497 KNMG: Eisen Levensbeëindiging Strenger Dan De Wet

2
patiëntenbeleid 184 3-2005 > zorg & financiering De Hoge Raad stelde in deze zaak dat er welis- waar ruimte kan zijn voor euthanasie bij psy- chisch lijden, maar dat euthanasie niet toe- gestaan is wanneer er geen sprake is van een medisch geclassificeerde aandoening. De toen- malige Ministers van Justitie en VWS waren dezelfde mening toegedaan bij de parlementaire behandeling van de Wet toetsing levensbeëin- diging op verzoek en hulp bij zelfdoding. De commissie-Dijkhuis concludeerde echter dat dit criterium van het hoogste rechtscollege niet goed bruikbaar is. Volgens de commissie is de scheidslijn vanuit het perspectief van de artsen te ongenuanceerd. ‘Binnen de beroepsgroep van artsen wordt onderschreven dat “ondraaglijk en uitzichtloos lijden” zich niet uitsluitend voor- doet bij mensen met een classificeerbare soma- tische of psychische aandoening, maar ook bij mensen die “lijden aan het leven”.’ Maar Ross-van Dorp stelt dat de commissie- Dijkhuis hiermee slechts heeft willen aangeven dat er geen consensus bestaat of artsen over de vereiste deskundigheid beschikken voor de beoordeling van ‘lijden aan het leven’. Daarom luidt het advies dat eerst nader onderzoek nodig is naar de voorwaarden waaronder dit tot het medische domein gerekend kan worden. Discussie Hierover wil de KNMG een discussie starten, die Ross-van Dorp eerst wil afwachten. Verder wijst de CDA-bewindsvrouw erop dat Dijkhuis c.s. in bovengenoemde vraagpunten geen aanleiding zien om het huidige wettelijke kader voor eutha- nasie principieel ter discussie te stellen. Bron: Stcrt. 2005, nr. 30< Uit onderzoek van de Koninklijke Neder- landsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG) blijkt dat artsen bij euthanasie, levensbeëindiging zonder verzoek of bij staken van een behandeling, zorgvuldiger te werk moeten gaan dan de wet vereist. Rechters en toetsingscommissies stellen meer eisen dan de zes zorgvuldigheidseisen die in de Euthanasiewet staan. De KNMG onderzocht begrippen en zorgvuldig- heidseisen die van belang zijn in de zorgverle- ning rond het levenseinde. Voor dit onderzoek zijn onder meer de rechtspraak uit de periode 1980-2004 en de jaarverslagen van de Toetsings- commissies Euthanasie geanalyseerd. In de periode 1980-2004 zijn zeventig rechter- lijke uitspraken over medische beslissingen rond het levenseinde (euthanasie, levensbeëin- diging zonder verzoek, staken van de behande- ling, enz.) gepubliceerd. Dit aantal laat zien dat het gemiddelde aantal juridische procedures per jaar gering is. De rechterlijke uitspraken dragen echter in belangrijke mate bij aan de ontwikke- ling en de interpretatie van de zorgvuldigheids- eisen. Voor levensbeëindigend handelen gelden meer zorgvuldigheidseisen dan het zestal dat wordt genoemd in de Euthanasiewet. Vooral in de tuchtrechtspraak zijn ‘buitenwettelijke’ zorgvul- digheidseisen ontwikkeld, waaraan een arts zich ook behoort te houden. Voorbeelden zijn: de arts is bestand tegen oneigenlijke druk, de arts bewaart professionele distantie, de arts commu- niceert met en begeleidt zo nodig andere hulp- verleners en de familie van de patiënt én de arts bewaakt het onderscheid tussen levensbeëindi- ging en andere vormen van hulp en ondersteu- ning. Transparanter en verfijnder Niet alleen rechters maar ook de Toetsings- commissies Euthanasie leveren een wezenlijke 497 knmg: eisen levensbeëindiging strenger dan de wet

