Aan tafel

36
AAN TAFEL L E F A T

description

Bundel van 100 jaar cnv-project aan tafel.

Transcript of Aan tafel

Page 1: Aan tafel

1

AANTAFELTAFELTAFELTAFELTAFELTAFEL

Page 2: Aan tafel

2

Page 3: Aan tafel

3

verbeelding op de werkvloer

InhoudsopgaveGelijkenissen 7 De arbeiders in de wijngaard 8

Aan Tafel met de zorg 9 Refl ectie door Paul de Blot 10

Aan Tafel met de dierentuin 13

Aan Tafel met de sociale werkplaats 14 Refl ectie door Gijsbert van den Brink 16 Refl ectie door Ahmed Marcouch 18 Refl ectie door Abdulwahid van Bommel 20

Aan Tafel met het bus- en streekvervoer 22

Aan Tafel met het onderwijs 24 Refl ectie door Doekle Terpstra 26

Aan Tafel met de zakelijke dienstverlening 28

Zelf aan de slag met Aan Tafel 31

Dankwoord 33

Page 4: Aan tafel

4

Page 5: Aan tafel

5

Voorwoord

Het CNV bestaat honderd jaar. In deze eeuw zijn veel dingen veranderd, mede door de vakbond. Denk aan de veertig-urige werkweek, het minimumloon, verlofregelingen en de oude-dagsvoorziening. Veranderingen die soms voor onmogelijk werden gehouden. Veranderingen die er zonder verbeelding en idealen niet waren gekomen.

Elke tijd heeft echter zijn eigen uitdagingen. Vandaag de dag domineren korte termijnbelangen, meetbaarheid en bureau-cratie steeds meer de werkvloer. Dit tot ongenoegen van veel werknemers. In deze context kiest het CNV voor het project Aan Tafel. Hierin wordt verbeelding gebruikt om verhalen van werknemers zichtbaar te maken. In Aan Tafel worden deel-nemers gestimuleerd om anders naar zichzelf en hun organi-satie te kijken. Nieuwe wegen kunnen hierdoor opengaan op de werkvloer. Om te voorkomen dat de verbeelding opgaat in dagdromerij grijpen we terug op bronnen die zich al hebben bewezen in onze cultuur, gelijkenissen.

In Aan Tafel staat steeds één beroepsgroep centraal. Tijdens een diner gaan deze werknemers met elkaar in gesprek over hun werk en de gelijkenis. Dit werpt een verrassende blik op zowel werknemer, werk als gelijkenis.

Om ook u deelgenoot te maken van deze bijzondere gesprek-ken zijn in deze uitgave enkele tafels gebundeld. Bekende Nederlanders uit politiek, wetenschap en maatschappelijk middenveld en vooraanstaande personen uit religieuze tra-dities geven daarbij hun kijk op het verhaal van werknemers. Met de bijdragen van deze vakmensen willen we de verhalen van werknemers verdiepen. Wij wensen u veel plezier bij het lezen van de verhalen. Wel-licht raakt u nieuwsgierig. Organiseer dan eens zelf een tafel en laat ook uw verbeelding spreken.

Page 6: Aan tafel

6

Page 7: Aan tafel

7

GelijkenissenIn CNV Aan Tafel staat verbeelding centraal. Om te voorko-men dat de verbeelding opgaat in dagdromerij grijpen we terug op bronnen die zich al hebben bewezen in onze cultuur, gelijkenissen.

In de eerste eeuw van onze jaartelling lagen er in het huidige Midden-Oosten twee provincies van het Romeinse Rijk: Judea en Galilea. Hier trokken leraren of rabbi’s rond die onderwijs gaven. Ze bestudeerden de geschriften van de Joden en gaven hier reacties op, onder andere in de vorm van gelijkenissen. Elementaire aspecten van het menselijk leven, en dus ook van arbeidsverhoudingen komen in deze gelijkenissen aan de orde. In gelijkenissen zitten alle mogelijke momenten van her-kenning. Verhalen, ruzies en onbeduidende voorvallen werden er uitgelicht en kregen een nieuwe dimensie. Deze gelijkenissen willen in elke tijd gesprekspartner zijn. Ze moedigen de lezer aan om te blijven vragen en zoeken. Eén van de meest onderscheidende kenmerken van de gelijkenis-sen is dat ze een beroep doen op de verbeelding. De luisteraar of lezer wordt uitgenodigd om zich een ervaring voor de geest te halen en de gaten in het verhaal in te vullen. Zo wordt de luisteraar deel van de gelijkenis.

Bij het honderdjarige bestaan van het CNV gaan we opnieuw met deze verhalen in gesprek. Jezus trok net als de leraren en rabbi’s in zijn tijd, rond door het land. Ook hij vertelde gelijke-nissen. Al in de eerste eeuw zei men over hem dat hij leerde met groot gezag. Men was onder de indruk van zijn uitleg. De verhalen van en over Jezus hebben onze cultuur onmis-kenbaar gevormd. De afgelopen honderd jaar hebben ze ook de vakbeweging geïnspireerd als het gaat om opkomen voor belangen van werknemers. De gelijkenissen van Jezus nemen soms de vorm aan van korte observaties, gebaseerd op de natuur of op het leven van alledag in Judea en Galilea. Andere zijn meer uitgebreid en zeer ontwikkeld. Eén van deze zeer ontwikkelde gelijkenissen is ‘De arbeiders in de wijngaard’. Deze gelijkenis staat centraal in CNV Aan Tafel.

