9445COL LOP CUIJK BIJLAGENDOCUMENT 111116 MS...(De Kalkhof) en 1844 (De Hanshof) dergelijke heuvels...
Transcript of 9445COL LOP CUIJK BIJLAGENDOCUMENT 111116 MS...(De Kalkhof) en 1844 (De Hanshof) dergelijke heuvels...
INHOUD
A. De opbouw van het landschap 5
A1 Ondergrond 5
A2 Netwerken 11
A3 Occupatie 11
A4 Grondgebruik 15
A5 Recreatie en toerisme 15
B. Beleid en ontwikkelingen 17
B1 Ruimtelijk beleid 17
B2 Ontwikkelingen en trends 21
B3 Ruimtelijke gevolgen van beleid en ontwikkelingen 22
C. Achtergrondnotitie natuur en natuurkaart Cuijk 25
D. Subsidiebronnen en financieringsmogelijkheden 41
E. Verklarende woordenlijst 45
F. Literatuur en bronnen 49
G. Deelnemers Projectgroep en Klankbordgroep 51
colofon
opdrachtgever
opdrachtnemer
vormgeving
NL Landschapsarchitecten, onderdeel van Nieuwland Advies
copyright
9445 COL © 2011 Nieuwland Advies, Wageningen
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk,
fotokopie, microfilm of welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur(s).
Deze uitgave is met de grootste zorgvuldigheid opgesteld. Noch de makers, noch de uitgever stellen zich echter
aansprakelijk voor eventuele schade als gevolg van eventuele onjuistheden en/of onvolkomenheden in deze uitgave.
Gemeente CuijkPostbus 10001, 5430 DA Cuijk
Gemeentelijk projectleider Susan Hijmans
Nieuwland AdviesHaagsteeg 4
Postbus 522, 6700 AM Wageningen
telefoon: +31.(0)317.467.246fax: +31.(0)317.467.200
e-mail: [email protected]
adviseurs:ing. Maarten Scherrenburg
ir. Ivo Südmeierdrs. Govert Jansenir. Martijn Hartman
Bijlagendocument Landschapsontwikkelingsplan Cuijk
Gemeente Cuijk
december 2011
2011 - 20212011 - 2021
4 2011 © Nieuwland Advies
Bodem en geomorfologie
Legenda
0 500 1000 2500 m
N
Maasdal;jonge rivierklei met verspreideoudere afzettingen
Oeverwallengebied;hoge en brede oeverwallen van rivierzand, geulen met jongerivierklei
Oude rivierkleigebied;oude rivierklei, middelhogestroomruggen, plaatselijk dekzand
Broekgebied;dekzand, plaatselijk kleidek
Stroomruggen
Oude geulen
Oude bolakkers;enkeerdgronden
5
DE OPBOUW VAN HET LANDSCHAPbijlage AHet landschap van de gemeente Cuijk is het resultaat van een continue wisselwerking tussen natuurlijke processen en menselijke ingrepen,
waarbij de laatste steeds nadrukkelijker van invloed is geworden. Het plangebied vormt het noordoostelijke deel van het Land van Cuijk en
maakt onderdeel uit van het Maasterrassenlandschap. Kenmerkend zijn het landelijke karakter en de verscheidenheid aan landschappen.
A1 Ondergrond
Geomorfologie
Het landschap van de gemeente Cuijk behoort tot de best bewaarde
fossiele rivierlandschappen van Nederland. Door de waarschijnlijk
‘plotselinge’ overgang van een vlechtend naar een meanderend
riviersysteem is het oude systeem nauwelijks door erosie aangetast.
Het rivierenlandschap bestaat hier uit drie geomorfologische
deelgebieden: Maasdal, Maasterrasrug en Maasterrasvlakte. Op
de terrasrug heeft de Maas sinds de laatste IJstijd haar sporen
achtergelaten. In het gebied tussen Gassel, Cuijk en Haps zijn geulen
en ruggen achtergebleven uit de tijd van de vlechtende rivier. Deze
reliëfvormen zijn in het actuele landschap nog duidelijk zichtbaar.
De hoofdrichting van dit systeem is zuidoost-noordwest en het
hoogteverschil tussen de geulen en ruggen bedraagt enkele meters.
Het maaiveld verloopt van 8.50 tot circa 12.00 meter boven NAP.
Tussen Oeffelt en Overasselt zijn evenwijdig aan het geulenpatroon
de stroomruggen als smalle stroken in het landschap herkenbaar.
De lager gelegen stroomgeulen sneden zich eerst diep in en zijn
in latere tijden gevuld. Het natuurlijke reliëf in de nabijheid van het
zandwingebied Kraaijenbergse Plassen is sterk aangetast door
ontgrondingen en ophogingen. In de omgeving van Gassel komen
nog oude dijken en wielen voor die getuigen van de bewogen over-
stromingsgeschiedenis (de Beersche Overlaat). Tussen de terrasrug
en de peelontginningen bevindt zich in de lijn Grave-Rijkevoort de
lager gelegen Maasterrasvlakte. Het landschap is relatief vlak en
open. In de actuele Maasuiterwaarden bevindt zich ten zuidoosten van
de kern Cuijk de noordelijke uitloper van het Maasheggenlandschap.
Kenmerkend voor dit jonge rivierenlandschap zijn de gevlochten
meidoorn- en sleedoornhagen die de blokvormige landbouwpercelen
van elkaar scheiden.
Bodem
Het landschap van Cuijk is gelegen op een bodem die bestaat uit
(grof) zand met daarbovenop een laag rivierklei. In tegenstelling tot
de meeste rivierlandschappen zijn slechts op enkele plaatsen op
de hoger gelegen ruggen jongere riviersedimenten terug te vinden.
Alleen rond Haps en tussen Beers en Vianen is een relatief dunne
6 2011 © Nieuwland Advies
1 Aangeduid zijn de gemiddeld laagste (l) en gemiddeld hoogste (h) grondwaterstand in centimeters onder het maaiveld
Water
0 500 1000 2500 m
N
Legenda
Grondwatertrap I (l < 50 -mv, h < 20 -mv)1
Grondwatertrap III(l 80-120 -mv, h < 40 -mv)
Grondwatertrap VI(l > 120 -mv, h < 40 -mv)
Grondwatertrap VII(l > 160 -mv, h > 80 -mv)
Grondwatertrap VIII(l > 160 -mv, h > 140 -mv)
Kwelgebied
Inzijgingsgebied
7Bijlagendocument Landschapsontwikkelingsplan Cuijk | december 2011
laag dekzand afgezet. De lager gelegen stroomgeulen zijn gevuld
met zware zavelgrond. In het zuidwesten (landgoederen Ossenbroek,
Barendonk en Tongelaar) komen zandgronden voor. Hier zijn door
eeuwenlange ophoging met plaggenmest enkeerdgronden ontstaan.
Deze gronden typeren zich door een zandige ondergrond met
daarbovenop een humusrijke laag van ongeveer 50-100 centimeter.
Rondom de Ottersgraaf-Laarakkersche Waterleiding bevinden zich
beekeerdgronden. Kenmerkend voor deze gronden is een bovenlaag
die rijk is aan organische stof en die plotseling overgaat in zand, dat
arm is aan organische stof. Roestvlekken zijn door het hele profiel
aanwezig als gevolg van de wisselingen in grondwaterstand in het
verleden en soms in het heden. De gronden stonden in de winter vaak
onder water en in de zomer daalde het grondwater tot 1 meter diepte
of meer.
Op de locatie van de Kraaijenbergse Plassen werd voor de aanvang
van de zandwinning de bodem gekenmerkt door zware rivierklei,
overslaggronden (zand) en enkeerdgronden. Als gevolg van de
zandwinning voor beton- en metselzand is de bodem tot 40 meter diep
afgegraven. Rondom de Kraaijenbergse Plassen zijn verschillende
wallen opgeworpen bestaande uit klei (oorspronkelijke toplaag).
Plaatselijk zijn grindoevers en plas-dras situaties op zandig substraat
aangelegd.
Waterhuishouding
Water speelt een belangrijke rol binnen de gemeente Cuijk (zie de
kaart Water op pagina 6). De dorpen en bebouwingsclusters zijn
geconcentreerd op de hogere gronden (infiltratiegebieden). Verder
is het plangebied een overwegend intermediair gebied waar met
name bij sloten en plassen sprake is van kwel. De gebieden juist ten
zuiden van Cuijk (rondom Zevenhutten en richting St. Agatha) en ter
hoogte van Tongelaar en Ossenbroek (langs de Ottersgraaf en de
Laarakkersche waterleiding) zijn verdroogd.
Oppervlaktewater
Het oppervlaktewatersysteem in de gemeente Cuijk is onderverdeeld
in drie stroomgebieden: Lindense Sluisgraaf, Virdsche Graaf en Raam.
Deze stroomgebieden voeren het water via de Raam of rechtstreeks
naar de Maas af, met uitzondering van het stroomgebied van de
Lindense Sluisgraaf. Daar wordt het water via het gemaal uitgeslagen.
De Laarakkersche Waterleiding, de Sint Anthonisloop en de Balkloop
voeren hun overtollige regenwater af naar de Lage Raam.
De Kraaijenbergse Plassen staan via een sluis in de haven van Cuijk
in direct contact met de Maas. Deze sluis sluit alleen bij hoog water.
Door de noordwestelijke grondwaterstroming richting de Maas is
sprake van een continue vervanging van het water in de plassen door
grondwater. Door de nog steeds groeiende omvang van de plassen
zal het zelfreinigende vermogen van het water toenemen.
De RWZI Cuijk verzamelt het afvalwater van het Land van Cuijk. De
inzameling van afvalwater binnen de bebouwde kommen vindt plaats
door vrijvervalriolen. Het afvalwater wordt via gemalen en persleidingen
naar de RWZI getransporteerd. Het gezuiverde afvalwater wordt via
een persleiding op de Maas geloosd. Voor de watervoorziening van de
landbouw wordt in het zomerhalfjaar effluent van de RWZI ingelaten in
de Laarakkersche Waterleiding.
Grondwater
Het rivierengebied kent twee watervoerende pakketten en de
globale grondwaterstroming is noordwestelijk gericht. Het eerste
watervoerende pakket heeft een dikte van circa 20 meter dik en begint
hier vrij ondiep (5m beneden maaiveld). Hierdoor is het hydrologische
systeem gevoelig voor lokale beïnvloeding van de waterkwaliteit en de
waterkwantiteit. Op de hogere (zand) gronden van de Maasterrassen en
de stroomruggen langs de Maas (tussen Cuijk en Maashees) bevinden
zich infiltratiegebieden. Hier komen diepere grondwaterstanden tot
een gemiddelde van circa 1.60 meter onder het maaiveld, afgewisseld
8 2011 © Nieuwland Advies
Cuijk
Vianen
Beers
Haps
St Agatha
LindenKatwijk
Haven Cuijk
N
0 1 2 3 5 km4
Water (o.a. Kraaijenbergse Plassen)
VolenbeekDe Kronkel
Veldbeek
Schuitenbeek
Middelb
eek A-beek
Leuvenumse
beek
Staverdense
beek
Infrastructuur
Kernen
Topografie
Oude rivierenlandschap
Brede en hoge oeverwallen- landschap
Maasdallandschap; jong rivie-renlandschap
Broeklandschap
Legenda
Bodemkundige landschapseenheden
9Bijlagendocument Landschapsontwikkelingsplan Cuijk | december 2011
met zogenaamde intermediaire gebieden. Direct langs de Maas
hebben zich terrassen met grove en fijne rivierafzettingen gevormd.
Dit deel kenmerkt zich door de aanwezigheid van kwelgebieden. Hier
komen ondiepere grondwaterstanden voor tot een gemiddelde van
circa 0.70 meter onder het maaiveld. De kwel komt voor in het gebied
direct langs de Maas en heeft zijn oorsprong in de infiltratiegebieden
op de Peelhorst, bij hoge waterstanden treedt hier rivierkwel op. Dit is
geïnfiltreerd in de nabijgelegen zandgronden.
In de geulen van het oude rivierenlandschap (zie de kaart
Bodemkundige landschapseenheden op pagina 8) treedt kwel op,
afkomstig van de naastgelegen oeverwallen.
Bodemkundige landschapseenheden
Op grond van abiotische omstandigheden zijn in de regio de volgende
bodemkundige landschapseenheden te onderscheiden:
• Het Maasdallandschap (jong rivierenlandschap) met oudere
afzettingen als eilanden verspreid, gescheiden door brede
laagten. Grondwaterstanden verschillen zeer lokaal en zijn sterk
fluctuerend;
• Het brede en hoge oeverwallenlandschap met Pleistocene geulen
die vaak met jonge rivierklei zijn gevuld. Fungeert als belangrijkste
inzijgingsgebied van het lokale grondwatersysteem;
• Het oude rivierenlandschap met goed bewaarde fossiele geulen
en middelhoge stroomruggen plaatselijk met dekzandafzettingen,
zonder jonge rivierklei;
• Het broeklandschap op de lager gelegen zandgronden met
een tamelijk sterke ondiepe kwel van de Peelhorst;
• De uitgestrekte rivierduincomplexen met veel reliëf en grote
bouwland-complexen. Inzijgingsgebied van het ondiepe
grondwater (buiten plangebied bij Gassel);
• De opgeheven riviervlakte bedekt met dekzanden.
Inzijgingsgebied van het ondiepe grondwater dat in het
broeklandschap en in het lage geulenlandschap opkwelt (buiten
het plangebied bij Mill);
• De stuwwal van Nijmegen (buiten het plangebied).
Links: De bodem en het landschap (broeklandschap bij Haps)
Rechts: Geul en rug in het oude rivierenlandschap
Akkers
Bos
Kleine landschapselementen
Grasland/weide
Legenda
Historische topografische kaart omstreeks 1900
0 500 1000 2500 m
N
11Bijlagendocument Landschapsontwikkelingsplan Cuijk | december 2011
A2 Netwerken
Droge Infrastructuur
De hoofdinfrastructuur wordt gevormd door de noord-zuid
georiënteerde A73 en de spoorlijn Nijmegen-Venlo. In oost-west
richting verbinden twee provinciale wegen de kernen Grave-Cuijk
(N321) en Mill-Haps (N264). Beide wegen kruisen de A73 en sluiten via
knooppunten hierop aan. Door de nabijheid en goede bereikbaarheid
worden er tal van relaties onderhouden met Nijmegen en Venray.
