6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig · 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig...

46
6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig Maarten legde zijn pen neer. Hij zakte achteruit tegen de leuning van zijn stoel, streek met de toppen van zijn vingers over zijn voorhoofd en zijn wenkbrauwen en sloot zijn ogen. Na enige tijd vermande hij zich. Hij stond op en draaide zich om naar Beerta, met een hand aan de leuning van zijn stoel. “Twee jaar geleden hebt u mij voorgesteld om voortaan Anton tegen u te zeggen...” Hoewel hij probeerde dat te vermijden was er toch nog enige emotie in zijn stem. Beerta legde zijn pen neer en draaide zich half om, zijn hoofd half opge- richt. “Ja?” “Als dat voorstel nog van kracht is, zou ik dat nu kunnen.” Beerta draaide zijn hoofd wat verder, zodat hij Maarten kon zien, en keek hem koel aan, zijn wenkbrauwen iets opgetrokken. “Zoals je wilt,” zei hij toen, waarna hij zich afwendde. Hij nam zijn pen weer op en ging door met zijn werk. Uit: J.J. Voskuil, Vuile handen. Het bureau 2, 1967. 164-165. Inleiding Iets minder dan een jaar nadat burgemeester Berger zijn speurtocht naar een geschikte kandidaat was begonnen trad Gerard van den Berg als eerste voor- lichter in dienst van de gemeente. Van den Berg, een ervaren journalist, was afkomstig van de NCRV en had daarvoor ook in de dagbladpers gewerkt. Op 1 juni 1966 nam hij zijn intrek in een kamer op de tweede verdieping van het Groninger stadhuis. In september 1970 deed hij de deur van zijn kamer weer dicht. 1 Van den Berg begon als eenling en eindigde als hoofd van een Bureau Voorlichting van vijf personen. Hoe was die uitbreiding tot stand gekomen? Waaruit bestonden de werkzaamheden van de Groninger voorlichters die eer- ste jaren? Welke bijdrage leverden zij aan het doen en laten van het stadsbe- stuur? Deze vragen komen in het tweede deel van dit hoofdstuk aan de orde. Eerst volgt een analyse van de politieke en bestuurlijke constellatie in de

Transcript of 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig · 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig...

Page 1: 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig · 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig Maarten legde zijn pen neer. Hij zakte achteruit tegen de leuning van zijn ... Ruimtelijke

6 Het einde van de Harmonie.De jaren zestig

Maarten legde zijn pen neer. Hij zakte achteruit tegen de leuning van zijnstoel, streek met de toppen van zijn vingers over zijn voorhoofd en zijnwenkbrauwen en sloot zijn ogen. Na enige tijd vermande hij zich. Hijstond op en draaide zich om naar Beerta, met een hand aan de leuningvan zijn stoel. “Twee jaar geleden hebt u mij voorgesteld om voortaanAnton tegen u te zeggen...” Hoewel hij probeerde dat te vermijden waser toch nog enige emotie in zijn stem.Beerta legde zijn pen neer en draaide zich half om, zijn hoofd half opge-richt. “Ja?”“Als dat voorstel nog van kracht is, zou ik dat nu kunnen.”Beerta draaide zijn hoofd wat verder, zodat hij Maarten kon zien, en keekhem koel aan, zijn wenkbrauwen iets opgetrokken. “Zoals je wilt,” zei hijtoen, waarna hij zich afwendde. Hij nam zijn pen weer op en ging doormet zijn werk.

Uit: J.J. Voskuil, Vuile handen. Het bureau 2, 1967. 164-165.

Inleiding

Iets minder dan een jaar nadat burgemeester Berger zijn speurtocht naar eengeschikte kandidaat was begonnen trad Gerard van den Berg als eerste voor-lichter in dienst van de gemeente. Van den Berg, een ervaren journalist, wasafkomstig van de NCRV en had daarvoor ook in de dagbladpers gewerkt. Op1 juni 1966 nam hij zijn intrek in een kamer op de tweede verdieping van hetGroninger stadhuis. In september 1970 deed hij de deur van zijn kamer weerdicht.1

Van den Berg begon als eenling en eindigde als hoofd van een BureauVoorlichting van vijf personen. Hoe was die uitbreiding tot stand gekomen?Waaruit bestonden de werkzaamheden van de Groninger voorlichters die eer-ste jaren? Welke bijdrage leverden zij aan het doen en laten van het stadsbe-stuur? Deze vragen komen in het tweede deel van dit hoofdstuk aan de orde.

Eerst volgt een analyse van de politieke en bestuurlijke constellatie in de

Hajema Dissertatie 29-10-2001 15:27 Pagina 175

Page 2: 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig · 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig Maarten legde zijn pen neer. Hij zakte achteruit tegen de leuning van zijn ... Ruimtelijke

176

tweede helft van de jaren zestig. Dat gebeurt aan de hand van de verwikkelin-gen rond de bouw van het cultuurcentrum en de stedenbouwkundige en ver-keerskundige plannen voor de Groninger binnenstad. Verder staan we stil bijde wisseling van de wacht in de Groninger Partij van de Arbeid en bij de ver-anderingen in de massamedia.

6.1 Op weg naar 2000

Na de raadsverkiezingen van 1 juni 1966 kreeg Groningen net als vier jaardaarvoor een college van PvdA, ARP, VVD en CHU. Een afspiegelingscollege,zoals in heel Nederland gebruikelijk was.2 De Partij van de Arbeid, die tweevan haar zestien raadszetels had verloren en het slechtste resultaat uit haarbestaan boekte, leverde twee wethouders, de andere partijen elk één. Net alsin 1962 liet de PvdA de portefeuille volkshuisvesting over aan een andere par-tij. Wethouder van volkshuisvesting werd de CHU’er P. van Delden die de libe-raal Wolters opvolgde.

Ieder voor zich waren de Groninger collegeleden ervaren, oudere bestuur-ders. ARP-wethouder Van Ruller begon aan zijn derde bestuursperiode, dewethouders Van der Ree (PvdA), Wolters (VVD) en Van Delden (CHU) aanhun tweede. De enige nieuweling was PvdA-wethouder Hendriks, maar ookdie was de veertig al ruimschoots gepasseerd en kon bogen op een lange staatvan dienst als lid van de gemeenteraad. De laatste vier jaar was hij fractie-voorzitter geweest. Burgemeester Berger ten slotte gold als een absolute zwaar-gewicht. De collegeleden wisten wat ze aan elkaar, hun raadsfracties en hunachterban hadden. Grote meningsverschillen hadden zich al lang niet meervoorgedaan in de lokale politiek, en er leek geen reden om aan te nemen datdat de komende jaren anders zou zijn.

Van de maatschappelijk onrust waar het gemeentebestuur van Amsterdamslapeloze nachten van had was in Groningen weinig te merken. NaarAmsterdams voorbeeld noemde een groepje jongeren zich provo’s. Zij haaldeneen paar keer de krant met ludieke acties, beleefden een hoogtijdag toen depolitie hun blaadje in beslag nam en betrokken een vervallen woning in deMussengang, het eerste kraakpand van Groningen.3 Maar afgezien van eenenkel incident in de zomer van 1966 bleef de sfeer vriendelijk in Groningen.Politiecommissaris K.J. Müller wees het Martinikerkhof, pal voor het politiebu-reau, aan als “gedoogzone” voor happenings. Hardhandige confrontaties tussenpolitie en jongeren werden zo voorkomen. Groningen leek een kalme provin-ciestad, waar bestuurders in alle rust hun werk konden doen, zonder te wor-den gestoord door kritische burgers, rebelse jongeren, of lastige journalisten.

De Groninger politiek stond in het teken van de grootschalige modernise-ring en uitbreiding van de stad. Op grond van de (eerste) Nota voor deRuimtelijke Ordening had de gemeente begin jaren zestig een structuurplan ont-wikkeld, dat in 1961 verscheen en uitging van een stad van 250.000 inwo-ners. Die inwoners zouden deels moeten worden gehuisvest in nieuwe wijken,

DE GLAZENWASSERS VAN HET BESTUUR

Hajema Dissertatie 29-10-2001 15:27 Pagina 176

Page 3: 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig · 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig Maarten legde zijn pen neer. Hij zakte achteruit tegen de leuning van zijn ... Ruimtelijke

op het grondgebied van naburige gemeenten, die geheel of gedeeltelijk zou-den moeten worden geannexeerd.

Het structuurplan was in 1966 alweer achterhaald door het verschijnenvan de Tweede Nota Ruimtelijke Ordening. In deze nota zette het kabinet-Calsde koers uit naar de volgende eeuw. De regering voorzag dat het westen vanhet land zou dichtslibben, als er geen drastische maatregelen werden geno-men. Bevolking en werkgelegenheid dienden te worden gespreid over hetland. De noordelijke provincies zouden de druk op de Randstad moeten hel-pen verminderen. De drie noordelijke provincies moesten groeien naar driemiljoen inwoners, de gemeente Groningen naar 250.000 tot 500.000 inwo-ners. Om de gedachten te bepalen: in 1966 woonden in de stad Groningen160.000 mensen. In de provincies Drenthe, Friesland en Groningen alles bijelkaar zo’n 1,3 miljoen.

Deze getallen maken duidelijk hoe ambitieus de politieke doelstellingenwaren, en hoe groot het vertrouwen was in de mogelijkheid om toekomsti-ge ontwikkelingen in de hand te houden en te sturen. Zowel de gemeenteals de provincie Groningen namen de Tweede Nota Ruimtelijk Ordening alsuitgangspunt voor hun eigen plannen, evenals de BestuurscommissieNoorden des Lands, het samenwerkingsverband van de drie noordelijkeprovincies. Deze commissie publiceerde in 1967 de nota Het Noorden op wegnaar het jaar 2000. De provincie Groningen bracht datzelfde jaar een plano-logische studie uit, met de naam Groningen 2000. Eveneens in 1967 nam hetprovinciebestuur het besluit een Eemshaven aan te leggen ten noordwestenvan Delfzijl.4

De gemeente Groningen ging de uitdagingen die de Tweede Nota RuimtelijkeOrdening stelde te lijf door een nieuw structuurplan aan te kondigen. Voor debinnenstad, met zijn eigen specifieke problematiek, zou een apart structuur-plan worden opgesteld en voor het verkeer in de binnenstad een verkeersplan.

Met deze drie plannen wilde het stadsbestuur nieuwe perspectieven voorde gemeente scheppen en de druk op de Randstad verlichten. “Groningen isbereid en in staat hieraan zijn bijdrage te leveren,” stelde het college van B&W.Het tekende daarbij aan dat dit “een zeer ingrijpende herziening van de vroe-gere plannen” met zich mee zou brengen. “(...) In feite is het een buigpunt ineen eeuwenoude ontwikkeling.” Politici in stad en ommeland verlangdenhevig naar zo’n historische ommekeer. Zoals in het vorige hoofdstuk isbeschreven, heerste in en rond het bestuur sinds 1962/’63 een welhaast eufo-rische stemming, die een scherp contrast vormde met het bedrukte klimaatvan het einde van de jaren vijftig. De aardgasvondsten en de plannen voor eenEemshaven hadden een geweldig optimisme teweeggebracht onder bestuur-ders en ondernemers. De provincie zou een tweede Europoort krijgen, eenhavencomplex dat aan duizenden mensen werk en welvaart zou bieden. Ookde stad Groningen zou baat hebben bij deze ontwikkeling. Langgekoesterdewensen leken werkelijkheid te gaan worden.

Burgemeester Berger, die zich had laten kennen als een fel voorstander vande Eemshaven, wierp zich op als de grote gangmaker achter de plannen van

177HET EINDE VAN DE HARMONIE. DE JAREN ZESTIG

Hajema Dissertatie 29-10-2001 15:27 Pagina 177

Page 4: 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig · 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig Maarten legde zijn pen neer. Hij zakte achteruit tegen de leuning van zijn ... Ruimtelijke

178

het gemeentebestuur. De gemeentelijke organisatie zou daarvoor stevig moe-ten worden versterkt. Berger had persoonlijk het initiatief genomen tot hetaantrekken van een gemeentevoorlichter, maar daar liet hij het niet bij. Deburgemeester wendde zich in oktober 1965 tot H.M. Goudappel en zijnAdviesbureau voor verkeersordening. Goudappel, die zich na zijn afstuderenals Delfts ingenieur verder had gespecialiseerd in de Verenigde Staten, gold inNederland als de deskundige bij uitstek in deze nieuwe discipline. Voor adviesbij het opstellen van de structuurplannen nam het gemeentebestuur op voor-spraak van Berger contact op met de stedenbouwkundige C. van Traa, de manachter de wederopbouw van Rotterdam. Beide externe deskundigen kregeneen plaats in een Commissie Stadsstructuur, waarin ook de betrokken wet-houders en de directeuren zitting hadden. In deze nieuwe commissie zoudende toekomstplannen worden voorbereid voor behandeling in het college vanB&W.

Een ander initiatief van Berger was de oprichting van een EconomischSociografisch Bureau op de gemeentesecretarie. Dit bureau kwam onder lei-ding te staan van E. Sap, een medewerker van de gemeentelijke dienstStadsuitbreiding en Volkshuisvesting en een oude bekende van Berger uit dePvdA-fractie in Provinciale Staten. Het ESB had tot taak maatschappelijk ont-wikkelingen te analyseren en demografisch onderzoek te doen. Een derdenieuwe afdeling ter secretarie was het Bureau Culturele Zaken. Dit bureaukreeg de opdracht de wethouder van cultuur te ondersteunen bij het formu-leren van een gemeentelijk cultuurbeleid. Want de gemeente mocht dan altwintig jaar van plan zijn een nieuw cultuurcentrum te bouwen, een gemeen-telijk cultuurbeleid was nog nooit op papier gezet. Met het oog op de te ver-wachten groei van de gemeente had het college van B&W daar wel dringendbehoefte aan. Ook aan het hoofd van dit bureau kwam een oud-journalist testaan: de van de VARA afkomstige Pier Tania. Tania en Van den Berg haddengelijktijdig gesolliciteerd naar de functie van voorlichter. B&W besloten bei-den aan te nemen.5

Zo maakte het nieuwe college een ongekend voortvarende start. Met hetplan voor het cultuurcentrum, de beide structuurplannen, het verkeersplan eneen versterkte gemeentelijke organisatie zou Groningen worden voorbereid opde 21ste eeuw. Ook het aloude plan voor het cultuurcentrum kwam door dezeontwikkelingen in een nieuw licht te staan. Het groot-Groningen van de toe-komst zou zo’n cultuurcentrum hard nodig hebben om zijn centrumpositie inhet noorden te kunnen waarmaken. Het was nu of nooit, zoals burgemeesterBerger de leden van de gemeenteraad had voorgehouden tijdens de in het vori-ge hoofdstuk genoemde informele raadsvergadering over het cultuurcentrum:“Als wij nog vele jaren theoretisch over een cultuurcentrum zouden gaan pra-ten, dan zouden wij, huiselijk uitgedrukt, de boot wel eens kunnen missen.”6

Maar naarmate de ambities van het stadsbestuur groter werden, groeide ookde oppositie. Dat begon in dezelfde zomer van 1966.

DE GLAZENWASSERS VAN HET BESTUUR

Hajema Dissertatie 29-10-2001 15:27 Pagina 178

Page 5: 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig · 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig Maarten legde zijn pen neer. Hij zakte achteruit tegen de leuning van zijn ... Ruimtelijke

6.2 De Harmoniekwestie

Begin augustus van dat jaar ontving burgemeester Berger een vertrouwelijkmemo van president-curator N.J. Polak van de Groninger universiteit. Polakdeelde mee dat hij bezoek had gehad van architect P. Reijenga. Tot zijn verbijs-tering had de architect een vurig pleidooi gehouden voor het behoud van deHarmonie. De oude burgersociëteit zou volgens het akkoord dat gemeente enuniversiteit hierover in 1963 hadden gesloten moeten wijken voor universi-taire nieuwbouw, zodra het nieuwe cultuurcentrum in de Oosterpoort gereedzou zijn. “Op mijn vraag waarom hij zich daarmee bemoeide was het ant-woord dat hij het behoud van de Harmonie als concertzaal zag als een alge-meen belang,” aldus Polak. “Het gebouw had cultuur-historische betekenis.Op mijn verbaasde antwoord hoe dat mogelijk was, omdat ik het een oudkavalje vond, alleen maar goed om afgebroken te worden (afgezien van degoede acoustiek, die ik op gezag van deskundigen wel wil aannemen), was hetantwoord dat het gebouw grof was verwaarloosd maar dat het een schoonstaaltje bouwkunst was uit het einde van de vorige eeuw!! (...) Ik zeide hemdat ik dit standpunt niet kon delen,” vervolgde Polak. “Ik merkte verder opdat ik het gebouw als concertzaal reeds hierom volslagen ongeschikt achtte,omdat er geen parkeerruimte was (...) Naar mijn mening was iedere cent uit-gegeven aan een dergelijk gebouw in de binnenstad weggegooid geld, omdatdergelijke gebouwen in de toekomst alleen nog zin hadden in voorsteden ofaan een ringweg met grote parkeergelegenheid.”7

Het briefje van de universiteitsbestuurder liet aan duidelijkheid niets tewensen over. Polak hechtte geen enkele waarde aan het voortbestaan van de19e-eeuwse sociëteit en kon zich niet voorstellen dat anderen daar anders overdachten. Toch baarde het bezoek van Reijenga hem kennelijk zorgen. Waaromzou hij de burgemeester anders deelgenoot maken van zijn verbazing? Hetantwoord van Berger liet aan duidelijkheid niets te wensen over. De gemeen-te hield onverkort vast aan sloop van de Harmonie. “Elke afwijking van deoorspronkelijke afspraak” de Harmonie te “amoveren, (stuit) naar de meningvan het college op ernstige bezwaren,” zo liet de burgemeester de president-curator weten.8 De universiteit moest gewoon doorgaan met het ontwikkelenvan plannen voor nieuwbouw op het Harmonieterrein.

Berger, uit hoofde van zijn functie ook lid van het curatorium van de RUG,mocht er vanuit gaan daarmee de mening van de gemeenteraad te vertolken.Tijdens de “informele” vergadering van de raad op 9 mei 1966 was het schets-plan van architect Duintjer voor het nieuwe cultuurcentrum door alle fractiesmet applaus begroet. Iedereen wist dat de bouw van het cultuurcentrum wasgekoppeld aan de sloop van de Harmonie. Het gentlemen’s agreement datgemeente en universiteit hierover hadden gesloten was in de raad nooit ter dis-cussie gesteld.

Architect Reijenga liet zich echter niet ontmoedigen door het bezoekjeaan het universiteitsbestuur. Vlak voordat de gemeenteraad zich in novem-ber van hetzelfde jaar in het openbaar zou uitspreken over het schetsplan

179HET EINDE VAN DE HARMONIE. DE JAREN ZESTIG

Hajema Dissertatie 29-10-2001 15:27 Pagina 179

Page 6: 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig · 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig Maarten legde zijn pen neer. Hij zakte achteruit tegen de leuning van zijn ... Ruimtelijke

180 DE GLAZENWASSERS VAN HET BESTUUR

Voorkant en achterkant van de Harmonie in 1967. Aan de achterkant lag tot begin jarenzestig een grote tuin, die werd gebruikt bij feestelijke aangelegenheden. Foto’s BureauVoorlichting gemeente Groningen. Collectie Groninger Archieven

Hajema Dissertatie 29-10-2001 15:27 Pagina 180

Page 7: 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig · 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig Maarten legde zijn pen neer. Hij zakte achteruit tegen de leuning van zijn ... Ruimtelijke

voor het cultuurcentrum, kwam hij opnieuw in actie. Namens een in de tus-sentijd gevormde Studiegroep Binnenstad vroeg hij in een brief aan de raadom opschorting van de besluitvorming. De studiegroep hield een pleidooivoor de restauratie van de Harmonie, die volgens Reijenga c.s. van grote cul-tuur-historische en stedenbouwkundige betekenis was en beschikte over eenuitzonderlijk goede akoestiek. Door de Harmonie op te knappen zou degemeente voor minder geld een beter cultuurcentrum krijgen.

