A.A.M. van der Hoeven, , 16 februari 2009. en de broeders 16-02-2009.pdfJakobus en de broeders –...

21
Jakobus en de broeders – Davidische vertegenwoordigers in de tempelliturgie A.A.M. van der Hoeven, www.JesusKing.info, 16 februari 2009. 1. Inleiding ................................................................................................................................. 2 2. Deputaties van het volk – ‘districten’ en ‘families’ ............................................................... 3 3. Jakobus ‘de Rechtvaardige’ en ‘Rouwende’ .......................................................................... 5 4. Jakobus en de broeders in het Nieuwe Testament.................................................................. 9 Honderdtwintig personen – “zijn broeders” ........................................................................ 9 Bijna altijd in de tempel ....................................................................................................... 10 Christelijke Joden................................................................................................................. 12 Simon Petrus vlucht – Jakobus en de broeders niet in het Cenakel ..................................... 14 Dat de broeders niet behoorden tot de kerken van Judea of tot “de leerlingen” ................ 14 De Elf, Kefas en Jakobus...................................................................................................... 15 Jakobus, Kefas en Johannes – mannen van Jakobus – het huis van David ......................... 15 Paulus ging in tot Jakobus – Wij hebben hier vier mannen die onder gelofte staan; neem dezen mee ............................................................................................................................. 16 Jakobus, aan de twaalf stammen in de Verstrooiing............................................................ 17 Paulus: “de andere apostelen en de broeders des Heren en Kefas” ................................... 17 Het Kerygma: Hij is verschenen aan Jakobus, daarna aan alle apostelen ......................... 18 5. Conclusie .............................................................................................................................. 18 Fig. 1 Een schets van het heiligdom van de tempel ............................................................................................. 19 Bibliografie ........................................................................................................................................................... 20 Afkortingen ........................................................................................................................................................... 21

Transcript of A.A.M. van der Hoeven, , 16 februari 2009. en de broeders 16-02-2009.pdfJakobus en de broeders –...

Page 1: A.A.M. van der Hoeven, , 16 februari 2009. en de broeders 16-02-2009.pdfJakobus en de broeders – Davidische vertegenwoordigers in de tempelliturgie A.A.M. van der Hoeven, , 16 februari

Jakobus en de broeders – Davidische vertegenwoordigers in de tempelliturgie

A.A.M. van der Hoeven, www.JesusKing.info, 16 februari 2009.

1. Inleiding ................................................................................................................................. 2

2. Deputaties van het volk – ‘districten’ en ‘families’ ............................................................... 3

3. Jakobus ‘de Rechtvaardige’ en ‘Rouwende’ .......................................................................... 5

4. Jakobus en de broeders in het Nieuwe Testament.................................................................. 9

Honderdtwintig personen – “zijn broeders” ........................................................................ 9

Bijna altijd in de tempel ....................................................................................................... 10

Christelijke Joden................................................................................................................. 12

Simon Petrus vlucht – Jakobus en de broeders niet in het Cenakel..................................... 14

Dat de broeders niet behoorden tot de kerken van Judea of tot “de leerlingen” ................ 14

De Elf, Kefas en Jakobus...................................................................................................... 15

Jakobus, Kefas en Johannes – mannen van Jakobus – het huis van David ......................... 15

Paulus ging in tot Jakobus – Wij hebben hier vier mannen die onder gelofte staan; neem dezen mee ............................................................................................................................. 16

Jakobus, aan de twaalf stammen in de Verstrooiing............................................................ 17

Paulus: “de andere apostelen en de broeders des Heren en Kefas”................................... 17

Het Kerygma: Hij is verschenen aan Jakobus, daarna aan alle apostelen ......................... 18

5. Conclusie.............................................................................................................................. 18

Fig. 1 Een schets van het heiligdom van de tempel ............................................................................................. 19

Bibliografie ........................................................................................................................................................... 20

Afkortingen ........................................................................................................................................................... 21

Page 2: A.A.M. van der Hoeven, , 16 februari 2009. en de broeders 16-02-2009.pdfJakobus en de broeders – Davidische vertegenwoordigers in de tempelliturgie A.A.M. van der Hoeven, , 16 februari

2

Jakobus en de broeders – Davidische vertegenwoordigers in de tempelliturgie

1. Inleiding

“Jakobus, de broeder des Heren” (Gal 1,19), wordt in het Nieuwe Testament vijftien keer genoemd. Hij was één van de vier broeders van Jezus: “Jakobus, Jozef, Simon en Judas” (Mt 13,55/Mr 6,3). De bespreking van de vraag wat soort broeder Jakobus was van Jezus, bijv. een volle broer of halfbroer of een neef, ligt buiten het bestek van dit artikel, maar we mogen afleiden dat Jakobus een afstammeling van koning David was, net als Jezus’ vader Jozef (Mt 1,6-16 Lu 3,23-31). Jakobus’ moeder was aanwezig bij het kruis van Jezus en bij zijn lege graf (Mt 27,56 Mr 15,40 16,1 Lu 24,10).

Er waren ook vele vrouwen bij, die op een afstand toekeken; zij waren Jezus vanuit Galilea gevolgd om voor Hem te zorgen. Onder hen bevonden zich Maria Magdalena, Maria de moeder van Jakobus en Jozef en de moeder der zonen van Zebedeus. (Mt 27,55-56) (WV78)1

Deze Jakobus, de broeder des Heren, is niet dezelfde als de apostel Jakobus, de zoon van Zebedeüs, noch als de apostel Jakobus, de zoon van Alfeüs (Mt 10,1-4, vgl. Mr 3,21.31 en Joh 7,5). Jezus verscheen aan Jakobus, de broeder des Heren, en aan alle apostelen (1Kor 15,7). Jakobus werd gezien door Paulus bij Paulus’ eerste bezoek aan Jeruzalem na zijn bekering (Gal 1,19). Simon Petrus zond een boodschap aan Jakobus dat hij uit Herodes’ gevangenis was ontsnapt en Jeruzalem zou verlaten (Hand 12,17). Bij Paulus’ tweede bezoek aan Jeruzalem na zijn bekering gaf Jakobus Paulus de broederhand en vroeg hem om de armen te blijven gedenken (Gal 2,9). Later kwamen “mannen van Jakobus” van Jeruzalem naar Antiochië, waar zij redetwistten over de besnijdenis voor heidenen2 (Gal 2,12), maar zij deden dit zonder dat dit door Jakobus’ opgedragen was (Hand 15,24). Hij sprak zich in het Apostolisch Concilie in Jeruzalem met gezag uit tegen besnijdenis voor heidenen (Hand 15,13). Terwijl hij in de tempel was, werd hij weer bezocht door Paulus, die toen zijn Derde Missiereis had volbracht (Hand 21,18) en was gekomen om aalmoezen en offergaven voor zijn natie te brengen. Hij schreef de brief van Jakobus (Jakobus 1,1) en wordt genoemd in de brief van Judas (Judas 1,1). Hieronymus beschreef hoe Jakobus een leerling van Jezus was vóór Jezus’ dood en verrijzenis (De Viris Illustribus 2). Eusebius scheef over hoe Jakobus de bisschop van Jeruzalem werd (H.E. 2,1,1-4). Jakobus’ dood wordt beschreven door Flavius Josephus (Oudh. 20,197-203) en door Eusebius (H.E. 2,23,1-25); in dit verslag noemt Eusebius vele eigenschappen en activiteiten van Jakobus in de tempel op, en zegt dat hij Jakobus, de Rechtvaardige, werd genoemd, en ook ‘de zoon van David’ (als dit een verwijzing is naar Jakobus en niet naar Jezus). Volgens Eusebius werd Jakobus vermoord doordat hij van de top van de tempel naar beneden werd gegooid en vervolgens gestenigd en met een knuppel doodgeslagen door een volder. De moderne geleerde Chilton zegt, wanneer hij commentaar geeft op de bronnen die over Jakobus spreken, dat ‘er steeds en vanaf een vroege periode wordt getuigd van Jakobus’ sterke binding met de tempel’ en dat ‘Jakobus vrijwel alleen daar (in de tempel) wordt aangetroffen na de verrijzenis’; Chilton vervolgde met te zeggen dat ‘de specificiteit van die locatie de vraag doet rijzen naar Jakobus’ verhouding (…) tot hen die verantwoordelijk waren

1 Alle bijbelcitaten zijn uit de Willibrordvertaling van 1978 (WV78), tenzij anders aangegeven. 2 Een ‘heiden’ was ieder die geen Jood was.

Page 3: A.A.M. van der Hoeven, , 16 februari 2009. en de broeders 16-02-2009.pdfJakobus en de broeders – Davidische vertegenwoordigers in de tempelliturgie A.A.M. van der Hoeven, , 16 februari

3

voor het functioneren van de tempel.’3 Dit is de vraag waarop dit artikel een antwoord wil geven. De controversiële stelling van Eisenman, dat Jakobus geïdentificeerd moet worden met de ‘rechtvaardige leraar’ van de Esseense secte van Qumran,4 wordt hier niet besproken. Volgens Chilton is het meest weloverwogen en effectieve antwoord op deze stelling wellicht dat van Painter.5 Jakobus, de broeder van de Heer, kan oorspronkelijk evenwel een Esseen geweest zijn, en met name een lid van de Nazareense tak van de Essenen, aangezien hij waarschijnlijk uit Nazareth kwam, net als zijn en Jezus’ “zusters”, die in Nazareth woonden.6 Het verband tussen Nazareth en de voor-christelijke Joodse Nazareense secte (niet de christelijke) is beschreven in mijn artikel “De Elf”.7 2. Deputaties van het volk – ‘districten’ en ‘families’

In de eerste eeuw AD kwamen de Israelieten om verscheidene redenen naar de tempel, en één van deze redenen was om deel te nemen aan de tempeleredienst naast de priesters. De dagelijkse eredienst in de tempel begon ’s ochtends met het gemeenschappelijke offer van een lam en eindigde in de middag met eenzelfde gemeenschappelijk offer van een tweede lam. Individuele vrijwillige en verplichte offers werden tussen deze twee dagelijkse gemeenschappelijke offers opgedragen. En net zoals een individu naast de priesters moesten staan, wanneer zijn individuele offer werd gebracht, zo moesten ook de vertegenwoordigers van de hele gemeenschap van Israel naast de priesters staan, wanneer de gemeenschappelijke offers werden geofferd. Deze vertegenwoordigers van het volk werden ‘posterende mannen’ of (als een groep) een ‘deputatie’ genoemd.

