271 Priesterbroederschap St. Pius X MAART - APRIL 2014 ... · te trekken, dat voor de hand ligt:...

32
Priesterbroederschap St. Pius X 271 verschijnt tweemaandelijks. Afgiftekantoor Brussel V. Erkenning: P 206540 v.u. Pater Benoît Wailliez MAART - APRIL 2014 Informatieblad De moderne heiligverklaringen

Transcript of 271 Priesterbroederschap St. Pius X MAART - APRIL 2014 ... · te trekken, dat voor de hand ligt:...

Priesterbroederschap St. Pius X271 v

ersc

hijn

t tw

eem

aand

elijk

s. A

fgift

ekan

toor

Bru

ssel

V.

Erke

nnin

g: P

206

540

v

.u. P

ater

Ben

oît W

ailli

ez

MA

ART

- A

PRIL

201

4

InformatiebladDe moderne

heiligverklaringen

Priesterbroederschap St. Pius XColofon

Informatieblad

Uitgever:Priesterbroederschap St. Pius X

Redactie:Eerwaarde B. WailliezChristus Koning PriorijEendrachtstraat 371050 BrusselTelefoon +32 (0)2 550 00 20E-mail [email protected]

Giften ter ondersteuningUw giften ter ondersteuning van ons werk zijn zeer welkom: ze vormen de enige financiële steun voor het apostolaat van de Pries-terbroederschap St. Pius X.

Gebruik daarvoor a.u.b. de hier-bij ingesloten acceptgirokaart of overschrijvingsformulier.

Voor Nederland:Bankrekening:IBAN NL11 INGB 0003 9907 90BIC INGBNL2At.n.v. Stichting St. JozefHeuvel 235674 RR Nuenen

Voor België:Bankrekening:IBAN BE20 0016 9750 5656BIC GEBABEBBt.n.v. Sint Pius X VZWEendrachtstraat 371050 Brussel

U vindt ons ook op internet:www.stpiusx.nlwww.stpiusx.be

NederlandGerwen: St. ClemenskerkPriorij St. ClemensHeuvel 235674 RR NuenenTelefoon +31 (0)40 283 45 05H. Mis• Zon- en feestdagen 10.30 uur• Maaandag op afkondiging• Dinsdag, donderdag 18.30 uur• Woensdag, vrijdag 7.15 uur• 1e vrijdag v.d. maand 18.30 uur • Zaterdag 8.30 uur

LeidenKapel O.L.V. van de RozenkransSumatrastraat 1972315 BD LeidenTelefoon +31 (0)40 283 45 05H. Mis• Zon- en feestdagen 10.30 uur• Vrijdag 19.00 uur• Zaterdag 9.00 uur

Kerkrade (duitstalig)Kerk v. St. Maria zu den EngelnPannesheiderstraat 716462 EB Bleijerheide/KerkradeTelefoon +31 (0)45 545 33 66H. Mis• Zon- en feestdagen 9.30 uur

BelgiëAntwerpenPriorij van het Allerheiligste SacramentHemelstraat 21-232018 AntwerpenTelefoon +32 (0)3 229 01 80Fax +32 (0)3 229 01 89H. Mis:• Zon- en feestdagen 7.30 uur 10.00 uur• Maandag, dinsdag 7.00 uur• Woensdag, donderdag 8.30 uur• Vrijdag 18.30 uur

GentSint-AmanduskapelKortrijksesteenweg 1399000 GentTelefoon +32 (0)3 229 01 80H. Mis• Zon- en feestdagen 10.00 uur

BrusselChristus Koning PriorijEendrachtstraat 371050 BrusselTelefoon +32 (0)2 550 00 20 Fax +32 (0)2 550 00 29 H. Mis• Zon- en feestdagen: 18.30 uur• Door de week 7.15 uur

St. JozefkerkFrère - Orban Square1040 BrusselTelefoon +32 (0)474 860 755H. Mis• Zon- en feestdagen 8.00 uur 10.00 uur• Door de week 18.00 uur

NamenSaint-Aubain KapelRue Delvaux 85000 NamurTelefoon +32 (0)2 550 00 22H. Mis• Zon- en feetsdagen 10.30 uur • Vrijdag 19.00 uur• Zaterdag 10.00 uur

