303 1 + = 328 K = 56 - Nationale Natuurkundeolympiade ...opgave 4.24 uit Cahn, a guide to physic...

6

Click here to load reader

Transcript of 303 1 + = 328 K = 56 - Nationale Natuurkundeolympiade ...opgave 4.24 uit Cahn, a guide to physic...

Page 1: 303 1 + = 328 K = 56 - Nationale Natuurkundeolympiade ...opgave 4.24 uit Cahn, a guide to physic problems 2) Het gas zet uit, het verricht dus positieve arbeid, omdat het thermisch

Antwoorden Ronde 3 2014 Nederlandse Natuurkunde Olympiade

1. Fata Morgana (3pt) (IPHO 1984)

a. Met behulp van de figuur kun je zien:

𝑛𝐴 sin𝛼 = 𝑛1 sin𝛼1 = 𝑛2 sin𝛼2 = β‹― = 𝑛𝐡 sin𝛽

b. Het verschijnsel komt door totale reflectie in een laag warme lucht als geldt dat 𝛽 = 90Β° Dat geeft 𝑛𝐴 sin𝛼 = 𝑛𝐡 sin 90Β° = 𝑛𝐡

c. Omdat de dichtheid van lucht 𝜌 omgekeerd evenredig is met de absolute temperatuur 𝑇 bij constante druk, kunnen we schrijven:

𝑛(𝑇) = 1 + π‘˜ βˆ™ 𝜌 = 1 + π‘˜π‘‡οΏ½

Bij 15 ℃ geeft dit voor π‘˜ = 0,0795

Om totale reflectie te krijgen moet gelden 𝑛30 sin𝛼 = 𝑛𝑇 ofwel

οΏ½1 + π‘˜303

οΏ½ βˆ™ πΏβˆšβ„Ž2+𝐿2

= οΏ½1 + π‘˜π‘‡οΏ½ met β„Ž = 1,6 m en 𝐿 = 250 m.

Omdat geldt dat β„Ž β‰ͺ 𝐿 kunnen we een taylorontwikkeling gebruiken in β„Ž 𝐿�

𝑇 = 303

οΏ½303π‘˜ +1οΏ½ 1

οΏ½1+β„Ž2 𝐿2οΏ½ βˆ’303π‘˜

β‰ˆ 303 οΏ½1 + 303β„Ž2

2π‘˜πΏ2οΏ½ = 328 K = 56 ℃

0,5

0,5

0,5

0,5

0,5

0,5

Page 2: 303 1 + = 328 K = 56 - Nationale Natuurkundeolympiade ...opgave 4.24 uit Cahn, a guide to physic problems 2) Het gas zet uit, het verricht dus positieve arbeid, omdat het thermisch

Antwoorden Ronde 3 2014 Nederlandse Natuurkunde Olympiade

2. Gascilinder met veer (3pt) (opgave 4.24 uit Cahn, a guide to physic problems 2)

Het gas zet uit, het verricht dus positieve arbeid, omdat het thermisch is geΓ―soleerd, is de energieverandering negatief en daalt de temperatuur. Voor een ideaal gas hangt dit alleen af van de temperatuurverandering en er geldt dan:

βˆ†πΈ = πΆπ‘‰βˆ†π‘‡ = 𝐢𝑉(𝑇1 βˆ’ 𝑇0) (1)

Met 𝐢𝑉 de warmtecapaciteit van 1,0 mol gas bij constant volume (voor een één-atomig gas geldt 𝐢𝑉 = 3𝑅

2. De arbeid verricht door het gas gaat in het induwen van de veer zitten:

π‘ˆ = 𝐾π‘₯2

2= βˆ’βˆ†πΈ met 𝐾 de veerconstante en π‘₯ de verplaatsing van de zuiger. (2)

Bij evenwicht geldt voor de krachten op de zuiger:

𝐹 = 𝐾π‘₯ = 𝑝1𝐴 met A de oppervlakte van de zuiger, dus met de ideale gaswet voor 1 mol gas geldt:

𝐾 = 𝑝1𝐴π‘₯

= 𝑅𝑇1𝐴π‘₯𝑉1

Deze 𝐾in π‘ˆ invullen geeft:

21 1

1 12 2RT A RT AxU x

xV V= = (3)

Ax is de volumeverandering van het gas:

1 0 0 0 02Ax V V V V V= βˆ’ = βˆ’ = (4) (3) in (2) geeft dan:

1 0 1

04 4RTV RTU

V= = (5)

(4) en (2) invullen in (1) geeft dan:

11 0( )

4VRTE C T Tβˆ† = βˆ’ = βˆ’ (6)

en

0 01

300 257 K11 14 4 6

V

VV

C T TT R RC C= = = =

+ + + (7)

voor de druk:

1 1 1 0 12p V p V RT= = (8) en

011 0 0

0

1 3 0,43 bar2 72 2 2 V

pTp p pRT C= = = =

+ (9)

0,5

0,5

0,5

0,5

1

Page 3: 303 1 + = 328 K = 56 - Nationale Natuurkundeolympiade ...opgave 4.24 uit Cahn, a guide to physic problems 2) Het gas zet uit, het verricht dus positieve arbeid, omdat het thermisch

Antwoorden Ronde 3 2014 Nederlandse Natuurkunde Olympiade

3. Ring en massa (3pt) De totale massa van het system is 𝑀 = 2π‘š. Het massamiddelpunt van alleen de ring is in het centrum. Het massamiddelpunt van het systeem bevindt zich dus op een afstand 𝑑 = π‘Ÿ

2οΏ½ van het centrum op de rechte lijn vanuit O naar het gewicht. Het traagheidsmoment van het systeem ten opzichte van de as door O is 𝐼0 = 2π‘šπ‘Ÿ2. Voor de as door het massamiddelpunt S geldt met behulp van het theorema van Steiner: 𝐼𝑆 = 𝐼0 βˆ’ 𝑀𝑑2 = 3

2π‘šπ‘Ÿ2. Voor de as door de

plek waar de ring de grond raakt geldt: 𝐼 = 𝐼𝑆 + 𝑀(𝑑2 + π‘Ÿ2 +2π‘‘π‘Ÿ cos𝛼) = 5π‘šπ‘Ÿ2

We kunnen de hoekversnelling πœ€ van de ring bepalen met hulp van de vergelijking die de beweging van de ring om de as door P beschrijft. πΌπœ€ = 𝑀𝑔𝑑 sin𝛼 /1/ en dat πœ€ = √3

10π‘”π‘Ÿ /vgl 2/.

Je kunt de hoekversnelling ook bepalen met de volgende vergelijkingen:

𝑇 = π‘€π‘Žπ‘† /vgl3/, translatie in horizontale richting door de wrijvingskracht 𝑇/ en 𝑀𝑔𝑑 sin𝛼 βˆ’ π‘‡π‘Ÿ βˆ’ π‘€π‘Žπ‘‘ cos𝛼 =𝐼0

π‘Žπ‘Ÿ /vgl4/, rotatie rond het centrum van de ring van inertiaalstelsel wat met C met versnelling π‘Ž meebeweegt/.

De versnelling π‘Žπ‘† in horizontale richting bestaat uit de horizontale projectie van de versnelling van het massamiddelpunt in S ten opzichte van het midden O van de ring en van de versnelling π‘Ž van de ring ten opzichte van de tafel. π‘Žπ‘† = πœ€π‘Ÿ + πœ€ π‘Ÿ

2cos𝛼 = 5

4π‘Ž /vgl5/

Om ter rollen en niet te glijden, kijken we naar de vergelijking van de rotatie van het systeem rond het massamiddelpunt S die de reactiekracht 𝑅 van de tafel op de ring in verticale richting in zich heeft.