De deelname van de Israëlieten aan het ritueel van de offers vond plaats door deputaties (dm(m). De Misjna zegt: ‘Wat zijn de deputaties? Er staat geschreven: ‘Beveel de kinderen van Israël en zeg tot hen: mijn verplichting, mijn voedsel’ hoe kan het offer van een man geofferd worden terwijl hij er niet bij staat? Daarom wijdden de Eerste Profeten vierentwintig afdelingen, en voor iedere afdeling was er een deputatie in Jeruzalem, bestaande uit priesters, Levieten en Israëlieten’ (M. Taanith 4,2). … De onderverdeling in deputaties was gebaseerd op de geografische instelling van de vierentwintig districten, waarbij de termen deputatie en district uitwisselbaar waren in de Talmoedische literatuur. De mannen van de deputaties stonden naast de priesters tijdens hun dienstwerk en verzamelden zich, nadat de offers voltooid waren, voor de dagelijkse lezing van de Tora en voor de voorgeschreven gebeden. Ze vastten gedurende het grootste deel van de week. We kunnen niet vaststellen hoe iedere deputatie was samengesteld.8

3 vertaling van “A tight association with the temple on James’s part is attested throughout and from an early period” en “James is found virtually only there (in the temple) after the resurrection”; en “the specificity of that location raises the issue of James’ relation (….) to those responsible for the operation of the temple” (B. CHILTON, “James, Jesus’ Brother”, in The Face of New Testament Studies, red. S. MCKNIGHT EN G.R. OSBORNE, Grand Rapids, 2004, p. 257, 262) 4 R.H. EISENMAN, James the Brother of Jesus: The Key to Unlocking the Secrets of Early Christianity and the Dead Sea Scrolls (New York: Viking, 1996) 5 B. CHILTON, “James, Jesus’ Brother” p. 251; J. PAINTER, Just James: The Brother of Jesus in History and Tradition, Columbia, University of South Carolina Press, 1997 6 “Is dat niet de timmerman, de zoon van Maria en de broeder van Jakobus en Jozef en Judas en Simon? En wonen zijn zusters niet hier bij ons?’ En zij namen aanstoot aan Hem.” (Mr 6,3) 7 De Elf (Lu 24,9.33 Hand 2,14) – Jezus verscheen verrezen aan de Officieren van de Tempelgevangenis, 01-08-2010, www.JesusKing.info 8 vertaling van “The participation of the Israelites in the ritual of the sacrifices was by deputations (dm(m). The Mishnah states: ‘What are the deputations? In that it is written: ‘Command the children of Israel and say unto them: my obligation, my food’ how can a man’s offering be offered while he doesn’t stand by it? Therefore

Page 4: A.A.M. van der Hoeven, , 16 februari 2009. en de broeders 16-02-2009.pdfJakobus en de broeders – Davidische vertegenwoordigers in de tempelliturgie A.A.M. van der Hoeven, , 16 februari

4

Elk van de vierentwintig ‘afdelingen’ waarin niet alleen de priesters en Levieten, maar ook heel Israël, door middel van vertegenwoordigers, was verdeeld, deden een week dienst, van Sabbat tot Sabbat, waarbij de dagelijkse dienst tussen hun afzonderlijke ‘families’ of ‘huizen’ werd verdeeld.9 ‘vertegenwoordigers van het volk’ (of ‘posterende mannen’) … (die) … verhinderd waren om voor hun beurt ‘op te gaan’ naar Jeruzalem, moesten samenkomen in de synagogen van hun district om elke dag van hun weekdienst te bidden en vasten, behalve op de zesde, zevende en de eerste.10 Er waren synagogen en scholen in Jeruzalem en in de tempelvoorhoven. Tijdens weekdagen en feestdagen werd het ritueel van het dagelijks offer verbonden aan de eredienst van de synagoge, met de samenkomst van de priesters voor gebed en de recitatie van het shema of met het lezen van de Tora door de hogepriester en de deputaties.11 Hun plicht (van de deputaties) was tweevoudig: om heel Israel te vertegenwoordigen in de eredienst van het heiligdom en om als een soort gids te dienen voor hen die zaken hadden te regelen in de tempel. Zo brachten de hoofden van de afdeling, op een zeker moment in de eredienst, hen, die waren gekomen om een verzoening te doen voor de reiniging van een onzuiverheid, naar boven en stelden hen op langs de ‘Poort van Nicanor’, in afwachting van het dienstwerk van de dienstdoende priesters. De ‘mannen van post’ werden vrijgesteld van aanwezigheid in de tempel in alle gevallen dat het ‘Hallel’ werd gezongen, mogelijk omdat de antwoorden van de mensen, wanneer de hymne werd gezongen, aantoonden dat ze niet meer formeel vertegenwoordigd hoefden te worden.12

Voor een wettig samengestelde bijeenkomst in een synagoge moesten minstens tien mannen van Israel aanwezig zijn,13 dus het aantal Israelieten dat de dagelijkse deputatie in de tempel vormde, zal zeker niet minder dan tien zijn geweest. De Voorhof van de Israelieten, die de voorhof is waar de deputatie stond om aanwezig te zijn bij de gemeenschappelijke offers, grensde aan de Voorhof van de Priesters, waar de offers werden geslacht en op het vuur werden gelegd door de priesters. Alleen Joodse mannen mochten het Voorhof van de Israelieten betreden. De Joodse vrouwen mochten de derde van

the First Prophets ordained twenty-four courses, and for every course there was a deputation in Jerusalem made up of priests, Levites and Israelites’ (M. Taanith 4:2). … The division into deputations was based upon the geographical constitution of the twenty-four districts; the terms deputation and district were interchangeable in talmudic literature. The men of the deputations stood beside the priests during their ministration and, after the completion of the sacrifices, gathered for the daily reading of the Torah and for the prescribed prayers. Throughout most of their week they fasted. We are unable to determine how each deputation was composed.” S. SAFRAI a.o. red., The Jewish People, p. 873 9 vertaling van “Each of the twenty-four 'courses' into which not only the priests and Levites, but also all Israel, by means of representatives, were divided, served for one week, from Sabbath to Sabbath, distributing the daily service among their respective 'families' or 'houses'”. A. EDERSHEIM, The Temple,, hfds. 7, p. 11 10 vertaling van “'representatives of the people' (or 'stationary men') …(who)… had been prevented from 'going up' to Jerusalem in their turn, had to meet in the synagogues of their district to pray and to fast each day of their week of service, except on the sixth, the seventh, and the first.” Ibid. hfds. 4, p. 56 11 vertaling van “There were synagogues and schools in Jerusalem and in the Temple court-yards. During weekdays and feasts the ritual of the daily whole-offering was linked with the divine service of the synagogue, with the gathering of the priests for prayer and the recitation of the shema or with the reading of the Torah by the high priest and the deputations.” S. SAFRAI e.a. red., The Jewish People, p. 904-05 12 vertaling van “Their (the deputations’) duty was twofold: to represent all Israel in the service of the sanctuary, and to act as a sort of guide to those who had business in the Temple. Thus, at a certain part of the service, the head of the course brought up those who had come to make atonement on being cleansed from any impurity, and ranged them along the ‘Gate of Nicanor’, in readiness for the ministry of the officiating priests. The ‘men of station’ were dispensed from attendance in the Temple on all occasions when the ‘Hallel’ was chanted, possibly because the responses of the people when the hymn was sung showed that they needed no formal representatives.” A. EDERSHEIM, The Temple, hfdst. 10, p. 154 13 D. ROPS, Het dagelijks leven p. 450.

Page 5: A.A.M. van der Hoeven, , 16 februari 2009. en de broeders 16-02-2009.pdfJakobus en de broeders – Davidische vertegenwoordigers in de tempelliturgie A.A.M. van der Hoeven, , 16 februari

5

de drie binnenhoven van de tempel betreden: de Voorhof van de Vrouwen. Heidenen konden alleen een bezoek brengen aan de buitenhof: de Voorhof van de Heidenen (zie fig. 1). 3. Jakobus ‘de Rechtvaardige’ en ‘Rouwende’

Eusebius citeert in zijn beschrijving van Jakobus14 Flavius Josephus en haalt ook Hegesippus’ verslag van Jakobus’ dood in 62 AD aan. In dit verslag houdt Jakobus een gezaghebbende redevoering (over Jezus) voor de menigte in de tempel op verzoek van de Joden en schriftgeleerden en Farizeeën, wat aantoont dat hij een ambt of prominente positie in de tempel kan hebben gehad. In Hegessipus’ verslag worden Jakobus’ eigenschappen overvloedig weergegeven.15 De meeste van deze eigenschappen, geciteerd en opgesomd in tabel 1, hebben een analogie in de beschrijving en activiteiten van de deputaties van de Israelieten in de tempel (zie tabel 1). Jakobus, de Rechtvaardige

(citaten uit Eusebius H.E. 2,23,1-25) (eigen vertaling uit het Engels) Hoofd van de deputaties (volgens Edersheim, Safrai en Koekkoek)

A Vanwege zijn buitengewoon grote rechtvaardigheid werd hij de Rechtvaardige genoemd. De rechtvaardigste van alle mensen; de Rechtvaardige genoemd door allen; gij zijt rechtvaardig; zijn rechtvaardigheid

De posterende mannen moesten ‘rechtvaardige’ mannen zijn.16

B de Rechtvaardige en ‘oblias’ (= Rouwende) genoemd vroomheid die hij in zijn leven ten toon spreidde werd vaak op zijn knieën gevonden, om vergiffenis smekend voor het volk op zijn knieën … ze constant buigend in zijn aanbidding van God, en vergiffenis vragend voor het volk

De posterende mannen moesten waarschijnlijk rouwen om de zonden van het volk17 en zeiden de voorgeschreven gebeden op in de tempel; zij die niet in staat waren geweest om op te gaan naar Jeruzalem zeiden de gebeden in hun synagoge.

C geacht door allen; door allen de Rechtvaardige genoemd vanaf de tijd van onze Heiland tot de huidige dag, smekend om vergiffenis voor het volk; vragend om vergiffenis voor het volk; gevaar de het hele volk naar Jezus zou gaan uitzien (vanwege Jakobus); beteugel het volk; we hebben allen vertrouwen in u; want het hele volk, en ook wij allen, hebben vertrouwen in u; overtuig allen; wij getuigen ervan, zoals alle mensen doen, dat u rechtvaardig bent; overtuig de menigte … dat uw woorden door het hele volk gemakkelijk gehoord mogen worden. Want alle stammen, samen met ook de heidenen, zijn gekomen; zo bewonderenswaardig man en zo beroemd bij allen omwille van zijn rechtvaardigheid

vertegenwoordiger van het hele volk (= alle stammen) van Israel

D alleen hij mocht het Heilige binnengaan hij had de gewoonte om alleen de tempel binnen te gaan, en werd vaak aangetroffen terwijl hij op zijn knieën zat velen ... roemden op het getuigenis van Jakobus, en zeiden, ‘Hosanna voor de Zoon van David,’; de broeder van de Heer (Davidisch) … een broeder van Jezus

(net zoals de koning (de prins van het huis van David) de enige was die mocht gaan zitten in de Voorhof van de Priesters)18

14 Eus., H.E. 2,23,14-17; Epiph., Haer 78,14 15 Eus., H.E. 1,12,4 2,1,2-4 2,23,1-25 zie www.ccel.org/ccel/schaff/npnf201.iii.vi.xii.html en www.ccel.org/ccel/schaff/npnf201.iii.vii.ii.html en www.ccel.org/ccel/schaff/npnf201.iii.vii.xxiv.html 16 H.G. KOEKKOEK, De Geheimen Van De Offers, Alphen a/d Rijn, Stichting Het Licht des Levens, 1986, p. 128 17 Ibid p. 82 18 ‘niemand anders dan een prins van het huis van David mocht gaan zitten binnen de heilige omsloten ruimte van de Voorhof van de Priesters’ (vertaling van “none other than a prince of the house of David might sit down

Page 6: A.A.M. van der Hoeven, , 16 februari 2009. en de broeders 16-02-2009.pdfJakobus en de broeders – Davidische vertegenwoordigers in de tempelliturgie A.A.M. van der Hoeven, , 16 februari

6

E want hij droeg geen wollen maar linnen kleren

(net zoals koning David een linnen kledingstuk droeg wanneer hij zich vóór de Heer in de tempel bevond)19; alle kleren van het tempelpersoneel moest van linnen zijn (Ex 28,42)

F had de gewoonte om alleen de tempel binnen te gaan werd vaak aangetroffen terwijl hij op zijn knieën zat

Het hoofd van de dienstdoende afdeling priesters was gedurende de hele weekdienst, dag en nacht, aanwezig in de tempel;20 dit kan voor het hoofd van de dienstdoende vertegenwoordigers hetzelfde geweest zijn.

G alleen hij mocht het Heilige binnengaan had de gewoonte om alleen de tempel binnen te gaan en werd vaak aangetroffen terwijl hij op zijn knieën zat

(Het lijkt erop dat hij het Heilige alleen binnen ging, bijv. door het kleine onderdeurtje waardoor de man binnenging die de grote deuren van het Heilige van binnenuit open moest doen.)

