurstof- en waterstofleiding en kan in drie fasen

opgedeeld worden:

• Aanlegfase: voorbereiding van de werken en de aanleg van de voorziene infrastructuren

• Exploitatie- en onderhoudsfase: exploitatie en onderhoud van de nieuwe infrastructuren

• Ontmantelingsfase

In dit ontheffingsdossier gaat de aandacht uit naar de effecten op:

• bodem

• grondwater

• oppervlaktewater

• fauna en flora

• landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie

• mens en geluid

In de ingreep-effecttabel (Tabel 3-1) wordt een overzicht gegeven van de tijdelijke en permanente

potentiële effecten op het biotisch en abiotisch milieu. In verdere paragrafen worden de effecten

nader toegelicht, meer bepaald of ze voorkomen en in welke mate.

3.2 Globale verkenning van de ingreep-effecten

Op basis van gelijkaardige projecten die reeds eerder werden gerealiseerd, wordt in onderstaande tabel

aangegeven welke de meest relevante effecten zijn om in dit dossier te onderzoeken. Zoals gezegd zal

voor deze effecten, die de grootste impact hebben, onderzocht worden of het effect relevant is binnen

de aandachtsgebieden door de ingrepen te combineren met de kwetsbaarheid van het gebied.

Vóór de werken: voorbereidingsfase

In de voorbereidende fase dient de signalisatie en de afbakening van het werkterrein te gebeuren. De

vegetatie en bodemtoplaag in de werkzone worden verwijderd. Daarbij wordt rechtstreeks schade en

verstoring toegebracht aan de bodem, de flora en fauna en het landschap. Op de door de aanleg van

werk- en opslagzones eventueel gecompacteerde bodem zal een vegetatievernietiging en –wijziging

optreden. Ook voor de discipline water worden effecten verwacht, daar men grachten en/of

waterlopen zal overbruggen of inbuizen.

Tijdens de werken: uitvoeringsfase

De inzet van machinemateriaal en mensen gedurende de werken zal gevolgen hebben voor bodem,

mens en fauna en flora (druk, lawaai). Het graven van sleuven en het plaatsen van de buizen heeft een

permanente wijziging van de bodemkenmerken tot gevolg.

De gedeelten van het tracé die door middel van een horizontaal gestuurde boring worden aangelegd

zullen een veel beperkter milieueffect veroorzaken, aangezien hierbij over de lengte van de boring geen

vegetatiewijziging- en vernietiging voorkomt (echter wel t.h.v. in- en uittredepunt), het bodemprofiel

Verwijderd:

Verwijderd:

Page 46: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 46 van 127

niet wordt uitgegraven en er geen kans op verdichting bestaat. Tevens dient niet bemaald te worden

indien de leiding wordt aangelegd m.b.v. een gestuurde boring, met uitzondering van de werfzones

rond de in- en uittredepunten die wellicht wel zullen bemaald worden.

Exploitatie en onderhoud

De exploitatie van de geplande leidingen in open ruimte heeft geen invloed op de omringende

ecosystemen. Wel wordt een strikte controle tijdens de exploitatie uitgevoerd, teneinde eventuele

impacten op de leiding maximaal te voorkomen.

Vermits de geplande leidingen quasi onderhoudsvrij zijn, worden schade en hinder beperkt tot tijdelijke

en éénmalige ongemakken. Wel dient een voorbehouden zone boven de leidingen vrijgehouden te

worden. In deze voorbehouden zone worden heesters en struikgewas, maar geen diepwortelende

bomen, toegelaten.

In geval van een calamiteit (lek/ breuk in de leiding) kan er een risico op een onveilige situatie ontstaan.

Ontmantelingsfase

De ontmantelingsfase wordt als niet relevant beschouwd voor dit project. Leidingen hebben een zeer

lange levensduur.

Page 47: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 47 van 127

Tabel 3-1: Overzicht ingreep-effectmatrix (mogelijke en te onderzoeken effecten) – aanleg in open sleuf

Verwacht effect op … Deelingrepen

Bodem Grondwater Oppervlaktewater Fauna / flora Landschap, Bouwkundig

erfgoed en Archeologie

Antropogeen milieu

(mens en geluid en

gezondheid)

Aanlegfase

Voorbereiding van de

werkstrook

Eventueel maatregelen om

machines toegang te

verschaffen tot het tracé

Verdichting Wijziging infiltratie-

eigenschappen

Wijziging

afvoereigenschappen

Biotoopverlies

Wortelschade

Rustverstoring

Bodemverstoring

Versnippering

Landschapsbeleving

Landschapsstructuur

Cultuurhistorie

Mogelijk verlies

archeologische

erfgoedwaarde

Geluidshinder

Visuele hinder

Beperking

toegankelijkheid

Eventueel installatie

bemalingspompen en

bemaling

Invloed op

fysisch/chemische

eigenschappen,

inklinking

Wijziging

grondwatersysteem

Wijziging

waterkwantiteit

Wijziging

structuurkwaliteit

Biotoopwijziging door

verdroging

Wijziging fauna/flora

Mogelijk verlies

archeologische

erfgoedwaarde

Zettingen

Uitgraven van sleuf en

werkputten

Profielverstoring

Verdichting

Bodemhygiëne

Wijziging infiltratie-

eigenschappen /

grondwaterstroming

Verandering

structuurkenmerken

Biotoopverlies

Wortelschade

Rustverstoring

Bodemverstoring

Barrièrewerking

Landschapsbeleving

Mogelijk verlies

erfgoedwaarde

Cultuurhistorie

Geluidshinder

Visuele hinder

Page 48: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 48 van 127

Verwacht effect op … Deelingrepen

Bodem Grondwater Oppervlaktewater Fauna / flora Landschap, Bouwkundig

erfgoed en Archeologie

Antropogeen milieu

(mens en geluid en

gezondheid)

Aanleg leiding

Verdichting

Verontreiniging door

lekken van machines

Inbrengen van

bodemvreemde

materialen, wijziging

van

bodemeigenschappen

Verontreiniging door

lekken

Wijziging infiltratie-

eigenschappen

Rustverstoring

Landschapsbeleving Geluidshinder

Afwerking sleuf

Verdichting

Profielverstoring

Wijziging infiltratie-

eigenschappen

Rustverstoring Geluidshinder

Ontruiming werkstrook Rustverstoring

Herstellen van het terrein in

de oorspronkelijke staat

Verdichting Wijziging infiltratie-

eigenschappen

Herstel hydrologische

karakteristieken

Rustverstoring Verlies aan

erfgoedwaarde

Landschapsbeleving

Exploitatiefase

Controle en onderhoud Verdichting Infiltratie Biotoopverlies

Rustverstoring

Ondergronds ruimtebeslag

en erfdienstbaarheid

Effect aanwezigheid

kabels wijziging

grondwaterstroming

Ecotoopwijziging (bij

voorkeur geen

diepwortelende bomen)

Versnippering

Landschapsbeleving

Verlies erfgoedwaarde

Landschapsstructuur

Bouwverbod in de

voorbehouden zone

Page 49: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 49 van 127

Verwacht effect op … Deelingrepen

Bodem Grondwater Oppervlaktewater Fauna / flora Landschap, Bouwkundig

erfgoed en Archeologie

Antropogeen milieu

(mens en geluid en

gezondheid)

Tabel 3-2 Ingreep-Effectmatrix (mogelijke en te onderzoeken effecten) aanleg door ‘gestuurde boring’

Verwacht effect op … Deelingrepen

Bodem Grondwater Oppervlaktewater Fauna / flora Landschap, Bouwkundig

Erfgoed en Archeologie

Antropogeen milieu

Aanlegfase

Aanleg van de werkplaatsen

(in- en uittredepunt)

Verdichting (door

machines)

Structuurwijziging

Verontreiniging bij

calamiteiten

Biotoopverlies

Wortelschade

Rustverstoring

Bodemverstoring

Landschapsbeleving

Landschapsstructuur

Geluidshinder

Beperking

toegankelijkheid

Visuele hinder

Afgraven van de teelaarde

Profielverstoring

Mineralisatie

Verhoogde afspoeling

van bodemmateriaal

Verdichting

Barrièrewerking

Biotoopverlies

Wortelschade

Rustverstoring

Bodemverstoring

idem Geluidshinder

Visuele hinder

Gestuurde boring

Inbrengen van

bodemvreemde

materialen, wijziging

bodem-

eigenschappen

Beïnvloeding

grondwaterstroming Rustverstoring

Landschapsbeleving

Effect op cultuurhistorie Geluidshinder

Page 50: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 50 van 127

Verwacht effect op … Deelingrepen

Bodem Grondwater Oppervlaktewater Fauna / flora Landschap, Bouwkundig

Erfgoed en Archeologie

Antropogeen milieu

Aan- en afvoer van

materialen

Verdichting

Verontreiniging door

lekken

Verontreiniging door

lekken

Rustverstoring Landschapsbeleving Stofhinder

Geluidshinder

Verkeershinder:

Beperking

toegankelijkheid

Aanvullen van de

werkputten,

Terugplaatsen teelaarde

Rustverstoring Landschapsbeleving Geluidshinder

Herstellen van het terrein in

de oorspronkelijke staat

Wijziging

bodemstructuur

Herstel normale

grondwaterpeil

Herstel normale

hydrologische

karakteristieken

Rustverstoring

Landschapsbeleving

Page 51: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 51 van 127

4 Beschrijving van de bestaande situatie, effecten,

aanbevelingen en maatregelen

Onderstaande beschrijving geeft per discipline een afbakening van het studiegebied (op basis van de

reeds beschikbare data), een bijkomende toelichting omtrent de juridische en beleidsmatige context

(waar relevant), een beschrijving van de bestaande situatie, de toekomstige toestand, een

beschrijving van de effecten die verwacht worden en een overzicht van de aanbevelingen of

maatregelen die (waar nodig) genomen kunnen worden.

4.1 Bodem

4.1.1 Afbakening van het studiegebied

Het projectgebied bestaat uit de werkstrook, met aandacht voor die zones waar grondwerken zullen

plaatsvinden, waar mogelijk grond/materialen wordt gestockeerd of waar tijdens de exploitatie nog

een invloed op de bodem te verwachten valt. Het studiegebied kan worden opengetrokken tot

buiten het projectgebied wat bodemkwaliteit betreft en dan meer bepaald de mogelijke effecten van

verontreinigingsbronnen in de nabije omgeving van de werkstrook.

De geologische situatie wordt beschreven tot op de diepte waar eventuele horizontaal gestuurde

boringen worden gerealiseerd. Effecten op het diepere grondwater worden besproken onder de

discipline grondwater.

4.1.2 Beschrijving van bestaande toestand

Kaart 3: Bodem

4.1.2.1 Geologie en geomorfologie

Het terrein langsheen de geplande leidingen is vlak. De leidingen worden in het noordelijk deel

namelijk aangelegd in de dijken van een overstromingsgebied. Op sommige plaasten betreft het een

“getrapte” dijk. De dijkhoogte waar de leidingen worden in voorzien bedraagt +3,5 mTAW.

De ondergrond wordt vooral gevormd door formaties van het Quartair en daaronder het Tertiair.

Voor de geplande omlegging worden over het gehele tracé (van noord naar zuid) volgende tertiaire

lagen teruggevonden:

• Lid van Putte – (delen van) deeltracé 1 t.e.m. 6;

• Lid van Terhaegen – (delen van) deeltracé 5 t.e.m.9.

Het lid van Putte en het Lid van Terhaegen komen ter hoogte van de geplande leidingen voor op

ongeveer 10 tot 20 m onder het maaiveld.

Onder de Quartaire lagen verstaat men de jongste twee miljoen jaar van de aardgeschiedenis. De

dikte van de Quartaire lagen varieert van ca. 6,7 m tot ca. 9,4 m (bron: dov.vlaanderen.be). De

Quartaire afzettingen worden doorgaans als doorlatend beschouwd. Indien er veel sterk

antropogene gronden zijn, kan de samenstelling van de bovenste meter(s) sterk verschillen ten

gevolge van dempingen, ophogingen, verhardingen enz.

4.1.2.2 Bodemgesteldheid

De bodem omvat de bovenste 1,25 m grond vanaf het maaiveld. Een uittreksel uit de bodemkaart is

gegeven in kaart 3. De geplande om te leggen leidingen doorkruisen volgens de bodemkaart voor

meer dan de helft van het traject natte of vochtige kleigronden (textuurklasse E, ca. 2,8 km en

textuurklasse U, ca. 331 m). Verder lopen de geplande leidingen over natte en vochtige zandleem,

vochtige zandgronden en antropogene gronden.

De om te leggen leidingen lopen voornamelijk over natte bodemtypes. Alle leidingen doorkruisen

bodems waarin geen profiel aanwezig is.

Page 52: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 52 van 127

Er dient echter opgemerkt te worden dat de gegevens op de bodemkaart niet meer kloppen met de

huidige situatie op het terrein. De leidingen in het noordelijk deel zullen namelijk aangelegd worden

in de reeds aangelegde nieuwe dijken van het GGG. Deze dijkkern bestaat uit een twee meter dik

kleipakket. In principe kan dus gesteld worden dat de leidingen in het noordelijk deel overal

kleigronden zullen kruisen, met uitzondering van de delen ter hoogte van de aansluitingen met de

bestaande leidingen.

In onderstaande tabel worden alle doorkruiste bodemtypes volgens de bodemkaart opgelijst2.

Tabel 4-1: Voorkomende bodemtypes langs de om te leggen leidingen

Bodemtype Lengte (m)

% tov

totale

lengte

tracé

Omschrijving

Antropogeen 1.451 27,38 OB, ON, OT

Nat zandleem 378 7,13 Pfp(o), vPep

Natte klei 2.220 41,89 Efp(o), Egp(o), vEep, vEfp

Natte zware klei 331 6,25 vUep

Vochtig zand 92 1,74 Sdp, uSdp

Vochtig zandleem 285 5,38 Pdp, sPdp, uPdp

Vochtige klei 542 10,23 (s)Edp, Edp, sEdp

Eindtotaal 5299

De strengzone is gelegen op de wegenis. De grond kan hier als antropogeen beschouwd worden.

4.1.2.3 Bodemkwaliteit en bodemhygiëne

Volgens de “digitale versie van de verspreiding van bodemonderzoeken in Vlaanderen, OVAM,

Afdeling Bodemsanering en Attestering, toestand 03/12/2013” bevinden er zich op korte afstand (<

200 m) van de geplande om te leggen leidingen:

� Bodemsaneringsproject (dossiernummer): 31579;

� Oriënterend bodemonderzoek (dossiernummer): 30376 en 979;

� Beschrijvend bodemonderzoek (dossiernummer): 19645 en 23242.

Rondom de strengzone bevinden zich geen bijkomende percelen die opgenomen zijn in de OVAM-

databank.

Er wordt vastgesteld dat op verschillende terreinen bodemonderzoeken hebben plaatsgevonden en

dat tevens op verschillende van de onderzochte terreinen een verontreiniging werd aangetroffen: nl.

minstens daar waar een beschrijvend bodemonderzoek of een bodemsaneringsproject nodig is/was.

Op de percelen aangeduid met ‘attest verleend’ kan eveneens nog een verontreiniging voorkomen

maar dan een verontreiniging waar geen ernstige aanwijzing voor een ernstige verontreiniging van

uitgaat (dan is er immers een beschrijvend onderzoek nodig).

De kans op het voorkomen van verontreiniging wordt verondersteld kleiner te zijn indien er geen

Vlarebo-activiteiten hebben plaatsgevonden in het verleden of wanneer er geen plaatsvinden in de

huidige toestand. De geplande leidingen in open sleuf worden aangelegd in de aangelegde dijken van

2 Er dient opgemerkt te worden dat de bodemkaart slechts een benadering is van de reële toestand, de

weergegeven cijfers zijn dus als benaderend te beschouwen.

Page 53: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 53 van 127

het GGG. Er kan verondersteld worden dat deze werden aangelegd met niet-verontreinigde gronden,

waardoor de kans op bodemverontreiniging klein geacht wordt.

4.1.2.4 Bodemverdichting en –stabiliteit

Verdichting van de bodem door betreding treedt op wanneer de druk van de gebruikte voertuigen

groter wordt dan het draagvermogen van de bodem.

De druk die door voertuigen wordt uitgeoefend, is vooral afhankelijk van de bandenspanning, en in

mindere mate van de bandbelasting3. Het draagvermogen van de bodem wordt bepaald door de

bodemtextuur, de bodemvochtigheid en het gehalte aan organisch materiaal in de bodem. Bodems

met een fijne textuur (zoals leem) en een hoog vochtgehalte zijn zeer gevoelig voor verdichting.

Algemeen kan gesteld worden dat de bodem een gemiddeld draagvermogen heeft van 1 bar.

De gevoeligheid voor verdichting van de bodem kan afgeleid worden op basis van de bodemserie

zoals aangegeven op de bodemkaart. Langsheen de om te leggen leidingen komen hoofdzakelijk

bodemtypes voor die gevoelig zijn aan verdichting volgens de bodemkaart.

De geplande leidingen doorkruisen in het totaal 3.471 m voor verdichting gevoelig tot zeer en uiterst

gevoelige bodems volgens de bodemkaart:

• 378 m natte zandleemgrond (textuur P en drainageklasse ‘e’ of ‘f’): gevoelig;

• 2.260 m vochtige tot natte kleigrond (textuur E of U en drainageklasse ‘d’ of

‘e’): zeer gevoelig;

• 833 m natte kleigrond (textuur E en drainageklasse ‘g’ of ‘f’): uiterst

gevoelig.

De strengzone is gelegen op de wegenis. De grond kan hier als antropogeen en weinig gevoelig voor

verdichting beschouwd worden.

Zoals eerder gesteld zijn de gegevens op de bodemkaart niet meer actueel. De leidingen in het

noordelijk deel worden namelijk voorzien in de reeds aangelegde nieuwe dijken van het GGG, met

uitzondering van de zones ter hoogte van de aansluiting met de bestaande leidingen. Deze dijkkern

bestaat uit een dik kleipakket. In principe kan dus gesteld worden dat de werfzone in het noordelijk

deel overal gevoelig tot zeer en/of uiterst gevoelig zal zijn voor verdichting.

4.1.2.5 Profielontwikkeling

Een bodemprofiel is het resultaat van een ontwikkelingsproces, waarbij horizonten worden gevormd

in een moedermateriaal. De aan- of afwezigheid van het bodemprofiel en het type kan worden

afgeleid uit de bodemkaart.

De doorkruiste bodems worden volgens de bodemkaart allen aangeduid als bodems met

profielontwikkeling ‘p’, wat betekent dat hier geen profielontwikkeling aanwezig is. Gezien de

leidingen in het noordelijk deel zullen aangelegd worden in de recent aangelegde dijk van het GGG,

kan inderdaad verondersteld worden dat hier geen profiel zal aanwezig zijn.

Gezien de strengzone gelegen is op de wegenis, kan eveneens verondersteld worden dat ook hier

geen profiel zal aanwezig zijn.

4.1.2.6 Erosie

Het projectgebied situeert zich in de Scheldevallei op vlakke percelen en overlapt bijgevolg niet met

een goedgekeurd gemeentelijk erosiebestrijdingsplan.

3 Dit hangt samen met het feit dat een luchtband bij constante spanning en toenemende belasting steeds verder

afplat, waardoor het contactoppervlak bijna evenredig toeneemt, zodat de gemiddelde gronddruk vrijwel

constant blijft. Een hoge bandenspanning zal sneller aanleiding geven tot verdichting.

Page 54: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 54 van 127

De geplande leidingen worden voorzien in de recent aangelegde dijk. De taluds van de dijken hebben

een bepaalde helling en kunnen onderhevig zijn aan erosie als ze niet goed begroeid zijn.

4.1.2.7 Bodemgebruik

Het bodemgebruik langsheen de geplande leiding komt aan bod in §4.4.2.

4.1.3 Beschrijving van de toekomstige toestand en de verwachte effecten

De effecten voor de discipline bodem zullen zich vooral voordoen in de aanlegfase van de leidingen.

Aangezien tijdens de exploitatie weinig effecten verwacht worden, worden beide fasen samen

behandeld.

4.1.3.1 Structuurwijziging

Verdichting van de bodem veroorzaakt enkele secundaire effecten: door het lagere poriënvolume

van de bodem kan er minder regenwater infiltreren, waardoor meer water afstroomt, de

grondwatertafel minder gevoed wordt, de piekdebieten in de waterlopen stijgen, het erosierisico

stijgt, wortelgroei bemoeilijkt wordt, enz. De daling van de structuurkwaliteit van de bodem door

compactie, heeft bijgevolg ook secundaire effecten op de waterhuishouding en de vegetatie.

Voor het bepalen van de gevoeligheid voor verdichting wordt standaard gebruik gemaakt van de

bodemkaart, nl. op basis van de combinatie textuur- en drainageklasse. Er wordt verwezen naar

§4.1.2.4. Er is dan een risico op verdichting in de (zeer/uiterst) gevoelige zones waar er tijdens de

leidingaanleg met open sleuf gewerkt wordt, met name ter hoogte van (delen van) deeltracés 1

t.e.m. 4, 6 en 7.

Echter, in het noordelijk deel worden de leidingen hoofdzakelijk aangelegd in de daartoe voorziene

zone binnen de recent aangelegde dijken. De werkstrook beperkt zich tot de aangelegde (of nog aan

te leggen werfweg) op de dijk en een beperkte zone naast de werfweg voor de stockage van de

aarde. Er kan bijgevolg verondersteld worden dat deze zones reeds verdicht werden tijdens de

aanleg van de dijk. Ter hoogte van de dijksegmenten is daarnaast geen ander grondgebruik meer

mogelijk, waardoor effecten inzake verdichting als verwaarloosbaar tot beperkt negatief kunnen

beoordeeld worden. Op een beperkt aantal plaatsen (begin zuurstofleiding, eind waterstofleiding en

eind stikstofleiding) worden de geplande leidingen beperkt buiten de dijksegmenten aangelegd. De

omvang van de mogelijke verdichting in deze zones is dusdanig beperkt, dat er geen aanzienlijke

effecten inzake verdichting in deze zones verwacht wordt.

De om te leggen waterstofleiding in het zuidelijk deel zal aangelegd worden via een HGB waardoor in

principe enkel verdichting mogelijk is ter hoogte van het in- en uittredepunt. Het intredepunt

bevindt zich ter hoogte van kleigrond, terwijl het uittredepunt grotendeels ter hoogte van een natte

zandleembodem gelegen is. Mogelijke verdichting in deze zones zijn bijgevolg niet uit te sluiten.

Echter, deze zones zijn beperkt in omvang en zullen wellicht reeds (gedeeltelijk) verdicht zijn,

wegens de onlangs uitgevoerde grootschalige werken in de omgeving.

De strengzone wordt voorzien ter hoogte van een reeds bestaande (en verharde) weg, waardoor het

risico op verdichting beperkt is.

De mogelijke stockagezones zijn gesitueerd ter hoogte van de nieuw aangelegde dijken en/of ter

hoogte van de Middenzone van de Scheldelei. Gezien het bodemgebruik van deze zones na

uitvoering van het project geen nadelige effecten kent van een mogelijke verdichting, worden de

mogelijke effecten beperkt negatief beoordeeld.

4.1.3.2 Profielwijziging

De om te leggen leidingen bevinden zich in de Scheldevallei en worden volgens de bodemkaart

aangeduid als bodems zonder profielontwikkeling. Gezien de voorziene ligging van de noordelijk

gelegen leidingen (deeltracés 1 t.e.m. 8) binnen de recent aangelegde dijken, worden hier geen

aanzienlijke negatieve effecten inzake profielvernietiging verwacht. Op een aantal plaatsen (begin

Page 55: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 55 van 127

zuurstofleiding, eind waterstofleiding en eind stikstofleiding) worden de geplande leidingen beperkt

buiten de dijksegmenten aangelegd. De omvang van de mogelijke profielvernietiging in deze zones is

dusdanig beperkt, dat er geen aanzienlijke effecten inzake profielwijziging in deze zones verwacht

worden. Ook ter hoogte van de mogelijke stockagezones wordt geen aanzienlijk negatief effect op

de profielverstoring verwacht.

Het zuidelijk deel (deeltracé 9) wordt aangelegd via een HGB. Ter hoogte van het in- en uittredepunt

van de horizontaal gestuurde boring worden de profielen gewijzigd. Deze bevinden zich echter

eveneens ter hoogte van bodems zonder profielontwikkeling waardoor ook hier geen significant

negatieve effecten inzake profielvernietiging verwacht worden. De strengzone wordt voorzien ter

hoogte van een verharde weg, waardoor hier geen vergravingen gepland zijn.

Tijdens de exploitatiefase wordt geen effect verwacht op het bodemprofiel.

4.1.3.3 Wijziging bodemhygiëne

Bij de aanleg van de leidingen wordt er naar gestreefd om het uitgegraven materiaal volledig te

gebruiken voor de heropvulling van de sleuf. Hierdoor wordt er dus geen “gebiedsvreemd” materiaal

aangewend, waardoor de kans op een mogelijke wijziging van de bodemkwaliteit (o.a. op het vlak

van textuur, milieuhygiënische kwaliteit, e.d.) bijna onbestaande is. Ook de tijdelijke stockage van de

uitgegraven (niet verontreinigde) grond naast de sleuf of ter hoogte van de mogelijke stockagezones,

zal geen aanleiding geven tot een wijziging van de bodemkwaliteit.

Op kaart 3 worden binnen een straal van 200 meter de percelen weergegeven waar er een

onderzoeksactiviteit is verricht (oriënterend of beschrijvend bodemonderzoek of

bodemsaneringsproject). Als eventuele verontreiniging zich tot in de werkstrook heeft verspreid op

deze locaties, kan bij de graafwerken verontreiniging uit de bodem worden verwijderd. De

verwijdering van de verontreiniging wordt als positief beschouwd. Stockage van de verontreinigde

grond ter plaatse kan echter tot verspreiding van de verontreiniging leiden, wat dan weer negatief

wordt beoordeeld.

De verstoring van de bodemprocessen blijft beperkt tot de onmiddellijke omgeving van de leiding

(voor open sleuf tracés) of het in- en uittredepunt van de leiding (voor boringen en persingen). Na

het herstel van de bodemfuncties zijn de gevolgen van de aanleg van een ondergrondse leiding zeer

gering.

Door het lekken van stookolie, benzine, oplosmiddelen, e.d. kan tijdens de aanlegwerken een

verontreiniging van de bodem optreden. Gezien de uitvoeringsmodaliteiten en de gevolgde

veiligheidsvoorschriften, wordt het risico op lekken tot een minimum herleid. Bovendien betreft het

hier geïsoleerde puntbronnen (van potentiële bodemverontreiniging) waardoor het areaal dat

mogelijks wordt verontreinigd eerder gering zal zijn. Indien er zich toch verontreinigingen zouden

voordoen, wordt deze verontreinigde grond afgegraven.

De getransporteerde gassen zijn volgens de technische fiche’s weinig oplosbaar in water. Bij een

eventueel lek zijn bijgevolg weinig effecten te verwachten voor wat betreft de grondwaterkwaliteit.

De bodemkwaliteit en dan meer bepaald de gashuishouding in de onverzadigde zone kan wel

wijzigen. Bij calamiteiten waarbij bluswater dient ingezet te worden, kan het gebruikte bluswater,

dat in contact kan geweest zijn met verschillende stoffen, de bodem verontreinigen. Het risico op

een calamiteit is echter dermate klein, zodat de kans op een accidentele verontreiniging zeer

beperkt is.

