4e leerjaar Taalbundel - WordPress.com€¦ · 1. het begin van een zin en na een punt, een...

23
4 e leerjaar 1 Taalbundel D_eze _werkbundel _is _van <>

Transcript of 4e leerjaar Taalbundel - WordPress.com€¦ · 1. het begin van een zin en na een punt, een...

Page 1: 4e leerjaar Taalbundel - WordPress.com€¦ · 1. het begin van een zin en na een punt, een vraagteken en een uitroepteken. Halt! Een agent staat midden op de weg. Moet ik nu stoppen?

4e leerjaar

  1

Taalbundel

D_eze _werkbundel _is _van < >

Page 2: 4e leerjaar Taalbundel - WordPress.com€¦ · 1. het begin van een zin en na een punt, een vraagteken en een uitroepteken. Halt! Een agent staat midden op de weg. Moet ik nu stoppen?

4e leerjaar

  2

Page 3: 4e leerjaar Taalbundel - WordPress.com€¦ · 1. het begin van een zin en na een punt, een vraagteken en een uitroepteken. Halt! Een agent staat midden op de weg. Moet ik nu stoppen?

4e leerjaar

  3

Sterke en samengestelde werkwoorden (week 1)

Doelen:

1. Ik kan de stam van een werkwoord vormen. 2. Ik kan een werkwoord correct vervoegen in de tegenwoordige tijd.

3. Ik kan voorbeelden van samengestelde werkwoorden geven.

Wat is de stam?

De stam is de ik-vorm van een werkwoord. Het is ook de kortste vorm van het werkwoord.

Ik fiets naar de trein è fiets is de stam

Gaston fietst naar de trein è fietst is de stam+t

Ik schrijf de stam en tweemaal de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd.

stam

gaan _________________ Jij _________________mee. Ik _________________ niet.

kunnen _________________ Hij _________________ dat ook. _________________ ik dat?

zijn _________________ Wie _________________ daar? Jij _________________ ziek.

hebben _________________ Hij _________________ koorts. _________________ jij koorts?

doen _________________ Jij _________________ mee. _________________ jij iets?

mogen _________________ Hij _________________ mee. Jij _________________ ook.

zien _________________ Wat _________________ jij? Hij _________________ niets.

zullen _________________ _________________ jij dat doen? Hij _________________ komen

staan _________________ Hij _________________ naast mij. Jij _________________ daar.

Page 4: 4e leerjaar Taalbundel - WordPress.com€¦ · 1. het begin van een zin en na een punt, een vraagteken en een uitroepteken. Halt! Een agent staat midden op de weg. Moet ik nu stoppen?

4e leerjaar

  4

Sterke en samengestelde werkwoorden (week 1)

Ik schrijf de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd.

opzetten Ramsi ___________________ een grote hoed _________________.

afbreken De tak ___________________ bijna _________________.

opzoeken ___________________ jij dat woord even _________________?

omdraaien Wij ___________________ de plaat in de speler _________________.

afspreken Wanneer ___________________ je met me _________________?

uitknippen Lucie ___________________ een prentje _________________.

Ik geef vijf voorbeelden van samengestelde werkwoorden.

_____________________________________

_____________________________________

_____________________________________

_____________________________________

_____________________________________

Samengestelde werkwoorden aanraken Ik raak je aan. schoonmaken Jij maakt de tafel schoon.

Page 5: 4e leerjaar Taalbundel - WordPress.com€¦ · 1. het begin van een zin en na een punt, een vraagteken en een uitroepteken. Halt! Een agent staat midden op de weg. Moet ik nu stoppen?

4e leerjaar

  5

Werkwoorden in de tegenwoordige tijd (week 1) Doel: Ik kan een werkwoord correct vervoegen in de tegenwoordige tijd.

PAS OP! Wanneer een stam eindigt op d, krijg je dt in de stam+t-vorm. infinitief ik-vorm (stam) stam+t-vorm wij-vorm worden ik word jij wordt wij worden antwoorden ik antwoord hij antwoordt wij antwoorden vinden ik vind Roxanne vindt wij vinden

PAS OP! Sommige werkwoorden worden anders vervoegd.

