303 1 + = 328 K = 56 - Nationale Natuurkundeolympiade ...opgave 4.24 uit Cahn, a guide to physic...
Click here to load reader
Transcript of 303 1 + = 328 K = 56 - Nationale Natuurkundeolympiade ...opgave 4.24 uit Cahn, a guide to physic...
Antwoorden Ronde 3 2014 Nederlandse Natuurkunde Olympiade
1. Fata Morgana (3pt) (IPHO 1984)
a. Met behulp van de figuur kun je zien:
ππ΄ sinπΌ = π1 sinπΌ1 = π2 sinπΌ2 = β― = ππ΅ sinπ½
b. Het verschijnsel komt door totale reflectie in een laag warme lucht als geldt dat π½ = 90Β° Dat geeft ππ΄ sinπΌ = ππ΅ sin 90Β° = ππ΅
c. Omdat de dichtheid van lucht π omgekeerd evenredig is met de absolute temperatuur π bij constante druk, kunnen we schrijven:
π(π) = 1 + π β π = 1 + πποΏ½
Bij 15 β geeft dit voor π = 0,0795
Om totale reflectie te krijgen moet gelden π30 sinπΌ = ππ ofwel
οΏ½1 + π303
οΏ½ β πΏββ2+πΏ2
= οΏ½1 + πποΏ½ met β = 1,6 m en πΏ = 250 m.
Omdat geldt dat β βͺ πΏ kunnen we een taylorontwikkeling gebruiken in β πΏοΏ½
π = 303
οΏ½303π +1οΏ½ 1
οΏ½1+β2 πΏ2οΏ½ β303π
β 303 οΏ½1 + 303β2
2ππΏ2οΏ½ = 328 K = 56 β
0,5
0,5
0,5
0,5
0,5
0,5
Antwoorden Ronde 3 2014 Nederlandse Natuurkunde Olympiade
2. Gascilinder met veer (3pt) (opgave 4.24 uit Cahn, a guide to physic problems 2)
Het gas zet uit, het verricht dus positieve arbeid, omdat het thermisch is geΓ―soleerd, is de energieverandering negatief en daalt de temperatuur. Voor een ideaal gas hangt dit alleen af van de temperatuurverandering en er geldt dan:
βπΈ = πΆπβπ = πΆπ(π1 β π0) (1)
Met πΆπ de warmtecapaciteit van 1,0 mol gas bij constant volume (voor een één-atomig gas geldt πΆπ = 3π
2. De arbeid verricht door het gas gaat in het induwen van de veer zitten:
π = πΎπ₯2
2= ββπΈ met πΎ de veerconstante en π₯ de verplaatsing van de zuiger. (2)
Bij evenwicht geldt voor de krachten op de zuiger:
πΉ = πΎπ₯ = π1π΄ met A de oppervlakte van de zuiger, dus met de ideale gaswet voor 1 mol gas geldt:
πΎ = π1π΄π₯
= π π1π΄π₯π1
Deze πΎin π invullen geeft:
21 1
1 12 2RT A RT AxU x
xV V= = (3)
Ax is de volumeverandering van het gas:
1 0 0 0 02Ax V V V V V= β = β = (4) (3) in (2) geeft dan:
1 0 1
04 4RTV RTU
V= = (5)
(4) en (2) invullen in (1) geeft dan:
11 0( )
4VRTE C T Tβ = β = β (6)
en
0 01
300 257 K11 14 4 6
V
VV
C T TT R RC C= = = =
+ + + (7)
voor de druk:
1 1 1 0 12p V p V RT= = (8) en
011 0 0
0
1 3 0,43 bar2 72 2 2 V
pTp p pRT C= = = =
+ (9)
0,5
0,5
0,5
0,5
1
Antwoorden Ronde 3 2014 Nederlandse Natuurkunde Olympiade
3. Ring en massa (3pt) De totale massa van het system is π = 2π. Het massamiddelpunt van alleen de ring is in het centrum. Het massamiddelpunt van het systeem bevindt zich dus op een afstand π = π
2οΏ½ van het centrum op de rechte lijn vanuit O naar het gewicht. Het traagheidsmoment van het systeem ten opzichte van de as door O is πΌ0 = 2ππ2. Voor de as door het massamiddelpunt S geldt met behulp van het theorema van Steiner: πΌπ = πΌ0 β ππ2 = 3
2ππ2. Voor de as door de
plek waar de ring de grond raakt geldt: πΌ = πΌπ + π(π2 + π2 +2ππ cosπΌ) = 5ππ2
We kunnen de hoekversnelling π van de ring bepalen met hulp van de vergelijking die de beweging van de ring om de as door P beschrijft. πΌπ = πππ sinπΌ /1/ en dat π = β3
10ππ /vgl 2/.