Rekening houdende met bovenvermelde afwegingen wordt het risico op wijziging van de

bodemhygiëne (bodemkwaliteit) door aanleg van de leidingen als beperkt negatief beschouwd.

4.1.3.4 Wijziging bodemvochtregime

De enige invloed van de aanleg van de leidingen op de waterhuishouding is de eventuele bemaling

van het grondwater tijdens de uitvoeringsfase. Echter, er wordt verondersteld dat er globaal geen

bemaling zal nodig zijn voor het aanleggen van de leidingen. Op een beperkt aantal punten wordt er

verwacht dat er beperkt wel bemaling zal nodig zijn, met name ter hoogte van het uittredepunt van

Page 56: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 56 van 127

de HGB, het beginpunt van de zuurstofleiding, het eindpunt van de waterstofleiding en het eindpunt

van de stikstofleiding. De bemaling zal beperkt zijn in tijd en omvang, waardoor er geen aanzienlijke

effecten op het grondwater worden verwacht.

Aangezien geen stabiliserende onderlaag gebruikt wordt en dus geen vreemde grond wordt

ingebracht, wordt hierdoor ook geen effect op het bodemvochtregime verwacht.

4.1.3.5 Grondverzet

Bij de aanleg van de leidingen en de afwerking van de werkstrook wordt er naar gestreefd om geen

grond uit het projectgebied te verwijderen. De bodem die door de leidingen wordt ingenomen,

wordt ook terug in de sleuf ingebracht. Aangezien de uitgegraven bodem hierdoor gelijkmatig over

de werkstrook wordt verdeeld, zal dit leiden tot een minimale verhoging van de werkstrook.

Aangezien deze verhoging minimaal is, wordt dit effect als niet significant beschouwd.

Het terug verspreiden van de teelaarde gebeurt met de nodige voorzorgsmaatregelen in dat opzicht

dat de werken worden stopgezet als de weersomstandigheden dermate slecht zijn dat een goed

plaatsherstel onmogelijk gegarandeerd kan worden.

De horizontale boring in het zuidelijk deel geeft wel aanleiding tot het verwijderen van grond,

dewelke niet terug gebruikt kan worden. De totale lengte van de voorziene boring bedraagt ca. 1 km.

Het boorgat voor het aanleggen van de waterstofleiding bedraagt 250mm. Samengeteld geeft dit

aanleiding tot ca. 50 m³ grond die moet afgevoerd worden.

4.1.3.6 Wijziging bodemgebruik-bodemgeschiktheid

Tijdens de aanlegfase zal het huidige bodemgebruik tijdelijk verstoord worden. Aangezien de

leidingen worden aangelegd in de Sigmadijken, zal enkel toegankelijkheid van de dijk tijdelijk

onderbroken worden.

Na de aanleg van de leidingen wordt de oorspronkelijke toestand hersteld, waardoor er ter hoogte

van de dijk geen blijvende hinder blijft bestaan. Dit aspect wordt verder besproken in de discipline

Mens.

Aangezien de samenstelling van de bodem niet substantieel gewijzigd wordt, blijft de bodem

geschikt voor alle huidige mogelijke bodemgebruiken, met uitzondering van het oprichten van

constructies of het aanplanten van diepwortelende planten in de erfdienstbaarheidszone van de

leidingen. Dit wordt verder besproken bij de effectbespreking van de discipline Landschap,

Bouwkundig Erfgoed en Archeologie.

Ter hoogte van de horizontaal gestuurde boring is er ook een erfdienstbaarheidszone, maar zijn er

geen effecten op het bodemgebruik of bodemgeschiktheid te verwachten.

Indien de bodem niet wordt afgedekt tijdens of na de werken, zijn er geen effecten te verwachten

naar wijziging van infiltratie-oppervlakte.

4.1.3.7 Reliëfwijzigingen

Tijdens de aanleg van de leidingen wordt het reliëf van de werkzone binnen de werkstrookbreedte

tijdelijk gewijzigd door het uitgraven van de sleuf en het stockeren van de uitgegraven aarde. Na de

werken wordt de oorspronkelijke toestand hersteld, zodat er geen aanzienlijke reliëfwijzigingen te

verwachten zijn. Gezien de bodem die door de leidingen wordt ingenomen gelijkmatig over de

werkstrook wordt verdeeld, zal dit leiden tot een minmale verhoging van de werkstrook. Aangezien

deze verhoging minimaal is, wordt dit effect als niet significant beschouwd. De tijdelijke

reliëfverstoring wordt als beperkt negatief beoordeeld.

4.1.3.8 Wijziging erosiegevoeligheid

Het gebied is niet erosiegevoelig. De werken worden uitgevoerd op een vlak stuk van de dijk. Enkel

de uitgegraven grond wordt tijdelijk gestockeerd ter hoogte van het talud van de dijk (en/of ter

Page 57: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 57 van 127

hoogte van de mogelijke stockagezones). Na uitvoering van de werken wordt de oorspronkelijke

toestand hersteld. Er wordt aangeraden het talud terug in te zaaien om erosie te voorkomen.

4.1.3.9 Diepere ondergrond

De zuidelijk gelegen waterstofleiding zal aangelegd worden via een horizontaal gestuurde boring

waarbij er tussen de 5 en de 30 meter diep geboord zal worden. Hierdoor worden volgende tertiaire

lagen aangeboord:

o Dikte quartair: ca. 9,5 m

o Dikte lid van Terhagen: ca. 20 m

Tijdens het boren wordt er continu boorvloeistof (bentoniet) doorheen de holle boorbuizen onder

hoge druk naar de boorkop gepompt zodanig dat de jetbit de grond hydraulisch loswoelt. Bentoniet

is een thixotroop product dat tijdens de boring volgende functies vervult: het instandhouden van het

boorgat door een “cakevorming” op de boorwand, het reduceren van de wrijving buis-boorgat, het

transporteren van de losgewoelde grond naar het in- of uittredepunt in de ruimte tussen de

boorbuis en het boorgat en eventueel het aandrijven van de boormotor (indien men er niet in slaagt

de grond te jetten).

De boorspoeling wordt gerecycleerd, d.w.z. gereinigd en gezuiverd van de getransporteerde grond

zo dat naast gerecycleerd bentoniet nog hoofdzakelijk een steekvaste zandfractie overblijft.

Het uiteindelijke boorgat is groter dan de ontworpen vervoerleiding. Door de boring worden de

tertiaire lagen dus plaatselijk verstoord. Daar bentoniet een natuurlijk product is en na de boring

grotendeels terug wordt gerecycleerd, is er geen effect te verwachten op de kwaliteit van de

ondergrond.

Ten behoeve van de horizontaal gestuurde boringen worden telkens grondboringen en sonderingen

uitgevoerd. Op basis van deze gegevens worden de specifieke uitvoeringseigenschappen (bvb. druk

van bentoniet) aangepast. Op deze wijze wordt het risico op bvb. doorslag van bentoniet naar de

oppervlakte, in de hand gehouden.

Effecten op grondwaterstroming door het uitvoeren van horizontaal gestuurde boringen worden

besproken in paragraaf 4.2.2.1.

4.1.4 Besluit Bodem

4.1.4.1 Conclusie

Het bodemgebruik zal in de exploitatiefase nagenoeg niet wijzigen.

De geplande leidingen worden niet aangelegd in zones die gevoelig zijn voor profielverstoring. Er

worden geen significant negatieve effecten inzake profielvernietiging verwacht.

Effecten inzake bodemverdichting worden als verwaarloosbaar tot beperkt negatief beeoordeeld,

gezien de leidingen worden aangelegd in de recent aangelegde dijken en er bijgevolg vanuit gegaan

wordt dat er reeds verdichting heeft plaatsgevonden.

Het risico op de wijziging van de bodemkwaliteit wordt als beperkt negatief beschouwd. Het

grondverzet beperkt zich namelijk tot de effectieve werkstrook. Hierdoor is er slechts een beperkt

risico op het verspreiden van mogelijke verontreinigingen. Indien er in open sleuf wordt gewerkt

wordt de regelgeving omtrent grondverzet nauwgezet opgevolgd. Gezien de uitvoeringsmodaliteiten

en de gevolgde veiligheidsvoorschriften, wordt het risico op lekken tot een minimum herleid.

Bovendien betreft het geïsoleerde puntbronnen (van potentiële bodemverontreiniging) waardoor

het areaal dat mogelijks wordt verontreinigd eerder gering zal zijn.

De getransporteerde gassen zijn volgens de technische fiche’s weinig oplosbaar in water. Bij een

eventueel lek zijn bijgevolg weinig effecten te verwachten voor wat betreft de grondwaterkwaliteit.

De bodemkwaliteit en dan meer bepaald de gashuishouding in de onverzadigde zone kan wel

Page 58: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 58 van 127

wijzigen. Bij calamiteiten waarbij bluswater dient ingezet te worden, kan het gebruikte bluswater,

dat in contact kan geweest zijn met verschillende stoffen, de bodem verontreinigen. Het risico op

een calamiteit is echter dermate klein, zodat de kans op een accidentele verontreiniging zeer

beperkt is.

Er valt geen effect te verwachten op de kwaliteit van de ondergrond door het uitvoeren van de

horizontaal gestuurde boring. Reliëfverstoring wordt als beperkt negatief beoordeeld.

Vanuit de discipline bodem zijn er geen significante verschillen tussen beide mogelijke varianten

voor de werkzone van het intredepunt van de HGB.

Voor de discipline Bodem wordt gesteld dat er geen aanzienlijke effecten verwacht worden en dat

een MER-onderzoek geen nieuwe of bijkomende gegevens zal opleveren voor de bespreking van

de milieueffecten.

4.1.4.2 Milderende maatregelen

Vanuit de discipline Bodem worden geen milderende maatregelen nodig geacht.

4.1.4.3 Aanbevelingen om het project milieuvriendelijker te maken

o Herstel van het oorspronkelijke reliëf na de werken;

o Inzaaien van de dijken na de werken om erosie te beperken.

Page 59: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 59 van 127

4.2 Grondwater

4.2.1 Beschrijving van bestaande toestand

Kaart 4: Referentiesituatie Water

4.2.1.1 Grondwaterstand

De waterhuishouding van de gronden is afhankelijk van verschillende factoren: de diepte van de

grondwatertafel, de permeabiliteit van de grond, de aard van het substraat en de topografische

ligging.

De grondwaterstand kan worden afgeleid uit de bodemkaart, de sonderingen en uitgevoerde

oriënterende en beschrijvende bodemonderzoeken.

Bodemkaart

De gronden beïnvloed door een permanente grondwatertafel, die gedurende een groot deel van het

jaar op geringe diepte onder het maaiveld staat, vertonen wegens de reducerende invloed van het

grondwater vanaf een zekere diepte die met de laagste stand van het grondwater overeenkomt, een

grijze of blauwgrijze reductiehorizont. De reductiehorizont wijst dus op een permanente verzadiging

met water.

De bodemhorizonten die tijdelijk door het water beïnvloed worden, vertonen gleyverschijnselen

gekenmerkt door grijze en grijsbruine vlekken en door talrijke bruinachtige roestvlekken. Hun

bovengrens geeft de gemiddelde hoogste grondwaterstand (winter en voorjaar) weer.

Op de bodemkaart wordt aan de hand van de draineringsklassen per grondsoort weergegeven op

welke diepte er gleyverschijnselen voorkomen. Deze diepte geeft onrechtstreeks aan tot welke

hoogte het grondwater kan voorkomen. Er dient opgemerkt te worden dat er met deze

grondwaterstand niet hetzelfde bedoeld wordt als de permanente grondwaterstand weergegeven

door de reductiehorizont. De leidingen doorkruisen hoofdzakelijk natte tot vochtige kleibodems,

waardoor in combinatie met volgende drainageklassen het volgende kan gesteld worden:

• d: matig gleyige gronden, gley-verschijnselen tussen 50 en 80 cm diepte;

• e: matig slechte drainering, gley-verschijnselen op 20 – 50 cm diepte;

• f: slechte drainering: gley-verschijnselen tot aan het maaiveld;

• g: zeer slechte drainering: gley-verschijnselen op maaiveld.

Het grootste deel van de geplande leidingen doorkruisen vochtige tot natte gronden volgens de

bodemkaart. Echter de leidingen worden voorzien in de recent aangelegde Sigmadijken (dus in

principe boven maaiveldniveau, zie bijlage 1).

4.2.1.2 Grondwaterkwetsbaarheid

Het risico van verontreiniging van grondwater hangt af van talrijke factoren, die samen de

kwetsbaarheid van de ondergrond bepalen. De aard en de dikte van de deklagen, de dikte en de

eigenschappen van de watervoerende lagen en de dikte van de onverzadigde zone (diepte van de

grondwatertafel) bepalen de kwetsbaarheid van het grondwater. De kwetsbaarheid van (de kwaliteit

van) het grondwater is voor Vlaanderen weergegeven in kwetsbaarheidskaarten, met een schaal van

vijf eenheden (van uiterst tot weinig kwetsbaar).

Het projectgebied voor de te herlokaliseren leidingen is gelegen ter hoogte van weinig kwetsbare

bodems inzake grondwaterkwaliteit (Dc).

Page 60: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 60 van 127

4.2.1.3 Grondwaterwinningen

Op een afstand kleiner dan 200 m van de geplande leidingen komen geen vergunde

grondwaterwinningen voor. De geplande leidingen zijn evenmin gelegen in de buurt van een

(beschermingszone van een) waterwinningsgebied.

4.2.1.4 Grondwaterkwaliteit

Volgens de “digitale versie van de verspreiding van bodemonderzoeken in Vlaanderen, OVAM,

Afdeling Bodemsanering en Attestering, toestand 03/12/2013” bevinden er zich binnen een buffer

van 200 meter rondom de geplande leidingen 2 percelen waar een beschrijvend bodemonderzoek

heeft plaatsgevonden en 1 perceel waarvoor reeds een bodemsaneringsproject werd uitgevoerd.

Mogelijk is er op deze locaties verontreiniging aanwezig in het grondwater.

4.2.1.5 Kwelgebieden

Kwelgebieden zijn plaatsen waar grondwater voortdurend aan de oppervlakte komt (opwaartse

grondwaterstroming i.p.v. infiltratie). Deze kwel is het gevolg van de bewegende grondwaterstroom

die op een minder doordringbare basis botst (bijvoorbeeld klei), onder de grond verder loopt en in

lager gelegen (vallei)gebieden tot aan het maaiveld wordt gestuwd. Enkele verschillen tussen

infiltratiegebieden en kwelgebieden worden opgesomd:

• Schommelingen grondwatertafel: In infiltratiegebied is het grondwaterpeil sterk

afhankelijk van de neerslag en de schommelingen zijn groot. Een kwelgebied wordt in

principe continu gevoed met kwel.

• Samenstelling grondwater: in infiltratiegebied wordt het grondwater vnl. gevoed met

neerslagwater en de samenstelling is vergelijkbaar (zwak zuur en arm aan mineralen).

Het kwelwater heeft een andere samenstelling die afhankelijk is van o.a. de verblijftijd

in de bodem, de aard van de lagen waarmee het water in contact komt (oplossen,

meevoeren of achterblijven van mineralen).

In één valleigebied kan de samenstelling van het grondwater sterk verschillen, hetgeen een invloed

heeft op de levensgemeenschappen die er zullen voorkomen. Zo treft men in kwelgebieden

kwelindicatoren aan, dit zijn planten die afhankelijk zijn van deze samenstelling van het grondwater.

Opkwellend grondwater is moeilijk rechtstreeks op het terrein te meten. Terreinonderzoek met

betrekking tot kwelafhankelijke vegetatie (op basis van de biologische waarderingskaart/

ecotopenkaart, BWK) verschaft evenwel indicatieve informatie over opkwellend grondwater. De

indicatorwaarden voor kwel op basis van ecotopen zijn opgesteld door het Instituut voor

Natuurbehoud (IN, nu INBO). Deze indicatorwaarden zijn echter een ruwe benadering en dienen als

een signaal, een relatieve vergelijking te worden beschouwd en niet als een absoluut vaststaand

gegeven.

Binnen het studiegebied kan verondersteld worden dat er meerdere kwelgebieden aanwezig zijn.

Door het uitvoeren van de Sigmawerken en het in werking treden van de GGG’s en GOG’s kunnen

wijzigingen inzake de voorkomende kwelgebieden optreden. Zo wordt voor de GOG’s in normale

‘beheersomstandigheden’ (in situaties waarbij geen Scheldewater over de overloopdijk het GOG

instroomt) een versterking van de kwelimpact nagestreefd, o.a. door een vernatting.

In het zuidwesten van de huidige Kruibeekse polder bevindt zich momenteel een uitgestrekte zone

met sterke invloed van kwelwater. Onder een KGGG-regime (Kruibeeks overstromingsgebied met

gecontroleerd gereduceerd getij) wordt deze zone overspoeld met brakker Scheldewater en water

van de Barbierbeek, en blijven de potenties van het waardevolle kwelwater onbenut.

4.2.1.6 Grondwaterstroming

Uit het regionaal grondwatermodel, opgezet i.h.k.v. het onderzoek naar de kwelstromen (Haecon,

2002) blijkt dat de KBR-polder onder druk staat van enerzijds voeding van de westelijk gelegen

Waaslandse cuesta, en anderzijds van de Schelde (oosten en zuiden). Het model toont dat

Page 61: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 61 van 127

waterafvoerende maatregelen (grachten, pompen en sluizen) noodzakelijk zijn om de polder

landbouwkundig op gewenst peil te houden. Het model toont ook een sterke verzadiging van de

deklagen van het cuestagebied. Deze bestaat uit een dunne deklaag op een ondoorlatende laag

(Boomse klei). Dit wordt aangetoond door het voorkomen van poelen en de vele tijdelijk afvoerende

– drainerende – waterlopen.

De modelleringen tonen aan dat er een belangrijk verschil bestaat in de waterhuishouding in het

noordelijk deel van de polder van Kruibeke (= Kruibeekse Polder) en het zuidelijke deel van de polder

van Kruibeke (= Bazelse en Rupelmondse polder), die van elkaar gescheiden zijn door de

Barbierbeek. In het noordelijk deel gebeurt de afwatering naar de polder voornamelijk via beken

(Kapelbeek, Akkersbeek) die de cuesta doorsnijden. In het zuidelijke deel is dit niet het geval: hier

wordt het cuestawater (Hanewijkbeek, Rapenbergbeek, …) opgevangen door het Vliet. In het

zuidelijk deel van de KBR-polder zijn de peilen zowel ’s winters als ’s zomers in hoofdzaak

geconditioneerd door het polderbeheer.

Door het in werking treden van de overstromingsgebieden zal er een verschuiving plaatsvinden

inzake de afwatering van de omliggende gebieden. Zo zal de afgewerkte ringdijk een hydrologische

barrière vormen voor het grondwatersysteem tussen de polders en de hoger gelegen gebieden ten

westen van de polders. Ten noorden van de Barbierbeek worden de Kapelbeek en de Akkersbeek,

samen met de rest van het toestromende oppervlaktewater, afgevoerd naar een wachtbekken.

Volgens de grondwaterstromingsgevoeligheidskaart van de watertoets is het geplande tracé

hoofdzaklijk gelegen ter hoogte van zeer gevoelige bodems voor grondwaterstroming. Ter hoogte

van (delen van) deeltracés 5, 6 en 8 zijn matig gevoelige bodems voor grondwaterstroming gelegen.

4.2.2 Beschrijving van de toekomstige toestand en de verwachte effecten

4.2.2.1 Grondwaterhuishouding

De leidingen worden in de berm (verbrede teen) van net aangelegde dijksegmenten (ringdijk of

compartimenteringsdijk) aangelegd, op enkele meters boven het maaiveldniveau. De sleuven

worden dus niet uitgegraven op maaiveldniveau zelf, maar op een hoger niveau waardoor kan

aangenomen worden dat er globaal geen bemaling zal genoodzaakt zijn. Indien dit toch het geval zou

zijn, zal de grondwaterstandsdaling zeer beperkt zijn. Gezien de leidingen worden aangelegd in het

dijklichaam welke bestaat uit een kleikern zal de bemalingsstraal, indien bemaling toch noodzakelijk

zou zijn, bijgevolg zeer beperkt zijn en niet buiten de werkstrook reiken.

Wellicht dient er bemaald te worden ter hoogte van het uittredepunt van de gestuurde boring en ter

hoogte van de eindpunten van de te verleggen leidingen. De bemalingsperiode zal in dit geval

minimaal gehouden worden. De eindpunten van de te verleggen zuurstof- en stikstofleidingen

bevinden zich ter hoogte van een natte kleibodem / antropogene bodem, waardoor er ook hier kan

verwacht worden dat de bemalingsstraal niet buiten de werkstrook zal reiken. Het uittredepunt van

de geplande HGB bevindt zich grotendeels ter hoogte van een natte zandleembodem en het

eindpunt van de waterstofleiding is gelegen ter hoogte van een zandbodem, waardoor de

bemalingsstraal hier iets verder kan reiken. Echter de lengte die dient bemaald te worden is zeer

beperkt en ook de bemalingsduur zal beperkt zijn.

In de buurt van het in- en uittredepunt van de gestuurde boringen en de boorkop (voorloop,

geleidebuis en ruimer) heeft de boorvloeistof, die onder druk het grondwater en een deel van de

bodem verdringt, een beperkte invloed. De beïnvloede zone is dermate gering (enkele meters) dat

dit nagenoeg geen gevolgen heeft voor het grondwaterreservoir zowel wat betreft de kwaliteit als de

kwantiteit (stijghoogte, diepte grondwatertafel, ...).

Tijdens de uitvoering wordt rond de boorbuizen een zone met verhoogde druk gecreëerd door het

onder druk verpompen van de boorvloeistof. Rondom het boorgat ontstaat zo een quasi

ondoorlatende zone. Ingeval van blokkering van de terugstroom langs de buis kan de verhoogde

druk tot ongewenste effecten leiden zoals het openscheuren van de grond aan het maaiveld.

Daarom dient de druk in de boorvloeistof strikt in de hand gehouden te worden. Daar bentoniet een

Page 62: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 62 van 127

natuurlijk product is zijn de gevolgen van de inbreng in de bodem ervan voor het grondwater niet

relevant.

De aanwezigheid van de leidingen in de bodem kan de grondwaterhuishouding verstoren. Hierin zijn

voornamelijk de aanwezigheid van de dieper gelegen leidingdelen (aangelegd door middel van

gestuurde boringen) van belang. Het effect zal echter beperkt zijn en wordt dan ook beperkt negatief

beoordeeld. De leidingen in het noordelijk deel bevinden zich boven het maaiveld in het dijklichaam,

waardoor er geen effecten op het grondwater verwacht worden door aanwezigheid van de

leidingen.

Er bevinden zich geen grondwaterwinningen binnen een straal van 200 m rondom het geplande

tracé, waardoor er geen beïnvloeding van bestaande grondwaterwinningen wordt verwacht door

uitvoering van het project.

Voor de aanleg van de geplande leidingen maakt men geen gebruik van bodemvreemde materialen

om de leidingen te stabiliseren. Er wordt dan ook geen effect op het bodemvochtregime verwacht.

4.2.2.2 Grondwaterkwaliteit

Het grondwater is over het gehele projectgebied matig kwetsbaar tot zeer kwetsbaar. Door het

lekken van stookolie, benzine, oplosmiddelen, e.d. kan tijdens de aanleg van een leiding

bodemverontreiniging optreden met kans op uitloging naar het grondwater. Indien de nodige

veiligheidsvoorschriften worden gevolgd, wordt het risico op lekken tot een minimum herleid.

Bovendien betreft het hier geïsoleerde puntbronnen (van potentiële bodemverontreiniging)

waardoor het areaal dat mogelijks wordt verontreinigd eerder gering zal zijn.

Bij horizontaal gestuurde boringen wordt er ter hoogte van de in- en uittredepunten een ondiepe

put gegraven teneinde de terugkerende boorvloeistof op te vangen alvorens het opnieuw (eventueel

na ontzanding in een bentoniet-recyclageëenheid) via de boorkop in de ondergrond te brengen.

Zolang geen verontreinigende substanties langs deze weg naar het grondwaterreservoir kunnen

infiltreren (vb. morsen oliehoudende producten), heeft dit geen gevolgen voor de

grondwaterkwaliteit.

Het getransporteerde gas is volgens de technische fiche’s weinig onoplosbaar in water. Bij een

eventueel lek zijn bijgevolg weinig effecten te verwachten voor wat betreft de grondwaterkwaliteit.

De bodemkwaliteit en dan meer bepaald de gashuishouding in de onverzadigde zone kan wel

wijzigen.

4.2.3 Besluit grondwater

4.2.3.1 Conclusie

Er wordt vanuit gegaan dat er globaal geen bemaling zal nodig zijn bij de aanleg van de leidingen in

het noordelijk deel via open sleuf. De geplande leidingen bevinden zich immers in de berm (verbrede

teen) van de net aangelegde dijksegmenten (ringdijk of compartimenteringsdijk), op enkele meters

boven het maaiveldniveau. De minimale bemaling op een beperkt plaatsen waar de leidingen over

een korte lengte buiten de dijk worden aangelegd, zal geen aanzienlijke effecten veroorzaken. Er

worden bijgevolg geen effecten inzake grondwaterstroming en verdroging verwacht.

De bemalingsstraal ter hoogte van het eindpunt van de stikstof en zuurstofleiding zal niet tot buiten

de werkstrook reiken. Ter hoogte van het eindpunt van het uittredepunt van de HGB en

waterstofleiding zal dit mogelijks wel het geval zijn, maar de afstand waarover bemaald dient te

worden is zeer beperkt en ook de bemalingsduur is beperkt.

Door het lekken van stookolie, benzine, oplosmiddelen, e.d. kan tijdens de aanleg van een leiding

bodemverontreiniging optreden met kans op uitloging naar het grondwater. De nodige

veiligheidsvoorschriften worden gevolgd om het risico op lekken tot een minimum te herleiden.

Bovendien betreft het hier geïsoleerde puntbronnen (van potentiële bodemverontreiniging)

waardoor het areaal dat mogelijks wordt verontreinigd eerder gering zal zijn.

Page 63: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 63 van 127

Het getransporteerde gas is volgens de technische fiche’s weinig onoplosbaar in water. Bij een

eventueel lek zijn bijgevolg weinig effecten te verwachten voor wat betreft de grondwaterkwaliteit.

Voor de aanleg van de geplande leidingen maakt men geen gebruik van bodemvreemde materialen

om de leiding te stabiliseren. Er wordt dan ook geen effect op het bodemvochtregime verwacht.

Vanuit de discipline grondwater zijn er geen significante verschillen tussen beide mogelijke varianten

voor de werkzone van het intredepunt van de HGB.

Voor de discipline Grondwater wordt geconcludeerd dat er geen aanzienlijke effecten verwacht

worden en dat een MER-onderzoek geen nieuwe of bijkomende gegevens zal opleveren voor de

bespreking van de milieueffecten.

4.2.3.2 Milderende maatregelen

Vanuit de discipline grondwater worden geen milderende maatregelen nodig geacht.

4.2.3.3 Aanbevelingen om het project milieuvriendelijker te maken

De veiligheidsvoorschriften m.b.t. bodem- en grondwaterverontreiniging moeten strikt opgevolgd

worden. Bij kritische manipulaties met diesel, benzine en olie zoals vuloperaties en verwisselen van

oliefilters is het gebruik van lekbakken aangewezen.