Page 8: Aan tafel

8

De arbeiders in de wijngaard

‘Het hemelse koninkrijk is immers te vergelijken met een landeigenaar die ’s morgens vroeg arbeiders ging huren voor zijn wijngaard. Hij kwam met hen overeen, dat hij hun als dag-loon een zilverstuk zou uitbetalen en stuurde ze naar zijn wijn-gaard. Om negen uur ging hij weer de straat op en zag op het marktplein nog meer mannen die geen werk hadden. Kom ook werken in mijn wijngaard, zei hij tegen hen, ik zal jullie een eerlijk loon geven. En zij gingen. Om twaalf uur en om drie uur deed de eigenaar hetzelfde. Het was vijf uur in de middag toen hij weer de straat opging en nog mensen zonder werk vond. Waarom staan jullie hier de hele dag zonder werk? vroeg hij. Omdat niemand ons gehuurd heeft, antwoordden ze. Komen jullie ook maar naar mijn wijngaard, zei hij. Toen het avond was geworden, zei de eigenaar van de wijngaard tegen zijn opzichter: Roep de arbeiders en betaal hun loon uit. Begin bij hen die het laatst zijn gekomen en eindig bij hen die het eerst zijn gekomen. De arbeiders die om vijf uur begonnen waren, kwamen naar voren en kregen elk een zilverstuk uitbetaald. Toen zij die ’s morgens vroeg begonnen waren, naar voren kwamen, dachten ze dat ze meer zouden ontvangen, maar ook zij kregen elk een zilverstuk.

Ze namen het aan, maar begonnen tegen de eigenaar te mop-peren: Wie het laatst gekomen zijn, hebben maar één uur gewerkt en u hebt hun evenveel laten uitbetalen als ons die de hele dag zwaar hebben moeten werken in de hitte. Maar hij zei tegen een van hen: Vriend, ik doe je toch niet tekort? Ben je met mij niet een zilverstuk als dagloon overeengekomen? Neem dan wat je toekomt en ga. Ik wil aan hem die het laatst kwam evenveel geven als aan jou. Mag ik met mijn geld niet doen wat ik wil? Of ben je afgunstig omdat ik goed ben? Zo zul-len dus,’ zei Jezus ten slotte, ‘de laatsten de eersten zijn, en de eersten de laatsten.’

Groot Nieuws Bijbel (1996), Matteüs 20,1-16

Page 9: Aan tafel

De kwaliteit van de zorg onder druk

Aan Tafel met de zorgEen bonte stoet aan zorgpersoneel neemt deel aan deze tafel: coaches, verpleegkundigen, wetenschappers, artsen en maatschappelijk werkers. Zij werken onder andere voor ziekenhuizen, verzorgingshuizen, psychiatrische instellingen en universiteiten.

De disgenoten uit de zorg focussen zich na het lezen van de gelijkenis vrijwel direct op de beloning in hun sector. ,,Voor een topsalaris moet je niet in de zorg gaan werken. Werken in de zorg is een roeping.’’ Het salaris is daardoor voor de meeste van ondergeschikt belang. ,,De grootste beloning krijg je als iemand tevreden is geholpen.’’Maar deze beloning is de laatste jaren onder druk komen te staan. Het zit de deelnemers aan tafel dwars dat de kwaliteit van de zorg achteruit holt. Managers spreken grote ambities uit, maar door de vele reorganisaties in de sector gelden de ambitieuze plannen alleen voor de korte termijn. ,,Het ene plan is nog niet ingevoerd of een volgend plan wordt al vastge-steld.’’ De kwaliteit van de zorg komt hierdoor in het geding en de druk op het personeel neemt toe.

9

Page 10: Aan tafel

10

Volgens de deelnemers is de zorg onderhevig aan een ver-zakelijking. De zorg is verworden tot een product waarmee managers in de sector elk op een eigen manier omgaan. ,,Het product is het resultaat, de weg ernaartoe verschilt’’, merkt iemand op. Hoewel de deelnemers de patiënt voor ogen houden zonder deze te bestempelen als een product, denken ze dat nieuwe werknemers in de sector de patiënt wel anders kunnen gaan bekijken.

Door de zorg als product te zien, vergeet men wel eens het be-lang van de patiënt. De verzakelijking levert regels op die voor verkeerde prikkels zorgen, vinden de mensen aan tafel. ,,Als iemand langer dan vijf dagen een bed bezet, maakt het zieken-huis verlies. Om dit te voorkomen worden mensen op de zesde ziektedag ontslagen. De patiënt is echter lang niet altijd beter en moet binnen korte tijd opnieuw worden opgenomen. Dit is voor die persoon natuurlijk niet goed. Voor het ziekenhuis wel, want de tweede opname telt als nieuwe opname. En dit levert meer winst voor het ziekenhuis op.’’Het raakt de mensen aan tafel zichtbaar dat de kwaliteit van de zorg onder druk staat. Maar doordat zij hun werk als roeping zien, voelen ze ook een grote loyaliteit naar de werkgevers. Irritaties op de werkvloer worden besproken met collega’s, maar ‘ sleutelpersonen in de organisatie nemen hun verantwoordelijkheid niet’. Irritaties blijven en het personeel raakt minder gemotiveerd. Ondanks de grote druk op het

personeel slaat vrijwel niemand met de vuist op tafel. ,,Sta-ken komt sowieso niet voor in de zorg. Want wie helpt dan de patiënten?’’ Deze mensen werken niet om het salaris, maar om mensen te helpen. Bij voorkeur met grote zorg. Een mens is immers geen product.

De spiritualiteit van de zorg door

Paul de BlotEen refl ectie vanuit de wetenschap op de zorgtafel

Professor Paul de Blot SJ werkt sinds 1979 als campus moderator aan de Nyenrode Business Universiteit. Hij promoveerde in 2004 op het proefschrift ‘Vernieuwing van organisaties in een chaotische omgeving door vernieuwing van de mens’, en werd in 2006 benoemd als hoogleraar business spiritualiteit.

