aandachtig luisteren - Amazon Web Services...Dat is wat het luisteren naar een vertelling tot een...

28
verhalen vertellen 1 aandachtig luisteren

Transcript of aandachtig luisteren - Amazon Web Services...Dat is wat het luisteren naar een vertelling tot een...

Page 1: aandachtig luisteren - Amazon Web Services...Dat is wat het luisteren naar een vertelling tot een plezier maakt waar je tegelijkertijd ook nog wat van kunt leren.Kortom,met vertellen

v e r h a l e n v e r t e l l e n

1

aandachtig luisteren

Page 2: aandachtig luisteren - Amazon Web Services...Dat is wat het luisteren naar een vertelling tot een plezier maakt waar je tegelijkertijd ook nog wat van kunt leren.Kortom,met vertellen

v e r h a l e n v e r t e l l e n v e r h a l e n v e r t e l l e n

Inhoud

Voorwoord 3

1 De kracht van een vertelling 4

2 Verhalen in soorten en maten 8

3 Goede verhalen, goede vertellers 14

4 Verhalen vertellen met een doel 24

5 Twaalf stappen naar een goede vertelling 32

6 Rond de vertelling 46

7 Tot slot 55

Kijklijst vertellen (bijlage) 54

Gebruik je zintuigen (bijlage) 55

Bij de 2e druk.

Het boekje Verhalen vertellen voorziet al jaren in een behoefte bij zowel studenten als het werk-

veld. In deze 2e druk zijn inhoudelijk dan ook geen wijzigingen doorgevoerd, alleen de opmaak is

aangepast.

Zwolle, 2005

VOORWOORD

Je kunt mij nog meer vertellen!

Kinderen kijken dagelijks uren televisie, spelen computerspelletjes met

geluid en prachtige bewegende beelden en raadplegen internet voor plaat-

jes. Onze cultuur is een beeldcultuur. Kinderen moeten bewegen en actief

zijn. En wat doe je in zo’n tijd met het gesproken woord waar kinderen wel

een half uur lang bij stil moeten zitten? Is er nog plaats voor een vertelling?

Als je wel eens hebt gezien hoe kinderen vol overgave en aandacht kunnen

luisteren naar een goed verteld verhaal, weet je dat een vertelling kinderen

erg aanspreken. Soms kunnen ze een vertelling veel later nog in geuren en

kleuren navertellen. In huizen, scholen en kerken wordt dan ook veel verteld.

Door opa’s en oma’s, vaders en moeders, oudere broers en zussen, juffen en

meesters, door medewerkers van de kinderdienst en zondagschool en van

evangelisatie- en kinderclubs. Het is zelfs heel trendy om als volwassenen

een beroeps-verteller uit te nodigen op je feest. Kortom, vertellen is in!

Dit boekje gaat over vertellen: wat is een goed verhaal en een goed verteller,

wat maakt een verhaal tot een goed verhaal, wat zijn geschikte onderwerpen,

hoe bereid je een vertelling voor en hoe vertel je het op een pakkende

manier. Deze en andere onderwerpen rond vertellen worden vanuit de

praktijk besproken en geïllustreerd met verschillende voorbeelden, handige

kijklijsten en tal van tips.

Het boekje is bestemd voor al die mensen die weten dat vertellen een heel

persoonlijk en aantrekkelijke vorm is om kinderen wijzer te maken, te boeien

en te vermaken en die zich verder willen bekwamen in de vertelkunst.

Omdat ik met name vertellen van verhalen uit de bijbel van belang vind in

opvoeding en onderwijs, besteed ik daar nadrukkelijk aandacht aan.

Rolf Robbe

Dalfsen, januari 2000

32

Page 3: aandachtig luisteren - Amazon Web Services...Dat is wat het luisteren naar een vertelling tot een plezier maakt waar je tegelijkertijd ook nog wat van kunt leren.Kortom,met vertellen

v e r h a l e n v e r t e l l e n D e k r a c h t v a n e e n v e r t e l l i n g

De kracht van

een vertelling

Verhalen vertellen we allemaal en overal. En iedereen herinnert zich nog

wel een verhaal van vroeger. Wat is de kracht van het vertelde verhaal?

In dit hoofdstuk stippen we een paar aspecten daarvan aan.

Persoonlijk contact

Een boek lezen of een verhaal horen: dat maakt nogal verschil. Een boek

is een medium dat inschuift tussen de verteller en de lezer. Daardoor is er

alleen maar indirect contact: je ziet of hoort de schrijver niet in levende

lijve. Bij vertellen is er geen medium; er is rechtstreeks contact tussen de

verteller en het publiek. Dat is een groot voordeel en het onderscheidt

vertellen van bijvoorbeeld het bekijken van een televisieprogramma of

film en het aanhoren van een hoorspel.

De verteller kan haar verhaal daarom beter afstemmen op degenen die

ernaar luisteren: zij kiest de woorden die afgestemd zijn op de kinderen

die voor haar zitten, selecteert de inhoud en bepaalt de lengte zo dat die

past bij het publiek, of dat nou een hele klas is of een tweetal kinderen.

Tijdens het vertellen is er oogcontact en zien en horen kinderen hoe de

verteller op haar eigen unieke manier het verhaal vormgeeft in taal. De

verteller ziet aan de wijze waarop kinderen reageren of en hoe het ver-

haal overkomt. Zo nodig past zij haar verhaal aan, maakt het korter, min-

der spannend. Ook haar optreden kan ze aanpassen, bijvoorbeeld harder

gaan praten of langzamer. De kinderen kunnen zelf ter plekke reageren

door hun gezichtsuitdrukking en lichaamshouding, door uitroepen of

vragen, al naar gelang het past in de situatie. Als je als moeder voor je

kinderen vertelt, vind je het meestal leuk als zij het verhaal onderbreken

met hun enthousiasme. Maar als dat in een klas gebeurt, wordt het wat

lastiger en zul je dat wellicht minder uitlokken.

54

1Een vader die zijn kinderen een verhaaltje vertelt voor het slapen gaan, de moeder

die ‘s avonds haar kind vertelt over haar oma, de meester die een spannend

verhaal over het turfschip van Breda vertelt, de juf die zo goed kan weergeven

wat Samuel meemaakt bij de tempel, het verhaal waar de hele klas bulderend

van het lachen niet over uitgesproken raakt, dat zielige verhaal over het meisje

met de zwavelstokken.

aandachtig luisteren

Page 4: aandachtig luisteren - Amazon Web Services...Dat is wat het luisteren naar een vertelling tot een plezier maakt waar je tegelijkertijd ook nog wat van kunt leren.Kortom,met vertellen

v e r h a l e n v e r t e l l e n D e k r a c h t v a n e e n v e r t e l l i n g

Door het persoonlijk contact is ieder verteld verhaal een stukje maatwerk:

het past precies bij het publiek waar het voor verteld wordt. Als je er als

verteller in slaagt authentiek te zijn in je manier van vertellen, is er sprake

van echt contact. Dat lukt alleen als je achter je verhaal staat, het ook

echt wil overbrengen op de kinderen en in voortdurend contact met de

kinderen het verhaal weergeeft en doorgeeft. Dat persoonlijk contact

is er ook tussen de luisteraars onderling. Als je samen naar een verhaal

luistert en getuige bent van zo’n uniek gebeurtenis, schept dat een band.

Samen lachen, samen huilen, samen genieten van een spannend verhaal

met een goede afloop: dat brengt mensen bij elkaar. Het is een gedeelde

ervaring die stof oplevert voor gesprekken, die zorgt voor blikken van

begrip en herkenning, kortom voor saamhorigheidsgevoel.

Dynamisch

‘Er was er eens …’ Ieder weet dat sprookjes zo beginnen en vaak eindigen

met ‘… en ze leefden nog lang en gelukkig.’ Een sprookje is van origine

een gesproken verhaalvorm. Later werden overgeleverde sprookjes

opgeschreven en werden er ook nieuwe sprookjes bedacht. Maar eigen-

lijk is dat vreemd. Het karakter van een mondeling of schriftelijk door-

gegeven verhaal verschilt nogal. Schrijftaal is van een andere aard dan

gesproken taal en dat hoor en zie je in de woordkeus, de formuleringen

en de opbouw van het verhaal. Een gesproken verhaal is en klinkt telkens

anders. Daarom zijn er van sommige sprookjes ook verschillende versies

in omloop. Een geschreven verhaal is constant van vorm en inhoud en

steeds identiek herhaalbaar door het voor te lezen of zelf te lezen.

Geschreven verhalen zijn dus statisch, meer dan gesproken verhalen

die een veel dynamischer karakter hebben. Elke keer als je een verhaal

vertelt, verschilt het van de vorige en van de volgende keer. De ene ver-

teller geeft dezelfde inhoud heel anders door dan een ander: legt andere

accenten in de inhoud, gebruikt andere woorden en zinnen, wijzigt wel-

licht de opbouw en is in haar optreden een unieke persoon. En ook het

publiek varieert in samenstelling, stemming en verschijning. En dat is

tegelijk de charme en de kracht van de vertelde verhalen. Elke keer als

een verhaal wordt verteld, is dat een unieke, niet herhaalbare gebeurtenis.

Daarvan getuige te zijn is het spannende aan vertellingen.

Plezier

Het persoonlijke contact en het eenmalige van een vertelling maken dat

vertellen een heel eigen kracht heeft waardoor het de eeuwen trotseert.

En beelden? Die zijn er genoeg. Tenminste als de verteller erin slaagt

goed onder woorden te brengen wat de personen in het verhaal zien,

horen, denken, voelen of ruiken. Als dat lukt, kun je als luisteraar helemaal

opgaan in die opgeroepen verhaalwereld en er voluit van genieten met

de verteller en de andere luisteraars. Dat is wat het luisteren naar een

vertelling tot een plezier maakt waar je tegelijkertijd ook nog wat van kunt

leren. Kortom, met vertellen combineer je het nuttige met het aangename.

76

Page 5: aandachtig luisteren - Amazon Web Services...Dat is wat het luisteren naar een vertelling tot een plezier maakt waar je tegelijkertijd ook nog wat van kunt leren.Kortom,met vertellen

v e r h a l e n v e r t e l l e n V e r h a l e n i n s o o r t e n e n m a t e n

Verhalen in

soorten en maten

Die maken dan kennis met meerdere inhouden en met verschillende

vertelwijzen en verhaalstructuren. Uit welke soorten verhalen kun je

kiezen? Daarover gaat dit hoofdstuk. Je kunt verhalen indelen op basis

van inhoud, doelstelling, structuur, typen of hoofdpersonen. Maar vaak

lopen die criteria door elkaar heen. Zo is het ook bij de volgende indeling.

Bijbelverhalen

Dit genre behoeft weinig toelichting: verhalen die hun stof ontlenen aan

de bijbel. Door hun specifieke doel onderscheiden ze zich van de overige

genres. Je vertelt ze om de kinderen bekend te maken met de grote daden

van God en zijn onbegrijpelijk grote liefde voor zijn schepping. Het is een

groot voorrecht dat je kinderen deze verhalen mag vertellen en daarom

alle moeite waard er het beste van te maken. Toch is dit een lastig genre.

Christelijke kinderen horen deze verhalen dagelijks thuis en op school.

Daardoor zijn ze in de loop van de tijd soms vrij bekend geworden, ook

al staan ze qua inhoud, tijd en omstandigheden ver bij hen vandaan. Een

gevaar is dat deze verhalen door het frequent vertellen slijten: kinderen

hebben ze alle meerdere keren gehoord en kunnen het niet meer opbren-

gen er -weer- naar te gaan luisteren. Maar het is tegelijkertijd opvallend

dat je vrijwel nooit een kind op de basisschool zult tegengekomen dat

een hekel heeft aan bijbelverhalen. Als ze al afhaken, ligt dat vaker aan

de verteller dan aan het verhaal. Zelfs niet-christelijke kinderen blijken

op de een of andere manier bijbelverhalen boeiend te vinden. Kinderen

leggen daarbij nauwelijks de relatie met het gewone leven. Als er bij-

voorbeeld in een bijbelverhaal een volk verhuist, zullen maar weinigen

verband leggen met volken die dat doen in onze tijd. De bijbelwereld is

een andere wereld, een wereld apart. Daardoor kunnen bijbelverhalen

98

Een spannend verhaal over een inbraak, een gevoelig verhaal over een kind dat

moet verhuizen, ingrijpende verhalen over de oorlog of heel gewone over het

leven in en rond het huis: je kunt eigenlijk overal over vertellen. Het is goed om

af te wisselen in de soorten verhalen die je vertelt. Voor jezelf maar zeker ook

voor de kinderen.

verhalenvertellen

2

Page 6: aandachtig luisteren - Amazon Web Services...Dat is wat het luisteren naar een vertelling tot een plezier maakt waar je tegelijkertijd ook nog wat van kunt leren.Kortom,met vertellen

v e r h a l e n v e r t e l l e n V e r h a l e n i n s o o r t e n e n m a t e n

een zo eigen leven gaan leiden dat ze geen invloed hebben op het leven

van de kinderen.