Ik schrijf de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd. Ik let op de werkwoorden met een ‘!’, want die hebben een stam die eindigt op d. Kleine muis – deel 2

Kleine muis (komen) _____________________________ voorbij een lekker stukje kaas. Daar

(afblijven) _____________________________ hij ____________. Zijn mama (zeggen)

________________________ dat je de donder op je kop (krijgen) _________________________

als je daarvan (eten) ______________________. Een deur (staan) _________________________

op een kier. Daar (liggen) _____________________________ het beest… Maar het (slapen)

_____________________________. Kleine muis (sluipen) _____________________________ langs

de muur. Wat (ruiken) _____________________________ het daar heerlijk! Hij (proeven)

_____________________________ van een heerlijke taart. Dat zijn toch lieve mensen.

Page 6: 4e leerjaar Taalbundel - WordPress.com€¦ · 1. het begin van een zin en na een punt, een vraagteken en een uitroepteken. Halt! Een agent staat midden op de weg. Moet ik nu stoppen?

4e leerjaar

  6

Werkwoorden in de tegenwoordige tijd (week 1) Ik schrijf de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd. Ik let op de werkwoorden met een ‘!’, want die hebben een stam die eindigt op d. Plots (voelen) _____________________ hij de adem van het beest. Hij (rennen)

_________________, hij (vluchten) ____________________________ en (haasten)

_____________________________ zich naar het holletje in de muur. (Vinden!)

_____________________________ hij op tijd de ingang? Of (worden!)

_____________________________ hij gepakt? (Ontsnappen) _____________________________

hij of (verslinden!) _____________________________ het beest hem? (Zien)

_____________________________ hij zijn mama nog terug? Of (vasthouden!)

_____________________________ het beest hem ____________________ met zijn scherpe

klauwen?

Ik kies een zin uit bovenstaande tekst en maak er een rebuszin van. Ik doe dat door de woorden te veranderen met +, - en =. Hier een voorbeeld:

Page 7: 4e leerjaar Taalbundel - WordPress.com€¦ · 1. het begin van een zin en na een punt, een vraagteken en een uitroepteken. Halt! Een agent staat midden op de weg. Moet ik nu stoppen?

4e leerjaar

  7

Zinsbouw (week 1)

Doelen:

1. Ik kan de persoonsvorm vinden in een zin door de ja/nee-vraag te stellen. 2. Ik kan het onderwerp vinden in een zin door de wie/wat-vraag te stellen.

3. Ik kan werkwoorden herkennen.

Wat zijn werkwoorden? Werkwoorden zijn woorden die zeggen wat iets of iemand doet of wat er gebeurt. Werkwoorden kan je vervoegen. Bijvoorbeeld: Het gaat regenen van ’s morgens tot ’s avonds. Papa fietst naar zijn werk. Wij zullen bijna vertrekken naar de Ardennen.

Wat zijn de persoonsvorm en het onderwerp?

De persoonsvorm

- is altijd een werkwoord.

- bestaat altijd uit één woord. (behalve bij samengestelde werkwoorden

zoals afwerken è Ik werk de oefening af.)

Hoe vind ik de persoonsvorm?

Ik duik in het zwembad.

We maken een ja/nee-vraag. Duik ik in het zwembad?

De persoonsvorm komt vooraan in de

vraagzin. We onderstrepen die dubbel. Ik duik in het zwembad.

Het onderwerp

- is over wie of wat het gaat.

- kan een mens, dier of ding zijn.

- kan één of meerdere woorden zijn. Bijv. Het lange springtouw is stuk.

Hoe vind ik het onderwerp?

Ik duik in het zwembad.

We maken een wie- of wat-vraag. Als ik kan kiezen tussen wie of wat, kies ik altijd voor wie.

Wie duikt in het zwembad?

Het antwoord is ‘ik’. We onderstrepen het

onderwerp eenmaal. Ik duik in het zwembad.

Page 8: 4e leerjaar Taalbundel - WordPress.com€¦ · 1. het begin van een zin en na een punt, een vraagteken en een uitroepteken. Halt! Een agent staat midden op de weg. Moet ik nu stoppen?

4e leerjaar

  8

Zinsbouw (week 1) Ik verbind het onderwerp met de rest van de zin. Ik l l kan niet gestolen worden.

De snelle belsissers l l moeten nu een kans wagen! Je l l heb verschillende hamsters te koop.

De tweewieler l l vindt geen lagere prijs dan deze!

Ik kleur het onderwerp groen. De rest van de zin kleur ik blauw. Mijn kleine zus wil een tweedehandsfiets.