QuiévrainCarmel du Sacré Coeur16, rue des Wagnons7380 QuiévrainTelefoon (Carmel) +32 (0)65 45 79 22 (Aalmoezenier) +32 (0)65 45 81 65 H. Mis• Zon- en feestdagen 7.45 uur 10.15 uur • Door de week 8.00 uur

Steffeshausen (duitstalig)Herz-Jesu-KircheSteffeshausen 54790 Burg ReulandTelefoon +49 (0)80 42 03 16H. Mis• Zon- en feestdagen 9.00 uur

Luxemburg LivangeHotel Ibis Rue de Turi2278 LivangeTelefoon +352 (0)6 21 35 68 52H. Mis• Zon- en feestdagen 17.30 uur

Informatieblad Nr. 271 maart - april 2014 3

Toen er op het einde van het Concilie sprake van was om het zaligverklaringsproces van paus Johannes XXIII te ope-nen, heeft Mgr. Lefebvre verontwaardigd gezegd, dat hij bezwaar zou intekenen, als dat inderdaad zou gebeuren. Sinds deze zaligverklaring (in het jaar 2000) heeft de Priesterbroederschap St. Pius X zich voortdurend verzet tegen de ergerniswekkende verheffing van de Conciliepausen tot de eer der altaren. En omdat de beide heiligverklaringen van Johannes XXIII en Johannes Paulus II voorzien zijn voor 27 april 2014, hebben wij in dit nummer de meest afdoende argumenten over deze zaak op een rijtje gezet.

Eerwaarde Benoît Wailliez

Heel onlangs (Courrier de Rome van januari 2014) heeft pater Gleize het probleem op theologisch vlak uit-een gezet: “Inderdaad zonder uit-drukkelijk tot Leerstuk verklaard te zijn, is de onfeilbaarheid van heilig-verklaringen een waarheid die voort-durend onderwezen is in de Over-levering van de Kerk, zozeer dat zij, zo niet stilzwijgend aanvaard, in alle geval ten minste theologisch zeker is.” Bovendien kunnen we niet “het

eigen oordeel van het persoonlijk geweten in de plaats stellen van het kerkelijk leergezag.”

Deze theoloog van Ecône geeft vervolgens enkele beginse-len van weerlegging aan: “De werkwijze van de heiligverkla-ring is veranderd” en we moeten rekening houden met “de nieuwe gedachte die de geestelijkheid voortaan heeft aan-genomen betreffende de heiligheid en de heilsverlossing”. “Heel nieuw is immers een heiligheid die zich voordoet als bewijs van de ‘transcendentie van de kracht van de Geest’ en die voortaan bepaald wordt als zijnde het gevolg van ‘de veelvoudige en veelzijdige werkzaamheid van de Heilige Geest, die voortdurend kiemen van waarheid zaait onder alle volkeren, alsook in hun godsdiensten’ (Ecclesia in Asia, 6 november 1999).”

Pater Gleize buigt zich dan over het doel van de heiligver-klaringen en de bedoeling van de paus. “Zoals iedere hande-ling wordt de heiligverklaring eerst en vooral bepaald door haar voorwerp. Dit komt neer op het drievoudige feit dat (1) de historische persoon, die wordt ingeschreven in de lijst van de heiligen, werkelijk heilig is; (2) de hemelse zaligheid heeft verkregen en (3) een verering vereist van heel de Kerk. Het eerste feit (de heiligheid) is de oorzaak van de twee andere, en het tweede (de zaligheid) veroorzaakt eveneens het derde (de openbare verering), dat een eenvoudig gevolg van de twee eerste is. Het eerste en het tweede worden alleen betuigd, dat wil niet méér noch minder zeggen dan dat ze met gezag worden afgekondigd door de heiligverklaring. Deze veroorzaakt noch de heiligheid noch de hemelse glorie, maar veronderstelt ze en stelt ze vast, alvorens de verering van de heiligverklaring aan heel de Kerk op te leggen. De vaststelling van de heiligheid veronderstelt het onderzoek naar heldhaftige deugden, en die van de gelukzaligheid ver-onderstelt het onderzoek naar de wonderen. Als de uitslag van die onderzoekingen positief is en tot de zekere aanwezig-heid van de heldhaftige deugden en de wonderen besluit, dan wordt deze vaststelling voorbehouden aan de Heilige Stoel, en wanneer de paus te werk gaat volgens de vereiste regels, geniet hij normaal gezien van de Goddelijke bijstand.