Daarmee in verband staat het risico dat de inhoud zo vanzelfsprekend

dreigt te worden, dat de vertellers ervan uitgaan dat het gewoon is voor

kinderen dat volken verhuizen, koningen worden afgezet en mensen

gedood. Op dat punt dien je als verteller voortdurend alert te zijn. Ook

het feit dat je de verhalen jaar in jaar uit moet vertellen maakt de kans

groot dat je steeds op dezelfde manier vertelt en jezelf niet de gelegen-

heid geeft nieuwe vertelvormen uit te proberen.We komen hier nog op

terug in andere hoofdstukken.

Verhalen uit de vaderlandse

geschiedenis of kerkgeschiedenis

In deze verhalen gaat het erom dat je Gods leiding laat zien in de geschie-

denis van land en kerk. De inhoud van deze verhalen is daarmee sterk

gekleurd door je eigen interpretatie van de geschiedenis. Je zou deze

verhalen immers evengoed kunnen vertellen om er cultuur mee over te

dragen, om zaken in het heden te verklaren vanuit het verleden of omdat

ze vaak zo spannend zijn. Natuurlijk zijn dat ook redenen om te vertellen

over de geschiedenis van kerk en volk, maar voor een christen niet de

hoofdzaak. Als je gelooft dat Christus de geschiedenis beheerst, blijkt dat

uit het doel waarmee en de wijze waarop je erover vertelt. Niet als een

onontkoombare keten van oorzaak en gevolg, maar als een rode draad

van Gods leiding.

Verhalen over het verleden van de eigen kerk, buurt en stad zijn voor veel

kinderen van een jaar of negen al interessant. Meer algemene geschiede-

nis over het eigen vaderland is nog te ver van het bed van deze kinderen

en daarom vooral meer geschikt voor kinderen van 10 jaar en ouder.

Daarbij zijn sommige kerkelijke en politieke kwesties overigens zo inge-

wikkeld en abstract dat ze zelfs voor sommige volwassenen nog te moei-

lijk zijn, laat staan voor kinderen tot twaalf jaar. Zorgvuldige selectie is

dus raadzaam; belangrijk is dat kinderen geïnteresseerd raken in het wel

en wee van land en kerk. Die interesse bereik je vooral door spannende

verhalen te vertellen over mensen uit die tijd zonder dat je in de eerste

plaats al te ingewikkelde zaken uit de doeken wilt doen. Die complexe

kwesties kunnen vanuit de ontstane belangstelling wellicht later wel eens

aan bod komen.

Verhalen die je zelf kunt meemaken

Je roept een realistische werkelijkheid op zoals dat werkelijk zou kunnen

bestaan met ‘echte’ mensen. In boeken zie je dit bijvoorbeeld in Jip en

Janneke (Annie M.G.Schmidt) en in de boeken over de Kameleon (H.de Roos).

Overigens is er in die laatste serie ook nog sprake van een geïdealiseerde

werkelijkheid waarbinnen min of meer ‘echte’mensen allerlei dingen beleven.

Kinderen kunnen zich goed in deze verhalen verplaatsen: ze vinden ze

spannend en onderhoudend en ze kunnen er als het ware zelf een rol in

spelen. De omgeving, de personen en ook de gebeurtenissen zijn voor

hen heel herkenbaar, soms zelfs vertrouwd. Dat verklaart voor een groot

deel de populariteit van dergelijke boeken. Het geeft je ook een idee van

hoe dergelijke verhalen vallen als je ze vertelt.

Verhalen uit andere tijden en landen

Dit zijn verhalen die zich niet in het hier en nu maar ‘daar’ en ‘toen’ afspelen.

Je kunt hierbij denken aan verhalen over ridders, zeerovers, cowboys en

indianen, verhalen uit andere culturen over bijvoorbeeld eskimo’s of

bergbewoners en zendingsverhalen (vergelijk een boek als Wambo de

jonge Papoea van Piet Prins).

Bij dit genre horen ook alle vaderlandse geschiedenis verhalen. Die vertel

je doorgaans met nog extra bedoelingen dat je kinderen iets wilt mee-

geven van de wijze waarop dit land is geworden wat het is, de cultuur,

de mensen, de status en rol van ons land in de wereld en de wijze van

besturen, maar uiteindelijk blijven het voor kinderen verhalen uit andere

tijden. En in zekere zin vallen ook bijbelse geschiedenis verhalen onder

dit genre. Omdat het doel en de status van dit soort verhalen sterk af-

wijken van de overige verhalen in dit genre, hebben we die als aparte

categorie besproken. Vooral jongere kinderen hebben er problemen mee

om zich goed in verhalen uit andere tijden en landen te verplaatsen. Zij

leven nog teveel in eigen huis, tuin en keuken en de directe omgeving

daaromheen. Hoe ouder de kinderen, hoe meer ze geïnteresseerd raken

in andere tijden en plaatsen, andere mensen en gewoonten.

1110

Page 7: aandachtig luisteren - Amazon Web Services...Dat is wat het luisteren naar een vertelling tot een plezier maakt waar je tegelijkertijd ook nog wat van kunt leren.Kortom,met vertellen

v e r h a l e n v e r t e l l e n V e r h a l e n i n s o o r t e n e n m a t e n

Fantasieverhalen

Fantasieverhalen zijn niet alleen ontsproten aan de fantasie van de schrijver

of verteller, maar beschrijven ook een gefantaseerde werkelijkheid die

we niet in onze mensenwereld zo tegenkomen. Sprekende dieren zijn er

net zo gewoon als tijdmachines, toekomstvoorspellers en spoken. Je komt

er terecht in de diepste diepzee met verdronken steden en vreemdsoortige

onderwaterbewoners of je reist rond door het heelal en belandt op een

onbekende planeet met vreemdsoortige bewoners. Alles kan, niets is

onmogelijk.

De verteller kan zelf fantasieverhalen verzinnen, andere bestaan al zoals

legenden of sprookjes. Sprookjes zijn fantasieverhalen met heel eigen

elementen en personages. Tussen ‘Er was eens … ‘tot ‘Ze leefden nog lang

en gelukkig’ komen we sprekende dieren, kollen, feeën en heksen tegen.

Er zijn ook fantasieverhalen van een aparte soort door de ingrediënten

zoals bij science fiction verhalen. Zo fantaseren science fictionverhalen

een werkelijkheid die nu nog niet maar misschien straks (over tien of

duizend jaar) werkelijkheid zou kunnen worden. Vaak speelt ruimtevaart

er een grote rol in en er wordt er veel verwacht van de mogelijkheden

van de technische wetenschap wat zich manifesteert in allerlei naar ons

idee onmogelijke machines, robots, voertuigen en andere futuristische

zaken.

Op het eerste gezicht staan deze verhalen ver af van kinderen: ze spelen

zich af in een vreemde werkelijkheid, vaak met niet realistische personages

en wezens en soms zelfs in een andere tijd. Dat zijn zaken die afstand

schappen. Toch zijn bijvoorbeeld sprookjes heel populair, terwijl dat van

oorsprong ook nog verhalen voor volwassenen zijn. Waarschijnlijk is die

populariteit te danken aan de herkenbare keuzen tussen goed en kwaad,

de goede afloop en het feit dat vaak kinderen er een (hoofd)rol in spelen.

Bovendien houden jonge kinderen van fantaseren en is de grens tussen

wat kan en wat niet kan nog niet zo scherp. Je kunt immers ook rustig

met poppen praten?

Science fiction verhalen blijken slechts bij een klein deel van alleen de

oudere kinderen te kunnen rekenen op een goed onthaal, de overige

fantasieverhalen spreken de meeste kinderen wel aan.

Dierenverhalen

In dierenverhalen spelen al of niet sprekende dieren een hoofdrol. De

verhalen kunnen een realistische dierenbestaan beschrijven zoals dat in

werkelijkheid is. Die verhalen dienen er vooral voor om een goed beeld

te geven van de manier waarop dieren leven in hun omgeving. In som-

mige dierenverhalen krijgen dieren meer menselijke trekjes: ze kunnen

denken en met elkaar spreken. Iets minder volgens de realiteit dus, maar

daarom niet minder aantrekkelijk.

Fabels horen ook thuis in dit genre. Daarin spelen dieren een dominante

rol en bovendien zit er een les in elk verhaal, een moraal in de trant van:

wie niet sterk is moet slim zijn, zoals in de verhalen over de vos of Broer

Konijn. Sommige dieren krijgen in fabels een min of meer vaste rol toe-

gedicht: de domme beer, de slimme vos, de sterke leeuw en de wijze uil.

Soms denken volwassenen dat sprekende dieren voor kinderen vreemd

lijken en niet echt herkenbaar zijn. Toch heeft de dierenwereld wel hun

liefde. Jonge kinderen houden vooral van huisdieren en inheemse dieren

en voor oudere kinderen komen ook olifanten, leeuwen en tijgers en andere

exotische dieren in beeld.

Een goed verteld dierenverhaal kan kinderen dan ook sterk boeien, helemaal

als de dieren ook herkenbare menselijke trekjes blijken te hebben: ruzie,

liefde, verdriet en toegewijde ouders.

Als dierenverhalen fungeren als een symbool, een parabel, moet je er

rekening mee houden dat niet alle kinderen die herduiding van de werke-

lijkheid kunnen vatten en de relatie kunnen leggen met het werkelijke

(eigen) leven. In het algemeen zijn deze verhalen vooral geschikt voor

oudere kinderen; die kunnen de moraal ook echt vatten. Maar voor vol-

wassenen maakt de diepere laag het vertellen van dergelijke verhalen

extra aantrekkelijk.

1312

Page 8: aandachtig luisteren - Amazon Web Services...Dat is wat het luisteren naar een vertelling tot een plezier maakt waar je tegelijkertijd ook nog wat van kunt leren.Kortom,met vertellen

v e r h a l e n v e r t e l l e n G o e d e v e r h a l e n , g o e d e v e r t e l l e r s

Goede verhalen,

goede vertellers

Vertellen is een krachtige werkvorm om allerlei doelen mee te bereiken.

Maar wat maakt een verhaal tot een goed verhaal en wanneer is iemand

een goed verteller? In dit hoofdstuk benoemen we een aantal elementen

die een verhaal tot een succes maken en gaan we na wat een goede

verteller in huis moet hebben.

Verhaal

Het ene verhaal is het andere niet. Naar sommige verhalen luisteren kinderen

ademloos, terwijl ze bij andere ongeïnteresseerd uit het raam kijken. Welke

elementen zijn onmisbaar in een succesvol verhaal? We noemen er drie.

Identificatie

‘Dat ben ikzelf.’

‘Was ik dat maar.’

Als een kind naar een verhaal luistert, probeert het zichzelf in een van de

personen in het verhaal te verplaatsen. Dat noemen we identificatie. De

luisteraar dicht zichzelf eigenlijk een rol toe in het verhaal. En een goed

verhaal biedt dan ook ruime gelegenheid voor identificatie. Hoe meer

mogelijkheden voor identificatie, hoe meer kinderen zich in een verhaal

kunnen inleven en hoe meer het verhaal aanslaat. Identificatie draait om

de volgende vragen:

• kan ik zelf iemand in het verhaal zijn,

• herken ik iets of iemand uit het verhaal,

• kan ik zelf zoiets meemaken.

1514

Luisteren naar een goed verteld verhaal is een unieke en indrukwekkende

gebeurtenis. Met de verteller en de andere luisteraars beleef je het allemaal mee:

de spanning, de gevoelens van verdriet, boosheid en opluchting als het allemaal

goed afloopt. Jaren later kun je het je soms nog herinneren, zie je de vertelster

weer voor je, hoor je haar stem en weet je zelfs sommige zinnen nog letterlijk

terug te roepen.

lichaamshouding

let op je

3

Page 9: aandachtig luisteren - Amazon Web Services...Dat is wat het luisteren naar een vertelling tot een plezier maakt waar je tegelijkertijd ook nog wat van kunt leren.Kortom,met vertellen

G o e d e v e r h a l e n , g o e d e v e r t e l l e r s

haar eigen beelden bij het verhaal, beelden met kleur, geluid en geur.

Zij fantaseert verder op basis van de beelden die overgedragen worden,

voegt er dingen aan toe, denkt er geluiden, geuren en kleuren bij.

Een goed verhaal doet een beroep op de verbeelding van de kinderen.

Zo’n verhaal roept door het taalgebruik en door het optreden van de

verteller beelden op van de werkelijkheid in het verhaal, van concrete

personen, van plaatsen en omstandigheden, de sfeer. De kunst is om die

verbeelde werkelijkheid zo op te roepen dat kinderen het herkennen,

zich er een goed beeld bij kunnen vormen en zich in de werkelijkheid

van het verhaal kunnen verplaatsen. Daardoor kunnen ze het verhaal

beter volgen: o ja, zo liepen ze toen, zo zag het huis eruit, zo klonk de

stem van die man. Maar ook zorgen goede beelden voor herkenning en

mogelijkheden van identificatie.

Aanspreken op niveau en interesse

Het ene verhaal is een succes voor groep 1 maar slaat in groep 4 absoluut

niet aan. En een verhaal dat het goed doet voor het ene kind, kan voor

een ander kind van dezelfde leeftijd volstrekt oninteressant zijn. Verhalen

moeten passen bij de kinderen waar je voor vertelt, bij hun ontwikkeling

en interesses: wat willen deze kinderen weten, wat kunnen ze aan, wat

vinden ze spannend en wat speelt er in hun eigen leven. Je zou dat

adaptief vertellen kunnen noemen.