H Zij lieten hem in hun midden staan … hij sprak zich uit voor de hele menigte en beleed zoveel als die geloofden deden dat vanwege Jakobus gevaar dat het hele volk zou gaan uitzien naar Jezus (beteugel het volk; overtuig allen die voor het feest gekomen zijn; overtuig de menigte; verklaar ons, wat de poort van Jezus is velen werden volkomen overtuigd en roemden op het getuigenis van Jakobus)

In de synagoges en scholen in de tempel werd het dagelijks gemeenschappelijk offer verbonden met de lezing van de Tora; de hogepriester en de deputaties lazen de Tora voor aan de menigte in deze tempelsynagogen en scholen.21

I de uitmuntendheid van ascetische deugd a) hij was heilig vanaf de moederschoot; en hij dronk geen wijn of sterke drank, en at ook geen vlees. b) er kwam geen scheermes op zijn hoofd; hij zalfde zich niet met olie, en hij baadde zich niet.

a) de deputaties vastten gedurende het grootste deel van hun weekdienst22 b) dit zijn allemaal praktijken van rouwenden; de posterende mannen moesten waarschijnlijk rouwen om de zonden van het volk23

J zelfs veel oversten geloofden (voorafgaand aan Jezus’ dood) bijv. de oversten van de 24 deputaties? Tabel 1 Overeenkomsten tussen Jakobus’ en een vertegenwoordigers activiteiten. Ad A en B: De gemeenschappelijke dagelijkse ochtend- en avondoffers werden geofferd voor de (onbekende) zonden van het hele volk, en, volgens Koekkoek, moesten iedere keer een aantal rechtvaardige mannen bij deze offers aanwezig zijn om het volk te vertegenwoordigen. Hij wijst er ook op dat “Simeon”, die de baby Jezus in zijn armen hield in de tempel, en die “rechtvaardig” wordt genoemd (Lu 2,25), in de tempel aanwezig kan zijn geweest als een vertegenwoordiger.24 En (ook) volgens Koekkoek moest een individuele zondaar, wanneer hij zijn offer naar de tempel bracht, zijn zonden met smart aan de priester

within the sacred enclosure of the Priests' Court”, EDERSHEIM, The Temple, hfds. 2, p. 30). vgl. Ez 44,3: “Wat de vorst betreft, omdat hij vorst is, mag hij daarin gaan zitten om te eten voor het aangezicht des HEREN” en Psalm 2,6-7: “Zo gewaag ik van ‘s Heren besluit; Hij sprak tot mij: ‘gij zijt mijn zoon, Ik riep heden u in het leven” en Ps 110,1-3: “Zo zegt het Jahwe tot mijn heer: ‘wees gezeten aan mijn rechterhand: welhaast doe ik uw vijanden zijn een voetschabel voor uw voeten”. Psalm 110,1-3 is ‘gericht tot de koning op de dag van zijn inhuldiging ‘aan de rechterhand’ van God naast de Ark van het Verbond in de tempel van Jeruzalem. De gedachtenis aan de goddelijke ‘verwekking’ was een onderdeel van het officiële kroningsprotocol. Zo werd de koning God’s afgevaardigde in het verdedigen van de rechtvaardigheid’ (Woord van de Paus in Katholiek Nieuwsblad 27-8-’04, ‘s-Hertogenbosch 2004. p. 7). 19 2Sam 6,14 1Kron 15,27; de kleding van priesters en levieten was van linnen (Ex 29,27 2Kron 5,12); “en de zonen van David waren priester (‘cohen’)” 2Sam 8,18 20 EDERSHEIM, The Temple hfds. 7, p. 112 en hfds. 2, p. 28 21 S. SAFRAI e.a. red., The Jewish People, p. 904-05 22 S. SAFRAI e.a. red., The Jewish People, p. 873 23 Ibid p. 82 24 H.G. KOEKKOEK, De Geheimen Van De Offers, p.128

Page 7: A.A.M. van der Hoeven, , 16 februari 2009. en de broeders 16-02-2009.pdfJakobus en de broeders – Davidische vertegenwoordigers in de tempelliturgie A.A.M. van der Hoeven, , 16 februari

7

belijden.25 Er kan dus afgeleid worden dat de vertegenwoordigers van het volk rouwden om de zonden van het volk. Zo komen de titels die door allen aan Jakobus gegeven waren, namelijk de ‘Rechtvaardige’ en ‘Oblias’ (= ‘Rouwende’) – dezelfde naam wordt aan Jakobus gegeven door Eusebius, Epiphanius, Dionysius de Areopagiet, en anderen –, en ook zijn activiteit die tweemaal door Eusebius wordt genoemd – “smekend om vergiffenis voor het volk” –, exact overeen met de activiteiten van de vertegenwoordigers van het volk.26 Jakobus’ titel ‘oblias’ kan vertaald worden met ‘Rouwende’, aangezien

De titel ‘oblias’ gemakkelijk gerelateerd kan worden aan de aramese term ’abēl, die “rouwen” betekent, en van het gebruik van de term wordt getuigd in de recente vondsten in de buurt van de Dode Zee.27

Dat Jakobus’ andere praktijken ook grotendeels overeenkomen met de praktijken van een rouwende, wordt hieronder besproken (ad I). Hegesippus zei in zijn commentaar dat ‘oblias’ ‘periochē tou laou’ (perioxh tou laou) betekende28, wat letterlijk vertaald ‘omvattende van het volk’ is of ‘aandeel van het volk’. Dit zou kunnen worden geïnterpreteerd als ‘vertegenwoordiger van het hele volk’ of ‘afgevaardigd deel van het volk’. Ad C: Jakobus werd duidelijk geassocieerd met het hele volk van Israel, en niet alleen met de mensen die behoorden tot het geslacht van David. Dit ondersteunt de veronderstelling dat Jakobus het hoofd of de opzichter van alle vierentwintig deputaties van het hele volk van Israel was (of als zodanig werd beschouwd), in plaats van het hoofd van alleen de vertegenwoordigers van de Davidische familie van het district Jeruzalem, de “stad van David”29 (zie hieronder, hoofdstuk 4. Jakobus en de broeders in het Nieuwe Testament). Deze veronderstelling wordt ook geschraagd door zijn constante aanwezigheid in de tempel, waar een afzonderlijke deputatie maar één week dienst deed (zie ad F en hoofdstuk 4, Bijna altijd in de tempel). In zekere zin leek hij op een koning (tijdens de Romeinse bezetting hadden de Joden geen koning), en misschien werd hij om deze reden ‘Zoon van David’ genoemd (de koninklijke titel) door de menigte in de tempel – als zij met deze titel Jakobus aanspraken en niet Jezus –, en mocht hij om deze reden als enige het Heilige binnengaan, zoals alleen de priesters en de koning dat konden (Eze 44,3 Ps 110,1-3), en kon hij het priesterlijk linnen dragen, zoals de koning dat kon (2Sam 6,14 8,18 1Kron 15,27) (zie tabel 1, D en E). Ad D: Misschien was het Jakobus die “Zoon van David” werd genoemd in Hegesippus’ verslag. Ad F: Het tempelterrein op de tempelberg was ’s nachts gesloten en de poorten werden bewaakt door tempelwachten. Maar de ‘tempel’, waarvan Eusebius zegt dat Jakobus er vaak alleen in binnenging, kan ook het heiligdom van de tempel geweest zijn: de drie binnenste voorhoven, die werden omsloten door een muur. De poorten van deze binnenhoven waren ’s nachts ook gesloten en bewaakt. Jakobus kan nu ergens op het tempelterrein geslapen hebben, buiten de binnenhoven, zoals de dienstdoende priesters deden,30 en hij kan ‘de tempel’, geïnterpreteerd als de binnenhoven, vaak ’s nachts alleen zijn binnen gegaan, als iemand die

25 Ibid p. 82 26 Eus., H.E. 2,23,6-7 en voetnoot 262 hierbij van de ‘Great Books and Classics’-site op www.grtbooks.com 27 vertaling van “the title ‘oblias’ is easily related to the Aramaic term ’abēl, which means “to mourn” and the use of the term is attested in the recent finds in the vicinity of the Dead Sea.” B. CHILTON, “James, Jesus’ Brother”, p. 257 28 Eus., H.E. 2,23,7 en voetnoot 495 op http://www.ccel.org/ccel/schaff/npnf201.iii.vii.xxiv.html 29 2Kron 5,2 30 S. SAFRAI a.o. red., The Jewish People, p. 870. Ze kunnen geslapen hebben in kamers die gebouwd waren op de ‘chel’, het brede terras of platform dat de drie binnenste voorhoven omgaf (vgl. A. EDERSHEIM,The Temple, hfds. 7, p. 112 en hfdst. 2, p. 28) (zie fig. 1).

Page 8: A.A.M. van der Hoeven, , 16 februari 2009. en de broeders 16-02-2009.pdfJakobus en de broeders – Davidische vertegenwoordigers in de tempelliturgie A.A.M. van der Hoeven, , 16 februari

8

goed bekend was bij en vertrouwd werd door de wachters en hun leidinggevenden. Dat hij “vaak” binnenging, toont aan dat hij er vaker was dan wat de plicht van zijn Davidische deputatie vereiste, wat slechts ongeveer twee maal per jaar was, aangezien er 24 deputaties waren en 52 weken. Dat hij bijna altijd in de tempel aanwezig kan zijn geweest, dag en nacht, wordt gesuggereerd in Hand 21,17-18 en zal hieronder worden besproken in hoofdstuk 4. Ad G: Wanneer de ceremonie van het ochtendoffer op het punt stond te beginnen, werden de tempelpoorten geopend, wat werd opgedragen door de oudsten van de priesters die de sleutels droegen. Daarna ontboden de priesters met drie stoten op hun zilveren trompetten de Levieten en de vertegenwoordigers van het volk naar hun taken. Onmiddellijk daarop werden de grote deuren die leidden naar het Heilige zelf geopend om de twee priesters door te laten die de kandelaar en het wierookaltaar moesten schoonmaken;31 ‘Tweedelige deuren, * (…) vormden de ingang naar het Heilige. (* Er was ook een klein onderdeurtje waardoor degene binnenging die de grote deuren van binnenuit open maakte)”.32 Was deze persoon die binnenging door het onderdeurtje Jakobus de Rechtvaardige, die de Voorhof van de Israelieten was binnen gegaan – ofwel alleen, zoals hij gewoon was, of samen met de andere vertegenwoordigers –, en die als enige het Heilige mocht binnengaan? Het Heilige werd niet open gemaakt door één van de priesters die de kandelaar en het wierookaltaar moesten schoonmaken, want de grote deuren werden geopend om hen binnen te laten. Het feit dat Jakobus vaak op zijn knieën werd “aangetroffen”, betekent dat de plaats waar hij zat niet van buitenaf kon worden gezien: dit was het geval in het Heilige. Dus het is mogelijk dat Jakobus in het Heilige door de twee priesters voor het schoonmaken van de kandelaar en het wierookaltaar werd aangetroffen, en later door de priester die de wierook moest aansteken. Deze drie priesters knielden ook neer in het Heilige alvorens het te verlaten.33 Ad H: Zelfs voordat Jakobus werd gevraagd om vanaf de top van de tempel te spreken, geloofden al velen in Jezus als de Christus vanwege een voorafgaande toespraak van Jakobus, die al tot een menigte te midden van de Joden had gesproken. De plaats waar hij dit had gedaan, kan de synagoge van de tempel geweest zijn, waar elke Jood het publiek toe kon spreken, als hij wenste, en waar de hogepriester en de vertegenwoordigers van het volk bijeen kwamen voor de dagelijkse voorlezing van de Tora aan het volk. Ad I: In Eusebius’ citaat van Hegesippus wordt Jakobus afgeschilderd als een Nazireeër,34 aangezien hij geen wijn of sterke drank dronk en geen scheermes op zijn hoofd kwam. In Jakobus’ geval hebben we geen verwijzing naar de derde gelofte van een Nazireeër: om geen lijk aan te raken, zelfs als het een naast familielid was. Maar als Jakobus altijd in de tempel was, dag en nacht, zou dit de mogelijkheid om een lijk aan te raken uitsluiten. Ook zijn heilig zijn vanaf de moederschoot is iets dat zou kunnen worden geïnterpreteerd als behorend bij een Nazirese gelofte voor het leven, gemaakt door de ouders van de Nazireeër.35 Als Hegesippus dus gelijk had, kan Jakobus een Nazireeër zijn geweest. Maar een Nazireeër deed zijn gelofte niet om vergiffenis te vragen voor het volk, maar om te vragen om, of te danken voor, een bijzondere (persoonlijke) genade.36 Dus misschien was Jakobus toch geen Nazireeër.