In een uitvoerige reactie wees het college van B&W het voorstel van de stu-diegroep resoluut van de hand. Het cultuurcentrum had een lange voorge-schiedenis, aldus het college, en het voortdurende uitstel van de bouw ervanhad voor veel verontrusting in de stad gezorgd. Het was nu tijd om besluitente nemen. Het college onderbouwde dit standpunt met een overzicht van dediscussie die sinds 1945 was gevoerd over het cultuurcentrum. De opsom-ming begon met het initiatief van De Ploeg van oktober 1945 en voerde - viade totstandkoming van het basisplan voor de wederopbouw en het raadsbe-sluit van 1954 een schetsontwerp te laten maken voor een gebouw aan deGrote Markt - tot de discussie in 1962 over het verplaatsen van het cultuur-centrum naar de Oosterpoort. Voor B&W was daarmee de kous af. “Uit dezeuiteenzetting kan u blijken, dat de burgerij reeds vanaf 1946 af ten volle in degelegenheid is gesteld haar bezwaren tegen de beleidsbeslissingen betreffendehet nieuwe cultuurpatroon van de stad kenbaar te maken. (...) Vastgesteld kandus worden dat de nu gevraagde heroriëntering twintig jaar achterwege isgebleven.”9

Het college van B&W stelde de gemeenteraad voor de brief van Reijengac.s. voor kennisgeving aan te nemen en in te stemmen met het schetsplan voorhet cultuurcentrum. Aldus geschiedde.10 Architect Duintjer kon verder methet uitwerken van zijn plan. Vijf jaar later, in 1971, zou de eerste paal van cul-tuurcentrum de Oosterpoort de grond ingaan. Datzelfde jaar besloot deUniversiteitsraad definitief tot sloop van het Harmoniegebouw.11

Deze korte samenvatting doet vermoeden dat de besluitvorming over het cul-tuurcentrum, net als die over de stadhuisuitbreiding in de jaren vijftig, uitein-delijk toch tamelijk geruisloos verliep en dat de protesten van een groep inwo-ners verder weinig uithaalden. Niets is echter minder waar. Het vraagstuk vanhet cultuurcentrum groeide tussen 1966 en 1972 uit tot de Harmoniekwestie,het kristallisatiepunt in een steeds hoger oplopend conflict tussen het collegevan B&W en een bont gezelschap inwoners van de stad.

Het vuurtje werd aangestoken door architecten en personen uit het culture-le circuit. De Studiegroep Binnenstad, al gauw bekend als de “groep-Reijenga,”viel in die categorie. De brief die deze groep naar aanleiding van de dreigendesloop van de Harmonie in november 1966 aan de gemeenteraad schreef wasondertekend door negen personen: vijf architecten, twee musici en tweemuziekrecensenten van het Nieuwsblad van het Noorden. De studiegroep vroeghet gemeentebestuur om “een beleid dat alle culturele voorzieningen in eenomvattende visie verenigt en breekt met incidentele deeloplossingen”. Ze gaf zelf

181HET EINDE VAN DE HARMONIE. DE JAREN ZESTIG

Hajema Dissertatie 29-10-2001 15:27 Pagina 181

Page 8: 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig · 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig Maarten legde zijn pen neer. Hij zakte achteruit tegen de leuning van zijn ... Ruimtelijke

182

een aanzet voor zo’n beleidsvisie en voegde tekeningen voor de restauratie enuitbreiding van het Harmoniecomplex aan haar brief toe. Ook de universiteitwas een plaats toebedacht op het Harmonieterrein, en zelfs aan een parkeerga-rage was gedacht. De brief ging vergezeld van steunbetuigingen van tal vanberoemdheden uit de nationale en internationale muziekwereld.

Ook naar aanleiding van de plannen voor de stadhuisuitbreiding in 1953hadden representanten van de stedelijke culturele elite zich tot de gemeenteraadgewend. Deze protesten hadden geen enkele invloed op de besluitvorming. Inconfessionele kringen was destijds nog wel enige aarzeling te bespeuren, maarde Partij van de Arbeid, veruit de grootste politieke partij in de Groningen, gafgeen krimp. De PvdA werd daarbij voluit gesteund door Het Vrije Volk.

Dat ging in 1966 anders. Het Vrije Volk begroette de brief van deStudiegroep enthousiast. “Dat een groep burgers zich tot de gemeenteraadwendt met een zo uitvoerig, gedocumenteerd en geïllustreerd adres als degroep-Reijenga doet, is zeldzaam,” zo meende de krant in een redactioneelcommentaar. “Zo zeldzaam, dat het hoog moet worden gewaardeerd. Dat zaltot uitdrukking moeten worden gebracht in de wijze waarop het gemeentebe-stuur het adres behandelt en ook daarna contact onderhoudt met de groep.”12

De veranderende opstelling van Het Vrije Volk komt in een volgende para-graaf nader aan de orde. Eerst gaan we in op de ontwikkelingen in deGroninger Partij van de Arbeid. Hoe reageerde die op de oproep van deStudiegroep Binnenstad?

6.3 Rebellie in de Partij van de Arbeid

De PvdA-fractie in de gemeenteraad bleef lange tijd ongevoelig voor de argu-menten van de groep-Reijenga. In drie belangrijke raadsvergaderingen in dejaren 1966, ’67 en ’68 stonden de sociaal-democraten pal achter het college-beleid ten aanzien van het cultuurcentrum. In november 1966 stemde dePvdA in met het schemaplan waar een halfjaar daarvoor informeel over wasgesproken. Alleen de drie raadsleden van de Boerenpartij wezen het plan af.In oktober 1967 steunde de PvdA, net als alle andere fracties, de raadsvoor-dracht van B&W een verder uitgewerkt “schetsplan”. Ook bij een besprekingin juni 1968 gaf de PvdA haar fiat aan het collegebeleid rond het cultuurcen-trum.13 Maar achter de schermen gistte en broeide het in de sociaal-democra-tische gelederen.

Sedert haar oprichting in 1946 was de Partij van de Arbeid in Groningenonbetwist de sterkste partij in de gemeenteraad, zoals de SDAP dat daarvoorwas geweest. De PvdA was onafgebroken vertegenwoordigd in het college vanB&W, samen met de ARP en vanaf 1949 ook de VVD. Tot 1952 hadden desociaal-democraten drie wethouders geleverd. Daarna hadden ze vrijwillig eenplaatsje ingeruimd voor de KVP. In 1962 had de CHU de positie van de KVPals vierde collegepartij overgenomen. De verhoudingen tussen de collegepar-tijen waren steeds goed geweest, met uitzondering van de periode 1946-1949,

DE GLAZENWASSERS VAN HET BESTUUR

Hajema Dissertatie 29-10-2001 15:27 Pagina 182

Page 9: 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig · 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig Maarten legde zijn pen neer. Hij zakte achteruit tegen de leuning van zijn ... Ruimtelijke

toen de CPN een wethouderspost bekleedde en de partijen sterk van meningverschilden over het wederopbouwplan.

Kenmerkend was de grote bestuurlijke en organisatorische stabiliteit vande Partij van de Arbeid. Het wethouderschap was jarenlang in dezelfde han-den. Wethouder De Wilde was pas op 70-jarige leeftijd afgezwaaid, na twintigjaar wethouder te zijn geweest. Wethouder Van der Ree begon in 1966 op 57-jarige leeftijd aan zijn tweede termijn. Zijn voorganger Aarsen-Jansen was tothaar 67-ste op haar plaats gebleven, en had er toen zestien jaar wethouder-schap op zitten. De nieuwe wethouder Hendriks was al sinds 1955 lid van deraad.

Intern was de Groninger Partij van de Arbeid verdeeld in vier afdelingen.De politieke leiding berustte bij een overkoepelend federatiebestuur.Voorzitter daarvan was in de eerste helft van de jaren zestig H. Roelfsema, opdat moment gedeputeerde, en daarvoor onder meer wethouder van Groningenen burgemeester van Hoogezand-Sappemeer. Roelfsema vertrok in 1965 uitGroningen naar aanleiding van zijn aanvaring met Berger over de Eemshaven.Als voorzitter van de federatie Groningen werd hij opgevolgd door B. Tent, eengoede bekende van Hendriks.

Oudere heren

De PvdA was een partij waar oudere heren de dienst uitmaakten en waar langetijd nauwelijks verjonging had plaatsgevonden.14 Maar dat veranderde in 1966.Dat jaar begon een nieuwe generatie aan een onstuitbare opmars. Deze jonge-ren hadden op cruciale punten geheel andere opvattingen over politiek enbestuur dan eerdere generaties. Zij vroegen aandacht voor nieuwe politiekevraagstukken en zochten daarbij voortdurend de openbaarheid. De verhoudingtussen bestuur en bevolking, college en raad en de rol van politieke partijendaarin stelden zij openlijk ter discussie. Daarom staan we wat langer stil bijdeze clash van culturen, dit conflict tussen twintigers en veertig-plussers.

De jongeren waren voor een belangrijk deel afkomstig uit de aan de PvdAgelieerde Federatie van Jongerengroepen. De FJG organiseerde met enigeregelmaat politieke debatten rond allerlei actuele thema’s. Ook onderwerpendie gewoonlijk niet aan de orde kwamen in de vier afdelingen van deGroninger Partij van de Arbeid, of in het federatiebestuur. Zo verscheen op 10november 1965 een oproep in het lokale partijblad Onze Binding, waarin eneMax van den Burg opriep de driewekelijke bijeenkomsten van de “jongeren-groep” te bezoeken. Max van den Berg, want die was het, wees op de ellendeen de armoede die grote delen van de wereld teisterden en schreef: “Is zo’ndoor oorlog, honger en egoïsme besmeurde en verscheurde wereld jouw ide-aal? Of hoop je, dat je nog eens in een wereld mag wonen waar vrede, socialerechtvaardigheid en naastenliefde géén loze vodjes papier zijn? (...) Kom eenseen keer - vrijblijvend - langs. Je kunt ook rustig eerst eens bij mij langsko-men of een kaartje sturen. Werkelijk, ik reken op je!”15

183HET EINDE VAN DE HARMONIE. DE JAREN ZESTIG

Hajema Dissertatie 29-10-2001 15:27 Pagina 183

Page 10: 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig · 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig Maarten legde zijn pen neer. Hij zakte achteruit tegen de leuning van zijn ... Ruimtelijke

184

Het jaar erna werd Van den Berg, geboren in 1946, voorzitter van de FJG,de eerste stap in een komeetachtige politiek carrière.16 Als FJG-voorzitter hadhij ook een plaats in het federatiebestuur van de stad-Groninger PvdA. In datvijftien leden tellende bestuur zaten verder onder meer de voorzitters van devier afdelingen, de fractievoorzitter en de wethouders. Tot de vaste aanwezi-gen behoorden tevens chef-redacteur Van der Wal van Het Vrije Volk en dedirecteur van het Groninger filiaal van de Arbeiderspers. Drie weken na denederlaag van de PvdA bij de gemeenteraadsverkiezingen maakte Van denBerg in dit gezelschap melding van “verontrusting onder jongeren over hetontbreken van een duidelijke partijlijn”.17

In september, een maand voor het uitkomen van Tien over Rood, gaf hijin het federatiebestuur een toelichting op een “program” van Nieuw Linksdat in voorbereiding was. Dat bracht hem in conflict met andere bestuursle-den. “De reacties van verschillende leden van de vergadering waren niet ergenthousiast over de gevolgde werkwijze en presentatie van dit program,”aldus de notulen. De vergadering was van mening dat de ideeën van NieuwLinks getuigden van “politieke onvolwassenheid”.18 In dezelfde geestreageerde de redactie van Onze Binding op een nieuwe bijdrage van Van denBerg aan dit partijblad. Daarbij nam hij het kabinet-Cals op de hak. “De lezerzal hebben begrepen dat het vorenstaande met de nodige ‘korrelen zouts’moet worden beoordeeld,” luidde het naschrift. “Wij hebben echtergemeend u deze van jeugdige belangstelling en strijdlust getuigende ont-boezeming niet te moeten onthouden.”

Van den Berg was niet erg geïmponeerd door dit soort tegenwerpingen. Hijwas begonnen aan een lange mars door de instituties, en ging daar vastbera-den mee door, ook toen de tegenstand tegen zijn opvattingen groeide. Toenhet federatiebestuur een halfjaar later weer over Nieuw Links sprak, verweetwethouder Hendriks de vernieuwers “onwerkelijke eisen” en een “intimida-tietactiek op het verkiezingscongres”. Op dezelfde vergadering vroeg Van denBerg om een meer inhoudelijke, op de actualiteit geënte discussie en een bete-re planning. Het gewestelijk bestuur, dat onder leiding stond van burgemees-ter Berger, had gesuggereerd daar een commissie voor in te stellen. HetGroninger federatiebestuur wilde daar echter niet van weten.19

Vanaf dat moment namen de botsingen tussen het federatiebestuur en dejongeren toe in aantal en hevigheid. Nadat hij voorzitter was geworden vaneen van de vier partijafdelingen in de stad kreeg Van den Berg een uitbranderomdat zijn afdeling een politieke discussiebijeenkomst had georganiseerd.“Algemeen was het (federatiebestuur) van oordeel dat de federatie politiekezaken aan de orde dient te stellen en dat de afdelingen de organisatorischezaken dienen te behandelen,” heette het in de notulen van de betreffende ver-gadering. De commissie voor actuele politieke discussies, kort daarvoor nogvan de hand gewezen, werd nu wel ingesteld. Voor die commissie werden tweejonge academici en een student aangewezen: de econoom Jan Postma en decriminoloog Koos van Weringh, beiden sinds twee jaar lid van de gemeente-raad, en de sociologiestudent Jacques Wallage.20

DE GLAZENWASSERS VAN HET BESTUUR

Hajema Dissertatie 29-10-2001 15:27 Pagina 184

Page 11: 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig · 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig Maarten legde zijn pen neer. Hij zakte achteruit tegen de leuning van zijn ... Ruimtelijke

Babyboomers

Wallage was net als Van den Berg een product van de naoorlogse baby-boom.Beiden waren geboren in 1946. Anders dan zijn leeftijdsgenoot opereerdeWallage vanuit de studentenbeweging. In 1966 was hij tot voorzitter van deGroninger Studentenraad gekozen. Deze Gronstra was in 1960 opgericht omde belangen van het groeiend aantal studenten te behartigen. De bestuurs-functies werden aanvankelijk verdeeld over de gezelligheidsverenigingen. HetGroninger Studentencorps Vindicat atque Polit mocht als grootste verenigingde voorzitter leveren. Dat veranderde toen de geboortegolf in 1963/’64 de uni-versiteit overspoelde en het aantal niet-georganiseerde studenten toenam.Vanaf dat jaar werd het bestuur van de Gronstra rechtstreeks gekozen. Een vande deelnemende partijen was de in 1963 opgerichte Studenten Vakbeweging.In ’64 en ’65 moest deze nieuwe groepering het nog afleggen tegen de tradi-tionele studentenorganisaties, maar het jaar daarna kwam de SVB als grootsteuit de bus, met Wallage als voorman. Als voorzitter van de Gronstra hadWallage een belangrijke rol bij de discussies over de democratisering van hetuniversiteitsbestuur.21 De studentenraad was vanaf 1964 een vaste gespreks-partner van het universiteitsbestuur.

In de PvdA liet hij begin 1968 een al lang smeulend conflict ontbranden, doorvoor te stellen samen met de PSP een 1 mei-feest te organiseren. Het federatiebe-stuur wees dat idee af. Mede naar aanleiding daarvan maakte de FJG bekend “zijnoriëntatie op en samenwerking met de stad-Groninger PvdA (voorlopig) op teschorten”. Volgens de jonge socialisten, nog steeds aangevoerd door Van denBerg, maakte “het politieke klimaat binnen de federatie Groningen van de PvdAelk zinvol politiek gesprek onmogelijk”. Deze politieke oorlogsverklaring werd inde vorm van een perscommuniqué naar buiten gebracht en haalde de voorpagi-na van Het Vrije Volk.22 De publiciteit leidde tot koortsachtige activiteit in de gele-deren van de partij en tot een verhitte briefwisseling in de voormalige partijkrant.

Een van de briefschrijvers was oud-burgemeester Tuin. De voorganger vanBerger beschuldigde de jongeren van “agressiviteit” en “chantage”.23 De raads-leden Van Weringh en Koppenol en de FJG’er H. de Hamer dienden Tuin vanrepliek en hekelden diens “botte wantrouwen”. Ook Wallage klom in de pen.In een brief aan zijn “zeer geachte partijgenoot” Tuin nam hij het op voor deFJG. “Ik hoop dan ook dat u uw standpunt zult wijzigen en de onjuiste infor-matie die u hebt gegeven zult corrigeren,” aldus Wallage.24 Dat liet Tuin weerniet over zijn kant gaan. In een brief terug deelde hij Wallage mee zijn stand-punt niet te zullen herzien en betichtte hij de FJG ervan een “verachtelijkestrijdmiddel” te gebruiken, dat niet “in onze onderlinge verhouding als demo-cratisch socialisten thuishoort.”25 Het FJG-bestuur zelf kwam begin april ooknog eens terug op de kwestie. De jongeren gaven aan te verlangen naar “eennieuwe, frisse aanpak” van de politiek. De PvdA zou “een open-discussie-par-tij” moeten worden, “met grote horizontale inspraak der leden, met groteruimte voor functionele werk- en discussiegroep, met een duidelijke politieknaar buiten en met een mentaliteit, die in 1968 past”.26

185HET EINDE VAN DE HARMONIE. DE JAREN ZESTIG

Hajema Dissertatie 29-10-2001 15:27 Pagina 185

Page 12: 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig · 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig Maarten legde zijn pen neer. Hij zakte achteruit tegen de leuning van zijn ... Ruimtelijke

186

Na een verontruste brief van het landelijke partijbestuur legden het fede-ratiebestuur en de jonge socialisten hun ruzie bij. De federatie meldde hethoofdkantoor dat de jongeren hierover “eenzelfde mate van publiciteit” zou-den nastreven als over de breuk de maand ervoor.27 Inhoudelijk kwam de FJGals de grote winnaar te voorschijn uit deze interne botsing, zoals ze zelf enigs-zins triomfantelijk vaststelde in een nieuw perscommuniqué. Het federatiebe-stuur zou “ten aanzien van elk der genoemde bezwaren een actief beleid (...)voeren, dat het komend seizoen tot een volstrekt andere aanpak van het politie-ke werk moet leiden”. Tot die andere aanpak hoorden regelmatige “hearings”,maandelijkse discussiebijeenkomsten van de afdelingen, een duidelijker samen-werking met de raadsfractie, het instellen van “werkgroepen op allerlei terrein” enaandacht voor internationale vraagstukken. Ook zou de raadsfractie zich veelmeer als controleur van het college van B&W moeten opstellen.28

In de loop van 1968 bleven de confrontaties tussen jong en oud doorgaan. Metname tussen Van den Berg en fractievoorzitter M. Kastermans liep de spanning op.De fractievoorzitter stoorde zich eind 1968 aan een publieke uitspraak van Vanden Berg over de opvolging van de VVD’er Fock als commissaris der Koningin.Volgens Van den Berg, inmiddels na Berger de tweede man in het gewestelijkbestuur van de partij, zou dat een sociaal-democraat moeten worden. Kastermansvond het “ondoordacht en ongelukkig” en schadelijk voor de kansen van de PvdAom daar in het openbaar voor te pleiten. Op zijn beurt hekelde Van den Berg hetoptreden van de raadsfractie en veroordeelde hij het bouwbeleid van de gemeen-te als “fantasieloze steenklonterij”. Hij vreesde dat op het terrein van de Harmonieeen “torenhoge kantoorflat” zou verrijzen en vond dat het gemeentebestuur hetvolledig liet afweten ten aanzien van de problematiek van de binnenstad. Demarktsector kreeg naar zijn mening veel te veel ruimte. “Een voor de gemeenschapzo belangrijke zaak als wonen dient een staatsaangelegenheid te zijn.”29

In de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen van 1970 groeide hetconflict tussen de twee kampen naar een hoogtepunt. Inzet was het opstellenvan een verkiezingsprogramma en het bepalen van de volgorde op de kandi-datenlijst. In de programmacommissie kregen wethouder Hendriks en fractie-voorzitter Kastermans een plaats. De overige vier plaatsen waren voor dearchitect Coen Bekink, het raadslid Koos van Weringh, filosoof Lolle Nauta eneconomiestudent Bert Barmentloo. Hendriks en Kastermans waren gevestigdereputaties. De andere vier behoorden tot de nieuwkomers.