,,De zorg zit in de zorgen’’, schrijft professor De Blot. Hiermee reageert hij op de irritatie van de deelnemers aan tafel dat de zorg een product is geworden. De ‘ roeping’ waarover de dis-genoten spreken is veranderd doordat vertrouwde zekerheden kwijt zijn geraakt. Dit geldt volgens de professor ook voor het honderdjarige CNV. ,, Is de persoonlijke roeping en bezieling niet verloren geraakt door het ontbreken van een collectieve

Page 11: Aan tafel

11

spiritualiteit? Heeft het CNV zich mee ontwikkeld met de maatschappelijke en professionele ontwikkelingen?’’ Volgens De Blot is het tijd voor een collectieve bezieling.,,Een roeping vraagt om voortdurende vernieuwing. Daar is een crisis voor nodig, want die zorgt voor schoonmaak en vernieuwing. De natuur leert ons dat met haar voortdurende proces van geboorte, dood en nieuw leven. In het ecosysteem garandeert de crisis van het doodgaan een voortdurende vernieuwing. Een plant wordt geboren, groeit op en gaat dood. Maar uit haar zaadjes komen nieuwe planten, die beter zijn aangepast aan de veranderde omgeving. Ook mensen en orga-nisaties moeten in zekere zin doodgaan om te kunnen ver-nieuwen. Dat zien we in de huidige crisis weer als een harde realiteit. Met alle kracht wil men het stabiele oude economi-sche systeem herstellen. Die werkte met zekerheden door de mens tot een onderdeel van de economische machinerie te reduceren. Dit herstel zal tot een nieuwe crisis leiden zolang men niet radicaal de vernieuwing van de mens aanpakt. Groeien is overgaan naar een hoger niveau met nieuwe eisen en zekerheden, waarmee men nog niet vertrouwd is en die angstig maken. De oude zekerheden werken niet meer en de nieuwe zekerheden moeten nog houvast bieden. Onze hele maatschappij is in groei en daarmee ook de zorg, want de zorg is uitgegroeid tot een netwerk van heel het maatschap-pelijk leven. Daarom zit de zorg zelf in de zorgen. Na honderd jaar werken is ook het CNV heel wat vertrouwde zekerheden kwijt. Alles is complexer geworden. Er is behoefte aan nieuwe

deskundigheid op zeer uiteenlopende gebieden, aangepast aan steeds snellere, nieuwe ontwikkelingen. Daarvoor is een sterkere bezieling nodig vanuit een dieper idealisme en een diepere bewustwording vanuit een sterke roeping.In het verleden werd dit idealisme in de zorg vooral gedragen als een persoonlijke roeping, maar tegenwoordig gaat het vooral ook om een collectieve spiritua-liteit en een corporatieve roeping. De hele organisatie moet zich als organisatie geroepen voelen vanuit de missie van de sector. Dit vraagt om grotere aandacht en betere scho-ling. Deze collectieve bezieling beperkt zich niet enkel tot de eigen cliënten. Het is een verantwoordelijkheid voor heel de omgeving en alle instanties met wie ze samenwerken, ook de gezagsdragers. De omgeving heeft ook zorg nodig.

Een van de belangrijkste valkuilen is de zorg te ontwikkelen zoals een beter product. Het gaat om de zorgrelatie van zorg-klant die het therapeutische resultaat bepaalt van de zorg. Dat is de gevoeligheid van het hart die de aandacht voor de ander op de juiste manier weet te doseren en zo gezondheid te scheppen. Overdosering werkt verslavend of afstotend en onderdosering is nutteloos. Na 100 jaar staat de zorg voor de globale instelling van zorg voor heel de maatschappij.’’

Page 12: Aan tafel

12

Page 13: Aan tafel

13

‘Misschien had die man die heel laat kwam ook wel de hele dag willen werken. Er zijn in onze

maatschappij ook mensen die langs de zijlijn blijven staan. En als maatschappij moeten we dat met

z’n allen voor elkaar oplossen.’

‘Misschien zijn we maar dierverzorgers, maar het is gewoon keihard werken met

verantwoordelijkheden. En dan blijf je hangen, want er is passie.’

‘Gelijk werk bestaat niet. De een loopt harder dan de ander.’

‘Afspraak is afspraak.’

‘Dit is volgens mij de eerste sociale werkgever, die zich verantwoordelijk voelt

voor het personeel.’

Aan Tafel met werknemers uit de dierentuin

Page 14: Aan tafel

14

Aan deze tafel zitten voornamelijk werknemers die werk-zaam zijn op basis van de wet sociale werkvoorziening (WSW). De WSW maakt het mogelijk dat mensen die (bege-leid) willen werken, dat ook daadwerkelijk kunnen doen in een zo ‘normaal’ mogelijke arbeidsomgeving. In Nederland zijn er in totaal zo’n 90.000 voltijds WSW-plaatsen.

Tussen ‘ verleden’ en ‘ heden’ zit een verschil. Op het eerste gezicht lijkt dit vrij voor de hand liggend. Maar niet aan deze tafel met de sociale werkplaats. Na het lezen van de gelijke-nis gaan de werknemers op zoek naar de rol die ze willen spelen in het verhaal. Het gesprek krijgt voor de ogen van de gespreksleider een interessante wending.

,,Stel dat de fi lmregisseur een fi lm wil maken van dit oude ver-haal. Wie zou jij dan in die fi lm willen spelen?’’De werknemers van de sociale werkplaats weten het wel. De één zegt: ,,Ik wil graag degene zijn die het langste werkt. Zo kan ik een ander die minder werkt motiveren en vertellen hoe het werk in elkaar zit.’’ Een ander kiest voor de rol van de vak-bond. Deze rol komt niet in het oorspronkelijke verhaal voor. Maar de man vermoedt dat er werknemers in het verhaal zijn

die niet voldoende voor zichzelf op kunnen komen. Weer een ander wil de heer des huizes wel spelen in de fi lm. ,,Ik vind het namelijk wel een positief iets, dat je jongens, ook degene die gedeeltelijk kunnen werken, voldoende beloont.’’