Aanspreken op niveau betekent dus aansluiten bij de ontwikkeling.

Eigenlijk zou je dat dus per kind of per specifieke groep moeten bekijken.

Dat is dan ook het belangrijkste: een verhaal wordt pas een succes als die

is afgestemd op de luisteraars van dat moment.

Maar ook in het algemeen kunnen we er wel wat van zeggen. Als je een

verhaal kiest voor een groep, houdt dan rekening met de volgende zaken.

Kinderen tot een jaar of zes (groep 1 en 2) leven in het hier en nu. De omgeving

is dus vooral hun eigen huis, de straat, een winkel, enz. De personen zijn

bekende mensen: vader, moeder, familieleden, buren en kinderen. En de

handelingen in het verhaal zijn heel alledaags. De opbouw van het verhaal

is rechtlijnig en chronologisch.

17

v e r h a l e n v e r t e l l e n

Maximale identificatie vindt plaats als aan deze drie criteria volledig is

voldaan. In het verhaal moeten dus situaties, personen en gebeurtenissen

voorkomen waarmee het kind zich zo kan identificeren. Dat kan onder

meer op de volgende manieren:

Iemand in het verhaal presteert iets geweldigs: hij of zij lost een misdaad op,

wint een gevecht, is de held van klas of de buurt.

Iemand uit het verhaal heeft dezelfde gevoelens en ervaringen als de luiste-

raar. Is bijvoorbeeld ook bang voor spinnen, wordt ook geplaagd door klas-

genoten, is ook pas verhuisd, heeft thuis ook een speelgoedtrein.

In het verhaal is een probleem dat de luisteraar kan meehelpen oplossen.

Er is een kat weg, een tas gestolen, een winkeltje dat moet worden ingericht.

Er gebeurt in het verhaal iets dat voor de luisteraar onbekend is en hij of

zij vraagt zich af hoe dat zal aflopen: het vliegtuig landt in een ver land,

er komt een nieuw meisje in de klas, een jongen kruipt in het ruim van

een schip en reist mee als verstekeling.

Op welke manier een kind zich identificeert met een persoon of situatie

uit het verhaal verschilt per kind en per verhaal.

Een lichtere vorm van identificatie is herkenning: een verhaal gaat over

een situatie waarin jezelf zit of zat, een plaats waar jij ook wel eens was,

problemen waarmee jij te maken had of hebt of een reis die jij ook eens

maakte.

Identificatie en herkenning zorgen voor een relatie tussen kind en verhaal:

je hebt er iets mee. Een verhaal zonder identificatiemogelijkheden zegt

je weinig en waarschijnlijk wordt de vertelling geen succes.

Verbeelding

Als je vertelt, geef je beelden door die in jouw hoofd zitten. Je vertaalt

die beelden in woorden en tijdens het vertellen komen ze in de hoofden

van je luisteraars terecht. Met die woorden creëert elke luisteraar weer

16

Page 10: aandachtig luisteren - Amazon Web Services...Dat is wat het luisteren naar een vertelling tot een plezier maakt waar je tegelijkertijd ook nog wat van kunt leren.Kortom,met vertellen

G o e d e v e r h a l e n , g o e d e v e r t e l l e r s

ze beïnvloeden en versterken elkaar. Het geheel is ook hier meer dan de

delen, maar voor het gemak beschrijven we ze apart van groot naar

klein, van je hele lichaam naar steeds meer specifieke onderdelen.

Lichaamshouding

Hoe staat iemand die op het punt staat in actie te komen, of die uitrust

na een wilde achtervolging, of zojuist betrapt is bij het stelen van winkel-

spullen? Met je lichaamshouding kun je als verteller een heel verhaal ver-

tellen: de wijze waarop je staat of zit, je naar de groep toe keert of ervan

afwendt, hoe je je hoofd houdt of je rug kromt. Een goed verteller weet

wanneer en hoe zij haar lichaamshouding moet aanpassen aan het ver-

haal. Vanuit een min of meer neutrale houding neemt zij tijdens sommige

passages in het verhaal een passende lichaamshouding aan. Dat gebeurt

niet zo vooropgezet of vooruit bedacht als dat deze uitspraak doet ver-

moeden. Veeleer is het een soort natuurlijke reactie die je als verteller

hebt wanneer je een boodschap wilt overdragen. Eigenlijk kan dat alleen

goed als je zelf in je verhaal zit en je goed voelt, als het klikt tussen ver-

teller en luisteraars. Dan ga je als vanzelf ook met je lichaamshouding

mee in het verhaal. Daarin heeft iedere verteller haar eigen stijl. Als je het

niet op deze natuurlijke en vanzelfsprekende manier doet, krijgt het al

gauw iets gekunstelds, wordt het opgelegd. Dat wekt eerder vervreem-

ding dan herkenning en daardoor schiet je je doel juist voorbij. Als je als

verteller je lichaamshouding op een niet nadrukkelijke en natuurlijke

manier weet aan te passen aan delen van je verhaal, zorgt dat ervoor dat

je verhaal beter overkomt. Dan ondersteunt je lichaamshouding de

inhoud van je vertelling.

Gebaren

Sommigen uitdrukkingen in onze taal nodigen al als vanzelf uit om er

een handgebaar bij te maken: ergens een streep onderzetten, er de hand

op leggen of iemand uitzwaaien. Maar ook verder lenen delen uit je ver-

haal zich voor een ondersteuning door gebaren. Je handen en armen

gebruik je om je verhaal kracht bij te zetten, meestal in combinatie met

andere non-verbale middelen. Verraste verbazing kun je bijvoorbeeld

laten zien door je handen voor je mond te slaan, je mond open te doen

19

v e r h a l e n v e r t e l l e n

Bij kinderen tot een jaar of negen (groep 3 tot 5) is de leefwereld al iets

verbreed. De omgeving van het verhaal kan verder gaan dan de eigen wijk:

de eigen stad en streek komt nu ook in het blikveld. Spanning en avontuur

scoren hoog. Ze kunnen zelf al lezen. Kies dus gerust ook iets moeilijker

verhalen wat betreft de opbouw, het aantal personages en de diepgang

van beschrijven: wat denken en voelen ze echt.

Van kinderen van 10 tot 12 jaar (groep 6 tot 8) wordt de leefwereld nog groter.

Vakken als aardrijkskunde en geschiedenis zorgen ervoor dat de horizon

verder komt te liggen: anderen landen, tijden en mensen. Daar, toen en straks

steeds meer de trefwoorden. Verhalen kunnen complexer, personen en situaties

minder alledaags. Ook in de opbouw hoef je je minder aan de chronologie te

houden: je kunt flash-backs gebruiken of vooruitblikken.

Het aanspreken op niveau is grotendeels een kwestie van ervaring en

intuïtie. Dat geldt voor zowel de inhoud als de woordkeus. Je kunt niet

precies aangeven op welk niveau een verhaal zich bevindt; dat is alleen

te zeggen in de situatie waarin hij wordt verteld. Overigens kun je beter

een iets te moeilijk verhaal vertellen dan een te eenvoudig verhaal. Het

beste is om de kinderen een stap voor te zijn. Daarmee daag je ze uit en

breng je ze verder in hun ontwikkeling, mits de afstand niet te groot wordt.

Verteller

Hoe goed het verhaal ook is, als je het niet goed vertelt wordt het nog

niks. Maar wat is een goed verteller? Wat moet zij doen of juist nalaten?

Bij vertellen ben je bezig een inhoud te verwoorden en over te brengen.

Of dat een succes wordt, wordt aan de ene kant bepaald door het ver-

haal dat je hebt gekozen en de technieken die je gebruikt om het goed

in beeld te brengen. Maar er is meer: ook de persoon van de verteller

speelt een rol. Want je gebruikt niet alleen woorden, ook de verteller zelf

is een middel van transport voor de inhoud van het verhaal. Of je een

goed transportmiddel bent, wordt bepaald door zaken als je lichaams-

houding, gezichtsuitdrukking, gebaren, oogcontact, je stemgebruik en

taalgebruik. We belichten deze aspecten hierna afzonderlijk van elkaar,

maar in werkelijkheid functioneren ze steeds in onderlinge wisselwerking:

18

Page 11: aandachtig luisteren - Amazon Web Services...Dat is wat het luisteren naar een vertelling tot een plezier maakt waar je tegelijkertijd ook nog wat van kunt leren.Kortom,met vertellen

G o e d e v e r h a l e n , g o e d e v e r t e l l e r s

weten hoe je verhaal overkomt. Zo nodig kun je dan je verhaal bijstellen

of een kind corrigeren. Oogcontact is dus een belangrijk controlemiddel

om na te gaan of je nog in gesprek bent.

Stemgebruik

Je stem is een onmisbaar instrument bij het vertellen. En goede vertellers

kunnen dat instrument fijngevoelig bespelen: ze laten hem gaan van hoog

naar laag, van hard naar zacht, van fluisteren naar schreeuwen, van staccato

naar zacht vloeiend. Met je stem kun je zo heel goed stemmingen en

gevoelens tot uiting brengen. Aan je stem is te horen wat voor persoon

er spreekt: een dikke beer of een kleine muis, een geniepige bedrieger of

een trouwe kindervriend, een zorgzame moeder of een keiharde zaken-

man. Naar gelang de persoon die spreekt, kleurt de stem van de verteller

de woorden. Zelfs zo dat je met betekenisloze woorden nog een heel

verhaal kunt vertellen.

Je stem geeft ook aan hoe de actie in het verhaal verloopt: snelle hande-

lingen als weg rennen, ingrijpen en achtervolgen of juist langzaam sluipen,

verstoppen, bespioneren en afluisteren. Het tempo in de inhoud van je

verhaal is terug te horen aan de snelheid van je spreken. Extra nadruk

of spanning en overgangen in het verhaal creëer je door nadrukkelijke

pauzes van enkele seconden.

Buiten kijf staat dat je als verteller ten allen tijde verstaanbaar moet zijn:

met voldoende volume en duidelijke articulatie. Als aan de laatste voor-

waarde niet is voldaan, komt vanzelfsprekend de rest van de mogelijk-

heden niet eens aan de orde.

Taalgebruik

Niet alleen wat je zegt is belangrijk, maar vooral ook hoe. De verhaaltjes

van Jip en Janneke worden juist zo aardig door de kenmerkende manier

van zeggen van Annie M.G. Schmidt. Zo maakt iedere verteller haar eigen

keuze uit de schat van woorden die haar ter beschikking staan om iets

‘onder woorden te brengen’. Met die woorden vormt ieder op haar

manier binnen de mogelijkheden van taal zinnen. Woordkeus en wijze

van formuleren zijn twee aspecten die het taalgebruik van de verteller

bepalen. Je kunt bij het taalgebruik letten op de volgende zaken.

21

v e r h a l e n v e r t e l l e n

en je wenkbrauwen omhoog. Ook kun je met je handen verduidelijken of

verbeelden wat iemand in je verhaal doet: handenvol appels oppakken,

een appel plukken of er een smakelijk opeten. In het overbrengen van

deze gemoedsgesteldheden of activiteiten in je verhaal kun je je handen

in combinatie met onder meer je gezichtsuitdrukking gebruiken. Het

werkt prima, mits met mate. Laat je verhaal niet veranderen in een

mimespel waarbij je elke handeling uitbeeldt en als het ware naspeelt.

Vertellen drijft op de kracht van woorden, gebaren ondersteunen het

gesproken woord en staan dus niet in het middelpunt.

Gezichtsuitdrukking

Ben je boos of verdrietig, radeloos of vastberaden, dan is dat aan je

gezicht af te lezen. Helemaal bij een vertelling. Daarin kun je bewust de

inhoud ondersteunen door passende gezichtsuitdrukkingen. Ook hier

raakt vertellen aan drama: laten zien, uitbeelden dat er iemand woedend

is, verdwaald of overwinnaar. Dat straalt uit je hele houding en je gebaren

maar vooral je gezicht is hier belangrijk. Kinderen kijken vaak heel bewust

naar je gezicht als je vertelt, vooral naar je mond, je ogen en je wenk-

brauwen. Als je een stemming van een persoon uit je verhaal ook met je

gezichtsuitdrukking weergeeft, komt het nog beter over.

Oogcontact

Als je een gesprek met iemand voert, is het -in onze cultuur- gebruikelijk

dat je de ander regelmatig in de ogen kijkt. Oogcontact bevestigt dat je

in gesprek bent, dat je de ander volgt en probeert te begrijpen. Bij een

verhaal is dat niet anders.

De ogen zijn de spiegel van de ziel. Juist aan de ogen van de verteller

kunnen luisteraars zien wat zij bedoelt. Luisteraars kijken voortdurend

naar je ogen, willen contact houden. Daarom is het nodig dat je de groep

rondkijkt, een kind meerdere seconden aankijkt en je blik vervolgens ver-

legt naar een ander kind. Zo geef je de kinderen de kans contact met jou

te houden, te laten blijken dat jullie in gesprek zijn.