Slotoffensief

Het verkiezingsprogramma dat de zes uiteindelijk presenteerden droeg de spo-ren van een moeizaam onderhandelingsproces. Het was zeer kritisch van toon-zetting en pleitte voor veranderingen op velerlei terrein. Het eerste hoofdstukging geheel in de geest van Nieuw Links over inspraak. In dit hoofdstuk werdeen “groeiend onbehagen” geconstateerd in de stad over het functioneren van degemeenteraad. “Inspraak is een terecht steeds vaker geuite wens.” De commissie

DE GLAZENWASSERS VAN HET BESTUUR

Hajema Dissertatie 29-10-2001 15:27 Pagina 186

Page 13: 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig · 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig Maarten legde zijn pen neer. Hij zakte achteruit tegen de leuning van zijn ... Ruimtelijke

stelde voor “zoveel mogelijk functionele raden” op te richten, zoals een “kultu-rele raad” en een “jeugdraad,” naast de al bestaande StedebouwkundigeAdviesraad en de Verkeersraad, die in 1969 van start ging. De bestaande en nogop te richten adviesraden zouden in het openbaar moeten vergaderen. Dat wasop dat moment niet gebruikelijk. Verder zouden ook de raadscommissies“hearings” moeten houden en zou er “wijksgewijs” regelmatig contact moetenkomen tussen college, ambtenaren en bevolking. Op stedenbouwkundig gebieduitte het programma scherpe kritiek op de bestaande praktijk. De nieuwe woon-wijken waren “saai en eenvormig”. Op verkeersgebied, het beleidsterrein vanwethouder Hendriks, heerste “chaos” en de universiteit “kocht wat haar voor devoeten kwam”. Zo ging dat nog een tijdje door.

Op sommige punten waren de commissieleden het niet eens geworden. Ineen post scriptum gaven de opstellers aan dat “sommige leden” meenden tenaanzien van “enkele concrete punten een voorbehoud te moeten maken”. Over“een aantal brandend-actuele kwesties” liet het programma zich niet uit. Zo’nkwestie was de “inmiddels berucht geworden driehoek Universiteit-Harmonie-Cultuurcentrum en de meer algemene relatie tussen binnenstad enUniversiteit,” vermeldde de ontwerptekst. “Wij menen dat de discussies daar-over nog lang niet voltooid zijn. En wie is ermee gebaat als bij zulke ingrij-pende, hoogst gecompliceerde vraagstukken, gevaarlijke uitspraken wordengedaan, of overhaaste beslissingen worden genomen?”30

Tegen de achtergrond van de eerdere raadsbesluiten was dat buitengewoonopmerkelijk. Jaar in, jaar uit had de voltallige gemeenteraadsfractie zich onvoor-waardelijk achter het collegebeleid rond het cultuurcentrum gesteld. Als gevolgvan de afspraken tussen gemeente en universiteit kon dat niet anders dan desloop van de Harmonie betekenen. In de gemeenteraad hadden alleen de CPNen de PSP vanaf 1967 kanttekeningen bij dat beleid geplaatst.31 Eind 1969 sloegde twijfel echter ook in de fractie van de PvdA toe. Die twijfel werd veroorzaaktdoor het krachtig en goed getimed slotoffensief van de tegenstanders van hetcultuurcentrum, die ijverden voor het behoud van de Harmonie.

Op 12 januari 1970 stond het cultuurcentrum op de agenda van degemeenteraad. Twee maanden daarvoor richtte de Groninger Studentenraadzich tot het curatorium van de universiteit met het verzoek af te zien van desloop van de Harmonie. Die was volgens de studenten niet meer noodzakelijk,omdat de universiteit inmiddels elders in de stad een nieuw gebouw had neer-gezet voor de letterenfaculteit. Dat gebouw, in de Hortusbuurt, zou deel moe-ten gaan uitmaken van een enorm nieuw universitair complex, dat zich vanafhet Harmonieterrein over een afstand van honderden meters in noordelijkerichting zou moeten uitstrekken. Op het terrein van de Harmonie zelf warennog slechts de centrale diensten van de RUG voorzien.

Een paar weken voor de raadsvergadering presenteerden de studenteneen alternatief plan voor het Harmonieterrein. Dat plan, getiteld InHarmonie, ging uit van de restauratie van de grote concertzaal van de voor-malige burgersociëteit. Rondom zouden gebouwen voor verschillende“sosiale doeleinden” kunnen worden geplaatst. De Harmonie kon zo uit-

187HET EINDE VAN DE HARMONIE. DE JAREN ZESTIG

Hajema Dissertatie 29-10-2001 15:27 Pagina 187

Page 14: 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig · 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig Maarten legde zijn pen neer. Hij zakte achteruit tegen de leuning van zijn ... Ruimtelijke

188

groeien tot een ontmoetingsplaats voor studenten en burgerij. Ook de centralediensten van de universiteit konden er onderdak krijgen en zelfs met een par-keergarage hadden de studenten rekening gehouden. De Gronstra plaatste zijnplan in het kader van een “kulturele revolutie” die zich aan het voltrekken was.“In een werkelijk vooruitstrevend kultuurbeleid zou de kunst (en mét haar aller-lei activiteiten die daarmee anneks zijn) geplaatst moeten worden tussen alle-daagse aktiviteiten, midden in de stad, daar waar meerdere werelden elkaar tref-fen (zoals in het hieronder toegelichte Gronstra-plan: de universiteit en de bur-gerij). De opvatting om voor de kunst, wat de huisvesting betreft, geïsoleerdeoplossingen te zoeken, is tans geheel verouderd,” aldus de studenten, in eenloodzware, ideologisch getinte motivering bij hun plan. Dat het hen bittere ernstwas bleek ook uit de professionele manier waarop het plan stedenbouwkundigin elkaar stak. De Gronstra had zich verzekerd van de deskundige hulp van eenmedewerker van een van de architecten van de groep-Reijenga.32

De FJG haakte onmiddellijk in op het initiatief van de Gronstra. De sociolo-giestudent Bart Tromp speelde daarbij een cruciale rol. Tromp, oud-voorzittervan de Gronstra en daarnaast hoofdredacteur van het studentenblad Der ClerckeCronike, pleitte namens de FJG in een brief aan de raadsfractie van de PvdA vooruitstel van de bouw van het cultuurcentrum en voor behoud van de Harmonie.33

Een maand later stelde de FJG voor het plan-Duintjer en het Gronstra-plangelijktijdig ter discussie te stellen “bij de gehele bevolking, in de vorm vanhearings etc.”. De studenten kondigden aan zelf een discussieavond te zullenhouden voor “de georganiseerde en niet-georganiseerde jeugd van Groningen”.Ook een van de vier afdelingen van de PvdA schaarde zich achter het Gronstra-plan. De brief hierover aan de raadsfractie stuurde men ook naar de pers.34

Zo stond de gemeenteraadsfractie van de PvdA op 12 januari voor een duivelsdilemma. Op tafel lag het voorstel van de eigen cultuurwethouder om na eenkwart eeuw van moeizame voorbereidingen eindelijk te besluiten het cultuurcen-trum te gaan bouwen, en daarmee de uitvoering van het wederopbouwplan te vol-tooien. Daarnaast lagen de oproepen van studenten, jonge socialisten en een par-tijafdeling om daarvan af te zien, en een ontwerp-verkiezingsprogramma dat even-eens pleitte voor uitstel. De raadsleden wisten bovendien dat de kandidatenlijstvoor de verkiezingen van juni de volgende maand zou worden opgesteld. Tijdenseen tumultueus fractieoverleg gaf de meerderheid van de fractie te kennen vóór hetcollegevoorstel te zullen stemmen. Postma en Van Weringh kondigden aan dat niette zullen doen. In de raadsvergadering voerde de laatste apart het woord, medenamens Postma. Van Weringh begon zijn betoog met de schoorvoetende erken-ning dat hij gaandeweg anders was gaan denken over cultuurcentrum en deHarmonie. “(...) een feit is dat wij langzamerhand tot een ander inzicht zijn geko-men.” Hij gaf daar vijf redenen voor. Een cultureel beleidsplan ontbrak, evenalseen overzicht van de financiële gevolgen van de bouw van een cultuurcentrum. Deplaats van het cultuurcentrum vond hij ongeschikt. Hij vreesde dat de binnenstadaan “bloedarmoede” zou gaan lijden door een publiekstrekker als het cultuurcen-trum buiten het stadscentrum te bouwen. “Sociaal-psychologisch” was het volgensVan Weringh onjuist om nu te besluiten tot de bouw van het cultuurcentrum.

DE GLAZENWASSERS VAN HET BESTUUR

Hajema Dissertatie 29-10-2001 15:27 Pagina 188

Page 15: 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig · 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig Maarten legde zijn pen neer. Hij zakte achteruit tegen de leuning van zijn ... Ruimtelijke

Steeds meer zaken werden ook buiten de gemeenteraad besproken, maar uitgere-kend bij een zo omstreden zaak als deze was dat niet gebeurd. Van groot belangachtte hij het ook dat de bestemming van het Harmonieterrein niet duidelijk meerwas. Daarbij wees hij erop dat de universiteit zich later die maand zou beradenover een nieuwe bestuursvorm. Dat kon betekenen dat het plan van de Gronstrawerd overgenomen en de Harmonie kon blijven bestaan.

Een motie van Van Weringh en Postma kreeg alleen de steun van de frac-ties van de PSP en de CPN. Met zes stemmen tegen werd het collegevoorstelgewoon aangenomen.35 De vergadering liep daarna geheel uit de hand. Eengroep jongeren bestormde de raadszaal, waarna het licht uitviel. In de chaosdie ontstond schorste burgemeester Berger de bijeenkomst. “Dit is een zwartedag voor de democratie,” riep de burgemeester boven het tumult uit. Hij gafde bij de vergadering aanwezige politie opdracht de demonstranten te verwij-deren. Daarbij ging het er hardhandig aan toe. Dit tot ergernis van PvdA-dis-sident Van Weringh, die als - deskundig - lid van de betrokken raadscommis-sie niet op de hoogte was gesteld van de aanwezigheid van de politie.36

“Een zwarte dag voor de democratie”

In de weken die volgden maakte de PvdA zich op voor de gemeenteraadsver-kiezingen. Van den Berg was inmiddels opgeklommen tot voorzitter van hetgewest Groningen, een prestigieuze functie die tot eind 1969 door de burge-meesters Tuin en Berger was bekleed. Eerder al had hij laten weten “in principebijzonder graag” in de raad zitting te willen nemen. Maar dan zou er wel ietsmoeten veranderen in de raadsfractie, zo schreef hij in een brief aan fractievoor-zitter Kastermans: “sfeer, aanpak en opzet van het raadswerk” kwamen “ergbenauwend” op hem over. “Ik heb voldoende voor mijzelf vastgesteld dat eenandere werkwijze, een ander gezicht van onze fractie min of meer conditio sinequa non voor mij is om zinvol mijn activiteit te kunnen ontplooien voor raad,gemeente, en vooral de partij.” In dat verband achtte hij “een vrij forse door-stroming binnen de fractie” en een “nieuwe mentaliteit” noodzakelijk.37

De ontknoping van de Harmonieaffaire trok een spoor van vernieling doorde Partij van de Arbeid. Het eerste slachtoffer was wethouder Van der Ree. Viahet Nieuwsblad van het Noorden werd bekend dat die om “persoonlijke rede-nen” niet zou terugkeren in de gemeenteraad. In werkelijkheid was tijdens eengezamenlijke vergadering van het federatiebestuur en de verkiezingscommis-sie besloten dat Van der Ree niet meer in aanmerking kwam voor een hogeplaats op de kandidatenlijst.38

Twee weken later maakte fractievoorzitter Kastermans bekend zijn werk-zaamheden met onmiddellijk ingang te zullen neerleggen. De aanleiding daar-voor was de “scherpe persoonlijke kritiek” die op hem was geuit bij de verga-dering over de kandidaatsstelling, “naar aanleiding van de behandeling van devoordracht van het Cultuurcentrum”.39

Tijdens een tumultueuze, vijf uur durende vergadering op 19 februari

189HET EINDE VAN DE HARMONIE. DE JAREN ZESTIG

Hajema Dissertatie 29-10-2001 15:27 Pagina 189

Page 16: 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig · 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig Maarten legde zijn pen neer. Hij zakte achteruit tegen de leuning van zijn ... Ruimtelijke

190

1970 stemde de algemene ledenvergadering over de definitieve volgorde van dekandidaten voor de raadsverkiezingen. Van de veertien leden van de zittende frac-tie kregen er slechts zes een verkiesbare plaats. Onder hen bevond zich wel wet-houder Hendriks, die net als in 1966 tot lijsttrekker werd gekozen, maar niet diensvriend Kastermans. Na afloop van de vergadering besloot ook voorzitter B. Tentvan het federatiebestuur op te stappen. De jongeren, die massaal waren opgeko-men, boekten een daverende overwinning. Van den Berg werd op de derde plaatsgekozen, Wallage op de vijfde en de jonge econoom Postma zelfs op plaats twee.Pogingen om Kastermans in plaats van Van den Berg op de derde plaats te kiezenmislukten jammerlijk: Kastermans kreeg 87 stemmen, Van den Berg 220.40

De gang van zaken leidde tot een regen van brieven van oudere leden aan hetfederatiebestuur en tot verontrusting bij het partijbestuur in Amsterdam. Hetgerucht ging dat met de verkiezing voor de kandidatenlijst was gemanipuleerd.Partijvoorzitter Vondeling vroeg de Groninger federatie daar in een brief ophelde-ring over.41 Het federatiebestuur bezwoer Vondeling dat er niets onoirbaars wasgebeurd. Maar dat het een ietwat rommelige vergadering was, wordt bevestigddoor Wim Jassies, destijds stadsverslaggever van het Nieuwsblad van het Noorden.Jassies, koud vier maanden in dienst van de krant, meldde zich op 19 februari bijde ingang van het gebouw van de Christelijke Jonge Mannenvereniging aan deSpilsluizen, destijds het vaste vergaderadres van de sociaal-democraten. Hij ver-wachtte vuurwerk, gezien de opwinding van de voorafgaande maanden. “Maar ikmocht er niet in, het was een besloten bijeenkomst. Toen zag ik mijn collega CorRodenburg van Het Vrije Volk binnen zitten. Als lid van de PvdA mocht hij welnaar binnen. Verdomme dacht ik, straks hebben wij het nieuws niet en Het VrijeVolk wel. Ik heb me toen ter plekke aangemeld als lid.”42

Zo had zich in amper vier jaar tijd een complete omwenteling voltrokkenin de plaatselijke Partij van de Arbeid. Twintigers, veelal studenten en pas afge-studeerde academici, namen de plaats in van veertigers, vijftiger en zestigers.Zij voerden daarbij een weloverwogen strategie, door - vaak met succes - meete dingen naar invloedrijke posities in de partij. Hun openlijk polariserendestijl stond haaks op de gangbare politieke cultuur van vertrouwelijkheid,onderhandelen, compromissen sluiten, schikken en plooien. Hun politiekeopvattingen weken op belangrijke punten af van het beleid van het gemeente-bestuur. De Harmoniekwestie maakte dat haarscherp duidelijk. Bij het conflicttussen jong en oud speelde de pers een grote rol. De berichtgeving in de mediazetten de meningsverschillen in het volle licht. We gaan daarom wat nader inop de ontwikkelingen aan dat front.

6.4 De pers van spreekbuis tot platform

Formeel was Het Vrije Volk toen de Harmoniekwestie uitbrak nog altijd hetofficiële orgaan van de Partij van de Arbeid. Zoals gezegd was de hoofdredac-teur adviserend lid van het partijbestuur. Hij werd benoemd door het PvdA-congres, waaraan hij verantwoording schuldig was. Op regionaal niveau

DE GLAZENWASSERS VAN HET BESTUUR

Hajema Dissertatie 29-10-2001 15:27 Pagina 190

Page 17: 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig · 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig Maarten legde zijn pen neer. Hij zakte achteruit tegen de leuning van zijn ... Ruimtelijke

191HET EINDE VAN DE HARMONIE. DE JAREN ZESTIG

De komst van burgemeester J.J.A. Berger was in april 1965 groot nieuws voor het sociaal-democratische dagblad Het Vrije Volk. Foto Bureau Voorlichting gemeente Groningen, collectieGroninger Archieven

Hajema Dissertatie 29-10-2001 15:27 Pagina 191

Page 18: 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig · 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig Maarten legde zijn pen neer. Hij zakte achteruit tegen de leuning van zijn ... Ruimtelijke

192

bestonden soortgelijke verhoudingen. De regionale redactiechefs legden ver-antwoording af aan de gewestelijke vergadering van de PvdA. Voorzitter vanhet gewest Groningen was sinds het begin van de jaren vijftig de burgemees-ter van Groningen. Ook in de dagelijkse praktijk bestonden er nauwe bandentussen partij en krant. Als trouw bezoeker van de vergaderingen van deGroninger gemeenteraadsfractie en de statenfractie beschikte redactiechefOege van der Wal over een fijnmazig netwerk in politieke en bestuurlijke krin-gen en had hij rechtstreeks toegang tot vertrouwelijke informatie. “Je wistalles. Ik was precies op de hoogte van wat er politiek speelde.”43 In zijn begin-jaren in Groningen had Van der Wal een waardevolle informant aan de latereburgemeester van Groningen, Berger. Deze was lid van de Tweede Kamer, envanaf juni 1962 fractievoorzitter in Provinciale Staten. Van der Wal: “Ik brachthem vaak naar zijn huis in Zuidhorn, na afloop van vergaderingen ’s avonds.Berger was nachtblind, hij kon niet rijden in het donker.”

Niet alle informatie die Van der Wal via de partijpolitieke circuits verza-melde leende zich voor directe publicatie. De krant moest telkens een afwe-ging maken tussen journalistieke nieuwsgierigheid en partijbelang. Van derWal: “Je moest ermee om kunnen gaan. Maar er zijn zoveel mogelijkheden omiets te doen met informatie die nieuwswaarde heeft; je wachtte gewoon eengoede gelegenheid af.”

Wie de jaargangen van Het Vrije Volk doorneemt, ziet een sterk op hetbestuur, en in het bijzonder de PvdA gerichte krant, die aanvankelijk maar heellangzaam inspeelde op de snel veranderende maatschappelijke omstandighe-den. De vernieuwing van de krant had aanvankelijk vooral met het uiterlijk temaken. Zo verschenen steeds vaker luchtige foto’s in de redactionele kolom-men. In 1965 ging de krant zich tooien met de ondertitel Openhartig, nadat zehaar positie van grootste krant van Nederland was kwijtgeraakt aan DeTelegraaf. Maar van die openhartigheid bleek de eerste tijd nog niet erg veel.