De gespreksleider kijkt de tafel eens rond en zegt: ,,Zou je, vanuit jouw geschiedenis, ook de rol kunnen spelen van de laatste arbeiders. Zij die wachten op werk, maar op de een of andere manier niet goed aan het werk komen?’’Er wordt geknikt. Eén van de werknemers begint te vertel-len. ,,Ik wel, ik ben een tijdje werkloos geweest. Na één of anderhalf jaar thuis geweest te zijn, ben ik weer aan de slag gekomen. Vervolgens heb ik zo’n twintig tijdelijke baantjes gehad. Toen had ik wel het gevoel de laatste in de cyclus te zijn. Dus ik voel wel mee met die arbeiders van het laatste uur. Op een gegeven moment ben ik ziek geworden. Toen ben ik bij de WSW terecht gekomen.’’ Via de WSW is deze vrouw op verschillende plekken gedetacheerd. Op een gegeven moment kreeg ze een baan aangeboden als conciërge. ,,En ik zeg, nou als conciërge, als conciërge? Ik zeg, dat ken ik niet, zo’n duur woord. Hoe ken ik zo’n duur woord gaan doen. En nou ben ik gewoon conciërge. Ik doe het nou twee jaar en ga echt met ge-

Aan Tafel met de sociale werkplaats

Page 15: Aan tafel

15

not naar mijn werk. Het is een gouden greep. Ik voel me daar echt helemaal thuis.’’

Als de gespreksleider doorvraagt op de arbeidsgeschiedenis blijken diverse werknemers ervaringen te hebben die aan-sluiten bij die van de arbeiders van het laatste uur. De ge-spreksleider is verbaasd: ,,Hoe kunnen jullie dat nou met elkaar verbinden. Jullie zeggen dat je jezelf herkent in de arbeiders van het eerste uur en de werkgever. Als ik doorvraag dan denk ik echter: ‘Dat hoort toch eigenlijk meer bij de positie van de laatste arbeiders’.

Voor de werknemers is hier geen tegenstelling. Diverse werknemers weten inderdaad vanuit eigen ervaring wat het is om arbeider van het laatste uur te zijn. Nu ze echter werk en een bepaalde stabiliteit gevonden hebben zetten ze zich in voor arbeiders van het laatste uur. Vanuit de gedachte dat iedereen gelijk is, is dit vanzelfsprekend voor hen. ,,Weet je, je moet niet denken die is die en die is dat. Of je het nou hoog of laag hebt geschopt in de wereld, het kan me niet schelen.

We blijven allemaal eender, we zijn allemaal mensen. Als je je gewoon sociaal en positief naar elkaar opstelt dan komt het altijd goed. Als we ons echter laten leiden door afgunst van die is hoog en die is iets lager, dan wordt het nooit wat. Elkaar in waarde laten, dat vind ik heel belangrijk.’’

,,Stel dat de gelijkenis verfi lmd wordt, welke titel zou deze dan moeten krijgen?’’ Een werknemer stelt meteen voor: ‘Wij zijn allemaal mensen’. De gespreksleider vervolgt: ,,Maar als alle mensen gelijk zijn, staat dat dan niet haaks op deze gelijke-nis waar de laatsten de eersten zullen zijn? Want er wordt niet

gezegd, ze zullen allemaal de eersten zijn. Nee, de laatsten zullen de eersten zijn.’’

De werknemers nemen het woord, maar komen hier niet uit. Alle mensen zijn toch gelijk? Eén van de werknemers zegt dan ook: ,,Als ik de gelijkenis geschreven zou hebben dan zou ik de zin ‘de laatsten zullen de eersten zijn’ zeker hebben weggela-ten.’’

‘Vele eersten zullen de laatsten zijn’ zou ik zeker hebben weggelaten

Page 16: Aan tafel

16

Ahmed Marcouch is stadsdeelvoorzitter van het Amsterdam-se stadsdeel Slotervaart en lid van de Partij van de Arbeid. Eerder was hij onder meer leraar maatschappijleer aan het ROC en projectleider bij het landelijke expertise centrum diversiteit van de Nederlandse politie.

,,Onze handen zijn niet bedoeld om op te houden, zij zijn bedoeld om iets goeds mee tot stand te brengen. Het is een erekwestie om wat je ook doet, dat zo goed mogelijk te doen - of dat nu stratenmaken is of beleidsnota’s schrijven. Kwestie van zelfrespect. Want liever een baan waarmee je duizend euro verdient, dan thuis zitten in de bijstand of in de WAO. Want werk betekent vooruitgang, nieuwe dingen leren, van waarde zijn voor de samenleving. Een uitkering daarentegen, betekent stilstand.Het hoge percentage WAO’ers in Nederland doet vermoeden dat een fl ink aantal mensen om gezondheidsredenen niet in staat is om te werken. De sociale werkplaatsen, waar onder-meer mensen met een verstandelijke handicap werken, ver-tellen iets anders: alle mensen kunnen werken, al is het dan vaak niet in het beroep waar ze voor opgeleid zijn. Ik snap dat een buschauffeur die aan Parkinson lijdt, zijn beroep niet kan

uitoefenen. Toch heb ik het altijd raar gevonden dat afgekeur-de medewerkers geen werk hoeven te accepteren dat meer dan twee salarisniveaus onder hun oorspronkelijke functie zit. En nog raarder dat mensen het dan dus ook niet doen. Het lijkt mij dat je juist alles wilt aanpakken om zelf je eigen brood te verdienen. Ook als je daardoor minder geld ontvangt dan in de WAO of WW.