Page 64: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 64 van 127

4.3 Oppervlaktewater

Kaart 4: Water

4.3.1 Afbakening van het studiegebied

Voor de discipline Water worden alle oppervlaktewateren bestudeerd die eventueel beïnvloed

worden door de perimeter van het projectgebied of door het kruisen van de waterlopen.

4.3.2 Beschrijving van bestaande toestand

Het projectgebied bevindt zich in het Beneden-Scheldebekken, meer bepaald in het deelbekken van

de Barbierbeek. Volgende acties zijn opgenomen in het bekkenbeheerplan ter hoogte van het

projectgebied:

o “Uitvoeren van de bovengemeentelijke saneringsprojecten (collectoren, persleidingen,

pompstations, prioritaire rioleringen, …) in het Benedenscheldebekken, zoals opgenomen in

het vastgelegde deel van de rollende meerjarenprogramma’s (Investeringsprogramma’s

t.e.m. 2005 en Optimalisatieprogramma’s vanaf 2006).

o Afwerken GOG Kruibeke – Bazel – Rupelmonde: de waterbeheerder plant in het kader van

de veiligheidsdoelstellingen van het geactualiseerde Sigmaplan nog enkele ingrepen voor

een hogere veiligheid die o.m. het waterbergende vermogen van de Zeeschelde zullen

verhogen. Een belangrijk onderdeel in de uitvoering van het geactualiseerde Sigmaplan is de

inrichting van het gecontroleerd overstromingsgebied Kruibeke-Bazel-Rupelmonde (het

KBR) – het laatste GOG uit het oorspronkelijke Sigmaplan (1977) dat nog ingericht dient te

worden. Het KBR heeft een oppervlakte van ongeveer 600 ha en zal een belangrijke extra

bijdrage aan de veiligheid leveren.

Zonder uitvoering van het geplande project kan het GOG niet verder afgewerkt worden, waardoor

kan gesteld worden dat het voorgenomen project bijdraagt tot het realiseren van een

vooropgestelde actie uit het bekkenbeheerplan.

De geplande leidingen doorkruisen meerdere waterlopen:

• Kapelbeek (2de

cat.) – deeltracé 1;

• Akkersbeek (2de

cat.) – deeltracé 2;

• Barbierbeek (2de

cat) – deeltracé 4;

• Dijksloot (3de

cat) – deeltracé 9.

De wet op de onbevaarbare waterlopen (28/12/1967, B.S. 15/02/1968) stelt dat ‘buitengewone

werken van wijziging’ slechts kunnen uitgevoerd worden nadat hiervoor een machtiging bekomen is

vanwege de bevoegde overheid. Onder werken van wijziging verstaat men werken, die zonder de

waterloop te schaden, er niet toe strekken deze te verbeteren.

De niet-geklasseerde waterlopen en de geklasseerde waterlopen van categorie 3 vallen onder de

bevoegdheid van de gemeente. De geklasseerde waterlopen van categorie 2 vallen onder de

bevoegdheid van de provincie, die van categorie 1 onder de bevoegdheid van de Vlaamse Overheid.

De bevaarbare waterlopen vallen onder de bevoegdheid van de nv De Scheepvaart, Waterwegen en

Zeekanaal.

4.3.2.1 Waterkwaliteit

Een algemene beoordeling van de chemische en biologische kwaliteit van het oppervlaktewater

wordt gegeven door de PIO (Prati-index zuurstof) en de BBI (Belgische Biotische Index).

De Prati-Index zuurstof (PIO) wordt bepaald op basis van het percentage zuurstofverzadiging, het

chemisch zuurstofverbruik en de ammoniumstikstof. De indeling van de index is gegeven in Tabel 4-2 Verwijderd:

Page 65: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 65 van 127

Tabel 4-2: Indeling Prati Index zuurstof (PIO, chemische kwaliteit)

Prati-index Omschrijving

0-2 Aanvaardbaar

2-4 Matig verontreinigd

4-8 Verontreinigd

8-16 Zwaar verontreinigd

> 16 Zeer zwaar verontreinigd

Voor het bepalen van de biologische kwaliteit wordt gebruik gemaakt van de methode van de

Belgische Biotische Index (B.B.I.). Hier wordt een waarde toegekend afhankelijk van het aantal

macro-invertebraten. De indeling wordt weergegeven in Tabel 4-3.

Tabel 4-3: Indeling Belgische Biotische Index (biologische kwaliteit)

B.B.I. Omschrijving

10-9 Niet verontreinigd, zeer goede kwaliteit

8-7 Weinig verontreinigd, goede kwaliteit

6-5 Verontreinigd, matige kwaliteit

4-3 Zwaar verontreinigd, slechte kwaliteit

2-1 Zeer zwaar verontreinigd, zeer slechte kwaliteit

0 Idem, maar macro-invertebraten zijn nauwelijks aanwezig

(max. 1 groep) of afwezig

In de omgeving van het projectgebied zijn een aantal meetpunten van de Vlaamse

Milieumaatschappij voor de opvolging van de waterkwaliteit gelegen. Hieruit valt hetvolgende af te

leiden:

o Akkersbeek – Prati-index 2011 – 8,51 = zwaar verontreinigd;

o Zeeschelde: prati-index: zwaar verontreinigd (8,94 en 9,47) tot verontreinigd (7,98);

o Zeeschelde: BBI: zeer slecht (1 en 2);

o Barbierbeek: prati-index: overwegend verontreinigd (waarden tussen 4 en 8);

o Barbierbeek: BBI: zeer slecht (1 en 2).

Met opmaak:

of grammaticacontroleuitvoeren

Verwijderd:

Page 66: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 66 van 127

Figuur 4-1: weergaven van de BBI en Prati-index in de Zeeschelde ter hoogte van het projectgebied

(bron: VMM)

Figuur 4-2: weergaven van de BBI en Prati-index in de Barbierbeek ter hoogte van het

projectgebied (bron: VMM)

Page 67: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 67 van 127

4.3.2.2 Ecologische en structuurkwaliteit

Visindex

Door het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) werd een Index voor Biotische Integriteit

opgesteld (IBI), de zogenaamde Visindex (Smolders et al., 1998). Deze index moet niet gezien

worden als een instrument dat de bestaande kwaliteitsindexen wil vervangen, maar als een

bijkomend instrument dat ook andere verstoringsvormen meet (vooral m.b.t. structuurkwaliteit,

stuwen, cfr. supra). De ontwikkelde methodologie getuigt van een brede en integrale aanpak daar ze

de kwaliteit meet van de ecologische structuur van een associatie van eindgebruikers van een

aquatisch ecosysteem, nl. vissen, die gevoelig beïnvloed wordt door verschillende

verstoringsvormen.

De visindex wordt uitgedrukt in EQR (ecologische kwaliteit ratio) die varieert van 0 (slecht) tot 1

(uitstekend). In de omgeving van het projectgebied werd de Visindex bepaald voor de Barbierbeek.

Er zijn metingen beschikbaar van 1996 (0 – slecht) , 2003 (0 – slecht), 2007 (0,2 – ontoereikend) en

2011 (0 – slecht). Algemeen wordt de visindex van de Beneden-Schelde ook als slecht tot

onvoldoende omschreven.

Structuurkwaliteit

Binnen een ecotypologische studie (Bervoets et al, 1993) is tevens de structuurkwaliteit (parameters

meandering, stroomkuilenpatroon, holle oevers) van de waterlopen onderzocht. Een goede

structuurkwaliteit is van belang voor de ecologische waarde van de oever van de waterloop en

bevordert het zelfreinigend vermogen. De Kapelbeek, Akkersbeek en Barbierbeek worden hierbij

aangeduid als waterlopen met een waardevolle structuurkwaliteit.

Ter hoogte van de reeds aangelegde Sigmadijken zijn de bovenstaande waterlopen plaatselijk

ingekokerd.

De beoordeling van de structuurkenmerken van tijgebonden waterlopen zoals de Zeeschelde, steunt

op de grootte van de slikken en/of schorren, de aan- of afwezigheid van oeverversteviging en het

type dijkversterking. Volgens Hoffmann (1993) heeft de Schelde langs het studiegebied voornamelijk

een zwakke structuurkwaliteit. De meeste slik- en schorgebieden langs de linker Scheldeoever, ter

hoogte van het studiegebied zijn momenteel weinig ontwikkeld. Echter eens het GGG in werking

getreden zal zijn, zal zich hier een waardevolle slikken- en schorrenzone kunnen ontwikkelen.

4.3.2.3 Overstromingsgebieden

Er zijn door de Vlaamse overheid verschillende kaarten opgesteld die de situatie m.b.t.

overstromingen weergeven. Het betreft de volgende:

• De van nature overstroombare gronden (NOG): zijn afgebakend op basis van

de bestaande digitale bodemkaart. Daaruit kan worden afgeleid op welke

gronden er zich in het verleden sedimenten hebben afgezet als gevolg van

overstromingen.

• Recent Overstroomde Gebieden (ROG) 2006: de geactualiseerde ROG-kaart

is een weergave van de gekende overstromingen die zich daadwerkelijk

hebben voorgedaan in de periode 1988–2006 (update van 2005).

• De kaart met gemodelleerde overstromingsgebieden (MOG): kaart vanuit

overstromingsgebieden die via modelleringsstudies in de periode 1995-2003

werden afgebakend.

De risicozones overstroming zijn een combinatie van zowel de ROG2006-kaart als de MOG-kaart

omdat hierdoor het aantal gebieden zonder informatie geminimaliseerd wordt. Immers waar geen

ROG-informatie is kan wel MOG-informatie beschikbaar zijn en vice versa. (Risicozone: Plaatsen die

Page 68: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 68 van 127

aan terugkerende en belangrijke overstromingen blootgesteld werden of kunnen blootgesteld

worden). Ondertussen heeft de overheid een geüpdate versie van de ROG-kaart (2006), hoewel nog

niet van de gecombineerde ‘risicozones overstromingen’.

De risicozones zijn eerder indicatief en niet bruikbaar tot op perceelsniveau. De grenzen van de

bekomen risicozones mogen dus niet als een scherpe, heel lokale grens beschouwd worden.

De polders te Kruibeke – Bazel - Rupelmonde worden volgens de beschikbare kaarten aangeduid als:

recent overstroomd gebied, risicozone overstromingen, van nature overstroombare gebieden vanuit

de waterloop en effectief overstromingsgevoelig (watertoetskaart 2014). Deze polder wordt vanuit

het Sigmaplan ook omgevormd tot GGG en GOG om het Zeescheldebekken te beveiligen tegen

stormvloeden. Het is net omwille van de aanleg van deze overstromingsgebieden dat de leidingen

van Air-Liquide dienen omgelegd te worden.

4.3.2.4 Waterbodems

De kwaliteit van de waterbodem wordt bepaald met de ‘triadebenadering’, waarbij men zowel de

biologische, de fysisch-chemische als de ecotoxicologische kwaliteit opmeet en combineert.

De biologische kwaliteit wordt opgemeten aan de hand van de Biologische Waterbodemindex of

BWI, die net als de BBI steunt op de aanwezigheid van zoetwaterongewervelden. Voor de fysisch-

chemische kwaliteit worden de onderzoeksresultaten van verontreinigde plaatsen vergeleken met

referentiewaarden. De ecotoxicologische kwaliteit wordt opgemeten aan de hand van acute

toxiciteitstesten met een wier en een schaaldier. Ze wordt uitgedrukt in effecteenheden.

De Triadeschaal combineert de drie benaderingen tot een indeling van de kwaliteit van de

waterbodems in vier klassen. Klasse 1 staat voor zeer zuiver: deze waterbodems voldoen aan zowel

de fysisch-chemische, biologische als ecotoxicologische kwaliteit. Alle andere klassen zijn in mindere

of meerdere mate beïnvloed.

Tabel 4-4: Triadeschaal

Globale klasse Betekenis

1 Niet afwijkend t.o.v. de referentie

2 Licht afwijkend t.o.v. de referentie, derde prioriteit voor verder

saneringsonderzoek

3 Afwijkend t.o.v. de referentie, tweede prioriteit voor verder saneringsonderzoek

4 Sterk afwijkend t.o.v. de referentie, eerste prioriteit voor verder

saneringsonderzoek

De VMM beschikt over een waterbodemmeetnet die in de toekomst dient te bestaan uit in totaal

zo’n 600 meetpunten. De verzamelde informatie kan dienen om het waterbodembeleid te evalueren

en bij te sturen.

In de Zeeschelde werd ter hoogte van het projectgebied een meting uitgevoerd in 1992 waarbij de

fysico chemie score 3 gekregen heeft (afwijkend t.o.v. de referentie, tweede prioriteit voor verder

saneringsonderzoek). De waterbodem op de Barbierbeek werd reeds meerdere malen onderzocht

(2000/ 2004/ 2008/ 2012) waarbij de eindklasse telkens score 3 of 4 kreeg. Vooral de biologische

kwaliteitsindex vormt een probleem (telkens score 4).

4.3.3 Beschrijving van de toekomstige toestand en de verwachte effecten

4.3.3.1 Oppervlaktewaterkwantiteit

De leidingen worden in de berm (verbrede teen) van net aangelegde dijksegmenten (ringdijk of

compartimenteringsdijk) aangelegd, op enkele meters boven het maaiveldniveau. De sleuven

worden dus niet uitgegraven op maaiveldniveau zelf, maar op een hoger niveau waardoor kan

Page 69: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 69 van 127

aangenomen worden dat er globaal geen of slechts in zeer beperkte mate bemaling zal genoodzaakt

zijn. Op een beperkt aantal punten wordt er verwacht dat er beperkt wel bemaling zal nodig zijn,

met name ter hoogte van het uittredepunt van de HGB, het beginpunt van de zuurstofleiding, het

eindpunt van de waterstofleiding en het eindpunt van de stikstofleiding. De bemaling zal beperkt zijn

in tijd en omvang, waardoor het opgepompte debiet zeer beperkt zal zijn. Er wordt bijgevolg geen

significante verhoging van het debiet van de beek / gracht verwacht waar het eventuele

bemalingswater zou in geloosd worden. Er worden evenmin negatieve effecten verwacht ter hoogte

van overtromingsgevoelige gebieden. De reeds aangelegde dijken beschermen de bestaande

bebouwing reeds tegen overstromingen. Het beperkte debiet bij een eventuele bemaling kan

probleemloos geloosd worden in de overstromingsgebieden zonder risico op overstromingen ter

hoogte van bebouwing.

Regulier onderhoud ter hoogte van het GOG zal geen probleem vormen in combinatie met de

waterstofleiding, gezien de leiding zich hier vrij diep onder het maaiveld zal bevinden (vanwege de

HGB). Indien grotere en diepere ingrepen gepland worden in het GOG zal overleg met Air Liquide

nodig zijn.

Ter hoogte van het intredepunt van de voorziene HGB zal de werkzone in variant 1 de aanwezige

waterloop kruisen. Deze zal dus plaatselijk en tijdelijk moeten gedempt worden, waardoor er zeer

beperkt en tijdelijk minder ruimte voor water zal zijn.

4.3.3.2 Oppervlaktewaterkwaliteit

Als het lozingswater van een eventuele bemaling op de aanwezige oppervlaktewateren geloosd

wordt, kan de kwaliteit van het oppervlaktewater worden aangetast indien er

grondwatervervuilingen in de omgeving van het projectgebied aangetrokken worden door bemaling.

De risicozones hiervoor zijn de percelen binnen het projectgebied die zijn opgenomen in het

grondeninformatieregister en waar een grondwaterverontreiniging is vastgesteld. Alle percelen waar

er ooit een onderzoeksverrichting heeft plaatsgevonden, bevinden zich op een redelijke afstand van

de geplande werkstrookbreedte (verder dan de werkstrookbreedte) waardoor er vanuit gegaan kan

worden dat aantrekking van vervuild grondwater niet reeël is. Enkel het perceel ter hoogte van het

bodemonderzoek met nummer 19645 (oriënterend en beschrijvend bodemonderzoek) ligt op

beperkte afstand (ca. 22 m) van de geplande zuurstofleiding (deeltracé 6). De mogelijke

bemalingsstraal zal echter niet reiken tot aan het perceel waar het bodemonderzoek heeft

plaatsgevonden, waardoor kan verondersteld worden dat ook hier geen aantrekking van vervuild

grondwater zal plaatsvinden.

Ook bij accidentele lozingen tijdens de aanleg van de leidingen kan er een aantasting van de

oppervlaktewaterkwaliteit zijn.

Tijdens de exploitatiefase van de leidingen zijn er geen significante effecten te verwachten op de

kwaliteit van het oppervlaktewater gezien de lage kans op lekken in de leidingen en op voorwaarde

dat de nodige voorzorgsmaatregelen in acht genomen worden in het geval er zich toch calamiteiten

voordoen.

De leiding zal gas vervoeren. Het getransporteerde gas is volgens de technische fiche’s weinig

oplosbaar in water. Bij een eventueel lek zijn bijgevolg weinig effecten te verwachten voor wat

betreft de oppervlaktewaterkwaliteit.

4.3.3.3 Structuurkwaliteit

De leidingen woden in het noordelijk deel aangelegd in de reeds gerealiseerde dijklichamen. Daar

waar de dijklichamen kruisen met aanwezige waterlopen, zijn de waterlopen plaatselijk ingekokerd

onder de dijk. De leidingen worden aangelegd boven deze ingekokerde waterloop, waardoor er geen

effecten inzake structuurkwaliteit te verwachten zijn.

In het zuidelijk deel (deeltracé 9) worden twee waterlopen gekruisd via een HGB waardoor er geen

effecten op de structuurkwaliteit van de waterlopen verwacht worden. Ter hoogte van het

intredepunt van de voorziene HGB zal de werkzone in variant 1 de aanwezige waterloop kruisen.

Page 70: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 70 van 127

Deze zal dus plaatselijk en tijdelijk moeten gedempt worden, waardoor de structuurkwaliteit tijdelijk

kan verstoord worden.

4.3.4 Elementen ten behoeve van de watertoets

4.3.4.1 Inleiding

Met de “watertoets” dient te worden geëvalueerd of een ingreep schade kan veroorzaken aan het

watersysteem. Het watersysteem is het geheel van alle oppervlaktewater (gaande van water dat een

helling afstroomt tot de rivieren), het grondwater en de natuur die daarbij hoort. Sinds 24/11/2004

is – met het nieuwe decreet Integraal Waterbeleid – de watertoets in Vlaanderen in voege getreden

en sinds 1 maart 2012 is een aangepast uitvoeringsbesluit watertoets in werking. Bij elke beslissing

over een plan, programma of vergunning moet de bevoegde overheid nagaan of er schade kan

ontstaan aan het watersysteem. Zij mogen ingrepen met een schadelijk effect niet langer toestaan.

Als de schade kan beperkt worden, moeten ze compenserende maatregelen opleggen.

Alle elementen die voor de vergunningsverlenende overheid van nut kunnen zijn om deze

‘watertoets’ op te maken, worden in het OHD aangereikt, meer bepaald onder de disciplines

Grondwater, Oppervlaktewater en Fauna en flora. In het kader van dit OHD wordt in de volgende

paragrafen hiervan een korte synthese gegeven zodat dit een apart leesbaar deel vormt.

Als algemene conclusie kan gesteld worden dat het watersysteem eventueel tijdelijk beïnvloed

wordt door de werken, maar dat er geen permanente effecten met betrekking tot het watersysteem

te verwachten zijn, de milderende maatregelen in acht nemende.

4.3.4.2 Geplande leidingen

Het project betreft de herlocalisatie van een waterstof-, stikstof- en zuurstofleiding ter hoogte van

de polder van Kruibeke – Bazel – Rupelmonde naar aanleiding van de aanleg van de

overstromingsgebieden (GGG en GOG). De totale afstand bedraagt ca. 5.300 m waarvan ca. 1.000 m²

via een HGB zal worden aangelegd in het zuidelijk deel van het projectgebied.

De leidingen worden in het noordelijk deel aangelegd in de reeds geraliseerde dijklichamen van de

overstromingsgebieden via een open sleuf met een dekking van 110 cm. Tijdens de exploitatie wordt

een voorbehouden zone vrijgehouden van diepwortelende begroeiing en bewoning, zoals wettelijk

voorgeschreven is.

Volgende deelingrepen hebben een potentiële invloed op het watersysteem:

• verwijderen bestaande vegetatie (hoofdzakelijk grazige

vegetatie);

• bemalen (globaal hoogst waarschijnlijk niet nodig; op een

minimaal aantal plaatsen zal een beperkte bemaling wel

noodzakelijk zijn);

• lozen van bemalingswater(globaal hoogst waarschijnlijk niet

nodig; op een minimaal aantal plaatsen zal een beperkte

bemaling wel noodzakelijk zijn);

• aanvulling sleuf met aarde;

• realisatie van de HGB.

4.3.4.3 Elementen watertoets

Tabel 4-5: Elementen van de watertoets

Effectgroep Milieueffect van het project Maatregelen / aanbevelingen

Ingreepgroep “aanleggen van gebouwen, wegen of constructies (verhardingen en ondergrondse

constructies)

Page 71: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 71 van 127

Effectgroep Milieueffect van het project Maatregelen / aanbevelingen

Gewijzigd

overstromingsregime

Er heeft geen ophoging van het terrein

plaats. De huidige dijkhoogte en

bodemgebruik ter hoogte van de leidingsleuf

wordt na aanleg hersteld zodat er geen

beïnvloeding is van het

overstromingspotentieel van het gebied.

Geen bijkomende maatregelen

/ aanbevelingen noodzakelijk

Gewijzigde infiltratie naar

grondwater en

afstroming

De leidingen worden in het noordelijk deel

voorzien in de dijkkern van de reeds

gerealiseerde dijken, welke bestaan uit een

dik kleipakket. Dit dijklichaam wordt

verondersteld reeds verdicht te zijn tijdens

de aanleg van de dijken zelf.

In het zuidelijk deel bevindt de te

herlocaliseren waterstofleiding zich binnen

het GOG.

Deze leiding wordt aangelegd

via een HGB waardoor er geen

verdichting van het GOG zal

optreden.

Gewijzigde

grondwaterkwaliteit

De aanleg en exploitatie van de leidingen

gebeurt volgens de veiligheidsvoorschriften

zodat de kans op voorkomen van

calamiteiten beperkt wordt ingeschat.

Geen bijkomende maatregelen

/ aanbevelingen noodzakelijk

Gewijzigd

grondwaterstromings-

patroon

De aanleg van de ondergrondse leidingen

gebeurt met een dekking van 110 cm.Er

wordt verwacht dat er geen bemaling zal

nodig zijn, gezien de leidingen zich in het

noordelijk deel binnen het dijklichaam

bevinden, boven het oorspronkelijk

maaiveld Slechts op een beperkt aantal

punten zal een beperkte en tijdelijke

bemaling nodig zijn.

De aanwezigheid van de leiding in de bodem

kan in het zuidelijk deel de

grondwaterhuishouding verstoren. Het

effect zal echter zeer lokaal en beperkt zijn

en wordt bijgevolg beperkt negatief

ingeschat.

Geen bijkomende maatregelen

/ aanbevelingen noodzakelijk

Ingreepgroep “Wijziging Bodemgebruik”

Vegetatiewijziging Door uitvoering van het project dient er

nauwelijks opgaande vegetatie gerooid te

worden. De dijklichamen bestaan

momenteel uit een grazige vegetatie (en het

is de bedoeling dit ook zo te behouden in de

toekomst)..

Geen bijkomende maatregelen

/ aanbevelingen noodzakelijk

Ingreepgroep “Reliëfwijziging”

Wijziging afvoer door

wijziging van het reliëf

Er wordt geen reliëfwijziging voorzien. Geen bijkomende maatregelen

/ aanbevelingen noodzakelijk

Wijzigingen van het Er wordt niet verwacht dat er bemaling zal Geen bijkomende maatregelen

Page 72: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 72 van 127

Effectgroep Milieueffect van het project Maatregelen / aanbevelingen

aantal punt- en/of diffuse

bronnen

nodig zijn voor het aanleggen van de

leidingen in de dijklichamen in het noordelijk

deel. Mogelijks dienen het in- en

uittredepunt van de HGB wel bemaald te

worden.

De lozing van het bemalingswater zal steeds

op een oordeelkundige manier gebeuren,

waardoor geen significante effecten

verwacht worden.

/ aanbevelingen noodzakelijk

Ingreepgroep “Aanpassing aan bedding en structuur van de waterloop”

Toename/bestendiging

van

vismigratieknelpunten in

de waterloop

Er worden geen vismigratieknelpunten

gecreëerd

Geen bijkomende maatregelen

/ aanbevelingen noodzakelijk

Wijziging van de

structuurkwaliteit van de

waterloop met verlies van

habitatdiversiteit.

In het noordelijk deel worden de leidingen

aangelegd boven de ingekokerde

waterlopen. In het zuidelijk deel worden de

waterlopen gekruist via een HGB. In beide

gevallen worden bijgevolg geen effecten op

de structuurkwaliteit verwacht.

Geen bijkomende maatregelen

/ aanbevelingen noodzakelijk.

4.3.4.4 Conclusie watertoets

Er wordt niet verwacht dat er bemaling zal nodig zijn voor het aanleggen van de leidingen in de

dijklichamen in het noordelijk deel. Ter hoogte van het uittredepunt van de HGB en de eindpunten

van de stikstof, zuurstof en waterstofleidingen zal wel bemaald moeten worden. De lozing van het

bemalingswater zal steeds op een oordeelkundige manier gebeuren, waardoor geen significante

effecten verwacht worden.

In het noordelijk deel worden de leidingen aangelegd boven de ingekokerde waterlopen. In het

zuidelijk deel worden de waterlopen gekruist via een HGB. In beide gevallen worden bijgevolg geen

effecten op de structuurkwaliteit verwacht.

De aanleg van de leidingen veroorzaakt geen bijkomend risico op overstromingsgevoelige gebieden.

4.3.5 Besluit oppervlaktewater

4.3.5.1 Conclusie

Er worden geen significante effecten op de oppervlaktewaterkwantiteit verwacht, gezien er niet

verwacht wordt dat bemaling zal nodig zijn bij het aanleggen van de leidingen in het noordelijk deel.

Slechts ter hoogte van een beperkt aantal punten dient beperkt en tijdelijk wel bemaald te worden.

Het bemalingsdebiet en de bemalingsstraal zullen hierbij heel beperkt zijn, gezien er op deze punten

hoofdzakelijk een kleibodem aanwezig is.

De structuurkenmerken van de gekruiste waterlopen zullen niet wijzigen, gezien de leidingen in het

noordelijk deel worden aangelegd boven de ingekokerde waterlopen en de waterlopen in het

zuidelijk deel worden gekruist via een HGB.

Tijdens de exploitatiefase van de leidingen zijn er geen significante effecten te verwachten op de

kwaliteit van het oppervlaktewater gezien de lage kans op lekken in de leidingen en op voorwaarde

dat de nodige voorzorgsmaatregelen in acht genomen worden in het geval er zich toch calamiteiten

voordoen.

De aanleg en exploitatie van de leidingen gebeurt volgens de veiligheidsvoorschriften zodat de kans

op voorkomen van calamiteiten beperkt wordt ingeschat. Het getransporteerde gas is volgens de

Page 73: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 73 van 127

technische fiche’s weinig oplosbaar in water. Bij een eventueel lek zijn bijgevolg weinig effecten te

verwachten voor wat betreft de oppervlaktewaterkwaliteit.

Vanuit de discipline Oppervlaktewater bestaat er een lichte voorkeur voor variant 2 voor de ligging

van de werkzone van het intredepunt van de HGB, gezien hierdoor de aanwezige waterloop niet

tijdelijk en over een beperkte afstand moet gedempt worden.