Maar er bestaat ook een negatieve vaststelling, die hierin bestaat dat besloten wordt tot het ontbreken van deugden en wonderen, of dat er tenminste met voldoende argumenten ernstig getwijfeld wordt aan hun bestaan. Deze negatieve vaststelling blijft toegankelijk voor het gezond verstand, dat verlicht wordt door het geloof of zelfs door de eenvoudige natuurwet. Zij volstaat om te besluiten dat de heiligverkla-ring minstens twijfelachtige is en daarom niet in geweten kan verplichten.”

Wij herinneren ons dat onder Pius XII het heiligverkla-ringsproces van Guy de Fontgalland was “afgewezen en dat moest blijven”, want de Heilige Stoel had in dit kind, hoewel godvruchtig en begunstigd door de hemel, aanwij zingen gevonden van traagheid bij het naderen van de dood, die het nabij wist. De Kerk was toen heel wat strenger, zelfs wanneer er duidelijke tekenen van heiligheid aanwezig waren bij de kandidaat van heiligverklaring.

Over de bedoeling van de paus lezen we : “de nieuwe nor-men (…) stellen in principe dat, wanneer de paus overgaat tot een heiligverklaring, zijn bedoeling niet uitsluitend meer moet zijn dan een handeling te willen verrichten van per-soonlijk leer gezag -, zoals tot nu toe; de bedoeling kan even-zeer zijn, dat hij optreedt als de vertegenwoordiger die ermee belast is om een handeling van het collegiale leergezag te verrichten”. Bovendien, als het waar is, dat “de handeling van heiligverklaring, met de formules die zij bevat, normaal in zichzelf de vereiste bedoeling bevat een handeling te stellen van persoonlijk leergezag van de paus”, werd het apos tolisch schrijven Ordinatio sacerdotalis, dat eveneens onder de pause-lijke onfeilbaarheid zou hebben moeten vallen, beschouwd als een uitdrukking van het gewone leergezag, doordat een tegengestelde bedoeling werd geuit door Johannes Paulus II.

Ten slotte: “Als we Johannes Paulus II als heilig moeten beschouwen, moeten we zijn leer tot in de kleinste details voor onberispelijk houden”. Pater Gleize somt een lange lijst op van heiligen die het tegengestelde hebben gedaan van Johannes Paulus II, en door de H. Kerk tot de eer der altaren verheven zijn. “Als Johannes Paulus II werkelijk heilig is, zouden alle pausen die al die heiligen heilig verklaard heb-ben zich ernstig vergist hebben en aan heel de Kerk niet het voorbeeld van een authentieke heiligheid gegeven hebben, maar het schandaal van onverdraagzaamheid en fanatisme. Het is onmogelijk te ontsnappen aan deze tweestrijdigheid. Het enige middel om eruit te komen is het dubbel besluit te trekken, dat voor de hand ligt: Karol Woytila kan niet heilig verklaard worden en de handeling die zijn heiligheid zou willen verklaren ten overstaan van heel de Kerk, kan slechts een valse heiligver-klaring - zijn”.

EDITORIAL

4 Informatieblad Nr. 271 maart - april 2014

DOSSIER

Twijfels over de heiligverklaring van Johannes XXIII en van Johannes Paulus II

Op 3 september 2013, bij gelegenheid van het consistorie te Rome, heeft paus Franciscus aangekondigd, dat hij zou overgaan tot de heiligverklaring van Johannes XXIII (1958-1963) en van Johannes Paulus II (1978-2005) in een unieke ceremonie, op 27 april 2014. Sinds de zaligverklaring van Angelo Giuseppe Roncalli, op 3 september 2000, en van Karol Wojtila, op 1 mei 2011, heeft de Priesterbroederschap St. Pius X zeer ernstige reserves geuit.