In Slotervaart ken ik gezinnen waar alleen de schoolgaande kinderen vroeg op staan, of vroeg op hóren te staan. In som-mige straten kennen de kinderen geen volwassenen die met brooddoosjes de deur uit gaan. In deze gezinnen ontstaat het idee dat geld iets is wat tot je komt, vanuit een instantie. De enige werkenden die zij kennen zijn docenten en hulpverle-ners. Deze kinderen en hun ouders krijgen van ons vaak een coach om hen dagelijkse discipline aan te leren.Maar ik ken in Slotervaart ook de medewerkers van de sociale werkplaats die bij ons uit de rozenstruiken de marspapiertjes prikken die voorbijgangers achteloos hebben laten vallen. En ik ken medewerkers van de sociale werkplaats die bij onze gezinnen het weggegooide huisraad ophalen, opknappen en als koopjes verkopen in een tweedehandszaak.

Sociale werkplaats uitkomst voor WAO’ers door

Ahmed MarcouchEen refl ectie vanuit de politiek op de WSW-tafel

Page 17: Aan tafel

17

Laten wij goed kijken naar deze mensen en diep tot ons door laten dringen wat zij ons impliciet vertellen: ieder-een kan werken. Dus ik vind het recente voorstel van staatssecretaris Klijnsma om medewerkers van sociale werkplaatsen verder te brengen, richting baan in een reguliere arbeidsorganisatie, helemaal prima. Ik zou het zo gek nog niet vinden als sociale werkplaat-sen dan ook toegankelijk werden voor WAO’ers. Werken, dat is een kwestie van arbeidsmoraal, van burgerschap in optima forma.’’

Page 18: Aan tafel

18

Gijsbert van den Brink is bijzonder hoogleraar Geschiedenis van het Gereformeerd Protestantisme Universiteit Leiden en universitair hoofddocent dog-matiek aan de Vrije Universiteit.

,,Soms zou je wel eens willen dat het er inderdaad zo aan toe ging: alle loontabellen worden afgeschaft, en iedereen verdient voortaan hetzelfde. Want we zijn allemaal mensen, of je het nu hoog of laag geschopt hebt in de wereld. De arbeiders die het kortst gewerkt hadden in de gelijkenis konden er ook niets aan doen dat ze zo lang langs de kant hadden gestaan. Ze hadden natuurlijk ook liever de hele dag willen werken!

Dat proef ik in elk geval in de verhalen van de werk-nemers van de sociale werkplaats. Ze voelen zich sterk verbonden met de arbeiders van het eerste

God is goed door Gijsbert van den BrinkEen refl ectie vanuit de christelijke traditie op de WSW-tafel

Page 19: Aan tafel

19

uur, want ze vinden het gewoon heerlijk om conciërge te zijn, of om ander langdurig werk te hebben. Dus dat gun je een an-der ook. En als je dan aan het eind van de maand genoeg geld overhoudt om een beetje normaal van te leven, is het goed. Je hebt al zoveel plezier in het werk zelf dat het loon aan het eind van de maand eigenlijk meer een soort bonus is. Heerlijk om zo te kunnen leven.

Ze zijn vast gelukkiger dan de topbankiers met hún woeker-bonussen. Toch zou ons hele economische systeem onderuit gaan wanneer die topbankiers voortaan hetzelfde zouden verdienen als alle anderen. Zo werkt het immers niet. We zijn allemaal gelijk, maar sommige mensen zijn toch meer gelijk dan anderen. Sommigen dragen meer verantwoordelijkheid, en daar hoort een hoger salaris bij, en betere arbeidsvoor-waarden. Bovendien moet er een prikkel blijven om hogerop te komen. Als iedereen bij voorbaat hetzelfde krijgt, zou de mid-delmaat tot norm worden – en uiteindelijk economische ramp-spoed het gevolg zijn. Het communistisch experiment is niet voor niets grandioos mislukt. Dus is er een vrije markt, met onvermijdelijk sterken en zwakken, winnaars en verliezers. Het is niet anders in deze wereld. Wie op een WSW-plaats werkt, verdient geen schijntje van wat een topbankier krijgt toegeschoven. Je mag nog blij zijn dat er WSW-plaatsen zijn,

want in veel landen ben je inderdaad aangewezen op mensen die je hopelijk zo af en toe een klusje laten doen.

In de wereld die God gaat brengen, wordt dat rechtgezet. Het is ontroerend om te lezen dat die topbankiers er van de WSW-mensen in Gods koninkrijk ook bij mogen horen. Ze hoeven wat hen betreft van God ook weer niet minder te krijgen dan zij. Eersten hoeven geen laatsten te worden, maar – zeggen ook de kanttekeningen bij de Statenvertaling! – als de laatsten, dus op één lijn met hen. Maar of die topbankiers daar ook zo tevreden mee zullen zijn? En of wij, harde werkers van alle tijden, er zo blij mee zijn om niet langer boven anderen uit te kunnen steken? De gelijkenis laat zien hoe diep onze zelfzucht zit. Ons hele economische systeem draait erom, met alle ge-volgen van dien. Die andere wereld, waarin elk mens aan Gods goedheid genoeg heeft, zal dus wel bij God zelf vandaan moe-ten komen. Maar laat dat nu precies het goede nieuws zijn dat Jezus kwam brengen, en waarop christenen blijven hopen.’’

Page 20: Aan tafel

20

Abdulwahid van Bommel is docent geestelijke verzorging en schrijver. Hij begon als jazzmusicus, werd imam van een moskee in Den Haag en was directeur van de Nederlandse Moslim Omroep. Hij schreef onder andere boeken over hu-mor in de islam, vrouwenrechten en liefde en seksualiteit.

,,Het is bijna onaanvaardbaar dat laatsten de eersten zijn. Behalve als er een kassa extra opengaat en zo’n lieve juffrouw zegt: ‘Kan ik u helpen?’’’, schrijft Abdulwahid van Bommel. Met dit herkenbare voorbeeld laat hij zien hoe oneer-lijk het kan aanvoelen als laatsten de eersten worden. De mensen in de kassarij die nu snel worden

geholpen, zien we als voordringers. ,,Daarom trekken we bij de bakker een nummertje.’’