Voor de discipline Oppervlaktewater wordt geconcludeerd dat er geen aanzienlijke effecten

verwacht worden en dat een MER-onderzoek geen bijkomende informatie met betrekking tot de

effectenanalyse zal opleveren.

4.3.5.2 Milderende maatregelen

Vanuit de discipline oppervlaktewater worden geen milderende maatregelen nodig geacht.

4.3.5.3 Aanbevelingen om het project milieuvriendelijker te maken

Vanuit de discipline oppervlaktewater worden geen aanbevelingen gedaan om het project

milieuvriendelijker te maken.

Page 74: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 74 van 127

4.4 Fauna en Flora

Kaart 5: Fauna en Flora

4.4.1 Afbakening van het studiegebied

Door de inplanting van de leidingen zijn er theoretisch gezien in en rondom de eigenlijke

inplantingszone gevolgen op fauna en flora mogelijk. Afhankelijk van de verschillende effectgroepen

die kunnen worden beschouwd, varieert de grootte van het studiegebied. Het studiegebied voor

fauna en flora omvat het eigenlijke projectgebied aangevuld met de zone waarbinnen er allerlei

effect(groep)en op fauna en flora mogelijk zijn ten gevolge van de realisatie van het project. Deze

zone varieert naargelang de effectgroep die men bekijkt. Ecotoopverlies en ecotoopwijziging

situeren zich veelal binnen het projectgebied zelf. Het gaat immers om ecotopen die verdwijnen

door ruimtebeslag. Het studiegebied in verband met verstoring dient ruimer opgevat te worden. Er

kan immers over grotere oppervlakte verstoring optreden door bijvoorbeeld geluidsproductie tijdens

de werken. Hier zullen voornamelijk verstoringseffecten besproken worden op fauna. Wat betreft

versnippering zal het studiegebied eveneens ruimer zijn dan het projectgebied. Versnippering kan

immers op grotere schaal een impact hebben op de ecologische structuur. Hier zal vooral aandacht

uitgaan naar het functioneren van het projectgebied binnen de natuurwaarden in de ruimere

omgeving en tevens naar interne versnippering van het gebied na de uitvoering van het project.

Verdroging en vernatting hebben mogelijk een invloed op fauna en flora. Het studiegebied voor deze

effectgroep wordt afgeleid uit de disciplines grondwater en oppervlaktewater.

Op basis van genoemde afbakening van het studiegebied willen we het aandachtsgebied voor deze

studie afbakenen. Aandachtsgebieden worden (volgens het MER-richtlijnenboek) in principe

afgebakend aan de hand van een summiere analyse van 3 afzonderlijke criteria. Deze 3 voorgestelde

toetsstenen zijn:

• kwetsbare gebieden (met bv. zeldzame ecotopen, obv de oorspronkelijke BWK);

• het voorkomen van rodelijstsoorten (m.a.w. zones met zeldzame planten en dieren, obv de

huidige basisdocumenten inzake flora en avifauna die ter beschikking zijn);

• bijzondere beschermingen (wetgeving en beleid, o.b.v. een summiere analyse van deze 2

elementen).

Volgens de biologische waarderingskaart 2014 bevindt het geplande tracé zich voor het grootste

deel in waardevol gebied.

Wanneer we een overlay maken van deze als aandachtspunt afgebakende elementen willen we

stellen dat in functie van dit onderzoek naar de natuurwaarden:

• het studiegebied bestaat uit de werkstrook van de te herlocaliseren leidingen;

• het aandachtsgebied bestaat uit het terrein waar de leidingen worden aangelegd en de

zones met natuurwaarden die op de oost- en westzijde aanleunen bij het tracé;

• het projectgebied is de breedte van de werkstrook noodzakelijk om een de leidingen aan te

leggen.

4.4.2 Beschrijving van bestaande toestand

De aanleg van de overstromingsgebieden is momenteel in volle ontwikkeling. Hierdoor zijn de

meeste beschikbare gegevens met betrekking tot de huidig voorkomende biotopen reeds verouderd,

inclusief de meest recente versie van de BWK (2014). Het uitvoeren van een volledige en

gedetailleerde update van de BWK in de omgeving van het projectgebied is niet echt relevant, gezien

de huidige toestand door de verdere aanleg en/of de effecten ten gevolge van de aanleg van de

overstromingsgebieden nog kan wijzigen in de nabije toekomst. Daarom zal bij de beschrijving van

de bestaande toestand vooreerst een overzicht gegeven worden van de voorkomende biotopen

volgens de BWK (versie 2014) ter hoogte van de geplande leiding en in de (ruime) omgeving ervan,

en zal er daarna eveneens aangegeven worden welke biotopen er momenteel voorkomen ter hoogte

Page 75: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 75 van 127

van geplande leidingen en de werkzones en welke biotopen er verwacht worden ter hoogte van de

geplande leidingen en in de omgeving ervan door het in werking treden van de

overstromingsgebieden.

De faunaoverdruk die op de officiële waarderingskaart staat aangegeven werd niet geactualiseerd in

functie van dit OHD.

De landschapsecologische evaluatie gebeurt door de integratie van vier criteria. Door deze criteria

op een correcte en logische wijze naast mekaar te plaatsen, kan men tot 7 verschillende

waarderingsklassen komen:

• Biologisch minder waardevol (m)

• Biologisch minder waardevol met waardevolle elementen (mw)

• Biologisch minder waardevol met zeer waardevolle elementen (mz)

• Biologisch waardevol (w)

• Biologisch waardevol met zeer waardevolle elementen (wz)

• Biologisch zeer waardevol (z)

• Complex van biologisch minder waardevolle, waardevolle en zeer waardevolle elementen

(mwz)

De criteria die binnen deze studie gehanteerd worden, zijn:

• Zeldzaamheid

• Natuurlijkheid

• (Bio)diversiteit

• Biologische potenties

Zeldzaamheid kan aangeduid worden als het meest objectieve criterium en is makkelijk te

operationaliseren, vermits er in Vlaanderen voldoende standaardgegevens ter beschikking zijn

waarop de zeldzaamheid van soorten is terug te vinden (o.a. Stieperaere en Fransen, Van Rompaey

en Delvosalle, De Langhe et al.).

Het criterium natuurlijkheid kan zonder veel problemen worden ingeschat en levert weinig

interpretatieproblemen. Er kan een onderscheid worden gemaakt tussen hoog, matig en weinig

natuurlijk.

De biodiversiteit duidt op de veelheid van levensvormen. Dit kan slaan op soorten, ecosystemen of

genen, en hangt samen met factoren als ouderdom, zeldzaamheid en ruimtelijke structuur.

De biologische potentie is afhankelijk van terreinaspecten (zaadvoorraad, beheersmogelijkheden,

geschiedenis, bodempatroon,...) en van beleidsmatige aspecten (Groene HoofdStructuur (GHS),

Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN)-waardig en dan wellicht GEN, vogelrichtlijngebied,,...). Het is

duidelijk dat de verschillende waarderingscriteria elk op zich een eigen waardering hebben en elkaar

sterk kunnen overlappen.

4.4.2.1 Vogel- en Habitatrichtlijngebied

De Europese Vogelrichtlijn (VRL) (79/409/EEG) van 2/4/1979 inzake het behoud van de vogelstand

verplicht de lidstaten voor de in bijlage bij deze richtlijn vermelde, bijzonder te beschermen

vogelsoorten, alsook voor de geregeld voorkomende trekvogels, speciale beschermingsmaatregelen

te treffen.

• De geplande leidingen doorkruisen het Vogelrichtlijngebied “Durme en de

middenloop van de Schelde”.

De Europese Habitatrichtlijn (HRL) 92/43/EU van 21/05/92 inzake de instandhouding van de

natuurlijke habitats en wilde flora en fauna beoogt het waarborgen van de biodiversiteit en streeft

Page 76: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 76 van 127

naar de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna die hiervan deel

uitmaken. Op Europees niveau is het de bedoeling tot een coherent ecologisch netwerk, 'Natura

2000', te komen dat bestaat uit speciale beschermingszones (Habitatrichtlijn- en

Vogelrichtlijngebieden, Ramsar-gebieden).

• De geplande leidingen doorkruisen het Habitatrichtlijngebied “Schelde- en

Durmeëstuarium van de Nederlandse grens tot Gent”.

Er kan besloten worden dat er een impact op een Natura-2000 gebied mogelijk is door uitvoering

van het project. Hierdoor is de opmaak van een Passende Beoordeling vereist.

4.4.2.2 VEN-gebieden

De geplande leidingen doorkruisen het VEN-gebied “De vallei van de BovenZeeschelde van de

Dender tot de Rupelmonding”. Hierdoor is de opmaak van een verscherpte natuurtoets vereist.

4.4.2.3 Natuurreservaten

In de nabijheid van het geplande tracé zijn geen natuurreservaten gelegen.

4.4.2.4 Soortniveau

Flora

Gezien de recente ontwikkelingen ter hoogte van het projectgebied, met name de dijkaanleg van de

overstromingsgebieden te Kruibeke, werd een gedetailleerde soorteninventarisatie niet nodig

geacht. De leidingen worden in het noordelijk deel namelijk voorzien ter hoogte van het dijklichaam,

welke recent zijn aangelegd en momenteel bestaan uit een korte grazige vegetatie. Ter hoogte van

sommige delen is er in de huidige situatie zelfs nauwelijks vegetatie aanwezig.

Fauna

Gezien het lijnvormige tracé en de relatief grote lengte ervan is het weinig zinvol om voor het

volledige gebied een soortenlijst op te stellen. Een gerichte inventarisatie werd er in het kader van

deze studie niet uitgevoerd. Er werden geen bijzondere zoogdieren, amfibieën of vissen

waargenomen.

Er kan aangenomen worden dat in het gebied langsheen het tracé vele algemene diersoorten

kunnen aangetroffen worden. Op de BWK versie 2014 wordt het projectgebied volledig als

faunistisch voornaam gebied afgebakend ter hoogte van het geplande tracé.

Volgens de vogelatlas 2011 is het projectgebied gelegen binnen een pleistergebied, een

slaaptrekroute, een seizoenstrekroute en een voedseltrekroute en binnen het buffergebied van een

broedkolonie. Het is duidelijk dat eens de overstromingsgebieden in werking zullen zijn en het GGG

zich kan omvormen tot een slikken- en schorrenzone, dat het belang van de omgeving van het

projectgebied voor avifauna (sterk) zal toenemen.

4.4.2.5 Ecotoop- en biotoopniveau

Op het niveau van ecotopen (vegetatietypen in relatie met homogene milieu-omstandigheden) en

biotopen (leefgebied van levensgemeenschappen) komen / kwamen verschillende vegetatietypes

voor. Voor elk habitattype wordt tevens de biologische waardering en de doorkruiste lengte

weergegeven. Er dient echter benadrukt te worden dat de BWK versie 2014 nog geen rekening

gehouden heeft met de aanleg van de (nieuwe) dijken. Deze dijken hebben een breedte van meer

dan 50 m, waardoor kan verondersteld worden dat het grootste deel van de ecotopen in

onderstaande tabel reeds verdwenen zijn. Ter hoogte van het zuidelijk deel is de BWK eveneens

verouderd in de omgeving van de geplande leiding. Volgens de BWK versie 2014 doorkruist de

geplande leiding meerdere populierenaanplanten. Deze zijn echter momenteel niet meer aanwezig

en ingenomen door graslanden.

Page 77: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 77 van 127

Tabel 4-6: doorkruiste habitattypes door de geplande leiding op basis van de BWK 2014

waarde BWK-type lengte (m) waarde BWK-type lengte (m)

m hp 126 wz hpr 712

hx 69 kd 44

uv 51 lhb 193

Totaal m 246 lhi 42

mw aer 53 Totaal wz 991

hp 220 z ae 12

hpr 363 aev 43

hpr- 180 lh 135

kp 6 lhb 119

un 69 sf 47

uv 49 Totaal z 356

weg 28 Eindtotaal 5302

Totaal

mw 968

w hpr 227

hr 142

hrb 19

kbs 12

kd 588

lh 104

lhb 126

lhi 1223

lsh 62

se 238

Totaal w 2741

Momenteel zijn de natuurwaarden ter hoogte van het projectgebied echter beperkt. De recent

aangelegde dijken zijn hoofdzakelijk begroeid met een grazige vegetatie of zijn onbegroeid. De

voorkomende natuurwaarden ter hoogte van het projectgebied zijn bijgevolg dan ook eerder

beperkt voor wat betreft het noordelijk deel (deeltracés 1 t.e.m. 8).

In het zuidelijk deel is de te herlocaliseren leiding niet gelegen in het dijklichaam. Er worden

hoofdzakelijk graslanden en een paar bomenrijen doorkruist.

4.4.2.6 Beschrijving toekomstige vegetatie omwille van de aanleg van de overstromingsgebieden

De huidig aanwezige leidingen dienen omgelegd te worden naar aanleiding van de aanleg en in

werking treding van de geplande overstromingsgebieden. Het noordelijk deel van het tracé komt in

de ringdijk van het GGG te liggen, terwijl het zuidelijk deel binnen het GOG gelegen zal zijn.

Bij de aanleg van de overstromingsgebieden werd de ringdijk langs de Schelde afgegraven waardoor

de polder blootgesteld zal worden aan getijdenwerking en er een ontwikkeling van een slikken- en

schorrenlandschap tot ontwikkeling kan komen. Hierdoor zullen een groot deel van de aanwezige

bosbestanden ten gevolge van (toekomstige) overstromingen met brak water (bij instellen GGG-

werking) afsterven. Bij de aanleg van het GGG wordt eveneens voorzien in een voorafgaandelijke

rooiing van de bosbestanden. De GGG-werking zal bijgevolg in eerste fase leiden tot een quasi

volledig verlies van de huidige vegetatie in de dagelijks overstroomde delen van de polder, enerzijds

doordat de huidige vegetatie niet bestand is tegen langdurige en frequente overstromingen,

anderzijds door afzetting van sedimenten op de vegetatie en de invloed van saliniteit. Op relatief

korte termijn (10 à 15 jaar) kan een slikken- en schorrenvegetatie tot ontwikkeling komen.

De ondiepe tijdelijke Barbierbeekbedding zal op relatief korte termijn door lokale vernatting

spontaan evolueren tot een aantrekkingspool voor weidevogels en steltlopers, met een afwisseling

Page 78: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 78 van 127

van vochtige pioniersituaties, opslag van wilgen, ontwikkeling van natte ruigte en plas-drassituaties.

Na het instellen van de getijdenwerking zal deze zone verder evolueren tot een kreek wat voor

lokale weidevogelpopulaties interessante potenties biedt. Door het verwijderen van de voedselrijke

toplaag in het waterbergingsgebied ontstaan gunstige uitgangssituaties voor bepaalde

pioniergemeenschappen. Het kiemen van ‘ongewenste soorten’ zoals Pitrus die vaak massaal in de

zaadbankvoorraad van de bovenste bodemlaag zitten, geeft een beperkt negatief effect.

De getijonafhankelijke natuurontwikkeling heeft als doel om natte natuur met broekbossen en

permanent natte en vochtige graslanden te creëren of beter te laten ontwikkelen. Er wordt daarom

naar gestreefd om de abiotische omstandigheden voor die natte natuur te optimaliseren. Hierbij

wordt uitgegaan van een vernatting tegenover de huidige toestand.

4.4.2.7 Ecosysteemkwetsbaarheidskaarten

Op basis van de BWK van de huidige (en toekomstig geplande) toestand van het terrein en de

bijhorende waardebeoordeling kan ook worden aangegeven welke de kwetsbare gebieden zijn voor

de verschillende verstoringsprocessen die volgens het bestek dienen plaats te vinden bij het

aanleggen van een leiding (verdroging, verzuring, eutrofiëring en ecotoopverlies). Welke zones

kwetsbaar zijn, en welke zones dus een relevante impact zullen ondervinden van de eventuele

werkzaamheden ten gevolge van de leidingaanleg, wordt in de effectenanalyse van dit OHD

besproken.

• Het noordelijk deel van het tracé wordt hoofdzakelijk als weinig kwetsbaar

tot kwetsbaar voor geluidsverstoring aangeduid. Het zuidelijk deel van het

tracé is hoofdzakelijk gelegen in een zone die als zeer kwetsbaar wordt

aangeduid.

• Het overstromingsgebied zelf kan als (zeer) kwetsbaar voor verdroging

worden aangeduid. Echter, de brede dijkzone waar de te herlocaliseren

leidingen in het noorden zijn gelegen, kan als weinig kwetsbaar voor

verdroging beschouwd worden.

• Het onderzoeksgebied is over het algemeen weinig kwetsbaar voor

eutrofiëring.

• Het dijklichaam waarbinnen de leidingen in het noordelijk deel worden

aangelegd kan als weinig kwetsbaar voor ecotoopverlies worden

beschouwd. De graslanden ter hoogte van het zuidelijk deel worden als

kwetsbaar beschouwd.

• Het dijklichaam in het noorden en de graslanden in het zuiden kunnen

worden aangeduid als niet tot weinig kwetsbaar voor verzuring.

4.4.3 Beschrijving van de toekomstige toestand en de verwachte effecten

4.4.3.1 Effectgroep ‘ecotoop- en biotoopverlies of –winst

Effectieve oppervlakte-inname en het hieraan gekoppelde ecotoopverlies zal zich beperken tot de

zone van de werfstrook (en mogelijke stockagezones) en de strengzone. Vanuit de

projectomschrijving blijkt dat de werfstrook voor de aanleg van de geplande leiding in het noorden

maximaal ca. 16 m bedraagt. Deze werkstrook omvat hoofdzakelijk de topzone van de dijk (op 3,5 m

TAW) waarin de leidingen voorzien zijn (ca. 7,85 m), de naastliggende weg (ca. 4,5 m) en de zone

naast de weg voor de stockage van de uitgegraven grond (ca. 4 m). Ter hoogte van deze werfzone in

het noordelijk deel zijn bijgevolg geen waardevolle biotopen gelegen. Indien er plaatselijk

onvoldoende ruimte zou zijn ter hoogte van de werkstrook om de uitgegraven grond, zal er

bijkomend gestockeerd worden ter hoogte van de buitenkant van de nieuw aangelegde dijken en/of

ter hoogte van de middenzone van de Scheldelei. Ook hier bevinden zich geen waardevolle

biotopen. Op een beperkt aantal plaatsen (begin zuurstofleiding, eind waterstofleiding en eind

stikstofleiding) worden de geplande leidingen beperkt buiten de dijksegmenten aangelegd, ter

Page 79: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 79 van 127

hoogte van akkerpercelen, zie §2.4. Er worden geen waardevolle biotopen ingenomen in deze zones

waardoor er geen aanzienlijke effecten verwacht worden.

Na de aanleg zal de oorspronkelijke toestand van de dijken hersteld worden en worden de taluds,

indien nodig, terug heringezaaid. Effecten inzake biotoopverlies worden bijgevolg verwaarloosbaar

tot beperkt negatief beoordeeld.

De voorziene werkstrook overlapt gedeeltelijk met de werkstrook die in het najaar van 2014 werd

gebruikt voor het verleggen van de Fluxysleidingen. Ter hoogte van deze toenmalige werkstrook

heeft zich nog geen stabiele waardevolle vegetatie kunnen ontwikkelen.

De graslanden in het zuidelijk deel zullen gevrijwaard blijven, gezien de waterstofleiding hier zal

aangelegd worden via een HGB. Er worden hier dan ook geen negatieve effecten verwacht inzake

biotoopverlies. Ter hoogte van het intredepunt bevindt zich eveneens een grazige vegetatie die zal

hersteld worden na uitvoering van de werken.

Ter hoogte van het beginpunt van de zuurstofleiding dienen 3 bomen gekapt te worden buiten de

ringdijk.

De strengzone is gesitueerd ter hoogte van de Lange Gaanweg waardoor er geen biotoopverlies

optreedt.

Boscompensatie

In het kader van het bosdecreet is het steeds noodzakelijk om de oppervlakte aan bos, die door

toedoen van de uitvoering van het project zal moeten verdwijnen, te compenseren. Echter, door

uitvoering van het project dienen slechts 3 bomen (tijdelijk) verwijderd te worden, waardoor het

Bosdecreet hier niet van toepassing is.

4.4.3.2 Effectgroep ‘rustverstoring’

De aanleg van de ondergrondse leidingen genereert geluidseffecten die onderverdeeld kunnen

worden in de verschillende fasen van uitvoering. De verstoringsgevoeligheid van een gebied voor

geluidsverstoring is, wat betreft de discipline fauna en flora, in belangrijke mate afhankelijk van 2

factoren, namelijk de aanwezigheid van potentiële habitats voor verstoringsgevoelige soorten en de

huidige verstoringsgraad van de gebieden.

Het aanleggen van ondergrondse leidingen kan tijdelijk de rust verstoren. De grootste

geluidstoename wordt verwacht tijdens het graven en vullen van de sleuf.

Geluidsverstoring heeft vooral een negatief effect tijdens de broedperiodes (i.c. van april tot juli).

Gezien de uitvoering van het project gefaseerd zal verlopen wordt er verwacht dat er voor het

merendeel van de soorten voldoende vluchtmogelijkheden zijn naar omliggende gebieden, met

gelijkaardige habitatkarakteristieken.

Er kan gesteld worden dat er langsheen beide zijden van de werkstrook verstoring kan optreden tot

over een afstand van maximaal 500 m indien rekening gehouden wordt met een worst-case situatie

(alle machines samen in werking, zie §4.6.3.4). De verstoringafstand zal echter meestal beperkt

blijven tot 100 à 200 m langs weerszijden van de werkstrook (rekening houdende met een

gemiddelde geluidsbelasting, zie §4.6.3.4) en dit slechts voor een beperkt aantal dagen, gezien de

fasering van de werken. De vermelde verstoringsafstanden houden daarbij ook nog rekening met de

aanwezigheid van bemalingspompen over het gehele tracé, wat hier niet het geval zal zijn, enkel ter

hoogte van bepaalde aansluitingen zal beperkt bemaling nodig zijn. De verstoringsafstanden zullen

bijgevolg nog beperkter zijn.

Uit de berekende bufferafstanden blijkt dat er bijna geen effecten te verwachten zijn ten aanzien van

avifauna op of langs de Zeeschelde. In het volledige gebied ten noorden van de Barbierbeek is een

relatief sterke geluidsimpact te verwachten in het open weilandgebied, in de bosrijke westelijke

cuestarand blijft de verstoringsimpact beperkt tot de randzone. In het zuidelijk deel beperkt de

mogelijke verstoring zich tot de zones rond het in- en uittredepunt.

Page 80: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 80 van 127

Gezien de aanwezigheid van voldoende uitwijkmogelijkheden wordt er verwacht dat het

broedsucces voor het merendeel van de soorten wellicht niet of amper gehypothekeerd (niet-

significant) wordt. Echter, indien de verstoring optreedt tijdens het broedseizoen is het mogelijk dat

verstoringsgevoelige fauna niet terug keert naar hun nest. Dit wordt beperkt tot matig negatief

beoordeeld. Dit effect kan gemilderd worden door het uitvoeren van de werken buiten het

broedseizoen. De meeste kleinere zoogdieren kunnen bij de aanleg van een ondergrondse leiding

uitwijken naar omliggende percelen.

Ook in de exploitatiefase is rustverstoring mogelijk, met name op het moment van de controles.

Deze verstoring is echter heel beperkt en wordt dus als verwaarloosbaar aanzien.

4.4.3.3 Effectgroep ‘lichtverstoring’

Tijdens de aanlegfase van de leidingen is het mogelijk dat er na zonsondergang of voor zonsopgang

lichtbronnen aanwezig zijn binnen de werfzone, vooral ter hoogte van het in- en uittredepunt van de

horizontaal gestuurde boring. Het volledige geplande tracé wordt als kwetsbaar voor lichtverstoring

aangeduid.

Om negatieve effecten bij de aanleg van het project zoveel mogelijk te beperken, wordt voorgesteld

om het gebruik van lichtbronnen zo veel als mogelijk te beperken, de lichtbronnen neerwaarts te

richten en te doven tijdens de nachtperiode, indien mogelijk. Indien hieraan voldaan wordt, en

gezien de mogelijke effecten slechts tijdelijk van aard zijn, worden de eventueel resterende effecten

beperkt negatief beoordeeld.

4.4.3.4 Effectgroep ‘versnippering en barrière-effecten’

De aanleg van een ondergrondse leiding zorgt in de meeste gevallen niet voor permanente

versnippering, maar veroorzaakt wel tijdelijke barrière-effecten. De leidingen worden in het

noordelijk deel voorzien binnen de recent aangelegde dijken waardoor zo goed als geen opgaande

vegetatie dient gerooid te worden. Er worden geen bospercelen doorkruist en er dienen geen

bomenrijen en houtkanten onderbroken of definitief verwijderd te worden die momenteel deel

uitmaken van een waardevolle migratieroute. Hierdoor worden er geen significante effecten

verwacht op de soorten die deze elementen gebruiken om zich te verplaatsen.

De meest in het oog springende barrière wordt veroorzaakt door de sleuven zelf. Maar ook hier zal

het effect relatief beperkt zijn omdat de meeste sleuven na enkele dagen alweer worden gedicht. De

activiteiten in de werkstrook en de aanwezigheid van de sleuven kunnen echter voor negatieve

effecten zorgen op amfibieën, zeker tijdens de trek en het voortplantingsseizoen. De hoogste

potenties voor het voorkomen van trek en voortplantingsplaatsen voor amfibieën zijn aanwezig ter

hoogte van de deeltracés met poelen in hun nabije omgeving, hoofdzakelijk in de omgeving, van de

Barbierbeek. Daarom wordt aangeraden ter hoogte van deze (delen van) deeltracés extra

voorzieningen te treffen, zoals het spannen van netten en dagelijks overzetten van amfibieën. Het

spannen van netten en de amfibieën geleiden naar een zone waar de werken reeds voltooid zijn of

nog niet begonnen zijn, zodat ze veilig het leidingentracé kunnen kruisen is een andere mogelijkheid,

indien deze niet verstoorde zones zich niet te ver van de poelen bevinden. Indien het niet mogelijk is

één van deze voorzieningen uit te voeren, wordt aangeraden geen sleuven te graven voor of tijdens

de trek van amfibieën (begin februari tot eind maart). Echter, de trekperiode is sterk afhankelijk van

de weersomstandigheden en dient in detail bekeken te worden op het moment van de uitvoering

van de werken. De afstand waarop amfibieën overwinteren kan sterk verschillen van poel tot poel en

is afhankelijk van het landgebruik in de omgeving. Indien er veel kleine landschapselementen

voorkomen op korte afstand van de poel, zullen de mogelijk voorkomende amfibieën hoogst

waarschijnlijk ook op korte afstand van de poel overwinteren. Indien kleine landschapselementen

ontbreken op korte afstand, is het niet ondenkbaar dat amfibieën tot meerdere honderd meters ver

van de poel overwinteren. Algemeen zou kunnen gezegd worden dat extra voorzieningen moeten

Page 81: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 81 van 127

genomen worden ter hoogte van poelen die zich op ca. 100 m tot 150 m van het geplande

leidingentracé bevinden.

Het ruimtebeslag van de aanleg van de leidingen zal op landschappelijke schaal voor de noordelijke

tracédelen slechts voor een beperkte barrièrewerking zorgen, aangezien de leidingen voorzien zijn in

het dijklichaam, welke op zich reeds een veel grotere barrière vormt.