𝑅𝑑 sin𝛼 βˆ’ 𝑇(π‘Ÿ + 𝑑 cos𝛼) = πΌπ‘†πœ€ /vgl6/

Substitueren in πœ€ = π‘Žπ‘Ÿ geeft dan π‘Ž = 4

5π‘Žπ‘† = 4

5𝑇𝑀

We krijgen dan als voorwaarde voor rollen 𝐹𝑀 = 𝑓𝑅 > 𝑇 en dus 𝑓 > 𝑇𝑅

= 5√337

Je kunt ook uitgaan van /vgl3/ en de vgl voor translatie van het massamiddelpunt in verticale richting 𝑀𝑔 βˆ’ 𝑅 = π‘€πœ€π‘‘ sin𝛼

Dan kun je berekenen: 𝑇 = π‘€π‘Žπ‘† = 5√320π‘šπ‘” en 𝑅 = 37

20π‘šπ‘” wat overeenkomt met het eerder gevonden resultaat

4. Transparante film (2 pt) es 2004

De kleine golflengtetrillingen in het diagram komen door de diffractie van de film. Voor de maxima geldt dan: 2𝑑𝑛 = πœ†π‘ = 𝑐𝑁 𝑣� en dus 2𝑑𝑛𝑣 = 𝑐𝑁 en 2𝑑𝑛(𝑣 + 𝛿𝑣) = 𝑐(𝑁 + 1), zodat geldt 2𝑑𝑛𝛿𝑣 = 𝑐 en 𝑑 = 𝑐 2𝑛𝛿𝑣⁄ .

We nemen een groter golflengte interval bijvoorbeeld Δ𝑣 = 80 THz en tellen het aantal maxima ertussen, π‘š β‰ˆ 34. Dan geldt dat: 𝛿𝑣 = βˆ†π‘£ π‘šβ„ β‰ˆ 3,35 THz en 𝑑 β‰ˆ 50 Β΅m.

0,5

0,5

0,5

0,5

0,5

0,5

1

1

Page 4: 303 1 + = 328 K = 56 - Nationale Natuurkundeolympiade ...opgave 4.24 uit Cahn, a guide to physic problems 2) Het gas zet uit, het verricht dus positieve arbeid, omdat het thermisch

Antwoorden Ronde 3 2014 Nederlandse Natuurkunde Olympiade

5. Mechano – elektrische trillingen (4pt) (es2005)

a. 2e wet van newton: π‘šοΏ½ΜˆοΏ½ = βˆ’π‘˜π‘₯, dus �̈� = βˆ’ π‘˜π‘šπ‘₯, dus πœ”0 = οΏ½π‘˜ π‘šοΏ½ .

b. Met Gauss geldt voor de lading op de plaat 𝑄 = π‘†πœ€0𝐸 = π‘†πœ€0π‘ˆ π‘₯1οΏ½ . Voor de kracht op de plaat geldt: 𝐹𝑒 = π‘˜(π‘₯0 βˆ’ π‘₯1) = π‘„βŸ¨πΈβŸ© met ⟨𝐸⟩ het gemiddelde elektrisch veld (gemiddeld over de ladingen). Kijkend naar de ladingslaag (op het oppervlak van de plaat), hangt het elektrisch veld daar lineair af van de netto lading de plaat in. Daarom is het gemiddelde veld het rekenkundig gemiddelde van de velden aan beide kanten van de laag ⟨𝐸⟩ = 𝐸

2οΏ½ . En daarmee geldt 𝐹𝑒 = 𝑄𝐸 2οΏ½ .

Dus 𝐹𝑒 = 𝑆2πœ€0οΏ½π‘ˆ π‘₯1οΏ½ οΏ½

2 en daarmee: π‘ˆ = π‘₯1οΏ½

2π‘˜(π‘₯0 βˆ’ π‘₯1)π‘†πœ€0οΏ½ .

c. Als de platen over afstand π‘₯ bewegen wordt de verandering van de kracht door het elektrisch veld: 𝛿𝐹𝑒 = π‘₯ οΏ½ 𝑑

𝑑π‘₯1

𝑆2πœ€0(π‘ˆ π‘₯1⁄ )2οΏ½ = π‘₯

π‘₯1π‘†πœ€0(π‘ˆ π‘₯1⁄ )2.