Een werknemer van de sociale werkplaats had die laatste zin ‘de laatsten zullen de eersten zijn’ graag weggelaten uit de ge-lijkenis. Van Bommel bekijkt het verhaal van deze werknemers vanuit de islam. ,,Hier zie je dat arbeiders van het late uur een bijzondere plaats hebben en als eersten worden behandeld. In de islam heeft ‘ een ieder recht op voeding, onderdak, kleding, opleiding en medische verzorging binnen het bereik van de middelen van de gemeenschap’. Deze verplichting geldt in het bijzonder voor personen die niet voor zichzelf kunnen zorgen door een tijdelijke of blijvende handicap of door het bereiken van hoge ouderdom. Ook hierover ontstaat wel eens irritatie.’’,,In een gelijkenis vertelde de profeet Mohammed over drie mensen die zich tijdens een stormvloed verschuilen in een grot. Terwijl ze zich veilig wanen rolt er een rotsblok voor de opening van de grot en zitten ze opgesloten. Nadat ze alles hebben geprobeerd om het rotsblok te verwijderen zitten ze wanhopig bij elkaar. Ze komen tot de conclusie dat alleen gebed hen nog kan helpen. Om er uit te komen smeken ze tot God met de goede werken die ze hebben verricht. De eerste bidt met staaltjes van zelfopoffering en dienstbaarheid voor

Eerst de laatsten door Abdulwahid van Bommel Een refl ectie vanuit de islamitische traditie op de WSW-tafel

Page 21: Aan tafel

21

zijn ouders. Het rotsblok rolt een beetje opzij. De tweede bidt met de eer van een vrouw die hij heeft gered, en het rotsblok rolt iets verder, maar niet ver genoeg om hen door te laten. De derde smeekt: ,,O Allah, ik had een aantal arbeiders ingehuurd. Op een na had ik aan allen hun loon gegeven. Maar die ene ging er vandoor zonder iets te zeggen. Toen heb ik zijn geld geïn-vesteerd en zijn eigendom groeide onder mijn handen. Op een dag kwam hij terug en vroeg om zijn geld. ‘Die hele kudde die je daar ziet is van jou’, zei ik tegen hem. ‘Neem me niet in de maling’, zei hij. ‘Ik spreek slechts de waarheid’, antwoordde ik. Hij stond versteld, maar werd wél de eigenaar en herder van die kudde. O Allah, als ik dat voor uw welbehagen heb gedaan red ons dan uit deze situatie.’’ En het rotsblok rolde voor de grot vandaan en ze werden bevrijd.

Zo werd de laatste van de drie de eerste. Of in ieder geval de doorslaggevende. Ook die man die had gewerkt en zonder loon haastig vertrok, was de laatste die zou ontvangen. Misschien had hij een dringende afspraak. In ieder geval belangrijker dan zijn loon. Of hij dacht dat komt wel goed, die baas lijkt mij een eerlijke kerel.

De baas in deze gelijkenis lijkt zich ervan bewust dat de positie en waardigheid van arbeiders door de islam wordt gegaran-deerd. Hij eerbiedigt arbeid en de arbeiders. Moslims worden aangemoedigd niet alleen de arbeiders rechtvaardig te behan-delen, maar ook royaal en tijdig te belonen. Arbeiders hebben recht op prompte betaling van loon - namelijk, zoals de profeet zei: ‘Nog voor het zweet is opgedroogd’ - maar ook op rust en ontspanning: ‘Werkt en Allah zal met Zijn boodschapper en de gelovigen uw werk zien.’ De profeet heeft gezegd: ‘Niemand eet ooit beter voedsel dan wat hij met het werk van zijn handen verdient. Ook de profeet Dawûd (David) at van het werk van zijn handen.’

Waarschijnlijk konden de arbeiders die gewoon hun loon had-den ontvangen niet uitstaan dat die man een hele kudde had ge-kregen door later terug te komen. Want we kunnen als eenvou-dige arbeider niet altijd de hogere wiskunde van de werkgever, noch die van God begrijpen.’’

Page 22: Aan tafel

Aan Tafel met werknemers uit het

bus- en streekvervoer‘Ik kan gewoon lekker met m’n busje rijden, en na afl oop ga ik naar huis,

naar mijn gezinnetje, en dat is belangrijk.’

‘Oneerlijk? Er wordt geredeneerd vanuit het hart in plaats van het hoofd.’

‘Het rijden vind ik leuk, maar ook het contact met de mensen. Want als dat niet zo was, dan

was ik al lang weg, en deed ik wat anders.’

‘Wat ik heel belangrijk vond, was het smoelenboek. Lachen. Als je in dienst kwam, werd er

een foto van je gemaakt, in de map, nou geweldig!’

‘We leven allemaal ons eigen leven, en we proberen wat we kunnen, om naast ons eigen

leven dat stukje voor een ander te zijn. Iedereen kan daar invulling aan geven zoals hij of zij

dat wil. Daar mag je niet over oordelen. We kunnen nooit in de ander kijken.’

‘Ze verwijten mij wel eens dat ik een workaholic ben. Maar als er iemand is die een beroep

op me doet, dan ben ik er. En dan kijk ik niet van: wat krijg ik er voor terug? Je kunt niet

alles in geld uitdrukken.’

22

Page 23: Aan tafel

23

Page 24: Aan tafel

24

Diverse werknemers uit het onderwijs zijn aan deze tafel geschoven. Docenten uit het basison-derwijs, docenten uit het hoger onderwijs en ook ondersteunend personeel.

Anders dan bij andere tafels, richt het gesprek van het onderwijspersoneel zich voor een groot deel letterlijk op de tekst. Gevraagd naar welke gevoe-lens, ervaringen of herinneringen de gelijkenis oproept, zegt een deelnemer meteen: ,,Ik bekijk zo’n gelijkenis altijd kritisch. Op het moment dat Jezus over een wijngaard bezig is, denk ik: ‘Heb je er wel verstand van?’’’Deze werknemer blijkt zelf een kleine wijngaard te hebben als hobby. Hij vertelt dat er in de maand augustus altijd tweehonderdvijftig meter net over zijn wijngaard gaat. Opvallend is dat het in de gelijkenis helemaal niet gaat over een net of over productie. Het gaat ook niet over de vraag wat de wijngaard oplevert en hoeveel de heer van de wijngaard verdient. Dit brengt het gesprek op de vraag: waar is de lens in de gelijkenis wel en niet op gericht.