Na de aanleg van de leidingen wordt de vegetatie zo veel mogelijk in haar oorspronkelijke staat

hersteld. Enkel het herstel van hoge opgaande en diepwortelende vegetatie boven de leidingen is

niet mogelijk wegens veiligheidsoverwegingen. Deze worden in kader van het Sigmaplan ook niet

voorzien ter hoogte van de dijken.

4.4.3.5 Effectgroep ‘bodemverstoring’

De bouw van ondergrondse leidingen brengt mogelijke bodemverstoring met zich mee. Het

vervoeren en verplaatsen van grond door zware machines zal de bodem plaatselijk compacteren.

Soorten van natte milieus zijn zeer gevoelig voor betreding en verdichting van de bodem. Deze

vegetatietypes zijn immers afhankelijk van de locale abiotiek en door vergraving kan dit milieu lokaal

gewijzigd worden, waardoor het herstel van deze vegetatietypes gehypothekeerd wordt.

Echter, de leidingen worden voorzien in de recent aangelegde dijken, waarbij kan verondersteld

worden dat dijklichamen minder gevoelig zijn aan verdichting en dus aan bodemverstoring.

4.4.3.6 Effectgroep ‘verdroging / vernatting’

De effecten op fauna en flora van een eventuele daling van de (grond)waterstand zijn moeilijk te

voorspellen en meestal niet vast te stellen tijdens de aanlegfase van ondergrondse leidingen, maar

pas zichtbaar in de beheersfase, wanneer de aanleg reeds enige tijd is afgerond.

Echter, gezien de leidingen in het noordelijk deel in de dijkkern worden aangelegd, boven

maaiveldniveau, wordt er niet verwacht dat bemaling nodig zal zijn. Mogelijks zal er wel een

beperkte bemaling nodig zijn ter hoogte van het in- en uittredepunt van de gestuurde boring in het

zuidelijk deel. Het intredepunt bevindt zich ter hoogte van grazige vegetatie van de dijk, waardoor de

mogelijke verdrogingseffecten beperkt negatief tot verwaarloosbaar worden ingeschat. Nabij het

uittredepunt is een alluviaal bosje gelegen wat als gevoelig voor verdroging kan beschouwd worden.

Echter, indien er bemaald dient te worden, zal deze beperkt in omvang en in tijd zijn. Gezien de

voorkomende kleibodems in de buurt van het uittredepunt kan daarbij verwacht worden dat de

bemalingsstraal ook beperkt zal zijn (deze zal normaal niet tot buiten de werkzone reiken). Hierdoor

worden de effecten van een mogelijke bemaling ter hoogte van het uittredepunt eveneens

verwaarloosbaar tot beperkt negatief beoordeeld.

Indien er bemaling is nodig geweest tijdens de aanlegfase, zal het grondwaterniveau zich terug

herstellen tijdens de exploitatiefase, waardoor ook de oorspronkelijke vegetatie zich terug kan

herstellen.

Ook wat de fauna betreft kan worden gesteld dat groepen als vogels en zoogdieren in deze

omgeving vrijwel geen hinder zullen ondervinden van een eventuele bemaling.

Negatieve effecten ten gevolge van vernatting worden er nergens verwacht.

4.4.3.7 Effectgroep ‘structuurwijziging waterlopen’

De te herlocaliseren leidingen in het noordelijk deel worden aangelegd boven de ingekokerde

waterlopen. In het zuidelijk deel worden de twee gekruiste waterlopen onderboord. Er worden

bijgevolg nergens effecten verwacht ten opzichte van de structuurkwaliteit van de gekruiste

waterlopen.

Page 82: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 82 van 127

4.4.3.8 Effectgroep ‘eutrofiëring’

Gezien de aard van het project wordt er geen andere vorm van eutrofiëring verwacht, dan degene

die als resultante van verdroging kan optreden. De mogelijke effecten zijn dus geïntegreerd in de

effectgroep verdroging.

4.4.3.9 Effectgroep ‘inkrimping / uitbreiding migratie-, foerageer- en broedgebieden’

Tijdens de werken zal de oppervlakte ter hoogte van de werkstrook geen geschikt migratie-,

foerageer-, en / of broedgebied meer vormen. Echter, deze oppervlakte-inname is eerder beperkt en

van tijdelijke aard. Na de werken wordt de oorspronkelijke toestand hersteld. Er kan daarnaast

verondersteld worden dat er genoeg uitwijkmogelijkheden zijn in de omgeving van de geplande

leidingen. De tijdelijke afname in mogelijk migratie-, foerageer- en / of broedgebied wordt bijgevolg

als beperkt negatief beoordeeld.

In de exploitatiefase worden er weinig tot geen effecten verwacht op de migratie- foerageer- en

broedgebieden van de voorkomende fauna gezien het huidig landgebruik na aanleg van de leidingen

kan verder gezet worden.

4.4.3.10 Passende Beoordeling en Natuurtoets

Zie bijlage 3

4.4.4 Besluit Fauna en Flora

4.4.4.1 Conclusie

Rechtstreeks ecotoopverlies treedt op ter hoogte van de werkstrook in het noordelijk deel en de

werkzones ter hoogte van de in- en uittredepunten in het zuidelijk deel. Deze zones bestaan

nagenoeg volledig uit grazige (dijk)vegetaties. Na de aanleg zal de oorspronkelijke toestand van deze

(dijk)vegetatie hersteld worden en worden de bermen, indien nodig, terug heringezaaid. Effecten

inzake biotoopverlies worden bijgevolg verwaarloosbaar tot beperkt negatief beoordeeld.

Rustverstoring treedt tijdelijk op tijdens de uitvoeringsperiode. Voor het merendeel van de soorten

zijn er voldoende uitwijkmogelijkheden in de buurt. Echter, indien de verstoring optreedt tijdens het

broedseizoen is het mogelijk dat verstoringsgevoelige fauna niet terug keert naar hun nest. Dit wordt

beperkt tot matig negatief beoordeeld. Dit effect kan gemilderd worden door het uitvoeren van de

werken buiten het broedseizoen.

De volledige lengte van het geplande tracé wordt aangeduid als kwetsbaar voor lichtverstoring. Het

gebruik van lichtbronnen dient zo veel als mogelijk beperkt te worden en er wordt aanbevolen de

lichtbronnen neerwaarts te richten en te doven tijdens de nachtperiode indien mogelijk.

Lokaal kan tijdelijke barrièrewerking optreden tijdens de werkzaamheden o.a. tijdens de

amfibiëentrek. Daarom wordt aangeraden extra voorzieningen te nemen, zoals het spannen van

netten en dagelijks overzetten van amfibieën. Het spannen van netten en de amfibieën geleiden

naar een zone waar de werken reeds voltooid zijn of nog niet begonnen zijn, zodat ze veilig het

geplande tracé kunnen kruisen is een andere mogelijkheid, indien deze niet verstoorde zones zich

niet te ver van de poel bevinden. Indien het niet mogelijk is één van deze aanbevelingen uit te

voeren, wordt aangeraden geen sleuven te graven voor of tijdens de trek van amfibieën (begin

februari tot eind maart).

Permanente versnippering door de vernietiging van opgaande vegetatie wordt niet verwacht, gezien

er geen opgaande vegetatie dient verwijderd te worden en er evenmin opgaande vegetatie gepland

is in het Sigmaplan ter hoogte van de voorbehouden zones.

Er kan verondersteld worden dat dijklichamen minder gevoelig zijn aan verdichting en dus aan

bodemverstoring, waardoor er geen significante effecten verwacht worden.

Enkel ter hoogte van de in- en uittredepunten van de HGB en sommige aansluitingspunten met

bestaande leidingen, zal er mogelijks bemaald moeten worden. De bemalingsstraal zal hierbij niet tot

Page 83: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 83 van 127

buiten de werkstrook reiken, waardoor er geen of slechts beperkt negatieve effecen inzake

verdroging verwacht worden.

De te herlocaliseren leidingen in het noordelijk deel worden aangelegd boven de ingekokerde

waterlopen. In het zuidelijk deel worden de twee gekruiste waterlopen onderboord. Er worden

bijgevolg nergens effecten verwacht ten opzichte van de structuurkwaliteit van de gekruiste

waterlopen.

De tijdelijke afname in mogelijk migratie-, foerageer- en / of broedgebied wordt als beperkt negatief

beoordeeld.

Vanuit de discipline fauna en flora zijn er geen significante verschillen tussen beide mogelijke

varianten voor de werkzone van het intredepunt van de HGB.

Voor de discipline Fauna en flora wordt geconcludeerd dat er geen aanzienlijke effecten verwacht

worden en dat een MER-onderzoek geen bijkomende informatie met betrekking tot de

effectenanalyse zal opleveren.

4.4.4.2 Milderende maatregelen

Vanuit de discipline fauna en flora worden geen milderende maatregelen nodig geacht.

4.4.4.3 Aanbevelingen om het project milieuvriendelijker te maken

• Het gebruik van lichtbronnen dient zo veel als mogelijk beperkt te worden. Verder dient

men de lichtbronnen neerwaarts te richten en eventueel te doven tijdens de nachtperiode,

indien mogelijk.

• Uitvoeren van de werken tijdens het broedseizoen kan het best vermeden te worden.

• Het spannen van netten en dagelijks overzetten van amfibieën. Het spannen van netten en

de amfibieën geleiden naar een zone waar de werken reeds voltooid zijn of nog niet

begonnen zijn, zodat ze veilig het geplande tracé kunnen kruisen is een andere

mogelijkheid, indien deze niet verstoorde zones zich niet te ver van de poel bevinden.

Indien het niet mogelijk is één van deze aanbevelingen uit te voeren, wordt aangeraden

geen sleuven te graven voor of tijdens de trek van amfibieën (begin februari tot eind

maart). Indien de werken worden uitgewerkt vanaf augustus tot het einde van het jaar,

komt deze aanbeveling te vervallen.

Page 84: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 84 van 127

4.5 Landschap, Bouwkundig erfgoed en Archeologie

Kaart 6: Landschap, Bouwkundig erfgoed en Archeologie

4.5.1 Afbakening van het studiegebied

Naast het bestuderen van het projectgebied zal het studiegebied worden opengetrokken naar het

omgevende landschap. Er zijn immers effecten te verwachten vanuit de nabije omgeving op

landschapsbeleving en landschapsstructuur.

4.5.2 Beschrijving van bestaande toestand

4.5.2.1 Historiek van het studiegebied

De Ferrariskaart

Op het einde van de 18de

eeuw werd het hele grondgebied van het huidige België voor de eerste

maal op een homogene wijze in kaart gebracht door graaf J. De Ferraris. De Ferrariskaart schetst een

beeld van het landschap in de 18e eeuw.

Het gebied tussen de Scheldeoever en de huidige Bazelstraat en Rupelmondestraat was ten tijde van

Ferraris hoofdzakelijk in gebruik als akkerland, lokaal afgewisseld met weiland. Daarnaast valt de

vallei van de Barbierbeek op.

Bewoning concentreert zich in de gehuchten ‘Cruybeke’, ‘Basele’ en ‘het Houten Cruys’.

Het wegenpatroon op de Ferrariskaart weerspiegelt redelijk goed het huidige wegenpatroon. De

verbinding van de kernen Bazel en Kruibeke was aanwezig, net als de straten in de omgeving van de

Barbierbeek (Kempenhoekstraat, Kreekdijk en Lange Gaanweg). Een aantal paden en onverharde

wegen nabij de Scheldeoever zijn echter verdwenen.

Page 85: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 85 van 127

Figuur 4-1: Uitreksel van de Ferrariskaart voor de omgeving van de om te leggen leidingen

Archeologische vondsten

Het archeologisch patrimonium bevindt zich onder het maaiveld (of water) en is daardoor niet

bepalend voor de zichtbare ruimtelijke structuur van het landschap. Toch is het belangrijk om dit

cultureel erfgoed te bewaren. Daarom wordt het in de ruimtelijke planning betrokken waardoor het

wel een structurerende betekenis kan hebben. Het belang van dit niet zichtbaar patrimonium is

daarom niet enkel historisch maar ook actueel en toekomstgericht.

Om een overzicht te krijgen van de reeds gekende archeologische sites werd de Centrale

Archeologische Inventaris (CAI) geraadpleegd. De Centrale Archeologische Inventaris is een

inventaris van tot nog toe gekende archeologische vindplaatsen. Vanwege het specifieke karakter

van het archeologisch erfgoed dat voor ons verborgen zit in de ondergrond, is het onmogelijk om op

basis van de Centrale Archeologische Inventaris uitspraken te doen over de aan- of afwezigheid van

archeologische sporen. De aan- of afwezigheid van archeologische sporen dient met verder

onderzoek vastgesteld te worden.

Volgende archeologische vondsten werden gedaan in de nabijheid van het projectgebied :

Page 86: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 86 van 127

Tabel 4-7: Archeologische vondsten in de nabije omgeving van de leidingen, bron CAI (toestand

november 2014), Agentschap Onroerend Erfgoed.

CAI-nr Naam/toponiem Omschrijving Afstand t.o.v het tracé

156632 Broekdam-Zuid I Grondsporen,;Veenwinning,

rechthoekige kuilen in het

veen, datering onbepaald.

Ca. 21m ten westen van het tracé

156631 Oud-Veerstraat I Grondspoor, lijnelementen,

min of meer noord-zuid

verlopende gracht met een

breedte van ca. 2m,

onbepaalde datering.

Ca. 21m ten westen van het tracé

156633 Kapelbeek Grondspoor, veenwinning,

sleufvormige kuilen in het

veen die getuigen van

veenontginning,

onbepaalde datering.

Gelegen in het tracé

166197 Kruibeekse polder Vondstenconcentratie,

aardewerk, Midden-

romeinse tijd, vroege

Middeleeuwen en Volle

Middeleeuwen.

Lijnelementen,

uitgraving/geul met

verschillende

‘uitstulpingen’, onbepaalde

datering.

Ca. 170m ten oosten van het tracé

159228 Bazel sluis Vondstenconcentratie,

organisch materiaal, Vroeg-

Mesolithicum.

Vondstenconcentratie,

aardewerk, vroeg-

mesolithicum.

Ca. 150m ten oosten van het tracé

In de ruimere omgeving van het tracé zijn er verschillende archeologische vondsten gekend (zie

onderstaande figuren).

Page 87: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 87 van 127

Figuur 4-3: situering van de geplande leiding (noordelijk deel) op de CAI, toestand november 2014

(bron: OE)

Page 88: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 88 van 127

Figuur 4-4: situering van de geplande leiding (zuidelijk deel) op de CAI, toestand november 2014

(bron: OE)

Bouwkundig erfgoed

Binnen een straal van 200 m4 rondom het geplande tracé bevinden zich volgende aanduidingen

volgens de inventaris van het bouwkundig erfgoed:

4 In tegenstelling tot de raadpleging van de CAI waarbij mogelijke aanduidingen tot op 400 m werden vermeld,

wordt hier een straal van 200 m gehanteerd. Archeologisch erfgoed zit namelijk ‘verborgen’, waardoor een

ruimere buffer te verantwoorden is. Contextuele relaties die aan het oppervlak niet zichtbaar zijn, komen onder

de bodem misschien wel voor (vb. een uitgestrekt grafveld of vondstenconcentratie). Wat betreft het

bouwkundig erfgoed is die contextuele relatie eenvoudiger vast te stellen, gezien deze niet ‘verborgen’ zit in de

ondergrond.

Page 89: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 89 van 127

• 3 arbeidershuizen op ca. 190 m ten westen van deeltracé 1 met als status “gesloopt”

Net buiten de straal van 200 m bevindt zich heel wat bouwkundig erfgoed in de dorpskernen van

Kruibeke en Bazel.

4.5.2.2 Landschapsstructuur en landschapsbeeld

Macroniveau

Traditionele landschappen

Aan de hand van gemeenschappelijke structuurkenmerken kunnen landschappelijk samenhangende

gebieden worden afgebakend. Op basis van natuurlijke geografische streken en hun

cultuurhistorische kenmerken is een opdeling door prof. M. Antrop (UGent) gemaakt in traditionele

landschappen. Het geplande tracé doorkruist slechts 1 traditioneel landschap, met name

Scheldevallei stroomafwaarts Gent (alle deeltracés)

De landschapsstructuur bestaat uit een vallei met bedijkte rivier en afgesneden meanders

en rivierduinen. Identiteitsbepalende elementen zijn de bedijkte

hoogwateroverstromingsvlakte, brede natuurlijk afgesneden meanders met

kronkelwaterafzettingen, donken en oeverwallen, rivierduinen en (pot)polders. Verder zijn

er sterk gerichte, smalle vergezichten met grote afwisseling. Bebouwing komt zowel

verspreid als gegroepeerd voor en is sterk ruimtebegrenzend. Opgaand groen is plaatselijk

sterk ruimtebegrenzend. In de toekomst wenst men

� het vrijwaren van bebouwing van om het even welke aard in de

valleigebieden

� het beheersen van de recreatiedruk

� bijzondere aandacht voor de gradiënten en toposequenties in het

landschap

� het accentueren van de waardevolle sites (taluds, meanders, donken) in

hun omgeving

� een gedifferentieerde aanpak voor de verschillende riviersegmenten

Het is belangrijk dat de algemene kenmerken van de traditionele landschappen bewaard blijven

binnen een steeds veranderende en evoluerende ruimte.

Relicten zijn landschapselementen die nog duidelijk verwijzen naar of getuige zijn van de traditionele

kenmerken van het landschap. Deze relicten kunnen zones zijn, maar ook lijnen of punten.

Relictzones

Relictzones worden gedefinieerd als gebieden met een grote dichtheid aan punt- en lijnrelicten,

zichten en ankerplaatsen. Het verspreid voorkomen van deze ‘object’-relicten kan echter de gehele

ruimte typeren en het belangrijkste kenmerk van het landschap gaan uitmaken. In dat geval is de

connectiviteit tussen de waardevolle landschapselementen eveneens belangrijk voor de gehele

landschappelijke waarde.

De geplande leidingen bevinden zich volledig in de relictzone ‘Scheldevallei van dendermonde tot

Kruibeke’.

Wetenschappelijke waarde: Aantal unieke morfologische en morfogenetische relictvormen:

brede afgesneden meanders, donken en oeverwallen, polders. Polder van Bornem tussen

Bornem dorp en Oude Schelde: kwartairgeologisch en pedologisch een uniek en waardevol

gebied met een rijk bodemarchief. Aantal unieke morfologische en morfogenetische

relictvormen: brede afgesneden meanders, donken en oeverwallen, polders. Gedeelte van

de Vlaamse Vallei. De steilrand langs de rechteroever: relatief steile helling vormt ongeveer

de begrenzing van de Vlaamse Vallei. Linkeroever: alluviale vlakte, grasland, dicht net van

drainagegrachten. De afzetting van het alluvium gebeurde tijdens overstromingen van de

Page 90: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 90 van 127

Schelde. De alluviale gronden zijn ingenomen door grasland en doorsneden door een dicht

net van drainagegrachten. Schorren van de Schelde: zeer goed bewaard en herkenbaar.

Percelen bos helpen bij de drainering en ontwatering van de polders. Uiterwaarden

aanwezig: gebieden die buitendijks liggen en bij hoge vloed nog regelmatig overstroomd

worden zodat het alluviatieproces blijft doorgaan.

Historische waarde: Sterk gerichte, smalle vergezichten met grote afwisseling, opgaand

groen is ruimtebegrenzend. Overwegend lange, smalle percelen. Percelen bos aanwezig.

Soms hebben de dijken een grillig verloop.Gesloten en vrij intact polderlandschap langsheen

de Schelde en stukje Rupel. Polder Kastel, Grote Wal: percelering blok- tot strookvormig,

geen perceelsranden, percelen bos aangeplant. Verschillende binnendijken omsluiten de

kleine, afzonderlijke polders. Akkershoofd en Groot Broek: kleine percelen met kleine

vijvers, waterputten en bebouwing. Gedeeltelijk beplant met bomen. De Roggeman:

begroeid met bomen, open landschap met strookvormige percelering. Sterk gerichte, smalle

vergezichten met grote afwisseling, opgaand groen is ruimtebegrenzend. Overwegend

lange, smalle percelen. Percelen bos aanwezig. Soms hebben de dijken een grillig verloop.

Polder van Temse: nu gedeeltelijk beplant met bomen en struiken.

Sociaal-culturele waarde: Steendorp: resten van steenbakkerijen aanwezig.

Beleidswenselijkheden: Vrijwaren van bebouwing van om het even welke aard. Beheersen

van de recreatiedruk. Bijzondere aandacht voor de gradiënten en toposequenties in het

landschap. Accentueren van de waardevolle sites in hun omgeving.

� de geplande leiding is in het noordelijk deel voorzien ter hoogte van een daartoe voorziene zone in

de nieuw aangelegde dijken. Van op de dijken zijn er vergezichten aanwezig richting de Schelde. In

het zuidelijjk deel worden alluviale graslanden gekruist.

Ankerplaatsen

Ankerplaatsen zijn algemeen beschouwd de meest waardevolle landschappelijke relicten. Ze vormen

representatieve plaatsen waar ideaal-typische kenmerken nog duidelijk herkenbaar zijn. Tenslotte

kunnen ankerplaatsen een ruimtelijk structurerend element (bvb. als blikvanger) zijn in een al dan

niet gave omgeving of een belangrijke (symbolische) voorbeeldfunctie vervullen.

Het tracé bevindt zich volledig in de ankerplaats ‘Polder van Kruibeke, Bazel en Rupelmonde’.

Wetenschappelijke waarde: Deel van de Scheldevallei, westelijke grens wordt gevormd door

de steile helling van cuesta van het land van Waas. Alluviale gronden, rivierkleiafzetting,

veen aanwezig onder het alluviaal materiaal. Bestaat overwegend uit kleigronden en natte

bodems. In de polder van Bazel is een kleine donk in het landschap aanwezig.

Historische waarde: Reeds ingedijkt in de 13de eeuw. Grote overstroming in 1715 zorgde

voor het ontstaan van de Kruibekekreek die nu het verlengde van de Barbierbeek vormt en

de Rupelmondse en Bazelse kreek. Grondgebruik op het einde van de 18de eeuw

overwegend akkerland, nadien toename van kleine percelen weiland en bos. Het

perceleringspatroon is vrij goed bewaard. De dijken, dammen en wegen vormen een oud

patroon. De dorpskern van Bazel kent samen met het kasteeldomein van Wissekerke een

oude ontstaansgeschiedenis. Het Kallebeekveer verbindt de polder van Bazel met

Hermiksem.

Ethische waarde: Het betreft hier een zeer regelmatige percelering met kleine percelen bos,

behalve ter hoogte van Bazel, zeer weinig perceelranden. Het is een open tot

gecompartimenteerd landschap. De kreken zijn duidelijk op de orthofoto herkenbaar. De

oevers van de Rupelmondse kreek zijn met bomen beplant, net noorden ervan ligt een

groter bosperceel. De akkers zijn vooral op de donk gesitueerd, daarop aansluitend

bevinden zich graslanden die in natte beboste zones overgaan en/ of in stroken langsheen

de cuestarand en langsheen de huidige Scheldedijk. Op splitsing van wegen treffen we

lindebomen aan waaraan een kapelletje werd gehangen. Vanop de Lange gaanweg kan je

het kasteel van Wissekerke bewonderen.

Page 91: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 91 van 127

Ruimtelijk-structurerende waarde: De polders zijn door de cuesta van het Waasland en de

schelde met haar dijken gegrensd. Het betreft een gecompartimenteerd landschap met

kleine percelen bos. In de polder liggen verschillende kreken. Een belangrijke beek; de

Barbierbeek, is ingedijkt. Op de hogere donken liggen de akkers. De bewoning situeert zich

eveneens op de donken en vooral op het cuestafront.

� de geplande leidingen zijn in het noordelijk deel voorzien ter hoogte van een daartoe voorziene

zone in de nieuw aangelegde dijken. Ter hooge van de Barbierbeek bevinden de leidingen zich in de

compartimenteringdijk. In het zuidelijk deel worden alluviale graslanden gekruist. Langs deeltracé 8

staat een lindeboom waaraan een kapelletje is gehangen.

Mesoniveau

Landschapskenmerkenkaart

Naast het historische aspect in de landschapszorg, zoals vermeld in de atlas van de relicten, zijn

tevens de structurerende landschapselementen zonder relictwaarde van belang (bijvoorbeeld

beekdalen, boscomplexen,…).

De landschapskenmerkenkaart (aanvullende inventaris van de ruimtelijke landschapskenmerken van

bovenlokaal en Vlaams belang, afd. Monumenten en landschappen, 2002) wordt hiervoor

geraadpleegd. Er wordt in de inventaris een onderscheid gemaakt tussen het fysische systeem, het

botanisch systeem en menselijke infrastructuur.

In (de omgeving van) het studiegebied worden volgende landschapskenmerken teruggevonden:

• Fysisch systeem: natuurlijke waterlopen - hoofdbeken; hydrografisch

landschap.;

• Fysisch systeem: dijken in het bekken van de Beneden-Schelde

De gasleidingen doorkruisen het lijnrelict ‘Barbierbeek’ of is gelegen ter hoogte van de dijk langs de

Barbierbeek (deeltracés 4 t.e.m.8). Ten oosten van de leidingen bevindt zich het lijnrelict ‘Schelde’.

Twee puntrelicten bevinden zich op ca. 400 m van de geplande leidingen:

• Kasteel Altena, ten noorden van deeltracé 1;

• Dorpskern Kruibeke, ten westen van deeltracé 1.

Voor beide puntrelicten zijn geen erfgoedwaarden bepaald.

De gasleidingen doorkruisen geen beschermd landschap of monument. In de omgeving van de

leidingen bevinden zich wel een beschermd dorpsgezicht, beschermde monumenten en een

beschermd landschap:

• Beschermd dorpszicht ‘Dorpskom van Bazel’, ca. 450 m ten zuidwesten van deeltracé 4;

• Beschermd landschap ‘Barbierbeekvallei, fase 1, te Kruibeke (Bazel)’, ca. 750 m ten westen

van deeltracé 3;

• Beschermd monument ‘O.L.V. kerk Kruibeke’, ca. 350 m ten westen van deeltracé 1;

• Beschermd monument ‘Schaliënhuis en klooster van de zusters van de O.L.V. visitatie’, ca.

350 m ten westen van deeltracé 1;

• Beschermd monument ‘Gemeentehuis Kruibeke’, ca. 350 m ten westen van deeltracé 1;

Page 92: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 92 van 127

• Beschermd monument ‘Het voormalig stoompompstation van het Bazel- en

Rupelmondebroek, met inbegrip van het gebouw, de watergang, en de tunnel onder de

Scheldedijk’ op 500 m van deeltracé 9.

Microniveau

Het bodemgebruik binnen het projectgebied bestaat uit de reeds aangelegde dijk rond de

overstromingsgebieden wat betreft het noordelijk deel, en uit weilanden wat betreft het zuidelijk

deel.

Op grondgebied van Kruibeke zijn momenteel (april 2015) geen elementen opgenomen in de

inventaris van het Landschappelijk Erfgoed.

4.5.3 Beschrijving van de toekomstige toestand en de verwachte effecten

4.5.3.1 Effecten op cultuurhistorie

Tijdens de aanlegfase van de leidingen bestaat de kans dat door de geplande werkzaamheden

(uitgraven en stockeren grond, plaatsen leiding) de eventueel aanwezige cultuurhistorische

elementen verstoord worden, door enerzijds verstoring van het landschap en anderzijds vernietiging

van archeologische resten.