Bij aankoop van een sierplant krijg je een leuke attentie.

Op die manier wordt de gestolen fiets onbruikbaar.

De verkoper plaatst een zoekertje op de bekendste tweedehandssite.

Ik onderstreep het onderwerp eenmaal. Ik omcirkel alle werkwoorden in de zin. Ik onderstreep de persoonsvorm tweemaal. De eerste vijf bezoekers ontvangen een klein cadeautje.

Hij was beleefd en vriendelijk tegen de klanten.

Zoek je een cavia of een hamster?

De paaseierenraap mag je echt niet missen!

Met verschillende argumenten verkoopt Leo de nieuwste mobiele telefoon.

Na drie maanden had niemand op het zoekertje geboden.

Heeft iemand interesse in mijn wasmachine?

Overmorgen kom ik je mijn oude videogames tonen.

Page 9: 4e leerjaar Taalbundel - WordPress.com€¦ · 1. het begin van een zin en na een punt, een vraagteken en een uitroepteken. Halt! Een agent staat midden op de weg. Moet ik nu stoppen?

4e leerjaar

  9

Zinsbouw (week 1) Doel: Ik kan zinnen bouwen die aan bepaalde eisen voldoen.

Ik maak met onderstaande zinsdelen goede zinnen waarin twee werkwoorden staan. Ik mag de werkwoorden vervoegen.

hun auto – verkopen – jouw ouders – willen _________________________________________________________________________________

_________________________________________________________________________________

op het strookje – jouw gegevens – moet – je – invullen _________________________________________________________________________________

_________________________________________________________________________________

lezen – op de poster – kan – Judith – de plaats en de datum _________________________________________________________________________________

_________________________________________________________________________________

Billie en Nour – deelnemen – aan de jaarlijkse rommelmarkt – zullen _________________________________________________________________________________

_________________________________________________________________________________

Page 10: 4e leerjaar Taalbundel - WordPress.com€¦ · 1. het begin van een zin en na een punt, een vraagteken en een uitroepteken. Halt! Een agent staat midden op de weg. Moet ik nu stoppen?

4e leerjaar

  10

Onthoudwoorden (week 1) Doel: Ik kan moeilijke woorden in de juiste zinnen plaatsen.

Ik vul het juiste woord in.

brutale – datum – e-mail – erwtjes – fotograaf – goochelaar – herinneren – interessant – jullie – loket – modern – motor

Dat zijn onbeschofte of ____________________________________ kinderen.

We eten worteltjes en ____________________________________.

De vele trucs van de _________________________________________ zijn leuk.

Ik ben het niet vergeten, want ik kan het mij ______________________________________.

Heb je mijn __________________________________ ontvangen?

Op welke __________________________________ ben je jarig?

__________________________________ komen toch op tijd?

Ik koop een ticket aan een __________________________________.

We rijden met een _________________________________________.

Dat is een _____________________________________ schilderij.

De __________________________________________ maakt mooie foto’s.

Ik lees een __________________________________ of boeiend boek.

Ik kies drie woorden uit bovenstaande oefening en zet ze in geheimschrift. Ik zet een punt na iedere letter. Dit is de sleutel:

_______________________________

_______________________________

_______________________________

Page 11: 4e leerjaar Taalbundel - WordPress.com€¦ · 1. het begin van een zin en na een punt, een vraagteken en een uitroepteken. Halt! Een agent staat midden op de weg. Moet ik nu stoppen?

4e leerjaar

  11

Verbindingswoorden (week 1) Doel: Ik kan een correct verbindingswoord kiezen.

Ik maak van twee zinnen één zin. Ik gebruik verbindingswoorden. De zinsdelen mogen daarbij van plaats veranderen. Ik kies uit:

of – want – maar – hoewel

Ik kwam te laat. Ik had de bus gemist.

___________________________________________________________________________________

Ik kreeg de schuld. Hij had het gedaan.

___________________________________________________________________________________

Ga je naar buiten. Jij blijft binnen.

___________________________________________________________________________________

Ik zocht heel de dag. Ik vond mijn knuffelbeer nergens.

___________________________________________________________________________________

Ik vul een verbindingswoord in. Ik kies uit:

omdat – terwijl – voordat – nadat – dat

Ik hoop ____________________________ hij komt.

Je mag pas spelen ____________________________ je jouw kamer hebt opgeruimd.

Doe je jas aan ____________________________ je naar buiten gaat.