Buiten voorgenoemde wegen is de wegenstructuur fijnmaziger van
aard. Deze structuur omvat vooral plattelandswegen en zandwegen.
Naast deze wegen lopen er nog twee hoogspanningsleidingen door
het buitengebied. Verder ligt in het gebied een voormalig spoortracé
’t Duits Lijntje.
Natte infrastructuur
Kenmerkend voor het plangebied is de ligging in een scherpe
binnenbocht van de Maas. De Maas is een van de grote industriële
scheepvaartroutes van Europa. Naast de aanwezigheid van deze
rivier wordt het gebied gekenmerkt door een aantal kleinere beken
die, voornamelijk van oost naar west, door het gebied lopen, zoals de
Laarakkerse Waterleiding, St. Anthonisloop, Ottersgraaf, Lage raam,
Sluisgraaf, Virdse Raam en de Balkloop.
A3 Occupatie
Ontstaansgeschiedenis
Cuijk is al oud. De naam Cuijk is afgeleid van het Indo-Germaanse
woord ‘Keukja’ wat ‘kromming’ of ‘bocht’ betekent. Dit duidt op de
kromming of bocht in de Maas ter hoogte van Cuijk. ‘Keukja’ werd
later verbasterd tot ‘Ceuclum’, waaruit uiteindelijk de naam Cuijk is
ontstaan.
Honderden jaren voor Christus woonden er al relatief veel mensen in
de streek waar nu Cuijk ligt. De Kelten bebouwden hun land, hielden
vee en woonden in houten schuren of hutten. Hun doden werden
gecremeerd en in urnen in grafvelden geplaatst. Vaak hadden deze
heuvels een opening op het oosten. Veel van dergelijke grafheuvels,
gedateerd op omstreeks 700 jaar voor Christus, zijn aangetroffen
op het Kampse Veld in Haps, maar ook in Cuijk zelf zijn in 1825
(De Kalkhof) en 1844 (De Hanshof) dergelijke heuvels aangetroffen.
Recentere vondsten, bijvoorbeeld van vuurstenen werktuigen rondom
de Kraaijenbergse Plassen en in de Heeswijkse Kampen, bevestigen
de bewoning van het gebied uit die tijd en vermoedelijk zelfs eerder.
Cuijk en omgeving werd dus ruim voor onze jaartelling al bewoond
door mensen.
In de Romeinse tijd kruiste de Romeinse weg van Nijmegen naar
Links: De A73
Rechts: De Maas ter hoogte van Cuijk
12 2011 © Nieuwland Advies
Maastricht bij Cuijk via een houten brug de Maas. Vanaf dat moment
begon de mens de oeverbossen te ontginnen. Dit versterkte echter
de kracht van de overstromingen. De Maas veranderde in de daarop
volgende eeuwen meermalen van hoofdbedding en vormde daarbij
nieuwe meanders. Meerdere dorpen, die op donken gesticht waren,
moesten zich met kunstmatig opgehoogde terpen tegen hoog water
beschermen. Vanaf de 10e eeuw begint men de Maas te ‘kanaliseren’
door de bedding te verkorten en de eerste meanders af te snijden.
Rond 1300 was de Maas ongeveer tot Grave bedijkt.
Ondanks de bedijking, moest in geval van zeer hoog waterpeil het
water doorgelaten worden om dijkdoorbraken en wateroverlast op
andere plaatsen te voorkomen. Om de overstromingen te reguleren,
liet men op de linkeroever meerdere dijkloze stukken of verlaagde
dijkvakken bestaan, die dienden als overlaten bij hoog water. Tussen
Cuijk en Grave ontstond in die tijd een extra Maastak, de Beerse
Overlaat. Om het water snel te laten afvloeien mochten er geen
hindernissen, zoals bomen en gebouwen, in de bedding aanwezig
zijn. Het landschap van de Beerse Overlaat was dus uitgesproken
onbewoond en boomloos en bestond voornamelijk uit weiland. Het
gebied van de huidige Kraaijenbergse Plassen maakte deel uit van de
Beerse Overlaat.
De boerderijen en dorpen waren gebouwd op zandruggen, die een
soort eilanden vormden te midden van heide, waar het vee werd
gehoed en hoogveenmoerassen, waar turf werd gewonnen. Dit waren
gronden, die niet aan personen maar aan dorpen toebehoorden.
Jonge ontginningen
Vanaf 1850 ontgon men in snel tempo de gemeenschappelijke
gronden serieus, waardoor ze in weiland en bos veranderden.
Afwateringskanalen werden gegraven, verharde wegen werden
aangelegd en nieuwe dorpen werden gesticht. De vergelijking tussen
de huidige topografische kaart (zie pagina 6 van het hoofdrapport)
met de historische kaart (zie pagina 10) toont welke ontwikkeling
het gebied de laatste 150 jaar heeft doorlopen. De verstedelijking
heeft zich ontwikkeld op de hoger gelegen terrassen langs de
Maasoever. Zichtbaar is een structuur van losliggende kernen in
open akkerbouwlandschap die elk hun eigen karakteristieke formaat
en kenmerken hebben. Nagenoeg parallel aan de Maas is spoorlijn
Nijmegen-Venlo en de rijksweg A73 ontstaan. Opgesloten tussen
de A73 en de Maas is Cuijk uitgegroeid tot een kern met een sterk
regionale functie voor wonen, werken en voorzieningen. Ten westen van de A73 is het noordelijk deel van het plangebied in
de laatste 40 jaar ontgraven waardoor de Kraaijenbergse Plassen zijn
ontstaan. De kern Linden ligt vandaag de dag als een schiereiland
in deze plassen. De Beerse Overlaat is definitief gesloten in 1942.
Open landschap van de jonge ontginningen;
broeklandschap bij Haps
13Bijlagendocument Landschapsontwikkelingsplan Cuijk | december 2011
Sindsdien gebruikt men de uitdrukking Traverse van de Beerse
Overlaat of Traverse van de Beerse Maas om de oude overstroombare
zone aan te geven. Deze zone loopt vanaf noordwestelijke deel van de
gemeente Cuijk tot aan ’s-Hertogenbosch.
In de lijn van Beers naar Oeffelt heeft de boomteelt haar intrede in het
gebied gemaakt. In het zuidwesten is aantal bospercelen rondom de
landgoederen aanzienlijk afgenomen.
Cultuurhistorie, archeologie en aardkunde
Al in de Romeinse tijd was Cuijk (Ceuclum) een strategisch punt langs
de route tussen Nijmegen en Maastricht. Ter hoogte van de huidige
Martinuskerk lag een verbinding over de Maas. In die tijd had Cuijk een
belangrijke handelsfunctie, die men na de val van het Romeinse Rijk
verloor. Vanaf 800 bouwt men haar handelsfunctie weer op en spreekt
men over het Land van Cuijk. In die periode werd de streek bewoond
door een volk van Saksische oorsprong. In de eeuwen hierna staat
de streek onder verschillende invloeden. Dit is vandaag de dag nog
te zien aan de cultuurhistorische waardevolle kastelen, kerken en
kloosters. Niet alleen de mens heeft een waardevolle geschiedenis
achtergelaten. Onder invloed van de vlechtende rivier de Maas zijn de
Maasterrassen ontstaan, uniek in Nederland en daarom aangemerkt
als Belvedere-gebied en aardkundig waardevol gebied.
De gemeente Cuijk is rijk aan cultuurhistorische en archeologische
waarden. Met uitzondering van het zuidwestelijke deel is het
merendeel van het plangebied aangewezen als gebied met hoge
of middelhoge indicatieve archeologische waarden. Daarnaast zijn
het Maasheggengebied (oostelijke oever van de Maas), het gebied
rondom Ossenbroek en Barendonk, het gebied rondom Zevenhutten
en een aantal wegen aangewezen als historisch groen. Een groot
deel van de wegen is aangeduid als historisch geografische lijn
(redelijk hoog, hoog en zeer hoog). De gebieden rondom Haps en
Sint Agatha zijn aangeduid als historisch geografische vlakken met
zeer hoge waarden. Het noordwestelijke deel staat aangeduid als een
historisch geografisch vlak met hoge waarde. Verder zijn verspreid
door het gebied archeologische monumenten, cultuurhistorisch
waardevolle bebouwing, Rijksmonumenten, monumentale bomen en
molenbiotopen te vinden.
Het Duits Lijntje is in 1873 geopend door de Noord-Brabantsch-
Duitse Spoorweg Maatschappij (NBDS). Het doel van deze lijn was
het tot stand brengen van een rechtstreekse korte verbinding tussen
de zeehavens Vlissingen, Antwerpen en Rotterdam en het Duitse
achterland. Het goederen- en personenvervoer zijn tot omstreeks 1910
van betekenis geweest. In 1950 werd de lijn voor personenvervoer
gesloten. En in 2004 beëindigde de NS het goederenvervoer op het
laatst overgebleven stuk van Boxtel tot Veghel.
Links: 't Duits lijntje
Rechts: Landgoed Ossenbroek
14 2011 © Nieuwland Advies
Grondgebruik
0 500 1000 2500 m
N
Legenda
Grasland
Akkerbouw
Boomkwekerijen
Fruitkwekerijen
Bos
15Bijlagendocument Landschapsontwikkelingsplan Cuijk | december 2011
A4 Grondgebruik
In 1308 schonk Jan van Cuijk de gronden van het Land van Cuijk aan
haar ingezetenen voor gemeenschappelijk gebruik. In 1838 werden
de gronden toebedeeld aan de desbetreffende dorpen. Vanaf dat
moment werden de gronden ontgonnen, wat langzaam ging als
gevolg van de jaarlijks terugkerende inundaties (Beerse Overlaat).
Het grondgebruik was hierdoor tot in de 20e eeuw zeer traditioneel.
Akkerbouw en bewoning op de hoger gelegen droge gronden en
weidebouw op de lage natte gronden. Op de slecht ontwaterde,
middelhoog gelegen gronden lagen tot in de 19e eeuw vrij grote
boscomplexen. Hieruit zijn de huidige landgoederen Tongelaar,
Barendonk en Ossenbroek ontstaan. Na 1900 zijn deze bossen in
cultuurland omgezet, omdat de afwatering verbeterde. Er ligt nu een
akkerbouwgebied met zeer verspreide bebouwing. De restanten van
deze boscomplexen, onderdelen van de landgoederen Tongelaar en
Ossenbroek, vormen een belangrijke ruggengraat van het huidige
landschap. De lage gronden bestonden tot de 19e eeuw voornamelijk
uit nat grasland. Deze gronden waren slecht bruikbaar als gevolg van
het gemeenschappelijke bezit en een slechte afwatering.
Traditioneel waren de gronden in het Land van Cuijk in gebruik
door de agrarische sector. Echter sinds 1980 neemt het percentage
gronden met een agrarische bestemming af, vooral ten gevolge van
woningbouw en zandwinning. Daarnaast heeft zich sinds die periode
een schaalvergroting voorgedaan. Het aantal bedrijven is hierdoor
sterk afgenomen. Deze afname vindt plaats onder alle bedrijfstakken,
met uitzondering van de tuinbouw en de blijvende teeltbedrijven. De
afname is (relatief) het sterkst in de bedrijfstak hokdieren. Anno 2010
gebruikt men de agrarische gronden in het buitengebied als grasland,
blijvende teelt of voor de akkerbouw. De laatste jaren maakt vooral de
boomteelt een sterke groei door. Slechts een klein percentage van de
agrarische gronden is in gebruik voor fruitteelt en natuur.
A5 Recreatie en toerisme
Cuijk ligt nabij een aantal hoogwaardige natuurgebieden die eveneens
een belangrijke recreatieve waarde hebben: de stuwwal van Nijmegen,
Oeffelter Meent en het Reichswald. Door haar kleinschaligheid en de
tastbare cultuurhistorie is het buitengebied vandaag de dag vooral
in trek voor recreatief (mede)gebruik. Uit de wijde omgeving komt
men hier (sportief) wandelen, fietsen en recreëren. Een toeristisch-
recreatieve infrastructuur bestaande uit paden en routes loopt door
het karakteristieke rivierenlandschap met haar agrarische bedrijvigheid
en natuurgebieden. Vanaf deze routes beleeft men niet alleen het
landschap maar zijn de aanwezige kastelen, kerken, kloosters en
molens zichtbaar en bereikbaar.
In het buitengebied liggen momenteel nog geen grootschalige
recreatievoorzieningen. Wel zal in de nabije toekomst rondom de
Kraaijenbergse Plassen waterrecreatie een nog belangrijke rol gaan
spelen. Naast de huidige jachthaven en kleinschalige verblijfsrecreatie
bij Linden worden er momenteel ideeën uitgewerkt om ten noorden
van Beers een grootschalig recreatiepark Dommelsvoort te
ontwikkelen. Binnen deze ontwikkeling is ruimte gereserveerd voor
een hotel, verschillende restaurants en cafés, een wellness centrum,
een jachthaven en enkele honderden recreatiewoningen. Verder
zijn voor het Cuijkse buitengebied diverse initiatieven van verbrede
landbouw aanwezig.
17
BELEID EN ONTWIKKELINGENbijlage BZowel vanuit het Rijk en de Provincie als vanuit het Waterschap en op gemeentelijk niveau liggen er diverse beleidsopgaven. Het provinciale
beleid voor natuur en landschap, het Reconstructieplan Peel en Maas (en uitwerkingen) en het Bestemmingsplan Buitengebied 2010 vormen
belangrijke beleidskaders voor dit landschapsontwikkelingsplan. In deze bijlage wordt het ruimtelijk beleid samengevat. Het beleid heeft
samen met de autonome ontwikkelingen, onder meer in de landbouw en boomteelt, invloed op de ruimtelijke kwaliteiten en biedt kansen voor
verbetering.
B1 Ruimtelijk beleid
Natuur en landschap
Het provinciale beleid is sinds het Streekplan ‘Brabant in balans’ uit
2002 sterk in ontwikkeling in relatie tot natuur en landschap. Er wordt
onderscheid gemaakt in beleid en beleidsregels die een directe
uitwerking zijn van het streekplan en beleid dat separaat van het
streekplan is opgesteld.