Voortdurend oogcontact is ook vanuit een andere oogpunt noodzakelijk.

Jij wilt als verteller contact houden met de kinderen omdat je wilt zien of

ze luisteren, omdat je hun aandacht wilt vasthouden en omdat je wilt

20

Page 12: aandachtig luisteren - Amazon Web Services...Dat is wat het luisteren naar een vertelling tot een plezier maakt waar je tegelijkertijd ook nog wat van kunt leren.Kortom,met vertellen

G o e d e v e r h a l e n , g o e d e v e r t e l l e r s

In dit hoofdstuk heb je een aantal succespunten voor een goed verhaal en

een goed verteller kunnen lezen. Natuurlijk zijn er meer, maar met deze pun-

ten kun je voldoende uit de voeten om een goed verteller van een slechte te

onderscheiden en een passend verhaal te kunnen kiezen. In de bijlage

Kijklijst vertellen zijn deze punten in een controlelijst samengevat.

23

v e r h a l e n v e r t e l l e n

Is het origineel?

Hoe jij iets zegt, is uniek voor jou. Misschien is dat niet in elke zin te mer-

ken maar uiteindelijk is de wijze waarop jij een verhaal verwoordt een

strikt persoonlijke vertaling. Daarmee ben je dus sowieso origineel. Als je

in je vertellen steeds op een heel eigen wijze bezig bent, wordt dat een

voor jou typerende verteltrant: je kiest vaak zulke woorden, je schildert

de sfeer altijd met die streken, je laat personen in al je verhalen op een

heel eigen wijze tot de verbeelding spreken. Alleen als je veel vertelerva-

ring hebt, kun je op een zeker moment een dergelijk graad van originali-

teit bereiken. Maar dan behoor je ook tot de betere vertellers. Voordat

het zover is, kun je ook incidenteel origineel zijn in delen van je verhaal

waarin pakkende beelden, oorspronkelijke zegswijzen en typerend taal-

gebruik een heel eigen kleur geven aan je vertelling.

Is het aangepast?

Hoe mooi woorden ook zijn gekozen of zinnen lopen, als ze niet aanslui-

ten bij de kinderen komen ze toch niet over. Daarom moet het taalgebruik

passen bij de kinderen. Het moet niet te moeilijk of te eenvoudig zijn,

moet woorden bevatten die kinderen uit hun eigen spreken herkennen

en mag niet ouderwets of te volwassen zijn. Kortom, het taalgebruik

moet contact maken met de kinderen waarvoor je vertelt.

Is het correct en vloeiend?

Aan gesproken taal worden minder hoge eisen gesteld dan aan schrijf-

taal als het gaat om correctheid: lopen de zinnen en klopt het grammati-

caal. In spreektaal mag je gerust een zin halverwege afbreken of een fout-

je maken in de constructie. Niemand zal daarover vallen. Maar wel moeten

je zinnen vloeiend zijn, goed lopen. Als je steeds zoekt naar woorden en

je zinnen aarzelend opbouwt, maak je het voor je luisteraars wel heel

lastig naar je te blijven luisteren. Dat geldt ook voor het gebruik van

stopwoorden en –geluiden. Voortdurende eh’s, en ‘en toens’ verhogen

niet de aantrekkelijkheid van je vertelling.

22

Page 13: aandachtig luisteren - Amazon Web Services...Dat is wat het luisteren naar een vertelling tot een plezier maakt waar je tegelijkertijd ook nog wat van kunt leren.Kortom,met vertellen

v e r h a l e n v e r t e l l e n V e r h a l e n v e r t e l l e n m e t e e n d o e l

Verhalen vertellen

met een doel

Juist een verhaal is hiervoor geschikt. Dat biedt –zoals we zagen- gelegen-

heid voor persoonlijk contact, identificatie en directe aansluiting bij de

kinderlijke beleving.

Wat kun je met een vertelling bereiken? De effecten van je verhaal kunnen

sterk variëren. Een greep uit de reacties bij verschillende verhalen leert

ons dat al snel: kinderen die glimlachen of zelfs schaterlachen, kinderen

die nadenkend voor zich uit staren of naar het plafond kijken, kinderen

die verdrietig kijken met tranen in hun ogen, kinderen met rode wangen

en schitterende ogen. Verhalen roepen blijkbaar een breed scala aan

reacties op. Dat ligt natuurlijk aan de manier waarop je het verhaal ver-

telt, maar het heeft ook alles te maken met het doel waarmee je een

verhaal brengt. Wat kun je bereiken met je vertellingen, daarover gaat

het in dit hoofdstuk. Eerst kijken we naar verteldoelen in het algemeen,

de zin van doelen en de wijze waarop de keuze van je doelstelling door-

speelt in je vertelling. Daarna gaan we apart in op doelen die je kunt

hebben met een bijbelverhaal.

Verteldoelen algemeen

Niet altijd ben je je ervan bewust wat je wilt met een verhaal. Soms vertel

je gewoon maar omdat kinderen vertellen altijd wel leuk vinden. Soms

ook wil je heel precies iets bereiken met een verhaal. Hierna volgen een

paar doelen die je met verhalen vertellen kunt bereiken.

2524

Vertellen doe je niet zomaar. Je maakt er een bewuste keus voor. Je wilt iets met

je verhaal bereiken. Je wilt bijvoorbeeld dat kinderen weten dat de Israelieten de

stad Jericho hebben ingenomen. Het is een keuze om dat niet te doen door ze

een aantal namen en feiten te laten opschrijven en uit het hoofd te laten leren.

Je kiest bewust voor een vertelling omdat je behalve feitelijke informatie ook een

aantal andere zaken wilt doorgeven aan de kinderen zoals spanning, verbazing,

opluchting en vertrouwen.

reactie

4

Page 14: aandachtig luisteren - Amazon Web Services...Dat is wat het luisteren naar een vertelling tot een plezier maakt waar je tegelijkertijd ook nog wat van kunt leren.Kortom,met vertellen

V e r h a l e n v e r t e l l e n m e t e e n d o e l

Het bijbelverhaal zie je twee keer terug: je kunt er zowel informatie mee

doorgeven als waarden en normen. Bij dat laatste doel kun je ook spreken

van attitudevorming: door het vertellen van bijbelverhalen probeer je de

liefde en het ontzag van de kinderen te wekken voor God die de geschie-

denis regeert. Bijbelse verhalen nemen zo een heel eigen plaats in. Later

in dit hoofdstuk komen we erop terug.

De zin van doelen

Het stellen van doelen helpt je om je meer bewust te worden van de

effecten die je kunt bereiken met je verhaal. Voorzover je die effecten

helemaal in de hand hebt, kun je er bewust naar streven. Zo kun je een

verhaal uit de vaderlandse geschiedenis vertellen over de inname van

Den Briel omdat je wilt dat kinderen daarover meer te weten komen.

Daarop richt je dan je verhaal en je zorgt ervoor dat er passende en klop-

pende informatie in zit over personen, plaatsen, tijden en gebeurtenissen.

Als je doel is om kinderen een gevoel van hoop te geven dat het toch

allemaal nog goed komt met ons land, dan kun je dat doel bereiken door

bijvoorbeeld eerst de hopeloosheid van de situatie toen weer te geven:

de oppermacht van de vijand en de onmogelijkheid om iets te doen om

vervolgens een triomfantelijk verslag te doen van de verrichtingen van

Koppelstock en de Watergeuzen. Je doel bepaalt dus hoe je het verhaal

inkleedt.

Tegelijkertijd moet je beseffen dat doelen niet los verkrijgbaar zijn. Dat

wil zeggen dat er altijd meerdere doelen bij een verhaal een rol spelen.

Als je bij een verhaal met een informatief doel ook niet als doel hebt dat

kinderen erom kunnen lachen, de spanning kunnen meebeleven en er

verder over na kunnen denken, schiet je je doel voorbij. Het verhaal komt

niet over en je informatieve doel wordt niet gehaald. Vertellen is een

werkvorm die bij uitstek geschikt is om doelen te realiseren die liggen

op het vlak van gevoel oproepen en waarden doorgeven. Je kunt met

verhalen een bijdrage leveren aan de vorming van kinderen. Doordat

kinderen zich met een goed verhaal vereenzelvigen en erin meegaan,

is de impact van een vertelling groot. Ze nemen de opvattingen van

27

v e r h a l e n v e r t e l l e n

26

Je wilt dat de kinderen

vooral iets leren van de

inhoud van je verhaal.

Je wilt dat de kinderen

lachen of huilen, boos

worden of zich schamen.

Je wilt dat de kinderen

bepaalde waarden gaan

aanhangen.

Je wilt dat kinderen

genieten van de taal en

de talige wereld die je

oproept.

Je wilt dat kinderen

bepaalde handelingen

gaan uitvoeren.

Vaderlandse geschiedenis,

bijbelverhaal, natuurverhaal

over zo leeft de eekhoorn,

verhaal uit een ander land.

Grappig verhaal over

kinderen vol kattenkwaad,

verdrietig verhaal over kind

in de oorlog, verhaal over

gepest kind.

Verhalen over goed en

kwaad: kind dat steelt of

liegt, ongehoorzaam is,

verhaal over oorlogsmis-

daden en verraad (NSB-ers).

Bijbelverhaal.

Verhalen met ironie, over-

drijving en karikaturen,

sfeertekeningen en beelden.

Verhaal over noodzaak van

tandenpoetsen, schoon

plein, veilig verkeer, zorg

voor dieren en milieu.

DOEL

VERTELLER OMSCHRIJVING VOORBEELD

Informatie

doorgeven

Gevoel

oproepen

Waarden

doorgeven

Een (taal)spel

spelen

Tot actie

oproepen

Page 15: aandachtig luisteren - Amazon Web Services...Dat is wat het luisteren naar een vertelling tot een plezier maakt waar je tegelijkertijd ook nog wat van kunt leren.Kortom,met vertellen

V e r h a l e n v e r t e l l e n m e t e e n d o e l

hoe de kinderen nadenken en overleggen over het bepalen van de rich-

ting, het volgen van een route en het inroepen van hulp. De sfeer is veel

minder bedrukkend en de handelingen sterk oplossingsgericht. De keuze

voor een vertelling blijft inmiddels legitiem: je kunt de aandacht van de

kinderen er mee trekken en vasthouden en je kunt ze iets laten ervaren

van de noodzaak om je te kunnen oriënteren.

Je ziet aan deze voorbeelden ook dat vertellen een werkvorm is die in

meerdere situaties goed bruikbaar is. Je kunt er verschillende doelen

mee realiseren en het gebruiken bij allerlei vakken en situaties.

Doelen bij bijbelverhalen

Het stellen van doelen bij bijbelverhalen is een belangrijke maar wel wat

lastige zaak. De eerste (dubbel)vraag die je voor het vertellen van een bij-

belverhaal zou moeten stellen is: “Waarom staat dit verhaal in de Bijbel

en wat wil God ons in feite zeggen met dit verhaal?”

Het antwoord op die vraag bepaalt in belangrijke mate je doelstelling.

Stel je voor dat je een verhaal gaat vertellen over Jakob die zijn vader

Izaäk bedriegt om de zegen te kunnen krijgen (Genesis 27). Als je alleen

als doel hebt dat je kinderen wilt laten weten wat er gebeurt, dus een

vooral informatieve doelstelling, dan zul je bij het verhaal blijven steken

op een voor een bijbels verhaal te oppervlakkig niveau van menselijke

handelingen en overwegingen. Er zitten in feite nog een of meerdere

lagen onder en die worden bepaald door het antwoord op de centrale

dubbelvraag ‘waarom staat dit verhaal in de bijbel en wat wil God ons in

feite zeggen met dit verhaal.’

Het antwoord op deze vraag bepaalt het doel van het bijbelverhaal. Nu

kun je dat antwoord op allerlei niveaus geven.

Daarom is het goed de vraag voor elk bijbels verhaal toe te spitsen:

• Wat wil God ons vertellen over zijn liefde of zijn woede?

• Wat wil God laten zien over de manier waarop zijn reddingsplan in

(zondige) mensen gestalte krijgt?

• Wat laat God zien over de zin van een leven met God?

• Wat wil God ons leren over de omgaan met anderen?

• Wat wil God ons leren over de omgaan met de schepping?

29

v e r h a l e n v e r t e l l e n

verhaalpersonages over en delen hun gevoelens van bijvoorbeeld ver-

ontwaardiging over een slechte behandeling of het oordeel over een

persoon of situatie.

Je kiest dus een doel om daar je verhaal op te richten, maar besef dat je

ook de andere doelen nastreeft. Soms fungeren die doelen als voorwaar-

den voor het realiseren van de andere doelen. Altijd zie je de keuze van

je doelen terugkomen in de manier waarop je vertelt, de technieken die

je gebruikt en de inhoud die je selecteert.

Je verhalen aanpassen aan je doelen

De soort doelen die je kiest voor je verhaal zijn voor een groot deel

bepalend voor de inhoud. Het bepaalt de sfeer, de acties en de persona-

ges die je opvoert. Ook –en dat zien we in hoofdstuk 5, Twaalf stappen

naar een verhaal- bepaalt het welke technieken je inzet.