Ook het doen en laten van jongeren kon Het Vrije Volk in Groningen lange tijdmaar matig boeien. Net als de hoofdredactie in Amsterdam was de Groningerredactie niet erg geïnteresseerd in het verschijnsel provo. Toen Groninger provo’sin juni 1966 voor het universiteitsgebouw een ludieke actie hielden bij de inau-guratie van de criminoloog W. Buikhuisen, de uitvinder van het woord provo,deed Het Vrije Volk dat af met een klein berichtje.44 De actie van de jongeren werdietwat denigrerend omschreven als “een poging tot happening”.45

Chauvinisme

Het Nieuwsblad van het Noorden pakte breed uit naar aanleiding van hetzelfdeincident. Het Nieuwsblad had al langer een wat uitbundiger en minder volgza-me journalistieke stijl dan de verzuilde bladen. De in 1961 aangetredenhoofdredacteur Vaders vond echter dat de krant hard toe was aan een ver-nieuwingskuur. Na het overlijden van Jan Ubink, zijn veel oudere collega-hoofdredacteur, had hij de handen daarvoor wat meer vrij. Vaders was niet erg

DE GLAZENWASSERS VAN HET BESTUUR

Hajema Dissertatie 29-10-2001 15:27 Pagina 192

Page 19: 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig · 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig Maarten legde zijn pen neer. Hij zakte achteruit tegen de leuning van zijn ... Ruimtelijke

te spreken over de krant die hij bij aankomst in Groningen aantrof. “De arti-kelen, zeker de eigen reportages, waren over het algemeen van heel behoorlijkniveau. Maar aan planning deed men niet, er zat totaal geen gedachte achter,behalve dan dat het een regionale krant was. Verschillende soorten nieuwsstonden dwars door elkaar. Organisatorisch was het een volstrekte chaos.Redacteuren leverden hun berichten aan, maar wat daar verder mee gebeurdemoesten ze maar afwachten. Er werd hen nooit iets gevraagd over het redac-tionele beleid. Er was geen redacteur die een kop kon maken. De loodzettersmaakten de koppen en de loodopmakers deelden de krant in. Op het laatstkwam de oude directeur Jan Hazewinkel dan binnen. Die bepaalde waar dekrant mee opende en verplaatste nog wat stukken.”46

Voor de jonge Vaders, 36 pas, was dat een gruwel. In zijn tijd bij DeTelegraaf had hij in Londen bij het toonaangevende blad de Daily Mail in dekeuken mogen kijken en de fijne kneepjes van het krantenvak geleerd. “Dingenals hoe je een krant indeelt en hoe mensen een krant lezen. Of ze eerst de kop-pen bekijken, of de foto’s, welke plaats op de pagina de meeste aandacht krijgt,dat soort zaken.” Die inzichten probeerde hij bij het Nieuwsblad toe te passen.Dat bracht hem onmiddellijk in aanvaring met de beide directeuren, de broersJan en Nico Hazewinkel. Medehoofdredacteur Jan Ubink fungeerde aanvanke-lijk als buffer tussen Vaders en de directie. Na het overlijden van Ubink esca-leerde het conflict snel. De directe aanleiding was een verschil van mening overeen bericht over de scheidende directeur van de Groninger Stadsschouwburg,Büchli. Bij diens afscheid had een bezoeker geroepen dat hij fout was geweestin de oorlog. De dienstdoende verslaggever had dat opgeschreven. DirecteurJan Hazewinkel vond dat dat niet kon. Vaders vond van wel. “Ik zei: het is welin het openbaar gezegd. Dan is het gek als wij daar geen verslag van doen.” Debeide kemphanen hielden voet bij stuk, waarna de directie een ontslagproce-dure in werking stelde. De strijd daarover duurde maanden. In de tussentijdging Vaders op reis naar de Verenigde Staten. De jonge directeur RuurtHazewinkel benutte Vaders’ afwezigheid om het conflict te sussen. Vadersmocht blijven als hoofdredacteur. Hij, en niet de directie, bepaalde voortaan deredactionele inhoud van de krant.47

Onder Vaders’ leiding werd de journalistieke aanpak gepopulariseerd,zoals in het vorige hoofdstuk al is aangestipt. De soms wat cynische ondertoonin de redactionele kolommen maakte plaats voor een stevig chauvinisme. Datkwam onder meer tot uitdrukking door met ingang van 1966 jaarlijks een“man van het jaar voor het Noorden” te benoemen, die zich buitengewoonverdienstelijk had gemaakt voor de regio. De eerste die deze onderscheidingten deel viel, was burgemeester Berger. Zakelijk beleefde het Nieuwsblad vanhet Noorden een gouden tijd onder hoofdredacteur Vaders. Als veruit grootstedagblad in Groningen en Drenthe profiteerde de krant van het aantrekken vande economie. De advertentie-inkomsten schoten omhoog. Dat maakte hetmogelijk nieuwe, enthousiaste redacteuren aan te trekken en dikkere, veelzij-diger kranten te maken. Ook de ondergang van Ons Noorden en de NieuweProvinciale Groninger Courant versterkte de positie van het Nieuwsblad. Vaders

193HET EINDE VAN DE HARMONIE. DE JAREN ZESTIG

Hajema Dissertatie 29-10-2001 15:27 Pagina 193

Page 20: 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig · 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig Maarten legde zijn pen neer. Hij zakte achteruit tegen de leuning van zijn ... Ruimtelijke

194

nam enkele redacteuren van beide bladen in dienst en slaagde er ook in veelvan hun lezers aan het Nieuwsblad te binden. De groei van de oplage kwamrond 1965 in een stroomversnelling. In 1967 werd de grens van 100.000betaalde exemplaren gepasseerd. Daarmee behoorde het Nieuwsblad tot de tiengrootste kranten van het land.48

“Zo is het”

Het Vrije Volk bleef zich vooral richten op nieuws dat met de sociaal-democra-tie te maken. Toen het in de Partij van de Arbeid begon te rommelen klonk datmeteen door in de kolommen van de krant. Zo konden de Groninger lezersop 24 juni ’66 vernemen dat de jongerenorganiatie FJG een blad in “Zo is het-stijl” wilde - een verwijzing naar het spraakmakende VARA-programma. Debron van het bericht was FJG-voorzitter Max van den Berg. Een paar dagenlater deed Het Vrije Volk verslag van een discussieavond van de FJG in hetgebouw van de Arbeiderspers, met thema’s als democratisering, de oorlog inVietnam, ontwikkelingshulp en de Duitslanden. De spreker van de avond, destudent Arie van der Hek, hield een pleidooi voor verjonging van de partij.Wethouderskandidaat W. Hendriks verklaarde meer vertrouwen te hebben inouderen als Nederhorst en Tans. Met die opmerking kreeg Hendriks “geenaanhang onder de jongeren,” aldus het bericht.49

De jonge socialisten begonnen Het Vrije Volk te ontdekken als eengeschikt podium voor politieke discussie. Zij troffen het dat sommige redac-teuren gefascineerd waren door de plotselinge stroomversnelling in hetmaatschappelijk leven. Een van hen was Kees Wiese, die in 1963 als “aard-gasredacteur” naar Groningen was gekomen, maar ook de berichtgevingover cultuur en de universiteit verzorgde. In het najaar van 1966 kreegWiese een eigen column, die in de verte deed denken aan de vlijmscherpekronieken die nieuwlinkser Han Lammers jarenlang had geschreven in hetculturele tijdschrift De Gids.50 Lammers had het vooral aan de stok met con-fessionele politici als Luns en Bot en leden van het Koninklijk Huis, maarwas ook uitermate kritisch over de deelname van de PvdA aan het kabinet-Cals. Wiese zette zijn tanden in het cultuurbeleid van de gemeenteGroningen. In zijn column van 1 november 1966 hekelde hij de “regenten-mentaliteit” waar sommige bestuurders mee behept waren en die eruitbestond beslissingen weliswaar in de daartoe aangewezen democratischeorganen te nemen, maar de openbare discussie te mijden.

Hij doelde daarmee op de Harmoniekwestie, die kort daarna op initiatiefvan de groep-Reijenga onder de aandacht van de gemeenteraad zou wordengebracht, maar zijn schaduw al vooruit wierp. In het verleden mocht dan zijnbesloten dat de Harmonie zou worden gesloopt, dat nam niet weg dat hetgebouw er nog steeds stond, zo betoogde Wiese, en dat er goede grondenwaren om de sloop af te blazen. De visie van het gemeentebestuur moest“bestand zijn tegen de argumenten waarmee zij bestreden wordt,” aldus de

DE GLAZENWASSERS VAN HET BESTUUR

Hajema Dissertatie 29-10-2001 15:27 Pagina 194

Page 21: 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig · 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig Maarten legde zijn pen neer. Hij zakte achteruit tegen de leuning van zijn ... Ruimtelijke

Vrije Volk-redacteur. Als de gemeente niet bereid zou zijn die discussie aan tegaan, “dan is er ook geen sprake van democratie, maar van halstarrigheid”.Wiese betwijfelde of het besluit de Harmonie te laten slopen en het cultuur-centrum te bouwen wel een doordacht besluit was. “Men heeft (...) verzuimdeen visie op de toekomstige behoefte aan culturele accommodatie te ontwik-kelen. Daardoor is de vervanging van de Harmonie in feite het enige concretepunt geworden in de cultuurcentrumplannen.” Het motief om het cultuur-centrum te bouwen verviel als men de Harmonie liet staan, zo redeneerde hij.De columnist raadde het college van B&W aan “alsnog een visie op de toe-komstige behoefte aan culturele accommodatie” te ontwikkelen.51

Dat kon niet anders worden uitgelegd dan als een rechtstreekse aanval opde wethouder van cultuur, de PvdA’er Van der Ree. In de raadsfractie van dePartij van de Arbeid werd er schande van gesproken. Redactiechef Van derWal, een vaste gast bij het wekelijkse beraad: “De fractie had veel kritiek opons. Maar we trokken ons er niets van aan. We stelden ons heel onafhankelijkop als redactie. Ik dekte dat af in de richting van de fractie.”52

Het Vrije Volk, dat zo lang het verlengstuk van de partijleiding was geweest, ont-popte zich zo binnen de kortste keren tot een krant die de discussie over het doenen laten van de partij niet schuwde, maar zelfs voedde. Ze werd van spreekbuis totforum. De zomer van 1966 was het scharnierpunt in die ommekeer.

Het onstuimig groeiende Nieuwsblad van het Noorden fungeerde al langer alspodium voor het publieke debat. Het Nieuwsblad verwelkomde de brief van deStudiegroep Binnenstad aan de gemeenteraad over de Harmonie met openarmen. Onder de kop “De burger denkt mee”, schreef de krant: “Thans heb-ben we dan een prachtig voorbeeld van gezonde inspraak door kiezers die,door welke omstandigheid dan ook, meer in de gelegenheid waren en zijnover een bepaald complex van vraagstukken hun licht te laten schijnen.” HetNieuwsblad raadde het stadsbestuur aan “heel lang en heel diep” na te denkenover de brief van de groep-Reijenga en haar voorstellen “ernstig op merites enbruikbaarheid te onderzoeken”.

Eerder in dit hoofdstuk is al vastgesteld dat het college van B&W de brief-schrijvers geen sprankje hoop gaf. De groep-Reijenga was twintig jaar te laat,daar kwam de reactie van het college op neer. Burgemeester Berger zei in eeninterview ter gelegenheid van zijn benoeming tot “man van het jaar voor hetnoorden” dat in het geval van de op handen zijnde sloop van de Harmoniegeen sprake was van inspraak, maar van “naspel”. Over de bouw van het cul-tuurcentrum werd al sinds de Tweede Wereldoorlog gediscussieerd; het wasnu een kwestie van “bestuurlijke continuïteit” ervoor te zorgen dat het nieuwegebouw er ook echt kwam.53

Redt de Harmonie

Het college deed nog wel een poging de Studiegroep Binnenstad te betrekkenbij de verdere planontwikkeling voor het cultuurcentrum, door haar aan te

195HET EINDE VAN DE HARMONIE. DE JAREN ZESTIG

Hajema Dissertatie 29-10-2001 15:27 Pagina 195

Page 22: 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig · 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig Maarten legde zijn pen neer. Hij zakte achteruit tegen de leuning van zijn ... Ruimtelijke

196

bieden zitting te nemen in een adviescommissie. Maar daar hadden de negenbriefschrijvers geen zin in. Zij richtten in 1967 de stichting Redt de Harmonieop. De volhardendheid van deze stichting bracht het stadsbestuur in ernstigeverlegenheid. Twee bestuursleden van de stichting, de architecten Reijenga enDe Vrieze, brachten de Harmoniekwestie ter sprake in een “gemeentelijkemonumentencommissie.” Mede op advies van deze commissie plaatste hetministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (CRM) deHarmonie op een voorlopige monumentenlijst. Het nieuws daarover werdbekend op 9 oktober dat jaar, precies een week voordat de gemeenteraad zoubesluiten over het “schetsplan” van architect Duintjer. Zowel het Nieuwsbladvan het Noorden als Het Vrije Volk brachten dit nieuws op de voorpagina, nadoor de stichting Redt de Harmonie te zijn geïnformeerd.

Voor het college van B&W kwam dat uiterst ongelegen. Als de Harmonietot monument zou worden aangewezen was de sloop van de baan. Daarmeekwam de bouw van het cultuurcentrum op de tocht te staan. Een week vankoortsachtige activiteit volgde. Het Nieuwsblad van het Noorden meldde dezelfdedag dat vooraanstaande dirigenten en orkesten pleitten voor behoud van deHarmonie. Naar aanleiding van de eis van de Raad voor de Kunst om te wor-den betrokken bij de planvoorbereiding hield het Nieuwsblad een warm plei-dooi voor meer inspraak en openheid in de gemeentepolitiek. Ook de lande-lijk pers spoedde zich nu naar Groningen. Alom klonk onbegrip over hetvoornemen van het gemeentebestuur de concertzaal met de onvolprezenakoestiek op te offeren.54 Het dagblad Trouw noemde de dreigende afbraak vande Harmonie “desastreus” en een daad van “vandalisme”. Volgens de door-gaans zo ingetogen krant maakte het college van B&W een “prestige-kwestie”van de bouw van het cultuurcentrum.55 De Nieuwe Rotterdamsche Courantvond het “grotesk” dat de bouw van het cultuurcentrum op hetVeemarktterrein in 1963 was verdedigd met als argument dat “schaalvergro-ting met 50 procent” noodzakelijk was, terwijl de zaal die nu was ontworpenminder plaatsen telde dan de oude Harmonie. De NRC sprak van een archi-tectonisch “niet indrukwekkend” ontwerp, waaraan in stedenbouwkundigopzicht “grote bezwaren” waren verbonden. Ook de weekbladen VrijNederland, Elsevier en De Groene Amsterdammer besteedden ruimschoots aan-dacht aan de kwestie. De Groene trok meer dan een pagina uit voor deHarmonie en beschuldigde het Groninger gemeentebestuur van “cultureelvandalisme” en “cultuurschennis”. “Het is duidelijk dat de regentenmentaliteitzich niet alleen tot de stad Amsterdam beperkt,” verzuchtte het linkse week-blad.56 Van al deze commentaren stelde Het Vrije Volk drie dagen voor debeslissende vergadering van de gemeenteraad een fraaie bloemlezing samen.57

Maar het college zat ook niet stil. Intensieve contacten met het ministerievan CRM leidden er toe dat de Harmonie nog dezelfde week van de voorlopi-ge monumentenlijst werd afgevoerd, tot verbijstering van de regionale pers.“Minister Klompé (...) heeft op ruwe wijze ingegrepen door een sloopvergun-ning af te geven voor een gebouw, dat er nog zeker drie jaar zal staan,” aldusHet Vrije Volk.58

DE GLAZENWASSERS VAN HET BESTUUR

Hajema Dissertatie 29-10-2001 15:27 Pagina 196

Page 23: 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig · 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig Maarten legde zijn pen neer. Hij zakte achteruit tegen de leuning van zijn ... Ruimtelijke

Het Nieuwsblad van het Noorden drukte de brief van de minister hieroverintegraal af. Het gebouw onderscheidde zich alleen door zijn akoestische kwa-liteiten, schreef Klompé, en dat was onvoldoende om te worden beschermd alsmonument. In een commentaar wist het Nieuwsblad te melden dat burge-meester Berger persoonlijk grote druk had uitgeoefend op de minister, en haarzelfs had laten wegroepen uit de vergadering van de ministerraad. “Een vreem-de gang van zaken,” meende het Nieuwsblad. “Het is langzamerhand wel dui-delijk geworden, dat de burgemeester van Groningen, de heer J.J.A. Berger,zijn persoonlijke prestige aan de Harmoniekwestie heeft verbonden. Behalvedat dit onverstandig lijkt, maakt deze handelswijze het voor het gemeentebe-stuur verder onmogelijk vol te houden, dat de gemeente geen enkele bemoei-enis met de Harmonie heeft, omdat dit gebouw door het voldongen feit vande verkoop verder een zaak van de universiteit heeft.”59 Zo werd deHarmoniekwestie een molensteen om de nek van het college, het symbool vaneen onstuitbaar escalerend conflict.

De raadsvergadering van 16 oktober werd na al dit mediageweld een beet-je een anticlimax. De grote partijen hielden onverkort vast aan de bouw vanhet cultuurcentrum. Alleen de fracties van CPN en PSP hadden kritiek op hetgemeentebestuur. Volgens de CPN zou de gemeente moeten afzien van de uit-voering van het plan van architect Duintjer, “omdat wij menen dat wij gehoormoeten geven aan de kritiek die door de buitenwacht, door de vaklui en doormensen die misschien meer inzicht in deze materie hebben dan iemand vanons gezelschap, is uitgeoefend”.60 De PSP hekelde het gedrag van B&W rondde voorlopige monumentenlijst. De pacifisten vonden de inspraak weiniggeslaagd en waren onder indruk van de “deskundige wijze” waarop in de lan-delijk pers over de Harmonie was geschreven. “Hieruit blijkt toch wel dat ereen zekere communicatiestoornis is geweest tussen het stadsbestuur en dedeskundigen.”61

Volgens wethouder Van der Ree had de gemeente juist veel gedaan om deinspraak te bevorderen. Maar van inspraak was hier geen sprake, zo stelde hij.“Laten wij hier één ding nadrukkelijk bij mogen zeggen: er ligt een wereld tus-sen inspraak die voorafgaat aan het nemen van weloverwogen besluiten en hetvoortdurend nakaarten. De inspraak of voorspraak achten wij vruchtbaar enessentieel; de naspraak is een tweesnijdend zwaard, onrust zaaiend waar con-centratie geboden is, verdeeldheid bewerkend waar een krachtige aanpaknoodzakelijk is. Men kan van elk besluit achteraf wel constateren dat het zusof zo anders had kunnen zijn. Een dergelijke handelswijze als gewoonte aan-nemen leidt tot steriliteit. (...) Het zou ons een lief ding waard zijn geweest,”voegde de wethouder daar strijdlustig aan toe, “indien men met op zichzelfinteressante suggesties, die wij - dat is u bekend - naar waarde schatten, wateerder voor de dag was gekomen.”62

Van der Ree zei “verbijsterd” te zijn over de berichtgeving in de pers, “diezonder meer als onbetwistbare waarheid de inhoud van de stencils die dooreen stichting werden rondgezonden” publiceerde. Hij verklaarde met nadrukdat zijn kritiek uitsluitend op landelijke bladen betrekking had; de plaatselij-

197HET EINDE VAN DE HARMONIE. DE JAREN ZESTIG

Hajema Dissertatie 29-10-2001 15:27 Pagina 197

Page 24: 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig · 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig Maarten legde zijn pen neer. Hij zakte achteruit tegen de leuning van zijn ... Ruimtelijke

198

ke pers wist de problematiek veel beter op waarde te schatten. Verontwaardigddeed de wethouder verslag van een telefoongesprek dat hij met een niet metname genoemde, landelijke journalist had gevoerd. Deze journalist had hemgezegd: “Besef toch dat, als jullie met de Harmonie doorzetten, wij, deNederlandse kunstpers, Groningen kapot zullen schrijven.” Met gevoel voordrama zei Van der Ree die opmerking te laten voor wat zij was, maar hij teken-de daarbij aan het “niet ondienstig” te vinden “bij het wegen van het belangvan sommige publicaties deze in het achterhoofd te houden”.