Als directe uitwerking van het streekplan gelden de volgende
documenten (zie bijlage voorbeschrijvingen per beleidsdocument):
• Interimstructuurvisie;
• Paraplunota (incl. specifieke beleidsnota’s);
• Structuurvisie Ruimtelijke Ordening (voorontwerp);
• Verordening Ruimte;
• Uitwerkingsplan land van Cuijk.
In deze beleidsplannen is de provinciale ecologische hoofdstructuur
uitgewerkt met de onderdelen Agrarische Hoofdstructuur (met
onderscheid tussen AHS landbouw en AHS landschap) en de
Groene Hoofdstructuur (met onderscheid tussen GHS landbouw en
GHS natuur) en ecologische verbindingszones (EVZ). Zie ook het
kaartje van de Interimstructuurvisie op pagina 20.
Streekplanuitwerkingen
Het streekplan is tevens uitgewerkt in een aantal beleidsregels
voor onder meer natuurcompensatie, Rood voor groen (nieuwe
landgoederen) en Ruimte voor ruimte.
18 2011 © Nieuwland Advies
Interim structuurvisie
Legenda
0 500 1000 2500 m
N
Bestaand stedelijk gebied (2004)
AHS-landschap
GHS-landbouw
AHS-landbouw
GHS-natuur
Ecologische verbindings-zone
Regionale natuur- en landschapseenheid (RNLE)
Openheid
Winterbed
Concentratiepunt waterrecreatie
Stoptreinstation
19Bijlagendocument Landschapsontwikkelingsplan Cuijk | december 2011
Natura 2000
Een klein deel van het Natura 2000-gebied Oeffelter Meent ligt
binnen de grenzen van het plangebied. Het gebied is aangewezen
voor de Habitattypen ‘Stroomdalgraslanden’ en ‘Glanshaver en
vossenstaarthooilanden’ en de Habitatrichtlijnsoorten kamsalamander
en kleine modderkruiper. Het gebied is beschermd via de Natuur-
beschermingswet.
Groen-Blauw Stimuleringskader (2003)
Het Groen-Blauw Stimuleringskader is een subsidieregeling voor
natuur- en landschapsbeheer. Er zijn vergoedingen voor onder
meer het aanleggen en/of beheren van landschapselementen zoals
poelen of houtwallen maar ook het aanleggen van wandelpaden over
boerenland. Het stimuleringskader is in principe van toepassing buiten
de EHS en daardoor een aanvullend instrument op de mogelijkheden
die in het kader van de SNL2 worden geboden.
De provincie werkt voor de uitvoering van de regeling samen met
gemeenten en waterschappen middels gebiedscontracten. Voor Cuijk
is hiervoor het ‘Gebiedscontract Horst en Raam’ van toepassing.
Natuurbeheerplan Noord-Brabant
Het natuurbeheerplan is het instrument voor de realisatie van het
natuur- en landschapsbeleid, waaronder de realisatie van de EHS.
Het plan geeft aan op welke plaatsen subsidies beschikbaar zijn
voor beheer van natuurgebieden en agrarisch natuurbeheer. Per
deelgebied is beschreven welke natuur- en landschapsdoelen worden
nagestreefd.
Reconstructieplan Peel en Maas
Het Reconstructieplan Peel en Maas is een integraal plan voor een
vitaal, mooi en schoon platteland. In het plan is uitgewerkt welke
gebieden geschikt zijn voor welke functies, zoals landbouw (landbouw-
ontwikkelingsgebieden), natuur (zie ook de EHS), landschap, water,
etc. Het versterken van de natuurwaarden en de landschappelijke
waarden zijn onder meer als doelstellingen genoemd voor het gebied
Peel en Maas.
Waterbeleid
Het waterbeleid is op het niveau van het plangebied uitgewerkt in het
Waterplan Land van Cuijk en in de uitwerking op gemeentelijk niveau.
In deze plannen is beschreven welke verantwoordelijkheden en rollen
de verschillende partners (waaronder de gemeente Cuijk) hebben als
het gaat om de uitvoering van maatregelen. Op hoofdlijnen wordt het
principe van: 1. vasthouden, 2. bergen en 3. afvoeren toegepast om
een duurzaam, gezond en veerkrachtig watersysteem te realiseren.
De Tochtsloot bij de Kraaijenbergse Plassen, de Laarakkerse
Waterleiding en een deel van de Virdse Graaf zijn betiteld als
waterlichaam KRW. Voor deze watergangen zijn specifieke maatregelen
geformuleerd, waaronder de aanleg van natuurvriendelijke oevers
en aangepast peilbeheer. In het gemeentespecifieke deel van
het Waterplan is aangegeven dat de gemeente Cuijk onder meer
verantwoordelijk is voor riolering, gemeentespecifieke delen van de
KRW, groen, natuur, landschap en beheer en onderhoud van niet-
leggerwatergangen.
2 De SAN (onderdeel van het Programma beheer) is per 1 januari 2010 beleidsarm overgegaan in het Subsidiestelsel voor Natuur en Landschapsbeheer (SNL). Hetzelfde geldt voor de Subsidie-regeling Natuurbeheer (SN). Alleen voor agrarisch weidevogelbeheer vindt beleidsaanpassing plaats (collectief weidevogelbeheer in gebieden van tenminste 100 ha. o.b.v. weidevogelbeheerplan)
20 2011 © Nieuwland Advies
Legenda
Uitwerking Land van Cuijk
0 500 1000 2500 m
N
Beheer en intensiveringstedelijk gebied
Herstructurering stedelijkgebied
Centrumontwikkelingstedelijk gebied
Landschapsbeheerlandschappelijk raamwerk
Transformatie afweegbaar onder voorwaarden Streekplan
Beheer beekdalsysteem
Te ontwikkelen woongebied
Te ontwikkelen bedrijventerrein
Te reserveren bedrijventerrein
Haven
Afslag snelweg
Stoptreinstation
21Bijlagendocument Landschapsontwikkelingsplan Cuijk | december 2011
Beleid verstedelijking
Het verstedelijkingsbeleid is uitgewerkt in het Uitwerkingsplan
landelijke regio Land van Cuijk. In het plan is opgenomen waar,
wanneer en hoeveel de komende jaren aan woningen en aan
bedrijventerreinen wordt ontwikkeld. Voor de gemeente Cuijk gaat het
vooral om de mogelijke transformatiegebieden (verstedelijking) tussen
Beers en Vianen, Haps en Haring (bedrijventerrein) en een smalle
strook tussen Heeswijk en Linden ten oosten van de A73 (zie de kaart
Uitwerking Land van Cuijk op pagina 20).
Gemeentelijk Beleid
Op gemeentelijk niveau is vooral het Bestemmingsplan buitengebied
een belangrijk ruimtelijk kader. Op het moment van schrijven worden
de oorspronkelijke plannen ‘Buitengebied Cuijk’, ‘Buitengebied Haps’
en ‘Beerse Overlaat’ geactualiseerd in een plan (thans Voorontwerp
Bestemmingsplan Buitengebied 2010). Het grootste deel van het
buitengebied is aangewezen als ‘agrarisch met landschapswaarden’.
Verder is de begrenzing van natuurgebieden overgenomen van het
provinciale beleid en zijn de relatief grote bosgebieden aangewezen.
Monumentale bomen
Uitgangspunt in de monumentale bomennota ‘Bomen verdienen
bescherming’ is dat monumentale en potentieel monumentale bomen
in de gemeente beschermd moeten worden. Behalve de boom zelf
wordt ook de groeiplaats van de boom beschermd door deze op
te nemen in het bestemmingsplan. De gemeente heeft een lijst met
monumentale bomen opgesteld.
B2 Ontwikkelingen en trends
Landschap is een dynamisch gegeven. Voor de 19e eeuw had de
mens de natuur nog niet onder controle waardoor het grondgebruik
was afgestemd op de abiotische omstandigheden (bodem, water,
etc.). In de laatste eeuwen is de dynamiek van het landschap vooral
gestuurd door het grondgebruik, waarbij men de omstandigheden
onder controle had.
Ook in de toekomst zal het landschap continu veranderen door
wisselingen in grondgebruik en zal een deel van het platteland
ingevuld worden met stedelijke functies. Het Cuijkse buitengebied zal
de komende jaren steeds meer onder druk komen te staan als gevolg
van ontwikkelingen in woningbouw en bedrijventerreinen. (zie kaart
Uitwerkingsplan Land van Cuijk op pagina 20). Hierdoor ontstaan
nieuwe dorpsranden en zal het karakter van een aantal gebieden
veranderen. Ook de aanleg van nieuwe infrastructuur, zoals de
randweg bij Haps (in studie) hebben invloed op het landschapsbeeld
en kunnen nieuwe doorsnijdingen van huidige landschapsstructuren
tot gevolg hebben.
Ontwikkelingen in de landbouw, zoals schaalvergroting (minder maar
grotere bedrijven), en uitbreidingen van bedrijven hebben zichtbare
invloed op het landschap.
Realisatie natuurbeleid
De realisatie van het natuurbeleid is in volle gang. Zo worden
ecologische verbindingszones aangelegd en worden veel
landschapselementen aangeplant, onder meer ter compensatie van
verloren gegaan dassenleefgebied.
22 2011 © Nieuwland Advies
B3 Ruimtelijke gevolgen van beleid en ontwikkelingen
Er zijn verschillende ontwikkelingen gaande in het plangebied die van
invloed zijn op de ontwikkeling van het landschap en kansen bieden
voor versterking van het landschap:
Nieuwe erven in het buitengebied
Gezien de huidige ontwikkelingen in de landbouw zullen naar
verwachting in het kader van functieverandering (ruimte-voor-
ruimte) huidige agrarische erven worden omgevormd tot burgererf.
Landschappelijke inpassing vormt hierbij een belangrijk sleutelwoord
ten behoeve van natuur en landschap. Op die manier kunnen deze
erven bijdragen aan landschapsversterking.
Nieuwe landgoederen
Er zijn steeds meer initiatieven om nieuwe landgoederen te stichten
(via de provinciale regeling ‘Rood voor groen’). Op het moment van
schrijven is een drietal initiatieven / ideeën voor nieuwe landgoederen
bekend bij de gemeente. Deze landgoederen kunnen bijdragen aan
de landschappelijke versterking van het plangebied.
Bedrijvigheid
Vanwege het grote aandeel industrie in de werkgelegenheid van
Cuijk (50%; ‘Ontwikkelprogramma Ondernemend Cuijk’ / Kamer
van Koophandel 2007) is de ontwikkeling en uitbreiding van
bedrijventerreinen een belangrijk aandachtspunt in het kader van
natuur en landschapswaarden. Het Regionaal Bedrijventerrein
Laarakker (RBL) bij Haps is hiervan een sprekend voorbeeld
(dassen).
Waterbeleid
In het Waterplan Cuijk zijn de gemeentelijke verantwoordelijk-heden
en rollen bij de realisatie van het waterbeleid benoemd. Dit zijn
onder meer het verbeteren van de kwaliteit van recreatie, beleving en
cultuurhistorie van water. Ook wordt in het plan water als vormgevend
principe benoemd. De realisatie van het waterbeleid biedt goede
kansen voor landschapsversterking en de beleving van het landschap,
bijvoorbeeld door routes langs waterlopen. Daarbij is afstemming
tussen recreatie en natuur belangrijk.
Beekherstel bij de Laarakkerse Waterleiding
23Bijlagendocument Landschapsontwikkelingsplan Cuijk | december 2011
Landbouw
Het beheer van een groot deel van het plangebied is al eeuwenlang
onderdeel van agrarische bedrijfsvoering. Met de reconstructieplannen
voor het buitengebied zijn de grenzen voor verwevingsgebieden en
landbouw-ontwikkelingsgebieden bovendien nader uitgewerkt. Dit
vraagt om een goede visie op en strategie voor het behoud en de
ontwikkeling van het landschap, rekening houdend met de behoeften
van de agrarische sector. Zowel op provinciaal als gemeentelijk niveau
zijn hiervoor diverse middelen beschikbaar. Het landschapsontwikke
lingsplan kan bijdragen aan en meer duidelijkheid verschaffen over
de gebiedsspecifieke kwaliteiten van het landschap in dergelijke
gebieden.
Door schaalvergroting is het aantal bedrijven sterk afgenomen. Deze
afname vindt plaats onder alle bedrijfstakken, met uitzondering van
de tuinbouw en de blijvende teeltbedrijven. De afname is (relatief) het
sterkst in de bedrijfstak hokdieren. De laatste jaren maakt vooral de
boomteelt een sterke groei door.
Recreatie
Het Land van Cuijk kenmerkt zich door een breed scala aan
aantrekkelijke landschappen, landschapselementen en recreatieve
voorzieningen. Binnen de gemeentegrenzen van Cuijk zijn met name
de Maasheggen, de Kraaijenbergse Plassen en de landgoederen
belangrijke recreatieve kernen. Deze gebieden leveren een bijdrage
aan de recreatieve beleving van de streek. De komende jaren wordt
ten noorden van Beers het plan Dommelsvoort ontwikkeld. Dit plan
bestaat uit de realisatie van een grootschalig op het water georiënteerd
recreatiepark.
In relatie tot de stijgende woonbehoefte (onder andere Heeswijkse
Kampen) kan de ontwikkeling van recreatie in de nabijheid van
uitbreidingslocaties voor woningbouw in het buitengebied een ingang
zijn om natuur en landschapskwaliteiten ook vanuit lokaal belang te
versterken.
De Kraaijenbersge Plassen
24 2011 © Nieuwland Advies
25
ACHTERGRONDNOTITIE NATUUR EN NATUURKAART CUIJKbijlage C
C1 Inleiding
Aanleiding
Deze notitie beschrijft de stand van zaken van de natuurwaarden van het
buitengebied van Cuijk, geeft mogelijke ontwikkelingen (veranderingen)
van de natuurwaarden en een relatieve waardering. Tevens is in deze
notitie aandacht besteed aan beschermde natuurwaarden (Flora- en
faunawet). Het onderzoek naar de natuurwaarden is grotendeels
gebaseerd op bronnen. Het hoofdrapport geeft een samenvatting van
de natuurwaarden.
De natuurwaarden van Cuijk worden beschreven aan de hand van
vier deelgebieden, namelijk:
• het Maasdal;
• de Kraaijenbergse Plassen;
• het oude rivierenlandschap;
• het broeklandschap.