____________________________ Inke boos was, smeet zij de deur dicht.

Mona zat zachtjes te zingen ____________________________ ze tekende.

Met verbindingswoorden kan je van twee zinnen één zin maken. Ik eet een boterham. Ik heb honger.

è

Ik eet een boterham omdat ik honger heb.  

Page 12: 4e leerjaar Taalbundel - WordPress.com€¦ · 1. het begin van een zin en na een punt, een vraagteken en een uitroepteken. Halt! Een agent staat midden op de weg. Moet ik nu stoppen?

4e leerjaar

  12

Sterke werkwoorden in de verleden tijd (week 2)

Doelen: Ik kan sterke werkwoorden correct vervoegen in de verleden tijd.

Ik schrijf de persoonsvorm in de verleden tijd. Het zijn sterke werkwoorden of werkwoorden met klankverandering.

ij è ee

snijden Hij _sneed het brood.

glijden Ik ______________________________ naar beneden.

lijden ______________________________ je veel pijn?

kijken Ik ______________________________ naar buiten.

bijten Die hond ______________________________ mij.

ie è oo

uitgieten Ik ______________________________ die emmer ________________.

verbieden Hij ______________________________ het hem.

kiezen Waar ______________________________ jij voor?

aanbieden Hij ______________________________ hen een job ________________.

Sterke werkwoorden zijn werkwoorden met een klankverandering in de verleden tijd. t.t. v.t. ik loop ik liep ik vind ik vond

Page 13: 4e leerjaar Taalbundel - WordPress.com€¦ · 1. het begin van een zin en na een punt, een vraagteken en een uitroepteken. Halt! Een agent staat midden op de weg. Moet ik nu stoppen?

4e leerjaar

  13

Sterke werkwoorden in de verleden tijd (week 2) Ik schrijf de persoonsvorm in de verleden tijd. Het zijn sterke werkwoorden of werkwoorden met klankverandering. oo è allerlei klanken

lopen Jij ______________________________ veel te vlug.

kopen Waar ______________________________ jij die fiets?

komen Hij ______________________________ weer te laat!

e è allerlei klanken denken Ik ______________________________ er niet aan.

helpen ______________________________ je mama?

hebben Je ______________________________ gelijk.

verzenden Wie ______________________________ die brief?

werpen Ik ______________________________ de bal.

vechten De jongens ______________________________ op het plein.

ee è a

genezen Hij ______________________________ vlug.

geven Hij ______________________________ mij twintig euro.

breken Het glas ______________________________.

spreken Die man ______________________________ veel te stil.

vergeten Hij ______________________________ zijn agenda.

eten Ik ______________________________ veel te vlug.

Page 14: 4e leerjaar Taalbundel - WordPress.com€¦ · 1. het begin van een zin en na een punt, een vraagteken en een uitroepteken. Halt! Een agent staat midden op de weg. Moet ik nu stoppen?

4e leerjaar

  14

Sterke werkwoorden in de verleden tijd (week 2)

In de vorige oefeningen staan veel woorden met dezelfde klanken. Ik kies vier of vijf woorden met dezelfde klank. Ik schrijf de woorden op, maar teken op de plaats van dezelfde klank een symbooltje zoals &, @, #, $,… Ik laat de woorden aan mijn mama of papa lezen. Weten zij wat het symbooltje betekent? Ik maak rijtjes met verschillende tekens.

_gen#s

_g#f

_br#k

_spr#k

_verg#t

Page 15: 4e leerjaar Taalbundel - WordPress.com€¦ · 1. het begin van een zin en na een punt, een vraagteken en een uitroepteken. Halt! Een agent staat midden op de weg. Moet ik nu stoppen?

4e leerjaar

  15

Inversie (week 2) Doel: Ik kan werkwoorden correct vervoegen in de tegenwoordige tijd.

Wat is inversie? We spreken van inversie wanneer het onderwerp na de persoonsvorm komt. inversie

Ik heb honger. Heb ik honger? Jij speelt buiten. Speel jij buiten?

Wanneer jij of je na de persoonsvorm komt, schrijven we altijd de stam en nooit stam+t. Inversie

Je loopt snel. Loop je snel? Jij antwoordt snel. Antwoord jij snel?