Het betoog van de wethouder maakte diepe indruk. De PSP en de CPN lie-ten hun bezwaren tegen het plan voor het cultuurcentrum vallen. HetNieuwsblad van het Noorden zwaaide Van der Ree de volgende dag in een com-mentaar uitvoerig lof toe: hij had een “voortreffelijke verdediging” gehouden,meende de krant, die er op wees dat hij in tegenstelling tot in het verleden zijnvoordracht op papier had staan. Het doek voor de Harmonie was nu weldefinitief gevallen, stelde de krant vast.63

Deze uiteenzetting maakt duidelijk dat de Harmoniekwestie voor eenbelangrijke deel een publicitair gevecht was geworden. Het gemeentebestuurraakte daarbij in de verdrukking, omdat zijn tegenstanders er goed in slaag-den hun standpunten te beargumenteren en onder de aandacht van de pers tebrengen. Dagbladen en weekbladen speelden daarbij zelf eveneens een actie-ve, opiniërende rol.

Eerder werd al uiteengezet dat de jongere socialisten vaardiger omspron-gen met de publiciteit dan de oudere garde. Volgens Max van den Berg gebeur-de dat weloverwogen. “De PvdA in Groningen zat traditioneel in de rol van hetgouvernement. Als je iets wilde veranderen moest je wel polariseren. Je moesttegenstellingen zichtbaar maken en de openbaarheid zoeken. Wij zochtenbewust de openbare discussie.”64 Illustratief was de tournee die Van den Bergsamen met Wallage, Postma, Van Weringh en het kamerlid K. Wieringa in hetvoorjaar van 1968 door de provincie maakte. Overal in de provincie organi-seerden zij forumavonden over “actuele politieke thema’s” als Vietnam, hetkoningshuis, de NAVO en de gekozen burgemeester. Ook de problematiekvan het noorden kwam uitvoerig aan bod. “Dat forum trad 25 keer op, waar-na iedereen in de provincie wist wie Max van den Berg was,” blikte VanWeringh later terug. “Na elke bijeenkomst schreven Postma of ik een kort ver-slag dat een dag later in Het Vrije Volk stond.”65

“Repressieve tolerantie”

Na de scheiding tussen Partij van de Arbeid en Het Vrije Volk, in september 1967,ging Van Weringh op uitnodiging van redactiechef Van der Wal een columnschrijven in Het Vrije Volk. In de hierboven aangehaalde terugblik op zijn vier jaarals raadslid in Groningen schreef Van Weringh dat burgemeester Berger zijn uiter-ste best deed hem te beïnvloeden bij zijn onderwerpkeuze. “In zijn pogingen totbeïnvloeding ging hij heel ver,” aldus Van Weringh. “Toen eind 1969, begin 1970

DE GLAZENWASSERS VAN HET BESTUUR

Hajema Dissertatie 29-10-2001 15:27 Pagina 198

Page 25: 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig · 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig Maarten legde zijn pen neer. Hij zakte achteruit tegen de leuning van zijn ... Ruimtelijke

bleek dat Postma en ik tegen de voordracht voor een nieuw cultuurcentrum zou-den stemmen, door de ‘eigen’ cultuurwethouder Van der Ree ingediend, belde hijzelfs mijn vrouw op om te vertellen hoe goed ik wel was, maar nog beter zouworden als ook ik voor die voordracht zou stemmen. Een bos bloemen vergezel-de zijn verzoek.” Van Weringh stak zijn afkeer van Berger niet onder stoelen ofbanken. “Zelden heb ik iemand ontmoet die de repressieve tolerantie beter onderde knie had dan Jan Berger. Zijn hele streven was erop gericht in een goed dag-licht te staan, met name in de pers.”66 Van der Wal beaamde dat. “Berger was ergonzeker, ook al deed hij altijd heel stoer. Ik had op vrijdag een rubriek in dekrant, die ik donderdag ’s nachts altijd schreef. Jan Berger had de vervelendegewoonte om ’s avonds te bellen. Hij probeerde dan echt je te beïnvloeden. Ik haddaar een hekel aan. Maar het was kenmerkend voor hem.”67

Toch lijkt het vanuit het perspectief van Berger niet onlogisch te proberenHet Vrije Volk voor zijn karretje te spannen. Tot september 1967 was Het VrijeVolk immers zíjn partijkrant, en was de redactie formeel aan hem als geweste-lijk partijvoorzitter verantwoording verschuldigd. Dat neemt niet weg dat ookanderen vonden dat de Groninger burgemeester er slecht tegen kon dat hijniet zelf kon bepalen wat de kranten over hem schreven. HoofdredacteurVaders van het Nieuwsblad van het Noorden: “Jan Berger en ik gingen heelvriendschappelijk met elkaar om. We kwamen bij elkaar thuis. Dat gaf weleens problemen. Berger sprak me ook aan op de berichtgeving in de krant.Dan belde hij me op en zei: hoe kun je dat nu doen.”68

199HET EINDE VAN DE HARMONIE. DE JAREN ZESTIG

Burgemeester J.J.A. Berger. Foto Bureau Voorlichting gemeente Groningen, collectie GroningerArchieven

Hajema Dissertatie 29-10-2001 15:27 Pagina 199

Page 26: 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig · 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig Maarten legde zijn pen neer. Hij zakte achteruit tegen de leuning van zijn ... Ruimtelijke

200

Hoe men de opstelling van Berger ook beoordeelt, duidelijk is dat hij degrootste moeite had een passend antwoord te vinden op de snelle maatschap-pelijke veranderingen. Het Vrije Volk niet langer partijkrant, niet hijzelf, maarde jonge Max van den Berg gewestelijk voorzitter van de Partij van de Arbeid,en op de achtergrond een openlijke rebellie tegen het gemeentelijke cultuur-beleid; dat waren lastige problemen voor de Groninger burgemeester. Tochdeed hij wel degelijk pogingen een andere stijl van besturen te ontwikkelen.Dat blijkt uit de manier waarop hij trachtte inwoners te betrekken bij eenander politiek vraagstuk: dat van de binnenstad en het groeiende autoverkeer.

6.5 Het fenomeen inspraak

De Groninger architecten verzetten zich niet alleen tegen de sloop van deHarmonie. Kort daarvoor al was een aantal van hen namens de afdelingGroningen van de Bond van Nederlandse Architecten in het geweer gekomentegen het gemeentelijk beleid op het gebied van architectuur en stedenbouw.Zij vroegen in de zomer van 1966 om “meer contact en overleg met hetgemeentebestuur”. Met een nieuw structuurplan in het verschiet hadden zijbehoefte aan een “legale vorm van samenwerking” met de gemeente. In hetdoen en laten van de ambtelijke diensten Stadsontwikkeling enVolkshuisvesting en Openbare Werken hadden zij geen enkele fiducie.Volgens de architecten stuitten zij daar op een “barrière van wantrouwen” enhadden de diensten de neiging om steeds meer naar zichzelf toe te trekken. Descholenbouw noemden zij als recent voorbeeld. Architecten werden alleeningeschakeld bij het “invullen” van de “blokjes” op de stedenbouwkundigeplannen van de gemeente. Bij de voorbereiding van deze plannen zelf hieldende diensten buitenstaanders buiten de deur. Een reeks van kritiekpunten volg-de: voor belangrijke projecten werden vrijwel geen Groninger architectenmeer gevraagd, de adviserende welstandscommissie bestond volledig uitgemeenteambtenaren, en door het optreden van Openbare Werken ging dearchitectuur van Groningen steeds meer op een “eenheidstaart” lijken. Debriefschrijvers maakten zich verder zorgen over de situatie in de binnenstaden vreesden dat de “karakteristieke plattegrond en indeling van de binnen-stad” bij de diensten “niet in veilige handen” was. De directies van beide dien-sten toonden “weinig interesse” in de historie van het stadscentrum. “Ernstigeverminkingen” zouden daarvan het gevolg kunnen zijn. Ten aanzien van dewoningbouw constateerde men een “aansluipende geestdodende vergrauwingvan het stedelijk milieu.”69

De brieven van de architecten vonden gehoor bij CHU-wethouder VanDelden, de kersverse portefeuillehouder stadsontwikkeling en volkshuis-vesting. Van Delden besloot persoonlijk met de architecten te gaan praten,buiten de bekritiseerde diensten om.70 Daarna gaf hij directeur H. Dix vande dienst Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting opdracht de oprichtingvan een stedenbouwkundige adviesraad voor te bereiden. Dix oriënteerde

DE GLAZENWASSERS VAN HET BESTUUR

Hajema Dissertatie 29-10-2001 15:27 Pagina 200

Page 27: 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig · 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig Maarten legde zijn pen neer. Hij zakte achteruit tegen de leuning van zijn ... Ruimtelijke

zich daarvoor onder meer bij de gemeente Amsterdam, die al sinds 1957een Raad voor de Stedebouw kende. Ook aan de oprichting van deAmsterdamse adviesraad was een initiatief van de Bond van NederlandseArchitecten voorafgegaan.71

De Groninger adviesraad zou volgens Dix naar Amsterdams voorbeeld circaveertig leden moeten tellen. Behalve aan ongeveer twintig architecten en steden-bouwkundigen dacht hij aan vertegenwoordigers van allerlei maatschappelijkegroepen, twee leden van B&W en ambtenaren van de beide diensten. Voor zich-zelf zag hij een rol als plaatsvervangend voorzitter. Gemeentesecretaris C. vanVeen stak daar een stokje voor. Op zijn initiatief werd het aantal leden van deStedebouwkundige Adviesraad (SAR) beperkt. Voor gemeentelijke ambtenarenwas geen plaats. “Deze raad moet nl. adviseren over de voorstellen die deze amb-tenaren (of enkelen van hen) zelf doen. Dat leidt tot vertroebeling en verdoeze-ling van verantwoordelijkheden,” aldus de gemeentesecretaris.72 Van Veen zag eenbescheiden rol weggelegd voor de adviesraad. Hij pleitte ervoor de raad hetkarakter van een werkgroep te geven, die niet meer dan twaalf leden hoefde tetellen en wilde voorkomen dat de SAR een soort gesprekscentrum werd. “Alleswat Groningen op planologisch gebied nodig heeft is spoed.”73 De adviesraad zoumoeten bestaan uit vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers, mid-denstanders, woningbouworganisaties en vrouwenorganisaties.

De SAR kreeg uiteindelijk geen veertig of twaalf, maar 23 leden en werd op2 juli 1968 geïnstalleerd door burgemeester Berger. De burgemeester ver-klaarde bij die gelegenheid de adviesraad uitdrukkelijk te beschouwen als eenorgaan voor inspraak. De inspraak zou twee doelen moeten dienen. Allereersthet verbeteren van de stedenbouwkundige plannen. Maar inspraak was ookeen doel op zich, aldus Berger. Hij wilde rond stedenbouwkundige plannen“de discussie stimuleren (...), omdat wij een veerkrachtig democratisch bestelin stand willen houden en bevorderen”.74

De alarmkreet van de afdeling Groningen van de Bond van NederlandseArchitecten leidde dus binnen twee jaar tot een wezenlijke aanpassing van debestuurlijke organisatie op stedenbouwkundig gebied. Naast de vaste advies-commissie van de raad was een geheel andersoortige adviesinstantie gecreëerd.De mogelijkheden van burgers om invloed uit te oefenen op de politiekebesluitvorming waren daarmee aanzienlijk vergroot. Niet alleen gevestigdeorganisaties maakten daarvan gebruik.

Jacques Wallage en de openbaarheid

Onder het gehoor van de burgemeester bevond zich op 2 juli 1968 ookGronstra-voorzitter Wallage. Het was aan diens eigen alertheid te danken datde Gronstra een plaats in de SAR had gekregen. Naar aanleiding van kranten-berichten had Wallage zich begin maart in een brief tot het college van B&Wgericht. “Tot onze verbazing hebben wij vernomen, dat een stedebouwkundi-ge adviesraad door u is ingesteld, waarin geen vertegenwoordigers van de

201HET EINDE VAN DE HARMONIE. DE JAREN ZESTIG

Hajema Dissertatie 29-10-2001 15:27 Pagina 201

Page 28: 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig · 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig Maarten legde zijn pen neer. Hij zakte achteruit tegen de leuning van zijn ... Ruimtelijke

202

Gronstra zijn opgenomen,” schreef de student. Hij verzocht het college vanB&W dat alsnog te doen, “gezien de meningen, die ook de studenten hebbenbij de planning en vormgeving van de stad Groningen”.75 Net als de architec-ten werd Wallage op zijn wenken bediend. Toen de gemeenteraad zich tweemaanden later over het voorstel tot het instellen van een StedebouwkundigeAdviesraad boog, stond zijn naam ook tussen de kandidaat-leden. Behalvearchitecten, stedenbouwkundigen en vertegenwoordigers van de door VanVeen genoemde maatschappelijke organisaties, zouden ook twee wethouders,leden van de raadscommissie voor stadsontwikkeling en volkshuisvesting, eenlid van de Raad voor de Kunst en een lid van de monumentencommissie eenplaats krijgen in de SAR. Beoogd voorzitter was de wethouder vanStadsontwikkeling en Volkshuisvesting. De plaatsvervangend voorzitter waseveneens een wethouder.

Tegen dat laatste onderdeel van het voorstel maakten drie leden van defractie van de Partij van de Arbeid bezwaar, onder wie Jan Postma en Koos vanWeringh. Zij vonden het niet gewenst dat een wethouder aan het hoofd stondvan het adviesorgaan, en wilden het aan de leden van de SAR overlaten eenvoorzitter aan te wijzen. Een motie hierover in de raadsvergadering van 8 mei1968 kreeg echter alleen de stemmen van het drietal zelf.76

De SAR vergaderde achter gesloten deuren. Tijdens de eerste vergadering vande adviesraad was dat zo beslist. De leden waren niet “gerechtigd zelfstandigmededelingen of inlichtingen te verstrekken aan derden,” vermeldden denotulen van deze bijeenkomst hierover. Met zoveel woorden werd daaraantoegevoegd dat daaronder ook werden verstaan “leden van de gemeenteraaden de pers”. Niet alle leden van het adviesorgaan stemden hier echter mee in.Met name het jongste lid, Gronstra-voorzitter Wallage, zei te vinden dat deinhoud van de besprekingen openbaar behoorde te zijn. Het verschil vaninzicht hierover groeide al snel uit tot een conflict. Namens de Gronstra maak-te Wallage in maart 1969 bekend voortaan na afloop van vergaderingen vande SAR op een persconferentie “zoveel mogelijk mededelingen te zullen doenomtrent het behandelde in de voorafgaande SAR-vergadering”.77

Wethouder Van Delden sprak de student vermanend toe. Daar warenimmers met instemming van de leden van de SAR “spelregels” over opgesteld?Twee leden van de SAR gaven te kennen begrip te hebben voor het standpuntvan de Gronstra-voorzitter. Een van hen was de architect P.L. de Vrieze, lid vande Studiegroep Binnenstad.78 De anderen niet. “Het algemene gevoelen vandeze leden was, dat de handelswijze van de heer Wallage, zeker als hij ookvoort-aan daarmede door zou willen gaan, het werk in de SAR zou frustreren,”meldt het verslag van de vergadering hierover. Een uitvoerige discussie overhet functioneren van de democratie volgde. Wallage gaf aan dat de “formeledemocratie” voor hem niet altijd doorslaggevend was. Hij noemde het zijnplicht “een bijdrage te leveren aan het vergroten van de invloed van de burge-rij”. Wethouder Van Delden hield echter voet bij stuk. Na enig vruchteloosgedebatteer besloot de wethouder de vergadering voortijdig te beëindigen.79

DE GLAZENWASSERS VAN HET BESTUUR

Hajema Dissertatie 29-10-2001 15:27 Pagina 202

Page 29: 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig · 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig Maarten legde zijn pen neer. Hij zakte achteruit tegen de leuning van zijn ... Ruimtelijke

De volgende ochtend hield Wallage zijn eerste persconferentie en deed hijuitvoerig verslag van het conflict dat hij met de wethouder had. Democratiewas voor hem “meer dan neuzen tellen,” tekende het Nieuwsblad van hetNoorden uit zijn mond op. “Inspraak zonder openbaarheid reduceert de SARtot een praatorgaan, dat de betrokkenheid van de bewoners bij de stede-bouwproblemen niet vergroot.”80 Het commentaar van het Nieuwsblad konWallage als een steun in de rug beschouwen. Ook de krant vond dat de ver-gadering van de adviesraad openbaar dienden te zijn.81

Steun kreeg de student eveneens van de PSP. Oud-wethouder Van Ruller,daarentegen, had geen goed woord over voor het gedrag van de jongeling.“Puur fascisme,” oordeelde de ARP’er, op een door de FJG georganiseerdeforumbijeenkomst. Van Ruller, die kort daarvoor met pensioen was gegaan natien jaar wethouderschap, verweet Wallage “ondemocratisch gedrag,” en “dedictatuur van de minderheid”.82

Een halfjaar later kreeg Wallage alsnog zijn zin. In oktober besloot de SARvoortaan in het openbaar te vergaderen. Tijdens de eerste openbare bijeenkomst,op 19 november 1969, merkte wethouder Van Delden op dat “er binnen deadviesraad nooit bezwaar tegen is geweest om na een inspeelperiode, waarin menelkaar wat beter heeft leren kennen en van elkaar heeft kunnen vernemen hoemen de gang van zaken in de adviesraad ziet, in het openbaar te vergaderen. Deze‘snuffelperiode’ is thans voorbij.” Van Delden verklaarde erop te vertrouwen datde vergaderingen van de SAR ook in de toekomst “vruchtdragend” zouden zijn.

Inspraak en openbaarheid

De gang van zaken laat zien hoe het college van B&W worstelde met het nieu-we fenomeen inspraak en met de vraag wat dat betekende voor de openbaar-heid van bestuur. Het reageerde welwillend op het verzoek van architecten enstudenten om te mogen meepraten over het gemeentelijke stedenbouwkundigbeleid. Maar vervolgens probeerde het de deuren die waren ge-opend onmid-dellijk weer in het slot te krijgen. Pas na een stevig conflict kregen de voor-standers van meer openbaarheid waar zij om vroegen.

Hoe onwennig men tegenover het verschijnsel inspraak aankeek blijkt ookuit de gang van zaken rond de totstandkoming van het verkeersplan voor deGroninger binnenstad. Ter voorbereiding daarvan werd al in november 1966een “informele” vergadering van de gemeenteraad gehouden.

Deze informele bijeenkomst had in feite meer weg van een hoorcollege.Verkeerskundige Goudappel trad daarbij op als docent, die de raadsleden wat“scholing” gaf, om het verslag van deze bijeenkomst te citeren. De kennis diede raadsleden zo opdeden zou hen te pas kunnen komen bij de behandelingvan een eerste ontwerp van een plan, die begin 1967 was gepland.Burgemeester Berger wierp zich hierbij op als een warm voorstander van eengoede publieke discussie over de verkeersproblematiek. “Een publieke discus-sie is vooraf heel belangrijk - wij hopen dat de raad dit te zijner tijd ook zal

203HET EINDE VAN DE HARMONIE. DE JAREN ZESTIG

Hajema Dissertatie 29-10-2001 15:27 Pagina 203

Page 30: 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig · 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig Maarten legde zijn pen neer. Hij zakte achteruit tegen de leuning van zijn ... Ruimtelijke

204

menen -, opdat men bij de besluitvorming door de raad althans op de hoogteis van de discussie in de gemeente Groningen. Een discussie achteraf is vrijsteriel.” Let wel: november 1966 was de maand waarin de gemeenteraad zichover de brief van de groep-Reijenga boog en het college deze studiegroep teverstaan gaf te laat te komen met haar kritiek.