Doel van het natuuronderzoek
Het doel van het natuuronderzoek in Cuijk is om inzicht te krijgen in
de (actuele) natuurwaarden en wat dit betekent voor het LOP Cuijk
en indien mogelijk voor andere ruimtelijke ontwikkelingen waarbij
beschermde natuurwaarden een rol spelen.
Werkwijze
Het onderzoek omvatte:
• bronnenonderzoek;
• veldverkenning;
• rapportage.
Bronnenonderzoek
Hierbij is gebruik gemaakt van:
• gegevens uit “oudere” landschapsbeleidsplannen;
• gegevens uit verspreidingsatlassen;
• gegevens uit diverse onderzoeksrapporten (met name uit Van der
Valk, e.a., 2005);
• waarneming.nl;
• gegevens van Provincie Noord-Brabant.
De gegevens uit de bronverkenningen zijn geanalyseerd en gebruikt
voor de veldverkenning van Nieuwland Advies en voor het opstellen
van de achtergrondnotitie.
26 2011 © Nieuwland Advies
C2 Flora en fauna
Flora
Hierna volgt een beschrijving van de flora (planten) van de
onderscheiden deelgebieden. Per deelgebied zijn de meest voor-
komende terreintypen aangegeven met enkele kenmerkende
plantensoorten. In bijlage 1 staan karakteristieke plantensoorten van
het plangebied.
Het Maasdal
Het Maasdal bestaat uit de Maas en uiterwaarden inclusief winterdijk.
In dit deelgebied komen diverse terreintypen voor waaronder
agrarische percelen (graslanden), heggen, dijken en sloten.
De graslanden bestaan voornamelijk uit hoogproductieve gras-
soorten zoals engels raaigras. De dijken zijn plaatselijk rijk aan
plantensoorten; goudhaver, kamgras en geel walstro komen er voor. In
de uiterwaarden zijn maasheggen aanwezig van met name meidoorn
spec. en sleedoorn met plaatselijk nog karakteristieke planten zoals
dolle kervel.
Terreintypen Plantensoorten
Graslanden: engels raaigras, vogelmuur
Dijken: goudhaver, kruisbladwalstro
Heggen: meidoorn spec., sleedoorn,
kardinaalsmuts
De Kraaijenbergse Plassen
De Kraaijenbergse Plassen zijn ontstaan door winning van onder
andere zand en klei; het grootste oppervlakte wordt ingenomen door
water. Plaatselijk heeft natuurontwikkeling plaatsgevonden. Delen van
het gebied zijn in recreatief (mede)gebruik.
Terreintypen Plantensoorten
Water (plassen): fonteinkruiden spec.
Oeverzones: bosbies, blaaszegge, moeraskruiskruid,
rijstgras
Graslanden / ruigten: ruig hertshooi, bochtige klaver,
knolboterbloem, kleine bevernel
Struweel / heggen: sleedoorn, bosanemoon, groot warkruid,
gewone salomonszegel
Sloten: groot blaasjeskruid, pilvaren, holpijp
Het oude rivierenlandschap
Dit deelgebied omvat het grootste gedeelte van het buitengebied
van Cuijk. Binnen dit deelgebied zijn nog enkele eenheden te onder-
scheiden zoals de landgoederenzone met bossen) en het kleinschalig
gebied tussen Vianen en Beers. Behalve agrarische percelen komen
er beken, opgaande beplantingen (singels), bosjes, bermen en sloten
voor.
Terreintypen Plantensoorten
Bermen: rapunzelklokje, lange ereprijs, grasklokje
Ruigte: gewone agrimonie
Beken: waterranonkel spec.
Bosjes: zwarte els, wilg spec., wilde gagel
Het broeklandschap
Dit deelgebied ligt in het zuidwestelijk deel van de gemeente en
bestaat grotendeels uit agrarische percelen (graslanden, akkers). Er
komen in dit deelgebied relatief weinig natuurlijke elementen voor.
Terreintypen Plantensoorten
Opgaande beplanting: brede wespenorchis
Bosjes: koningsvaren
27Bijlagendocument Landschapsontwikkelingsplan Cuijk | december 2011
Fauna
Waarnemingen van diersoorten van de gemeente Cuijk staan in
bijlage 2.
Zoogdieren (overige soorten)
In de gemeente Cuijk zijn circa 25 zoogdiersoorten (vleermuissoorten
niet meegerekend evenals schadelijke soorten zoals huismuis)
bekend; het gaat veelal om muizensoorten, marterachtigen, hazen
en dergelijke. Drie soorten (wasbeer, boommarter en wild zwijn)
zijn als zwervers aangemerkt en hebben geen geschikt leefgebied
binnen de gemeente. De meeste soorten kunnen in vrijwel het gehele
buitengebied worden aangetroffen. Kleinschalige gebieden met veel
afwisseling in terreintypen herbergen veel soorten.
De bever breidt zich de laatste jaren uit in Nederland en is waar-
genomen in de buurt van Haps en langs de Maas bij Sint Agatha
(bron: Zoogdiervereniging).
De bekendste zoogdiersoort van Cuijk is de das. Deze soort komt
in vrijwel alle deelgebieden voor met een concentratie in het oude
rivierenlandschap en de omgeving van de Kraaijenbergse Plassen.
Zoogdieren - vleermuizen
Van Cuijk en omgeving zijn minimaal 7 (mogelijk 8 volgens Van der
Valk, e.a., 2005) vleermuissoorten bekend; vooral in de omgeving van
de Kraaijenbergse Plassen zijn relatief veel soorten aangetroffen. De
plassen vormen een ideaal foerageergebied, met name voor soorten
zoals de watervleermuis. Over verblijfplaatsen van vleermuizen in Cuijk
is weinig bekend.
Vogels
Van de vogels van Cuijk is relatief veel bekend. De volgende groepen
kunnen worden onderscheiden:
Struweelvogels: roodborsttapuit, geelgors, patrijs, ganzen
Moerasvogels: blauwborst, rietgors
Beekvogels: grote gele kwikstaart, ijsvogel
Watervogels: visdief, wintertaling
Weidevogels: kievit, veldleeuwerik
Vogels van erven: steenuil, boerenzwaluw
Struweelvogels zijn in het gehele buitengebied van Cuijk te vinden;
roofvogels en uilen vooral in gebieden met opgaande beplantingen en
erven. Gebieden met kritische weidevogelsoorten komen niet (meer)
voor in Cuijk.
Belangrijke gebieden voor vogels zijn met name de Kraaijenbergse
Plassen en de landgoederenzone binnen het oude rivierenlandschap.
De Kraaijenbergse Plassen zijn ook van belang voor pleisterende
vogels (eenden, ganzen).
Reptielen en amfibieën
Over het voorkomen van reptielen bestaat onzekerheid; het leefgebied
van de zandhagedis en levendbarende hagedis is (vrijwel) niet
aanwezig binnen Cuijk; het leefgebied van de hazelworm komt wel
voor (landgoederenzone), hoewel het aantal waarnemingen zeer
beperkt is.
In Cuijk zijn op diverse plaatsen amfibieën aangetroffen; naast
algemene soorten (bruine kikker, gewone pad) komen ook soorten voor
zoals kamsalamander en alpenwatersalamander. De rugstreeppad is
bekend van de Kraaijenbergse Plassen; de soort is echter de laatste
jaren niet waargenomen.
Belangrijk voor het voorkomen van amfibieën is de aanwezigheid van
geschikte voortplantingsplaatsen, met name poelen.
28 2011 © Nieuwland Advies
Vissen
Van de groep van de vissen zijn soorten bekend van de Maas (winde,
serpeling) en de beken (bermpje). In sloten zijn, naast algemene
soorten, kleine modderkruipers en plaatselijk grote modderkruipers
aangetroffen.
Insecten
Dagvlinders
In Cuijk zijn diverse dagvlindersoorten aangetroffen, de meeste
soorten kunnen op veel plaatsen worden gezien. Dit geldt niet
voor de sleedoornpage (Kraaijenbergse Plassen). Diverse soorten
(heideblauwtje, rouwmantel) zijn zwervende exemplaren of invasieve
soorten.
Libellen
Het aantal libellensoorten in Cuijk is de laatste jaren toegenomen;
vooral in de Kraaijenbergse Plassen zijn veel soorten waargenomen
waaronder de Rode lijst-soorten glassnijder en bruine winterjuffer.
C3 Analyse en waardering
Analyse
Flora
Maasdal
De meeste terreinen (en de daarin aangetroffen plantensoorten) zijn
indicatief voor intensief gebruik en voedselrijke omstandigheden zoals
engels raaigras in agrarische graslandpercelen.
De dijkvegetaties zijn plaatselijk rijk aan plantensoorten als gevolg
van een lagere cultuurdruk en/of ecologisch beheer; geel walstro,
goudhaver duiden daarop. Ook de tweestijlige meidoorn (in heggen)
komt voor op wat minder voedselrijke plaatsen.
Kraaijenbergse Plassen
• Water. Plaatselijk zijn in sloten en plasjes planten aanwezig die
duiden op kwel (holpijp) en een relatief goede waterkwaliteit
(blaasjeskruid). Door de afgravingen zijn ook soortenrijke
watervegetaties (zoals in sloten) verdwenen;
• Terrestrisch milieu. Op diverse plaatsen hebben zich grasachtige
vegetaties ontwikkeld die indicatief zijn voor matig voedselrijke
– voedselarme omstandigheden zoals dwergviltkruid, grasklokje
(droog) en echte koekoeksbloem, moerasrolklaver (vochtig).
Ook in moerassige vegetaties (zoals oeverzones van plassen)
komen soorten voor die duiden op minder voedselrijke
omstandigheden zoals blauw glidkruid, bosbies, tweerijige
zegge. In de heggen komen plaatselijk storingsplanten voor
zoals grote brandnetel; wel nemen de storingsplanten af (Peters,
B., e.a., 2007/2008). De meeste soorten van de heggen zijn
indicatief voor voedselrijke – matig voedselrijke omstandig-
heden.
Het oude rivierenlandschap
De belangrijkste natuurlijke elementen zijn hier bermen, beken/
sloten, bosjes en lijnvormige opgaande beplantingen (singels,
bomenrijen). Plaatselijk komen in bermen plantensoorten voor die
duiden op matig voedselrijke – voedselarme omstandigheden; met
name rapunzelklokje is op relatief veel plaatsen aangetroffen. Ook in
ruigtes/bosranden komen soorten voor die indicatief zijn voor minder
voedselrijke omstandigheden; gewone agrimonie en lange ereprijs zijn
hier voorbeelden van. Ook zijn er ruigtes met alleen storingsplanten.
29Bijlagendocument Landschapsontwikkelingsplan Cuijk | december 2011
Fauna
Zoogdieren – overige soorten
Over het voorkomen van de das in Cuijk is veel bekend (zie onder
andere integrale dassennota Cuijk). De dassenstand lijkt zich te
stabiliseren op circa 25 families. Belangrijke concentraties van
dassenburchten liggen rond Ossenbroek/Tongelre en de omgeving
van St. Agatha.
De aanwezigheid van droge, rustige burchten, de beschikbaarheid van
(stapel)voedsel (graslanden) en de aanwezigheid van verbindende
elementen (singels, heggen) zijn van groot belang voor de das.
Zoals onder andere in de dassennota is aangegeven is het (verder)
ontwikkelen van de oost-west-corridor van belang voor uitbreiding van
de dassen in Cuijk en omgeving.
De overige zoogdiersoorten uit bijlage 2 (uitgezonderd de eekhoorn)
kunnen op veel plaatsen in het buitengebied worden aangetroffen,
met name in kleinschalige gebieden met opgaande beplantingen,
ruigtes en dergelijke.
Zoogdieren - vleermuizen
Vaste rust- en verblijfplaatsen zijn essentiële elementen van leef-
gebieden van vleermuizen. Vleermuizen maken gedurende het jaar
in wisselende mate gebruik van landschappen, landschapselementen
en objecten (bomen, gebouwen). Er is onderscheid te maken in:
• foerageergebieden;
• paarverblijven;
• zomerverblijven;
• winterverblijven;
• vliegroutes (dagelijkse route tussen verblijfplaats en foerageer-
gebied);
• migratieroutes.
Vleermuizen maken bovendien gebruik van een netwerk van
leefgebieden en verblijven (matrix) (Zoogdiervereniging, 2011)
In Cuijk vormen de Kraaijenbergse Plassen een aantrekkelijk
foerageergebied. Uitspraken over vlieg- en migratieroutes en/of
zomer- en winterverblijven zijn door het ontbreken van voldoende
gegevens niet mogelijk. De versterking van de oost-west-corridor
voor de das kan een meerwaarde hebben voor vleermuizen door de
toename van de verplaatsingsmogelijkheden.
Vogels
In hoofdstuk C2 is al een (globale) indeling gegeven van onderscheiden
vogelgroepen.
Struweelvogels zijn min of meer gebonden aan gebieden met
opgaande beplantingen, struweel en ruigte; in kleinschalige land-
schappen kunnen de dichtheden van struweelvogels hoog oplopen.
In Cuijk komen struweelvogels op veel plaatsen voor.
Moerasvogels zijn gebonden aan water- en moerasvegetaties;
de in Cuijk aangetroffen soorten komen vooral voor in lintvormige
moerasvegetaties zoals bij de Kraaijenbergse Plassen (rietgors).
Beekvogels zijn aan te treffen bij stromende wateren; het gaat in Cuijk
om de grote gele kwikstaart en de ijsvogel; deze laatste soort komt
overigens ook bij de Kraaijenbergse Plassen voor.
Van de weidevogels komt de kievit in het gehele buitengebied van
Cuijk voor, veelal in lage aantallen. Kritische weidevogels zoals grutto
en tureluur komen niet (meer) voor in Cuijk of in zeer lage aantallen.
Vogels van erven (steenuil, boerenzwaluw) komen verspreid voor
in het buitengebied van Cuijk; kleinschalige gebieden hebben de
voorkeur van de steenuil.
Bij de Kraaijenbergse Plassen is een verandering in de avifauna
vastgesteld (Peters, B., e.a., 2007/2008). Weidevogels hebben daar
plaats gemaakt voor struweelvogels en watervogels; deze laatste
30 2011 © Nieuwland Advies
groep omvat diverse eendensoorten. Door de oppervlakte aan water
zijn de Kraaijenbergse Plassen ook aantrekkelijk voor pleisterende
vogels waaronder ganzen; het aantal pleisterende kleine zwanen is
afgenomen.