31 A. EDERSHEIM, The Temple hfds. 8, p. 123 32 vertaling van “Two-leaved doors, * (…) formed the entrance into the Holy Place. (* There was also a small wicket gate by which he entered who opened the large doors from within)”, Ibid hfds. 2, p. 33 33 H.G. KOEKKOEK, De Geheimen Van De Offers,p. 175-77; Jakobus had waarschijnlijk niet op zijn knieën in de Voorhof van de Israelieten “aangetroffen” kunnen worden, als hij er alleen was binnen gegaan voordat de priesters en Levieten dat deden, want dan zou hij al zichtbaar zijn geweest voor de priesters en Levieten die de binnenste voorhoven bewaakten. 34 B. CHILTON, “James, Jesus’ Brother”, p. 256-257. 35 vgl. Samuel 1,11 36 D. ROPS, Het dagelijks leven p. 474

Page 9: A.A.M. van der Hoeven, , 16 februari 2009. en de broeders 16-02-2009.pdfJakobus en de broeders – Davidische vertegenwoordigers in de tempelliturgie A.A.M. van der Hoeven, , 16 februari

9

Wat we ook horen van Hegesippus is, dat Jakobus zich niet alleen onthield van wijn en sterke drank, maar ook geen vlees at. En aangezien hij ook uitmuntte in zijn ascetische deugd, kan dit betekenen dat hij vastte op de dagen dat een vertegenwoordiger (en een priester)37 moest vasten, en een sobere maaltijd at op de dagen waarop een vertegenwoordiger (en een priester) mocht eten. En aangezien de priesters in functie geen wijn of sterke drank mochten drinken, overdag noch ’s nachts, gedurende hun weekdienst,38 was dit waarschijnlijk ook de regel voor vertegenwoordigers in functie. Jakobus’ overige praktijken – zichzelf niet zalven, niet baden en niet scheren (er kwam geen scheermes op zijn hoofd), en linnen kleren dragen –, komen grotendeels overeen met de praktijk van een rouwende: het lichaam niet zalven, niet baden, niet scheren, geen sandalen dragen, geen gemeenschap hebben, en de ‘saq’ dragen (de ‘saq’ was een ruw linnen of geitenharen kledingstuk, dat boetedoening aanduidde).39 Dus al Jakobus’ praktijken komen overeen met die van een rouwende, die rouwde over de zonden van het hele volk dat hij in de tempel vertegenwoordigde. Alle eigenschappen die in tabel 1 opgenoemd zijn, tonen aan dat Jakobus waarschijnlijk de meest vooraanstaande en gezaghebbende vertegenwoordiger van het volk was in de tempelliturgie. Dit beeld komt overeen met de beschrijvingen betreffende Jakobus in het Nieuwe Testament, waaruit we kunnen afleiden dat hij vele (Davidische) broeders had en bijna altijd in de tempel was, dag en nacht. 4. Jakobus en de broeders in het Nieuwe Testament

Jakobus, “de broeder des Heren” (Gal 1,19), wordt in het Nieuwe Testament vaak genoemd in de context van, of in verband met, enige “broeders”: in de eerste plaats was hij verbonden met Jezus’ “broeders” in het Cenakel40 (“zijn broeders” Hand 1,14-15), aangezien Jakobus zelf een “broeder van de Heer” was; vervolgens wordt hij genoemd in de context van “de broeders” (Hand 9,22-30) die Paulus veilig naar Caesarea brachten na diens bezoek aan Kefas en Jakobus (Gal 1,18-19); daarna zei Simon Petrus, voordat hij Jeruzalem ontvluchtte, dat “Jakobus en de broeders” (Hand 12,17) bericht moest worden gebracht van zijn ontsnapping en vertrek; en tenslotte is hij een familielid van “de broeders van de Heer” (1Kor 9,5) die vergezeld werden door een vrouw.

Honderdtwintig personen – “zijn broeders”

Zij allen bleven eensgezind volharden in gebed samen met de vrouwen, met Maria, de moeder van Jezus, en met zijn broeders (adelfoij = ‘adelphois’). In die dagen stond Petrus op te midden van de broeders (adelfwn = ‘adelphōn’) - er was een groep van ongeveer hondertwintig personen bijeen - en sprak: (Hand 1,14-15 NA27)

De term “zijn broeders”, die verwijst naar Jezus, duidde hier waarschijnlijk niet Jezus’ leerlingen aan, want “zijn broeders” worden genoemd na “de moeder van Jezus”, wat aangeeft dat ze Jezus’ naaste familieleden kunnen zijn geweest, zoals zijn moeder, of anders zijn wat

37 A. EDERSHEIM, The Temple hfds. 4, p. 62 (zie paragraaf 3.1. van mijn artikel De Kefas van Paulus is Kaifas – Auteur van 1Petrus en Hebreeën, www.JesusKing.info) 38 A. EDERSHEIM, The Temple hfds. 4, p. 62 39 B. CHILTON, “James, Jesus’ Brother”, p 257; D. ROPS, Het dagelijks leven p. 262, 404 (D. Rops zegt dat de ‘saq’ van linnen gemaakt was, maar anderen, zoals Faussett’s en Easton’s bijbelwoordenboeken, zeggen dat hij was gemaakt van geitenhaar); vgl. Mt 11,21 Lu 10,13 40 Cenakel = zaal van het Laatste Avondmaal van Jezus in de Bovenstad van Jeruzalem

Page 10: A.A.M. van der Hoeven, , 16 februari 2009. en de broeders 16-02-2009.pdfJakobus en de broeders – Davidische vertegenwoordigers in de tempelliturgie A.A.M. van der Hoeven, , 16 februari

10

meer verre familieleden in de zin van eveneens Davidische mannen, of anders beide soorten familieleden. Jezus’ leerlingen worden in de Handelingen ook “broeders” genoemd door elkaar, bijv. in Hand 11,1-3, maar zij waren geloofsbroeders, en broeders voor elkaar, maar geen broeders van Jezus.41 De “broeders” van Jezus in het Cenakel kunnen dus de Davidische ‘familie’ of ‘huis’ van vertegenwoordigers van het district Jeruzalem geweest zijn. Deze Davidische “broeders” waren op enige manier met elkaar verwant en met Jakobus de Rechtvaardige, die ook een Davidisch man was, omdat hij een broer was van Jezus, die van Davidische afstamming was.42 Dat de “broeders” die aanwezig waren in het Cenakel na de hemelvaart van Jezus hoogst waarschijnlijk inderdaad de Davidische vertegenwoordigers van Jeruzalem waren en niet Jezus’ volle broers of halfbroers of neven, wordt aangetoond door het feit dat de twaalf Galilese apostelen, de vrouwen, de moeder van Jezus, en “zijn broeders” hier een groep waren van honderdtwintig personen.43 En Jezus’ broeders waren er als een meerderheid aanwezig, want toen Petrus op stond, zegt de oorspronkelijke tekst dat het “te midden van de broeders” was.44 De broeders waren er dus in grotere getale dan de Galilese apostelen en de vrouwen. Bijvoorbeeld, als de Galileeërs samen met de vrouwen ongeveer veertig personen waren, moeten er ongeveer tachtig “broeders” aanwezig zijn geweest. Dit aantal, of zelf een aantal van zeventig “broeders” van Jezus, lijkt te hoog voor alleen zijn naaste familieleden. Maar het lijkt een redelijk aantal voor de vertegenwoordigers van de ‘familie’ van David van het district Jeruzalem, aangezien op een normale dag in de tempel ongeveer vijftig priesters dienst deden ten overstaan van de posterende mannen.45

Bijna altijd in de tempel Jakobus had vrije toegang tot de tempel (zie tabel 1 F) en hij kan dus bijna elke dag en nacht op het tempelterrein zijn gebleven. In dat geval was hij waarschijnlijk dagelijks aanwezig samen met de deputatie en familie die die dag dienst had. Lucas schrijft over de aankomst van Paulus en zichzelf in Jeruzalem in ongeveer 58 AD na Paulus’ Derde Missiereis:

Toen wij nu te Jeruzalem kwamen, namen de broeders ons gaarne aan. En des anderen daags ging Paulus met ons in tot Jakobus; en al de oudsten kwamen daar. (Hand 21,17-18 Lut)

De “broeders” hier zouden hoofdzakelijk de vertegenwoordigers van de familie van David geweest kunnen zijn, waarvan sommigen Paulus al na zijn eerste bezoek aan Kefas en Jakobus waarschijnlijk veilig naar Caesarea hadden gebracht: “Toen de broeders dit te weten kwamen, brachten zij hem weg naar Caesarea” (Zie hieronder in hoofdstuk 4. Dat de broeders niet behoorden tot de kerken van Judea of tot “de leerlingen”).46 Vervolgens zegt de tekst dat

41 In Joh 20,17-18, wanneer Jezus tegen Maria Magdalena zegt om naar zijn “broeders” te gaan, gaat ze naar zijn leerlingen, waaronder de Galilese apostelen. Maar hier in de Handelingen zijn de apostelen er niet bij ingesloten, want zij werden al genoemd vóór de vrouwen en Jezus’ moeder. Dus is het minder waarschijnlijk dat Jezus’ “broeders” hier zijn leerlingen aanduidde. 42 Mt 1,1-16 / Lu 3,23-31; Mt 13,55 Mr 6,3; Wat voor soort “broer” Jakobus was van Jezus is nu niet de vraag. 43 Hand 1,13-15 44 Sommige manuscripten, waaronder de codex Bezae (D), hebben “te midden van de leerlingen”, en één zelfs “te midden van de apostelen”, maar de tekst in NA27 is “te midden van de broeders (‘tōn adelphōn’)” (NA27) 45 A. EDERSHEIM, The Life and Times of Jesus the Messiah, Peabody, Mass., Hendrickson, 1993, Boek II, hoofdstuk 3, en noot 626 46 Gal 1,18 Hand 9,20-31; Zie hieronder in hoofdstuk 4. Dat de broeders niet behoorden tot de kerken van Judea of tot “de leerlingen”

Page 11: A.A.M. van der Hoeven, , 16 februari 2009. en de broeders 16-02-2009.pdfJakobus en de broeders – Davidische vertegenwoordigers in de tempelliturgie A.A.M. van der Hoeven, , 16 februari