Volgende zones zijn kwetsbaar voor verstoring van cultuurhistorische elementen:

o Het volledig geplande tracé doorkruist een relictzone (voor een omschrijving

van de relictzone, zie paragraaf 4.5.2.2);

o Het tracé bevindt zich volledig in de ankerplaats ‘Polder van Kruibeke, Bazel

en Rupelmonde’ (voor een omschrijving van de ankerplaats, zie paragraaf

4.5.2.2);

o Het geplande tracé doorkruist 1 traditioneel landschap over de volledige

lengte (zie 4.5.2.2);

o Puntrelicten: kasteel van Altena en dorpskern Kruibeke zijn op op ca. 400 m

van deeltracé 1 gelegen;

o Lijnrelicten: het tracé doorkruist het lijnrelict “Barbierbeek” of is gelegen in

de nabije omgeving ervan (deeltracés 4 t.e.m. 8);

o Beschermd dorpszicht ‘Dorpskom van Bazel’, ca. 450 m ten zuidwesten van

deeltracé 4;

o Beschermd landschap ‘Barbierbeekvallei, fase 1, te Kruibeke (Bazel)’, ca. 750

m ten westen van deeltracé 3;

o Beschermde monumenten ‘O.L.V. kerk Kruibeke’, ‘Schaliënhuis en klooster

van de zusters van de O.L.V. visitatie’ en ‘Gemeentehuis Kruibeke’, ca. 350 m

ten westen van deeltracé 1.

In zijn totaliteit doorkruist het geplande tracé over de volledige lengte een relictzone en een

ankerplaats. Bij de aanleg van de leidingen via open sleuf (noordelijk deel – maximale breedte ca. 2

m) betekent dit dat er een mogelijke aantasting van de cultuurhistorische resten kan plaatsvinden

over een oppervlakte van 1,1ha. Echter het doorkruisen van een relictzone en een ankerplaats

betekent niet dat er ook effectief een aantasting is van de landschappelijke en/of historische

waarden van deze zone. De doorkruiste waarden van de relictzone en ankerplaats worden

weergegeven in §4.5.2.2 Onderstaand wordt weergegeven welke effecten het uitvoeren van het

project heeft op de aanwezige waarden van de gekruiste relictzone en ankerplaats.

o de aanleg van de geplande leidingen heeft geen significante effecten op de nog aanwezige

brede afgesneden meanders, donken en oeverwallen, polders en bestaande percelering,

wat betreft het noordelijk deel, gezien de leidingen hoofdzakelijk worden aangelegd in de

Page 93: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 93 van 127

reeds gerealiseerde dijken. Het zuidelijke deel wordt wel aangelegd in de polder, maar hier

zal de aanleg gebeuren via een HGB waardoor mogelijke effecten zich enkel ter hoogte van

het in- en uittredepunt zullen voordoen.

o Door uitvoering van het project dient geen opgaande vegetatie verwijderd te worden, met

uitzondering van drie bomen ter hoogte van het uittedepunt van de HGB. Er worden na

uitvoering van het project bijgevolg geen effecten op de bestaande vergezichten verwacht.

Tijdens de werken kan de stockage van aarde eventueel belemmerend werken. Echter, de

tijdelijke stockage gebeurt ter hoogte van de voet van de dijk, waardoor vanop de dijk geen

effecten inzake de aanwezige vergezichten zullen zijn.

o De lindeboom met kapelletje in de buurt van deeltracé 8 dient door uitvoering van het

project niet gerooid te worden.

Het mogelijks stockeren van uitgegraven grond op de buitenkant van de nieuw aangelegde dijken

en/of ter hoogte van de middenzone van de Scheldelei, zal geen aanzienlijke effecten hebben op de

voorkomende relictzone en ankerplaats. Mogelijke effecten zijn tijdelijk (visuele verstoring) en

hebben geen betrekking op de aanwezige waarden van de relictzone en ankerplaats.

Door uitvoering van het project dienen er geen bosgebieden en bomenrijen verwijderd te worden.

Aangezien de leidingen ondergronds verlopen, zijn er verder ook geen significante negatieve

effecten te verwachten (tijdens de exploitatiefase) op het traditioneel landschap. Tijdens de

aanlegfase kan het stockeren van aarde in de werkstrook voor een verstoring van het traditioneel

landschap zorgen. Dit is echter tijdelijk en herstelbaar, waardoor het effect als beperkt negatief

wordt beschouwd.

Het lijnrelict “Barbierbeek” wordt niet aangetast. De leidingen woden ter hoogte van de Barbierbeek

aangelegd in de reeds gerealiseerde dijklichamen. Daar waar de dijklichamen kruisen met de

Barbierbeek, is de beek plaatselijk ingekokerd onder de dijk. De leidingen worden aangelegd boven

deze ingekokerde waterloop, waardoor er geen effecten op de eventueel nog aanwezige

erfgoedwaarden van dit lijnrelict in de buurt van het projectgebied te verwachten zijn.

Het voorkomende bouwkundig erfgoed, puntrelicten, beschermde monumenten, beschermd

dorpsgezicht en beschermd landschap zijn op ruime afstand van de geplande leidingen gelegen

waardoor er geen significante effecten te verwachten zijn op deze elementen door uitvoering van

het project.

Op een aantal plaatsen (begin zuurstofleiding, eind waterstofleiding en eind stikstofleiding) worden

de geplande leidingen beperkt buiten de dijksegmenten aangelegd. De omvang van de mogelijke

effecten op de mogelijke cultuurhistorische waarden in deze zones is dusdanig beperkt, dat er geen

aanzienlijke effecten in deze zones verwacht worden.

Om het risico op de verstoring van de cultuurhistorische en archeologische resten te beperken,

wordt een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd. In dit vooronderzoek worden de archeologisch

meest waardevolle zones bepaald. Tijdens de aanlegfase van de leidingen bestaat namelijk de kans

dat door de geplande werkzaamheden (uitgraven en stockeren grond, plaatsen leidingen) de

eventueel aanwezige cultuurhistorische elementen verstoord worden, door enerzijds verstoring van

het landschap en anderzijds vernietiging van archeologische resten. Het grondverzet kan

archeologische vindplaatsen die eventueel in het gebied aanwezig zijn, beschadigen of vernietigen.

Effecten op archeologisch erfgoed worden altijd negatief beoordeeld indien ze zich zouden voordoen

(globaal -2). Echter, gezien de leidingen in het noordelijk deel worden aangelegd in de recent

aangelgde dijken is de kans op verstoring van archeologische relicten hier uiterst klein. In het

zuidelijk deel wordt de leiding aangelegd via een HGB waardoor het te vergraven volume zeer

beperkt is, waardoor ook hier de kans op vergraving van archeologische relicten zeer beperkt wordt

ingeschat.

Minstens de geldende wetgeving inzake meldingsplicht bij vondsten dient hieromtrent gevolgd te

worden. Sinds 1 januari 2015 is het nieuwe Onroerenderfgoeddecreet in werking. Vanaf dan geldt

één overkoepelende regelgeving voor monumenten, stads- en dorpsgezichten, landschappen en

Page 94: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 94 van 127

archeologie. Het nieuwe onroerend erfgoeddecreet vervangt drie voorgaande decreten

(monumentendecreet van 1976, archeologiedecreet van 1993 en landschapsdecreet van 1996) en

een wet uit 1931 op het behoud van monumenten en landschappen.

Met de definitieve goedkeuring van het nieuw decreet onroerend erfgoed door de Vlaamse regering

is ook de Conventie van Malta (ook wel het Verdrag van Valetta genoemd) in Vlaamse regelgeving

omgezet. Om de Conventie van Malta verder te implementeren in de Vlaamse regelgeving is een

volledig nieuw archeologisch traject nodig. Daarin spelen erkende archeologen een cruciale rol.

Omdat zij de enigen zijn die een opgraving of een vooronderzoek met ingreep in de bodem mogen

uitvoeren, kan het hoofdstuk Archeologie van het Onroerenderfgoeddecreet pas in werking treden

wanneer er voldoende archeologen erkend zijn. Het is de verwachting dat dit aantal in de loop van

2015 zal bereikt zijn. Tot dan blijft het Archeologiedecreet van 1993 van kracht

Volgens de huidige regelgeving (archeologiedecreet van 1993) komt het initiatief om archeologisch

vooronderzoek uit te voeren van de overheid (gemeentelijke en/of Vlaamse), meestal als gevolg van

een archeologisch advies bij de bouwvergunning. Volgens de nieuwe regelgeving

(onroerenderfgoeddecreet van 2013, luik archeologie wellicht van kracht vanaf medio 2015) zal het

initiatief bij de ontwikkelaar/bouwheer liggen, in het kader van de opmaak van een bij de

vergunningsaanvraag toe te voegen archeologienota.

Bij verplicht archeologisch onderzoek dient er bij de stedenbouwkundige en verkavelingsvergunning

een bekrachtigde archeologienota te zitten. Criteria en drempels voor deze verplichting zijn

afhankelijk van ondermeer de oppervlakte van de ingreep, de ruimtelijke bestemming, de ligging

binnen of buiten vastgestelde archeologische zones of beschermde archeologische site, de aard van

de vergunning, de aard van de aanvrager.

Op basis van de criteria wordt duidelijk dat de oppervlakte die wordt vergraven in ieder geval groter

zal zijn dan de criteria voor vrijstelling. Voorlopig zijn de zones waar geen archeologie te verwachten

valt nog niet nader afgebakend. Wellicht resulteert onder de nieuwe regelgeving de aanvraag van de

vergunningen voor de aanleg van de geplande leiding dan ook in een verplichting tot opstellen van

een archeologienota (met vooronderzoek). Zoals eerder gesteld zal Air Liquide een dergelijk

archeologisch vooronderzoek (laten) uitvoeren.

Tijdens de exploitatiefase zijn geen bijkomende effecten op de cultuurhistorische situatie te

verwachten.

4.5.3.2 Effecten op landschapsbeeld

Tijdens de werken wordt de ligging van de werkstrook zodanig bepaald dat er slechts een zo

minimale impact is op het landschap en de opgaande vegetatie.

De effecten op het landschapsbeeld (door het definitief verwijderen van vegetatie) zullen zeer

beperkt zijn. De geplande leidingen worden ter hoogte van het noordelijk deel aangelegd in de

daartoe voorziene zone binnen de recent aangelegde dijken. Deze bestaan uit een grazige vegetatie.

Enkel ter hoogte van het beginpunt van de zuurstorleiding in het noorden dienen plaatselijk drie

bomen gerooid te worden. Deze kunnen echter na de aanlegwerken terug heraangeplant worden,

indien gewenst.

De strengzone voor de HGB in het zuiden is gelegen ter hoogte van een reeds bestaande verharde

weg, waardoor ook hier geen opgaande vegetatie dient gerooid te worden.

Ter hoogte van de in- en uittredepunten van de HGB is een bredere werkstrook nodig.

o Ter hoogte van het intredepunt omvat de werkzone enkel grazige vegetatie. Na de aanleg

zal deze in de oorspronkelijke staat hersteld worden. Er worden geen significante effecten

voor het landschapsbeeld verwacht.

o Ter hoogte van het uittredepunt omvat de werkstrook eveneens hoofdzakelijk grazige

vegetatie. In het westen dienen drie bomen gerooid te worden. Deze zijn echter niet

gelegen binnen de voorbehouden zone en kunnen indien gewenst, na de

Page 95: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 95 van 127

aanlegwerkzaamheden heraangeplant worden. Er worden geen significante effecten voor

het landschapsbeeld verwacht.

Bij het afbakenen van de werkzone en het plaatsen van de signalisatie wordt het landschapsbeeld

algemeen (tijdelijk en herstelbaar) geschaad.

De stockage van de uitgegraven aarde en de hele werf op zich zal het landschapsbeeld (tijdelijk en

herstelbaar) schaden. Gezien het tijdelijke karakter van deze effecten wordt de verstoring van de

landschapsbeleving tijdens deze fasen als beperkt negatief beschouwd.

Aangezien de vervoersleidingen zich ondergronds bevinden, zijn er tijdens de exploitatiefase

nagenoeg geen effecten op het landschapsbeeld te verwachten. Wat het landgebruik betreft, zijn de

reglementaire beperkingen in de erfdienstbaarheidszone van kracht.

4.5.3.3 Effecten op functionele versnippering actueel landgebruik

De geplande leiding loopt in het zuidelijk deel hoofdzaklijk door graslanden en wordt aangelegd via

een HGB. Na de aanleg kan het huidig landgebruik verder gezet worden. De geplande leidingen in

het noorden worden hoofdzakelijk aangelegd in de daartoe voorziene zone binnen de recent

aangelegde dijken in kader van het Sigmaplan. Na uitvoering van het project zullen de dijken hun

beschermende functie kunnen blijven uitoefenen. Op een beperkt aantal plaatsen (begin

zuurstofleiding, eind waterstofleiding en eind stikstofleiding) wordt een deel van de geplande leiding

aangelegd in akkerland. Na de uitvoering van het project kan dit landgebruik verder gezet worden. Er

worden bijgevolg nergens significante effecten op het landgebruik verwacht. Ook de tijdelijke

effecten tijdens de aanlegfase op het landgebruik zullen eerder beperkt zijn, gezien het zuidelijk deel

wordt aangelegd via een HGB (tijdelijke verstoring van het landgebruik beperkt zich tot het in- en

uittredepunt). In het noordelijk deel kan de toegankelijkheid van dienstweg tijdelijk beperkt zijn.

Het aanleggen van een leiding creëert tijdelijk een zone waar men niet kan passeren. Door het

afbakenen van de werkstrook wordt dit effect reeds vastgelegd. De versnippering treedt echter pas

in werking wanneer de sleuven worden gegraven en er aldus een fysieke barrière ontstaat. Hierdoor

wordt het landgebruik versnipperd. Het vermindert tijdelijk de oorspronkelijke connectiviteit en

wordt als beperkt negatief beoordeeld.

4.5.4 Besluit Landschap, Bouwkundig Erfgoed en Archeologie

4.5.4.1 Conclusie

De ondergrondse leidingen doorkruisen verschillende gebieden die potentieel kwetsbaar zijn voor

verstoring van cultuurhistorische elementen. Er dient geen opgaande begroeiing verwijderd te

worden, met uitzondering van drie bomen ter hoogte van het uittredepunt van de HGB. Effecten op

het landschapsbeeld worden dan ook beperkt negatief tot verwaarloosbaar beoordeeld.

Beschadiging aan het bouwkundig erfgoed, puntrelicten, beschermde monumenten, beschermde

landschappen en beschermde stads-of dorpsgezichten wordt niet verwacht, gezien deze zich op

ruime afstand buiten de werkstrook bevinden.

Het lijnrelict “Barbierbeek” wordt niet vergraven. Deze waterloop is ter hoogte van de kruising met

de geplande leidingen ingekokerd, de leidingen worden aangelegd boven de ingekokerde waterloop.

De leidingen zijn gelegen in een relictzone en ankerplaats. Er zal echter geen significante aantasting

plaatsvinden van de landschappelijke en/of historische waarden van deze zones. De beoordeling van

de eventuele verstoring van (archeologische) relicten wordt beperkt negatief ingeschat, aangezien

Air Liquide een archeologisch vooronderzoek laat uitvoeren. Bovendien wordt aangenomen dat er bij

de aanleg van de sleuf slechts een beperkt risico op verstoring van cultuurhistorische resten bestaat,

gezien de leidingen worden aangelegd in de recent aangelegde dijken of via een HGB worden

aangelegd.

De aanwezigheid van de werf op zich heeft een tijdelijk negatief effect op het landschapsbeeld en de

landschapsbeleving, maar na de werken valt dit effect weg.

Page 96: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 96 van 127

Vanuit de discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie zijn er geen significante

verschillen tussen beide mogelijke varianten voor de werkzone van het intredepunt van de HGB.

Voor de discipline Landschap, Bouwkundig Erfgoed en Archeologie wordt geconcludeerd dat er

geen aanzienlijke effecten verwacht worden en dat een MER-onderzoek geen bijkomende

informatie met betrekking tot de effectenanalyse zal opleveren.

4.5.4.2 Milderende maatregelen

In het project wordt reeds voorzien in het uitvoeren van een archeologisch vooronderzoek. Vanuit

de discipline Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie worden verder geen milderende

maatregelen meer nodig geacht.

4.5.4.3 Aanbevelingen om het project milieuvriendelijker te maken

Vanuit de discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie worden bijkomende

aanbevelingen gedaan.

Page 97: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 97 van 127

4.6 Mens en geluid

Kaart 8: Referentiesituatie Mens

4.6.1 Afbakening van het studiegebied

In de discipline Mens gaat de aandacht voornamelijk uit naar de impact op de directe woonomgeving

van het gebied, naar de verkeersafwikkeling, naar de geluidsimpact naar aanleiding van de uitvoering

van de leidingwerken en naar de veiligheidsaspecten. Voor de veiligheidsaspecten betreft het hier de

externe veiligheid, m.a.w. de impact op de directe omgeving van een mogelijk ongeval. Afhankelijk

van het onderzoeksthema wordt het studiegebied uitgebreid, bvb. tot de grens waar de geluids- en

verkeersimpact nog een significante invloed hebben.

4.6.2 Beschrijving van bestaande toestand

4.6.2.1 Landgebruik

Het bodemgebruik in de omgeving van de geplande leidingen is voor een groot deel agrarisch in de

vorm van (alluviale) weilanden. Verspreid komen er bosjes, ruigtes en waterplassen (hoofdzakelijk in

de omgeving van de Barbierbeek) voor. De effectieve werkzone omvat in het noordelijk deel bijna

uitsluitend de bestaande dijk. In het zuidelijk deel beperkt de werkzone zich tot het in- en

uittredepunt van de HGB waar beperkt opgaande vegetatie aanwezig is. Het landgebruik ter hoogte

van de HGB betreft hoofdzakelijk vegetatie.

4.6.2.2 Wonen en werken

De herlocalisatie van de leidingen doorkruist geen woongebied. In de noordelijke zone van de

geplande leidingen bevindt een aanduiding van woongebied op het gewestplan zich op minimaal 90

m ten westen van de leidingen. Het gaat om de dorpskern van Kruibeke, waar ook effectief

bewoning aanwezig is.

Op basis van de analyse van de kleurenorthofoto’s (genomen in 2013) werd een inschatting gemaakt

van het aantal woningen dat zich in de nabijheid (tot op 200 m) van het tracé bevindt. Aangezien het

bij foto-analyse niet steeds duidelijk en correct vast te stellen is of de waargenomen constructies

woningen of andere gebouwen (bvb. stallen, garages, …) zijn, dient dit als een ruwe schatting

beschouwd te worden.

Er bevinden zich een aantal industriële gebouwen bij de start van het geplande tracé aan de Schelde.

In een straal van 200 m rondom deeltracés 1 en 2, ter hoogte van de oostkant van Kruibeke dorp

(Broekdam-noord, Kapelstraat, Broekdam-zuid, Oud-Veerstraat en Polderstraat), worden ca. 180

woningen aangetroffen. Deeltracés 3 t.e.m. 9 zijn gelegen op minstens 200 m afstand van woningen.

Er bevinden zich 4 bedrijventerreinen gedeeltelijk binnen de bufferzone van 200 m rond de geplande

leidingen. De achterkant van het bedrijventerrein Bazelstraat bevindt zich net binnen de bufferzone

van 200 m rond de geplande leidingen. Het terrein is zowel bebouwd als onbebouwd. Ook kleine

zones van bedrijventerreinen Nr. 5 Kruibeke centrum 3/9, 4/9 en 5/9 bevinden zich in de bufferzone.

Deze terreinen zijn bebouwd.

Binnen een straal van 2 km bevinden zich volgende Seveso-bedrijven5:

o Caldic Belgium (Hemiksem);

o Proviron Industries (Hemiksem);

o Tankopslag Verbeke (Hemiksem);

o Umicore Precious Metals Refining (Hoboken).

5 Bron: http://www.werk.belgie.be/sevesoHome.aspx?id=6524

Page 98: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 98 van 127

Verder dient opgemerkt te worden dat ook de aanwezige Fluxysleidingen binnen de

overstromingsgebieden dienden te herlocaliseerd werden. Deze leidingen bevinden zich momenteel

reeds in de daartoe voorziene zone in de dijk. Dit betekent dat de geplande leidingen in het

noordelijk deel zullen aangelegd worden op korte afstand van de reeds omgelegde Fluxysleidingen.

Er zijn geen hoogspanningsleidingen aanwezig in de nabije omgeving van de geplande leidingen.

Ongeveer 1,5 km ten westen van het geplande tracé is wel een hoogspanningsleiding aanwezig.

4.6.2.3 Landbouw

Enkel in het zuidelijk deel wordt de geplande leiding aangelegd in landbouwgebied (valleigebied)

over een lengte van ca. 1 km. De totale lengte van het geplande tracé is 5,3 km, wat betekent dat

ongeveer 1/5e van het tracé aangelegd wordt in landbouwgebied.

Op basis van de landbouwpercelenkaart (op de mestbank aangifteplichtige percelen, bron ALV) van

2013 wordt een inschatting gemaakt van de verschillende teelten die door de leiding gekruist

worden6. De leiding kruist volgens deze gegevens enkel grasland, en dit over een lengte van ca. 850

m.

In het noordelijk deel overlapt het tracé en de mogelijke stockagezones niet met landbouwgebied of

landbouwpercelen.

4.6.2.4 Toerisme en recreatie

De streek van Kruibeke, en in het bijzonder het poldergebied, kent heel wat recreatieve activiteiten.

Belangrijkst daarin zijn wellicht de beoefenaars van de visserij, de wandelaars en fietsers. Verder is

er ook het veer van Kallebeek, dat een toenemend succes schijnt te kennen bij dagrecreanten.

Diverse bewegwijzerde (en andere) fietsroutes doorkruisen de gemeente Kruibeke en haar polder-

en bosgebieden. Het historisch centrum van Bazel, met het kasteel van Wissekerke in het bijzonder,

kan gezien het grote aantal fietsroutes dat er langskomt als recreatief knooppunt bestempeld

worden. In enkele gevallen worden de Verkortingsdijk, de dreef ten zuiden van het kasteel, de

Blauwe Gaanweg, de Kleine Gaanweg en de Broekstraat gebruikt als verbindingswegen naar

Rupelmonde.

Verschillende wandelroutes doorkruisen het grondgebied van Kruibeke. Het merendeel van de

wandelroutes zijn niet op het terrein bewegwijzerd maar zijn te volgen aan de hand van een kaartje

of een beschrijving in een brochure. De vijf ‘Bazel, Soete Waesland’-wandelroute’s, uitgestippeld

door het gemeentebestuur Kruibeke, hebben een lengte variërend van 4,5km tot 8km. De routes

beginnen en eindigen allemaal in de dorpskern van Bazel en lopen alle door of langs de

overstrominsgebieden. De uitgegeven wandelingen richten zich voornamelijk op de historische

centra van Kruibeke, Bazel en Rupelmonde, waarbij het kasteel van Wissekerke, dat in de

overgangszone ligt, meerdere keren op de route ligt.Tevens is er voor belangstellenden de

mogelijkheid een natuurwandeling langs de Rupelmondse en Bazelse polders te maken onder leiding

van een natuurgids.

Ook na de aanleg en inwerking treden van de overstromingsgebieden zal het gebied tal van

mogelijkheden voor recreatie met relatief weinig impact op de omgeving en natuur kennen. De

ringdijk, Scheldedijk en compartimenteringsdijken en alle bestaande wegen door het gebied kunnen

worden gebruikt als fiets- en wandelpaden. Belangrijk is te melden dat ter hoogte van de recreatieve

routes de paden of wegen heraangelegd werden en van een nieuwe verharding werden voorzien.

Dienstwegen worden opengesteld t.b.v. recreatief fietsen en wandelen.

6 Hierbij wordt opgemerkt dat niet alle landbouwpercelen op het terrein opgenomen zijn in de

landbouwpercelenkaart. De opgegeven lengtes zullen dus een onderschatting van de werkelijke situatie zijn.

Het feit dat niet alle landbouwpercelen worden aangegeven draagt bij aan de verklaring van het verschil in

lengte tussen alle doorkruiste aangegeven landbouwpercelen en de lengte binnen landbouwgebied volgens het

gewestplan.

Page 99: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 99 van 127

Doorheen de overstromingsgebieden werden ook nieuwe onverharde avontuurlijke wandelpaden

voorzien.

4.6.2.5 Verkeer

Naast de Schelde, is de belangrijkste verkeersas in het studiegebied de N419. Deze kruist echter

nergens de geplande leidingen. Er worden door het noordelijk deel van de geplande leidingen enkel

dienstwegen van de dijk geblokkeerd/gekruist.

Belangrijk te vermelden is dat het Kallebeekveer dagelijks vrij intensief gebruikt wordt o.a. door

toeristen en rereanten maar ook door de schoolgaande jeugd van Hemiksem naar scholen in Bazel.

Dit veer voorziet in 2 afvaarten per uur voor voetgangers, fietsers en lichte bromfietsers van ’s

morgens 5u tot ’s avonds 23.30u. Hierbij vormt de Lange Gaanweg / Verkortingsdijk één van de

belangrijke verbindingen tussen Bazel en het veer.

Ter hoogte van het zuidelijk deel zal de ‘Dweerse Gaanweg’ en de ‘Lange Gaanweg’ gedurende

ongeveer 1 maand niet toegankelijk zijn omdat hier de streng van de HGB dient gebouwd te worden.

In die periode zal de toegang tot het veer van Bazel dienen te gebeuren via de ‘Blauwe Gaanweg’.

4.6.2.6 Geluid

Aangezien bij de exploitatie van de leidingen geen geluidsimpact verwacht wordt, zal enkel de

situatie bij de aanleg van de leidingen behandeld worden. Om een inschatting te maken van de

geluidsimpact van de aanlegfase dient er vergeleken te worden met het voorkomende

omgevingsgeluid in normale omstandigheden.

Op de geluidsbelastingskaarten van AWV werden waarden berekend voor de N419. De kaarten

geven een gemiddeld geluidsniveau (tussen de 55 dB(A) en 75 dB(A), en > 75 dB(A)), van dag-,

avond- en nachtwaarden van de belangrijkste wegen van Vlaanderen weer (> 6 miljoen

voertuigpassages per jaar). Voor de N419 werden ter hoogte van de weg waarden van > 75 dB(A)

berekend. In de onmiddellijke omgeving komen waarden tussen 70-74 dB(A) en 65-69 dB(A) voor.

De aanwezigheid van de N419 geeft lokaal wat geluidsoverlast, maar deze dringt niet door tot in het

studiegebied. Er kan opgemerkt worden dat het ter hoogte van het gekruiste gebied vrij stil is.

Page 100: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 100 van 127

Figuur 4-5: geluidsbelastingskaart van het wegverkeer (Lden, links en Lnight, rechts) 2011 ter

hoogte van het projectgebied, bron LNE

In Tabel 4-8 wordt voor de verschillende zones die door de geplande leidingen gekruist worden, de

respectievelijke milieukwaliteitsnorm waaraan voldaan moet worden, weergegeven.

Tabel 4-8: Milieukwaliteitsnormen voor geluid gedurende de dagperiode.

Gebied Milieukwaliteitsnorm (dB(A))

Natuurgebied - Bosgebied 45

Agrarisch gebied 40

Gezien de ligging van het tracé in relatie tot de omgeving valt te verwachten dat deze

kwaliteitsnormen merendeels gerespecteerd worden. Dit is ook af te leiden uit de

geluidsbelastingskaart van het wegverkeer.