Bij wijze van voorbeeld geven we hier in het kort een verhaal weer, verteld

vanuit twee heel verschillende doelen.

Stel dat je een verhaal gaat vertellen over twee kinderen die verdwalen

in een bos.

Je kiest een doel dat is gericht op gevoel: kinderen laten ervaren hoe erg

het is dat je de weg naar huis niet meer weet. Het verhaal dat bij dit doel

hoort, heeft waarschijnlijk een hoog “W.G. van de Hulst gehalte”: kinderen

die op weg gaan door een bos naar opa, die verdwalen, lang rondzwer-

ven en als het bijna donker is ternauwernood gered worden en aan het

eind van het verhaal veilig worden thuisbezorgd. Je laat veel horen van

de radeloosheid van de kinderen, hun verdriet en spijt dat ze van de

rechte weg zijn afgedwaald. Het bos is stil, allengs donkerder en meer

bedreigend met allerlei angstaanjagende geluiden. De identificatie vindt

plaats aan de hand van herkenning van de gevoelens bij de twee kinde-

ren en vergelijkbare ervaringen bij luisteraars.

Nu gaan we van dezelfde inhoud het doel veranderen in een actiegericht

doel: je wilt kinderen laten zien hoe ze de weg kunnen vinden in een

vreemde omgeving. Dat doe je in het kader van een aardrijkskundeles

over oriëntatie in de ruimte. Bij dit doel hoort een heel ander getoonzet

verhaal. Je legt minder de nadruk op treurige gevoelens maar laat zien

28

Page 16: aandachtig luisteren - Amazon Web Services...Dat is wat het luisteren naar een vertelling tot een plezier maakt waar je tegelijkertijd ook nog wat van kunt leren.Kortom,met vertellen

V e r h a l e n v e r t e l l e n m e t e e n d o e l

Als je de doelen voor het bijbelverhaal hebt geformuleerd kun je verder

specificeren in de termen van de doelen uit het overzicht. Zo is het eerste

voorbeelddoel een doel dat is gericht op doorgeven van informatie en

het tweede een die wellicht meer in de buurt komt van een gevoel

oproepen. Vaak geef je impliciet of expliciet bij bijbelverhalen waarden

door. Op welk doel je de nadruk legt en hoe je dus je verhaal bij het doel

aanpast, is steeds weer de keuze van de verteller.

31

v e r h a l e n v e r t e l l e n

Er is geen verhaal dat zonder bedoeling of betekenis in de Bijbel is

terechtgekomen. Voordat je zo’n verhaal gaat vertellen moet je daarom

goed weten wat de bedoeling van het verhaal is of welke bedoeling jij

ermee door wilt geven. Dan doe je recht aan wat Gods Woord –de kinde-

ren- wil zeggen.

Bij verhalen uit met name het Oude Testament is het goed je te realiseren

dat ze ook kunnen gaan over Gods toorn en zijn gericht over volken. Je

kunt dan denken aan verhalen waarin nogal veel bloed vloeit, ja zelfs

hele volksstammen worden gedood, zoals bij de verovering van Kanaän

of de vestiging van Israel in de tijd van David. Het is en blijft lastig om

deze verhalen voor kinderen goed te vertellen en er een passend beeld

van God bij over te dragen. Ook je eigen Godsbeeld speelt een rol bij de

vraag of en zo ja welk deel je van deze verhalen aan de kinderen door-

geeft.

Voor het verhaal van Jakob uit Genesis 22 kun je zelf bepalen wat, gege-

ven het kader waarin dit bijbelgedeelte staat, het doel zou kunnen zijn.

Daaruit kun jij je bedoeling voor dit verhaal afleiden. Bijvoorbeeld:

• God wilt laten zien dat zijn beloften uitkomen ondanks de zondige

belangen van mensen.

In de vertelling ga je in op de motieven van bijvoorbeeld Rebekka

(Jakob is haar liefste kind en voor hem bedrieg ik zelfs mijn man), Esau

(ik heb Jakob wel beloofd dat hij de zegen mag, maar als ik in een klap

zo rijk kan worden, laat ik die kans niet schieten).

• God gaat door met de nakomelingen van Abraham, ook al laten ze Hem

buiten hun leven.

Je laat zien dat de mensen in het verhaal denken dat ze zelf voor hun

belangen moeten opkomen en God niet vertrouwen dat Hij doet wat hij

heeft beloofd.

Juist bij Bijbelverhalen luistert het nauw. Daarom is zorgvuldige voor-

bereiding en onmisbaar. Dan kun je bepalen wat de bedoeling is voor je

vertelling. En dat die verder gaat dan alleen maar een weergave van de

feitelijke gebeurtenissen, is hiermee wel aangegeven.

30

Page 17: aandachtig luisteren - Amazon Web Services...Dat is wat het luisteren naar een vertelling tot een plezier maakt waar je tegelijkertijd ook nog wat van kunt leren.Kortom,met vertellen

T w a a l f s t a p p e n n a a r e e n g o e d e v e r t e l l i n g

In het volgende stappenplan krijg je een methode om je vertelling voor

te bereiden en een aantal technieken die je kunt gebruiken om het ver-

haal aantrekkelijk te vertellen.

Kies een inhoud

De eerste stap is het kiezen van een inhoud voor je verhaal. Strikt geno-

men gaat in een onderwijskundig proces het stellen van doelen vooraf

aan de keuze van de werkvorm: wat wil ik bereiken en welke middelen

zet ik daarvoor vervolgens in. Maar doorgaans liggen de situaties waarin

je in de school gebruik maakt van vertellingen wel aardig vast, zoals bij

bijbelse en vaderlandse geschiedenis en kerkgeschiedenis en zo nu en

dan een vrije vertelling. Vaak wordt zelfs gewerkt met vertelroosters. Het

gevaar daarvan is overigens dat je vergeet om de werkvorm ‘vertellen’ te

gebruiken in andere situaties waarin dat ook heel goed kan, bijvoorbeeld

bij verkeer, aardrijkskunde of natuuronderwijs. Bij evangelisatie zul je

waarschijnlijk heel gericht werken uit je bedoeling om het evangelie

door te geven en daarbij de keuze van de inhoud van je verhaal aanpas-

sen. En in thuissituaties liggen de zaken nog weer anders. Denk trouwens

niet dat het werken met doelstellingen zo rechtlijnig verloopt als hier-

voor staat aangegeven: vaak worden inhoud en doel in een soort cyclisch

proces vastgesteld en pendel je een paar keer tussen doel en inhoud tot

beide vaststaan.

Maar hoe dan ook, op een zeker moment sta je voor het moment dat je

de inhoud van je verhaal moet bepalen. Waar haal je dan de stof voor je

vertelling vandaan?

33

v e r h a l e n v e r t e l l e n

Twaalf stappen naar

een goede vertelling

32

En dan nu aan de slag. We weten wat de kracht is van een goed verteld verhaal

en aan welke eisen verteller en vertelling moeten voldoen. Ook weten we welke

verhalen we kunnen vertellen en met welke doelen. Nu volgen de stappen die je

moet zetten om te komen van een inhoud tot een goede vertelling.5

Page 18: aandachtig luisteren - Amazon Web Services...Dat is wat het luisteren naar een vertelling tot een plezier maakt waar je tegelijkertijd ook nog wat van kunt leren.Kortom,met vertellen

T w a a l f s t a p p e n n a a r e e n g o e d e v e r t e l l i n g

Stel de inhoud vast

Deze stap ligt in het verlengde van de eerste. Je gaat je verder verdiepen

in de inhoud: wat wil ik precies vertellen ook gezien mijn doelstelling,

welke keuzen maak ik voor de inhoud van mijn verhaal, in welke volgorde

vertel ik de handelingen, wie spelen er een rol in het verhaal en waar

speelt het zich af.

Aan het einde van deze stap heb je de inhoud van je verhaal redelijk

duidelijk voor ogen staan. Dit is overigens een stap die je vaker zet. Het

stappenplan is zoals gezegd niet rechtlijnig maar van tijd tot tijd moet

je op je schreden terugkeren en een stap nog eens zetten. Bovendien

wordt de inhoud bij de volgende stappen nog verder gedetailleerd en

ingevuld.

Knip het verhaal in scènes

Als je de inhoud van het verhaal eenmaal hebt vastgesteld, kun je de 4e

stap zetten: verdeel het verhaal in scènes. Een scène is een deel van het

verhaal dat zich met dezelfde personen afspeelt op één locatie en rond

één handeling. Voor het gemak kun je hierbij denken aan een toneelstuk

waar een scène een deel is tussen het ophalen en het laten zakken van

het gordijn. Als na een scène het gordijn gesloten wordt hoor je daar-

achter dat het decor wordt veranderd, dat nieuwe spelers zich opstellen

en als het gordijn weer gehaald wordt, start er een nieuwe scène in een

ander decor met nieuwe attributen en met andere spelers die een volgen-

de handeling van het stuk uitspelen.

We nemen als voorbeeld het bekende sprookje van Roodkapje.

Daarin kun je vijf scènes onderscheiden waarin de volgende personages

optreden:

• Roodkapje en moeder in huis

• Roodkapje en de wolf in het bos

• De wolf en oma in het huisje

• De wolf en Roodkapje in het huisje

• De jager en de wolf

Eventueel kun je nog een afsluitende scène toevoegen waarin

Roodkapje weer thuis komt en alles aan moeder vertelt:

• Roodkapje weer thuis bij moeder.

35

v e r h a l e n v e r t e l l e n

Je kunt daarbij gebruik maken van bronnen en hulpmiddelen. Een bron

bepaalt het grootste deel van de inhoud van je verhaal, een hulpmiddelen

voegt daar nog allerlei inhoudelijke zaken aan toe. Zo is de bron voor

een bijbels verhaal de bijbel en een hulpmiddel is een bijbelverklaring,

encyclopedie, platenboek of kinderbijbel.

Voor een vrij verhaal kun je uit verschillende genres kiezen: een verhaal

dat je zelf kunt meemaken of een fantasie- of dierenverhaal. Bronnen

hiervoor zijn er legio: –fragmenten uit- bestaande kinderboeken, films,

speciale vertelboeken, verhalen die jou verteld zijn of je eigen fantasie.

Onderschat die laatste bron overigens niet want waarom zou je niet zelf

een goed verhaal kunnen verzinnen. Je kunt prima eigen ervaringen of

zelfs avonturen die je hebt meegemaakt tijdens bijvoorbeeld de vakantie

of in je jeugd navertellen. Hulpmiddelen zijn dan de toevoegingen die je

doet vanuit andere boeken, films of eigen ideeën. Vrije verhalen pas je

vrijwel altijd aan bij de groep waarvoor je vertelt en je hebt alle vrijheid

om te schrappen in wat de bron aangeeft of toe te voegen of te wijzigen

vanuit andere bronnen of hulpmiddelen.

Met behulp van de bronnen en hulpmiddelen bepaal je eerst de -globale-

inhoud van je verhaal.

Stel het doel vast

Als je weet waarover je verhaal in grote lijnen moet gaan, kom je bij de

volgende stap: het bepalen van de doelstelling. Wat wil je precies met

dit verhaal bereiken? Zoals je weet kan die doelstelling variëren van een

sterk accent op het doorgeven van informatie, het oproepen van een

gevoel, doorgeven van waarden, een oproep tot actie of het spelen van

een (taal)spel. Dat laatste doel is bijvoorbeeld doorgaans het hoofddoel

bij een vrije vertelling: het is gericht op ontspanning rond een talige

werkelijkheid, het samen een verhaal meemaken. Je stemt je doel af op

de groep waarvoor je vertelt en de situatie waarin je vertelt: wat weten

ze al, waar zijn de kinderen nu aan toe, wat kunnen ze al aan, in welke

stemming zijn ze, enzovoort. In het onderwijs bepaalt ook het leerplan

wat het doel –en de inhoud- van je verhaal is, bijvoorbeeld een vertelroos-

ter, een leergang of een methode voor geschiedenis of natuuronderwijs.

34

Page 19: aandachtig luisteren - Amazon Web Services...Dat is wat het luisteren naar een vertelling tot een plezier maakt waar je tegelijkertijd ook nog wat van kunt leren.Kortom,met vertellen

T w a a l f s t a p p e n n a a r e e n g o e d e v e r t e l l i n g

Met een verhaallijn maak je het verhaal inzichtelijk en overzichtelijk: je

weet wat je wanneer gaat vertellen en wat de verhouding is tussen de

scènes.

Beschrijf de scènes

Nu de relatie tussen de scènes duidelijk is, kunnen we ze verder gaan

invullen. Dat doen we per scène, zonder natuurlijk de doorgaande lijn uit

het oog te verliezen. Elke scène beschrijf je met behulp van de woorden

wie, waar en wat.

Wie?

Wie spelen een rol in de scène: welke personages treden erin op en in

welke rollen?

Bijvoorbeeld scène 1: Roodkapje en moeder

Waar?

Waar speelt de scène zich af, wat is dus eigenlijk het decor: is het binnen

of buiten, in een huis, een kamer, een hoek van de kamer, zittend op een

stoel, liggend op een bed. Geef dus nauwkeurig aan waar de personages

zich bevinden.

Bijvoorbeeld scène 1: Roodkapje en moeder staan bij de kast in de keuken

van het huis van Roodkapjes moeder.