11

Paulus “in ging” tot Jakobus. De manuscripten van dit vers gebruiken het griekse werkwoord ‘eiseimi’ (‘eiseimi’)47 voor “ging in”, wat inderdaad ‘ingaan, binnengaan’ betekent, maar slechts vier keer in het Nieuwe Testament wordt gebruikt: drie keer in de Handelingen en één keer in de brief aan de Hebreeën.48 In deze vier gevallen wordt het uitsluitend gebruikt voor het binnengaan van de tempel. Na de hierboven geciteerde verzen komt het werkwoord zes verzen verderop weer voor: “… Paulus … heiligde zich des anderen daags met hen, en ging (‘eishei’ – van ‘eiseimi’–) in den tempel” (Lut).49 Het derde geval gaat over de lamme die, toen hij “Petrus en Johannes zag, die juist de tempel wilden binnengaan”, om een aalmoes vroeg, en de vierde keer gaat het over de priesters die “bij de uitoefening van de eredienst geregeld de eerste ruimte binnen (gaan)”.50 Aangezien de lamme bij de Schone Poort zat die toegang gaf tot de binnenste Voorhof van de Vrouwen51, een aangezien de priesters de “eerste ruimte” binnengingen, die in Herodes’ tempel uit de binnenste voorhoven bestond, is de conclusie dat Paulus Jakobus ook in één van de binnenste voorhoven van de tempel zal hebben bezocht. Dit zal hoogst waarschijnlijk de Voorhof van de Israelieten zijn geweest (ook de Voorhof van de Mannen genoemd), waar de deputatie van de Israelieten – de posterende mannen – aanwezig moesten zijn om getuige te zijn van de gemeenschappelijke offers. Jakobus’ aanwezigheid in de binnenste voorhoven van de tempel geeft aan dat hij inderdaad elke dag in de tempel kan zijn geweest als het hoofd van al de deputaties, net zoals het hoofd van de dienstdoende afdeling priesters daar elke dag en nacht was.52 Nog een aanwijzing is dat Lucas schrijft dat Paulus en hijzelf in Jeruzalem aankwamen als een “wij”, maar dat hij daarna onmiddellijk schrijft dat Paulus in ging tot Jakobus “met ons”, d.w.z. met Lucas en de broeders. Dit betekent dat de broeders al naar Jakobus gingen, en dat Paulus de broeders alleen vergezelde, wat een gewone zaak zou zijn voor Jakobus’ Davidische broeders van zijn deputatie. Het betekent ook dat Lucas meer tot de broeders behoorde dan bij Paulus, wat ook een gewone zaak zou zijn als Lucas een tempelarts was geweest53 en de broeders de posterende mannen van de tempel waren. En Lucas’ volgende vers openbaart dat de broeders geen oudsten waren, want alle oudsten waren al aanwezig toen de broeders aankwamen. Een volgende aanwijzing wordt afgeleid uit de feiten dat de deputaties slechts één week dienst hadden en dat “de broeders” (van Jakobus) niet in de tempel waren toen Paulus in Jeruzalem aankwam – zij waren waarschijnlijk thuis. Toen Jakobus in de tempel was, was hij daar dus niet als vertegenwoordiger van zijn eigen Davidische familie – want dan zouden de overige Davidische broeders daar ook geweest zijn –, maar waarschijnlijk omdat hij tenminste het hoofd van de Jeruzalemse deputatie was en mogelijk ook het hoofd van alle deputaties van het land. Een vierde aanwijzing is dat Jakobus blijkbaar daar ook ’s nachts bleef, want om Jakobus te zien kon Paulus hem niet ’s avonds bezoeken – dus Jakobus was niet thuis –, maar moest hij de volgende dag van de huizen van de broeders naar de tempel gaan: het tempelcomplex was gesloten van de avond tot de ochtend, en ook het hoofd van de dienstdoende afdeling priesters

47 NA27 48 Hand 3,3 21,18 21,26 Heb 9,6 (Strongs 1524); Het andere werkwoord voor ‘binnengaan’ (‘eiserxomai’ Strongs 1525) wordt 198 keer gebruikt in het Nieuwe Testament. 49 Hand 21,26 NA27 50 Hand 3,3 Heb 9,6 NA27 51 Hand 3,2; zie fig. 1. 52 EDERSHEIM, The Temple, hfds. 7, p. 112 en hfds. 2, p. 28. 53 Zie mijn artikel De Elf (Lu 24,9.33 Hand 2,14) – Jezus verscheen verrezen aan de Officieren van de Tempelgevangenis, 01-08-2010, www.JesusKing.info, p. 4.

Page 12: A.A.M. van der Hoeven, , 16 februari 2009. en de broeders 16-02-2009.pdfJakobus en de broeders – Davidische vertegenwoordigers in de tempelliturgie A.A.M. van der Hoeven, , 16 februari

12

sliep binnen het tempelcomplex.54 De mogelijkheid voor iemand die geen priester of Leviet was, om de nacht in de tempel door te brengen, wordt aangetoond in het voorbeeld van de profetes Hanna; die “zij diende God onafgebroken in de tempel, met vasten en bidden, nacht en dag.”55 Dat Jakobus de tempel bij bepaalde gelegenheden kan hebben verlaten, wordt aangetoond door de opmerking van Hieronymus, dat Jakobus de beker des Heren gedronken had vóór Jezus’ dood;56 dit moet plaats hebben gehad in het Cenakel bij het Paasfeest, want dit was de enige keer dat Jezus “de beker des Heren” had aangeboden vóór zijn dood. Jakobus’ absentie in de tempel bij deze gelegenheid wordt verklaard door het feit dat de deputaties geen dienst hadden bij de gelegenheden waarop in de tempel het ‘Hallel’ werd gezongen, wat het geval was op het Paasfeest.57

Christelijke Joden Zoals al gezegd, kunnen Jakobus de Rechtvaardige en zijn Davidische mede-vertegenwoordigers van de mensen van Jeruzalem “zijn broeders” genoemd zijn, met een verwijzing naar Jezus, en “Jakobus en de broeders”, en “de broeders des Heren”.58 Deze medevertegenwoordigers, die van de familie van David waren en dus min of meer verwant aan Jakobus, kunnen leerlingen van Jezus geweest zijn vóór diens dood, net zoals hun leider Jakobus. Want Hieronymus schreef dat Jakobus de beker des Heren dronk vóór Jezus’ dood.59

54 EDERSHEIM, The Temple, hfds. 7, p. 112 en hfds. 2, p. 28. De hoofden van de dienstdoende afdeling en families sliepen op de Chel, in de Beth-ha-Moked, net buiten de binnenste voorhoven (zie fig. 1). 55 Lu 2,36-37; sommige commentaren menen dat dit betekende dat zij alleen aanwezig was bij de gemeenschappelijke ochtend- en avondoffers (bijv. Barnes, Gill, en Peoples N.T. notes), maar andere commentaren (bijv. het commentaar van Jamieson, Fausset en Brown) menen dat zij een kamer in de tempel toegewezen had gekregen, en dus ook ’s nachts in de tempel kon blijven. 56 Hieronymus, De viris illustribus 2 57 EDERSHEIM, The Temple, hfds. 11, p. 175-176 58 Hand 1,14-15; Hand 12,17; 1Kor 9,5 59 Hieronymus schreef:

‘Ook het Evangelie volgens de Hebreeën, dat onlangs door mij in de Griekse en Latijnse taal werd vertaald, en dat Origines vaak gebruikt, vertelt, na de verrijzenis van de Verlosser: ‘Toen hij de linnen doek aan de dienaar van de priester gegeven had, ging de Heer naar Jakobus en verscheen aan hem (want Jakobus had gezworen dat hij geen brood zou eten vanaf het uur dat hij de beker des Heren had gedronken totdat hij hem weer zou zien, verrezen vanuit hen die ontslapen zijn)’, en weer na een stukje, ‘Breng, zei de Heer, een tafel en brood’, en onmiddellijk wordt er toegevoegd, ‘Hij nam brood en zegende het en brak het en gaf het aan Jakobus de Rechtvaardige en zei tegen hem: Mijn broeder, eet uw brood, want de Zoon des Mensen is verrezen uit hen die ontslapen zijn’.” (vertaling van “Also the Gospel according to the Hebrews, lately translated by me into Greek and Latin speech, which Origen often uses, tells, after the resurrection of the Saviour: 'Now the Lord, when he had given the linen cloth unto the servant of the priest, went unto James and appeared to him (for James had sworn that he would not eat bread from that hour wherein he had drunk the Lord's cup until he should see him risen again from among them that sleep)', and again after a little, 'Bring ye, saith the Lord, a table and bread', and immediately it is added, 'He took bread and blessed and brake and gave it unto James the Just and said unto him: My brother, eat thy bread, for the Son of Man is risen from among them that sleep'.” De viris illustribus 2).

Jezus’ (overige) broers uit Galilea (“Jakobus, en Joses, en Simon, en Judas” Mt 13,55 27,56 Mr 6,3 15,40.47), waren sceptisch over Jezus’ zending of zelfs ongelovig (Joh 7,3-5). Desalniettemin, nadat Jezus “opgegaan was naar het feest” en had “onderwezen” in de tempel, zoals zijn broers Hem hadden geadviseerd (Joh 7,10.14), zal op zijn minst Jakobus een leerling van Jezus zijn geworden als het waar is dat Jakobus “de beker des Heren gedronken had”. De moeder van Jezus’ broeders was een leerling geworden, want ze was aanwezig aan de voet van het kruis (Mt 27,56 Mr 6,3 15,40 16,1 Lu 24,10). En aangezien ze “Maria, de moeder van Jakobus de jongere en van Joses” genoemd wordt (Mr 15,40 vgl. 15,47 Mt 27,56), suggereert dit dat ook haar zonen Jakobus en Joses al leerlingen van Jezus geworden waren vóór diens dood.

Page 13: A.A.M. van der Hoeven, , 16 februari 2009. en de broeders 16-02-2009.pdfJakobus en de broeders – Davidische vertegenwoordigers in de tempelliturgie A.A.M. van der Hoeven, , 16 februari

13

Maar als zij nog geen leerlingen van Jezus waren vóór diens verrijzenis, dan zal Jakobus tenminste na Jezus’ verschijning aan Jakobus, die wordt genoemd in 1Kor 15,3-7, in staat zijn geweest om zijn Davidische medevertegenwoordigers te overtuigen dat Jezus werkelijk de Christus was.60 Dit zou verklaren waarom deze “broeders” van Jezus opeens opdoken in het Cenakel (Hand 1,14) na Jezus’ hemelvaart. Deze Davidische broeders waren al een aparte groep op dit moment en bleven een aparte groep christelijke Joden – “de broeders des Heren” worden nog steeds genoemd in de polarisatie betreffende Kefas, Apollos en Paulus in 1Kor 9,5 in ongeveer 52-54 AD –, maar zonder apostelen te zijn. Toen Jakobus in 44 AD de bisschop van Jeruzalem werd,61 hadden zich al vele leerlingen bij de Jeruzalemse kerk gevoegd, zoals verscheidene teksten in de Handelingen verzekeren,62 en sommige van hen, die “sommige mensen van Jakobus” werden genoemd, waren voorstanders van het onderhouden van de Joodse wet – die naast de besnijdenis ook het onderhouden van de tempelliturgie inhield –, niet alleen door christelijke Joden maar ook door christenen uit de heidenen.63 Toen deze mannen de nieuwe christenen uit de heidenen begonnen te judaiseren64, “hoewel wij [Jakobus] hun niets geboden hadden”,65 ontstond er een conflict in Antiochië, dat door Simon Petrus en Jakobus de Rechtvaardige en het hele Apostolische Concilie in 48/49 AD werd beslecht met een decreet: de heidenen die zich tot Christus hadden bekeerd (= “zich tot God bekeren”) hoefden slechts vier van de zeven zogenaamde geboden van Noach te onderhouden: “u te onthouden van spijzen die aan afgoden geofferd zijn, van bloed, van wat verstikt is en van ontucht”.66 Toen Paulus naar Jeruzalem kwam in ongeveer 58 AD, konden Jakobus en de oudsten hem vertellen over de christelijke Joden: “Je ziet, broeder, hoeveel duizenden er onder de Joden tot geloof gekomen zijn, en allen houden ze zich strikt aan de wet”, en ze vroegen Paulus om zich ritueel te reinigen en publiekelijk in de tempel te betalen voor de offers, om te laten zien dat hij Joods was gebleven en de Joden die onder de heidenen woonden niet leerde om hun eigen Joodse wet te verzaken.67 In 62 AD werd Jakobus de Rechtvaardige gevraagd door de Joden en schriftgeleerden en Farizeeën om aan het volk in de tempel te verklaren wat ‘de poort van Jezus’ was. Door te zeggen dat Jezus “op het punt staat om op de wolken des hemels te komen” verklaarde Jakobus mogelijk dat ‘de poort van Jezus’ de Oostpoort van de tempel