Het ontwerp-verkeersplan verscheen op 10 april 1967. ’s Middags werdeen persconferentie gehouden, ’s avonds wijdde de gemeenteraad opnieuw een“informele” vergadering aan het plan. Het “plan-Goudappel”, zoals het al gauwwerd genoemd, stelde bijzonder ingrijpende maatregelen in het vooruitzichtom de groeiende verkeersstroom te kunnen opvangen. Een “stroomtangen-tenstelsel” van grote nieuwe wegen zou de auto’s zo dicht mogelijk langs hetstadshart moeten leiden. Via een “verdeelsysteem” werden de auto’s die daarwerkelijk moesten zijn naar het eigenlijke centrum toegeleid. Daarvoor waren“doorbraken” in de bebouwing nodig, en zouden zelfs hele buurten moetenworden gesloopt. Met name de aanleg van de noordelijke stroomtangent zougrote gevolgen hebben. Deze zou aan weerszijden van de 17e eeuwse NieuweKerk komen, waardoor de kerk op een soort eiland te midden van verkeers-wegen kwam te liggen. De noordelijke tangent sneed ook een stuk van het19e-eeuwse Noorderplantsoen af.

Het verkeersplan was bij uitstek de belichaming van het vooruitgangsge-loof van de wederopbouwgeneratie. Besturen leek een kwestie van rekenen entekenen. Het aan de meetkunde ontleende begrip tangent is wat dat betreftillustratief. De werkelijkheid zou zich wel voegen naar de achter de tekentafelbedachte oplossingen, zo luidde de impliciete veronderstelling. Met het ver-keersplan dachten B&W twee vliegen in één klap te slaan: het verkeer kreegde ruimte, en oude, kwalitatief slechte woningen konden worden “geamo-veerd” en vervangen door nieuwbouw. Goudappel kreeg min of meer carteblanche van het college, met name ten aanzien van de volksbuurten aan denoordkant en de westkant van het stadshart. Hij kon zich ertoe beperken aante geven wat vanuit verkeerskundig oogpunt het meest wenselijk was. Wat ermet de bestaande woningen en gebouwen zou gebeuren was daar een afgelei-de van. Goudappel: “Ik kreeg de boodschap mee dat het hele Hortusgebiedzou worden gesaneerd. De herinrichting van het gebied zou beginnen met deaanleg van wegen. Daar werd de rest van de plannen dan op afgestemd.”83 DeHortusbuurt, noordelijk van het Harmonieterrein, was toebedacht aan deRijksuniversiteit, die voor het gehele gebied een grootschalig nieuwbouwplanliet opstellen.84

Burgemeester Berger herhaalde in de gemeenteraad dat hij een goede open-bare gedachtenwisseling over het verkeersplan van groot belang achtte. “Het iseen plan van uitgangspunten, want als men die open discussie wil die mengraag wenst, dan moet men niet aan het eind maar aan het begin beginnen.”85

Wethouder Van Delden liet zich in vergelijkbare zin uit. “Vooral nu de samenle-ving zo gecompliceerd en onoverzichtelijk wordt, staan wij een goede commu-nicatie tussen overheid en burger van harte voor. Het ligt in de bedoeling omdoor duidelijke en openhartige voorlichting de afstand tussen bestuurder en

DE GLAZENWASSERS VAN HET BESTUUR

Hajema Dissertatie 29-10-2001 15:27 Pagina 204

Page 31: 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig · 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig Maarten legde zijn pen neer. Hij zakte achteruit tegen de leuning van zijn ... Ruimtelijke

bestuurden te verkleinen.” Met het oog daarop besloot de gemeente drie “voor-lichtingsavonden” te houden. Zo nodig was het college bereid het aantal voorlich-tingsavonden uit te breiden, “teneinde de inspraak van de burgerij zo groot moge-lijk te doen zijn, opdat zij met ons naar de uiteindelijke beslissing toegroeit”.86

De voorlichtingsavonden dienden om het verkeersplan te presenteren,maar ook om burgers in staat te stellen hun mening te geven. De eerste bij-eenkomst werd via een advertentie aangekondigd en vond plaats op 14 april1967. Op 10 en 12 mei volgden nog twee bijeenkomsten. Bij de bijeenkom-sten werden blanco kaartjes uitgereikt, die bezoekers konden gebruiken omzelf schetsen voor de verkeersafwikkeling in de binnenstad te maken.

Opvallend was de enthousiaste ontvangst van deze aanpak in de pers. HetNieuwsblad van het Noorden bracht het verkeersplan als opening van de krant,met als kop “Groningers mogen meepraten over toekomst centrum”. In eencommentaar noemde het Nieuwsblad dat “een daad van wijs beleid,” waarmeehet college van B&W aantoonde “dat het definitief gebroken heeft met deoude regentenstijl, die in het verleden zo vaak de goede verhouding tussenoverheid en burgerij heeft vergiftigd”.87 De verkeersproblematiek bood een uit-gelezen kans het debat in ruime kring te voeren: de raad beschikte zelf immersniet over voldoende deskundigheid om “voldoende tegenspel” te bieden aande plannen die op tafel lagen. “Welnu, als in deze situatie de raad toch slechtsals debating-club moet (en kan) fungeren, waarom het debat dan niet uitge-breid tot de gehele burgerij, die hier en daar wel kleinere of grotere deskun-digen in haar rijen heeft.”88

Ook inhoudelijk was het Nieuwsblad vol lof. “Natuurlijk, er vallen spaan-ders,” aldus de krant, maar alternatieven zag ze niet. “Al met al moet de con-clusie echter luiden, dat wij hier te maken hebben met een plan, dat visie opgelukkige wijze koppelt aan een streven, het stadscentrum zijn functie te her-geven, met behoud van sfeer en karakter. En over bijzonderheden kunnen wijpraten.”89

De belangstelling voor het verkeersplan was enorm. HonderdenGroningers bezochten de drie avonden. Een “overweldigend succes,” meen-de het Nieuwsblad van het Noorden.90 De beschikbare kaarten waren langtevoren al uitgegeven. De gemeente kreeg tientallen schriftelijke reacties vanburgers, die zich vaak blij verrast toonden dat zij de kans kregen zich overhet plan uit te spreken. “Met mijn dank voor de wijze waarop de gemeentede burgerij in de plannen betrekt,” schreef iemand. Ook de Federatie vanJongeren Groepen in de Partij van de Arbeid reageerde. De FJG noemde het“verheugend, dat op gemeentelijk niveau het college van B&W de mondig-heid van de burger en de noodzaak voor medezeggenschap in gemeentelij-ke plannen heeft erkend. De wijze waarop het plan-Goudappel is gepresen-teerd en de maximale inspraak die daardoor is verzekerd dwingen bewon-dering af,” aldus de FJG, die op dat moment nog onder leiding van Van denBerg stond.91 Prompt besloot het college van B&W ook een aparte hearingvoor “de jeugd” te zullen houden. “Wij menen dat dit een interessante avondkan worden voor jongelui vanaf plm. 16 jaar,” aldus het college in een brief

205HET EINDE VAN DE HARMONIE. DE JAREN ZESTIG

Hajema Dissertatie 29-10-2001 15:27 Pagina 205

Page 32: 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig · 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig Maarten legde zijn pen neer. Hij zakte achteruit tegen de leuning van zijn ... Ruimtelijke

206

aan de jongerenorganisaties in de stad.92 Reacties kreeg de gemeente verderonder meer van de Bond Heemschut, de Gemeentelijke MonumentenCommissie en de Rijksdienst voor de Monumentenzorg. In januari 1968zond ook de Studiegroep Binnenstad een reactie in. Dat was aan de late kant.Maar de groep-Reijenga presenteerde dan ook een compleet rapport vantientallen pagina’s. Verkeerskundige Goudappel was vlak daarvoor door hetNieuwsblad van het Noorden uitgeroepen tot “man van het jaar voor het noor-den,” als opvolger van burgemeester Berger.93

Tot die tijd hadden de meeste reacties betrekking gehad op enkele van devoorgestelde verkeersdoorbraken in en rond de binnenstad. Niet op het planals geheel. Ook de Studiegroep Binnenstad had bezwaren tegen sommige ver-keersdoorbraken. Maar de kritiek van de studiegroep was meer fundamenteelvan karakter. In plaats van op grote schaal te saneren zou de gemeente aan-sluiting moeten zoeken bij de historische ontwikkeling van de stad. “We heb-ben in Groningen te maken met een organisch gegroeide binnenstad,” zoschreef ze. “(...) Deze binnenstad wordt als één geheel ervaren en gezien enbehoort in de stedebouwkundige planning als zodanig te worden behandeld.”Op grond daarvan keerde men zich tegen de grootschalige ingrepen van hetplan-Goudappel. “Het aanleggen van een 40 à 50 meter brede verkeersbaandwars door het 17e eeuwse stadsgedeelte betekent het afsnijden van het kapjevan een ei.” Daarmee werd de vorm van de stadsplattegrond binnen de wallenbedoeld; met de verkeersbaan de noordelijke stroomtangent langs de NieuweKerk.94

De Studiegroep Binnenstad stelde verder dat aan een verkeersplan eenstructuurplan vooraf moest gaan, maar dat was er nog niet. Ook de bevol-kingsprognoses die voor het verkeersplan waren gebruikt klopten volgens destudiegroep niet. De laatste prognose - de “pilprognose” - ging er vanuit datNederland in 2000 geen twintig, maar zeventien miljoen inwoners zou heb-ben. Van drie miljoen inwoners voor de noordelijke provincies zou ook geensprake zijn, zoals de gemeente veronderstelde. Ook de verwachte bevolkings-groei voor de stad zou moeten worden bijgesteld, in neerwaartse richting. Tenslotte pleitte de groep-Reijenga voor het opstellen van een openbaar vervoer-plan. Onbelemmerde groei van het autoverkeer zou desastreuze gevolgen heb-ben voor de leefbaarheid van de binnenstad.95

B&W nodigden de studiegroep op grond van hun bijdrage aan de discus-sie uit voor een nadere gedachtenwisseling. Die leidde echter niet tot ingrij-pende veranderingen in het definitieve verkeersplan, hoewel het college enzijn adviseur daar ruimschoots de tijd voor namen. Pas in december 1969 zaghet uiteindelijke verkeersplan het daglicht, gelijktijdig met de beide struc-tuurplannen, waarvan een ontwerp verscheen.96 Het verkeersplan van 1969verschilde slechts op ondergeschikte punten van het ontwerp van twee jaardaarvoor. De kern ervan - “stroomtangenten” als raaklijnen aan het stadcen-trum en daarbinnen een verdeelsysteem - bleef overeind. Dat betekende nogsteeds dat grote stukken van de oude stad zouden moeten wijken voor auto-wegen en nieuwbouw.97

DE GLAZENWASSERS VAN HET BESTUUR

Hajema Dissertatie 29-10-2001 15:27 Pagina 206

Page 33: 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig · 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig Maarten legde zijn pen neer. Hij zakte achteruit tegen de leuning van zijn ... Ruimtelijke

6.6 Het conflict bereikt het gemeentebestuur

In het voorafgaande zagen we hoe het ambitieuze gemeentebestuur dat in1966 was aangetreden onverwacht op grote en complexe problemen stuitte.De besluitvorming over het cultuurcentrum, het sluitstuk van de wederop-bouw, vormde het middelpunt van die problemen. De bouw van het cultuur-centrum was onlosmakelijk verbonden met de sloop van de Harmonie.Daartegen groeide van de zomer van 1966 een krachtige oppositie. Die wor-telde aanvankelijk in het circuit van architecten en cultuurliefhebbers, vanwaaruit een Studiegroep Binnenstad ontstond, maar verbreedde zich al sneltoen studenten en jonge sociaal-democraten zich aansloten. De pers volgde ditproces met argusogen en speelden zelf geregeld een actieve, opiniërende rol.De kranten hadden daarbij het geluk dat de tegenstanders van het college vanB&W voortdurend de publiciteit zochten.

De strijd tegen de sloop van de Harmonie en de bouw van het cultuurcen-trum vertoont overeenkomsten met het verzet dat in Amsterdam rees tegen hetplan voor een nieuw kantoor van de Algemene Bank Nederland in deVijzelstraat.98 De ironie wil dat het ook hier ging om een ontwerp van archi-tect Duintjer. Van 1962 tot 1966 ageerde een “ongekend heftige en brede pro-testbeweging” tegen dit plan van Duintjer. Het protest van deze “Ban de bank-beweging” betrof de achteruitgang van het woonklimaat in de binnenstad enhet oprukken van de kantoorbedrijvigheid. In Amsterdam streden provoRobert Jasper Grootveld en oud-burgemeester A. d’Ailly schouder aan schou-der. Een overeenkomst tussen beide kwesties was ook dat het protest uitein-delijk niet het gewenste effect had. In december 1966 slaagde hetAmsterdamse college van B&W erin het plan voor het ABN-kantoor door degemeenteraad te loodsen.99

De Amsterdamse beweging voorkwam in 1968 wel het dreigende vertrekvan het Barlaeus Gymnasium uit de binnenstad.100 In Groningen had het pro-test tegen de sloop van de Harmonie en de bouw van het cultuurcentrum eenolievlekwerking. De Harmonieaffaire markeerde de onweerstaanbare opmarsvan de jongeren in de Partij van de Arbeid. Zij drukten met succes hun stem-pel op het verkiezingsprogramma van de sociaal-democraten en op de kandi-datenlijst voor de verkiezingen van juni dat jaar.

De gemeenteraadsverkiezingen van 1970 waren de eerste waarbij deopkomstplicht niet meer gold. De kiezers lieten het massaal afweten: deopkomst bedroeg slechts 67 procent. De uitslag was opnieuw teleurstellendvoor de PvdA. Met dertien zetels dook de partij zelfs onder het dieptepunt van1966. De grote winnaar was de CPN, die vier zetels won en op zes uitkwam.ARP, CHU en KVP behaalden gezamenlijk tien zetels, twee minder dan in1966. Opvallend was ook de entree van D’66, dat voor het eerst meedeed aande verkiezingen en twee zetels in de wacht sleepte. De VVD handhaafde zichop vijf zetels.

Op basis van deze verkiezingsuitslag kreeg de Partij van de Arbeid tweewethouders, en VVD, CHU en ARP elk één. Ook de CPN mocht voor het eerst

207HET EINDE VAN DE HARMONIE. DE JAREN ZESTIG

Hajema Dissertatie 29-10-2001 15:27 Pagina 207

Page 34: 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig · 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig Maarten legde zijn pen neer. Hij zakte achteruit tegen de leuning van zijn ... Ruimtelijke

208

sinds 1949 weer een wethouder leveren. Het einde van de Koude Oorlog hadzo ook gevolgen voor Groningen. Voor de PvdA nam naast lijsttrekkerHendriks de 25-jarige Van den Berg plaats aan de collegetafel. Postma, denummer twee van de lijst, was niet beschikbaar als wethouder. De kandida-tuur van Van den Berg was omstreden. Noch Hendriks, noch de andere colle-gepartijen wilden hem als wethouder, zeker niet omdat Van den Berg de bela-den portefeuille cultuur claimde.101 De sterk verjongde PvdA-fractie wilde ech-ter van geen wijken weten. Hun voorman kreeg niet alleen cultuur, maar ookverkeer, volkshuisvesting en stadsontwikkeling onder zijn hoede. Daarmeekwamen alle controversiële dossiers in handen van de man die de vooraf-gaande jaren voorop had gelopen in het protest tegen het collegebeleid. Alstegemoetkoming aan de andere partijen werd het gebouwenbeheer, inclusiefhet beheer van het cultuurcentrum, aan Hendriks toegewezen.

Kleur bekennen

De nieuwe fractie van de PvdA werd aangevoerd door Wallage. Op 1 septem-ber 1970 hield hij, 24 jaar jong, zijn maidenspeech in de Groninger gemeente-raad. Wallage maakte meteen duidelijk dat zijn fractie een andere koers zouvaren dan voorheen. Hij hield een pleidooi voor openbaarheid en “kleurbekennen”. Onder verwijzing naar de lage opkomst bij de verkiezingen zeiWallage: “Wie, zoals wij dat hebben gedaan, de woonwijken van deze stadintrekt, merkt hoe somber de situatie is. Velen voelen dat zij geen direct deelhebben aan ons publiek besluitvormingsproces. Ze zeggen ‘ze zoeken het ophet stadhuis maar uit,’ of ‘ons soort mensen heeft toch niets te vertellen.’ Deverschillen tussen de politieke partijen komen onvoldoende uit de verf om toteen keuze te prikkelen.”102 De discussies in de politiek waren volgens Wallageongrijpbaar en te technisch van karakter.

Om het gevoel van machteloosheid bij burgers te doorbreken wilde hij depolitiek zo herkenbaar mogelijk presenteren. Een eerste voorwaarde daarvoorachtte hij een grotere openbaarheid. Wallage kondigde aan het college schrif-telijk te zullen verzoeken de vergaderingen van raadscommissies open te stel-len voor het publiek. Ook de toegankelijkheid van gemeentelijke documentenmoest verbeteren. Daarnaast pleitte Wallage ervoor dat collegeleden voortaanduidelijkheid verschaften over politieke meningsverschillen. “Gemotiveerdhardop kiezen zal de herkenbaarheid zeker vergroten.”103

Bij de algemene beschouwingen over de begroting van 1971, datzelfdenajaar, gaf Wallage aan waar de vernieuwde Partij van de Arbeid voor stond.Aan de hand van een “wandeling door de stad” bracht hij op aansprekendewijze in beeld waar zijn fractie de nadruk op wilde leggen de komende tijd.De uitvoering van het plan-Goudappel kon wat hem betreft op de lange baanworden geschoven. Hij vroeg om een “drastische uitbreiding” van het voet-gangersgebied in de binnenstad en hogere parkeertarieven, in plaats van alleenmaar meer wegen, en een “kostbaar stelsel van stroomverdelers”. Wallage her-

DE GLAZENWASSERS VAN HET BESTUUR

Hajema Dissertatie 29-10-2001 15:27 Pagina 208

Page 35: 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig · 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig Maarten legde zijn pen neer. Hij zakte achteruit tegen de leuning van zijn ... Ruimtelijke

haalde zijn verzoek aan politieke duidelijkheid van de kant van het college vanB&W. Dat kon betekenen dat het college in belangrijke zaken met een meer-derheids- en een minderheidsstandpunt naar buiten kon komen.

Wethouder Van den Berg handelde geheel in deze geest. Bij herhalingmaakte hij publiekelijk bekend andere standpunten te hebben dan zijnmedebestuurders. Van den Berg boekte al snel een groot succes, toen hij vanhet college toestemming kreeg het Structuurplan voor de binnenstad en hetVerkeersplan Groningen-centrum van tafel te halen. Op zijn voorstel werd inmei ’71 een Binnenstadsteam ingesteld. Vier door hem zelf geselecteerdeexterne deskundigen hadden het voortouw in deze werkgroep, waarin ookeen handvol hoge ambtenaren zat. Alle vier waren hoogleraar: stedenbouw-kundige N. de Boer, ruimtelijke econoom J.G. Lambooy, architect H.Hertzberger en verkeerskundige H.M. Goudappel. Het Binnenstadsteambracht in oktober van hetzelfde jaar een Doeleindennota uit, die de uitgangs-punten bevatte voor een nieuw op te stellen binnenstadsplan. Het venijn vandeze nota zat verpakt in een bijlage die de vier deskundigen onder eigen ver-antwoordelijkheid hadden opgesteld. “Niet omdat de ambtelijke, Groningerleden van het team zich moeilijk zouden kunnen verenigen met de ingeno-men standpunten, maar wel omdat in verband met een te nauwe betrokken-heid bij de beleidsvorming in het recente verleden een nieuwe onafhankelij-ke opstelling tegenover de problemen niet van hen gevraagd mag worden,”zoals het in de betreffende tekst werd geformuleerd.104 Op die manier zag Vanden Berg kans afstand te nemen van het beleid dat voorgaande colleges had-den gevoerd. “Over de band,” om nog maar eens een biljartterm te gebruiken.De nota werd niet ter besluitvorming voorgelegd aan de raad. Op grond vaneen ingenieus schema van planvoorbereiding zou de raad pas in een later sta-dium aan het woord komen, als de Doeleindennota was uitgewerkt in eenDoelstellingennota (onderstreping lh).105 Dat gaf Van den Berg de vrijheid vanhandelen die hij hard nodig had. Want in het college van B&W stond hijalleen met zijn opvattingen over stedenbouw.