Je kunt de hoekversnelling ook bepalen met de volgende vergelijkingen:
π = πππ /vgl3/, translatie in horizontale richting door de wrijvingskracht π/ en πππ sinπΌ β ππ β πππ cosπΌ =πΌ0
ππ /vgl4/, rotatie rond het centrum van de ring van inertiaalstelsel wat met C met versnelling π meebeweegt/.
De versnelling ππ in horizontale richting bestaat uit de horizontale projectie van de versnelling van het massamiddelpunt in S ten opzichte van het midden O van de ring en van de versnelling π van de ring ten opzichte van de tafel. ππ = ππ + π π
2cosπΌ = 5
4π /vgl5/
Om ter rollen en niet te glijden, kijken we naar de vergelijking van de rotatie van het systeem rond het massamiddelpunt S die de reactiekracht π van de tafel op de ring in verticale richting in zich heeft.
π π sinπΌ β π(π + π cosπΌ) = πΌππ /vgl6/
Substitueren in π = ππ geeft dan π = 4
5ππ = 4
5ππ
We krijgen dan als voorwaarde voor rollen πΉπ€ = ππ > π en dus π > ππ
= 5β337
Je kunt ook uitgaan van /vgl3/ en de vgl voor translatie van het massamiddelpunt in verticale richting ππ β π = πππ sinπΌ
Dan kun je berekenen: π = πππ = 5β320ππ en π = 37
20ππ wat overeenkomt met het eerder gevonden resultaat
4. Transparante film (2 pt) es 2004
De kleine golflengtetrillingen in het diagram komen door de diffractie van de film. Voor de maxima geldt dan: 2ππ = ππ = ππ π£οΏ½ en dus 2πππ£ = ππ en 2ππ(π£ + πΏπ£) = π(π + 1), zodat geldt 2πππΏπ£ = π en π = π 2ππΏπ£β .
We nemen een groter golflengte interval bijvoorbeeld Ξπ£ = 80 THz en tellen het aantal maxima ertussen, π β 34. Dan geldt dat: πΏπ£ = βπ£ πβ β 3,35 THz en π β 50 Β΅m.
0,5
0,5
0,5
0,5
0,5
0,5
1
1
Antwoorden Ronde 3 2014 Nederlandse Natuurkunde Olympiade
5. Mechano β elektrische trillingen (4pt) (es2005)
a. 2e wet van newton: ποΏ½ΜοΏ½ = βππ₯, dus οΏ½ΜοΏ½ = β πππ₯, dus π0 = οΏ½π ποΏ½ .
b. Met Gauss geldt voor de lading op de plaat π = ππ0πΈ = ππ0π π₯1οΏ½ . Voor de kracht op de plaat geldt: πΉπ = π(π₯0 β π₯1) = πβ¨πΈβ© met β¨πΈβ© het gemiddelde elektrisch veld (gemiddeld over de ladingen). Kijkend naar de ladingslaag (op het oppervlak van de plaat), hangt het elektrisch veld daar lineair af van de netto lading de plaat in. Daarom is het gemiddelde veld het rekenkundig gemiddelde van de velden aan beide kanten van de laag β¨πΈβ© = πΈ
2οΏ½ . En daarmee geldt πΉπ = ππΈ 2οΏ½ .
Dus πΉπ = π2π0οΏ½π π₯1οΏ½ οΏ½
2 en daarmee: π = π₯1οΏ½
2π(π₯0 β π₯1)ππ0οΏ½ .
c. Als de platen over afstand π₯ bewegen wordt de verandering van de kracht door het elektrisch veld: πΏπΉπ = π₯ οΏ½ π
ππ₯1
π2π0(π π₯1β )2οΏ½ = π₯
π₯1ππ0(π π₯1β )2.