‘Heb je er wel verstand van Jezus?’ Aan Tafel met het onderwijs

De werknemers stellen dat het verhaal gaat over de arbeidssituatie en onderlinge solidariteit. Ook is het opvallend dat er verschillende soorten mensen een rol spelen in de gelijkenis. Er is iemand die veel grond heeft en er zijn mensen die niets hebben. Zij moeten zich als arbeider verhuren. Maar ook deze huurlingen vormen niet één groep: verschillende arbeiders worden op verschillende tijden ingehuurd. Je hebt de arbeiders van het eerste uur en de arbeiders van het laatste uur.,,Wie zijn die arbeiders van het laatste uur?’’, vraagt de gesprekslei-der. Woorden als ‘paria’s’ en ‘ verschoppelingen’ gaan over tafel. De werknemers noemen diverse groepen op die wel eens arbeiders van het laatste uur kunnen zijn: allochtonen, asielzoekers, mensen met een handicap en mensen met een psychiatrische achtergrond.

,,Zijn er ook aan tafel mensen die de ervaring van laatste zijn ken-nen?’’ Een voorbeeld dat voor veel mensen herkenbaar is, wordt genoemd: de laatste zijn die wordt gekozen tijdens de gymles. ,,Ik heb een lichamelijke handicap en ik was dus altijd de achterste in de rij. Ik mocht niet meedoen of ik werd altijd als laatste genomen omdat ik alleen in de weg kon staan, daar kwam het eigenlijk op neer. Ja, dat is heel vervelend. Ja, dan moet je andere talenten gaan ontwikkelen. Dat is wel het voordeel: je wordt erop gefocust dat je toch iets anders moet.’’ Een werknemer stelt dat het er dus maar van afhangt naar

Page 25: Aan tafel

‘Heb je er wel verstand van Jezus?’ Aan Tafel met het onderwijs

welk talent er wordt gekeken en vervolgt: ,,We komen in de toekomst allerlei arbeids-krachten te kort, maar er staan nog een heleboel mensen aan de kant die je zou kun-nen laten deelnemen aan onze maatschappij.’’Zijn het de arbeiders van het laatste uur die nog aan de kant staan in onze maatschap-pij? Het valt het onderwijspersoneel aan tafel in ieder geval op dat in de gelijkenis wordt gevraagd waarom ze er nog staan. De heer vraagt waarom ze werkloos zijn. Een werknemer zegt: ,,Die vraag doet mensen recht. Wat is er met jou dat je geen werk hebt?’’ Een ander beaamt dat deze groep wordt gezien: ,,Jezus zegt: ‘Er zit wel een vlekje aan , maar ik huur jullie toch. Je doet toch mee’.’’

,,Waarom heeft ie dan niet iedereen ’s morgens gehuurd, maar alleen een bepaalde club?’’, werpt weer een ander tegen. ,,Dacht hij: ‘Met dit stelletje red ik het wel?’ Toen dat niet ging is hij nog een keer teruggegaan en heeft hij nog een aantal gehuurd, en toen dacht ie: ‘Nou dat laatste stelletje heb ik ook nog wel nodig’.’’ Een disgenoot valt de criticus bij: ,,Het roept wel de vraag op, van ja, waarom nam hij ze niet allemaal mee? Dan zou je toch zeggen: die eersten zijn waardevoller dan die anderen. Dat wil ik er liever niet in zien.’’ De gespreksleider reageert: ,,Het verhaal legt zelf niet uit wat er precies gebeurt. Er wordt dus een beroep gedaan op onze ervaring, op ons verbeel-dingsvermogen. Dat is alleen maar goed, dan worden we zelf actief. Dan vullen we de gaten van het verhaal in. En op het moment dat we dat doen, ja dan komen we zelf met wie we zijn.’’

25

Page 26: Aan tafel

Doekle Terpstra is voorzitter van de HBO-raad. Daarnaast is hij onder andere voorzitter van de KNSB en ICCO en lid van de raad van toezicht van de Publieke Omroep. Terpstra was van december 1998 tot mei 2005 voorzitter van CNV.

,,Boeiend om in het Aan Tafel verhaal vanuit het onderwijs te zien hoe men geneigd is het prachtige verhaal over de arbeiders in de wijngaard te rationaliseren. De netten ont-breken, heeft Jezus wel verstand van de complexiteit van de wijngaard en wat weet hij nu van productie? Vergeten wordt dat de metaforen van de bijbel niet de werkelijkheid van de dag willen laten zien, maar vooral de achterkant daarvan. Ze willen ons als het ware het grote geheim van het leven voorhouden. Een werkelijkheid die zich moeilijk concreet en manifest laat maken, maar die irrationaliteit vraagt. Het gaat om het perspectief van het leven zoals het bedoeld zou kunnen zijn. De verhalen van toen lijken allemaal te willen zeggen: ‘Stel je nu eens voor, dat we zo met elkaar zouden samenleven, stel je voor dat we zo met onze naasten om

De laatsten zullen de eersten zijn door

Doekle Terpstra Een refl ectie vanuit het maatschappelijk middenveld op de onderwijstafel

26

Page 27: Aan tafel

27

zouden gaan, zouden we dan niet een samenleving creëren waar een ieder, ongeacht zijn mogelijkheden, tot zijn bestem-ming zou komen?’.