De Doeleindennota was om diverse redenen een opmerkelijk document.Om te beginnen maakte de nota duidelijk dat een nieuwe manier van denkenzijn intrede had gedaan in het stedenbouwkundige beleid van het gemeente-bestuur. Stedenbouw en binnenstadsbeleid werden in de tweede helft van dejaren zestig gezien als tamelijk apolitieke bezigheden. Natuurlijk, het stadsbe-stuur had de wens Groningen op te stoten in de vaart der volkeren en de stadgroter, rijker en beter te maken dan ze was.106 Dat leek echter niet zozeer eenkwestie van politieke wil te zijn, maar een onontkoombaar gegeven. De stadwerd ingericht op grond van voorspellingen voor een verre toekomst, die vanhet jaar 2000. Tegenover die ogenschijnlijk onaantastbare voorspellingen stel-de de Doeleindennota een politieke wens. Die wens luidde vrij vertaald alsvolgt: de binnenstad moest een gebied worden dat bewoners van stad en regiozouden ervaren als “hoogtepunten van stedelijk leven”. Met andere woorden,de beleving van het publiek zou de leidraad moeten worden voor de inrichtingen herinrichting van het stadscentrum.107

209HET EINDE VAN DE HARMONIE. DE JAREN ZESTIG

Hajema Dissertatie 29-10-2001 15:27 Pagina 209

Page 36: 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig · 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig Maarten legde zijn pen neer. Hij zakte achteruit tegen de leuning van zijn ... Ruimtelijke

210

Opmerkelijk was ook dat de Doeleindennota zodoende een politisering vanhet binnenstadsbeleid beoogde. Het ging om een beleid gebaseerd op politie-ke overwegingen. De binnenstad was politiek maakbaar, dat was de kern vanhet denken. Waarbij het, en dat is het derde opmerkelijke punt, natuurlijkopvallend was dat wetenschappers die politieke boodschap voor de wethou-der moesten brengen, omdat hij zelf niet de macht en het gezag had dat tedoen.108

De doelstellingen van Max van den Berg

De Doeleindennota stelde voetgangers en fietsers boven auto’s en poneerde datsloop alleen mocht in uitzonderlijke omstandigheden. “Complexen van histo-rische of emotionele waarde” dienden “aangepast aan een eigentijdse taak”gehandhaafd te worden. Gebieden voor woningbouw moesten zo veel moge-lijk behouden blijven voor het wonen en ingericht volgens de wensen van debewoners zelf. Van de saneringsplannen van het vorige college was in deDoeleindennota niets terug te vinden. Ook de nieuwe wegen en de grote ver-keersdoorbraken van het verkeersplan voor de binnenstad waren in een diepela verdwenen. De plannen voor het reusachtige universitaire complex in deHortusbuurt, ten noorden van de Harmonie werden door de externe deskun-digen met kracht afgewezen. De hoogleraren noemden het “triest” dat deHarmonie zelf met sloop werd bedreigd en “merkwaardig” dat “op een heelwat minder gunstige plek” de bouw van een nieuw cultuurcentrum werdvoorbereid. Zij vroegen zich af of Groningen “een zo interessant gebouw als deHarmonie” wel zou kunnen missen. Het Harmoniegebouw was weliswaar ver-waarloosd, maar dat zei “uiteraard niets over de constructieve hoedanighe-den,” die “op het eerste gezicht niet verontrustend” leken.109

De Doeleindennota mocht dan niet worden voorgelegd aan de gemeenteraad,hij werd wèl besproken in de raadscommissies voor Stadsontwikkeling enVolkshuisvesting en Verkeer en Openbaar Vervoer, de StedebouwkundigeAdviesraad en de Raad voor het Verkeer. Met name de fracties van de confes-sionele partijen en de VVD waren uiterst kritisch. Dat weerhield Van den Berger niet van door te gaan op de ingeslagen weg. Een uitspraak van de gemeen-teraad was immers pas later gepland. Zijn Binnenstadsteam presenteerde inmei 1972 de aangekondigde Doelstellingennota. Over die nota, formeelDoelstelling binnenstad Groningen geheten, zou de gemeenteraad zich moetenuitspreken.

In het college van B&W waren de meningen over de Doelstellingennota diepverdeeld. Daarbij stond Van den Berg in zijn eentje tegenover de overige wet-houders, PvdA-wethouder Hendriks inbegrepen. Niet alleen beleidsinhoude-lijk waren de verschillen tussen beide kampen groot, ook hun politieke stijlverschilde sterk. Waar van oudsher de nadruk lag op het “collegiaal bestuur,”ging Van den Berg door met polariseren.

DE GLAZENWASSERS VAN HET BESTUUR

Hajema Dissertatie 29-10-2001 15:27 Pagina 210

Page 37: 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig · 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig Maarten legde zijn pen neer. Hij zakte achteruit tegen de leuning van zijn ... Ruimtelijke

De oplopende spanning tussen de wethouders kwam in september 1972 toteen ontknoping. De aanleiding daarvoor was de weigering van Van den Berg ver-der te praten over bezuinigingsvoorstellen voor de begroting van 1973. Diebezuinigingen waren noodzakelijk omdat de gemeente voor dat jaar een begro-tingstekort van ruim zestien miljoen gulden had en een beroep wilde doen opde zogenaamde Artikel 12-status. Artikel 12 van de Wet FinanciëleVerhoudingen stelde gemeenten in staat voor financiële steun aan te kloppen bijhet Rijk. Voorwaarde daarbij was dat de betreffende gemeente een (financieel)saneringsplan opstelde en onder curatele van de provincie werd gesteld.110

Van den Berg wilde alleen meewerken aan een saneringsplan als dat wasgebaseerd op een beleidsplan. Hij vreesde anders geen geld voor nieuwebeleidsmaatregelen over te houden en overgeleverd te zijn aan de wethoudervan Financiën, de antirevolutionair Von Meijenfeldt. In het college van B&Wwaren daar in juni ’72 afspraken over gemaakt. Alle zes wethouders zoudenvoor hun eigen portefeuille een beleidsplan opstellen. Alleen Van den Bergslaagde daarin.

Bestuurscrisis

Een primeur van het Nieuwsblad van het Noorden zette het conflict 29 augus-tus op scherp. De krant opende die dag met het nieuws dat een crisis dreigdein het stadsbestuur. Op basis van geheime informatie uit de gemeentelijkeorganisatie trok de redactie haar conclusies: “Wanneer het gerommel binnenhet college van burgemeester en wethouders tot uitbarsting komt, kan het weleens gebeuren dat het dagelijks bestuur van deze stad uit elkaar valt,” zo luid-de de eerste zin van het artikel. “De sfeer zou zodanig aangetast zijn dat ver-der werken welhaast onmogelijk is.” De auteur van het stuk was stadsverslag-gever Jassies, die persoonlijk bevriend was met Van den Berg en op de redac-tie bekend stond als een sympathisant van diens beleid. Zonder zijn bron tewillen noemen, zei Jassies daar later over: “Ik werd hier actief over benaderd.”Zijn collega Harm van den Berg voerde de spanning een paar dagen later nogwat verder op, door PvdA-fractievoorzitter Wallage op te roepen het college telaten vallen: “Eigenlijk blijft Jacques Wallage weinig anders over dan de galgin gereedheid te brengen. (…) Als Wallage genoegen neemt met wat het col-lege van B. en W. de afgelopen maanden gepresteerd heeft, beter gezegd: nietgepresteerd, zet hij zijn eigen wethouder, i.c. drs. Van den Berg voor schut.”111

Het ging anders. Niet Wallage, maar de confessionele fracties namen hetinitiatief, met de bedoeling niet het college, maar Van den Berg ten val te bren-gen. Tijdens een interpellatiedebat in de gemeenteraad dienden zij een motievan wantrouwen tegen de PvdA’er in. Maar doordat PvdA, PSP en CPN wei-gerden de motie te steunen, kon Van den Berg aanblijven. Ook wethouderHendriks liet zijn rivaal Van den Berg niet in de steek. De indieners van demotie hadden zich daar volledig op verkeken. Daarop besloten de wethoudersHendriks, Von Meijenfeldt (ARP), Van Delden (CHU) en Nijhoff (VVD) zelf af

211HET EINDE VAN DE HARMONIE. DE JAREN ZESTIG

Hajema Dissertatie 29-10-2001 15:27 Pagina 211

Page 38: 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig · 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig Maarten legde zijn pen neer. Hij zakte achteruit tegen de leuning van zijn ... Ruimtelijke

212

te treden, omdat een onwerkbare situatie was ontstaan. Van den Berg wassamen met de communist Niemeijer de enige die op zijn post bleef.

Pogingen de partijen weer bijeen te brengen mislukten, waarna in oktobereen nieuw college werd gevormd. Dit eerste linkse meerderheidscollege vanNederland kon rekenen op de steun van de CPN, D’66, de PPR, de PSP en elfvan de dertien leden van de PvdA-fractie. Met de kleinst mogelijke meerder-heid (20 tegen 19) werden de nieuwe wethouders gekozen: vier van de Partijvan de Arbeid, twee van de CPN en één van D’66.

6.7 De voorlichtingspraktijk

De eerste werkdag van voorlichter Van den Berg in Groningen was de dag vande gemeenteraadsverkiezingen, 1 juni 1966. Namens het college van B&W werdhij verwelkomd door de oude wethouder en loco-burgemeester De Wilde, dieaan zijn laatste weken als stadsbestuurder bezig was. “Hij zei: ‘ik zal heel eerlijkzijn, ik was er niet zo voor dat u kwam. Ik vind het een taak van de politiek zelfom verantwoording af te leggen en duidelijk te maken waar ze voor staat. Maarnu u hier bent krijgt u de ruimte om er wat van te maken.’”112 Zoals we in hetvorige hoofdstuk zagen had De Wilde zich lang verzet tegen het aanstellen vaneen voorlichter. Uiteindelijk had hij zich toch gewonnen moeten geven. Dat dekomst van de een vrijwel samenviel met het vertrek van de ander lijkt symbo-lisch voor de nieuwe wind die in Groningen was gaan waaien.

Gerard van den Berg was naar Groningen gekomen in de verwachting dat“er grootse dingen zouden gaan gebeuren. (...) Ik geloofde er heilig in datGroningen het zou gaan maken. Die sfeer heerste er.”113 Ook zijn compaanPier Tania, hoofd van het Bureau Culturele Zaken, verwachtte veel van zijnoverstap van de journalistiek naar het ambtelijke circuit. “Er was (...) van allesaan de hand in Groningen: een geest van vernieuwing en opgang, een nieuwbestuur met een frisse beleidslijn, de duidelijke wil om van die grote kleinestad in het noorden ’n kleine grote stad te maken. Daar lag de uitdaging.”114

Voorlichter Van den Berg werd al snel een vertrouweling van burgemeesterBerger. Beiden vonden elkaar in een rotsvast vertrouwen in de vooruitgang. Hetklikte van meet af aan. Van den Berg: “Ik geloof dat het bij het afscheid van deoude raad was, in september 1966, dat Berger mij vroeg een speech voor hemte schrijven. Vanaf dat moment heeft hij me vaak ingeschakeld. Ik was een soortghostwriter, voordat dat begrip in Nederland ingeburgerd was.” Ook voor zijnnieuwjaarstoespraken riep de burgemeester de hulp van zijn voorlichter in. Vanden Berg was naar eigen zeggen eveneens nauw betrokken bij het opstellen vande reactie van B&W op de geruchtmakende brief van de StudiegroepBinnenstad over het cultuurcentrum en de Harmonie, in november 1966.115

Om zijn werk optimaal te kunnen doen kreeg voorlichter Van den Bergvooraf toegang tot alle vergaderstukken van het college van B&W, overeen-komstig de adviezen die Berger daar in 1965 over had gekregen. Dat was eengroot voorrecht. Behalve de gemeentesecretaris, die deel uitmaakte van het

DE GLAZENWASSERS VAN HET BESTUUR

Hajema Dissertatie 29-10-2001 15:27 Pagina 212

Page 39: 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig · 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig Maarten legde zijn pen neer. Hij zakte achteruit tegen de leuning van zijn ... Ruimtelijke

college, kreeg geen enkele ambtenaar de collegestukken te zien. De stukkenwerden niet vermenigvuldigd, zelfs niet voor de leden van het college van bur-gemeester en wethouders. Het voltallige college beschikte slechts over één set,die een dag voor de vergadering ter inzage werd gelegd in de vaste vergader-kamer van B&W, op de eerste verdieping van het stadhuis.

Van den Berg kreeg nog een voorrecht. Op initiatief van Berger werd hij aanhet einde van de wekelijkse collegevergadering uitgenodigd zijn licht te latenschijnen over de besluiten die het college had genomen. De voorlichter kreeg dusvolop gelegenheid als “oor en oog en mond” van het bestuur te functioneren.116

Eén van de eerste activiteiten van Van den Berg was het opstellen van eenvoorlichtingsplan, dat in december 1966 door het college van B&W werd vast-gesteld. In deze eerste gemeentelijke voorlichtingsnota gingen B&W in op hetbelang van voorlichting. De nota was als het ware een rechtvaardiging achter-af van het besluit een voorlichter aan te trekken en bevatte daarnaast eenbeschrijving van diens takenpakket.

Het “gebied van overheidshandelen” was sterk uitgebreid, zo luidde de ana-lyse in het voorlichtingsplan, en de “ingewikkeldheid der zaken” evenredig toe-genomen. Dat maakte het bestuurlijke functioneren tot een complexe aangele-genheid. De taak van de voorlichter was het bestuur te helpen door “mee te den-ken vanuit het belang van de publieke opinie”. Niet alleen bij de uitvoering vanbeleid, maar ook bij de voorbereiding ervan. Hoewel de nota geen voorbeeldennoemde, ligt het voor de hand daarbij aan de commotie rond de Harmonie tedenken. Dat geldt ook voor de tweede reden die B&W gaven voor het opzettenvan een gemeentelijk voorlichtingsbeleid: de veranderingen in de pers. “Uit onsdemocratische midden gegroeid heeft de pers zich ontwikkeld tot een (kritisch)begeleidster van het overheidshandelen en waakster over democratische waar-den,” stelde het college vast. “Het is onzes inziens juist, deze positie van de perste erkennen en het daaruit voortvloeiend bestaan van een spanningsveld als nor-maal te beschouwen. In een toestand van onvoldoende erkenning en weinigopenhartige informatie” bestond het risico dat de bestaande spanning zich “innegatieve zin” zou ontladen. Aan de voorlichter de taak dat te voorkomen, ondermeer door “een geregelde stroom persberichten” te verzorgen.

Bureau Voorlichting zou zich verder op de Groninger burgerij moeten rich-ten. Bijvoorbeeld door bij het verlaten van de lagere school en later bij het inhuwelijk treden van de kant van het stadsbestuur een boekje aan te biedenmet essentiële informatie voor jonge burgers. “Maar ook door het houden vanhearings, waar een levend contact tussen bestuurden en bestuurders realiseer-baar is.” De toekomst van de stad had de bijzondere aandacht van het bestuur.Men wilde daar een “duidelijk beeld” van schetsen. “In het kader van de voor-lichting wordt gezocht hoe de planologie voor een groot publiek zichtbaargemaakt kan worden.” Ten slotte ging de nota in op het belang van internevoorlichting aan ambtenaren en van een “modern tijdschrift” over de stad. Hetcollege gaf aan positief te staan “ten opzichte van het middel film”. Het vondfilm een “duurzaam” medium, tegen een “redelijke prijs” en met een “vrijwelonbegrensde actieradius”.

213HET EINDE VAN DE HARMONIE. DE JAREN ZESTIG

Hajema Dissertatie 29-10-2001 15:27 Pagina 213

Page 40: 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig · 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig Maarten legde zijn pen neer. Hij zakte achteruit tegen de leuning van zijn ... Ruimtelijke

214

De gemeente had recent enige ervaring met film opgedaan. In 1964 was opinitiatief van de directeur van de gemeentelijke dienst Reiniging, Marktwezenen Havenbedrijf een film over de gemeentereiniging gemaakt. Voor de TweedeWereldoorlog was ook al eens een film over de Reiniging verschenen, en menvond dat het tijd was voor een nieuwe versie. De film was vervaardigd doorHenk Blouw, een medewerker van de dienst. Blouw was een verwoed ama-teurfotograaf en maquettebouwer, die ook foto’s maakte voor het in 1960opgerichte personeelsblad Pronkjewail. De film over de reiniging beviel zogoed dat de maker twee nieuwe opdrachten kreeg: een film ter gelegenheidvan het afscheid van burgemeester Tuin in het voorjaar van 1965, en een filmover de overschakeling van stadsgas naar aardgas. Deze laatste film, Gas onderde Martini, was vrijwel gereed toen Van den Berg werd aangenomen als voor-lichter. Hij was behulpzaam bij de afronding, door het commentaar bij debeelden te schrijven en in de spreken.

In de aardgasfilm was onder meer te zien hoe de gemeenteraad in 1964besloot een krediet van 11 miljoen gulden beschikbaar te stellen voor de over-gang van stads- op aardgas. Zoals in het vorige hoofdstuk is uiteengezet zijndeze beelden later in scène gezet. Toen de opnamen werden gemaakt warenburgemeester Tuin en gemeentesecretaris Troostwijk al vertrokken.

Op de grens van een nieuwe tijd

Niet alleen in Groningen stond het vraagstuk van de gemeentelijke voorlich-ting in de belangstelling. Dat bleek in april 1967 op een landelijke studiedagvan de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, het Instituut voorBestuurswetenschappen en het Nederlandse Genootschap voor PublicRelations. Meer dan 200 gemeenten waren op de studiedag aanwezig. In totaalbezochten zo’n 500 mensen uit kringen van gemeentebesturen, pers, weten-schap en public relations de bijeenkomst in Utrecht. Zij hoorden hoe drieinleiders het woord voerden: de Utrechtse gemeentesecretaris P. Van Dijke,oud-voorlichter P. Mijksenaar van Amsterdam en burgemeester Berger.117

De laatste hield een bevlogen, zo af en toe zelfs dramatisch getoonzetbetoog. Berger stelde dat het bestuur “op de grens van een nieuwe tijd” stond,en die grens in menig opzicht al had overschreden. Bestuurders genoten nietlanger vanzelfsprekend gezag, en de kranten brachten niet langer “vrijwel let-terlijke verslagen” van wat zich in kamers en raden had afgespeeld. Eigentijdsebestuurders moesten burgers de gelegenheid geven tot “meedenken en mee-spreken”. Daarvoor was naar zijn oordeel een voortdurende uitwisseling vaninformatie nodig. Voorlichters speelden daarbij een essentiële rol. Maar voor-lichting was meer dan dat: het ging erom dat het bestuurlijke apparaat zich“over de gehele hoogte en breedte” een andere “mentaliteit” eigen maakte.Bestuurders dienden “nieuwe wegen” te zoeken voor hun contact met debevolking. Berger verwees daarbij naar de hearings die de gemeente Groningenorganiseerde over het ontwerp-verkeersplan voor de binnenstad.