Eerwaarde Alain Lorans

Zaligverklaringdossier van Johannes Paulus II

“In navolging van Mgr. Marcel Lefebvre, wiens oordelen over paus Johannes Paulus II openbaar zijn, heeft de Priesterbroe-derschap St. Pius X gemeend niet te kunnen zwijgen over dergelijke vragen. Ik heb dus destijds aan pater Patrick de la Rocque gevraagd een document op te stellen, dat ter hand gesteld zou worden aan de kerkelijke autoriteiten die belast waren met het diocesane proces: het kwam immers aan deze instantie toe om alle gunstige en ongunstige getuigenissen te ontvangen, over de reputatie van Johannes Paulus II.

“Dit document, dat de belangrijkste inhoud van het tegenwoor-dige boek vormt, werd volgens de regels van het recht, naar de verschillende verantwoordelijken voor het diocesane proces gezonden om bij de stukken van het proces gelegd te worden en met dezelfde zorg als de andere onderzocht te worden. Hoe-wel dit document tijdig de competente bureaus bereikt had, werd onze brief op raadselachtige wijze terzijde gelegd, om pas te voorschijn te komen op de vooravond van de sluiting van het diocesane proces, dat wil zeggen te laat om in overweging genomen te kunnen worden. Zo zal dit document niet voor-komen onder de tienduizenden bladzijden van getuigenissen die plechtig zijn overhandigd aan de Congregatie voor de Leer van de Heiligen. Op een andere manier ter kennis gebracht van de tribunalen van Rome, kregen onze vragen helaas geen enkel antwoord, integendeel juist: op 19 december 2009 verklaarde de Heilige Stoel de heldhaftigheid van de deugden van de over-leden paus. Moesten wij toen zwijgen? Steunend op aanraden van de Apostel – ‘Dring aan, welkom of niet’ (2 Tim. 4,2) – ko-zen wij ervoor hetzelfde document te overhandigen aan onze Romeinse gesprekspartners, bij de leerstellige uitwisselingen tussen de Priesterbroederschap St. Pius X en de Heilige Stoel, waarbij wij hun bovendien onze bedoeling duidelijk maak-ten, dat het gepubliceerd zou worden. Toevallig gevolg van het programma of niet, de wereld vernam enkele dagen later dat het zaligverklaringproces voorlopig was gestopt bij gebrek aan voldoende bewijzen die getuigden van het “wonder” dat ver-kregen zou zijn door de tussenkomst van Johannes Paulus II. Toch werd ditzelfde “wonder” uiteindelijk enkele maanden later erkend, en werd de ceremonie van zaligverklaring gepro-grammeerd voor 1 mei 2011. Ons document behield dus heel zijn actualiteit. Ik heb dan ook de publicatie ervan gevraagd.” (Mgr. Bernard Fellay, Voorwoord van: Johannes Paulus II, twij-fels over een zaligverklaring, Clovis, blz. 11-12).

Welke waren de diepgaande twijfels aan de geldigheid van de zaligverklaring van Johannes Paulus II? Zij werden veroor-zaakt door de ongehoorde snelheid waarmee het Vaticaan zich beijverde om het proces in vooronderzoek te nemen, als ook door de gebleken feiten die het pontificaat helaas kracht bijzet-ten, maar ook en vooral door het ‘humanisme’ dat de funda-mentele eenheid van gedachte en handeling van Karol Wojtila toont. Dezelfde twijfels bleven intact bij de aankondiging van zijn heiligverklaring, - en dat des te meer omdat geen enkele Romeinse autoriteit erop heeft kunnen of willen antwoorden. Mgr. Fellay vat het samen in deze woorden:

“Een maand na het overlijden van Johannes Paulus II gaf paus Benedictus XVI toestemming tot opening van het zaligverkla-ringproces van zijn voorganger. Minder dan twee jaar werden voldoende geacht om het diocesaan proces af te ronden, en twee volgende jaren om Karol Wojtila te verheffen tot de graad van “eerbiedwaardig”: op 19 december 2009 tekende Bene-dictus XVI inderdaad het decreet van de heldhaftigheid van de deugden van Karol Wojtila, waardoor de deur wijd werd open gezet voor een zaligverklaring, die werd vastgesteld op 1 mei 2011.