4.6.3 Beschrijving van de toekomstige toestand en de verwachte effecten

4.6.3.1 Wonen, werken en recreatie

Voor de aspecten inzake landschapsbeleving wordt verwezen naar §4.6.3.2.

Er worden geen woonzones, industriezones of recreatiezones gekruist. Binnen de werkstrook zijn

ook geen woningen of andere gebouwen gelegen.

Tijdens de voorbereidende werken zijn er weinig effecten te verwachten naar de omliggende

bewoning (of bedrijven). Enkel het afgraven van de teelaarde, het verwijderen van de vegetatie, het

uitgraven van de sleuf, het neerlaten van de leiding en het terug vullen van de sleuf kan voor een

beperkte, tijdelijke geluidsoverlast zorgen in de omgeving van het tracé. Echter, de dichtst bij

Verwijderd:

Page 101: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 101 van 127

gelegen woningen bevinden zich nog altijd op een ruime afstand van het tracé, waardoor de

mogelijke geluidshinder minimaal zal zijn. De toegang tot woningen en bedrijven zal in ieder geval

niet gehinderd worden tijdens de werken. Aangezien er geen woningen dicht tegen het tracé

aanliggen, wordt er geen stofhinder of visuele hinder verwacht.

Tijdens de aanlegfase kunnen de werken hinder veroorzaken naar de recreanten in het studiegebied.

Daar waar de geplande leidingen langs fiets- of wandelpaden wordt aangelegd of deze paden kruist,

zullen de werken voor een tijdelijke hinder zorgen inzake geluid, doorgang en belevingswaarde van

het landschap. Wat betreft de uitgestippelde fietsroutes welke niet meer toegankelijk zullen zijn

tijdens de werken dient eventueel tijdelijk een omleiding voorzien te worden. Het onderbreken van

de fietsroutes is slechts tijdelijk en herstelbaar, waardoor de effecten beperkt negatief worden

beoordeeld.

Op basis van de duur van de werken per fase en locatie kan een inschatting gemaakt worden van het

aantal dagen hinder dewelke de omwonenden en werkenden mogelijk kunnen ondervinden.

Per actie zullen de werken tussen de 600 en de 800 m opschuiven. Er dient wel vermeld te worden

dat de hinder ter hoogte van de in- en uittredepunten van de horizontaal gestuurde boringen langer

zal duren, gezien de complexiteit en het aantal handelingen. Op deze locaties kan de hinder 6 dagen

langer duren. Tijdens de weekends wordt er normaliter niet gewerkt. Per deel van 600 m à 800 m

kunnen de omwonenden dus mogelijk 11 à 11,5 dagen hinder ondervinden. Ter hoogte van de

deeltracés 1 en 2 zijn woningen in de directe omgeving (op < 200 m) van de geplande leidingen

aanwezig. Dit effect wordt beperkt negatief beoordeeld. Eventuele geluidshinder die kan optreden

bij de werken wordt in volgende paragrafen besproken.

Tijdens de beheers- en exploitatiefase zijn er geen rechtstreekse effecten te verwachten naar

wonen, werken en recreatie toe. De aanwezigheid van de leidingen vormt geen belemmering voor

de huidige aanwezige woningen, bedrijven en recreatieve voorzieningen. Na de aanleg van de

leidingen zijn er wel enkele beperkingen voor wat betreft diepwortelende aanplantingen en

oprichting van constructies op de voorbehouden zones. Er worden hierdoor echter geen significante

effecten op de recreatieve voorzieningen verwacht.

De aanwezigheid van de leidingen vormt geen belemmering voor de huidige aanwezige bedrijven in

de buurt. Binnen een straal van 2 km rondom de geplande leidingen bevinden zich een aantal

Seveso-bedrijven. Deze zijn echter allen ten oosten van de Schelde gelegen. Er worden bijgevolg

geen significant negatieve effecten voor deze bedrijven verwacht.

In de omgeving van de geplande leidingen zijn reeds aardgasleidingen aanwezig. Deze worden

gevrijwaard tijdens de aanleg van de geplande leidingen. Er wordt een minimale afstand van 0,75 m

bewaard ten opzichte van deze aardgasleidingen. Indien transport met zware machines dient te

gebeuren boven de Fluxys-leiding, dan zullen rijplaten ter bescherming (en ter lastenverdeling)

worden voorzien. Verder worden de ‘normale’ maatregelen genomen als uitzetting met piketten en

eventuele sonderingen (handmatig) op regelmatige afstanden ter controle van de positie.

acties mogelijk hinder voor de omgeving (hinder)duur

Week 1 opening piste plaatsen van piste-afbakening 1 dag (veel handenarbeid) Week 2 afgraven teelaarde zware machines op de piste 1 dag

Week 3 afladen van de buizen zware machines op de piste 1 dag Week 4 koud-plooien van de buizen zware machines op de piste 1 dag Week 5 doorgang van de lastrein zware machines op de piste 1 dag à 1,5 dag

controles op de lassen werken met RX-stralen geen hinder naar omgeving

bekleden van de lassen werken met compressoren 1 dag

Week 6 graven van de sleuf zware machines op de piste 1 dag Week 7 leggen van leiding in de sleuf zware machines op de piste 1 dag Week 8 maken van verbindingslassen enkel machines op de werf 1 dag

Week 9 aanvullen van de sleuf zware machines op de piste 1 dag Week 10 plaatsherstel van de werkpiste zware machines op de piste 1 dag

Totaal 11 à 11,5 dagen

Week

Page 102: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 102 van 127

4.6.3.2 Landbouw

In het zuidelijke deel van de geplande leidingen worden landbouwpercelen gekruist. Echter, hier zal

de leiding aangelegd worden via een HGB, waardoor mogelijke impact zich beperkt tot het in- en

uittredepunt en de strengzone. Het in- en uittredepunt bevinden zich echter niet ter hoogte van een

landbouwperceel en de strengzone is gesitueerd ter hoogte van de weg, waardoor er geen

rechtstreekse impact op landbouwpercelen zal optreden door uitvoering van het project. Er worden

ook geen significante effecten op de landbouwbedrijven zelf verwacht.

Op een aantal plaatsen (begin zuurstofleiding, eind waterstofleiding en eind stikstofleiding) wordt de

leiding over een beperkte afstand voorzien in landbouwpercelen. De afstand binnen de

landbouwpercelen is echter zeer beperkt en de mogelijke effecten voor de landbouw zijn tijdelijk

(enkel tijdens de aanlegfase), waardoor er kan besloten worden dat er geen aanzienlijke effecten zijn

voor de landbouw door uitvoering van het geplande project.

4.6.3.3 Verkeer

Tijdens de voorbereidende werken wordt een kleine toename in verkeer verwacht. Het vervoer van

de benodigde machines kan voor een tijdelijke en beperkte overlast zorgen. Er worden nog geen

wegen onderbroken zodat de hinder beperkt blijft.

Tijdens de aanlegfase zal er op de toegangswegen tot en de wegen in het studiegebied een toename

zijn van zwaar verkeer. Vanaf het centrum van Kruibeke en/of Bazel zal dit verkeer hoofdzakelijk via

kleinere wegen dienen te gebeuren, zodat dit wel voor enige hinder kan zorgen. Het effect hiervan is

evenwel beperkt aangezien deze wegen niet druk bereden worden. In samenwerking met de

gemeentelijke politiediensten worden de veiligste routes voor aan- of afvoer van materialen gekozen

en worden signalisatieplannen opgesteld teneinde de veiligheid op de wegen in de onmiddellijke

omgeving van de werf te garanderen, ook voor de zwakke weggebruiker.

Daar waar de leidingen langs fietsroutes wordt aangelegd of fietsroutes kruisen, zullen de werken

voor een tijdelijke hinder zorgen inzake geluid, doorgang en belevingswaarde van het landschap. Dit

geldt eveneens voor de wandelaars in het gebied. Wat betreft de delen van fietsroutes die niet meer

toegankelijk zullen zijn tijdens de werken dient eventueel tijdelijk een omleiding voorzien te worden.

Het onderbreken van de fietsroutes is slechts tijdelijk en herstelbaar, waardoor de effecten beperkt

negatief worden beoordeeld.

Er dient echter opgemerkt te worden dat het Kallebeekveer een belangrijke verbinding vormt voor

zachte weggebruikers tussen Bazel en Hemiksem. Deze verbinding dient tijdens de werken zo veel

mogelijk behouden te worden. Het uittredepunt van de HGB bevindt zich net ten noorden van het

kruispunt Lange Gaanweg en de Verkortingsdijk, waardoor dit kruispunt niet onderbroken dient te

worden tijdens de werken. De uitvoering van de HGB wordt gepland in juli 2016. Hierdoor zal er geen

hinder zijn voor schoolgaande jeugd. De hinder voor recreanten zal hierdoor wellicht iets groter zijn.

Tijdens de exploitatiefase zijn er geen effecten te verwachten inzake verkeer.

4.6.3.4 Geluidsdruk

De gevoelige zones voor mens zijn die zones waar er woningen in de nabije omgeving (< 200 m) van

het tracé gelegen zijn, namelijk ter hoogte van deeltracés 1 en 2.

De gevoelige zones voor fauna en flora worden vermeld in de discipline Fauna en Flora.

Ter bepaling van het effect van geluid dient men eerst en vooral te stellen dat het hier enkel en

alleen gaat over de tijdelijke aanlegfase van de geplande leidingen. Aangezien de leidingen volledig

in de grond gelegen zijn (minimum 1.10 m onder het maaiveld) is er geen enkele geluidsimpact te

verwachten tijdens de exploitatiefase.

Teneinde de geluidsimpact die gepaard gaat met de aanleg van een leiding te kunnen inschatten,

worden de geluidsvermogens van de relevante werffasen voor de aanleg van een leiding berekend

op basis van een analyse van de geluidsvermogens van de individuele bronnen die gepaard gaan met

elke werffase; en dit in functie van het type en aantal bronnen en hun werkingsfrequentie.

Page 103: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 103 van 127

Voor de bepaling van de geluidsvermogenniveaus van de verschillende werffasen zijn volgende

stappen gevolgd:

1. Aan de hand van een kwalitatieve broninventarisatie zijn de relevante, individuele

geluidsbronnen bepaald voor elke werffase. In deze stap is er ook aan elke werffase een

specifieke werflengte toegekend en is er verondersteld dat er zich geen overlap tussen de

verschillende werffasen voordoet.

2. Bepaling van de geluidsvermogens van de individuele bronnen aan de hand van:

a. Geluidsmetingen “in situ” van machines in gebruik op lopende werven (uitgevoerd

door Vinçotte Environment in de periode augustus 2008 – april 2009).

b. De fiches met technische inlichtingen van de gebruikte werfmachines.

c. De limietwaarden volgens de richtlijn 2000/14/EC voor het gebruik van materieel

buitenshuis (omgezet in KB op datum van 6 maart 2002 en verschenen in het

Belgisch Staatsblad van 12 maart 2002).

d. De Europese richtlijn 70/157/EEG, gewijzigd op 27 maart 1996 (96/20/EEG), met

betrekking tot de maximale geluidsdrukniveaus van motorvoertuigen.

3. Berekening van de geluidsvermogens van de werffasen op basis van de individuele

geluidsvermogens en de broninventaris (aantal + type) per werffase. In totaal werden 17

relevante werffasen geïdentificeerd.

Er dient te worden opgemerkt dat de broninventaris is opgemaakt op basis van een

standaard werf. Het aantal machines en het type machine kunnen echter per werffase

variëren in functie van de aannemer. Bijgevolg dienen de berekende vermogens beschouwd

te worden als gemiddelde vermogens die een beste inschatting geven van de realiteit.

4. Berekening van de akoestische impact op verschillende afstanden (50m, 100m, 200m, 400m

en 800m) van de bron met behulp van een akoestisch overdrachtsmodel IMMI volgens de

norm ISO 9613-2.

5. Validatie van de berekende geluidsvermogens op basis van continue, onbemande

immissiemetingen.

6. Bepaling van de impact op de mens (menshinderdagen) en de natuur (rustverstoring van de

fauna).

Geluidsvermogenniveau van de individuele bronnen

Voor de geluidsvermogenniveau’s van de individuele bronnen wordt gebruik gemaakt van de

gegevens uit het plan-MER voor het GRUP “leidingstraat Alveringem-Maldegem met aftakking naar

Langemark-Poelkapelle” waarbij de geluidsmetingen ter bepaling van het geluidsvermogenniveau

van de individuele geluidsbronnen die zijn uitgevoerd door Vinçotte Environment op de Fluxys-

werven Brakel – Haaltert, Zandhoven – Ranst en Ranst – Lier in de periode augustus 2008 – april

2009 worden vermeld. Gezien de aanleg van Fluxysleidingen op een vrij gelijkaardige manier

verloopt als de aanleg van de Air Liquide leidingen, kunnen deze cijfers als uitgangspunt gebruikt

worden.

In Tabel 4-9 worden de geluidsvermogenniveaus weergegeven van de individuele en relevante

geluidsbronnen die op de werf kunnen voorkomen. Per bron is ook de informatiebron en het

geluidskarakter weergegeven.

Verwijderd:

Page 104: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 104 van 127

Tabel 4-9: Geluidsvermogen niveau per type bron

Omschrijving7

Geluids

vermogen

niveau in

dB(A)

Informatiebron Geluids-

karakter

A. Aanleg in open sleuf

Kubota/ kleine

graafmachine 100

Limietwaarde voor een kleine

graafmachine van maximaal 36 kW op

basis van Noise Database

ER 2000/14/EC

fluctuerend

Minibus 100 ER 70/157/EEG gewijzigd door 96/20/EEG

van 27 maart 1996 stabiel

Vrachtwagen/dumpers 106 ER 70/157/EEG gewijzigd door 96/20/EEG

van 27 maart 1996 fluctuerend

Vrachtwagen stationair

draaiend 97

Schatting op basis van werfmetingen van

een tractor stabiel

Graafmachine maximaal 105 Vermogenlabel Hitachi Zaxis 350 fluctuerend

Graafmachine stationair

draaiend 98 Werfmeting te Zandhoven stabiel

Buigmachine 104 Werfmeting te Zandhoven stabiel

Lassen /laspost 90 Werfmeting te Zandhoven stabiel

Kettingsleufmachine 115 Schatting op basis van Noise Database

ER 2000/14/EC stabiel

Morooka 98 Werfmeting te Haaltert stabiel

Sideboom maximaal 106 Werfmeting te Haaltert fluctuerend

Sideboom stationair

draaiend 98 Werfmeting te Haaltert stabiel

Slijpmolen 112 Werfmeting te Haaltert en Zandhoven fluctuerend

Borstelmolen 104 Werfmeting te Haaltert en Zandhoven fluctuerend

Stroomaggregaat 98 Schatting: gelijkgesteld aan Morooka stabiel

Trilplaat 110 Werfmeting te Haaltert stabiel

Straalinstallatie 115 Werfmeting te Haaltert en Zandhoven stabiel

Tractor 101 Werfmeting te Haaltert fluctuerend

7 Ter verklaring worden hieronder nog enkele begrippen toegelicht:

• Buigmachine: wordt gebruikt om beklede stalen buizen koud te buigen (max 40x de buitendiameter).

• Morooka: rupsvoertuig die het materieel voor het lassen vervoert (stroomaggregaat, lastent,

slijp/borstelmolen,…).

• Trilplaat: wordt aangewend om de eerste aanvul boven de leiding te verdichten dmv trillingen.

• Kettingsleufmachine: wordt aangewend om drains te plaatsen in geval van een horizontale

bronbemaling onder de toekomstige leidingen.

• Sideboom: hefwerktuig op rupsbanden typisch voor de aanleg van pijpleidingen.

• HGB: Horizontaal Gestuurde Boring.

• Intrillen van damplanken: het intrillen gebeurt op basis van hoogfrequente trillingen met een variabel

excentrisch moment.

Zandstralen: vooraleer de lasnaden met PE of PP worden bekleed, wordt deze met olivinezand gestraald tot SA

2’/2 (blank staal).

Page 105: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 105 van 127

Omschrijving7

Geluids

vermogen

niveau in

dB(A)

Informatiebron Geluids-

karakter

Bulldozer 107 Werfmeting te Haaltert en Zandhoven fluctuerend

Landbouwmachine 101 Schatting: gelijkgesteld aan tractor fluctuerend

B. Horizontaal gestuurde boring

Minibus 100 ER 70/157/EEG gewijzigd door 96/20/EEG

van 27 maart 1996 stabiel

Stroomaggregaat 98 Schatting: gelijkgesteld aan Morooka stabiel

HGB installatie 108 Werfmeting te Zandhoven stabiel

Voor de berekening van de geluidsvermogens van de individuele bronnen op basis van de

werfmetingen zijn eventuele tonaliteiten niet in rekening gebracht, omdat deze zullen gemaskeerd

worden naar de omgeving toe.

Aangezien de metingen werden uitgevoerd op reële werven is het uiteraard onmogelijk om de

metingen uit te voeren in overeenstemming met de desbetreffende normen ter bepaling van het

geluidsvermogenniveau van diverse machines. Deze normen vereisen een aangepast meetterrein,

meerdere meetpunten op identieke afstanden van de bron en een constante belasting van de bron.

Deze voorwaarden zijn niet te realiseren op een werf “in situ”.

De in Tabel 4-10 berekende geluidsvermogens van de individuele bronnen geven evenwel een

realistische weergave van de werkingsvoorwaarden die eigen zijn aan een werf voor het aanleggen

van (gas)leidingen.

Er dient nog te worden opgemerkt dat er zich, afhankelijk van werf tot werf en van aannemer tot

aannemer, een variatie kan voordoen van het type machine en de bedieningswijze van de machines.

Deze vermogens dienen bijgevolg beschouwd te worden als representatieve, gemiddelde

vermogens.

Geluidsvermogenniveau voor de verschillende fasen van de werf

Aan de hand van de bepaalde geluidsvermogenniveaus voor de individuele bronnen wordt het

gemiddeld geluidsvermogenniveau van de verschillende werffasen berekend. Hierbij dient men

rekening te houden met het aantal bronnen per werffase en de tijd dat de verschillende

geluidsbronnen in werking zijn per werffase. Immers, een individuele bron is meestal slechts

gedurende korte perioden tijdens de werffase in werking.

In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van het gemiddelde geluidsvermogenniveau per

werffase. Er dient te worden opgemerkt dat het de gemiddelde geluidsvermogenniveaus betreft

aangezien de tijd dat een bron in werking is in beschouwing werd genomen. Verder is er voor

uitvoering van onderhavig project hoofdzakelijk geen bemaling nodig (met uitzondering van een

specifiek aantal punten), waardoor onderstaande cijfers automatisch een overschatting van de reële

situatie zullen zijn.

Tabel 4-10: Geluidsvermogenniveau per werffase

Werffase Belangrijkste werfmachines Geluidsvermogen

in dB(A)

A. Aanleg in open sleuf

Proefsleuven Kleine graafmachine en minibus 98.8

Openen werkstrook Minibus, graafmachine en tractors 106.5

Afgraven teelaarde Minibus en graafmachines 106.9

Aanleg zandbaan Minibus, vrachtwagens,

graafmachines en tractors 110.1

Verwijderd:

Page 106: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 106 van 127

Werffase Belangrijkste werfmachines Geluidsvermogen

in dB(A)

Plaatsen bemaling Minibus, graafmachine,

kettingsleufmachine en tractor 114.5

Ontvangst & uitrijden

buizen

Minibus, vrachtwagens en

graafmachine 107.7

Buigen Minibus, graafmachine en

buigmachine 101.9

Lassen in lijn

Minibus, graafmachine, lasposten,

Morookas, slijpmolens,

borstelmolens en stroomaggregaten

108.6

Verbindingsfase

Minibus, graafmachines, Morooka,

stroomaggregaat en

bemalingspompen

104.8

Bekleden

Minibus, Morookas,

stroomaggregaat, straalinstallatie en

tractor

112.8

Graven sleuf Minibus, graafmachine en

bemalingspompen 105.6

Neerlaten in sleuf Minibus, graafmachines, (sideboom)

en bemalingspompen 105.2

Kleine aanvulling &

kabel

Minibus, graafmachines,

bemalingspompen, trilplaat en

tractor

111.2

Grote aanvulling Minibus, graafmachines en

bemalingspompen 107.0

Plaatsherstel Minibus, graafmachines, tractors,

bulldozer en landbouwmachines 111.3

B. Horizontaal gestuurde boring

Horizontaal gestuurde

boring (HGB)

Minibus, stroomaggregaat en een

HGB installatie 108.0

Berekening van het specifiek geluid van de werffasen op diverse afstanden

Op basis van de berekende geluidsvermogenniveaus per werffase werd vervolgens met behulp van

een akoestisch overdrachtsmodel het uurgemiddeld specifiek geluid en het daggemiddeld specifiek

geluid van de werffasen berekend voor immissiepunten op een afstand van 50 m, 100 m, 200 m, 400

m en 800 m.

Het is belangrijk te vermelden dat deze geluidsvermogenniveaus slechts tijdelijk op een bepaalde

plaats aanwezig zullen zijn aangezien een werf voor de aanleg van een gasleiding voortdurend in

beweging is met een vooruitgang van ongeveer 600 m per dag. Dit betekent dat, met uitzondering

van de werffasen voor de horizontaal gestuurde boring, de impact van een werffase op één specifiek

punt beperkt zal blijven tot maximaal één dag. Vandaar dat bij de berekeningen van de impact van

een werffase een onderscheid wordt gemaakt tussen een werffase die zich op een gegeven moment

op een bepaalde afstand van een immissiepunt bevindt (uurgemiddelde) en de gemiddelde impact

op een immissiepunt voor een volledige dag (daggemiddelde).

Teneinde dit onderscheid te kunnen maken, werden er 2 verschillende overdrachtsberekeningen

uitgevoerd.

1. Voor het uurgemiddeld specifiek geluid van de werffasen ter hoogte van de verschillende

immissiepunten wordt elke werffase beschouwd als een lijnbron welke het gemiddeld

vermogen bevat, met een lengte gelijk aan de vooropgestelde lengte van de werffase, en

welke zich recht tegenover het immissiepunt bevindt.

Page 107: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 107 van 127

2. Ter bepaling van het daggemiddeld specifiek geluid van de werffasen ter hoogte van de

immissiepunten worden de werffasen beschouwd als lijnbronnen met een gemiddeld

vermogen en een lengte overeenkomstig met de werfvordering per dag, nl. 600m per dag.

Bijgevolg zal de geluidsimpact ter hoogte van een immissiepunt veroorzaakt door een werffase die

zich gedurende 1u op dezelfde locatie bevindt meer significant zijn dan de geluidsimpact van een

werf die zich gedurende 8u over 600 m verplaatst.

De geluidsoverdrachtberekeningen werden uitgevoerd volgens de norm ISO 9613-2 met behulp van

het computerprogramma ‘IMMI’ voor een vlak spectrum met 1/3 octaafbanden tussen 25Hz en

10kHz.

Verder werd er uitgegaan van de volgende veronderstellingen:

• Geen afscherming tussen bron en immissiepunten (worst case);

• Meewind van de werf naar het immissiepunt (worst case);

• Omgevingstemperatuur 10 °C en relatieve vochtigheid 70 %;

• Bodemfactor 1 (bodem 100 % absorberend en 0 % reflecterend);

• Bronhoogte 1 m;

• Hoogte immissiepunten 4 m (niveau eerste verdieping).

In onderstaande tabellen worden de geluidsdrukniveaus ter hoogte van de beschouwde

immissiepunten weergegeven.

Tabel 4-11: Uurgemiddeld geluidsdrukniveau per werffase thv de beschouwde immissiepunten.

Berekende Lp (uurgemiddeld) in dB(A) Werffase

50 m 100 m 200 m 400 m 800 m

A. Aanleg in een open

sleuf

Proefsleuven 51.8 44.7 37.2 29.3 20.6

Openen werkstrook 59.5 52.4 45.0 37.1 28.4

Afgraven teelaarde 59.9 52.8 45.3 37.4 28.8

Aanleg zandbaan 63.2 56.1 48.6 40.7 32.0

Plaatsen bemaling 67.6 60.5 53.0 45.1 36.4

Ontvangst & uitrijden

buizen 60.8 53.6 46.2 38.3 29.6

Buigen 55.0 47.8 40.4 32.5 23.8

Lassen in lijn 61.5 54.5 47.1 39.1 30.5

Verbindingsfase 57.8 50.7 43.2 35.3 26.7

Bekleden 65.8 58.7 51.3 43.4 34.7

Graven sleuf 58.7 51.5 44.1 36.2 27.5

Neerlaten in sleuf 57.7 51.0 43.6 35.7 27.1

Kleine aanvulling & kabel 64.3 57.2 49.7 41.8 33.1

Grote aanvulling 60.1 52.9 45.5 37.6 28.9

Plaatsherstel 63.9 57.1 49.8 41.9 33.2

B. Horizontaal gestuurde

boring

Horizontaal gestuurde

boring (HGB) 61.0 53.9 46.5 38.6 29.9

Tabel 4-12: Daggemiddeld geluidsdrukniveau per werffase thv de beschouwde immissiepunten.

Berekende Lp (daggemiddeld) in dB(A) Werffase

50 m 100 m 200 m 400 m 800 m

A. Aanleg in een open

sleuf

Page 108: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 108 van 127

Berekende Lp (daggemiddeld) in dB(A) Werffase

50 m 100 m 200 m 400 m 800 m

Proefsleuven 44.8 40.2 35.0 28.5 20.4

Openen werkstrook 52.5 48.0 42.7 36.2 28.2

Afgraven teelaarde 52.9 48.3 43.1 36.6 28.5

Aanleg zandbaan 56.2 51.6 46.4 39.9 31.8

Plaatsen bemaling 60.6 56.0 50.8 44.3 36.2

Ontvangst & uitrijden

buizen 53.7 49.2 43.9 37.5 29.4

Buigen 47.9 43.4 38.1 31.7 23.6

Lassen in lijn 54.6 50.1 44.8 38.3 30.2

Verbindingsfase 57.8 50.7 43.2 35.3 26.7

Bekleden 58.8 54.3 49.0 42.5 34.5

Graven sleuf 51.7 47.1 41.9 35.4 27.3

Neerlaten in sleuf 51.2 46.6 41.4 34.9 26.8

Kleine aanvulling & kabel 57.3 52.7 47.5 41.0 32.9

Grote aanvulling 53.1 48.5 43.3 36.8 28.7

Plaatsherstel 57.3 52.8 47.5 41.0 33.0

C. Horizontaal gestuurde

boring

Horizontaal gestuurde

boring (HGB) 61.0 53.9 46.5 38.6 29.9

Validatie op basis van immissiemetingen

De berekende geluidsvermogens voor de verschillende werffasen zijn gevalideerd aan de hand van

een vergelijkende studie tussen de geluidsdrukniveaus bepaald met behulp van het

overdrachtsmodel voor het immissiepunt op 100 m voor open sleuf, respectievelijk 63 m voor een

HGB boring, en de gemeten geluidsdrukniveaus bepaald door middel van continue

immissiemetingen te Boechout (open sleuf, werf …), respectievelijk te Outer (HGB boring, werf …),

en dit zowel voor het uurgemiddeld specifiek geluid als voor het daggemiddeld specifiek geluid.

Uit de vergelijking van de gemeten met de berekende geluidsdrukniveaus is gebleken dat er een

goede correlatie bestaat tussen de gemeten en de berekende geluidsdrukniveaus op de beschouwde

afstanden.