Reptielen en amfibieën
Voor zover bekend is van de groep van de reptielen mogelijk alleen het
leefgebied van de hazelworm aanwezig (landgoederenzone).
Amfibieën zijn aangewezen op plaatsen waar de noodzakelijke
deelbiotopen (zomer-, winter- en voortplantingsbiotoop) op relatief
korte afstand van elkaar aanwezig zijn; poelen en watervoerende
sloten zijn belangrijke voortplantingsbiotopen in het agrarisch
gebied waarbij de directe omgeving wordt gebruikt als zomer- en/of
winterbiotoop (bosjes, ruigtes, slootbodems).
Recente gegevens over het voorkomen van de rugstreeppad zijn niet
bekend; braakliggende zandige terreinen kunnen door deze soort
worden gekoloniseerd (de soort is in het verleden aangetroffen in de
Kraaijenbergse Plassen).
Vissen
Stilstaande wateren kunnen geschikt zijn voor diverse vissoorten zoals
grote modderkruiper, kleine modderkruiper, bittervoorn en snoek. De
huidige verspreiding van deze soorten in Cuijk is niet bekend. De
beken (met name in het oude rivierenlandschap) zijn (gedeeltelijk)
geschikt voor stroomminnende vissoorten zoals bermpje; van de
meeste beken zijn geen gegevens beschikbaar. Over de visfauna
van de Maas bij Cuijk is weinig bekend; aangenomen wordt dat naast
soorten zoals rivierdonderpad en winde er meer soorten voorkomen
die gebonden zijn aan grote rivieren.
Insecten
Dagvlinders
De sleedoornpage komt voor in de omgeving van de Kraaijenbergse
Plassen en is gebonden aan sleedoorn.
De “algemene” dagvlindersoorten zijn op veel plaatsen in het
buitengebied aan te treffen zoals langs bosranden (bont zandoogje),
ruigtes (gehakkelde aurelia) en bermen (icarusblauwtje).
Libellen
De Kraaijenbergse Plassen en omgeving zijn geschikt voor diverse
libellensoorten; het gaat om onder andere soorten van water- en
moerasvegetaties (glassnijder, smaragdlibel), soorten van oeverzones
(plasrombout) en om veel soorten met een brede ecologische
amplitude (kunnen bij wijze van spreken overal voorkomen) zoals
viervlek, rode waterjuffer en steenrode heidelibel. De beken vormen
het leefgebied van de weidebeekjuffer en potentieel de beekrombout
(niet waargenomen).
Natuurwaardering
Floristische waardering
Cuijk is in floristisch opzicht niet bijzonder waardevol. De hoogste
floristische waarden binnen Cuijk zijn te vinden in de Kraaijenbergse
Plassen en in mindere mate in de landgoederenzone. In het agrarisch
gebied zijn de floristische waarden laag.
In natuurlijke elementen binnen het agrarisch gebied komen plaatselijk
bijzondere plantensoorten; dit geldt onder andere voor:
• heggen: tweestijlige meidoorn, dolle kervel;
• beken,sloten (inclusief oevers): fonteinkruid spec., waterviolier;
• bermen: rapunzelklokje, grasklokje;
• dijken: kruisbladwalstro;
• ruigtes: gewone agrimonie.
Het aantal Rode lijst-soorten is 23 (zie bijlage 1).
31Bijlagendocument Landschapsontwikkelingsplan Cuijk | december 2011
Faunistische waardering
Achtereenvolgens komen de verschillende diergroepen aan de orde.
Zoogdieren
Het buitengebied van Cuijk is niet van grote betekenis voor zoog-
dieren, met uitzondering van de das die in vrijwel het gehele buiten-
gebied van Cuijk voorkomt.
Er komen 5 Rode lijst-soorten voor in Cuijk waaronder de laatvlieger
en de das.
Vogels
Cuijk is waardevol voor vogels; dat geldt niet alleen voor natuur-
gebieden (zoals Kraaijenbergse Plassen) maar ook voor het
agrarische gebied. Cuijk is van belang voor:
• struweelvogels: geelgors;
• vogels van erven: steenuil;
• beekvogels: grote gele kwikstaart;
• watervogels: eenden.
Er komen 25 Rode lijst-soorten voor in Cuijk.
Reptielen en amfibieën
Cuijk is van lokale betekenis voor amfibieën, met name door het
voorkomen van de kamsalamander en de alpenwatersalamander.
De algemene amfibieën-soorten komen verspreid in Cuijk voor, Voor
reptielen heeft Cuijk vrijwel geen betekenis.
Er komen 1 of 2 Rode lijst-soorten voor in Cuijk.
Vissen
Cuijk is niet van bijzondere betekenis voor de visfauna uitgezonderd
de vissen van de Maas en van enkele beken/sloten.
Van Cuijk zijn 5 vissoorten bekend van de Rode lijst.
Insecten
Dagvlinders
Cuijk is van lokale betekenis voor dagvlinders. Voor de sleedoornpage
is Cuijk van regionaal/nationaal belang.
Er zijn 3 Rode lijst-soorten van de groep van de dagvlinders
aangetroffen in Cuijk.
Libellen
Cuijk is van lokale betekenis voor libellen; de meeste aangetroffen
soorten zijn algemeen voorkomend in Nederland.
Er zijn binnen de gemeente Cuijk 3 Rode lijst-soorten waargenomen
van de groep van de libellen.
Flora- en faunawet beschermde soorten
Flora- en faunawet
Via de Flora- en faunawet is de bescherming van planten en dieren
vastgelegd. Bij projecten en/of activiteiten dient in beeld gebracht
te worden wat de effecten kunnen zijn op beschermde soorten. In
bijlage 3 staan enkele aspecten van de Flora- en faunawet, inclusief
gedragscode.
In de Flora- en faunawet is ook de zorgplicht (aantal) opgenomen;
dit betekent dat een ieder voldoende zorg in acht neemt voor de in
het wild levende planten en dieren. Dit houdt in dat hoewel voor veel
soorten geen onderzoek of ontheffing op de Flora- en faunawet nodig
is, er wel zorgvuldig gehandeld dient te worden.
32 2011 © Nieuwland Advies
In bijlage 4 staan alle bekende beschermde planten- en diersoorten
van Cuijk (Flora- en faunawet); de vogelsoorten zijn niet in deze bijlage
opgenomen. In Nederland zijn vrijwel alle vogelsoorten beschermd op
grond van de Flora- en faunawet. Van de vogelsoorten
is een aantal jaarrond beschermd (Ministerie van LNV, Dienst rege-
lingen). Hierbij zijn 4 (5) categorieën onderscheiden waarvan de
nesten het gehele jaar door beschermd zijn (cat. 1, 2,3 en 4) of dat
in speciale omstandigheden (te onderzoeken) kunnen zijn (cat. 5).
Nesten die het hele jaar door zijn beschermd:
1. Nesten die behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten
het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats
(bijvoorbeeld de steenuil);
2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde
plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk
van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de
nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar
(bijvoorbeeld roek);
3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk
broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer
honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke)
voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en
limitatief beschikbaar (bijvoorbeeld kerkuil);
4. Vogels die jaar in jaar uit gebruik maken van hetzelfde nest en
die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (zoals
buizerd).
Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd:
In de “Aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten” worden de
volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het
broedseizoen niet beschermd.
5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats
waar zij het jaar daarvoor hebben gebroed of de directe
omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit
beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich
elders te vestigen.
C4 Aandachtspunten voor het LOP Cuijk
Zoals in hoofdstuk C3 is aangegeven vormen de das en vogels
(met name struweelvogels) belangrijke natuurwaarden binnen de
gemeente Cuijk.
Voor behoud (en verdere ontwikkeling) is het handhaven en verbeteren
van de landschappelijke structuren (stelsel van landschapselementen
zoals singels en dergelijke) van belang; voor de das is de verdere
ontwikkeling van de oost-west-corridor belangrijk evenals de lokale
structuren rond dassenconcentraties.
Voor het behoud van de struweelvogels is behoud en uitbreiding van
opgaande beplantingen in het buitengebied van belang; het gaat om
singels, heggen, struweel, bosjes en ruigtes.
De maatregelen voor de das kunnen goed samengaan met die voor
struweelvogels; ook andere diergroepen zullen hiervan profiteren
zoals vleermuizen die elementen in het landschap (zoals singels)
gebruiken voor verplaatsingen en oriëntatie.
Voor het behoud van de amfibieën, met name voor de kamsalamander
en de alpenwatersalamander, dient het aantal voortplantingsplaatsen
(poelen) in de omgeving van bestaande populaties zo mogelijk
uitgebreid te worden.
Gezien de resultaten van de natuurontwikkeling bij de Kraaijenbergse
Plassen dient bij de verdere ontwikkeling de balans tussen natuur en
recreatie in evenwicht te blijven; het gebied kan uitgroeien tot een
kerngebied met hoge natuurwaarden.
Gelet op de bijzondere plantensoorten in de bermen/slootkanten
en dijken (zoals de beschermde plantensoort het rapunzelklokje)
is ecologisch (berm)beheer aan te bevelen voor deze elementen;
tegelijkertijd wordt hiermee voldaan aan de eisen die gesteld worden
door de Flora- en faunawet.
33Bijlagendocument Landschapsontwikkelingsplan Cuijk | december 2011
De bijzondere plantensoorten kunnen zich uitbreiden en nieuwe
soorten kunnen zich vestigen waarmee bovendien nieuw leefgebied
wordt geschapen voor insecten (dagvlinders).
C5 Conclusies
Het buitengebied van Cuijk kenmerkt zich door verschillende
deelgebieden met specifieke planten- en diersoorten (Maasdal,
Kraaijenbergse Plassen, oude rivierenlandschap en het
broeklandschap).
Belangrijke natuurwaarden zijn de das en struweelvogels die in
grote delen van het buitengebied van Cuijk voorkomen; van de
struweelvogels zijn de geelgors en roodborsttapuit opvallende
soorten in het agrarisch gebied.
Voor planten, amfibieën, vissen, dagvlinders en libellen is Cuijk
van lokale betekenis; sommige soorten van deze groepen zijn
van regionaal/nationaal belang zoals kamsalamander, grote
modderkruiper, sleedoornpage en beekrombout.
Voor behoud en ontwikkeling van natuurwaarden zijn in Cuijk de
volgende factoren van belang:
• behoud afwisseling in landschap en terreintypen;
• versterking landschappelijke structuur ten behoeve van das en
struweelvogels;
• lokaal maatwerk voor behoud beschermde plantensoorten
(rapunzelklokje), amfibieën (alpenwatersalamander), vissen (grote
modderkruiper, bittervoorn), dagvlinders (sleedoornpage);
• toepassen van – waar mogelijk - ecologisch beheer in bermen /
sloten / dijken.
C6 Natuurkaart Cuijk
In het kader van de opstelling van het LOP is de Natuurkaart Cuijk
gemaakt. De kaart laat verspreidingsgegevens (stippen op de kaart)
van de volgende groepen zien:
• vogels;
• amfibieën en reptielen;
• vissen;
• planten.
Als op de stippen (waarnemingen) worden geklikt wordt een tabel
zichtbaar met daarop relevante gegevens zoals de soortnaam, het
aantal waarnemingen, jaartal van waarneming, de beschermde
status (Flora- en faunawet) en of het een zeldzame of bedreigde
soort is (Rode Lijst).
De waarnemingen zijn geprojecteerd op een luchtfoto en de kaart
bevat tevens de begrenzing van de ecologische hoofdstructuur
(EHS) en de leefgebieden voor kwetsbare soorten, struweelvogels en
dassen (bron: provincie Noord-Brabant).