Wat?

Wat doen de personages, welke handeling voeren ze vooral uit. Hiervoor

gebruik je een werkwoord waarmee je aangeeft wat de kern is van de

actie die zich tijdens de scène afspeelt.

Bijvoorbeeld scène 1: opdracht geven, vragen.

Uiteindelijk resulteert dit in één zin waarin de scène wordt getypeerd: in

de keuken van het huis vraagt moeder aan Roodkapje om een mand met

boodschappen naar oma te brengen.

Met deze stap krijg je elke scène scherp in beeld door het onder woor-

den te brengen. Als je dit voor elke scène hebt gedaan, heb je dus je

complete verhaal verdeeld in scènes die je steeds met één zin hebt

37

v e r h a l e n v e r t e l l e n

Niet altijd is het bepalen van de scènes even eenvoudig als bij Roodkapje,

maar het is een essentiële stap. Bij deze stap kun je ook bepalen wat je

wel en wat je niet vertelt en hoelang je over het verhaal doet. Je kunt

scènes lang of kort vertellen, scènes ineenschuiven of een scène opdelen

in meerdere. Dat zijn keuzen die je maakt als verteller rekening houdend

met de groep waarvoor je vertelt, je doelstelling en de hoeveelheid tijd

die je wilt gebruiken voor je verhaal.

Als vuistregel: een gemiddeld luisteraar kan niet langer dan twintig

minuten naar een monoloog luisteren. Voor kinderen is die tijd korter.

Kinderen van 4, 5 of 6 jaar verliezen al na tien minuten hun concentratie

en als het verhaal of de verteller niet voldoet nog eerder. In groep 8 kun-

nen kinderen naar een goed verteld en aantrekkelijk verhaal best eens

langer luisteren dan een kwartier, maar dat is een uitzondering. Houd bij

de keuze van je scènes hiermee rekening.

Zet de scènes op een verhaallijn

In een goed verteld verhaal zit een opbouw die leidt naar een climax. Dat

kan zijn een redding, de thuiskomst, het terugvinden van een persoon of

voorwerp. Je vertelt als het ware naar de climax toe.

Bij deze stap bepaal je de relatie tussen de scènes in je verhaal en welke

scène het hoogtepunt wordt. Na die climax mag er nog maximaal één

scène volgen. De scènes voor de climax vertonen een stijgende spannings-

lijn, de laatste scène na de climax lost de spanning in. Die laatste scène

duurt ook maar kort; het verhaal is eigenlijk voorbij, alleen de losse eindjes

moeten nog even afgehecht worden. In het voorbeeld van Roodkapje

ziet zo’n verhaallijn er als volgt uit:

36

Roodkapje en moeder in huis

Roodkapje en dewolf in het bos

De wolf en oma inhet huisje

De wolf en Rood-kapje in het huisje

De jager en de wolf

Roodkapje weerthuis bij moeder

Page 20: aandachtig luisteren - Amazon Web Services...Dat is wat het luisteren naar een vertelling tot een plezier maakt waar je tegelijkertijd ook nog wat van kunt leren.Kortom,met vertellen

T w a a l f s t a p p e n n a a r e e n g o e d e v e r t e l l i n g

dat rood wordt. Concentreer je op elk zintuig afzonderlijk en probeer op

deze manier voor jezelf een goed beeld van de scène te krijgen.

Waarschijnlijk zal het ene zintuig meer beeld opleveren dan het andere.

Soms valt er immers weinig te ruiken of te proeven. Maar streef ernaar

het beeld compleet te krijgen. In de bijlage Gebruik je zintuigen staan

woorden die je helpen om van de verschillende zintuigen gebruik te

maken.

Leg het resultaat vast in je hoofd en als het nodig is in enkele steekwoor-

den op papier.

Kies een perspectief

Stel je voor dat je van een scène een opname voor een film wilt maken.

Dan kun je vanuit verschillende kanten gaan filmen:

• je plaats de camera boven de plaats van handeling en je legt vast wat

de verschillend personages doen. Je ziet alles wat er in die scène

gebeurt.

• je kunt de camera ook koppelen aan één persoon die hem als het ware

bovenop zijn hoofd meedraagt. Alleen wat die ene persoon ziet, wordt

vastgelegd.

Deze twee manieren van filmen noemen we een perspectief. De plaats

waar jij de camera(s) neerzet, bepaalt je perspectief. In het eerste geval

‘zie’ je als verteller alles. Je weet wat er gebeurt met elke persoon en je

kunt dat ook beschrijven. Dat noemen we het alwetende perspectief. In

het tweede geval weet je minder: je blik is beperkt tot wat de persoon

met de camera ziet, hoort en meemaakt. We noemen dit het personaal

perspectief.

In deze stap kies je per scène een perspectief. De beste manier voor

vertellen is het personaal perspectief. Je kiest in een scène een geschikt

persoon en je zet de camera op zijn of haar hoofd. Vanuit deze persoon

vertel je de scène. Je vertelt wat je ziet, hoort, voelt en ruikt of proeft

vanuit deze persoon in de scène. Je laat die persoon ook hardop denken,

overwegingen maken en vermoedens uitspreken. Kortom, je gebruikt

zoveel mogelijk die ene persoon om de hele scène te vertellen.

Nemen we als voorbeeld van Roodkapje de 2e scène waarin Roodkapje

39

v e r h a l e n v e r t e l l e n

getypeerd opgebouwd volgens de verhaallijn. Daarmee staat het hele

verhaal je eigenlijk al grotendeels voor ogen. De verhaallijn helpt je om

volgens een duidelijke lijn te vertellen; je dwaalt daardoor minder snel af

en ook uitweidingen voorkom je ermee. De verhaallijn met de beschrij-

ving van de scènes in één zin is een overzicht dat je tijdens je vertelling

goed kunt gebruiken als een handig spiekbriefje waarop je kunt terug-

vallen als je de draad van het verhaal kwijt bent. Voor degenen die meer

denken in beelden kun je elke scène overigens ook heel goed weergeven

in een kleine tekening.

Vorm gedetailleerde

beelden door zintuigen

Nu het geheel van het verhaal vaststaat, gaan we ons verdiepen in de

wijze waarop je het gaat vertellen. Daarop zijn de volgende stappen

gericht. We dalen af naar het niveau van de detaillering per scène.

Vertellen is het in woorden weergeven van beelden die je als verteller

in je hoofd hebt. Hoe duidelijker je zelf die beelden hebt, des te meer

mogelijkheden heb je om ze goed te beschrijven en over te brengen.

Daarom moet je als verteller eerst van elke scène een compleet en hel-

der beeld hebben. Daarop is deze stap gericht. Voor het verkrijgen van

een goed beeld maken we gebruik van onze zintuigen: gezicht, gehoor,

smaak, reuk en gevoel. Met je zintuigen ervaar je immers de werkelijk-

heid om je heen. Van elke scène ga je je nu een beeld vormen door die

zintuigen heel nadrukkelijk in te schakelen. Dat doe je door bij elke scène

jezelf de volgende vijf vragen te stellen:

• ik zie …

• ik hoor …

• ik ruik …

• ik proef …

• ik voel …

Bij gevoel moet je niet alleen denken aan aanrakingen, dingen die je van

buitenaf aan je lichaam voelt, maar ook sensaties van binnenuit als span-

ning, schaamte of opluchting. Dat wordt reëel door het voelen van je hart

dat bonst in je keel, je keel die dichtknijpt, knikkende knieën en je hoofd

38

Page 21: aandachtig luisteren - Amazon Web Services...Dat is wat het luisteren naar een vertelling tot een plezier maakt waar je tegelijkertijd ook nog wat van kunt leren.Kortom,met vertellen

T w a a l f s t a p p e n n a a r e e n g o e d e v e r t e l l i n g

voor jou als verteller is het ook een prima perspectief: de manier van

vertellen vanuit een persoon maakt je verhaal levendig en aantrekkelijk.

Een ander voordeel is dat je verbanden en inzichten duidelijk kunt maken:

waarom doet iemand iets, wat waren zijn keuzen, zijn argumenten en

motieven. Zeker bij bijbelverhalen kun je met het personaal perspectief

de diepere verhaallaag goed laten zien.

Probeer steeds vanuit een en als het kan in elke scène steeds dezelfde

persoon te vertellen. Dat maakt de mogelijkheden voor identificatie

groter. Kies niet steeds de hoofdpersoon, maar verleg het personaal per-

spectief eens naar een andere figuur. Vooral bij bijbelverhalen levert dit

soms heel verrassende verhalen op. Probeer –een aantal scènes uit- het

verhaal van Jakob en Esau uit Genesis 27 maar eens te vertellen vanuit

het perspectief van Esau. Met name bij oudere kinderen, die al bekend

zijn met de inhoud van de meeste bijbelse verhalen, zorgt dit voor her-

nieuwde kennismaking en meer aandacht.

Vertel zintuiglijk vanuit

het personaal perspectief

Bij je voorbereiding heb je je een beeld gevormd van de verschillende

scènes door je zintuigen in te schakelen. Geef nu de beelden die jij daar-

bij in je hoofd hebt opgeslagen weer vanuit je zintuigen: wat zie je, hoor

je, ruik je, proef en voel je. Omdat je vertelt vanuit een persoon, ligt het

voor de hand om de zintuigen van die figuur te gebruiken: wat ziet,

hoort, voelt, ruikt en proeft hij of zij. In het voorbeeld van Roodkapje is

deze techniek al toegepast.

In het verhaal van Genesis 27 kun je vanuit Izaäk de scène vertellen dat

iemand zijn tent binnenkomt.

“Hé, wat hoor ik daar buiten? Komt er iemand aan?” Izaäk ligt op zijn

bed te wachten op Ezau.“Zou Ezau nu al klaar zijn met jagen? Dat is

wel heel snel. Maar het kan. Tjonge, ik heb wel zin aan zo’n heerlijk

maal. Dat kan Ezau toch als de beste. En dan, na het eten zal ik hem

zegenen. Misschien vindt God dat wel niet goed, maar ik doe het toch.

Ik vind dat hij het veel meer verdient dan Jakob. Trouwens, hij is toch

ook de oudste? Ik hoor iemand bij de ingang.

41

v e r h a l e n v e r t e l l e n

de wolf ontmoet in het bos. We kiezen ervoor om de scène vanuit

Roodkapje te vertellen.

“Tjonge, wat is het lekker zeg in het bos. Ik voel de zon op mijn wangen.

En wat hoor ik daar? Wat een vrolijk wijsje fluit die vogel. Mooi, hoor.

Zo, ik schiet al lekker op. Nog even dit smalle weggetje en dan ben ik

bij oma. Hé, wat zie ik daar voor moois? Wat een prachtige bloem: geel

en rood en .. O kijk daar nog één. Wat ruiken ze lekker. Mmmm. Ik pluk

er nog een paar.”

Roodkapje wist wel dat mama had gezegd: “Op het pad blijven,

Roodkapje want in het bos is het gevaarlijk.”

Maar het zijn zulke mooie bloemen. Wat zal oma ze ook mooi vinden.

“Hier achter deze boom zie ik er nog een en daar en … oooh, wie

bent u?”

Het vertellen vanuit het personaal perspectief komt dus meestal terug

als rechtstreekse monologen in de directe rede, vaak ook als een weer-

gave van de gebeurtenissen vanuit één persoon in de indirecte rede.

Soms –zoals in het voorbeeld- wordt het lastig om verder te vertellen in

het personale perspectief. Op die momenten schakel je even over naar

het alwetende perspectief.

“Voor Roodkapje staat ineens de wolf. Hij zag Roodkapje in het bos.

“Daar wil ik meer van weten.” dacht hij. Roodkapje trilt van schrik.

“Wat een eng beest! Kijk die bek, met gele tanden en die roze tong.

En wat een gemene ogen. Wat zou die willen?”

Je zult er dus niet aan ontkomen van tijd tot tijd in je vertelling een alwe-

tend perspectief te hanteren, maar zo gauw je kan, vertel je weer verder

vanuit één persoon.

Een groot voordeel van het personaal perspectief is dat je een figuur heel

herkenbaar neer kunt zetten met al z’n gevoelens, gedachten, twijfels en

ideeën. En dat geeft de kinderen de kans zich beter in het verhaal in te

leven en zich met een persoon te identificeren. Met vertellen vanuit een

personaal perspectief landt je verhaal dus veel beter bij kinderen. En

40

Page 22: aandachtig luisteren - Amazon Web Services...Dat is wat het luisteren naar een vertelling tot een plezier maakt waar je tegelijkertijd ook nog wat van kunt leren.Kortom,met vertellen

T w a a l f s t a p p e n n a a r e e n g o e d e v e r t e l l i n g

Je ziet in deze scène een afwisseling van dialogen en monologen met de

overwegingen en gevoelens die de personages –het perspectief ligt bij

Jakob- voor zichzelf maken. Vrijwel de hele scène en de handelingen erin

worden verteld vanuit de kijk en beleving van een persoon. Dat zorgt

voor een levendig vertelling.