Twijfel je of je een ‘t’ moet schrijven of niet? Vervang het werkwoord dan door smurfen. Dan hoor je of je ‘t’ moet schrijven of niet. Vind jij è smurf jij Jij vindt è jij smurft

Ik schrijf de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd. Ik pas op voor inversie. schreeuwen _______________________ jij vinden (!) _______________________je

verbranden (!) je _______________________ glijden (!) je _______________________

praten je _______________________ onthouden (!) _______________________ jij

geloven _______________________je lijden (!) _______________________je

leiden (!) jij _______________________ redden (!) jij _______________________

Page 16: 4e leerjaar Taalbundel - WordPress.com€¦ · 1. het begin van een zin en na een punt, een vraagteken en een uitroepteken. Halt! Een agent staat midden op de weg. Moet ik nu stoppen?

4e leerjaar

  16

Hoofdletters (week 2) Doel: Ik kan passend gebruikmaken van hoofdletters.

Wanneer schrijf ik een hoofdletter?

1. het begin van een zin en na een punt, een vraagteken en een uitroepteken.

Halt! Een agent staat midden op de weg. Moet ik nu stoppen? Of wijst de agent naar de auto? Ik zal afstappen.

2. een naam, voornaam, straat, gemeente, stad en land.

De agent vraagt mijn naam en woonplaats. Ik heet Sara De Volder. Ik woon in de Kerkstraat in Roeselare. De agent weet dat Roeselare in West-Vlaanderen ligt. Toch is hij benieuwd naar mijn afkomst. Ik kom uit Nederland. Ik ben dus geen West-Vlaming.

3. een taal.

Ik spreek Nederlands, mijn buurmeisje spreekt Engels en verschillende kinderen in onze klas spreken Turks of Marokkaans thuis. In Roeselare spreken ze West-Vlaams. Dat is een dialect dat ik niet altijd begrijp.

4. wie of wat heilig is.

De christenen lezen de Bijbel, de moslims lezen de Koran en de joden lezen de Thora. Dat zijn drie heilige boeken.

5. feestdagen.

Iedereen viert Nieuwjaar. Veertig dagen na Pasen vieren de katholieken Hemelvaartsdag. Op het einde van de ramadan vieren de moslims het Suikerfeest. De belangrijkste dag van het joodse jaar is Jom Kipoer. Op 1 mei vieren we de Dag van de Arbeid en op 11 juli het Feest van de Vlaamse Gemeenschap.

6. bij aardrijkskundige namen zoals stromen, gebergten, meren en zeeën.

De Rijn is een stroom van 1233 kilometer lang. Hij ontspringt in de Zwitserse Alpen en mondt uit in de Noordzee.

Page 17: 4e leerjaar Taalbundel - WordPress.com€¦ · 1. het begin van een zin en na een punt, een vraagteken en een uitroepteken. Halt! Een agent staat midden op de weg. Moet ik nu stoppen?

4e leerjaar

  17

Hoofdletters (week 2) Ik vul de letters in. Ik moet zelf beslissen of ik een hoofdletter of een kleine letter schrijf. t – d – t – g ___om ___ecoene woont in de ___overlaan in de ___emeente

w – t – a ___aregem. Samen met zijn ___urkse vriend ___zer gaat hij elke

b – n woensdagnamiddag naar de ___ib. Zijn vriend kent ___ederlands,

f – t - g een beetje ___rans en natuurlijk ___urks. Zijn ___rootouders komen

t – e – a uit ___urkije. ___lke vakantie, in ___ugustus, gaan ze een maand

m – z naar hun geboorteland. Azer is ___oslim. Op ___aterdag gaat hij

d – k – h naar school. ___aar lezen ze de ___oran, het ___eilige boek. Bij de

k – b ___atholieken heet het heilige boek de ___ijbel. In hun klas zit er

m – k ook een jongen met ___arrokaanse ouders en ___inderen uit

c – t – a - k ___ongo. ___om en ___zer fietsen langs de ___eukeldam naar de

m – h ___arkt. Ze slaan de ___olstraat in en nemen dan de

s – z ___chakelstraat. ___o komen ze aan de bibliotheek.

r – d Tom leest graag boeken van ___oald ___ahl. Dat is een schrijver uit

e – k – z - i ___ngeland. “___ijk!” ___ijn vriend roept. “___k heb een boek voor

m – t jou gevonden. Heb je ___athilda al gelezen?” ___om heeft die al gelezen.

Ik los de rebus op.