Bedenkend dat 𝑆2πœ€0(π‘ˆ π‘₯1⁄ )2 = π‘˜(π‘₯0 βˆ’ π‘₯1), krijg je dan 𝛿𝐹𝑒 = 2 π‘₯

π‘₯1(π‘₯0 βˆ’ π‘₯1).

de veerkracht verandert ook π›ΏπΉπ‘˜ = βˆ’π‘˜π‘₯. De veranderingen werken elkaar tegen, dus 𝛿𝐹 = βˆ’π‘˜π‘₯ οΏ½1 βˆ’ 2 οΏ½π‘₯0

π‘₯1βˆ’ 1οΏ½οΏ½ = βˆ’π‘˜π‘₯ οΏ½3 βˆ’ 2 π‘₯0

π‘₯1οΏ½. En dan �̈� = 𝛿𝐹 π‘šβ„ = βˆ’π‘₯ π‘˜

π‘šοΏ½3 βˆ’ 2 π‘₯0

π‘₯1οΏ½ en

πœ” = οΏ½π‘˜π‘šοΏ½3 βˆ’ 2 π‘₯1

π‘₯0οΏ½.

d. Er zijn nu 2 periodiek veranderende grootheden, π‘₯ en π‘ž. Met Kirchhoff noteren we: 𝐿�̈� = βˆ’π‘ž

𝐢π‘₯𝑄 𝑑

𝑑π‘₯1πΆβˆ’1. De 2e term beschrijft de spanningsverandering op de condensator door de

verandering in capaciteit. Bedenk dat πΆβˆ’1 = π‘₯1 π‘†πœ€0⁄ en 𝑄 = π‘†πœ€0 π‘₯1⁄ , dus 𝑑

𝑑π‘₯1πΆβˆ’1 = 1 π‘†πœ€0⁄ en 𝐿�̈� = βˆ’π‘ž

πΆβˆ’ π‘ˆ π‘₯

π‘₯1.

Het teken van de tweede term gaat ervan uit dat de π‘₯-as omhoog gericht is. (er is geen stroom in de spoel als en 𝐿�̈� = 0 als de spanning op de condensator constant blijft.: bij toenemende lading π‘ž > 0, veronderstelt dit toenemende capaciteit, ofwel π‘₯ < 0, in overeenstemming met de tekens in de formule). Als 2e nemen we de tweede wet van Newton: Voor 𝐹𝑒 kunnen we schrijven 𝐹𝑒 = βˆ’π‘„2 2π‘†πœ€0⁄ . Als de lading op de plaat niet verandert (π‘ž = 0), verandert 𝐹𝑒 ook niet. Dus 𝛿𝐹𝑒 = π‘ž 𝑑

𝑑𝑄𝑄2 2π‘†πœ€0οΏ½ = π‘žπ‘„ π‘†πœ€0⁄ . De kleine krachtveranderingen kun je eenvoudig optellen

π‘šοΏ½ΜˆοΏ½ = βˆ’π‘˜π‘₯ βˆ’ π‘žπ‘„ π‘†πœ€0⁄ We moeten nu een sinus-oplossing vinden met frequentie πœ”, zo dat �̈� = βˆ’πœ”2π‘₯ en �̈� = βˆ’πœ”2π‘ž. Dit substitueren we in de twee vergelijkingen:

οΏ½(πΏπœ”2 βˆ’ πΆβˆ’1)π‘ž = π‘₯π‘ˆ π‘₯1⁄(πœ”2π‘šβˆ’ π‘˜)π‘₯ = π‘žπ‘„ π‘†πœ€0⁄

Dit geeft alleen een niet triviale oplossing als (πΏπœ”2 βˆ’ πΆβˆ’1)(πœ”2π‘š βˆ’ π‘˜) = π‘ˆπ‘„ π‘₯1π‘†πœ€0⁄ . Bedenkend dat π‘ˆπ‘„ π‘₯1⁄ = 2π‘˜(π‘₯0 βˆ’ π‘₯1) en 𝐢 = πœ€0𝑆 π‘₯1⁄ , kunnen we de vgl herschrijven als: (πœ€0π‘†πΏπœ”2 βˆ’ π‘₯1)(πœ”2π‘š βˆ’ π‘˜) = 2π‘˜(π‘₯0 βˆ’ π‘₯1) met πœ”0