34 2011 © Nieuwland Advies
BIJLAGE 1 In Cuijk voorkomende flora
Aardaker 1AarvederkruidAkkerandoorn RAkkerdistelAkkerkersAkkerleeuwenbekAmandelwilgAvondkoekoeksbloemBeekpungeBehaarde boterbloemBeklierde basterdwederikBeklierde duizendknoopBergbasterdwederikBernagieBlaartrekkende boterbloemBlaaszeggeBleekgele droogbloemBleekgele hennepnetelBleke zegge RBochtige klaver RBorstelbiesBosanemoonBosbiesBoskruiskruidBoswilgBrede wespenorchis 1Citroengele honingklaverDagkoekoeksbloemDonkergroene basterdwederikDrijvend fonteinkruidDuits viltkruidDuizendbladDwergviltkruid REchte koekoeksbloemEchte lampionplantEuropese hanenpootFraai duizendguldenkruidGeel walstroGeknikte vossenstaartGekroesd fonteinkruidGelderse roosGele bieslelieGele ganzenbloemGele plompGestreepte klaverGevlekte aronskelkGevlekte scheerlingGewone agrimonie R
Groot hoefbladGroot warkruidGrote bevernelGewone brunelGewone dotterbloem 1Gewone margrietGewone raketGewone salomonszegelGewoon langbaardgrasGewoon speenkruidGlad walstroGoudgele honingklaverGoudhaver RGrasklokje 1Groot blaasjeskruidGrote engelwortelGrote kaardenbolGrote lisdoddeGrote waterranonkelGrote waterweegbreeGrote zandkoolHaaksterrenkroosHangende zeggeHangende zegge RHarig knopkruidHarig wilgenroosjeHazelaarHazenpootjeHeelblaadjesHeggenrankHerikHoenderbeetHolpijpHondsdrafIncarnaatklaverJapanse duizendknoopKamgras RKantige basterdwederikKardinaalsmutsKarwijvarkenskervelKatwilgKlein glaskroosKlein hoefbladKlein liefdegrasKlein springzaadKlein vogelpootjeKleine bevernelKleverige ogentroost
KnolboterbloemKnoopkruidKoningsvaren 1Korenbloem-RKorrelganzenvoetKruisbladwalstro RLange ereprijs 2LidstengLiesgrasMaarts viooltjeMiddelste duivenkervelMiddelste teunisbloemMoerasvergeet-mij-nietjeMoespimpernelMottenkruidOranje havikskruidPaarse dovenetelPastinaakPeenPijlkruidPilvarenPilvarenPinksterbloemPlat fonteinkruid RRapunzelklokje 2, RReukeloze kamilleRietgrasRijstgras RRingelwikkeRode ganzenvoetRode klaverRode schijnspurrieRosse vossenstaartRuig hertshooi RRuige leeuwentand RRuige zeggeSchedefonteinkruidSchijfkamilleSelderijSlangenkruidSlijkgroenSmal vlieszaadSmalle waterpestSpaanse dravikSpeerdistelSpits fonteinkruid RStalkaarsStekelbrem R
Sterrenkroos (alle soorten)Stinkende balloteStomp fonteinkruid RStraatliefdegrasTenger fonteinkruidTongvaren 2TrosvlierZwanebloem 1Zwarte mosterdZwarte toortsTuinkaasjeskruidTweerijige zeggeTweestijlige meidoornVederesdoornVeenwortelVeerdelig tandzaadVeldzuringVierzadige wikkeViltganzerikViltige basterdwederikVleeskleurige orchis 2, RVlottende bies RVogelmuurVogelwikkeVoorjaarszegge RVoszegge RWatercrassulaWaterdrieblad 2, RWatergentiaanWaterposteleinWatertorkruidWaterviolierWilde akeleiWilde bertramWilde cichoreiWilde gagel 2, RWilde hokjespeulWilde kamperfoelieWilde marjolein 2WilgenroosjeWitte dovenetelWitte honingklaverZandblauwtjeZandraketZannichelliaZeegroene ganzenvoetZeepkruidZomprus
Gebruikte aanduidingen:1, 2 en 3: beschermingsniveau’s Flora- en faunawet(?): voorkomen onzekerR: Rode lijst-soort (indicatie van zeldzaamheid)(z): Zwervende exemplaren of zeer incidentele waarnemingen
35Bijlagendocument Landschapsontwikkelingsplan Cuijk | december 2011
Bijlage 2: In Cuijk voorkomende fauna
Zoogdieren
Aardmuis 1Amerikaanse nerts 1Bever 3Boommarter 3Bosmuis 1Bosspitsmuis spec. 1Bunzing 1Das 3Dwergmuis 1Dwergspitsmuis 1Eekhoorn 2Egel 1Haas 1
Hermelijn 1, RHuisspitsmuis 1Konijn 1, RMol 1Ree 1Rosse woelmuis 1Veldmuis 1Vos 1Wasbeer 1Wezel 1, RWild zwijn (z), 2Woelrat 1
Zoogdieren - Vleermuizen
Gewone dwergvleermuis 3Gewone grootoorvleermuis 3Laatvlieger 3, RMeervleermuis 3
Rosse vleermuis 3, RRuige dwergvleermuis 3Vale vleermuisWatervleermuis 3
Gebruikte aanduidingen:1, 2 en 3: beschermingsniveau’s Flora- en faunawet(?): voorkomen onzekerR: Rode lijst-soort (indicatie van zeldzaamheid)(z): Zwervende exemplaren of zeer incidentele waarnemingen
36 2011 © Nieuwland Advies
Vogels
AppelvinkBergeendBlauwborstBoerenzwaluw RBonte vliegenvangerBoomkleverBoomkruiperBoompieperBoomvalk RBosuilBraamsluiperBuidelmeesBuizerdDodaarsFitisFuutGaaiGeelgorsGekraagde roodstaartGele kwikstaart RGlanskopGoudhaantjeGrasmusGraspieper RGrauwe gansGrauwe vliegenvanger RGroene specht RGroenlingGrote bonte spechtGrote gele kwikstaart
Grote lijsterGrutto RHavikHoutsnipHuismus RHuiszwaluw RIJsvogelKerkuil RKievitKleine karekietKleine plevierKluutKneu RKnobbelzwaanKoekoek RKolgansKrakeendKuifeendKwartelMandarijneendMatkop RNachtegaal RNijlgansOeverloperPatrijs RPutterRansuil RRietgansRietgorsRietzanger
Ringmus RRoodborsttapuitScholeksterSlobeend RSperwer Spotvogel RSprinkhaanzangerStaartmeesSteenuil RTorenvalkTortelduifTuinfluiterTureluur RVeldleeuwerik RVisdief RWaterhoenWaterralWespendiefWielewaal RWintertaling RWulpZanglijsterZomertalingZomertortel RZwarte kraaiZwarte meesZwarte spechtZwartkop
Reptielen en amfibieën (2001-2010)
“Groene kikker” 1Alpenwatersalamander 2Bastaardkikker 1Bruine kikker 1Gewone pad 1Hazelworm 3
Kamsalamander 3, RKleine watersalamander 1Levendbarende hagedis (?), 2Poelkikker 3Rugstreeppad (?), 3, RZandhagedis (?), 3
Gebruikte aanduidingen:1, 2 en 3: beschermingsniveau’s Flora- en faunawet(?): voorkomen onzekerR: Rode lijst-soort (indicatie van zeldzaamheid)(z): Zwervende exemplaren of zeer incidentele waarnemingen
37Bijlagendocument Landschapsontwikkelingsplan Cuijk | december 2011
Vissen
BaarsBermpje 2Bittervoorn 3, RBlankvoornBrasemDriedoornige stekelbaarsGrote modderkruiper 3, RKarperKleine modderkruiper 2Kroeskarper R
PalingRivierdonderpad 2RiviergrondelRuisvoornSerpeling 2SnoekTiendoornige stekelbaarsWinde RZeelt
Insecten
Dagvlinders
AtlantaBont zandoogjeBoomblauwtjeBruin blauwtje RBruin zandoogjeCitroenvlinderDagpauwoogDistelvlinderGehakkelde aureliaGroot dikkopje RGroot koolwitjeHeideblauwtje (z), 3
HooibeestjeIcarusblauwtjeKlein geaderd witjeKlein koolwitjeKleine vosKleine vuurvlinderKoninginnepageLandkaartjeOranje luzernevlinderOranjetipRouwmantel (z), 3Sleedoornpage R
Libellen
AzuurwaterjufferBloedrode heidelibelBruine glazenmakerBruine winterjuffer RBruinrode heidelibelGewone oeverlibelGewone pantserjufferGlassnijder RGrote keizerlibelGrote roodoogjuffer
HoutpantserjufferKleine roodoogjufferKoraaljufferLantaarntjeMetaalglanslibelPaardenbijterPlasromboutPlatbuikSmaragdlibelSteenrode heidelibel
Tengere waterjufferViervlekVuurjufferVuurlibelWatersnuffelWeidebeekjufferZwarte heidelibelZwervende heidelibel
Gebruikte aanduidingen:1, 2 en 3: beschermingsniveau’s Flora- en faunawet(?): voorkomen onzekerR: Rode lijst-soort (indicatie van zeldzaamheid)(z): Zwervende exemplaren of zeer incidentele waarnemingen
38 2011 © Nieuwland Advies
BIJLAGE 3 Flora- en faunawet
Flora- en faunawet
Sinds 2002 is in Nederland de Flora- en faunawet van kracht. Deze
wet richt zich op de bescherming van de in het wild levende planten
en dieren. De bescherming van de onder de Europese Vogel- en
Habitatrichtlijn vallende soorten verloopt ook via de Flora- en
faunawet.
Wanneer een gemeente of anderen ruimtelijke plannen ontwikkelen,
is het noodzakelijk om vooraf goed te beoordelen of er mogelijke
nadelige consequenties voor beschermde inheemse planten-
of diersoorten zijn. Tijdens de uitwerking van plannen moet de
initiatiefnemer het volgende in kaart brengen:
• welke beschermde planten- en diersoorten komen in of nabij het
plangebied voor,
• leidt het realiseren van het plan of de uitvoering van werkzaamheden
tot handelingen die strijdig zijn
met bepalingen uit de Flora- en faunawet,
• zijn er aanpassingen in het plan mogelijk zodat strijdige handelingen
niet of in mindere mate
gepleegd worden,
• is er voor uitvoering van de plannen een ontheffing nodig (ex. Art.
75 van de Flora- en faunawet).
In 2005 is een zogenaamd ‘Vrijstellingenbesluit Flora- en faunawet’
(AMvB) ingegaan. Dit geldt met name voor de uitwerking van
werkzaamheden in het kader van:
• bestendig beheer en onderhoud,
• bestendig gebruik,
• ruimtelijke ontwikkelingen.
Hierbij zijn vier categorieën beschermde soorten aangewezen.
Tabel 1: Algemene soorten
Voor de soorten van deze tabel geldt de lichtste vorm van bescherming.
Er hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd en werken met een
gedragscode is niet nodig.
Tabel 2: Overige soorten
Voor deze soorten is een ontheffing nodig voor schadelijke
ingrepen, behalve indien gewerkt wordt met een door het Ministerie
van LNV goedgekeurde gedragscode. Meestal wordt bij een
ontheffingsaanvraag een ‘lichte toets’ toegepast; dit betekent dat het
voortbestaan van de soort niet in gevaar mag komen.
Tabel 3: Soorten van bijlage IV van de Habitatrichtlijn en bijlage 1 van
de AMvB
Deze soorten hebben de zwaarste bescherming. Voor sommige
werkzaamheden (bestendig beheer en onderhoud en bestendig
gebruik) kan met een gedragscode gewerkt worden. In andere
gevallen of indien sprake is van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting
dient een ontheffing te worden aangevraagd waardoor de ‘uitgebreide’
toets geldt.
Vogelsoorten
Alle vogelsoorten zijn in Nederland gelijk beschermd. Voor de hiervoor
genoemde werkzaamheden geldt een vrijstelling als er gehandeld
wordt op basis van een gedragscode. In veel gevallen zal geen
ontheffing nodig zijn als de werkzaamheden buiten het broedseizoen
vallen.
39Bijlagendocument Landschapsontwikkelingsplan Cuijk | december 2011
Gedragscode
Zoals hiervoor is aangegeven, zijn vrijstellingen op de ontheffingsplicht
van de Flora- en faunawet mogelijk mits gewerkt wordt met een
gedragscode. In de gedragscode staat beschreven hoe de schade
door de werkzaamheden aan de beschermde dieren en planten
kan worden voorkomen of tot een minimum kan worden beperkt.
De gedragscode moet aangeven hoe de gemeente (overheid) of
ondernemer ‘zorgvuldig handelt’ (zie ook website van Ministerie van
LNV).
Zorgvuldig handelen
Zorgvuldig handelen houdt ondermeer in dat er geen ‘wezenlijke
invloed’ is op beschermde soorten en dat schade aan soorten zo veel
mogelijk wordt voorkomen. Wat dat in de praktijk betekent, verschilt
uiteraard van geval tot geval.
Wezenlijke invloed
De term ‘wezenlijke invloed’ doelt op wezenlijke negatieve invloed op
de soort. Of er sprake is van wezenlijk negatieve invloed op de soort
hangt af van de lokale, regionale, landelijke en Europese stand van de
soort. Bij activiteiten waarbij bijvoorbeeld enkele dieren van een soort
schade dreigen te ondervinden, moet worden bekeken welk effect dit
heeft op de populatie: de stand van de soort op lokaal, regionaal,
landelijk of Europees niveau. Op welk niveau moet worden gekeken
hangt weer af van de zeldzaamheid van de soort. Een zeer zeldzame
soort zal op lokaal niveau moeten worden bezien.
Bij soorten die zich niet over grote afstanden kunnen verplaatsen, dus
waarvan de uitwijkmogelijkheid gering is, zoals amfibieën, reptielen
en veel soorten insecten en planten, is eerder sprake van wezenlijke
invloed dan bij soorten die zich over grotere afstanden kunnen
verplaatsen.
Of sprake is van wezenlijke invloed wordt van geval tot geval
beoordeeld. Omdat een gedragscode juist is bedoeld om gebruikt
te worden in meer gevallen in het hele land, zal in een gedragscode
moeten worden aangegeven hoe bij elk individueel project de
beoordeling is en of er sprake is van wezenlijke invloed.
40 2011 © Nieuwland Advies
BIJLAGE 4 Beschermde soorten Cuijk (tabel 2 en 3-soorten van de Flora – en faunawet)
Plantensoorten
Lange ereprijsRapunzelklokjeTongvaren
Vleeskleurige orchisWaterdriebladWilde gagel
Zoogdieren
BeverBoommarterDasEekhoornGewone dwergvleermuisGewone grootoorvleermuis
LaatvliegerMeervleermuisRosse vleermuisRuige dwergvleermuisVale vleermuisWatervleermuis
Reptielen en amfibieën
AlpenwatersalamanderHazelwormKamsalamanderLevendbarende hagedis (?)
PoelkikkerRugstreeppad (?)Zandhagedis (?)
Vissen
BermpjeBittervoornGrote modderkruiper
Kleine modderkruiperRivierdonderpad
Insecten – dagvlinders
Heideblauwtje Rouwmantel
Gebruikte aanduidingen:1, 2 en 3: beschermingsniveau’s Flora- en faunawet(?): voorkomen onzekerR: Rode lijst-soort (indicatie van zeldzaamheid)(z): Zwervende exemplaren of zeer incidentele waarnemingen
41
SUBSIDIEBRONNEN EN FINANCIERINGSMOGELIJKHEDENbijlage D
Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG)
Uitvoering: Provincie Noord-Brabant (loket streekhuis Peel en Maas)
Omschrijving: Het Investeringsbudget Landelijk Gebied bundelt
bijna alle subsidieregelingen met betrekking tot landschap tot één
budget. Dat geldt ook voor de subsidies uit het Europees Plattelands
Ontwikkelingsprogramma 2007-2013 (POP II). Met dit ILG-budget
moet de provincie zowel haar eigen doelen voor het landelijk gebied
als de rijksdoelen realiseren.
De provincie vormt hiermee de schakel tussen de regio en het
Rijk. Samenwerking met de regio is vastgelegd in het provinciaal
meerjarenplan (PMJP). Dit PMJP is een samenwerkingsverband
tussen de provincie, de gemeentes en de waterschappen. Hierin
staat wat de doelen van de provincie zijn en met wie zij die doelen wil
bereiken. De prestatieafspraken tussen Rijk en provincie gelden voor
een periode van 7 jaar (2007-2013).