Page 18: 4e leerjaar Taalbundel - WordPress.com€¦ · 1. het begin van een zin en na een punt, een vraagteken en een uitroepteken. Halt! Een agent staat midden op de weg. Moet ik nu stoppen?

4e leerjaar

  18

Werkwoorden in de tegenwoordige tijd (week 2) Doelen:

1. Ik kan werkwoorden correct vervoegen in de tegenwoordige tijd. 2. Ik kan woorden met au, ou, auw of ouw correct schrijven.

3. Ik kan woorden met aai, ooi, oei, eeuw, ieuw of uw correct schrijven. 4. Ik kan woorden met ng of nk correct schrijven.

5. Ik kan woorden met ei en ij correct schrijven.

Wanneer schrijf ik au, ou, auw of ouw?

Ik hoor een woord met een au/ou-klank.

Staat het woord in mijn au-lijst (in mijn onthoudboekje)?

Ja, ik schrijf de au van auto.

Nee, ik schrijf de ou van oud.

Welke medeklinker hoor ik na de au/ou-klank?

Ik hoor w. Ik schrijf auw van blauw of ouw van vrouw.

Ik hoor een andere medeklinker. Ik schrijf au of ou en die andere medeklinker. Ik vul aan met au, auw, ou of ouw. Ik schrijf de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd. vertr_________en Ik _________________________________________ je. Ma ______________________________________ mij. k_________en __________________________________ jij op een snoepje? h_________den Hij _______________________________ van mij. _______________________________ jij ook van mij? b_________en Het jongetje ______________________ een toren van blokken. v_________en _____________________________________ jij dat blad? kl_________en De poes ___________________________________ naar mij.

Page 19: 4e leerjaar Taalbundel - WordPress.com€¦ · 1. het begin van een zin en na een punt, een vraagteken en een uitroepteken. Halt! Een agent staat midden op de weg. Moet ik nu stoppen?

4e leerjaar

  19

Werkwoorden in de tegenwoordige tijd (week 2) Ik vul aan met aai, ooi, oei, eeuw, ieuw of uw. Ik schrijf de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd. schr_________en Dat kindje _____________________________ omdat ze

haar mama wil. zw_________en Oma en opa _______________________________ naar ons. vern_________en Wie _____________________________________ die winkel? str_________en Aube _______________________ kruimels voor de vogels. bespr_________en De boer ____________________________________zijn veld. d_________en Ik __________________________ mijn zusje op haar fietsje. Twijfel ik tussen ng en nk? Ik verleng het woord, dan hoor ik het. Hij zi____t een liedje. wij zingen Hij zingt een liedje. De boot zi____t. boten zinken De boot zinkt.

Ik vul aan met ng of nk. Ik schrijf de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd. dri_________en Oma Sien _____________________________ het liefst een theetje. va_________en De poes ______________________________________ een muisje. ri_________elen Welke telefoon _______________________________ daar zo luid? hi_________elen De meisjes __________________________________ elke speeltijd. Ik vul aan met au, auw, ou of ouw. Ik schrijf eerst de stam en dan de persoonsvorm. b_________en __________________________________ Onze buur __________________________________ een tuinhuisje. mi_________en __________________________________ De poes __________________________ omdat ze naar buiten wil. onth_________den (!) __________________________________ __________________________________________ jij dat gedichtje?

Page 20: 4e leerjaar Taalbundel - WordPress.com€¦ · 1. het begin van een zin en na een punt, een vraagteken en een uitroepteken. Halt! Een agent staat midden op de weg. Moet ik nu stoppen?

4e leerjaar

  20

Werkwoorden in de tegenwoordige tijd (week 2) Wanneer schrijf ik ei of ij?

Ik hoor een woord met een ei/ij-klank.

Staat het woord in mijn ei-lijst (in mijn onthoudboekje)?

Ja, ik schrijf de ei van eitje.

Nee, ik schrijf de ij van ijsje.

Ik vul aan met ei of ij. Ik schrijf eerst de stam en dan de persoonsvorm. ber_________ken __________________________________ Ik ___________________________________ de top. r_________den (!) __________________________________ Mijn vriend __________________________________ met ons mee. sch_________den (!) __________________________________ De meester _______________________________ de ruziemakers.

Ik schrijf een woord uit bovenstaande oefeningen op. Ik schrijf er zoveel mogelijk rijmwoorden achter. Met de woorden kan ik een rijmpje of gedicht maken.