“De haast met deze zaligverklaring is niet alleen betreurens-waardig voor het oordeel dat de geschiedenis zal vellen over dit pontificaat. Hij heeft vooral als gevolg om ernstige vragen te passeren die gesteld worden aan het katholieke geweten, en dit speciaal over de deugden die het christelijk leven ken-merken, namelijk de bovennatuurlijke en theologale deugden van geloof, hoop en liefde. Over het eerste gebod van God, bijvoorbeeld: hoe moeten wij de gebaren waarderen van een paus die door zijn woorden evenals door zijn kus de Koran schijnt te verheffen tot de status van Woord van God (Rome, 14 mei 1999)? Een paus die de H. Johannes de Doper aanroept voor de bescherming van de Islam (Heilig Land, 21 maart 200)? Een paus die zich gelukwenst actief deelgenomen te hebben aan animistische diensten in de heilige bossen van Togo (9 augustus 1985)? Enkele decennia geleden zouden dergelijke handelingen, volgens de normen van het kerkelijk recht, vol-doende geweest zijn om de verdenking van ketterij te werpen op de persoon die ze gepleegd zou hebben. En ze zouden van-daag, als bij toverslag, het teken geworden zijn van een tot een heldhaftige graad beoefende deugd van geloof? Het pontifi-caat van Johannes Paulus II en de ontelbare nieuwigheden die hij kracht heeft bijgezet - vanaf de interreligieuze bijeenkomst van Assisië (27 oktober 1986) tot de veelvuldige vragen om vergeving (onder andere, de ceremonie van algemeen berouw

Informatieblad Nr. 271 maart - april 2014 5

in de Sint Pieter, op 12 maart 2000), nog daargelaten het eerste bezoek van een paus aan een synagoge (Rome, 13 april 1986) - laten niet na ernstige vragen te stellen aan het katholieke geweten, vragen die slechts groter worden nu dergelijke praktijken, door een zaligverklaring, worden voorgesteld als een voorbeeld voor het christenvolk. (…)

“De schrijver zou bij zijn onderzoek hebben kunnen putten uit de talrijke verwonderlij-ke, verwarrende, zelfs ergernisgevende feiten die dit pontificaat hebben doorspekt. Was het waardig en behoorlijk, voor een paus, de heilige as van Shiva te ontvangen (Ma-dras, 5 februari 1986)? Te gaan bidden op de joodse manier aan de Klaagmuur (Jeru-zalem, 26 maart 2000)? Het epistel te laten lezen in zijn aanwezigheid door een vrouw met blote borsten (Nieuw Guinea, 8 mei 1984)? Op zóveel feiten zou de aandacht gevestigd kunnen worden die, op zijn minst, een schaduw werpen over dit pontificaat en verwarring zaaien in een echt katholieke ziel. Toch blijven deze bladzijden niet staan bij een zuiver feitelijke dimensie, maar we zullen gaan tot de kern van het probleem, door uiteen te zetten wat het essentiële punt van de lijn van het pontificaat vormde: ‘het humanisme’ van Jo-hannes Paulus II, de vooronderstelde goedkeuringen en de on-vermijdelijke gevolgen ervan, ‘humanisme’ waarvan het meest kenmerkende voorbeeld de interreligieuze bijeenkomst van Assisi in 1986 was. Als pater Le Rocque ons in drie verschillende hoofdstukken enkele van de voornaamste redenen geeft die een hindernis vormen voor de zaligverklaring van Johannes Paulus II, toont zijn analyse de fundamentele eenheid van gedachte en handeling van Karol Wojtila waarvan, het moet helaas erkend worden, de overeenstemming met de katholieke Traditie heel moeilijk is vast te stellen.” (Ibidem, blz. 10-11 en 13)

Het geval van Johannes XXIII

Bij gelegenheid van de zaligverklaring van Johannes XXIII had de Priesterbroederschap St. Pius X ook verschillende onderzoeken laten publiceren, waaronder: De “goedheid” van Johannes XIII van pater Michel Simoulin, oorspronke-lijk gepubliceerd in het Italiaans in het tijdschrift La Tradi-zione Cattolica (nr. 43/maart-april 2000), samengevat door de schrijver in Fideliter (nr. 136 van juli-augustus 2000). In 2008 wijdde Fideliter (nr. 182 van maart-april) een dossier aan de “Heiligen van het Concilie” waarin, in de formulering van pater Philippe Toulza, een artikel met de titel Johannus XXIII gelukzalig? - wij ontlenen hieraan deze vandaag nog heel legitieme vragen: “Wanneer paus Johannes XXIII, kort voor zijn dood, zijn encycliek Pacem in terris publiceert, ver-dedigt hij er een bepaalde godsdienstvrijheid in, die zonder expliciet heterodox te zijn (want de twijfel hangt boven de ‘godsdienst’ waarover het gaat), dubbelzinnig is. Het beeld van nogal naturalistische oriëntatie, dat hij geeft van de ideale maatschappij is gebaseerd op de waardigheid van de menselijke persoon.