Bedenkend dat π2π0(π π₯1β )2 = π(π₯0 β π₯1), krijg je dan πΏπΉπ = 2 π₯
π₯1(π₯0 β π₯1).
de veerkracht verandert ook πΏπΉπ = βππ₯. De veranderingen werken elkaar tegen, dus πΏπΉ = βππ₯ οΏ½1 β 2 οΏ½π₯0
π₯1β 1οΏ½οΏ½ = βππ₯ οΏ½3 β 2 π₯0
π₯1οΏ½. En dan οΏ½ΜοΏ½ = πΏπΉ πβ = βπ₯ π
ποΏ½3 β 2 π₯0
π₯1οΏ½ en
π = οΏ½πποΏ½3 β 2 π₯1
π₯0οΏ½.
d. Er zijn nu 2 periodiek veranderende grootheden, π₯ en π. Met Kirchhoff noteren we: πΏοΏ½ΜοΏ½ = βπ
πΆπ₯π π
ππ₯1πΆβ1. De 2e term beschrijft de spanningsverandering op de condensator door de
verandering in capaciteit. Bedenk dat πΆβ1 = π₯1 ππ0β en π = ππ0 π₯1β , dus π
ππ₯1πΆβ1 = 1 ππ0β en πΏοΏ½ΜοΏ½ = βπ
πΆβ π π₯
π₯1.
Het teken van de tweede term gaat ervan uit dat de π₯-as omhoog gericht is. (er is geen stroom in de spoel als en πΏοΏ½ΜοΏ½ = 0 als de spanning op de condensator constant blijft.: bij toenemende lading π > 0, veronderstelt dit toenemende capaciteit, ofwel π₯ < 0, in overeenstemming met de tekens in de formule). Als 2e nemen we de tweede wet van Newton: Voor πΉπ kunnen we schrijven πΉπ = βπ2 2ππ0β . Als de lading op de plaat niet verandert (π = 0), verandert πΉπ ook niet. Dus πΏπΉπ = π π
πππ2 2ππ0οΏ½ = ππ ππ0β . De kleine krachtveranderingen kun je eenvoudig optellen
ποΏ½ΜοΏ½ = βππ₯ β ππ ππ0β We moeten nu een sinus-oplossing vinden met frequentie π, zo dat οΏ½ΜοΏ½ = βπ2π₯ en οΏ½ΜοΏ½ = βπ2π. Dit substitueren we in de twee vergelijkingen:
οΏ½(πΏπ2 β πΆβ1)π = π₯π π₯1β(π2πβ π)π₯ = ππ ππ0β
Dit geeft alleen een niet triviale oplossing als (πΏπ2 β πΆβ1)(π2π β π) = ππ π₯1ππ0β . Bedenkend dat ππ π₯1β = 2π(π₯0 β π₯1) en πΆ = π0π π₯1β , kunnen we de vgl herschrijven als: (π0ππΏπ2 β π₯1)(π2π β π) = 2π(π₯0 β π₯1) met π0
2 = π πβ en π12 = π₯1 π0ππΏβ krijgen we dan π4 β π2(π12 + π0
2) +π02π12 οΏ½3 β 2 π₯0
π₯1οΏ½ = 0.
en 2π2 = π12 + π02 Β± οΏ½π14 + π04 + 2π12π02(π₯0π₯1β1 β 5),
Dit systeem heeft twee eigenfrequenties als π₯0π₯1
< 32 en is verder instabiel.
0,5
0,5
0,5
0,5
0,5
0,5
0,5
0,5
Antwoorden Ronde 3 2014 Nederlandse Natuurkunde Olympiade
6. Zuigen (3pt) (es2006)
a. Neem π₯ horizontaal en π¦ verticaal . Neem πΏ(π₯) de hoogte van het vloeistofoppervlak. Aan het vloeistofoppervlak is de potentiele energie per volume-eenheid constant. π = ππππΏ β
14ππ0
ππππ
= 0,
met π = οΏ½π₯2 + (πΏ β β)2 de afstand van het gegeven punt tot de lading. Neem πΏ0 = πΏ(0).