Transcript of 497 KNMG: Eisen Levensbeëindiging Strenger Dan De Wet

Page 1: 497 KNMG: Eisen Levensbeëindiging Strenger Dan De Wet

patiëntenbeleid

184 3-2005 > zorg & financiering

De Hoge Raad stelde in deze zaak dat er welis-waar ruimte kan zijn voor euthanasie bij psy-chisch lijden, maar dat euthanasie niet toe-gestaan is wanneer er geen sprake is van eenmedisch geclassificeerde aandoening. De toen-malige Ministers van Justitie en VWS warendezelfde mening toegedaan bij de parlementairebehandeling van de Wet toetsing levensbeëin-diging op verzoek en hulp bij zelfdoding.De commissie-Dijkhuis concludeerde echter datdit criterium van het hoogste rechtscollege nietgoed bruikbaar is. Volgens de commissie is descheidslijn vanuit het perspectief van de artsente ongenuanceerd. ‘Binnen de beroepsgroep vanartsen wordt onderschreven dat “ondraaglijk enuitzichtloos lijden” zich niet uitsluitend voor-doet bij mensen met een classificeerbare soma-tische of psychische aandoening, maar ook bijmensen die “lijden aan het leven”.’

Maar Ross-van Dorp stelt dat de commissie-Dijkhuis hiermee slechts heeft willen aangevendat er geen consensus bestaat of artsen over devereiste deskundigheid beschikken voor debeoordeling van ‘lijden aan het leven’. Daaromluidt het advies dat eerst nader onderzoek nodigis naar de voorwaarden waaronder dit tot hetmedische domein gerekend kan worden.

Discussie

Hierover wil de KNMG een discussie starten, dieRoss-van Dorp eerst wil afwachten. Verder wijstde CDA-bewindsvrouw erop dat Dijkhuis c.s. inbovengenoemde vraagpunten geen aanleidingzien om het huidige wettelijke kader voor eutha-nasie principieel ter discussie te stellen.Bron: Stcrt. 2005, nr. 30<

Uit onderzoek van de Koninklijke Neder-landsche Maatschappij tot bevordering derGeneeskunst (KNMG) blijkt dat artsen bijeuthanasie, levensbeëindiging zonder verzoekof bij staken van een behandeling, zorgvuldigerte werk moeten gaan dan de wet vereist.Rechters en toetsingscommissies stellen meereisen dan de zes zorgvuldigheidseisen die in deEuthanasiewet staan.

De KNMG onderzocht begrippen en zorgvuldig-heidseisen die van belang zijn in de zorgverle-ning rond het levenseinde. Voor dit onderzoekzijn onder meer de rechtspraak uit de periode1980-2004 en de jaarverslagen van de Toetsings-commissies Euthanasie geanalyseerd.In de periode 1980-2004 zijn zeventig rechter-lijke uitspraken over medische beslissingenrond het levenseinde (euthanasie, levensbeëin-diging zonder verzoek, staken van de behande-ling, enz.) gepubliceerd. Dit aantal laat zien dathet gemiddelde aantal juridische procedures per

jaar gering is. De rechterlijke uitspraken dragenechter in belangrijke mate bij aan de ontwikke-ling en de interpretatie van de zorgvuldigheids-eisen.Voor levensbeëindigend handelen gelden meerzorgvuldigheidseisen dan het zestal dat wordtgenoemd in de Euthanasiewet. Vooral in detuchtrechtspraak zijn ‘buitenwettelijke’ zorgvul-digheidseisen ontwikkeld, waaraan een arts zichook behoort te houden. Voorbeelden zijn: dearts is bestand tegen oneigenlijke druk, de artsbewaart professionele distantie, de arts commu-niceert met en begeleidt zo nodig andere hulp-verleners en de familie van de patiënt én de artsbewaakt het onderscheid tussen levensbeëindi-ging en andere vormen van hulp en ondersteu-ning.