“Zonder zich openlijk aan te sluiten bij het modernisme, toont Johannes XXIII zijn liberale instelling. (…) Hij zal op een dag tegen Mgr. Casaroli zeggen: ‘Monseigneur, de Kerk heeft veel vijanden, maar zij is de vijandin van niemand. De fundamentele neiging die wij zojuist beschreven hebben, waar komt die vandaan? Van een gebrekkige leerstellige vorming? Zeker veel meer van een temperament tot totale toegeeflijkheid, verkeerde nabootsing van de ware goedheid. Wij zien de priester, de bisschop, de paus geen sancties nemen tegen de dwaling en het kwaad. Altijd zegent hij, nooit keurt hij af. Hij maakt zich altijd vrienden, hij haalt zich nooit moeilijkheden op de hals, tenzij verdenkingen van liberalisme. Hij die God veel liever beschouwt ‘als een moeder dan als een vader’ moet, midden in de eerste zit-ting van het Tweede Vaticaans Concilie, het conflict aanpakken tussen enerzijds de kar-dinalen Bacci, Ottaviani, Ruffini en Browne, en anderzijds de modernistische kardinalen en theologen. Wat doet hij? Zeker niet wat de H. Pius X gedaan zou hebben. Maar hij gaat ook niet de andere kant op, tot aan het even openlijk steunen van de vernieuwers, zoals Paulus VI het zal doen. Hij troost de

klachten van de traditionele kardinalen door hun geschiede-nislessen te geven. Hij weigert positie te kiezen om de knoop door te hakken in de geschillen, hij herinnert aan de ‘heilige vrijheid van de kinderen van God’ en verkondigt duidelijk door de H. Schrift te citeren (geschiedenis van Jozef en zijn broers): ‘De Vader beschouwde (deze twisten tussen zijn zoons) door te zwijgen’. Hij zwijgt? Niet de knoop doorhakken in deze om-standigheden, dat is het complot van de vernieuwers goedkeu-ren. Feitelijk zal hij zwijgend de inneming van het concilie door de liberalen goedkeuren, ten nadele van de Curie.

“De zaligverklaring van Johannes XXIII stelt een probleem. Want zalig verklaren is een voorbeeld van christelijke deugd voor de katholieke zielen. Was Johannes XXIII een voorbeeld van persoonlijke godsvrucht en van onderworpenheid? God alleen weet het. Maar, in andere opzichten, ondanks bepaalde schijnbaar heel traditionele leerstellige standpunten, slaat de balans door naar de kant van de instemming van priester, bis-schop en paus Roncalli met het up-to-date brengen van de Kerk, met zijn achting voor de christelijke democratie, met zijn wei-gering tot iedere leerstellige veroordeling, met zijn oecume-nisme, met zijn voorkeuren voor de vleugel die, in Vaticanum II, de revolutie in de Kerk van God heeft gebracht. Terwijl een paus duidelijk de plicht heeft om de orde te garanderen en om te verhinderen dat de slechten invloed hebben, terwijl hij dat tot plicht heeft en niets doet, en meer, terwijl zijn hart en zijn handeling neigen naar de kant van de onruststokers. Wie gaat ons ervan overtuigen dat daar een voorbeeld van een paus is?” (Eerwaarde Philippe Toulza, Fideliter nr. 182 – maart-april 2008, blz. 14-15).

Bron: DICI nr. 283 van 18/10/13

DOSSIER

6 Informatieblad Nr. 271 maart - april 2014

Johannes Paulus II: Santo subito?De zaligverklaring van Johannes Paulus II is bekend gemaakt in de pers als een historisch feit zonder precedent omdat zij verliep in een recordtijd: Johannes Paulus II is zalig verklaard zes jaar en 1 maand na zijn dood. Het werd gepresen-teerd als een gebeurtenis die zich voltrekt aan het eind van een serieus proces.