2 = π‘˜ π‘šβ„ en πœ”12 = π‘₯1 πœ€0𝑆𝐿⁄ krijgen we dan πœ”4 βˆ’ πœ”2(πœ”12 + πœ”0

2) +πœ”02πœ”12 οΏ½3 βˆ’ 2 π‘₯0

π‘₯1οΏ½ = 0.

en 2πœ”2 = πœ”12 + πœ”02 Β± οΏ½πœ”14 + πœ”04 + 2πœ”12πœ”02(π‘₯0π‘₯1βˆ’1 βˆ’ 5),

Dit systeem heeft twee eigenfrequenties als π‘₯0π‘₯1

< 32 en is verder instabiel.

0,5

0,5

0,5

0,5

0,5

0,5

0,5

0,5

Page 5: 303 1 + = 328 K = 56 - Nationale Natuurkundeolympiade ...opgave 4.24 uit Cahn, a guide to physic problems 2) Het gas zet uit, het verricht dus positieve arbeid, omdat het thermisch

Antwoorden Ronde 3 2014 Nederlandse Natuurkunde Olympiade

6. Zuigen (3pt) (es2006)

a. Neem π‘₯ horizontaal en 𝑦 verticaal . Neem 𝛿(π‘₯) de hoogte van het vloeistofoppervlak. Aan het vloeistofoppervlak is de potentiele energie per volume-eenheid constant. π‘ˆ = πœŒπ‘šπ‘”π›Ώ βˆ’

14πœ‹πœ€0

πœŒπ‘’π‘žπ‘Ÿ

= 0,

met π‘Ÿ = οΏ½π‘₯2 + (𝛿 βˆ’ β„Ž)2 de afstand van het gegeven punt tot de lading. Neem 𝛿0 = 𝛿(0).

Dan 𝛿0(𝛿0 βˆ’ β„Ž) + 14πœ‹πœ€0

πœŒπ‘’π‘žπœŒπ‘šπ‘”

= 0, herschrijven levert op 𝛿0 = 12οΏ½β„Ž βˆ’ οΏ½β„Ž2 βˆ’ 4 1

4πœ‹πœ€0

πœŒπ‘’π‘žπœŒπ‘šπ‘”

οΏ½

b. Het stromen start op π‘₯ = 0 waar het vloeistofoppervlak het hoogst is. Als het stromen start bereikt dat punt met coΓΆrdinaten (0, 𝛿0) de hoogste potentiele energie bewegend langs de y-as naar de lading. Dan π‘ˆ(𝑦) = πœŒπ‘šπ‘”π‘¦ βˆ’

14πœ‹πœ€0

πœŒπ‘’π‘ž (β„Ž βˆ’ 𝑦)⁄ heeft een maximum bij

𝑦 = β„Ž0. Dat levert twee vgln op: πœŒπ‘šπ‘”β„Ž0 βˆ’

14πœ‹πœ€0

πœŒπ‘’π‘ž (β„Ž βˆ’ β„Ž0)⁄ = 0 en πœŒπ‘šπ‘” βˆ’1

4πœ‹πœ€0πœŒπ‘’π‘ž (β„Ž βˆ’ β„Ž0)2⁄ = 0

Als we deze vergelijken, vinden we β„Ž = 2β„Ž0 en β„Ž02 = 14πœ‹πœ€0

πœŒπ‘’π‘ž πœŒπ‘šπ‘”β„ en dus β„Ž = οΏ½πœŒπ‘’π‘ž πœ‹πœ€0πœŒπ‘šπ‘”β„ .