Dan πΏ0(πΏ0 β β) + 14ππ0
ππππππ
= 0, herschrijven levert op πΏ0 = 12οΏ½β β οΏ½β2 β 4 1
4ππ0
ππππππ
οΏ½
b. Het stromen start op π₯ = 0 waar het vloeistofoppervlak het hoogst is. Als het stromen start bereikt dat punt met coΓΆrdinaten (0, πΏ0) de hoogste potentiele energie bewegend langs de y-as naar de lading. Dan π(π¦) = ππππ¦ β
14ππ0
πππ (β β π¦)β heeft een maximum bij
π¦ = β0. Dat levert twee vgln op: πππβ0 β
14ππ0
πππ (β β β0)β = 0 en πππ β1
4ππ0πππ (β β β0)2β = 0
Als we deze vergelijken, vinden we β = 2β0 en β02 = 14ππ0
πππ πππβ en dus β = οΏ½πππ ππ0πππβ .
7. Magnetische puls (3pt) (es 2009) Omdat we de inductantie van de spoel mogen verwaarlozen, werkt hij als een spanningbron met spanning π = πππ΅ πβ = 1 V tussen 0 en 10 ms, en verder 0 V. De karakteristieke tijden voor de de circuits zijn π1 = π 1πΆ = 0,6 s en π2 = πΏ π 2β β 0,3 s zodat voor beide circuits de processen erg snel gaan en de capaciteit effectief is kortgesloten en bijna alle spanning over de inductie staat. a. Gegeven bovenstaande, geldt πΌ1 = π π 1β β 0,33 A. Voor πΌ2 geldt, die gaat groeien van 0 A op π‘ = 0
met een snelheid gegeven door πΏ ππΌππ‘
= π, ofwel πΌ2 = ππ‘1 πΏβ = 5 mA. b. Als π wordt afgezet, houdt de condensator (bijna geheel omdat π‘2 β π βͺ π 1πΆ) de opgebouwde lading
π = πΌ1π. De spanning van de condensator (π πΆβ ) staat over π 1 zodat πΌ1β² = π π 1πΆβ =ππ π 12πΆ β 5,6 mAβ . De inductie houdt (bijna geheel, omdat π‘2 β π βͺ πΏ π 2β ) de stroom die hij gedurende de eerste 10 ms had, πΌ2β² = ππ πΏβ = 10 mA.
c. Omdat de stroom in π 2 langzaam vermindeert, vergeleken met de groei in de eerste 10 ms, kunnen we de stroom gedurende π‘ < π verwaarlozen. We kunnen de wet van Kirchhoff dan schrijven als πΏ ππΌππ‘
+ π 2ππππ‘
= 0 wat oplevert: πΏππΌ + π 2ππ = 0 en πΏβπΌ = βπ 2βπ. Omdat βπΌ = βπΌ2β² krijgen we βπ = πΏπΌ2β² π 2β = 3,3 mC.
8. Met een lens branden (3pt) Es 2013
a. De energieflux van de zon die door de lens wordt gefocusseerd kun je berekenen via π = π4π2πΌ; Het
beeld van de zon straalt met de wet van Stefan-Boltzmann een totaal vermogen uit van π = π΄ππ4 =
π4
(πΌπ)2ππ4. Met de WvBvE geeft dit π4π2πΌ = π
4(πΌπ)2ππ4, zodat π = οΏ½ π
πΌποΏ½πΌπβ 4500K.
b. Met de 2e wet van de thermodynamica weet je dat het niet mogelijk is om energie vanaf een vwp met lagere temperatuur naar een vwp met hogere temperatuur te transporteren. Dichtbij de zon geldt πΌ0 = ππ04 met een totale flux: ππ‘ = 4ππ π 2πΌ0 met π π de straal van de zon. Dichtbij aarde geldt
ππ‘ = 4ππΏ2πΌ met πΏ de straal van de baan van de aarde rond de zon. Dit levert πΌ = πΌ0π π 2
πΏ2οΏ½ , dit met het
vorige resultaat levert: π = π0οΏ½ππΌπ
π π πΏ
.
Bedenk dat πΌπΏ = 2π π , zodat π = π0οΏ½π2πβ€ π0, wat betekent dat moet gelden dat π β€ 2π
0,5
0,5
0,5
1
0,5
1
0,5
0,5
0,5
0,5
0,5
1
0,5
0,5
0,5
Antwoorden Ronde 3 2014 Nederlandse Natuurkunde Olympiade
9. Relativistisch glas (3pt) (tentamen NS101B 2003) a.π = 1 dan π = πΏ
π
b.π½ = 0 dan π = πΏβπ0π
+ π0ππ
= πΏπ
+ π0π
(π β 1)
c. π‘π’ππ‘β² β π‘ππβ² = π π0π
d. π₯ππ = πΎ(π₯ππβ² + π£π‘ππβ² ) = πΎπ£π‘π’ππ‘β² π‘ππ = πΎ οΏ½π‘ππβ² + π£
π2π₯ππβ² οΏ½ = πΎπ‘ππβ² zodat natuurlijk π₯ππ = π£π‘ππ; ook is π‘ππβ² een eigentijd.