Transparanter en verfijnder

Niet alleen rechters maar ook de Toetsings-commissies Euthanasie leveren een wezenlijke

497 knmg: eisen levensbeëindiging strenger dan de wet

ZenF-0305 cyaan.qxd 14-4-2005 11:08 Pagina 184

Page 2: 497 KNMG: Eisen Levensbeëindiging Strenger Dan De Wet

185zorg & financiering > 3-2005

euthanasie/jurisprudentie

bijdrage aan de ontwikkeling en interpretatievan normen rond het levenseinde. De commis-sies hebben belangrijke uitspraken gedaan overzaken als: de tijd tussen het euthanasieverzoeken de uitvoering daarvan, de relevantie van ‘toe-komstig lijden’, levensbeëindiging bij een coma-teuze patiënt, en de vraag of euthanasie dooreen niet-behandelend arts mogelijk is.Het onderzoek laat zien dat zich door de jarenheen een ontwikkeling voordoet die leidt tot eensteeds transparanter en verfijnder stelsel vanzorgvuldigheidseisen. Dit is belangrijk voor de

kwaliteit van de medische besluitvorming.

De KNMG heeft het onderzoek uitgevoerd inopdracht van de Nederlandse Vereniging vanVerpleeghuisartsen, de Algemene VerenigingVerpleegkundigen en Verzorgenden en Sting(beroepsvereniging van de verzorging). Hetonderzoeksrapport is te downloaden vanwww.knmg.nl/publicaties (‘Kennisdocumentlevenseinde’).Bron: KNMG, 9 maart 2005<

Tussen januari 2000 en september 2003 zijn erin Nederlandse verpleeghuizen als gevolg vanhet staken van kunstmatige toediening vanvocht en voeding negen patiënten overleden diein een vegetatieve toestand verkeerden.

Dit blijkt uit een uitvoerig onderzoek van ver-pleeghuisarts en onderzoeker drs. Jan Lavrijsen,werkzaam bij de afdeling Verpleeghuisgenees-kunde van het UMC St Radboud. Het onderzoekis uitgevoerd vanuit zorgorganisatie De Zorg-boog te Bakel. Het onderzoeksverslag is geac-cepteerd door het Britse wetenschappelijketijdschrift The Journal of Neurology, Neurosurgeryand Psychiatry en is versneld op het webgeplaatst. Aanleiding is de wereldwijde com-

motie rondom de Amerikaanse Terri Schiavo,die inmiddels is overleden.

In totaal verkeerden er tussen 2000 en 200376 patiënten in een vegetatieve toestand inNederlandse verpleeghuizen. Daarvan stiervener 43. Bij 24 van hen werd besloten een bijko-mende aandoening niet te behandelen. Tien vanhen stierven als gevolg van comorbiditeit, terwijlze daarvoor wel werden behandeld en negenpatiënten overleden als gevolg van het stoppenvan de voeding.Bronnen: UMC St Radboud en The Journal ofNeurology, Neurosurgery and Psychiatry,www.jnnp.bmjjournals.com, 25 maart 2005<

498 weinig sterfgevallen door onthouden vocht en voeding

Het is toegestaan mensen met een functiebeper-king een kilometerlimiet op te leggen. Alduseen korte samenvatting van het oordeel van derechter in het proces dat belangenorganisatieshebben aangespannen tegen de reisvoor-waarden van het Valys-vervoerssysteem.

Inzet van het proces: het Valys-vervoerssysteemmaakt een oneerlijk onderscheid tussen bur-gers, want mensen met een beperking kunnenminder kilometers tegen het openbaar vervoer-tarief reizen dan andere Nederlanders. Grote teleurstelling en verontwaardiging heer-

> jurisprudentie

499 uitspraak in hoger beroep valys: kilometerlimiet voor reizigersmet een beperking toegestaan

ZenF-0305 cyaan.qxd 14-4-2005 11:08 Pagina 185