Trema november 2015 - Feedback uit de relevante buitenwereld. Spiegelbijeenkomsten
807 Nietigheid Mededingingsbeperkende Afspraken Wozoco Afhankelijk Van Relevante Markt
Transcript of 807 Nietigheid Mededingingsbeperkende Afspraken Wozoco Afhankelijk Van Relevante Markt
stelsel
56 6-2006 > zorg & financiering
verleend voor behandeling en verblijf en langdu-rig verblijf en dat verzekerde op grond van zijneigen mogelijkheden niet in aanmerking kwamvoor huishoudelijke verzorging, persoonlijkeverzorging en verpleging. Wel was een indicatieverleend voor ondersteunende en activerendebegeleiding klasse 2.Naar opvatting van de rechtbank was niet geble-ken dat de in de gehanteerde protocollen enwerkdocumenten opgenomen indicatiemaatsta-ven en normeringen, in strijd zijn met het ge-schreven of het ongeschreven recht. Nu echterniet op alle gronden van het bezwaar was beslisthad geen volledige heroverweging plaatsgehad,
zodat het besluit reeds om die reden voor vernie-tiging in aanmerking kwam. Ook was onvol-doende inzichtelijk gemaakt welke overwegin-gen ten grondslag lagen aan de indicatie voor deondersteunende en activerende begeleiding,zodat ook om die reden het besluit voor vernieti-ging in aanmerking kwam. De rechtsgevolgenvan het besluit liet de rechtbank in stand, omdatin beroep het besluit met behulp van een me-disch advies en op basis van de gehanteerde pro-tocollen en werkdocumenten alsnog toereikendwerd onderbouwd.Bron: RZA 2006, 93<
807 nietigheid mededingingsbeperkende afspraken wozoco afhankelijk van relevante markt
Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch wees op14 februari 2006, onder nummer C0500024,een arrest in kort geding in het geschil tusseneen thuiszorginstelling en een woon-zorgcom-plex.
De Stichting De Riethorst, Centrum voor Wonen, Zorg en Behandeling bezit een bejaar-denverzorgingshuis, Mauritsstaete, te Geertrui-denberg. Mauritsstaete is ter renovatie overge-dragen aan woningbouwcorporatie WSG, waar-na WSG in Mauritsstaete appartementen ver-huurt aan zorgbehoevende bejaarden, waarbij dezorg primair wordt verleend door De Riethorst.Het gebouw van Mauritsstate is zo ingericht dateen bewoner die op enig moment meer zorgbehoeft (verpleeghuiszorg), in het door hembewoonde appartement kan blijven wonen endaar de zorg kan ontvangen die hij nodig heeft.De Stichting Maasmond maakte bezwaar tegenhet complex van afspraken tussen WSG en DeRiethorst, welke tot onderwerp hebben het(zo veel mogelijk exclusief ) leveren van zorg inMauritsstaete door De Riethorst. Naar het voor-lopig oordeel van het Hof was niet aannemelijkgeworden dat er binnen de relevante geografi-
sche markt van wozoco’s (woon-zorgcom-plexen), sprake is van een merkbare beperkingvan de mededinging, noch naar gevolgen, nochnaar strekking. Dat de aangevochten afspraakwel een mededingingsbeperkende strekkingheeft binnen een – uit mededingingsoogpuntgezien niet relevant – klein onderdeel van dierelevante markt, maakte dit niet anders. Uit deRichtsnoeren van de Nederlandse mededin-gingsautoriteit (Nma) inzake de toepassing vanartikel 6, lid 3 Mededingingswet (Mw) leidde hetHof vooralsnog af dat het er niet alleen bij debepaling of afspraken mededingingsbeperkendegevolgen hebben, maar ook of deze een mede-dingingsbeperkende strekking hebben, op aan-komt of daarvan sprake is binnen de te definië-ren relevante markt. Dat betekent dat ook albestaan er binnen een klein onderdeel van derelevante markt afspraken met een onmisken-baar mededingingsbeperkende (niet: -uitslui-tende) strekking, dat niet leidt tot strijd met arti-kel 6, lid 1 Mw nu die afspraken de mededingingin de relevante markt niet beogen te beperken,laat staan uit te sluiten. Voorshands achtte hetHof de afspraken tussen WSG en De Riethorstniet nietig op grond van artikel 6, lid 1 Mw. Voor