Op basis van deze vergelijking kan gesteld worden dat de berekende geluidsvermogenniveaus de

realiteit met voldoende nauwkeurigheid benaderen teneinde deze te gebruiken ter bepaling van de

geluidsimpact van een werf.

Evaluatie van de maximale impact

Bijkomend zijn er voor bepaalde werffasen periodes te verwachten waarvan het maximale

geluidsvermogenniveau hoger kan liggen dan de gemiddelde geluidsvermogenniveaus op uur- of

dagbasis zoals eerder weergegeven.

Dit is het geval voor:

1. Het lassen in lijn wanneer er 2 slijpschijven met borstelmachine gelijktijdig in werking zijn

(aanleg in open sleuf);

2. Het bekleden wanneer de straalinstallatie continu in werking is (aanleg in open sleuf).

In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de maximale geluidsvermogenniveaus en de

te verwachten geluidsdrukniveaus ter hoogte van de beschouwde immissiepunten op 50 m, 100 m,

200 m, 400 m en 800 m van de activiteit.

Het maximale geluidsvermogenniveau van de activiteiten tijdens het lassen in lijn en het bekleden is

vergelijkbaar. Bijgevolg zijn deze activiteiten niet apart opgenomen in de tabel.

Page 109: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 109 van 127

Tabel 4-13: Overzicht maximale niveaus

Berekende Lp, max in dB(A)

Activiteit

Maximale

Geluids-

vermogen-

niveau

in dB(A)

50 m 100 m 200 m 400 m 800 m

Intrillen damplanken 125(*)

78.0 70.9 63.5 55.6 46.9

Lassen in

lijn/bekleden 116 69.0 61.9 54.5 46.6 37.9

De geluidsdrukniveaus zijn uitgedrukt in dB(A) re. 20µPa

De geluidsvermogenniveaus zijn uitgedrukt in dB(A) re 10-12

W

(*) Dit is een indicatief cijfer dat in hoge mate kan variëren in functie van de ingezette machines en van de aard van de

ondergrond. Het specifiek geluid dat werd uitgerekend kan bijgevolg afwijken van de opgegeven waarden.

De maximale geluidsniveaus die gepaard gaan met deze activiteiten kunnen zich hoogstens

gedurende de periode van 1 dag voordoen ter hoogte van een bepaald punt en dan nog met

tussenpozen (geen continu geluid).

Impact op de mens (menshinderdagen) en de natuur (rustverstoring van de fauna)

Om de geluidsimpact van een werf voor de aanleg van een leiding op de mens en de natuur te

evalueren, worden er hindercriteria vastgelegd op basis van literatuurgegevens en expert

judgement.

Voor elke werffase zullen de berekende daggemiddelde geluidsdrukniveaus op de beschouwde

immissiepunten getoetst worden aan volgende criteria:

• Hindercriterium voor de mens: 45 dB(A);

• Hindercriteria voor de natuur8:

o Gevoelige fauna: 45dB(A)

o Zeer gevoelige fauna: 40 dB(A).

Teneinde de werfactiviteiten te kunnen vergelijken met de hindercriteria wordt er vooropgesteld dat

alle werffasen slechts 1 dag plaatsvinden ter hoogte van een bepaald punt, met uitzondering van de

horizontaal gestuurde boring.

Een horizontaal gestuurde boring van een gasleiding met een diameter DN400 – DN600 neemt

gemiddeld 4 weken in beslag.

In onderstaande tabellen wordt voor elke werffase en per immissiepunt het aantal dagen

weergegeven dat het gestelde hindercriterium wordt overschreden door het daggemiddeld specifiek

geluid.

Indien het oorspronkelijk omgevingsgeluid reeds hoger ligt dan het hindercriterium zal de hinder

voor de mens en de aanwezige fauna derhalve beduidend lager liggen dan het aantal dagen dat

aangegeven is in deze tabellen.

8 Uit de studie « Disturbance by traffic of breeding birds: evaluation of the effect and considerations in planning

and managing road corridors » van Reijnen, M J.S.M. & R.F.B. Foppen is gebleken 45 dB(A) een richtwaarde is

voor gevoelige broedvogels en dat 40 dB(A) ook dient te worden gehanteerd als mogelijke richtwaarde voor

zeer gevoelige broedvogels. Er dient dan evenwel te worden opgemerkt dat deze studie is uitgevoerd in het

kader van verkeerslawaai en dat er steeds bijzondere aandacht moet besteed worden aan het reeds aanwezige

oorspronkelijke omgevingsgeluid.

Page 110: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 110 van 127

Tabel 4-14: Overzicht van het aantal hinderdagen voor de mens en gevoelige fauna.

Aantal hinderdagen voor de mens en

gevoelige fauna Werffase RW

50 m 100 m 200 m 400 m 800 m

A. Aanleg in een open sleuf

Proefsleuven 45 0 0 0 0 0

Openen werkstrook 45 1 1 0 0 0

Afgraven teelaarde 45 1 1 0 0 0

Aanleg zandbaan 45 1 1 1 0 0

Plaatsen bemaling 45 1 1 1 0 0

Ontvangst & uitrijden

buizen 45 1 1 0 0 0

Buigen 45 1 0 0 0 0

Lassen in lijn 45 1 1 0 0 0

Verbindingsfase 45 1 1 0 0 0

Bekleden 45 1 1 1 0 0

Graven sleuf 45 1 1 0 0 0

Neerlaten in sleuf 45 1 1 0 0 0

Kleine aanvulling & kabel 45 1 1 1 0 0

Grote aanvulling 45 1 1 0 0 0

Plaatsherstel 45 1 1 1 0 0

Totaal 14 13 5 0 0

B. Horizontaal gestuurde

boring

Horizontaal gestuurde

boring 45 10 10 10 0 0

De aanleg van een leiding in een open sleuf geeft voor een bepaald punt 14 hinderdagen op 50 m; 13

hinderdagen op 100 m en 5 hinderdagen op 200 m. Voor afstanden groter dan 400 m wordt er geen

hinder voor de mens en gevoelige fauna verwacht.

Voor de aanleg van een HGB zijn er 10 hinderdagen tot op 200 m. Voor afstanden groter dan 400 m

wordt er geen hinder voor de mens en gevoelige fauna verwacht.

Voor de maximale geluidsdrukniveaus (discontinu geluid) geeft dit een overschrijding van het

hindercriterium tot op 800 m voor het intrillen van damplanken gedurende hoogstens 1 dag. De

maximale geluidsdrukniveaus die gepaard gaan met het lassen in lijn en vervolgens bekleden in lijn

kunnen, per activiteit, gedurende hooguit 1 dag een overschrijding van het hindercriterium

veroorzaken tot op 400 m.

Tabel 4-15: Overzicht van het aantal hinderdagen voor de zeer gevoelige fauna

Aantal hinderdagen voor de zeer gevoelige fauna Werffase RW

50 m 100 m 200 m 400 m 800 m

A. Aanleg in een open sleuf

Proefsleuven 40 1 0 0 0 0

Openen werkstrook 40 1 1 1 0 0

Afgraven teelaarde 40 1 1 1 0 0

Aanleg zandbaan 40 1 1 1 0 0

Plaatsen bemaling 40 1 1 1 1 0

Ontvangst & uitrijden buizen 40 1 1 1 0 0

Buigen 40 1 1 0 0 0

Lassen in lijn 40 1 1 1 0 0

Verbindingsfase 40 1 1 1 0 0

Bekleden 40 1 1 1 1 0

Page 111: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 111 van 127

Aantal hinderdagen voor de zeer gevoelige fauna Werffase RW

50 m 100 m 200 m 400 m 800 m

Graven sleuf 40 1 1 1 0 0

Neerlaten in sleuf 40 1 1 1 0 0

Kleine aanvulling & kabel 40 1 1 1 1 0

Grote aanvulling 40 1 1 1 0 0

Plaatsherstel 40 1 1 1 1 0

Totaal 15 14 13 4 0

B. Horizontaal gestuurde

boring

Horizontaal gestuurde boring 40 10 10 10 0 0

De aanleg van een leiding in een open sleuf geeft voor een bepaald punt 15 hinderdagen op 50 m; 14

hinderdagen op 100 m, 13 hinderdagen op 200 m en 5 hinderdagen op 400 m. Voor afstanden groter

dan 800 m wordt er geen hinder voor de zeer gevoelige fauna verwacht.

Voor de aanleg van een HGB zijn er 10 hinderdagen tot op 200 m. Voor afstanden groter dan 400 m

wordt er geen hinder voor de zeer gevoelige fauna verwacht.

Voor afstanden groter dan 100 m wordt er, gedurende de dagperiode, geen hinder voor de zeer

gevoelige fauna verwacht.

Voor de maximale geluidsdrukniveaus (discontinu geluid) geeft dit een overschrijding van het

hindercriterium tot op 800 m voor het intrillen van damplanken gedurende hoogstens 1 dag. De

maximale geluidsdrukniveaus die gepaard gaan met het lassen in lijn en vervolgens bekleden in lijn

kunnen, per activiteit, gedurende hooguit 1 dag een overschrijding van het hindercriterium

veroorzaken tot op 400 m.

4.6.3.5 Veiligheid

Er wordt aangeraden contact op te nemen met de Seveso-bedrijven en hen op de hoogte te brengen

van het voorgenomen project. Tevens kan aan de exploitanten informatie gevraagd worden over

mogelijke risico’s van de Seveso-inrichting voor de geplande leidingen.

4.6.4 Besluit

4.6.4.1 Conclusie

De geplande leidingen worden aangelegd in zones waar momenteel geen bebouwing op korte

afstand gelegen is, waardoor de hinder voor wonen en werken beperkt zal zijn.

Bij uitvoering van het project zal er tijdens de aanleg een tijdelijke negatieve invloed op de

recreatieve waarde van het gebied zijn. De aanwezigheid van de werf zal de landschapsbeleving voor

wandelaars, fietsers en recreanten tijdelijk verminderen. Na de werken is er echter geen invloed

meer van de aanwezigheid van de leidingen op de recreatieve waarde van het gebied.

Naar de omliggende woningen (en bedrijven) toe, kunnen de werken een tijdelijke geluidshinder

veroorzaken. In de nabije omgeving bevinden zich echter geen woningen, zodat deze hinder tot een

minimum beperkt wordt. De toegang tot de woningen (en bedrijven) blijft verzekerd.

Het verkeer kan tijdelijke hinder ondervinden door enerzijds de toename aan zwaar verkeer over

kleine wegen en anderzijds de onderbreking van enkele wegen. De belangrijkste toegangswegen tot

het veer van Kalle blijven zo lang mogelijk gevrijwaard.

Vanuit de discipline mens zijn er geen significante verschillen tussen beide mogelijke varianten voor

de werkzone van het intredepunt van de HGB.

Page 112: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 112 van 127

Voor de discipline Mens wordt geconcludeerd dat er geen aanzienlijke effecten verwacht worden

en dat een MER-onderzoek geen bijkomende informatie met betrekking tot de effectenanalyse zal

opleveren.

4.6.4.2 Milderende maatregelen

Vanuit de discipline mens worden geen milderende maatregelen voorgesnodig geacht

4.6.4.3 Aanbevelingen om het project milieuvriendelijker te maken

Wat betreft de delen van fietstroutes die niet meer toegankelijk zullen zijn tijdens de werken dient

eventueel tijdelijk een omleiding voorzien te worden.

In samenspraak met de lokale politiediensten dienen de werfroutes afgesproken te worden en

maatregelen voor de verkeersveiligheid van de zwakke weggebruiker ingevoerd te worden.

Page 113: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 113 van 127

5 Beschikbaarheid en actualiteit van de gegevens

In dit deel wordt er een woordje uitleg gegeven over de gegevens die gebruikt werden om dit

verzoek tot ontheffing op te stellen.

Er werd voor dit dossier m.b.t. verzoek tot ontheffing van de MER-plicht gebruik gemaakt van

bestaande en vrij beschikbare gegevens omdat er wordt verondersteld dat op basis van de

beschikbare gegevens een voldoende onderbouwd dossier kan worden opgesteld.

5.1 Informatie

5.1.1 Algemeen

Bij de beschrijving van de effecten is er van uitgegaan dat de ingrepen worden uitgevoerd zoals ze

werden beschreven. Indien bij uitvoering van de werken blijkt dat de actuele omstandigheden

andere ingrepen noodzaakt, dan dienen deze in de mate van het mogelijke, geen nadeliger

milieueffecten te veroorzaken dan de beschreven ingrepen.

5.1.2 Per discipline

• Voor de bespreking van de (avi-)faunistische gegevens werd voortgegaan op bestaande

inventarisaties, aangevuld met gegevens uit de literatuur. Het ligt voor de hand dat het

binnen het bestek van dit OHD niet mogelijk is om een volledige inventaris van de (avi)fauna

op te stellen.

• Hoewel de CAI enkele indicaties geeft van de archeologische potentie van het gebied, dient

de interpretatie hiervan met enige voorzichtigheid te gebeuren. Op basis van de inventaris

kunnen wel een aantal (potentiële) sites geïnventariseerd worden, maar deze mogen zeker

niet als definitieve inventaris worden beschouwd. Er mag immers geen misverstand bestaan

rond het gebruik van de CAI: de blanco zones mogen zeker niet opgevat worden als zones

waar geen archeologische sporen aanwezig zijn. Dergelijke zones vormen een leemte in de

kennis doordat er nooit eerder werd geprospecteerd of die ontoegankelijk zijn voor

veldkartering.

• De bepaling van de landbouwteelten die door de leidingen gekruist worden, is gebaseerd op

informatie van ALV (Agentschap Landbouw en Visserij) uit 2013. Gezien er een

teeltrotatiesysteem in de landbouw wordt toegepast, kunnen de actuele teelten verschillen

van deze die in dit OHD vermeld worden. Echter, gezien het zuidelijk GOG wordt aangeduid

als weidevogelgebied wordt niet verwacht dat de weilanden in de toekomst nog zouden

gescheurd worden. Daarnaast dient opgemerkt te worden dat niet alle landbouwpercelen

opgenomen zijn in deze kaart. De verkregen gegevens zijn bijgevolg een onderschatting van

de werkelijke situatie.

• De woningdichtheid binnen een bepaalde afstand van de geplande leidingen wordt bepaald

bij benadering, aangezien het niet mogelijk is het exacte aantal te bepalen op basis van

luchtfoto’s.

• Op het moment van de opmaak van dit OHD was het verkenningsrapport inzake archeologie

nog niet beschikbaar.

5.2 Voorspellings- en beoordelingsmethode

5.2.1 Algemeen

De beoordeling van de effecten is vaak de minst objectieve stap in het hele

effectbeoordelingsproces. Vele van de gebruikte methodes beschikken niet over objectieve

waardeschalen.

Page 114: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 114 van 127

5.2.2 Per discipline

• Een aantal effecten in de discipline Landschap, Bouwkundig erfgoed en Archeologie zijn

moeilijk meetbaar of voorspelbaar. Ook in het toekennen van criteria en het beoordelen

van effecten zit een mate van subjectiviteit. Vele van de gebruikte methoden beschikken

immers niet over objectieve waardeschalen.

• De werken zullen een impact hebben op de toegankelijkheid van sommige wegen, hetgeen

verkeersproblemen kan opleveren. De mate van verkeersdrukte en de invloed van

eventuele omleidingen op het verkeer kan echter niet op voorhand ingeschat worden.

• De voorspellingsmethodiek inzake geluidshinder is gebaseerd op eerdere ervaringen en

theoretische aannames.

• Er worden geen fundamentele leemten in de voorspellingsmethoden inzake fauna en flora

of de technische discipline bodem en water vastgesteld.

5.3 Besluit

Om bovengenoemde reden stellen we dat inzake de in dit verzoek tot ontheffing van de MER-plicht,

behandelde disciplines geen fundamenteel andere conclusies zullen worden getrokken dan

bovenstaande, wanneer zou overgegaan worden tot een gedetailleerder analyse van het project in

een MER-format.

In bijlage bevindt zich de literatuurlijst met een aanduiding van alle geraadpleegde werken en

bronnen van informatie.

Page 115: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 115 van 127

6 Maatschappelijke gevoeligheid van het project

De aanwezigheid van een leiding kan een subjectief gevoel van onbehagen oproepen bij de

omwonenden. We spreken hier van het NIMBY-effect (Not In My Back Yard of vertaald ‘niet in mijn

achtertuin’). Er kan aangenomen worden dat de kans op lekken in een gasleiding gering is. Tevens is

er weinig bewoning in de buurt van het traject.

De maatschappelijke gevoeligheid van dit project is gering.

Page 116: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 116 van 127

7 Eindconclusie

Het project bestaat uit het omleggen van een stikstof, zuurstof en waterstofleiding ter hoogte van de

aangelegde overstromingsgebieden te Kruibeke. Het noordelijk deel van het tracé wordt aangelegd

via een open sleuf in de daartoe voorziene zone binnen de recent aangelegde dijken van de

overstromingsgebieden. Het zuidelijk deel wordt aangelegd via een HGB waarbij het in- en

uittredepunt zich ter hoogte van de dijken bevinden en de strengzone wordt voorzien ter hoogte van

een verharde weg.

Bij de aanleg van leidingen bestaan er verschillende potentiële effecten die deze ingrepen met zich

kunnen meebrengen. De zuidelijke zone zal gekruist worden door middel van een horizontaal

gestuurde boring. Door de aanleg van de geplande leidingen in het noordelijk deel te voorzien in de

voorziene zone binnen de recent aangelegde dijken, worden de mogelijke te verwachten effecten in

grote mate beperkt.

In dit Ontheffingsdossier worden de milieueffecten in de relevante milieudisciplines ten gevolge van

de aanleg en werking van de geplande leidingen besproken.

Voor een uitgebreide bespreking van de mogelijke milieueffecten wordt verwezen naar hoofdstuk 4.

In onderstaande opsomming worden de belangrijkste effecten in de verschillende milieudisciplines

kort aangehaald.

• Bodem:

De leidingen kruisen zones die deels gevoelig zijn voor verdichting. Echter gezien de aanleg

in de dijk in het noordelijk deel en de aanleg via een HGB in het zuidelijke deel, worden

mogelijke effecten beperkt negatief tot verwaarloosbaar beoordeeld. De voorkomende

bodems zijn niet gevoelig voorprofielverstoring. Door de wijze waarop de werken worden

uitgevoerd, worden deze effecten beperkt gehouden. Het risico op de wijziging van de

bodemkwaliteit wordt als beperkt negatief beschouwd.

• Water:

Bij aanleg van de geplande leidingen wordt er globaal niet verwacht dat er bemaald zal

moeten worden. Slechts op een beperkt aantal punten dient een beperkte en tijdelijke

bemaling uitgevoerd te worden. De mogelijke wijziging van de grondwatertafel zal hierbij

grotendeels binnen de werkzone blijven. De te herlocaliseren leidingen in het noordelijk

deel worden aangelegd boven de ingekokerde waterlopen. In het zuidelijk deel worden de

twee gekruiste waterlopen onderboord. Er worden bijgevolg nergens effecten verwacht ten

opzichte van de structuurkwaliteit van de gekruiste waterlopen.

• Fauna en Flora:

De werkstrook omvat geen biologisch waardevolle vegetatie, waardoor er geen significante

effecten ten gevolge van rechtstreeks biotoopverlies te verwachten zijn. Tijdens de werken

treedt een tijdelijke rustverstoring op. Er wordt aanbevolen te werken buiten het

broedseizoen. Het gebruik van lichtbronnen dient zo veel als mogelijk beperkt te worden en

er wordt aanbevolen de lichtbronnen neerwaarts te richten en te doven tijdens de

nachtperiode indien mogelijk. Lokaal kan tijdelijke barrièrewerking optreden tijdens de

werkzaamheden o.a. tijdens de amfibiëentrek. Permanente versnippering door de

vernietiging van opgaande vegetatie wordt niet verwacht, gezien er geen opgaande

vegetatie dient verwijderd te worden (met uitzondering van 3 bomen).

• Landschap, Bouwkundig erfgoed en Archeologie:

Tijdens de werken zal de aanwezigheid van de werf en het verwijderen van de vegetatie het

landschapsbeeld wijzigen. Er dienen geen opgaande elementen verwijderd te worden, met

uitzondering van 3 bomen thv het uittredepunt van de HGB. Het risico op verstoren van

archeologische resten is zeer beperkt, gezien de leidingen in het noordelijk deel aangelegd

worden in de recent aangelegde dijken. In het zuidelijk deel wordt de leiding aangelegd via

Page 117: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 117 van 127

een HGB waardoor het te vergraven volume zeer beperkt is, waardoor ook hier de kans op

vergraving van archeologische relicten zeer beperkt wordt ingeschat.. Er zal geen

significante aantasting plaatsvinden van de landschappelijke en/of historische waarden van

deze zones.

• Mens:

De werken kunnen een tijdelijke geluidshinder veroorzaken, echter er is nauwelijks

bewoning in de omgeving van het project. Inzake verkeer, kan de aanvoer van materiaal

tijdelijk voor overlast zorgen op de kleinere wegen. Het fietsroutenetwerk zal op bepaalde

plaatsen ook tijdelijk onderbroken worden. Tijdens de werken blijft de toegang tot de

woningen en bedrijven verzekerd, wat de hinder zal beperken. Na de werken zijn er geen

effecten te verwachten ten gevolge van de aanwezigheid van de leiding naar de discipline

mens toe.

In geval van een calamiteit (lek/ breuk in de leiding) kan er een onveilige situatie ontstaan.

Gezien de beperkte kans op calamiteiten en het inachtnemen van de nodige

voorzorgsmaatregelen indien er zich toch een calamiteit voordoet, wordt het effect van de

permanente aanwezigheid van een leiding op de externe mensveiligheid als beperkt

negatief beschouwd.

Momenteel worden nog twee varianten voor de locatie van de werfzone ter hoogte van het

intredepunt van de HGB open gelaten. Vanuit milieuoogpunt kan gesteld worden dat beide varianten

haalbaar zijn. De mogelijke effecten van variant 2 zullen echter iets beperkter zijn, gezien hier niet

tijdelijk de waterloop dient gedempt te worden in vergelijking met variant 1.

Er wordt geconcludeerd dat de aanleg van de leidingen zoals voorgesteld in dit dossier geen

aanzienlijke milieueffecten met zich meebrengt. Het opstellen van een project-MER zal

redelijkerwijze geen nieuwe of bijkomende gegevens over aanzienlijke milieueffecten, andere dan

besproken in dit dossier m.b.t. verzoek tot ontheffing van de MER-plicht, opleveren. Het

voorgenomen project kan milieuvriendelijker worden indien de voorgestelde aanbevelingen in het

project opgenomen worden.

Page 118: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 118 van 127

8 Bronnen

Literatuur

• Aminal, Afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid. Richtlijnenboeken voor

het opstellen en beoordelen van milieueffectrapporten. September 1997.

• ANB, 2002, Brochure Regelgeving bij het ontbossen.

• Bervoets, L., Schneiders. A. & Wils, C. (1996), Onderzoek naar de

verspreiding en de typologie van ecologisch waardevolle waterlopen in

Vlaanderen.

• Decleer, K., 2007. Europeese beschermde natuur in Vlaanderen en het

Belgisch deel van de Noordzee. Habitattypen / Dier- en Plantensoorten.

Meldingen van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, INB.M.2007.01,

Brussel, 584pp.

• LNE, Afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid. Geactualiseerde

richtlijnenboeken voor het opstellen en beoordelen van

milieueffectrapporten. 2004.

• Antrop, M., Het landschap meervoudig bekeken, Monografieën Stichting

Leefmilieu, nr. 30, Kapellen, 1989.

• AROHM, 2001. Afdeling Monumenten en Landschappen, Vlaamse

landschapsatlas

• Bodemkaart van België en verklarende teksten, OC-GIS Vlaanderen

• Deblust, G.; Froment, A.; Kuyken, E.; Nef, L.; Verheyen, R.; 1985. Algemene

verklarende tekst Biologische Waarderingskaart van België. Ministerie van

Volksgezondheid en van het Gezin. Instituut voor Hygiëne en Epidemiologie.

Coördinatiecentrum van de Biologische Waarderingskaart.

• De Pue E., Laurysen L. & Stryckers P. - Milieuzakboekje. Kluwer

Rechtswetenschappen België, 2003.

• Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Ruimtelijk Structuurplan

Vlaanderen, integrale versie, 594 p.

• UIA (s.d.), Basisrichtlijnen per activiteitengroep: activiteitengroep ‘aanleg

van transportleidingen’, UIA departement biologie, onderzoeksgroep

natuurbeheer en ethologie, 45 p.

• Van Ranst, E & Sys, C., Eenduidige legende voor de digitale bodemkaart van

Vlaanderen, Universiteit Gent, laboratorium voor bodemkunde, 2000

• Van Vessem J. & Kuijken E., 1995. Overzicht van de voorgestelde speciale

beschermingszones in Vlaanderen voor het behoud van de vogelstand (EG-

richtlijn 79/409/EEG van 2 april 1979). Rapport Instituut voor

Natuurbehoud, Hasselt.

• Vectoriële versie van de BWK, versie 2, Instituut voor Natuur en

Bosonderzoek (INBO), AGIV, 2010.

• Vinçotte Environment, 2008, 60224726-002. Geluidsstudie met betrekking

tot de geluidsvermogenniveaus van de verschillende werffases bij aanleg

leidingen, 2de

tussentijdsverslag.

• Vinçotte Environment, 2009, 60224726-003. Geluidsstudie met betrekking

tot de geluidsvermogenniveaus van de verschillende werffases bij aanleg

leidingen, definitief verslag.

Page 119: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 119 van 127

Internet

Vlaamse Milieuadministratie

(departement LNE)

www.mina.be

www.milieubeleidsplan.be

www.lne.be

Dienst Mer www.mervlaanderen.be

Databank Ondergrond Vlaanderen http:\\dov.vlaanderen.be

Administratie Ruimtelijke Ordening www.Ruimtelijkeordening.be

Instituut voor natuur en bosonderzoek www.Inbo.be

Vlaamse Milieumaatschappij www.vmm.be

Agentschap geografische informatie

Vlaanderen

www.agiv.be

www.geopunt.be

De inventaris van het bouwkundig erfgoed http://www.inventaris.vioe.be/dibe

Page 120: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 120 van 127

9 Bijlagen

Page 121: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 121 van 127

Bijlage 1 Dwarsdoorsneden dijk

Ter info: de aanduiding van de dwarsdoorsneden is op de overzichtsplannen terug te vinden in de

circels.

Page 122: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 122 van 127

Bijlage 2 Veiligheidsfiches stikstof-, waterstof- en zuurstofgas

Page 123: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 123 van 127

Bijlage 3 Passende Beoordeling

Page 124: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 124 van 127

Bijlage 4 GRUP GOG met Natuurvewevingsgebied Kruibeke –

Bazel – Rupelmonde

Page 125: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 125 van 127

Bijlage 5 Kaartenbundel

Kaart 1a: Ruime situering

Kaart 1b: Microsituering

Kaart 2: Uittreksel uit het gewestplan

Kaart 3: Bodem

Kaart 4: Water

Kaart 5: Fauna en Flora

Kaart 7: Landschap, Bouwkundig erfgoed en Archeologie

Kaart 8: Mens

Page 126: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 126 van 127

Page 127: AANLEG VAN LEIDINGEN VAN AIR LIQUIDE · 2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 6 van 127 Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu De niet-levende

2286093004 - herlocalisatie van Air Liquide-leidingen te Kruibeke – rev1 pagina 127 van 127

Bijlage 6 Aanduiding van de ligging van de huidige

leidingen