π₯π’ππ‘ = πΎ(π₯π’ππ‘β² + π£π‘π’ππ‘β² ) = πΎπ0 + πΎπ£π‘π’ππ‘β² π‘π’ππ‘ = πΎ οΏ½π‘π’ππ‘β² + π£
π2π₯π’ππ‘β² οΏ½ = πΎπ£π‘π’ππ‘β² + πΎπ½ 1
ππ0
zodatπ‘π’ππ‘ β π‘ππ = πΎ(π‘π’ππ‘β² β π‘ππβ² ) + πΎπ½ π0π
= πΎ 1πππ0 + πΎπ½ 1
ππ0 = ππ0
ππΎ οΏ½1 + π½
ποΏ½
e. π₯π’ππ‘ β π₯ππ = πΎπ0 + πΎπ£(π‘π’ππ‘β² β π‘ππβ² ) = πΎπ0 + πΎπ£ ππ0
π= πΎπ0(1 + π½π)
Zodat π₯π’ππ‘βπ₯πππ‘π’ππ‘βπ‘ππ
= π οΏ½1+π½ππ+π½
οΏ½,
π£π ππ =ππ+π½π
1+ 1π2πππ½π
= π οΏ½1π+π½
1+π½ποΏ½ = π οΏ½1+π½π
π+π½οΏ½.
f. π = π‘π΅ β π‘π΄ = 1
π(π₯ππ β π₯π΄) + (π‘π’ππ‘ β π‘ππ) + 1
π(π₯π΅ β π₯π’ππ‘)
= 1π
(π₯ β π₯π΄) + 1π
(π₯π’ππ‘ β π₯ππ) + (π‘π’ππ‘ β π‘ππ)
= πΏπβ πΎπ0
π(1 + π½π) + πΎπ0
π(π + π½)
= πΏπβ πΎπ0
π(π + π½ β 1 β π½π)
= πΏπβ πΎπ0
π(π β 1)(1 β π½)
= πΏπ
+ (π β 1) π0π οΏ½
1βπ½1+π½
10. Een bal de lucht in (3pt) A rollend op bodem, B bovenin baan, C bovenaan hoogste punt. Er zijn geen niet-conservatieve krachten (statische wrijving verricht geen arbeid) dus πΈπ΄ = πΈπ΅ = πΈπΆ πΈπ΄ = 1
2ππ£π΄2 + 1
2πΌππ΄2 (neem zwaarte-energie 0 daar)
12πΌππ΄2 = 1
2οΏ½25ππ2οΏ½ οΏ½π£π΄
ποΏ½2
= 15ππ£π΄2
πΈπ΄ = οΏ½12
+ 1π£οΏ½ 15ππ£π΄2 = 7
10ππ£π΄2 πΈπ΅ = 7
10ππ£π΅2 +πππ πΈπ΄ = πΈπ΅ β
710ππ£π΄2 = 7
10ππ£π΅2 + πππ
π£π΅2 = π£π΄2 β107ππ , invullen levert π£π΅ = 1,8 m/s.
πΈπΆ = ππβ + 12πΌππΆ
2 , met ππΆ = ππ΅ 12πΌππΆ
2 = 12οΏ½25ππ2οΏ½ οΏ½π£πΆ
ποΏ½2
= 15ππ£πΆ2 = 1
5ππ£π΅2
πΈπΆ = ππβ + 15ππ£π΅2 πΈπΆ = πΈπ΅ β
710ππ£π΅2 + πππ = ππβ + 1
5ππ£π΅2
πβ = οΏ½ 710β 1
5οΏ½ π£π΅2 + ππ β = π£π΅
2
2π+ π = π + 1
2ποΏ½π£π΄2 β
107ππ οΏ½ = οΏ½1 β 5
7οΏ½π + π£π΄
2
2π= 0,81 m.
0,5
0,5
0,5
0,5
0,5
0,5
0,5
0,5
0,5
0,5 0,5 0,5