Toen Jezus Zelf tegen Maria Magdalena zei dat ze zijn verrijzenis moest melden aan “mijn broeders”, ging Maria naar “de leerlingen” (Joh 20,17-18). Dit betekent dat Jezus en Maria Magdalena de volgende mannen als Jezus’ broeders en leerlingen beschouwde: de apostelen van Galilea en ook de leerlingen onder de “broeders des Heren” (de Davidische vertegenwoordigers) en misschien Joses; na de boodschap van de verrijzenis en verschijningen kunnen alle Davidische posterende mannen leerlingen zijn geworden in navolging van hun hoofd Jakobus. Als Maria Magdalena één van de niet bij name genoemde leerlingen in de boot op het Meer van Galilea was (Joh 21,2), kan ze zijn verrijzenis ook hebben gemeld aan eventuele andere broeders die nog in Galilea waren (Simon en Judas). 60 De “Christus” (Grieks voor ‘gezalfde’) was de bijbelse titel voor de altijdblijvende universele rechtvaardige koning die in de Schriften beloofd was aan de Joden (bijv. Ps 2,2 20,6 45,7 Lu 1,32-33 2,11). 61 Eus., H.E. 2,1,1-4 62 Hand 2,41 (drieduizend zielen) 4,4 (mannen … ongeveer vijfduizend) 5,14 (menigten van zowel mannen als vrouwen) 6,1 (leerlingen … vermeerderden) 6,7 (leerlingen vermeerderden … een grote groep priesters) 9,31 (kerken … door heel Judea en Galilea en Samaria … namen gestadig in aantal toe). 63 “sommige mensen van Jakobus” Gal 2,12; besnijdenis en de wet: Hand 15,24 64 te proberen de heidenen die christen waren geworden, op te dringen dat ze de Joodse religieuze wet (de zogenaamde Wet van Mozes) zouden beginnen te onderhouden 65 Hand 15,24 66 “Antiochië … geen gering verzet en tegenspraak” Hand 14,26-15,2 Gal 2,11-14; Hand 15,19-29; geboden van Noach: Gen 9,8-9.16, Talmoed Sanh.56a, Misjna Tora, Wet van de Koningen 8:10 67 Hand 21,18.21.26 22,17

Page 14: A.A.M. van der Hoeven, , 16 februari 2009. en de broeders 16-02-2009.pdfJakobus en de broeders – Davidische vertegenwoordigers in de tempelliturgie A.A.M. van der Hoeven, , 16 februari

14

was (de Gouden Poort), waardoor God zelf eens de tempel zou binnengaan68: Jezus zou uit de hemel naar beneden komen en het Eerste Verbond met de Joden en de tempel ervan niet zijn vergeten. Maar de scheiding tussen de christelijke gemeenschap en de Joodse lijkt te zijn begonnen na de moord op Jakobus in 62 AD in de tempel. Na de verwoesting van de tempel in 70 AD door de Romeinen was deze gemeenschappelijke plaats van aanbidding en deze ontmoetingsplaats van gewone Joden en christelijke Joden verdwenen en verdiepte zich de scheiding tussen de christenen en de Joden. Deze lijkt definitief te zijn geworden bij de officiële veroordeling van het christelijke geloof en de verdrijving van de christenen uit de synagoge door het Joodse concilie in Jamnia in 80 AD op zijn laatst.69 Hieronder volgt een chronologische beschrijving van enkele gebeurtenissen in Jeruzalem, die in verband staan met Jakobus en de broeders, hoofdzakelijk uit de Handelingen maar ook uit sommige brieven.

Simon Petrus vlucht – Jakobus en de broeders niet in het Cenakel Na Simon Petrus’ ontsnapping uit Herodes’ gevangenis in Jeruzalem, toen zijn bewakers nog van niets wisten, ging Petrus, toen hij dit besefte, naar het huis van Johannes Marcus, waar velen in gebed waren, en dat waarschijnlijk het huis van het Cenakel was in de bovenstad van Jeruzalem.70 Petrus wil dat zijn ontsnapping ook gerapporteerd wordt aan “Jakobus en aan de broeders”,71 die blijkbaar niet in het huis waren, waarschijnlijk omdat ze zoals gewoonlijk in de tempel en/of in hun eigen huizen elders in de stad waren. Vervolgens vertrekt Petrus naar een andere plaats.

Dat de broeders niet behoorden tot de kerken van Judea of tot “de leerlingen” Paulus bleef tijdens zijn eerste bezoek aan Jeruzalem na zijn bekering, toen hij Kefas en Jakobus zag, “van aangezicht onbekend aan de Gemeenten in Judea”,72 maar werd toch veilig van Jeruzalem naar Caesarea gebracht door “de broeders”, toen de Hellenisten hem naar het leven stonden.73 Deze “broeders” konden geen Judese of Galilese leerlingen van de kerken van Judea geweest zijn, want Paulus bleef voor hen een onbekende, noch de Galilese apostelen zelf, want Paulus zweert dat hij hen niet gezien heeft (Gal 1,18-20), dus ze waren waarschijnlijk Davidische vertegenwoordigers van de Jeruzalemse deputatie, die verwant waren aan Jakobus, de broeder van de Heer, de enige Galilese apostel die Paulus wel zag en die had gezien dat Paulus geen gevaar voor de christenen meer was. Het is niet waarschijnlijk dat “de broeders” gewone Jeruzalemse christenen waren, want op dat moment waren “allen … bang van hem” en slaagde Paulus er niet in om zich “bij de leerlingen aan te sluiten”.74

68 Eus., H.E. 2,23,12-13; Eze 43,4 44,1-3 69 C.P. THIEDE, Jesus, Life or Legend?, (Oxford 1997) p. 78 70 Hand 12,11-12; Simon Petrus begreep dat hij op dit moment nog steeds naar zijn eigen verblijfplaats kon gaan, omdat hij nog niet gezocht werd door Herodes’ soldaten. Als hij zichzelf aan de mensen in dit huis als een vrij man wilde laten zien, moest hij dat nu doen, want zodra zijn ontsnapping zou worden ontdekt, zou hij hier onmiddellijk gezocht worden. Dat het meisje dat de deur bediende zijn stem herkende, geeft ook aan dat hij hier een welbekende persoon was (de bespreking van de plaats van het Cenakel en wie er de eigenaars van waren, staat in mijn artikel Johannes Marcus – Auteur van het Johannes-evangelie samen met Jezus’ moeder, www.JesusKing.info, 06-12-2010). 71 Hand 12,17 72 Gal 1,22 NBG 73 Hand 9,26-30 74 Hand 9,26

Page 15: A.A.M. van der Hoeven, , 16 februari 2009. en de broeders 16-02-2009.pdfJakobus en de broeders – Davidische vertegenwoordigers in de tempelliturgie A.A.M. van der Hoeven, , 16 februari

15

De Elf, Kefas en Jakobus De stelling dat Jakobus het hoofd was van de vertegenwoordigers van het volk in de tempel is niet noodzakelijk om de stelling te onderbouwen dat Paulus, behalve Jakobus, alleen de hogepriester Kefas/Kaifas en de apostelen van de tempelgevangenis zag bij zijn eerste bezoek aan Jeruzalem na zijn bekering (Gal 1,18-19).75 Jakobus’ nauwe band met de tempel ondersteunt deze stelling al. Maar dat Jakobus een vertegenwoordiger van het volk was, impliceert dat Jakobus ook dagelijks in het gezelschap van de hogepriester was, aangezien de hogepriester en de deputatie dagelijks in de tempel voorlazen uit de Tora.76 Dus als men dit feit onder ogen ziet, is het zelfs nog logischer dat Paulus tijdens zijn bezoek aan Jeruzalem wel de Elf, Kaifas en Jakobus de Rechtvaardige zag, maar geen van de overige Galilese apostelen.

Jakobus, Kefas en Johannes – mannen van Jakobus – het huis van David Na de vlucht van Simon Petrus uit Jeruzalem, en toen Jakobus, de broeder des Heren, het hoofd van de Jeruzalemse kerk was geworden, beide in 44 AD,77 bezoekt Paulus Jeruzalem voor de tweede keer na zijn bekering, en dan geven “Jakobus, Kefas en Johannes” hem en Barnabas de “broederhand; wij (Paulus en Barnabas) zouden naar de heidenen, zij (Jakobus, Kefas en Johannes) naar de besnedenen gaan”.78 Niet lang na deze overeenkomst zouden desalniettemin “sommige mensen van Jakobus … de mannen van de besnijdenis” (Gal 2,12) – “Enige mensen die van Judea waren gekomen” (Acts 15,1) – Paulus’ rivalen worden in Antiochië, door de christenen uit de heidenen te leren “gij moet besneden worden” hoewel Jakobus deze mannen hiertoe geen opdracht had gegeven (Hand 15,24 SV).79 Deze mannen zullen hebben behoord tot de “de gelovigen uit de besnijdenis” (Hand 11,1-3), waaronder waarschijnlijk “enige gelovigen, afkomstig uit de partij der Farizeeen” in Jeruzalem (Hand 15,5) en mogelijk ook zekere Davidische vertegenwoordigers van Jeruzalem. De Davidische mannen van de Jeruzalemse deputatie, net zoals de overige vertegenwoordigers van het volk, hadden immers een belang in het floreren van de tempeldienst, aangezien ze er gerespecteerde deelnemers van waren en mogelijk waren vrijgesteld van alle belastingen (en wellicht van militaire dienst) vanwege dit ambt, net zoals de priesters en Levieten en nethinim;80 en de besnijdenis voor de heidenen hield de verplichting in om de hele Joodse wet te gehoorzamen, inclusief het onderhouden van de tempeldienst. De zaak wordt voor “de apostelen en oudsten” (= het Apostolisch Concilie) in Jeruzalem gebracht door Paulus en Barnabas (dit is Paulus’ derde reis naar Jeruzalem)81 en daar wordt het beslecht door “Simeon” (= “Petrus”) en “Jakobus” en “de apostelen en de oudsten samen met de hele gemeente”:82 de christenen uit de heidenen hoeven zich niet te houden aan de

75 Zie mijn artikelen De Elf (Lu 24,9.33 Hand 2,14) – Jezus verscheen verrezen aan de Officieren van de Tempelgevangenis, www.JesusKing.info, 01-08-2010, en De Kefas van Paulus is Kaifas – Auteur van 1Petrus en Hebreeën,, www.JesusKing.info, 04-01-2009. 76 S. SAFRAI, e.a. red., The Jewish People, p. 873 en 904-05 77 Eus., H.E., 2,1,2; Dit was het jaar waarin koning Herodes Agrippa I stierf (Strongs 2263), zoals beschreven in Hand 12,20-23, onmiddellijk na Petrus’ ontsnapping en vlucht in Hand 12,1-19. 78 Gal 2,9; De gelijktijdigheid van de gebeurtenissen in Gal 2,1-10 en Hand 11,29-30 12,25 en van die in Gal 2,11-14 en Hand 15,1-2 is verklaard in hoofdstuk 4 van mijn artikel De Kefas vanPaulus is Kaifas – Auteur van 1Petrus en Hebreeën,, www.JesusKing.info, 04-01-2009. 79 Deze chronologie is besproken in paragraaf 4. van mijn artikel De Kefas vanPaulus is Kaifas – Auteur van 1Petrus en Hebreeën, www.JesusKing.info, 04-01-2009. 80 Hand 15,5 (Ezra 7,24 en EDERSHEIM, The Temple hfds. 4, p. 60-61). 81 Deze chronologie is besproken in mijn artikel De Kefas vanPaulus is Kaifas – Auteur van 1Petrus en Hebreeën,, www.JesusKing.info, 04-01-2009, hoofdstuk 4. De Chronologie. 82 Hand 15,6-29