7. Magnetische puls (3pt) (es 2009) Omdat we de inductantie van de spoel mogen verwaarlozen, werkt hij als een spanningbron met spanning π‘ˆ = 𝑁𝑆𝐡 πœβ„ = 1 V tussen 0 en 10 ms, en verder 0 V. De karakteristieke tijden voor de de circuits zijn 𝜏1 = 𝑅1𝐢 = 0,6 s en 𝜏2 = 𝐿 𝑅2⁄ β‰ˆ 0,3 s zodat voor beide circuits de processen erg snel gaan en de capaciteit effectief is kortgesloten en bijna alle spanning over de inductie staat. a. Gegeven bovenstaande, geldt 𝐼1 = π‘ˆ 𝑅1⁄ β‰ˆ 0,33 A. Voor 𝐼2 geldt, die gaat groeien van 0 A op 𝑑 = 0

met een snelheid gegeven door 𝐿 𝑑𝐼𝑑𝑑

= π‘ˆ, ofwel 𝐼2 = π‘ˆπ‘‘1 𝐿⁄ = 5 mA. b. Als π‘ˆ wordt afgezet, houdt de condensator (bijna geheel omdat 𝑑2 βˆ’ 𝜏 β‰ͺ 𝑅1𝐢) de opgebouwde lading

𝑄 = 𝐼1𝜏. De spanning van de condensator (𝑄 𝐢⁄ ) staat over 𝑅1 zodat 𝐼1β€² = 𝑄 𝑅1𝐢⁄ =π‘ˆπœ 𝑅12𝐢 β‰ˆ 5,6 mA⁄ . De inductie houdt (bijna geheel, omdat 𝑑2 βˆ’ 𝜏 β‰ͺ 𝐿 𝑅2⁄ ) de stroom die hij gedurende de eerste 10 ms had, 𝐼2β€² = π‘ˆπœ 𝐿⁄ = 10 mA.

c. Omdat de stroom in 𝑅2 langzaam vermindeert, vergeleken met de groei in de eerste 10 ms, kunnen we de stroom gedurende 𝑑 < 𝜏 verwaarlozen. We kunnen de wet van Kirchhoff dan schrijven als 𝐿 𝑑𝐼𝑑𝑑

+ 𝑅2π‘‘π‘žπ‘‘π‘‘

= 0 wat oplevert: 𝐿𝑑𝐼 + 𝑅2π‘‘π‘ž = 0 en πΏβˆ†πΌ = βˆ’π‘…2βˆ†π‘ž. Omdat βˆ†πΌ = βˆ’πΌ2β€² krijgen we βˆ†π‘ž = 𝐿𝐼2β€² 𝑅2⁄ = 3,3 mC.

8. Met een lens branden (3pt) Es 2013

a. De energieflux van de zon die door de lens wordt gefocusseerd kun je berekenen via 𝑃 = πœ‹4𝑑2𝐼; Het

beeld van de zon straalt met de wet van Stefan-Boltzmann een totaal vermogen uit van 𝑃 = π΄πœŽπ‘‡4 =

πœ‹4

(𝛼𝑓)2πœŽπ‘‡4. Met de WvBvE geeft dit πœ‹4𝑑2𝐼 = πœ‹

4(𝛼𝑓)2πœŽπ‘‡4, zodat 𝑇 = οΏ½ 𝑑

π›Όπ‘“οΏ½πΌπœŽβ‰ˆ 4500K.

b. Met de 2e wet van de thermodynamica weet je dat het niet mogelijk is om energie vanaf een vwp met lagere temperatuur naar een vwp met hogere temperatuur te transporteren. Dichtbij de zon geldt 𝐼0 = πœŽπ‘‡04 met een totale flux: 𝑃𝑑 = 4πœ‹π‘…π‘ 2𝐼0 met 𝑅𝑠 de straal van de zon. Dichtbij aarde geldt

𝑃𝑑 = 4πœ‹πΏ2𝐼 met 𝐿 de straal van de baan van de aarde rond de zon. Dit levert 𝐼 = 𝐼0𝑅𝑠2

𝐿2� , dit met het

vorige resultaat levert: 𝑇 = 𝑇0�𝑑𝛼𝑓

𝑅𝑠𝐿

.