_poes _smoes _roes L_oes _hoes _gnoes

Page 21: 4e leerjaar Taalbundel - WordPress.com€¦ · 1. het begin van een zin en na een punt, een vraagteken en een uitroepteken. Halt! Een agent staat midden op de weg. Moet ik nu stoppen?

4e leerjaar

  21

Werkwoorden in de tegenwoordige tijd (week 2) Doel: Ik kan werkwoorden correct vervoegen in de tegenwoordige tijd.

Ik schrijf de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd. De avonturen van Bas – deel 1

De hond Bas (leiden!) _______________________ een gelukkig

leventje. Zijn baas (zorgen) _______________________ goed voor

hem. Hij (krijgen) _______________________ brokken. Hij (knagen)

_______________________ vaak op een kluif. Maar toch (kunnen)

_______________________ hij het niet laten. Telkens hij een kiertje

(zien) _______________________, een deur die (openstaan) _______________________________

of een poortje dat (openwaaien) _______________________________, dan (wegglippen)

_______________________ hij ___________________. Gelukkig (vinden!)

_______________________ hij altijd de weg terug naar huis.

(Vinden!) _______________________ jij dat fout? (Verraden!) ____________________________

Bas zijn baasjes door weg te lopen? Wel nee! Bas (branden!) _______________________ van

verlangen om de wereld te verkennen. Hij (vermoeden!) _______________________________

dat hij telkens iets zal ontdekken. Zo’n avontuurtje (kruiden!) _______________________ zijn

leven. Soms (roepen) _______________________ zijn baasje hard: “Bas, waar (zijn)

_______________________ je? Bas, waar (vinden!) _______________________ ik je? Bas,

(houden!) _______________________ je misschien niet van ons?” Dan (antwoorden!)

_______________________ hij blaffend: “Ik (komen) _______________________ eraan!” Hij

(kwispelen) ___________________________ dan met zijn staartje. Zijn trouwe blik (vertederen)

___________________________ zijn baasje. Hij (worden!) ____________________

zoals steeds verwend met een snoepje.

Page 22: 4e leerjaar Taalbundel - WordPress.com€¦ · 1. het begin van een zin en na een punt, een vraagteken en een uitroepteken. Halt! Een agent staat midden op de weg. Moet ik nu stoppen?

4e leerjaar

  22

Zinsbouw (week 2) Doelen:

1. Ik kan de persoonsvorm vinden in een zin door de ja/nee-vraag te stellen.

2. Ik kan het onderwerp vinden in een zin door de wie/wat-vraag te stellen. 3. Ik kan werkwoorden herkennen.

4. Ik kan zinnen bouwen die aan bepaalde eisen voldoen.

Ik kleur het onderwerp groen. Ik kleur de rest van de zin blauw. Ik onderstreep de persoonsvorm tweemaal. De striptekenaar tekent een dinosaurus op een groot vel papier.

De schrijver typt een tekst in de tekstballon. Marcel heeft een grote verzameling strips.

Elke week koopt Lex strips op de rommelmarkt. Lees jij graag strips over ruimtewezens?

Ik kleur het onderwerp groen. Ik kleur de rest van de zin blauw. Ik zoek in de rest van de zin twee werkwoorden en omcirkel ze. De auteur heeft zijn stripverhaal naar de uitgeverij gestuurd.

Mag Mink strips voor volwassenen lezen? In de zomer zal Hannes een boekenwinkel openen.

Ik kan die strip nergens vinden met een harde kaft. Mag Remi die strip inkleuren?

Ik vul de zin aan met zoveel mogelijk zinsdelen. Ik kies uit de zinsdelen onder de zin. Een jonge kerel rijdt _______________________________________________________________

_________________________________________________________________________________

op zijn fiets – zondagmorgen – al fluitend – naar de visvijver

De jongeman zit __________________________________________________________________

_________________________________________________________________________________

op zijn visbak – in het zonnetje – aan de visvijver – in de keuken

Page 23: 4e leerjaar Taalbundel - WordPress.com€¦ · 1. het begin van een zin en na een punt, een vraagteken en een uitroepteken. Halt! Een agent staat midden op de weg. Moet ik nu stoppen?

4e leerjaar

  23

Zinsbouw (week 2)

Ik kies één van bovenstaande zinnen. Ik vervang één of twee woorden door een tekening. Wie kan de zin lezen?