Page 16: A.A.M. van der Hoeven, , 16 februari 2009. en de broeders 16-02-2009.pdfJakobus en de broeders – Davidische vertegenwoordigers in de tempelliturgie A.A.M. van der Hoeven, , 16 februari

16

Joodse wet. Dit vond plaats in het jaar 48-49 AD.83 Jakobus spreekt bij deze gelegenheid over Amos’ profetie dat God, ook voor de heidenen, “het vervallen huis van David weer opbouwen” zou,84 waarin Jakobus een groot belang zal hebben gehad als het hoofd van de Davidische vertegenwoordigers van het volk, en wat een overtuigend argument zou zijn voor zijn Davidische (misschien judaiserende) medevertegenwoordigers. Paulus ging in tot Jakobus – Wij hebben hier vier mannen die onder gelofte staan; neem dezen mee Een hele tijd na het Apostolisch Concilie, toen Paulus terugkeerde van zijn Derde Missiereis en voor de vierde keer na zijn bekering in Jeruzalem aankwam, “ging (hij) in tot Jakobus”, wat betekent, zoals al uitgelegd, dat Paulus de binnenste voorhoven van de tempel binnenging, waarschijnlijk de Voorhof van de Israelieten, waar Jakobus nog steeds een vertegenwoordiger van het volk in de tempelliturgie was.85 Hier lieten Jakobus en de oudsten aan Paulus zien “hoe geweldig groot het getal is van de Joden die gelovig zijn geworden” en hoe deze “allen ijveraars voor de Wet” waren. Hier zeiden ze ook tegen hem:

… Wij hebben hier vier mannen die onder gelofte staan; neem dezen mee, laat u met hen reinigen en betaal voor hen de kosten om zich het hoofd te laten scheren (…). Toen nam Paulus die mannen mede, en hij heiligde zich de volgende dag met hen, ging in de tempel en deed aangifte, dat de dagen der heiliging zouden duren, totdat voor ieder hunner het offer gebracht was. (Hand 21,23-24.26 WV74 … NBG)

Personen die onder een (Nazirese) gelofte stonden hadden bepaalde zaken af te handelen in de tempel, want ze moesten bepaalde offers brengen (een brandoffer, een zondoffer en een vredesoffer) door de dieren aan de dienstdoende priesters te overhandigen in de Voorhof van de Israelieten – als ze mannen waren –, of bij de Poort van Nicanor – als ze vrouwen waren. Hierna moesten ze ook hun hoofden kaal laten scheren bij “de deur van het tabernakel”,86 in Herodes’ tempel waarschijnlijk ook de Poort van Nicanor. Vanwege het advies “neem dezen mee”, en Paulus’ onmiddellijke antwoord – “Toen nam Paulus die mannen mede” – lijkt het erop dat de vier Nazireeërs al in de tempel aanwezig waren, daar, waar Jakobus en de oudsten over hen sprak met Paulus. Toen Jakobus regelde dat Paulus voor de offers van de arme Nazireeërs zou betalen – dit werd geacht als een blijk van Joodse vrijgevigheid –87 en aangifte zou doen aan de priesters wanneer de offers gebracht zouden worden, lijkt hij aanwezig te zijn geweest bij de Nicanor Poort en opgetreden te hebben als het hoofd van de vertegenwoordigers wier taak het was om een gids te zijn voor elke Jood die zaken af te handelen had in de tempel88, of het nu een christen was of niet. Volgens Chilton ‘was Jakobus gefocust op zuiverheid in de tempel’89 en dit zou overeenkomen met zijn taak als hoofd van

83 De Bijbel, Willibrordvertaling Boxtel 1991, p. 1824. Paulus moest voor Gallio voorkomen in Korinthe (Hand 18,12-17) en deze Gallio was de proconsul van Achaje van mei 51 to mei 52 AD, dus dit moet het jaar geweest zijn waarin Paulus daar was. Vanaf hier worden “een jaar en zes maanden” terug geteld om aan te komen bij de tijd waarin Paulus in Korinthe arriveerde (Hand 18,1-11), op zijn Tweede Missiereis, die hij was gestart na de apostolische decreten, over het onderhouden van de Joodse wet, in Antiochië te hebben afgeleverd (Hand 15,30-36). 84 Hand 15,16; Amos 9,11 85 Hand 21,18; In Hand 21,26 heeft alleen de Codex Bezae (D) het werkwoord ‘eiseimi’, dat alleen wordt gebruikt voor het binnengaan van de tempel, veranderd in ‘eiselqen’ (van ‘eiserxomai’), wat het neutrale werkwoord voor binnengaan is (NA27). 86 Barnes New Testament Notes bij Hand 18,18 87Commentaar van Jamieson, Fausset en Brown op Hand 21,24 88 A. EDERSHEIM, The Temple, hfds. 10, p. 154 89 vertaling van “James’s focus was purity in the temple”, B. CHILTON, James, Jesus’ Brother, p. 256

Page 17: A.A.M. van der Hoeven, , 16 februari 2009. en de broeders 16-02-2009.pdfJakobus en de broeders – Davidische vertegenwoordigers in de tempelliturgie A.A.M. van der Hoeven, , 16 februari

17

de deputatie om de genezen melaatsen en anderen die naar de tempel waren gekomen ‘om verzoening te doen over de reiniging van enige onzuiverheid’ op te stellen bij de Poort van Nicanor in afwachting van de dienstdoende priesters.90 Paulus zelf beschrijft de gebeurtenis van Hand 21 als volgt:

En na verloop van vele jaren ben ik gekomen om aalmoezen voor mijn volk te brengen en offeranden, waarmede men mij, geheiligd zijnde, in de tempel bezig vond, zonder volksoploop of opschudding. (Hand 24,17-18)

Dit wijst erop, dat de kosten die Paulus betaalde voor de vier Nazireeërs, deel uit kunnen hebben gemaakt van de aalmoezen en offeranden, die hij bracht voor het Joodse volk en niet alleen voor de Jeruzalemse kerk. Dit vergroot de waarschijnlijkheid dat de vier arme Nazireeërs niet enkele bepaalde christenen waren, die Jakobus kende, maar gewone arme tempelbezoekers wier begeleiding was toevertrouwd aan Jakobus en de overige vertegenwoordigers van het volk. Nu is het ook nog veelzeggender dat de ‘steunpilaren’ van de Jeruzalemse kerk – Jakobus, Kefas en Johannes – Paulus al bij het einde van zijn tweede bezoek na zijn bekering vroegen om de armen van Jeruzalem materieel te blijven ondersteunen, wat Paulus van harte gedaan heeft.91 Vooral Jakobus kan dit van Paulus hebben gevraagd vanwege zijn verantwoordelijkheid voor dit deel van de tempeldienst als hoofd van de deputaties. En zijn taak om de genezen melaatsen en elke andere (welgesteldere) persoon als gelijkwaardigen in de rij te zetten bij de Nicanor Poort, kan hem hebben geïnspireerd tot het schrijven dat (ook) christenen de armen niet moedwillig een minderwaardige plaats moesten geven bij hun bijeenkomsten (Jak 2,1-6).

Jakobus, aan de twaalf stammen in de Verstrooiing Terwijl Jakobus de bisschop van Jeruzalem was en zichzelf “een dienstknecht van God en van de Heer Jezus Christus” noemde, richtte hij zijn brief met vele concrete en serieuze vermaningen nog steeds “aan de twaalf stammen in de Verstrooiing”.92 Dit komt overeen met zijn positie van hoofdvertegenwoordiger van het volk: van al de twaalf stammen van de Israelieten, waar ze zich ook mochten bevinden. Dat het concept van Israel’s twaalf stammen nog steeds levend was, wordt ook aangetoond door Paulus’ woorden voor koning Agrippa, die God’s belofte om de doden op te wekken beschrijven als een belofte waarvan “onze twaalf stammen de vervulling (hopen) te beleven”.93 Wanneer de schriftgeleerden en Farizeeën in 62 AD Jakobus proberen over te halen om tot het volk te spreken, gebruiken zij feitelijk het argument dat voor het Paasfeest “alle stammen, met ook de heidenen” waren samengekomen,94 waarbij ze waarschijnlijk bedoelden dat dit voor Jakobus een goede gelegenheid zou zijn om te spreken tot de twaalf stammen die hij zelf vertegenwoordigde.

Paulus: “de andere apostelen en de broeders des Heren en Kefas”

Hebben wij geen recht een christenvrouw mee te nemen zoals de andere apostelen en de broeders des Heren en Kefas? (1Kor 9,5)

90 vertaling van “to make atonement on being cleansed from any impurity” EDERSHEIM, The Temple, hfds. 10, p. 154 91 Gal 2,6.9-10 92 Jak 1,1 93 Hand 26,6-8 94 Eus., H.E., II,23,11

Page 18: A.A.M. van der Hoeven, , 16 februari 2009. en de broeders 16-02-2009.pdfJakobus en de broeders – Davidische vertegenwoordigers in de tempelliturgie A.A.M. van der Hoeven, , 16 februari

18

In dit vers, dat de hierarchie van de Kerk kan opsommen zoals Paulus die ziet, vergelijkt Paulus zichzelf met a) “de andere apostelen (‘de overigen’, ‘loipoi’)” en b) “de broeders des Heren” en c) met “Kefas”,95 waarmee hij verwijst naar: a) de twaalf Galilese apostelen en de apostelen van de Elf en Jakobus de Rechtvaardige, en vervolgens b) naar Jakobus’ Davidische medevertegenwoordigers van de Israelieten, en tenslotte c) naar de ex-hogepriester Kaifas, die het geschil met Paulus veroorzaakte in Antiochië.96 Uit dit vers blijkt dat de “broeders des Heren” worden onderscheiden van de apostelen; zij waren dus geen apostelen, behalve hun leider Jakobus. Dit bevestigt hetzelfde onderscheid, dat in het Cenakel werd gemaakt, tussen “zijn [Jezus’] broeders” en de apostelen.