Bedenk dat 𝛼𝐿 = 2𝑅𝑠, zodat 𝑇 = 𝑇0�𝑑2𝑓≀ 𝑇0, wat betekent dat moet gelden dat 𝑑 ≀ 2𝑓

0,5

0,5

0,5

1

0,5

1

0,5

0,5

0,5

0,5

0,5

1

0,5

0,5

0,5

Page 6: 303 1 + = 328 K = 56 - Nationale Natuurkundeolympiade ...opgave 4.24 uit Cahn, a guide to physic problems 2) Het gas zet uit, het verricht dus positieve arbeid, omdat het thermisch

Antwoorden Ronde 3 2014 Nederlandse Natuurkunde Olympiade

9. Relativistisch glas (3pt) (tentamen NS101B 2003) a.𝑛 = 1 dan 𝑇 = 𝐿

𝑐

b.𝛽 = 0 dan 𝑇 = πΏβˆ’π‘‘0𝑐

+ 𝑑0𝑐𝑛

= 𝐿𝑐

+ 𝑑0𝑐

(𝑛 βˆ’ 1)

c. 𝑑𝑒𝑖𝑑′ βˆ’ 𝑑𝑖𝑛′ = 𝑛 𝑑0𝑐

d. π‘₯𝑖𝑛 = 𝛾(π‘₯𝑖𝑛′ + 𝑣𝑑𝑖𝑛′ ) = 𝛾𝑣𝑑𝑒𝑖𝑑′ 𝑑𝑖𝑛 = 𝛾 �𝑑𝑖𝑛′ + 𝑣

𝑐2π‘₯𝑖𝑛′ οΏ½ = 𝛾𝑑𝑖𝑛′ zodat natuurlijk π‘₯𝑖𝑛 = 𝑣𝑑𝑖𝑛; ook is 𝑑𝑖𝑛′ een eigentijd.

π‘₯𝑒𝑖𝑑 = 𝛾(π‘₯𝑒𝑖𝑑′ + 𝑣𝑑𝑒𝑖𝑑′ ) = 𝛾𝑑0 + 𝛾𝑣𝑑𝑒𝑖𝑑′ 𝑑𝑒𝑖𝑑 = 𝛾 �𝑑𝑒𝑖𝑑′ + 𝑣

𝑐2π‘₯𝑒𝑖𝑑′ οΏ½ = 𝛾𝑣𝑑𝑒𝑖𝑑′ + 𝛾𝛽 1

𝑐𝑑0

zodat𝑑𝑒𝑖𝑑 βˆ’ 𝑑𝑖𝑛 = 𝛾(𝑑𝑒𝑖𝑑′ βˆ’ 𝑑𝑖𝑛′ ) + 𝛾𝛽 𝑑0𝑐

= 𝛾 1𝑐𝑛𝑑0 + 𝛾𝛽 1

𝑐𝑑0 = 𝑛𝑑0

𝑐𝛾 οΏ½1 + 𝛽

𝑛�

e. π‘₯𝑒𝑖𝑑 βˆ’ π‘₯𝑖𝑛 = 𝛾𝑑0 + 𝛾𝑣(𝑑𝑒𝑖𝑑′ βˆ’ 𝑑𝑖𝑛′ ) = 𝛾𝑑0 + 𝛾𝑣 𝑛𝑑0

𝑐= 𝛾𝑑0(1 + 𝛽𝑛)

Zodat π‘₯π‘’π‘–π‘‘βˆ’π‘₯π‘–π‘›π‘‘π‘’π‘–π‘‘βˆ’π‘‘π‘–π‘›

= 𝑐 οΏ½1+𝛽𝑛𝑛+𝛽

οΏ½,

π‘£π‘ π‘œπ‘š =𝑐𝑛+𝛽𝑐

1+ 1𝑐2𝑐𝑛𝛽𝑐

= 𝑐 οΏ½1𝑛+𝛽

1+𝛽𝑛� = 𝑐 οΏ½1+𝛽𝑛

𝑛+𝛽�.