DE GLAZENWASSERS VAN HET BESTUUR

Hajema Dissertatie 29-10-2001 15:27 Pagina 214

Page 41: 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig · 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig Maarten legde zijn pen neer. Hij zakte achteruit tegen de leuning van zijn ... Ruimtelijke

Een menigte “vroeger niet vermoede taken in de sfeer van industrialisatie,stadsontwikkeling, personeelsbeheer, onderwijs,” noopte bestuurders ertoezich meer te verplaatsen in de motieven en vragen van burgers,” hield deGroninger burgemeester zijn publiek voor. Voor burgers was het groeiendeoverheidsapparaat geen “glazen huis” meer, maar veeleer “een pand met veleverdiepingen en honderden kamertjes zo ontdaan van identiteit en vaakongewild zo steriel als een moderne flat maar kan zijn: met niets om je aan tehechten”.

Volgens Berger werd de groeiende overheidsbemoeienis “door menig bur-ger als weinig anders dan inmenging ervaren”. Hij beschouwde dat als eengroot risico, omdat hij voorzag dat de overheid de komende decennia steedsmeer zou moeten regelen en steeds vaker zou moeten ingrijpen. “De massa ende perfectionering van onze welvarende beschaving perken de individuelevrijheid steeds sterker in. Wat ons vandaag door het gordijn van de toekomstheen zichtbaar wordt is niet in de laatste plaats de opeenhoping van een hoe-veelheid explosiestoffen. (...) Het is in alle ernst een afschuwelijk dilemma,want de zich ophopende explosiestoffen liggen wel degelijk onder de wortelsvan onze grootste verworvenheid-als-gemeenschap; de democratie.”

Voorlichting zou dit gevaar moeten afwenden, sloot hij zijn verhandelingaf. Niet de persoon van de voorlichter, maar de voorlichtersmentaliteit:“Natuurlijk verwacht ik niet alle heil van deze man, of van dit apparaat. Ik zieonze enige mogelijkheid in de mentaliteit die hier met voorlichting is aange-duid.”118

Gesteund door Berger kon voorlichter Van den Berg binnen een jaar tweemedewerkers aantrekken. Beiden werkten al voor de gemeente. De een, eenmedewerker van de afdeling Personeelszaken, deed al sinds 1960 de redactievan het dat jaar opgerichte personeelsblad Pronkjewail. Hij werd voor halvedagen ondergebracht bij Bureau Voorlichting. De ander was de maker van defilms uit de jaren 1964-’66, tevens fotograaf voor het personeelsblad. Bij degemeentereiniging was hij de laatste jaren al grotendeels vrijgesteld voor diewerkzaamheden. Beide kregen al per 1 september 1966 een plaats bij BureauVoorlichting.

Wetten en regels

Wat deed Bureau Voorlichting nu in de praktijk?Volgens Van den Berg was de kern van het werk de “promotie” van de stad. Hetging erom Groningen “op de kaart te zetten”. Ook Bureau Culturele Zaken hieldzich daarmee bezig.119 Pier Tania was de grote gangmaker achter culturele mani-festaties als Beeld en route en Groningen 4-Hoog, die voor veel - ook landelijke -publiciteit zorgden. Onder promotie verstond Van den Berg niet alleen de aard-gasfilm, die op scholen werd vertoond en dankbaar werd gebruikt door deGasunie, maar ook het opstellen en plaatsen van advertenties die nieuwe indu-strieën naar Groningen moesten lokken. Daarbij ontdekte de voorlichter al snel

215HET EINDE VAN DE HARMONIE. DE JAREN ZESTIG

Hajema Dissertatie 29-10-2001 15:27 Pagina 215

Page 42: 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig · 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig Maarten legde zijn pen neer. Hij zakte achteruit tegen de leuning van zijn ... Ruimtelijke

216

dat hij in een complex krachtenveld was terechtgekomen, waar speciale wettenen regels golden. De volgende voorbeelden maken dat duidelijk.

In een brief aan de gemeente Groningen maakte de regering op 21 januari1967 bekend 100 miljoen gulden beschikbaar te stellen voor subsidiëring vannieuwe industrievestigingen in het noorden en zuiden van het land. Van denBerg nam terstond contact op met een reclamebureau om een advertentie opte stellen waarin dit goede nieuws onder de aandacht van het bedrijfslevenwerd gebracht. Hij vroeg een prijsopgave voor advertenties in kranten inNederland, de Verenigde Staten, de Bondsrepubliek Duitsland en Zwitserland.De eerste advertentie à f 9.800 werd nog dezelfde maand geplaatst.

In plaats van een stroom van reacties van geïnteresseerde bedrijven, of zelfsmaar de complimenten voor de snelle actie, kreeg de gemeente een boze briefvan de (provinciale) Commissie Industrievestiging Groningen, het samenwer-kingsverband van acht Groninger industriegemeenten. De CIG hekelde heteigenmachtige optreden van de stad en wees op de afspraak gezamenlijk op tetrekken bij promotie en bedrijvenacquisitie.120

Bureau Voorlichting verzorgde ook de productie van een Engelstalige folderover de gemeente Groningen, getiteld Groningen, Holland’s future in the north. Defolder was bedoeld voor de promotie van Groningen in Canada en de VerenigdeStaten, in het bijzonder voor de wereldtentoonstelling die dat jaar in Montrealzou worden gehouden. De folder bevatte een aanbeveling van een Amerikaansezakenman en werd in een oplage van 5.000 gedrukt. De gemeente verwachtteer veel van. En hoewel het gemeentebestuur nu wèl vooraf overleg pleegde metde provincie en de Kamer van Koophandel ontstonden er opnieuw problemen.Ditmaal lag het ministerie van Economische Zaken dwars. De plannen van degemeente zouden niet stroken met promotionele activiteiten die het ministeriezelf beraamde. Na een uitgebreide briefwisseling tussen gemeente, CIG en hetministerie besloot men de folder toch te verzenden. Voorlichter Van den Berghad er handenvol werk aan. Hij schreef de brieven voor het college van B&W,zorgde voor de productie van de folder en regelde de distributie in de VerenigdeStaten. De teleurstelling moet groot zijn geweest toen in april 1969 een brief vande Nederlandse Industriële Commissaris in de VS binnenkwam. Deze John G.Hafkemeijer schreef: “Helaas moet ik u mededelen dat wij tot op heden geenenkele reactie hebben ontvangen van het Amerikaanse bedrijfsleven, terwijl onsadres op de bijgevoegde kaart was vermeld.”121

Het ritme van de voorlichtingswerkzaamheden werd sterk beïnvloed doorhet noodzakelijke overleg met andere instellingen. Ook de afstemming binnende gemeentelijke organisatie kostte veel tijd en moeite. Zo duurde het erg langom een folder te maken over de wijk Vinkhuizen. In februari 1968 besloot hetcollege van B&W zo’n folder beschikbaar te stellen voor toekomstige bewo-ners van deze nieuwe wijk aan de noordwestkant van de stad. In juli kreeg dedienst Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting opdracht de gegevens daarvooraan te leveren. Drie maanden later was een eerste ontwerp van een folderklaar. Probleem was toen dat er geen geld beschikbaar was. Daarvoor was eenbesluit van de gemeenteraad nodig. Pas in maart 1969 stelde de raad de

DE GLAZENWASSERS VAN HET BESTUUR

Hajema Dissertatie 29-10-2001 15:27 Pagina 216

Page 43: 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig · 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig Maarten legde zijn pen neer. Hij zakte achteruit tegen de leuning van zijn ... Ruimtelijke

gevraagde 6.000 gulden beschikbaar. Op 9 juni kwam de folder van de druk-ker. Op dat moment had de voorbereiding bijna anderhalf jaar geduurd.Behalve het college van B&W - tot drie keer toe - en de gemeenteraad haddental van ambtelijke diensten en maatschappelijke instellingen zich met de fol-der beziggehouden. In het dossier zijn brieven met commentaar te vinden vanhet Gemeentelijk Elektriciteitsbedrijf, de Stichting Wijkcentrum enWijkopbouw Selwerd-Vinkhuizen-Paddepoel, de PTT, de gemeentereiniging,de diensten Openbare Werken en Stadsontwikkeling en Volkshuisves-ting ende afdeling Plantsoenen.122

Ook het maken van een knipselkrant bleek niet zo eenvoudig als men welzou denken. De start van een dagelijkse knipselkrant was een van de vroegsteactiviteiten van Bureau Voorlichting. De knipselkrant verscheen eind 1966 ineen oplage van achttien. Bij een gemiddelde omvang van vijf pagina’s en eenkostprijs van 25 cent per fotokopie was de gemeente daar op jaarbasis f 5.600mee kwijt. Alleen de leden van B&W en enkele hoofden van ambtelijke dien-sten kregen de knipselkrant. Zij waren daar zo tevreden over dat ook raadsle-den en andere diensthoofden hem wilden hebben. Daardoor zouden de kos-ten fors toenemen. Bij een oplage van honderd zou de gemeente per jaar28.000 gulden kwijt zijn aan de knipselkrant. Te veel, schreef Van den Bergaan het college van B&W. “In feite is het zo, dat men alle geabonneerden opde knipselkrant met minder moeite voor hetzelfde geld een abonnement opvijf/zes dagbladen zou kunnen geven.” Van den Berg stelde het college voor deknipselkrant met behulp van offsettechniek te produceren. Dat zou een een-malige uitgave van f 7.000 vergen, maar daarna kostte de gewenste oplage vanhonderd net zo veel als de bestaande oplage van achttien.

De nota van Van den Berg leverde enige discussie op in de vergadering vanB&W. Even was sprake van een aanvullende wekelijkse nieuwsbrief voor deraad en de ambtelijke diensten, die voornamelijk achtergronden zou bevatten.Ook de mogelijkheid de knipselkrant uit te besteden werd serieus overwogen.Een technologische doorbraak bracht uiteindelijk uitkomst. Er bleek eennieuw apparaat beschikbaar, waarmee knipselvellen op stencil konden wor-den overgezet. Daarmee werd de productie van de knipselkrant een stuk goed-koper. In juli 1967 besloten B&W zo’n apparaat aan te schaffen. Uit kosten-overwegingen werd verder besloten de knipselkrant niet toe te sturen aanraadsleden, maar ter inzage te leggen in een nieuw in te richten leeskamer.Twee raadsleden namen daar geen genoegen mee. Zij verzochten Van den Bergervoor te zorgen dat individuele raadsleden een eigen exemplaar kregen.B&W besloten dat verzoek af te wijzen. Het college gaf Van den Berg opdrachtzelf op het briefpapier van Voorlichting een afwijzing te schrijven.

De knipselkrant bleef echter een begerenswaardige bron van informatie,zodat geregeld verzoeken om toezending binnenkwamen. Iedere aanvraagwerd door B&W afzonderlijk beoordeeld. Een verzoek van Van den Bergsopvolger D. Wolff om aanvragen voortaan zelf af te handelen wees het collegevan de hand.123 Dat kon niet verhinderen dat de oplage geleidelijk bleef groei-en, tot 110 in 1975. Dat jaar bedroegen de kosten f 13.000.124

217HET EINDE VAN DE HARMONIE. DE JAREN ZESTIG

Hajema Dissertatie 29-10-2001 15:27 Pagina 217

Page 44: 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig · 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig Maarten legde zijn pen neer. Hij zakte achteruit tegen de leuning van zijn ... Ruimtelijke

218

Uitbreiding

Iedere nieuwe activiteit bezorgde Bureau Voorlichting dus extra werk, in devorm van het voeren van overleg en correspondentie en het voorbereiden vancollegebesluiten. De bemoeienis van B&W met de voorlichting reikte zeer ver,zoals de gang van zaken rond de knipselkrant laat zien. Duidelijk is ook datde informatie aan raadsleden achterbleef bij die aan collegeleden en ambtena-ren. Raadsleden werden in toenemende mate als buitenstaander beschouwd inde dagelijkse praktijk van het lokaal bestuur.

In een nota aan het college gaf Van den Berg in september 1968 aan dat dewerkdruk voor zijn bureau te groot werd. Hij vroeg om uitbreiding van hetaantal personeelsleden, dat op dat moment buiten hemzelf uit drie personenbestond, waarvan één voor halve dagen: twee medewerkers en een “typiste”.Ter onderbouwing van zijn verzoek zette hij op een rijtje waar het bureau zichde voorgaande twee jaar zoal mee bezig had gehouden. Dat waren om tebeginnen de gewone werkzaamheden, als het maken van folders, het organi-seren van hearings, het maken van films en het onderhouden van perscontac-ten. Bureau Voorlichting had zo’n honderd persberichten de deur uit gedaan.Buiten “het gebied van de voorlichting in engere zin” werd BureauVoorlichting in toenemende mate ingeschakeld bij andere werkzaamheden. Indat verband noemde Van den Berg reizen naar Finland, Zweden enZwitserland, het verzorgen van ontvangsten, het schrijven van speeches en eenmemorie van antwoord en het lesgeven op de Bestuursacademie.

In de loop van 1969 kreeg Bureau Voorlichting er op grond van deze nood-kreet een medewerker bij, zodat de afdeling nu uit vijf personen bestond,waarvan één voor halve dagen.

Uit de nota van Van den Berg bleek dat de in het voorlichtingsplan van 1966gewenste “stroom van persberichten” op gang was gekomen. Tot een betere ver-houding tussen de gemeente en de pers leidde dat echter niet. Volgens Van denBerg waren de verhoudingen met Het Vrije Volk en Het Nieuwsblad van het Noordenstroef. “Sommige journalisten waren meer en meer vervuld met scepsis en wan-trouwen.” Dat bemoeilijkte het werk zeer. “Wij wilden wat met die stad. We wil-den dat Groningers in hun stad gingen geloven. Een man als Berger wist dat ookover te brengen.” Maar steeds minder op de lokale en regionale journalisten, diegeleidelijk kritischer werden in hun benadering van het gemeentebestuur. Vanden Berg: “Dat zure, dat azijnzeikerige toontje... Ze waren er steeds op uit om spa-ken in het wiel te steken. (...) Het waren van die losers.”125 Hij maakt een uitzon-dering voor de journalist Bart Tammeling, een voormalig redacteur van OnsNoorden en de Nieuwe Provinciale Groninger Courant, die na de teloorgang van ditprotestants-christelijke dagblad een eigen persbureau was begonnen. Dit persbu-reau werkte onder meer voor het ANP en Trouw en verzorgde vanaf 1967 deredactie van het huis-aan-huis blad De Groninger Gezinsbode. De Gezinsbode wasin 1952 ontstaan op initiatief van een aantal ondernemers.126 Dankzij Tammelingwerd de Gezinsbode ook als nieuwsmedium van belang. Van den Berg trachttehem daarbij te helpen. “Ik heb hem aan verschillende primeurs geholpen.”127

DE GLAZENWASSERS VAN HET BESTUUR

Hajema Dissertatie 29-10-2001 15:27 Pagina 218

Page 45: 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig · 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig Maarten legde zijn pen neer. Hij zakte achteruit tegen de leuning van zijn ... Ruimtelijke

Op hun beurt waren de lokale verslaggevers niet erg te spreken over het func-tioneren van Bureau Voorlichting. Redactiechef Van der Wal van Het Vrije Volk: “Ikwas er voor dat Groningen een voorlichter kreeg. Het leek me handig om een vastaanspreekpunt te hebben, waar je iets kon laten uitzoeken, en waar je van pers-berichten werd voorzien. Maar ik heb eigenlijk nooit iets gemerkt van de afdelingVoorlichting. Gerard van den Berg was er nooit als je hem nodig had.”128

Tot besluit

Van den Berg besloot in de zomer van 1970 te vertrekken uit Groningen. Hijkeerde terug naar de NCRV. Tania was hem een jaar eerder al voorgegaan. Ookhij ging terug naar Hilversum. Bij de VARA werd hij eindredacteur van deactualiteitenrubriek Achter het Nieuws. Op verzoek van het Nieuwsblad van hetNoorden schreef Tania in het voorjaar van 1969 een terugblik op zijnGroninger jaren. Hij moest toegeven, ondanks zijn aanvankelijke enthousias-me er nooit helemaal zijn draai te hebben kunnen vinden. “Ik heb onvol-doende adem voor ambtelijke procedures,” verzuchtte hij.129

Van den Berg hield het niet alleen langer vol, hij was ook positiever overzijn ervaringen in Groningen. De ommekeer in het politieke en maatschappe-lijke klimaat bespoedigde zijn vertrek. Voorlichter Van den Berg moest nietshebben van de opvattingen van zijn naamgenoot, de nieuwe wethouder voorde Partij van den Arbeid. Gerard van den Berg: “In feite had Max van den Bergdezelfde opvattingen als journalisten als Wiese.”130

Niet alleen Van den Berg en Tania keerden de gemeente Groningen de rugtoe. Ook burgemeester Berger, de grote gangmaker van de Groninger gemeen-tevoorlichting, zou de stad spoedig verlaten. Berger had ernstige bezwarentegen de veranderingen in zijn eigen Partij van de Arbeid. Zijn bedenkingenhield hij lang voor zich. Slechts in kleine kring was bekend hoe hij over deradicalisering van zijn partij dacht. Toen hij in februari 1971 verklaarde te zul-len overstappen naar DS’70 kwam dat als een grote verrassing. Het Nieuwsbladvan het Noorden opende op 15 februari met het bericht van Bergers “sensatio-nele overstap”. De krant wist te melden dat ook lokale partijprominenten alswethouder Hendriks, oud-fractievoorzitter Kastermans, voormalig federatie-voorzitter Tent en oud-hoofdredacteur Van Veen van Het Vrije Volk overwogende PvdA in te ruilen voor de partij van Drees jr. De aankondiging van Bergerriep meteen de vraag op wat de gevolgen zouden zijn voor het burgemeester-schap. Zijn eerste termijn van zes jaar zat er in april 1971 op. Zou hij als lidvan DS’70 kunnen aanblijven als burgemeester? Berger zelf moest als eersteantwoord geven op die vraag. Het Nieuwsblad van het Noorden vond dat “eenmoeilijke beslissing” en wenste hem daar veel sterkte bij.131 Een paar dagenlater schreef de krant dat een eventueel vertrek van Berger “een gevoelige klap”zou zijn. De burgemeester had het “niet gemakkelijk gehad,” meende de krant,die zijn “experimenten op het gebied van de inspraak van de burgerij” prees.“Baanbrekend,” noemde het Nieuwsblad die experimenten.

219HET EINDE VAN DE HARMONIE. DE JAREN ZESTIG

Hajema Dissertatie 29-10-2001 15:27 Pagina 219

Page 46: 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig · 6 Het einde van de Harmonie. De jaren zestig Maarten legde zijn pen neer. Hij zakte achteruit tegen de leuning van zijn ... Ruimtelijke

220

De Commercieele Club riep de burgemeester op om te blijven. PvdA-frac-tievoorzitter Wallage hield zich op de vlakte. “Wij beoordelen de burgemees-ter niet naar zijn partij, maar naar de wijze waarop hij functioneert,” aldusWallage.133 Berger nam een week de tijd om een besluit te nemen. Tegenoverhet Nieuwsblad legde hij nog eens uit waarom hij de Partij van de Arbeid hadverlaten. Hij sprak eerdere berichten tegen dat de verkiezing van André vander Louw tot partijvoorzitter de doorslag had gegeven. Het ging hem niet omde persoon Van der Louw, maar wel om het gedachtengoed van Nieuw Links,waarvan Van der Louw één van de vaandeldragers was. “(...) het doel blijftvoor mij een harmonieuze maatschappij,” aldus Berger. In dezelfde krant eistede Groninger Studentenraad Bergers aftreden. De burgemeester zelf repte daarechter met geen woord over. Wel deelde hij mee dat hij was gevraagd zich voorDS’70 kandidaat te stellen voor de Tweede Kamer.134 De gemeenteraadsverga-dering van 22 februari 1971 bracht de ontknoping. Onder grote mediabe-langstelling maakte Berger bekend te zullen aftreden als burgemeester. Zijnvertrek symboliseerde het definitieve einde van een tijdperk: een periode vanoptimisme, vooruitgangsgeloof en eensgezindheid.

DE GLAZENWASSERS VAN HET BESTUUR

Hajema Dissertatie 29-10-2001 15:27 Pagina 220