Het Kerygma: Hij is verschenen aan Jakobus, daarna aan alle apostelen In het ‘kerygma’ (1Kor 15,3-7) schrijft Paulus dat Jezus is “verschenen aan Jakobus, daarna aan alle apostelen”, wat impliceert dat deze Jakobus een apostel was. Dit werd ook geïmpliceerd door Paulus toen hij aan de Galaten schreef: “Van de andere apostelen heb ik niemand gezien, behalve Jakobus, de broeder des Heren”.97 5. Conclusie

De kwestie, ter sprake gebracht door Chilton, betreffende “de aard van Jakobus’ blijkbare relatie tot hen die verantwoordelijk waren voor het functioneren van de tempel”, wordt succesvol beantwoord door de stelling van dit artikel, dat Jakobus het Davidische hoofd was van de vertegenwoordigers van het volk in de dagelijkse gemeenschappelijke liturgie van de tempel, die ook de taak hadden om hen te begeleiden die privézaken te regelen hadden in de tempel, vooral de armen, gedurende de tijd tussen de twee gemeenschappelijke rituelen: het ochtendritueel en het avondritueel, en die ook de Tora voorlazen in de tempelsynagoge samen met de hogepriester. De stelling wordt onderbouwd door het bewijs uit het Nieuwe Testament (vgl. Hand 15,16 21,17-18.23-26 24,17-18 Gal 2,6-10 Jak 1,1.27 2,1-5) en uit de christelijke overlevering (Hegesippus en Eusebius, die Jakobus’ deugden, tempelactiviteiten en bijnamen beschrijven, met name ‘de Rechtvaardige’ en ‘Rouwende’). Dat Jakobus het hoofd was van de vertegenwoordigers voorafgaand aan, en na, Jezus’ verrijzenis, zou ook verklaren hoe Jakobus tot zo’n verheven positie in de Kerk kon komen: hij kan al een vooraanstaande Jood geweest zijn voordat hij een christen werd, en zijn apostolische status, die hij verkreeg doordat Jezus aan hem verscheen, in combinatie met zijn verhevenheid onder de Joden, zal hebben geleid tot zijn verkiezing tot bisschop van Jerzualem nadat Simon Petrus was vertrokken.

© A.A.M. van der Hoeven, Nederland, 16 februari 2009.

95 1Kor 9,5 NA27 96 Zie mijn artikel De Kefas vanPaulus is Kaifas – Auteur van 1Petrus en Hebreeën, www.JesusKing.info, 04-01-2009. 97 1Kor 15,7 Gal 1,19

Page 19: A.A.M. van der Hoeven, , 16 februari 2009. en de broeders 16-02-2009.pdfJakobus en de broeders – Davidische vertegenwoordigers in de tempelliturgie A.A.M. van der Hoeven, , 16 februari

19

Fig. 1 Een schets van het heiligdom van de tempel

(volgens Edersheim’s beschrijving in “The Temple: Its Ministries and Services”, hoofdstuk 2)

Page 20: A.A.M. van der Hoeven, , 16 februari 2009. en de broeders 16-02-2009.pdfJakobus en de broeders – Davidische vertegenwoordigers in de tempelliturgie A.A.M. van der Hoeven, , 16 februari

20

Bibliografie

ALLEGRO, J.M., The Dead Sea Scrolls and the Christian Myth, New York, 1979, 2e herziene Amerikaanse uitgave 1992. ASKWITH, E.H., The Epistle to the Galatians, Londen, Macmillan, 1899. BAUCKHAM, R., James: Wisdom of James, Disciple of Jesus the Sage, New Testament Readings, Londen en New York, Routledge, 1999. BENOIT, P., Jesus and the Gospel, New York, 1973. BERNHEIM, P., James, Brother of Jesus, vert. J. Bowden, Londen, SCM, 1997 ; idem, Jasques, Frère de Jesus, Paris, Nôesis, 1996. BLOMBERG, C.L., Jesus and the Gospels, Nashville, Broadman & Holman, Leicester, InterVarsity,1997. BOCK, D.L., Studying the Historical Jesus, Grand Rapids, Baker, 2002. , Luke 1:1-9:50 and Luke 9:51-24:53, 2 delen, Grand Rapids, Baker, 1994, 1996. BROWN, R.E., The Virginal Conception and Bodily Resurrection of Jesus, New York, 1973. , A Risen Christ in Eastertime: Essays on the Gospel Narratives of the Resurrection, Collegeville, Liturgical Press, 1990. BROWN, R.E., K.P. DONFRIED, J. REUMANN (eds.), Peter in the New Testament, Augsburg & Paulist, 1973. BRUCE, F.F., The Acts of the Apostles, 3e uitg. Grand Rapids, Eerdmans, 1990. BURGE, G.M., The NIV Application Commentary: John, Grand Rapids, Zondervan, 2000. BURRIDGE, R., What Are the Gospels? A Comparison with Greco-Roman Biography, SNTSMS 70, Cambridge, Cambridge University Press, 1992. BYRSKOG, S., Story as History-History as Story: The Gospel Tradition in the Context of Ancient Oral History, WUNT 123, Tübingen, Mohr Siebeck, 2000. CHILTON, B., and C.A. EVANS, red., Authenticating the Activities of Jesus, Leiden, Brill, 1999. , Authenticating the Words of Jesus, Leiden, Brill, 1999. COPAN, P., red., Will the Real Jesus Please Stand Up? A Debate between William Lane Craig and John Dominic Crossan, Grand Rapids, Baker, 1998. COPAN, P., en R.K. TACELLI, red., Jesus’ Resurrection: Fact or Figment, A Debate between William Lane Craig and Gerd Lüdemann, Downers Grove, Illinois, 2000. CRAIG, W.L., Assessing the New Testament Evidence for the Historicity of the Resurrection of Jesus, Edwin Mellen Press, Lewiston-Queenston-Lampeter, 1989 (herziene uitgave 2002). CROSSAN, J.D., Jesus: A Revolutionary Bioghraphy, San Francisco, Harper SanFrancisco, 1994. DUNN, J.D.G., A New Perspective on Jesus, What the Quest for the Historical Jesus Missed, Grand Rapids, Baker Academic, 2005. , The Acts of the Apostles, Londen, Epworth; Valley Forge, Trinity, 1996. EDERSHEIM, A., The Temple: Its Ministries and Services, Peabody, Hendrickson, 1994, 6e druk 2004. , The Life and Times of Jesus the Messiah, Peabody, Hendrickson, 1993. EISENMAN, R.H., James the Brother of Jesus: The Key to Unlocking the Secrets of Early Christianity and the Dead Sea Scrolls, New York: Viking, 1996. ESLER, P.F., Community and Gospel in Luke-Acts: The Social and Political Motivations of Lucan Theology, SNTSMS 57, Cambridge: Cambridge University Press, 1987. EVANS, C.A., Luke, Peabody, Hendrickson, 1990. EVANS, C.A., en S.E. PORTER red., The Historical Jesus: A Sheffield Reader, Sheffield, Sheffield Academic Press, 1995. FEE, G.D., The First Epistle to the Corinthians, Grand Rapids, Eerdmans, 1987. FERNANDO, A., The NIV Application Commentary: Acts, Grand Rapids, Zondervan, 1998. FITZMYER, J.A., The Acts of the Apostles, New York, Doubleday, 1998. FURNISH, V.P., The Theology of the First Letter to the Corinthians, Cambridge, Cambridge University Press, 1999. GRABBE, L.L., Judaic Religion in the Second Temple Period: Belief and practice from the Exile to Javneh, New York, Routeledge, 2000. GUNDRY, R.H., A Survey of the New Testament, Zondervan, Grand Rapids, 1970, 4e uitgave 2003. HANSEN, G.W., Galatians, Downers Grove, Ill., InterVarsity Press, 1994. HARRIS, R.L., Exploring the World of the Bible Lands, Londen, 1995. HEMER, C.J., The Book of Acts in the Setting of Hellenistic History, WUNT 49, Tübingen, Mohr Siebeck, 1989. HOUWELINGEN, P.H.R. van, 1 Petrus, Kampen, Kok, 1991. HURST, L.D. The Epistle to the Hebrews: Its Background of Thought, SNTSMS 65, Cambridge, Cambridge University Press, 1990. JERVIS, L.A., Galatians, Peabody, Mass., Hendrickson, 1999.

Page 21: A.A.M. van der Hoeven, , 16 februari 2009. en de broeders 16-02-2009.pdfJakobus en de broeders – Davidische vertegenwoordigers in de tempelliturgie A.A.M. van der Hoeven, , 16 februari

21

JUSTEN, D. and P. HOCKEN, The Messianic Jewish Movement, An Introduction, TJCII, 2004. KOEKKOEK, H.G., De Geheimen Van De Offers, Alphen a/d Rijn, Het licht des levens, 1986. LIGHTFOOT, L., A Commentary on the New Testament from the Talmud an Hebraica, Hendrickson, Peabody, Mass., 1979, 4e druk 2003. LÜDEMANN, G., What Really Happened to Jesus?, trans. John Bowden, Louisville, Westminster John Knox Press, 1995. MADAULE, J., Jerusalem, die heilige Stadt dreier Religionen, Freiburg, 1982 MARTIN, R.P., James, Dallas, Word, 1988. MARTYN, J.L., Galatians, New York, Doubleday, 1997. MCKNIGHT, S, The NIV Application Commentary: Galatians, Grand Rapids, Zondervan, 1995. MCKNIGHT, S., en G.R. OSBORNE red., The Face of New Testament Studies, Grand Rapids, 2004. MOO, D.J., The Letter of James, Grand Rapids, Eerdmans, 2000. OSBORNE, G.R., The Ressurection of Jesus: A Redactional Study, Grand Rapids, Baker, 1984. PAINTER, J., Just James: The Brother of Jesus in History and Tradition, Columbia, University of South Carolina Press, 1997. PRATCHER, W., Der Herrenbruder Jakobus und die Jakobustraditionem, FRLANT 139, Göttingen, Vandenhoeck & Rupert, 1987. RHODES, P.J., Aristotle. The Athenian constitution, Londen, Penguin Classics, 1984. RIESNER, R., Paul’s Early Period: Chronology, Mission Strategy, Theology, Grand Rapids, Eerdmans, 1998. ROPS, D., Het dagelijks leven in Palestina ten tijde van Jezus, Utrecht, 1965. SANDERS, E.P., Judaism: Practice and Belief 63 BCE-66 CE, Philadelphia, Trinity, 1992. SAFRAI, S., M. STERN, D. FLUSSER, W.C. VAN Unnik (red.), The Jewish People in the First Century, Assen/Amsterdam, Van Gorcum; Philadelphia, Fortress, 1976. SILVA, M., Interpreting Galatians Explorations in Exegetical Method, 2e uitg. Grand Rapids, Baker, 2001. SOARDS, M.L., 1Corinthians, Peabody, Mass., Hendrickson, 1999. STEIN, R.H., Jesus the Messiah: A Survey of the Life of Christ, Downers Grove, InterVarsity Press, 1996. TANNEHILL, R.C., Luke, Nashville, Abingdon, 1996. THIEDE, C.P., Jesus, Life or Legend?, Oxford, Lion, 1997. THISELTON, A.C., The First Epistle to the Corinthians: A Commentary on the Greek Text, Grand Rapids, Eerdmans, 2000. VERRETH, H., De instellingen van de Griekse wereld, Gent, Universiteit van Gent, Vakgroep Archeologie en Oude Geschiedenis van Europa, 2003. WALL, R.W., Community of the WISE: The Letter of James, Valley Forge, Trinity Press International, 1997. WHITEACRE, R.A., John, Downers Grove, InterVarsity Press, 1999. WITHERINGTON III, B., Grace in Galatia, Grand Rapids, Eerdmans, 1998. , The Paul Quest: The Renewed Search for the Jew of Tarsus, Downers Grove, InterVarsity, 1998. WINTER, B.W., en A.D. CLARKE red., The Book of Acts in its Ancient Literary Setting, BAFC 1, Carlisle, Paternoster; Grand Rapids, Eerdmans, 1993. WRIGHT, N.T., Jesus and the Victory of God, Minneapolis, Fortress, 1996. Afkortingen AV Authorized Version CE Christian Era of Common Era (= na Christus) Epiph. Epiphanius Eus. Eusebius Haer. Haereses (werk van Epiphanius) H.E. Historia Ecclesiastica (= Kerkgeschiedenis) (werk van Eusebius) Lut Gereviseerde Lutherse Vertaling 1994 NA27 Nestle-Aland 27e uitgave van de griekse tekst van het Nieuwe Testament NIV New International Version RSV Revised Standard Version SV Statenvertaling Oudh. Joodse Oudheden (werk van Josephus)