De komende jaren (tot 2013) richt de Provincie Noord-Brabant zich op
de volgende thema’s:
Thema Natuur: herstel en ontwikkeling ecologische hoofdstructuur,
ecologische verbindingszones en robuuste verbindingen,
milieukwaliteit, verdroging, verbetering water- en bodemkwaliteit,
beek- en kreekherstel, soortenbeleid en nationale parken;
2. Thema Landbouw: verbetering van de ruimtelijke structuur voor
landbouw, grondgebonden landbouw, glastuinbouw, stimulering
duurzame productie, verbetering toepassen agrarische hulpbronnen;
3. Thema Landschap: Nationaal Landschap, provinciale stichtingen
landschapsbeheer, landschapsbeheer en ontwikkeling, groenblauwe
diensten en groen in en om de stad;
4. Thema Recreatie en Toerisme: verbeteren toegankelijkheid
landelijk gebied ten behoeve van recreatie en verbeteren van het
toeristische en recreatieve aanbod in het landelijk gebied;
5. Thema Water en Bodem: waterberging door ruimere
dimensionering ten behoeve van waterconservering bij beekherstel-
projecten, verbeteren waterkwantiteit, bodemkwaliteit, duurzaam
bodembeheer en saneringsopgave;
6. Thema Wonen, Werken en Leefbaarheid: verbreding en
regionalisering van landbouw, arbeidsmarkt en werkgelegenheid en
kennismanagement.
Het subsidiekader is verwoord in de Subsidieverordening landelijk
gebied.
(bron: PMJP Noord-Brabant, 2006)
42 2011 © Nieuwland Advies
Bestuursakkoord provincie Noord-Brabant
Groen Blauw Stimuleringskader Noord-Brabant
Uitvoering: Provincie, Brabants Landschap, gemeenten. Contact-
persoon is de veldcoördinator G. Willemsen.
Omschrijving: Het Groen Blauw Stimuleringskader is een regeling
voor aanleg en onderhoud van streekeigen landschapselementen.
Bij aanleg van nieuwe elementen wordt ook de waardedaling (van
landbouwgrond naar natuur, tijdelijk dan wel permanent) vergoed.
De Regeling geld niet binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS)
en niet voor erfbeplanting. Het erf is gedefinieerd als: ‘het agrarische
bouwblok zoals aangegeven in het bestemmingsplan, inclusief een
strook van 10 meter breed’ of een zone met een straal van 150 rondom
het burgererf.
De vergoedingen zijn vastgelegd in 21 dienstenpakketten zoals de
landschapspakketten houtsingel en bomenrij en de blauwe pakketten
poel en natuurvriendelijke oever. Ook zijn er ‘‘randenpakketten’ zoals
akkerrand en bloemrijke rand. Daarnaast is er een aantal pakketten
voor recreatieve voorzieningen zoals ‘wandelpad over boerenland’.
De afspraken worden vastgelegd voor een periode van 6 jaar.
Beloningen zijn vastgesteld per strekkende meter, vierkante meter of
aantal stuks.
Voor de uitvoering worden gebiedscontracten afgesloten tussen de
Gemeente, Provincie, Brabants Landschap, ZLTO en de agrarische
natuurverenigingen. Cuijk valt onder het gebied ‘Horst en Raam’.
Subsidiestelsel Natuur- & Landschapsbeheer (SNL)
Uitvoering: Dienst Regelingen (LNV), Dienst Landelijk Gebied,
Algemene Inspectiedienst.
Doelgroep: Agrarische natuurbeheerders, professioneel terrein-
beherende organisaties en particulieren, stichtingen, gemeenten, etc.
die natuurterreinen beheren.
Omschrijving: Vanaf 1 januari 2010 zijn de Provinciale Subsidie-
regeling Natuurbeheer (PSN), de provinciale Subsidieregeling
Agrarisch Natuurbeheer (PSAN) en het Programma Beheer vervallen
en is het Subsidiestelsel Natuur- & Landschapsbeheer (SNL) in
werking getreden. Dit nieuwe stelsel is een verbetering en gebouwd
met de ervaringen rond de uitvoering van het Programma Beheer.
SNL wordt in het kader van het ILG onder verantwoordelijkheid van de
Provincie Noord-Brabant uitgevoerd.
Beleidsregel Subsidie Natuur en Landschap
Uitvoering: Coördinatiepunt Landschapsbeheer (Brabants
Landschap).
Doelgroep: Gemeenten, waterschappen en landgoedeigenaren.
Omschrijving: De regeling is bedoeld voor de bevordering van
natuur- en landschapsbeheer buiten de EHS. De regeling voorziet
in vergoedingen voor onder meer herstel en aanleg kleine
landschapselementen (max. 50% op het erf en max. 80% buiten
het erf), instandhouding kleine landschapselementen (100%),
kleinschalige natuurontwikkeling (gemeenten en waterschappen max.
50%, particulieren max. 80%), EVZ’s (100% van het gemeentelijke
deel) en aanleg faunavoorzieningen gemeentelijke wegen (max. 75
%).
Subsidie bedreigde planten en dieren
Uitvoering: Provincie Noord-Brabant.
Doelgroep: Organisaties en particulieren.
Omschrijving: Deze subsidie is bedoeld voor de uitvoering van
activiteiten in het kader van het soortenbeleid. Het gaat om
‘aandachtsoorten’ (bedreigde soorten, Habitat- of Vogelrichtlijnsoorten,
Rode lijstsoorten) die zijn opgenomen in de meerjarenprogramma’s,
jaarprogramma’s en actieplannen. Voor het indienen van een
subsidieaanvraag moet een projectplan worden ingediend, met daarin
beschreven de probleemanalyse, doel en noodzaak van het project,
realisatietermijn en ondersteunend kaartmateriaal.
43Bijlagendocument Landschapsontwikkelingsplan Cuijk | december 2011
Subsidie Biodiversiteit Noord-Brabant
Uitvoering: Provincie Noord-Brabant.
Doelgroep: Publiekrechtelijke en privaatrechtelijke rechtspersonen.
Omschrijving: Deze regeling is bedoeld voor het voorbereiden en
realiseren van uitvoerings-, monitorings-, of communicatieprojecten
voor natuur buiten de EHS. Regulier onderhoud en beheer komen niet
in aanmerking voor subsidie.
Ruimte voor ruimte
Uitvoering: Provincie Noord-Brabant.
Doelgroep: Particulieren.
Omschrijving: Deze regeling heeft als doelstellingen:
• het behalen van milieuwinst;
• sociaal verantwoorde sanering van intensieve veehouderijen;
• verbeteringen van de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren door
sloop van ongewenste agrarische bedrijfsbebouwing en bouw
van woningen op de slooplocatie of op andere aanvaardbare
plekken. Per te ontwikkelen kavel moet minimaal € 100.000,- aan
de provincie worden overgemaakt en de netto-opbrengst van de
kavelontwikkeling wordt afgedragen aan de provincie, als zij hoger
uitvalt dan € 100.000,-. Zo wordt per ter realiseren nieuwe woning
circa 6.000 m2 ongewenste bebouwing gesloopt. De gemeente
moet het provinciaal bestuur verzoeken om planologische
medewerking aan de ruimte voor ruimteontwikkeling.
Rood voor groen
Uitvoering: Provincie Noord-Brabant.
Doelgroep: Particulieren.
Omschrijving: Deze regeling is met name bedoeld voor de ontwikkeling
van nieuwe landgoederen van minimaal 10 hectare (buiten de EHS
en de GHS-natuur). Voor de realisatie van een rode functie wordt
een tegenprestatie voor verbetering van de groene kwaliteit van het
buitengebied gevraagd. Deze verbetering vindt plaats door de realisatie
van een nieuw bos en/ of nieuw natuurgebied. De meerwaarde voor
ecologie wordt bepaald aan de hand van het soortenbeleid. Zowel
de rode als de groene component moeten zijn afgestemd op de
omgeving, cultuurhistorie, bodem en waterhuishouding. Ook de
beeldkwaliteit van de bebouwing is een belangrijk aandachtspunt.
Andere vormen van financiering
Landschapsfonds
Vanuit bestaande regelingen voor landschapsontwikkeling en
landschapsbeheer is doorgaans geen 100% dekkende financiering
mogelijk. Een landschapsfonds kan een oplossing bieden voor de
financiering van projecten. Het verkrijgen van subsidies, bijvoorbeeld
via het provinciaal Meerjarenprogramma, vereist ook co-financiering.
Het landschapsfonds kan als basis dienen van die co-financiering.
Een landschapsfonds bundelt private middelen en publieke
middelen. De gemeente kan de slagingskans van projecten een
extra stimulans geven door een bijdrage in het fonds te doen. Naast
overheden kunnen particulieren, bedrijven of projectontwikkelaars die
landschapsontwikkeling en –beheer steunen, een bijdrage leveren aan
het landschapsfonds. Daarnaast kan het fonds worden gevuld door
een financiële compensatie van nieuwe ingrepen in het landschap,
naast de landschapsmaatregelen die ter plekke van de nieuwe
ingreep worden genomen. Zo kan het opzetten van een regeling
voor verevening ook inkomsten genereren voor het landschapsfonds.
44 2011 © Nieuwland Advies
Hiermee wordt geregeld dat per vierkante meter rode ontwikkeling een
aantal euro’s in het landschapsfonds moet worden gestort.
In feite komt een landschapsfonds erop neer dat de inwoner van Cuijk
zelf aan de instandhouding van de kwaliteiten van haar buitengebied
bijdraagt. Belangrijk aandachtspunt is de transparantie van de gelden
in het landschapsfonds.
Het landschapsfonds zorgt voor meer betrokkenheid van burgers,
bedrijven en ondernemers bij natuur en landschap. Een goede PR en
uitstraling zijn daarvoor wel een vereiste.
Het is aan te bevelen nader onderzoek te doen naar de haalbaarheid
van een landschapsfonds voor het landschap van de gemeente
Cuijk.
Streekrekening
Een andere manier van fondsvorming is het opzetten van een
streekrekening. Dit zou ook op het schaalniveau van het 'Land van
Cuijk' kunnen plaatsvinden. Het principe van de streekrekening is
dat inwoners en bedrijven van de streek investeren in hun eigen
leefomgeving. De streekrekening van het Groene Woud is daar een
voorbeeld van (www.hetgroenewoud.com). Het fonds kan worden
gevuld uit spaartegoeden (een 'plus' op de spaarrente wordt in het
fonds gestort) en giften, sponsoring en donaties van bedrijven.
Landschapsveiling
Veiling van landschapselementen kan een middel zijn om het
beheer van landschapselementen te organiseren. Bij veiling
van landschapselementen kunnen particulieren of bedrijven
landschapselementen adopteren. De veiling kan via een manifestatie
plaatsvinden, maar ook via internet (zie www.groenegoededoelen.nl).
45
VERKLARENDE WOORDENLIJSTAfwatering: Het afvoeren van overtollig water door een stelsel van water-
gangen.
Agro-toerisme: Recreatieve activiteiten gekoppeld aan een agrarische
onderneming, zoals kamperen bij de boer en verkoop streekeigen producten.
Autonome ontwikkelingen: Ontwikkelingen op basis van huidig vast-
gesteld beleid en (maatschappelijke) trends.
Beek: Kleine tot middelgrote stroom.
Beeldkwaliteit: Beeldkwaliteit bestaat uit 2 niveaus; het structuurbeeld en
de identiteit. Het structuurbeeld betreft de ruimtelijke relatie tussen objecten of
elementen. Met de identiteit wordt de herkenbare eigenheid van een gebied of
ruimtelijk object bedoeld.
Beheer: Onderhoud van landschapselementen.
Beheermaatregelen: Maatregelen ten bate van (natuurvriendelijk) beheer.
Beheersubsidie: Financiële vergoeding die het bijvoorbeeld mogelijk moet
maken om op rendabele wijze landbouw te bedrijven, waarbij het beheer van
landschapselementen binnen de bedrijfsvoering kan worden opgenomen.
Bemaling: Het op de gewenste hoogte houden van het waterpeil in een
polder of boezem.
Binnendijks: Deel van het rivierengebied dat door winterdijken wordt bes-
chermd tegen de invloed van de rivier.
Biodiversiteit: De hoeveelheid verschillende planten- en diersoorten die in
een gebied voorkomen.
Biotoop: Specifiek leefgebied van plant of dier.
Blokverkaveling: Verdeling van de (culltuur)grond in relatief kleine, rech-
thoekige of onregelmatige stukken (percelen). Volgt de loop van natuurlijke
elementen zoals een beek of een heuvel.
Bodem: Bovenlaag van de grond, beïnvloed door processen aan het op-
pervlak.
Bolakkers: Kleine akkers met een bolle ligging, ontstaan door eeuwenlange
ophoging met potstalmest; ook wel eenmansessen genoemd.
Broek- en heideontginning: Ontgonnen natte heide- en grote broekge-
bieden, die veelal pas ontgonnen konden worden in de tweede helft van de
19e eeuw en het begin van de 20e eeuw door nieuwe technieken. Gekarakteri-
seerd door een rationele blokverkaveling.
Cluster: Groep, bijvoorbeeld van gebouwen of van bomen.
Cultuurhistorie: Geschiedenis van de mens zoals deze tot uitdrukking
komt in het landschap; onderscheid in archeologie, historische geografie en
historische bouwkunde.
Dekzand: Fijne eolische (door de wind ontstane) zandafzetting uit de laatste
ijstijd (Weichselien), die vrijwel geheel Nederland heeft bedekt. Dekzand is rijk
aan kwarts en onvruchtbaar.
Doelsoort: Planten- en of diersoort die wordt gebruikt om de omvang, inrich-
ting en beheer van een ecologische verbinding of gebied vast te stellen.
Doorsnijding: Infrastructuur verbindt gebieden (in langsrichting), maar door-
snijdt ook gebieden (in dwarsrichting).
bijlage E
46 2011 © Nieuwland Advies
Draineren: Ondergronds afvoeren van (overtollig) water naar sloten.
Dynamisch: Veranderlijk.
Ecologie: De wetenschap van de relaties tussen levende systemen en hun
omgeving en de eigenschappen van beiden.
Ecologische hoofdstructuur (EHS): Samenhangend netwerk van in
(inter)nationaal opzicht belangrijke, duurzaam te behouden ecosystemen
(natuurgebieden en ecologische verbindingszones).
Ecologische verbindingszones (EVZ): Corridors met als doel de
afzonderlijke kerngebieden binnen de EHS met elkaar te verbinden tot een
samenhangend ecologisch netwerk.
Ecologisch kerngebied: Gebied waarin hoge natuurwaarden voorkomen
en een zeer belangrijke rol spelen in de ecologische structuur op hogere
schaal.