ZenF-0606 cyaan.qxd 26-7-2006 10:10 Pagina 56
jurisprudentie
57zorg & financiering > 6-2006
zover daarover anders zou moeten wordengeoordeeld achtte het Hof de rechtvaardigings-gronden van artikel 6, lid 3 Mw aanwezig. WSGheeft als algemene woningstichting een machts-positie, maar dat zij dat ook heeft binnen de
relevante geografische markt in combinatie metde relevante productmarkt was niet gebleken,zodat geen sprake is van misbruik van machts-positie.Bron: RZA 2006, 95<
808 via pgb ontvangen zorg in wooncomplex op één lijn te stellenmet awbz-zorg, maar is geen behandeling
De Centrale Raad van Beroep deed op 25 januari2006, onder nummer 04/3765 Wvg (Wet voor-zieningen gehandicapten), uitspraak in eengeschil tussen een verzekerde en de gemeenteHoorn c.s.
De verstandelijk en lichamelijk gehandicaptegedaagde is rolstoelgebonden en woont in eenappartement dat deel uitmaakt van een apparte-mentencomplex voor personen met een verstan-delijke en lichamelijke handicap dat in eigen-dom is van een woningbouwvereniging. Zesappartementen in het complex worden gehuurddoor een toegelaten AWBZ-instelling. De tweeoverige appartementen worden door de bewo-ners (onder wie gedaagde) op persoonlijke titelgehuurd. Zij ontvangt zorg, verpleging, hulp enbegeleiding via een PGB. Zij heeft op grond vande Wvg een elektrische en een handbewogenrolstoel aangevraagd. De gemeente heeft dieaanvraag afgewezen, omdat op hem geen zorg-
plicht zou rusten nu het verblijf van betrokkenenop één lijn dient te worden gesteld met verblijfen behandeling in een AWBZ-instelling.De Centrale Raad overwoog dat de zorg en hetverblijf van gedaagde in het complex, gezien hetspecifieke complex van feiten en omstandighe-den, in zulk een overwegende mate gelijkenisvertoont met die van de medebewoners die daarop grond van de AWBZ verblijven, dat haar ver-blijf in dat complex op één lijn moet wordengesteld met verblijven in een AWBZ-instellingals bedoeld in artikel 2, lid 2, Wvg. Door degemeente was niet aangetoond dat gedaagdezorg ontvangen heeft, dan wel recht had opzorg, die zich kwalificeert als een behandeling alsbedoeld in artikel 8 van het Besluit zorgaanspra-ken AWBZ. De verstrekking van een rolstoel-stoel kon dan ook niet op die grond wordengeweigerd.Bron: RZA 2006, 96<
809 onderzoek vergunningaanvraag fentanyl-pleisters en fentanyl-patches onvoldoende
Bij voorlopige voorziening wees de RechtbankBreda op 15 maart 2006 onder de nummers06/705 BESLU VV, 06/706 BESLU VV en 06/904BESLU VV, vonnis in kort geding in een geschiltussen fabrikanten van geneesmiddelen en hetCollege voor zorgverzekeringen (CVZ). In het geschil was de vraag aan de orde of hetCollege ter beoordeling van geneesmiddelen dewederzijdse erkenningsprocedure, zoals
beschreven in artikel 28 en volgende van EG-Richtlijn 2004/27/EG had moeten volgen tenaanzien van de door de vergunninghouder ge-dane vergunningaanvraag voor het in de handelbrengen van Fentanyl-pleisters en Fentanyl-patches. Verzoekster maakte bezwaar tegen deregistratie van deze geneesmiddelen en had bijvoorlopige voorziening gevraagd de registratiete schorsen.
ZenF-0606 cyaan.qxd 26-7-2006 10:10 Pagina 57