Schakel scènes

Scène na scène breng je zintuiglijk in beeld in een afwisseling van mono-

loog en dialoog en van tijd tot tijd vanuit een alwetend perspectief. Je

bepaalt zelf hoeveel aandacht je aan een scène besteedt. Sommige

belangrijke scènes zet je uitgebreid neer, anderen vertel je korter. Dat zijn

keuzen die je zelf maakt met het oog op de kinderen voor wie je vertelt,

de omstandigheden en je doelen.

Je vertelt elke scène afzonderlijk, zoals bij een toneelstuk. Maar de scènes

staan op de verhaallijn natuurlijk met elkaar in verbinding; het zijn geen

losse blokken. Hoe breng je die verbinding tot stand? Dat doe je door te

schakelen. Kleine kinderen kunnen soms hele verhalen aaneen rijgen

met de woorden ‘en toen …’ Gelukkig zijn er veel meer mogelijkheden.

Om je op een idee te brengen volgen hier wat van die schakeltermen:

Opeens - Kijk daar nou - Maar wie hebben we daar - Zie je dat - Moet

je horen - Hee, ik ruik - Voel jij dat ook? - Plotseling - Langzaam maar

zeker - Het duurde maar even of - Nu zag Jan het ook - Daar stond -

Hoe was het mogelijk. - Na twee minuten, een dag, .... - Daar kwam

ze doodgemoedereerd aangewandeld - Zo ben je daar eindelijk - Het

was intussen .. uur. - Even later - Ze wachten .. maar toen - Weet je wel

hoe laat het is? - Om .. uur kwam - Het was middag/morgen/avond

geworden - De volgende dag/week.

Je ziet, er zijn talloze mogelijkheden. Gebruik bijvoorbeeld je zintuigen

om een nieuwe scène te beginnen, wek spanning op door woorden als

ineens, maar toen …. Laat iemand iets zeggen, denken of roepen. Vertel

ook hier zoveel als het kan vanuit het personale perspectief.

43

v e r h a l e n v e r t e l l e n

“Wie is daar? Ben jij dat al, Ezau?”

“Ja vader, ik ben het, Ezau.”

“Vreemd, ” denkt Izaäk,“wat klinkt die stem anders. Hoe kan dat? En

wat ruikt het hier ineens lekker, heerlijk.”

De vorm van vertellen is zoals je ziet vaak een monoloog die iemand met

zichzelf voert: hij denkt hardop en je spreekt uit wat hij voelt, ziet, hoort,

overweegt, enzovoort. Door zintuiglijk vanuit een persoon te vertellen

laat je de scène ook echt beleven vanuit die persoon. Dat maakt het

geheel realistischer en kinderen kunnen zich de scène beter voorstellen.

Met een alwetend perspectief is het veel lastiger om zintuiglijk te vertellen.

Gebruik zoveel mogelijk dialoog

In een scène spelen doorgaans meerdere personages een rol. Breng die

met elkaar in contact en laat ze dingen tegen elkaar zeggen. Een dialoog

maakt het aantrekkelijk om naar een verhaal te luisteren. En het vertelt

heel plezierig: je kunt stemmen inkleuren, allerlei stemmingen laten

weerklinken en afwisseling bieden doordat je verschillende personen

aan het woord laat.

De scène uit het voorbeeld van Genesis 27 geven we hierbij als voor-

beeld. We wisselen het perspectief en vertellen verder vanuit Jakob om

te laten zien dat het beeld van de scène dan ineens heel sterk verandert.

Jakobs hart klopt in zijn keel.“Zou vader het horen? Gaat het wel

goed. O, waar ben ik toch mee bezig!” De schaal met vlees trilt in zijn

handen. Met knikkende knieën loopt hij door de tent naar zijn vaders

bed.

“Je bent wel heel snel terug.” klinkt het vanaf het bed.

“Ja, ik ben op jacht geweest en dat ging heel goed. God heeft mij

geholpen. Ga maar zitten vader, dan kunt u eens lekker van dit maal

genieten.”

“Gelijk maar doorgaan.” denkt Jakob.“Als vader eenmaal aan het eten

is, vergeet hij zijn wantrouwen wel.”

“Kom eens even hier. Ik wil wel weten of je echt Ezau bent.” zegt Izaäk.

“O, hij heeft het vast ontdekt!” denkt Jakob.

42

Page 23: aandachtig luisteren - Amazon Web Services...Dat is wat het luisteren naar een vertelling tot een plezier maakt waar je tegelijkertijd ook nog wat van kunt leren.Kortom,met vertellen

T w a a l f s t a p p e n n a a r e e n g o e d e v e r t e l l i n g

Welke opening je kiest, is helemaal afhankelijk van het soort verhaal, de

plaats van de scène in het verhaal en de rest van de scène. Ook hoelang

je de insteek van de opening vasthoudt kun je zelf bepalen. Dat ligt ook

aan je doelstelling. Als je een gevoelige of geheimzinnige sfeer wilt

oproepen, zul je daar meer dan een paar woorden aan moeten besteden.

En in een verhaal vol actie zal een opening waarbij je midden in de actie

valt, onmiddellijk gevolgd worden door nog meer actie.

45

v e r h a l e n v e r t e l l e n

Verzin een pakkende opening

Alle scènes in je verhaal zijn belangrijk, maar met de eerste zet je gelijk

de toon. Besteed daarom extra veel aandacht aan een goed vertelde ope-

ningsscène. En ook aan het begin van elke volgende scène.

Stel je een opening van een scène voor in een film. Waar begint de came-

ra? Is er eerst een groots overzicht en zoomt de camera vanuit dit totaal-

beeld in op een persoon, een vertrek? Of gaat het andersom, van klein

naar groot en begint het bij een detail en volgt er een groter shot met

meer overzicht?

Hierna volgen enkele mogelijkheden voor zo’n pakkende eerste scène

die je ook kunt gebruiken bij elke andere scène..

• Beschrijf een persoon: Er was er eens een meisje dat heel klein was, zo

klein dat iedereen haar Deupie noemde. Toos had rood haar en een

wipneus.

• Beschrijf de tijd: Het was hartje winter, Het was woensdagmiddag en

alle kinderen waren vrij.

• Beschrijf de plaats: Het was stil in de straat. Een keurige rij auto’s stond

aan de kant van de weg geparkeerd op de rode straatstenen. Het gelige

licht van de lantaarnpalen kleurde alles zachter.

• Beschrijf de omstandigheden: Piet was nog nooit zo koud geweest. Zijn

voeten voelden aan als ijsklompen. Zijn vingers voelden aan als ijspegels

en zijn oren als bevroren blaadjes.

• Laat een geluid horen: Piep, padoeng, knars, piep, padoeng, knars. Wat is

dat voor geluid?

• Beschrijf een gevoel: Jans hart bonkte in zijn keel. Hij haalde moeizaam

adem. Hijgend leunde hij tegen de muur.

• Begin met een keus: Was het wel eerlijk wat Joachim deed? Wat zou

mama ervan vinden?

• Val midden in de actie:“Wat doe je nu weer?” schreeuwde Jan en rende

zo hard hij kon achter Pluto aan.

44

Page 24: aandachtig luisteren - Amazon Web Services...Dat is wat het luisteren naar een vertelling tot een plezier maakt waar je tegelijkertijd ook nog wat van kunt leren.Kortom,met vertellen

R o n d d e v e r t e l l i n g

Achteraf zorg je dat ieder weer terugkomt in het heden en klaar is voor

de volgende activiteit. Daarvoor doe je een soort afkoeloefeningen waar-

in je het verhaal verwerkt, nabespreekt of verdiept. Dat is een standaard-

les rond een vertelling. Natuurlijk zijn de warming up en de cooling

down niet verplicht maar vaak kunnen ze de waarde van je verhaal ver-

hogen. De inhoud en opzet van je inleiding en afsluiting is onder meer

afhankelijk van je doelstelling. In dit hoofdstuk komt aan de orde welke

activiteiten je voor en na een verhaal kunt doen om het effect van je ver-

telling te optimaliseren. Eerst gaan we in op de opstelling van verteller

en kinderen.

Opstelling

Kinderen die liggen, hangen of stijf rechtop zitten, een duim in de mond

hebben of met hun vingers spelen. Als je naar kinderen kijkt die naar een

verhaal luisteren, zie je een keur van houdingen. Kinderen zoeken een

houding waarin ze lekker kunnen luisteren. In sommige lokalen zie je een

hoek met kussens waar kinderen lekker in kunnen wegduiken als juf gaat

vertellen. Thuis lukt dat ook vaak prima. Niet alle klassen zijn er geschikt

voor maar luisteren vanuit een stoel gaat ook best goed.

Hoe zet je kinderen neer tijdens een vertelling? Eigenlijk doet dat er niet

zoveel toe, als ze maar goed kunnen luisteren. Aan één voorwaarde moet

ten allen tijde worden voldaan: de verteller moet met elk kind voortdurend

oogcontact kunnen hebben. Dan past het soms om een kringopstelling

te kiezen of een halve maan, maar ook als kinderen in groepen of rijen

zitten kun je ze best, soms zelfs beter, allemaal in het oog houden. Hoe jij

er als verteller bij staat of zit is ook je eigen keus. Wel is oogcontact met

47

v e r h a l e n v e r t e l l e n

Rond de

vertelling

46

6

opstelling

Een verhaal vertellen is meestal niet een op zichzelf staande activiteit. Misschien

wel thuis als je je kinderen een verhaal vertelt, maar in het onderwijs is een ver-

telling doorgaans een onderdeel van een groter geheel: een serie vertellingen,

een opstap naar een les of de introductie van een onderwerp. In zo’n les is de

vertelling dan vaak de kern, zeg maar de wedstrijd. Vooraf doe je bij wijze van

inleiding een aantal opwarmoefeningen zodat de kinderen in de stemming

komen van het verhaal.

Page 25: aandachtig luisteren - Amazon Web Services...Dat is wat het luisteren naar een vertelling tot een plezier maakt waar je tegelijkertijd ook nog wat van kunt leren.Kortom,met vertellen

R o n d d e v e r t e l l i n g

de burgemeester te gaan om te vragen of de winkels op zondag dicht

mogen. Wat doe je dan? Je laat iedereen er even over nadenken en je

laat een paar kinderen antwoord geven.

• Je gaat vertellen over een kind dat jarig is. Vooraf vraag je aan de kin-

deren: je krijgt een cadeau, je pakt het uit en het is fantastisch. Doe dat

eens voor. Je krijgt een cadeau je pakt het uit en het is … niks. Doe dat

eens voor. In dit verhaal krijgt een kind ook een cadeau. Luister maar

eens.

• Het verhaal straks speelt zich af op en rond een station. Voor in de klas

hangt een plaat van een station en je voert een gesprek over wat je

zoal op een station kunt aantreffen.

• Je gaat vertellen over een leeuwenfamilie en je hebt een tekening

gemaakt van een leeuw. Je knoopt er een gesprek aan vast om de

voorkennis te inventariseren en de kinderen alvast wat informatie te

geven die niet goed in de vertelling straks past: getallen, feiten, namen,

uitleg van lastige begrippen.

• Je geeft de kinderen een puzzel die ze snel in elkaar moeten zetten. Je

sluit erbij aan met een verhaal over een groep kinderen die een paar

stukjes van een vreemd voorwerp vinden.

• Je ziet dat de werkvormen heel verschillend kunnen zijn. Ze variëren

van reproducerende of verkennende gesprekken al of niet aan de hand

van een voorwerp, tekening, plaat of zelfs video of diavoorstelling tot

raadsels, probleemstellingen en dramatische werkvormen. Er zijn nog

veel meer mogelijkheden en je creativiteit als verteller bepaalt de gren-

zen, samen met de beperkte tijd en de doelstelling en inhoud van je

verhaal. Dat geldt ook voor de afsluiting.

Afsluiting

Het verhaal is uit en met een diepe zucht komen de luisteraars terug in

de werkelijkheid van het hier en nu. Na zo’n gemeenschappelijke bele-

ving is het tijd om even na te praten, om ervaringen uit te wisselen,

onduidelijkheden uit de weg te ruimen en dieper in te gaan op sommige

zaken die in het verhaal aan de orde zijn gekomen. Gelet op die functies

van de afsluiting kun je die op twee manieren laten verlopen: vanuit de

kinderen en door de leerkracht aangestuurd.

49

v e r h a l e n v e r t e l l e n

kleine kinderen beter mogelijk als je op een gelijk niveau met ze bent.

Dat betekent dus vaak zitten. Verder kan alles: van staan tot lopen en

zitten op een stoel of barkruk. Wat je zelf maar prettig vindt.

Vooraf

Voor je een verhaal vertelt kun je een inleiding houden waarmee je de

kinderen voorbereidt op het verhaal. Dat draagt eraan bij dat de kinderen

in een goede starthouding gaan zitten voor jouw verhaal. Zo’n warming

up duurt meestal maar enkele minuten; er volgt immers nog een hele

wedstrijd. Wat je precies in je inleiding doet, is helemaal afhankelijk van

je doel en het onderwerp van je verhaal. Na de inleiding heb je de vol-

gende drie doelen bereikt:

• De kinderen weten waar het verhaal over gaat.

• Ze vinden het een interessant onderwerp.

• Ze hebben er zin in om ernaar te luisteren.