De verhalen laten ons niet de harde werkelijkheid verbeelden, maar juist het bijna onmogelijke. Dat is visionair en het doet een beroep op onze verbeeldingskracht. Het laat zien dat er een heel andere werkelijkheid is dan die van het concrete en zichtbare. Juist aan mensen in het onderwijs mag gevraagd worden om kinderen en jongvolwassenen mee te nemen in die verbeeldende werkelijkheid. De verhalen, de dromen, de idealen, de metaforen van toen vertellen dat er een andere werkelijkheid dan die van vandaag mogelijk is. En dat die, als wij dat willen, ook gerealiseerd kan worden. Als wij van goede wil zijn, moet het mogelijk zijn om bij te dragen aan die houd-bare en duurzame wereld. Wat daarvoor nodig is, zijn mensen die in dat ideaal blijven geloven.

In het woord onderwijs zit het woord ‘wijzen’ opgenomen. Docenten hebben een prachtige opdracht om de komende generaties richting mee te geven; ze te duiden hoe ze zich als mens in een complexe samenleving staande kunnen houden ten opzichte van zichzelf en elkaar. Dat vraagt verbeeldings-kracht en dat overstijgt de ratio. Het vraagt betrokkenheid die van het verstand naar het hart reikt. Als we zo kijken naar het evangelieverhaal ontdekken we dat het verhaal wellicht te ma-ken heeft met iets, als het als mens niet losgelaten worden in het grote verhaal van de Eeuwige, dat we elkaar nodig hebben in een samenhangend en solidair verband, dat iedereen inge-sloten wordt, dat er verschilligheid bestaat ten opzichte van allen, dat de werkers van het eerste uur tot de bevoorrechten behoren. Dat zij onterecht kwaad worden op de laatsten als die toch mee mogen doen. De zachte metaforen maken heel erg helder op welke idiote wijze wij de wereld aan het vorm geven zijn. Onze verbeelding blijft nodig om ons allen voor te houden dat het anders kan.’’

De laatsten zullen de eersten zijn door

Doekle Terpstra Een refl ectie vanuit het maatschappelijk middenveld op de onderwijstafel

Page 28: Aan tafel

28

Aan Tafel met de sector

zakelijke dienstverlening‘Geweldig dat de werkgever een dergelijke onorthodoxe maatregel durft te nemen.’

‘Zet werklozen bijvoorbeeld in als hulp bij verzorgingste-huizen. Hier is vaak schreeuwend tekort aan handen aan het bed.’

‘De meeste zelfstandigen zonder personeel verdienen zo weinig dat ze niet toekomen aan pensioen.’

‘Voor hetzelfde werk anders worden beloond voelt niet altijd plezierig. Je ziet ook dat mannen en vrouwen verschillend worden beloond.’

‘Door bonussen is de solidariteit vaak heel ver weg.’

‘Mensen denken vaak in rechten. Niet in plichten.’

Page 29: Aan tafel

29

Page 30: Aan tafel

30

Page 31: Aan tafel

Zelf aan de slag met Aan Tafel

Aan tafel is een project waarbij werknemers met collega’s uit de eigen sector in gesprek gaan aan de hand van een verhaal. Het verhaal waarvoor is gekozen is de gelijkenis ‘De arbeiders in de wijngaard’. Zoals uit deze bundel blijkt, werpen verschil-lende sectoren een ander licht op de gelijkenis. Andersom werkt de gelijkenis een verrassende blik op werk en werkne-mer.Dit project is een pilot en krijgt wellicht een vervolg. Het is mooi als de gesprekken doorgaan. Daarom dagen we iedereen uit om ook aan tafel te gaan met collega’s. Aan de hand van dit verhaal kun je tot verrassende inzichten komen.

Tips > Lees het verhaal met elkaar door. En bespreek wat u ver-

wacht van deze tafel.

> Wat komt er als eerste in u op bij het lezen? Hoe denken uw tafelgenoten over het verhaal?

> Stel uzelf en elkaar de vraag: ‘Met wie identifi ceer ik mij in het verhaal en waarom?’

> Ga vervolgens dieper op het verhaal in en deel uw er-varingen. Bent u arbeider van het eerste of laatste uur? Waarom? Hoe voelt dat? Welke rol speelt uw werkgever? En de maatschappij?

> Wat valt er op in de verhalen van uw tafelgenoten? Wat kunnen jullie van elkaar leren? Zijn uw verwachtingen uitgekomen?

> Wilt u uw ervaringen delen met het CNV? Mail naar aantafel @ cnv.nl.

31

Page 32: Aan tafel

32

Page 33: Aan tafel

33

DankwoordCNV Aan Tafel is tot stand gekomen in samenwerking met de Vrije Universiteit (VU), in het bijzonder met de Dom Hélder Câmara leerstoel. Een speciale dank daarom aan dr. Hans Snoek en prof. dr. Hans de Wit voor hun inspiratie, energie en tijd. Ook willen we de ge-spreksleiders hartelijk bedanken voor de wijze waarop zij de gesprekken geleid hebben. Door de eigen manier van begeleiden zijn mooie gesprekken ontstaan die tot de verbeelding spreken. Tot slot willen we de deelne-mers zelf van harte bedanken voor hun bereidheid om in alle openheid aan te geven hoe zij tegen hun werk en het verhaal aankijken.

Ook de komende 100 jaar wil het CNV bijdragen aan veranderingen die soms voor onmogelijk worden gehou-den. Veranderingen die de werknemer en samenleving dienen. Veranderingen die er zonder verbeelding en idealen niet zullen komen.

Page 34: Aan tafel

34

Page 35: Aan tafel

35

ColofonDit is een uitgave van het CNVwww.cnv.nlCNV Aan Tafel werd georganiseerd door:Jan Jorrit Hasselaar, Laetitia Griffi oen, Aart-Jan Baaijens Fotografi e: stock, Bas de Meijer, Ton BorsboomGrafi sche vormgeving: Marjoleine Reitsma© November 2009

Page 36: Aan tafel

36