f. 𝑇 = 𝑑𝐡 βˆ’ 𝑑𝐴 = 1

𝑐(π‘₯𝑖𝑛 βˆ’ π‘₯𝐴) + (𝑑𝑒𝑖𝑑 βˆ’ 𝑑𝑖𝑛) + 1

𝑐(π‘₯𝐡 βˆ’ π‘₯𝑒𝑖𝑑)

= 1𝑐

(π‘₯ βˆ’ π‘₯𝐴) + 1𝑐

(π‘₯𝑒𝑖𝑑 βˆ’ π‘₯𝑖𝑛) + (𝑑𝑒𝑖𝑑 βˆ’ 𝑑𝑖𝑛)

= πΏπ‘βˆ’ 𝛾𝑑0

𝑐(1 + 𝛽𝑛) + 𝛾𝑑0

𝑐(𝑛 + 𝛽)

= πΏπ‘βˆ’ 𝛾𝑑0

𝑐(𝑛 + 𝛽 βˆ’ 1 βˆ’ 𝛽𝑛)

= πΏπ‘βˆ’ 𝛾𝑑0

𝑐(𝑛 βˆ’ 1)(1 βˆ’ 𝛽)

= 𝐿𝑐

+ (𝑛 βˆ’ 1) 𝑑0𝑐 οΏ½

1βˆ’π›½1+𝛽

10. Een bal de lucht in (3pt) A rollend op bodem, B bovenin baan, C bovenaan hoogste punt. Er zijn geen niet-conservatieve krachten (statische wrijving verricht geen arbeid) dus 𝐸𝐴 = 𝐸𝐡 = 𝐸𝐢 𝐸𝐴 = 1

2π‘šπ‘£π΄2 + 1

2πΌπœ”π΄2 (neem zwaarte-energie 0 daar)

12πΌπœ”π΄2 = 1

2οΏ½25π‘šπ‘Ÿ2οΏ½ �𝑣𝐴

π‘ŸοΏ½2

= 15π‘šπ‘£π΄2

𝐸𝐴 = �12

+ 1𝑣� 15π‘šπ‘£π΄2 = 7

10π‘šπ‘£π΄2 𝐸𝐡 = 7

10π‘šπ‘£π΅2 +π‘šπ‘”π‘… 𝐸𝐴 = 𝐸𝐡 β†’

710π‘šπ‘£π΄2 = 7

10π‘šπ‘£π΅2 + π‘šπ‘”π‘…

𝑣𝐡2 = 𝑣𝐴2 βˆ’107𝑔𝑅 , invullen levert 𝑣𝐡 = 1,8 m/s.

𝐸𝐢 = π‘šπ‘”β„Ž + 12πΌπœ”πΆ

2 , met πœ”πΆ = πœ”π΅ 12πΌπœ”πΆ

2 = 12οΏ½25π‘šπ‘Ÿ2οΏ½ �𝑣𝐢

π‘ŸοΏ½2

= 15π‘šπ‘£πΆ2 = 1

5π‘šπ‘£π΅2

𝐸𝐢 = π‘šπ‘”β„Ž + 15π‘šπ‘£π΅2 𝐸𝐢 = 𝐸𝐡 β†’

710π‘šπ‘£π΅2 + π‘šπ‘”π‘… = π‘šπ‘”β„Ž + 1

5π‘šπ‘£π΅2

π‘”β„Ž = οΏ½ 710βˆ’ 1

5οΏ½ 𝑣𝐡2 + 𝑔𝑅 β„Ž = 𝑣𝐡

2

2𝑔+ 𝑅 = 𝑅 + 1

2𝑔�𝑣𝐴2 βˆ’

107𝑔𝑅� = οΏ½1 βˆ’ 5

7�𝑅 + 𝑣𝐴

2

2𝑔= 0,81 m.

0,5

0,5

0,5

0,5

0,5

0,5

0,5

0,5

0,5

0,5 0,5 0,5