Ecosysteem: Samenhangend systeem van dieren, planten en de abiotische
omgeving.
Eerdgronden: Bodemkundige aanduiding voor humusrijke gronden.
Element: Kleinste landschappelijke bouwsteen (bijvoorbeeld boom, haag en
houtwal).
Elzensingel: Rij met elzen langs slootkanten, ontstaan door spontaan
ontkiemende elzenzaadjes. De vroegere boeren waren blij met de op hun per-
ceelsranden kiemende boompjes en zaagden ze periodiek af voor brandhout
en gebruikshout. Later werd het elzenhout ook gebruikt in ijzersmelterijen voor
steenkool het hout verdrong. Nadat de functie van elzensingels was komen te
vervallen (na de Tweede Wereldoorlog) groeiden veel elzensingels uit tot grote
bomen.
Enkeerdgrond: Door de mens gevormde bodem van 50 cm of dikkere laag
die een hoog percentage organisch materiaal bevat. Is langdurig bemest en
wordt in verband gebracht met de potstal.
Ensembles: Een aaneengesloten gebied dat als landschappelijk geheel
wordt beschouwd. Een ensemble bestaat uit verschillende fragmenten (zoals
gebouwen, infrastructuur, reliëf, open ruimte, …) die door hun onderlinge
relatie een zekere ruimtelijke samenhang vertonen. Dankzij deze ruimtelijke
samenhang zijn ensembles herkenbaar.
Erosie: Uit- of wegslijten van grond door stromend water (fluviatiele erosie) of
de wind (eolische erosie).
Fauna: Het dierenrijk in een bepaalde regio.
Faunapassage: Passage waar dieren een drukke weg kunnen oversteken.
Voorbeelden zijn dassentunnel, stobbenwal en ecoduct.
Flora: Het plantenrijk in een bepaalde regio.
Fourageergebied: Verblijfplaats van een planten- of diersoort voor het
zoeken van voedsel.
Geologie: Aardkunde.
Geomorfologie: Wetenschap die de verschijningsvorm van het aardopper-
vlak bestudeert.
Geriefhout: Hout voor eigen gebruik van een boerderij; essenhout voor
stelen van gereedschap, berkenhout voor bezems en wilgenhout voor in de
kachel.
Groene diensten: Regeling voor beloning van onderhoud aan groen-
elementen.
Grondwater: Water in de bovenste grondlagen, waarvan de hoogte beïn-
vloed wordt door de stand van het oppervlaktewater en de grondsoort.
Habitat: Natuurlijk woongebied van een organisme of een levensgemeen-
schap.
Hakhout: Eén of meer bomen of boomvormers (vaak eik) die telkens bij de
stam worden afgehakt. Nadat ze zijn geveld lopen zij opnieuw op de stronk
uit.
Hoogstamboomgaard: Boomgaard waarin fruitbomen groeien met hoge,
lange stammen.
Houtwal: Een houtwal bestaat uit een wallichaam met daarop bomen (voor-
namelijk eiken, maar ook berken en beuken) en struiken (sleedoorn, hazelaar,
vuilboom en lijsterbes). De bomen dienden voorheen als bouwhout, als
weidepalen, brandhout of voor de leerlooi-industrie.
Houtsingel: Houtwal zonder wallichaam, vaak een elzensingel. Houtwallen
en houtsingels komen met name voor op de hoger gelegen zandgronden en
hadden geriefhout of veekering als functie.
Identiteit: Verschijningsvorm van een element of een gebied, waarin het
unieke karakter tot uitdrukking komt.
Inzijging: zie wegzijging.
47Bijlagendocument Landschapsontwikkelingsplan Cuijk | december 2011
Karakteristiek: Het geheel aan kenmerkende eigenschappen van een ele-
ment of een gebied.
Kwel: Opwellen van grondwater naar het oppervlaktewater.
Laaglandbeek: Regenbeek zonder bron, maar met een groot oorsprong-
gebied. Stroomt in de lage delen van Nederland, vaak tussen dekzandruggen.
Omdat deze beken langzaam stromen, komen veel meanders voor.
Landgoed: Uitgestrekt complex van bossen en/of landbouwgronden, mees-
tal in combinatie met een buitenplaats. Een landgoed vormt een ruimtelijke
eenheid van verschillende, doorgaans grondgebonden functies die centraal
worden beheerd.
Landschap: Het waarneembare deel van de aarde, dat wordt bepaald
door de onderlinge samenhang en wederzijdse beïnvloeding van abiotische,
biotische en antropogene factoren.
Landschapstype: Een karakteristieke combinatie van landschapkenmerken
en landschapselementen, die in een bepaalde samenhang voorkomen als
gevolg van natuurlijke omstandigheden en het menselijk gebruik.
Langhuisboerderij: Boerderij waarbij het woonhuis en het achterhuis onder
één dak in elkaars verlengde liggen.
Lint(bebouwing): Langgerekte lijn van (veelal vrijstaande) bebouwing langs
een weg of waterverbinding.
Maaiveld: De hoogteligging van verharde en onverharde grond ten opzichte
van NAP.
Meanderen: Het slingeren van de beek/rivier door plaatselijk vrij gering
verval en een lage stroomsnelheid.
Moderne rationele verkaveling: Verdeling van de (culltuur)grond in grote
rechthoekige stukken (kavels).
Nota Belvedère: Beleidsnota over de relatie tussen cultuurhistorie en ruim-
telijke inrichting.
Occupatiepatroon: Voor een gebied kenmerkend patroon van bewoning/
verstedelijking, nauw gerelateerd aan de ontginningsgeschiedenis en aan het
kavelpatroon.
Oeverland: Buitendijks gelegen stuk grond.
Ontginningsgeschiedenis: Historie van de in gebruik name (ontginning)
van gronden, vaak vergeleken met bewoningsgeschiedenis.
Overstaander: Vrijstaande boom die tot doel heeft bescherming te bieden
aan de verjonging (al dan niet geplant) en als zaadbron te dienen voor de
natuurlijke verjonging. Meestal is de boom gespaard bij houtkap.
Patroon: Structuur die in een bepaalde situatie inzicht verschaft.
Peilbeheer: Beheer gericht op het reguleren van het grondwaterpeil in een
gebied.
Percelering: Verdeling van (cultuur)grond in kleinere stukken.
Polder: Met dijken omgeven gebied waarbinnen de waterstand kunstmatig
op peil wordt gehouden.
Relict: Overblijfsel uit vroeger tijd dat nog getuigt van de toestand zoals die
destijds was.
Reliëf: De natuurlijke oneffenheid van het aardoppervlak.
Retentie: Het vasthouden van water in een gebied met het doel verdroging
en piekafvoeren tegen te gaan.
Rivier: Natuurlijke waterloop ontstaan uit de samenvloeiing van neerslag
en/of smeltwater.
Rivierduin: Door het verstuiven van zand ontstane verhoging van het terrein
langs een rivier.
Ruilverkaveling: Proces waarbij voor een bepaald gebied de inrichting
wordt afgestemd op een efficiëntere verkaveling, verbetering van de infra-
structuur en verbetering van de waterhuishouding.
Singel: Met loofhout beplante strook.
Solitair: Alleenstaand, bijvoorbeeld een alleenstaande boom.
Structuur: Wijze van opbouw van een samengesteld geheel.
Successie: Van successie is sprake wanneer een levensgemeenschap
dankzij natuurlijke processen wordt opgevolgd door een volgende.
Terp: Opgeworpen hoogte (met mest, zoden en huisafval) in (voorheen)
dijkloos land waarop men woonde of die als vluchtheuvel diende.
Veen: Opeenhoping van dode plantenresten tijdens moerasachtige omstan-
digheden.
48 2011 © Nieuwland Advies
Vegetatie: Al het plantaardige dat ergens groeit; begroeiing.
Ven: Voedselarme plas op zandgrond, bijvoorbeeld heide, waarin veen-
vorming voorkomt.
Verbrede landbouw: Verbrede activiteiten die altijd in combinatie met
agrarische activiteiten worden uitgevoerd. Er wordt onderscheid gemaakt in
de thema’s agrarisch natuur- en landschapsbeheer, recreatie, zorg, product
en afzet.
Verdroging: Het proces van afname van de hoeveelheid beschikbaar water
of van kwelintensiteit voor de plantengroei.
Verkaveling: Manier waarop cultuurgrond in stukken (kavels) is verdeeld.
Verlanding: Proces waarbij moerassen, wetlands, plassen of ondiepe meren
langs natuurlijke weg in land veranderen.
Wegzijging: Door hoogteligging en bodemgesteldheid infiltreert water naar
het grondwater. Ook inzijging genoemd.
49
LITERATUUR EN BRONNEN• Historische atlas Gelderland, Robas Producties, 1989
• Reconstructieplan Peel en Maasvallei, provincie Noord-Brabant, 2005
• www.cuijk.nl
• www.kich.nl
• Waterplan Land van Cuijk
• Waterplan Cuijk
• Interimstructuurvisie Structuurvisie Noord Brabant
• Paraplunota
• Beleidsbrief Rood-met-groenkoppeling
• Beleidsnota Ecologische bouwstenen
• Beleidsregel Natuurcompensatie
• Beleidsnotitie Rood voor groen
• Beleidsregel Ruimte voor ruimte
• Beleidsnota Verbrede inzet van de aanpak Ruimte voor ruimte
• Beleidsnota cultuurhistorische waardenkaart
• Beleidsnota Buitengebied in Ontwikkeling
• Voorontwerp Structuurvisie Ruimtelijke Ordening
• Verordening Ruimte
• Uitwerkingsplan Landelijke regio Land van Cuijk
• Natuurbeheerplan Noord-Brabant
• Atlas van de Nederlandse vleermuizen, 1997
• Natuurwaarden in de gemeente Cuijk
• Kraaijenbergse Plassen. Maas in Beeld.
• Reconstructieplan peel en Maas
• Atlas van de Nederlandse zoogdieren
• De dagvlinders van Nederland
• De Nederlandse libellen
• Atlas van de Nederlandse broedvogels
• Verspreidingsgegevens reptielen, amfibieën en vissen
• Groen-Blauw Stimuleringskader
• Integrale dassennota Cuijk; ‘Da’s pas leven in Cuijk‘
• Voorontwerp Bestemmingsplan Buitengebied 2010
• Beleidsnotitie bebouwingsconcentraties voor kwaliteitsverbetering in het
buitengebied
• ’t Kuuks Akkoord
• Bomenbeleidsplan Cuijk 2005 – 2008
• Monumentale bomennota ‘Bomen verdienen bescherming’
• Visie Ruimte voor herinrichting in de noordelijke Maasvallei
• Archeologisch beleidsplan Cuijk
• Welstandsnota land van Cuijk
• Gemeente Cuijk Landschapsbeleidsplan
• Gebiedsvisie Duits Lijntje
• De bodem uitgezocht. Kansen voor een gezonde bodem onder de
Brabantse boomteelt
Bronnen natuurgegevens:
• Waarneming.nl: verspreidingsgegevens planten- en diersoorten
• Gemeente Cuijk: diversen
• Provincie Noord-Brabant: flora- en fauna-gegevens
• Ministerie van LNV: natuurwetgevingsaspecten
• Brabants Landschap: gegevens uilen.
bijlage F
50
51
DEELNEMERS PROJECTGROEP EN KLANKBORDGROEPbijlage G
Projectgroep• S. Hijmans, Gemeente Cuijk
• M. Hermanussen, Gemeente Cuijk
• P. Broekmans, Gemeente Cuijk
• J. Vink, Gemeente Cuijk • N. van Woensel, Gemeente Cuijk • S. Montfoort, Provincie Noord-Brabant
• F. Terschure, Brabants Landschap
• J. Rooijakkers, Waterschap Aa en Maas
• M. Scherrenburg, Nieuwland Advies
• I. Südmeier, Nieuwland Advies
Klankbordgroep• Dhr. H. Teusink (Milieuvereniging Land van Cuijk)
• Dhr. C. Ardts (ZLTO)
• Dhr. M. Hermens (IVN)
• Dhr. L. Bardoel (IVN)
• Dhr. W. Thijssen (Dassenwerkgroep Brabant)
• Dhr. A. Koot (Imkervereniging)
• Mevr. Y. Derks (Natuurvoedingswinkel Arnica)
• Dhr. S. Gosens (Verrassend Platteland)
• Dhr. Hermans (Historische Kring Land van Cuijk)
• Dhr. T. Mol (Brabants Landschap)
• Dhr. W. van den Hoogen (ANV, Wildbeheereenheid)
• Dhr. G. Willemsen (ANV, veldcoördinator STIKA)
• Dhr. De Quay (particulier grondbezitter)
• Mevr. L. Hermanussen (particulier grondbezitter)
• Dhr. G. Stoffels (wethouder gemeente Cuijk, voorzitter)
• Mevr. S. Hijmans (projectleider gemeente Cuijk)
• Dhr. M. Scherrenburg (projectleider Nieuwland Advies)
• Dhr. I. Südmeier (Nieuwland Advies)
Nieuwland Advies is een adviesbureau, gespecialiseerd in beleidstrajecten voor het stedelijk en landelijk gebied. Nieuwland Advies is
sterk in de praktische uitwerking van dat beleid in beheer- en inrichtingsplannen, onderzoek en expertise-ontwikkeling en in de organisatie
en uitvoering van communicatie-activiteiten. Onze kracht ligt in creatief meedenken en in de kennis van het beleid en de praktijk. Het
proces - de communicatie, het draagvlak en het meedenken van betrokkenen - krijgt bij ons veel aandacht. Nieuwland Advies staat voor
ruimtelijke kwaliteit. De principes van een duurzame samenleving komen terug in onze dienstverlening en bedrijfsvoering.
Nieuwland Advies
Nieuwland Advies
bezoekadres Haagsteeg 4
postadres Postbus 522
6700 AM Wageningen
telefoon + 31.(0)317.467.246
fax + 31.(0)317.467.200
e-mail [email protected]
www.nieuwlandadvies.nl
Nieuwland Groep
Nieuwland Geo-informatie & Opleidingen
bezoekadres Hesselink van Suchtelenweg 4
postadres Postbus 522
6700 AM Wageningen
telefoon + 31.(0)317.421.711
fax + 31.(0)317.425.046
e-mail [email protected]
www.nieuwland.nl