Hoe bereik je deze doelen? Laten we eens wat ideeën onder de loep

nemen. Met de volgende voorbeelden zorg je ervoor dat de kinderen

weten waarover het straks gaat en wat de bedoeling is van het verhaal.

• Je gaat vertellen over Janie die haar knuffelbeest kwijtraakt. Je hebt

een knuffelbeest bij je en je laat kinderen kort aan het woord over hun

eigen knuffel en hoe leuk die is.

• Je wilt het pestgedrag van kinderen aan de orde stellen en je gaat een

verhaal vertellen over een kind dat wordt gepest. Je laat een rollenspel

doen waarin iemand gepest wordt en dat niet leuk vindt.

• Je gaat vertellen over rendieren in Lapland. Een tweetal kinderen heeft

er een boekje over gelezen en jij gaat ze interviewen.

• Je hebt een schatkaart voorin de klas. Samen met de kinderen probeer

je de kaart te lezen. Je vertelt vervolgens een verhaal over een schat-

kaart en een zoektocht naar een schat.

• Je gaat verder met de bijbelse geschiedenis vertellingen over de

zendingstochten van Paulus en je vraagt bij de kinderen na waarover

het gisteren ging.

• Je gaat vertellen over Gideon en je stelt de vraag: stel je voor dat God

aan jou vraagt om de baas te worden van een groep kinderen en naar

48

Page 26: aandachtig luisteren - Amazon Web Services...Dat is wat het luisteren naar een vertelling tot een plezier maakt waar je tegelijkertijd ook nog wat van kunt leren.Kortom,met vertellen

R o n d d e v e r t e l l i n g

51

v e r h a l e n v e r t e l l e n

Vanuit de kinderen

Kinderen reageren spontaan: vooral jongere kinderen zullen na -en zelfs

ook wel tijdens- het verhaal opmerkingen maken en vragen stellen. Zo

geven ze onder meer blijk van hun gevoelens, meningen en ideeën:“Dat

vind ik gemeen! Maar zij had ook dat ding zelf kunnen pakken.

Spannend, hè!” Geef daarvoor met name na het verhaal alle ruimte. Als jij

een film hebt gezien met iemand anders, praat je er ook over na. Zo wil-

len kinderen na het verhaal met jou en met elkaar lucht geven aan hun

gemoed.

Andere reacties zijn meer gericht op verduidelijking. Iets uit je verhaal

kwam niet helemaal goed uit de verf en kinderen stellen daarover soms

spontaan vragen: wat is een conducteur, juf. Kan die auto zo hard rijden?

Ook kunnen kinderen het waarheidsgehalte aan de orde stellen ( kan dat

wel? is dat echt zo?). Vaak gebeurt het ook dat kinderen een of andere

vorm van aanvulling geven op het verhaal. Vanuit hun eigen ervaring (wij

hebben ook zo’n vogelhuisje en toen kwam …) of kennis (Ik weet wel

hoe zo’n ding heet.)

Tal van reacties dus, die aangeven dat ze goed naar het verhaal hebben

geluisterd en er nog wel even over door willen praten. Wees blij met

zulke reacties! Reageer erop en laat andere kinderen erop reageren.

Vanuit de verteller

Niet altijd reageren kinderen zoals jij had verwacht of gewild. Misschien

reageren ze wel helemaal niet. Daarom is het verstandig na te denken

over wat jij doet als het verhaal uit is want vaak zul je zelf het initiatief

moeten nemen. Het ligt helemaal aan je doelstelling welke activiteiten je

bij de afsluiting laat uitvoeren. Hierna zetten we de doelstellingen op een

rij met de functie die de afsluiting kan hebben met een paar voorbeel-

den

50

Je wilt weten of dekinderen de inhoudvan het verhaalbegrijpen en onthouden.

Je wilt dat de kinde-ren lucht geven aanhun gemoed, gevoe-lens verwoorden endelen.

Je wilt weten welkemening de kinderenhebben over voor-gedragen keuzen enhoe ze die meningverantwoorden.

Je laat de kinderenaangeven hoe enwaarvan ze hebbengenoten van het verhaal.

Je wilt controlerenof de kinderen dejuiste handelingen(gaan) uitvoeren.

Je controleert of kennis en inhouden zijn overgekomen. Jekunt vragen stellen als: weet je nog wat moeder deed toenFrea dat vroeg? Wat gebeurde er toen Jaap die fiets vond?Kun je eens zeggen wat een rechercheur doet? Probeer kinderen delen van het verhaal te laten reproduceren envraag naar verbanden binnen het verhaal: wat gebeurdeeerst, wat kwam toen, waarom deed Johan dat?

Kinderen hebben samen naar een verhaal geluisterd en deopgeroepen emoties en meegemaakte ervaringen willen zedelen. Stel gerichte vragen: vond jij dat wel eerlijk wat Jorisdeed? Wat zou jij hebben gedaan als je ..? Je kunt ook terug-vallen op de startactiviteiten en de vragen die je dar stelde,de tekening of de plaat die je hebt gebruikt.

Na afloop vraag je naar de mening van de groep over dewijze waarop personen in het verhaal hebben gekozen:vond jij dat ook niet eerlijk wat Maartje deed? Ook vraag je naar hun eigen mening daarover en naar hun keuze:Die man werd streng gestraft in het verhaal. Ben jij het daarmee eens? Wat zou jij hebben gedaan? Waarom?

Je vraagt naar gevoelens en stemmingen: Wat vond je eenspannend moment? Waardoor kwam dat? Waren de mensenwel vriendelijk? Waaraan merkte je dat?Het beoogde effect van het verhaal kun je daarnaast bespreken: Dat was wel even lachen, hè. Wat vond je het geinigste? Vond jij dat ook een goeie grap van die inbraak?Ook de manier van zeggen kan onderwerp van nabesprekingworden: hoe zei die vrouw dat toch steeds. Meende ze datnou echt, wat denk je?

Bij heel directe actie kun je zien aan wat de kinderen doen of het verhaal is overgekomen: niet meer pesten, beter uitkijken in het verkeer. Vaker kun je alleen maar indirectnagaan wat de kinderen zullen gaan doen: zou jij ook zogoed uitkijken als Maartje in het verhaal?

DOEL FUNCTIE-

VERTELLER AFSLUITING VOORBEELD

Informatie doorgeven

Gevoel oproepen

Waarden doorgeven

Een (taal)spel spelen

Tot actie oproepen

Page 27: aandachtig luisteren - Amazon Web Services...Dat is wat het luisteren naar een vertelling tot een plezier maakt waar je tegelijkertijd ook nog wat van kunt leren.Kortom,met vertellen

t o t s l o t

Tot slot

Vertellen is een uiterst plezierige bezigheid, zowel voor de verteller als

voor de luisteraars. De tips en werkwijzen in dit boekje hebben als doel

dat plezier nog te verhogen. Dat kan alleen als het niet blijft bij lezen.

Verhalen is een activiteit die je al doende steeds beter onder de knie

krijgt. Je kunt daarom een paar ideeën uit dit boekje wellicht eens voor

jezelf uitproberen.

Het helpt als je als vertellers eens naar elkaar gaat luisteren. Daarbij

kunnen de kijklijsten hierna helpen om het gesprek op gang te brengen.

Je kunt ook samen verhalen voorbereiden, vervolgens gaan vertellen en

ten slotte de ideeën en ervaringen uitwisselen.

Video en cassetterecorders kunnen daarbij helpen.

Kortom, breng je verhalen op een hoger plan. Als je ziet hoe je kinderen

er met des te meer aandacht naar gaan luisteren, loont dat alle moeite.

53

v e r h a l e n v e r t e l l e n

In ieder verhaal zitten meerdere doelen. Je doet geen recht aan een ver-

haal met bijvoorbeeld een informatieve doelstelling als je alleen kennis

navraagt; een verhaal is immers sterk door de beleving en daar moet je

ook recht aan doen bij het controleren en verwerken van wat er over-

gekomen is. Daarom zul je de kinderen altijd ook gelegenheid moeten

geven hun gemoed te luchten, te reageren op het verhaal als een verbeel-

de werkelijkheid. Daarna kunnen eventueel ook andere vragen komen.

Het is duidelijk dat je doelstelling bepaalt hoe je afsluit. Als je een vrij

verhaal verteld hebt met als belangrijkste doel dat kinderen genieten

van de opgeroepen verhaalwereld dan krijg je een heel andere afsluiten-

de activiteit dan waneer je een sterk informatief doel had en je graag wilt

weten wat er van je vertelling is overgekomen.

Het moment van afsluiten ligt doorgaans direct na het verhaal. Bij een

informatief doel kan dat later zijn. Je kunt bijvoorbeeld bij vakken waar je

frequent vertelt ook vlak voor het volgende verhaal even de kennis van

de vorige keer ophalen. Daarmee geef je het kader aan van het komende

verhaal en controleer je wat er is blijven hangen van de vorige keer.

De voorbeelden in het schema zijn vooral mondeling: in kleine groepen

of de hele groep bespreek je het verhaal. Maar er zijn nog allerlei andere

werkvormen mogelijk voor de afsluiting.

• Schriftelijk. Op een werkblad moeten kinderen alleen of in groepjes

vragen over of naar aanleiding van het verhaal beantwoorden. Of je

laat een deel van het verhaal schriftelijk navertellen of er verder op

doorfantaseren.

• Spel. Je kunt van het verhaal laten naspelen.“Spelen jullie eens na hoe

moeder ruzie kreeg met die boze buurman. Voer het telefoongesprek

dat Karel had met Sieta.” Zo kun je controleren of het verhaal goed is

overgekomen en begrepen en welke interpretatie kinderen eraan

geven.

• Bouwen of tekenen. Je kunt delen van het verhaal laten nabouwen met

klei, blokken of ander driedimensionaal materiaal. Ook kun je in het

platte vlak laten werken: maak een tekening over hoe de koe in de

sloot viel, teken de schatkaart uit het verhaal.

Deze laatste vormen bieden je ook meer mogelijkheden om het resultaat

van de vertelling vast te leggen. Dat maakt het gemakkelijker om er later

nog eens op terug komen.

52

7

Page 28: aandachtig luisteren - Amazon Web Services...Dat is wat het luisteren naar een vertelling tot een plezier maakt waar je tegelijkertijd ook nog wat van kunt leren.Kortom,met vertellen

b i j l a g e

GEBRUIK JE ZINTUIGEN (BIJLAGE)

Er valt wat te zien.... (visuele woorden)

zien - kijken - opkijken - uitkijken - verschijnen - schijnen - lijken - tonen

- voorstellen - verlichten - helder - vaag - kleurig - grijs/bruin/groen/

blauw ... - flits - glans- voorgrond - achtergrond - ervoor - erachter -

in/op/onder/ ... - scherp - plaatje -

Er valt wat te horen.... (auditieve woorden)

horen - aanhoren - luisteren - geluid - muziek - hard - zacht - stilte - luid

- lawaai - stemmen - klinken - brommen - toeteren - razen - rinkelen -

knallen - praten - zeggen - vertellen - eentonig - fluisteren - schreeuwen

- bulderen - brullen - sissen - oren - hoorbaar - verstaanbaar - sprakeloos

- liedje - duidelijk - hijgen - zuchten - babbelen - slissen - stotteren -

grommen - blaffen/ miauwen/ kakelen ... - piepen - bonken - ratelen -

Er valt wat te ruiken en proeven...

lekker - bitter - zoet - zuur - vies - stinken - geuren - parfum - bloemen -

natte jassen - hooi -

Er valt wat te voelen...

hard -zacht - ruw - glad - korrels - gelei - water - heet - koud - lauw -

warm - brandend - droog - nat - strelen - stompen - schoppen - slaan -

aaien - kriebelen - jeuk - steken - bonken - pijn - blaren - snee - schaven

- buil - klap - wapperende haren – kloppend hart – prikkende haren –

bibberende handen – toegeknepen keel -

55

v e r h a l e n v e r t e l l e n

KIJKLIJST VERTELLEN (BIJLAGE)

Beoordeling Opmerkingen

Verhaal

54

++ + +/- - —

++ + +/- - —

++ + +/- - —

++ + +/- - —

++ + +/- - —

++ + +/- - —

++ + +/- - —

++ + +/- - —

++ + +/- - —

++ + +/- - —

++ + +/- - —

++ + +/- - —

++ + +/- - —

++ + +/- - —

Identificatie

Het kind kan zelf iemand in het verhaal zijn.

Het kind kan iemand uit het verhaal herkennen.

Het kind kan zelf zoiets meemaken.

Verbeelding

De kinderen krijgen een goed beeld van de werke-

lijkheid in het verhaal, van concrete personen,

van plaatsen, de omstandigheden, de sfeer.

Aanspreken op niveau

Het verhaal past bij de leeftijd van het kind.

Het verhaal past bij de interesses van het kind.

Verteller

De lichaamshouding van de verteller ondersteunt het verhaal.

De gebaren van de verteller ondersteunen het verhaal.

De gezichtsuitdrukking van de verteller ondersteunt de inhoud.

De verteller houdt oogcontact met de kinderen.

De verteller past haar stem aan bij het verhaal.

Het taalgebruik is

origineel

past bij kinderen

correct en vloeiend