Eerwaarde Jean-Michel Gleize

Deze twee feiten vertonen een tegenspraak, omdat de betrouw-baarheid van de traditionele procedure van de zaligverklaringen grotendeels berust op de lengte van het tijdsbestek, wat een be-wijs is van voorzichtigheid. Tegenover deze voorzichtigheid stelt zich de overhaasting van een te snelle methode. Deze tegen-spraak is een duidelijke aanwijzing van een legitieme twijfel. Wij willen hier uitleggen waarom het legitiem is om te twijfelen aan de geldigheid van de zaligverklaring van Johannes Paulus II.

Enkele basisprincipes

De zaligverklaring is de handeling waardoor de paus de toe-stemming verleent om in sommige delen van de Kerk een openbare verering te geven aan de zaligverklaarde, totdat deze heilig is verklaard. Deze handeling is geen voorschrift; hij is slechts tijdelijk en hervormbaar. De zaligverklaring beperkt zich ertoe om de verering toe te staan. De handeling van een zaligverklaring verkondigt bepaald niet de verheer-lijking noch de heldhaftige daden van de zaligverklaarde dienaar van God.

De heiligverklaring is de handeling waardoor de stedehouder van Christus een onherroepelijk oordeel velt in een definitieve uitspraak over een dienaar van God die al eerder zalig verklaard is en deze inschrijft in de lijst van de heiligen. Het doel van de heiligverklaring is drievoudig, want deze handeling betreft niet alleen de verering. De paus verklaart ten eerste dat de overle-den gelovige in de glorie van de hemel is; ten tweede verklaart hij dat de overleden gelovige in de hemelse gelukzaligheid is. Dat houdt in, dat de paus verklaart hij dat de overleden gelovige heeft verdiend in deze gelukzaligheid te komen door heldhaftige deugden te beoefenen, die als voorbeeld waarde hebben voor heel de Kerk.

Ten derde verklaart de paus om deze deugden tot beter voorbeeld te stellen en God te danken, dat Hij ze mogelijk heeft gemaakt; en hij schrijft voor dat deze overleden gelovige openbaar wordt ver-eerd. Over deze drie punten in het kort: de heiligverklaring is een voorschrift en verplicht heel de Kerk; zij is een definitieve en onherroepelijke daad.

De zaligverklaring en de heiligverklaring hebben beide tot doel de verering van een overleden gelovige mogelijk te maken, wat veronderstelt dat deze gelovige bij zijn leven voorbeeldige deugden heeft beoefend en de gelukzaligheid heeft bereikt. Het verschil is,

dat de zaligverklaring deze verering alleen toestaat en de eeu-wige zaligheid en de voorbeeldige deugden slechts veronder-stelt; terwijl de heiligverklaring deze verering verplicht stelt en aan de gelovigen oplegt, expliciet te geloven in de realiteit van de gelukzaligheid en de heldhaftige deugden van de heilige. Centraal staat steeds de voorbeeldige (of heldhaftige) deugd van de overleden gelovige en deze worden bevestigd in de twee processen, van zaligverklaring en van heiligverklaring. Want, de verering veronderstelt deze deugd zoals het gevolg zijn oorzaak veronderstelt. Zonder heldhaftige deugd, geen heiligheid en geen verering.

Er is een verschil tussen een heilige en een heiligverklaar-de heilige. De heiligverklaring veroorzaakt niet de heiligheid van een persoon, maar duidt deze aan. En zij duidt deze aan als een voorbeeld. Dat maakt duidelijk waarom de paus niet iedereen, noch veel mensen heilig verklaart. Om een sprekend voorbeeld te zijn, moet dat voorbeeld uniek of zeldzaam zijn: zelfs als de heiligen talrijk zouden zijn, zou slechts een klein aantal en niet het merendeel tot de eer van het altaren verheven worden. Anderzijds, de Kerk geeft altijd de voorbeelden die de gelovigen nodig hebben, in de con-text van een tijdperk. In deze zin is de heiligverklaring een openbare handeling, in de beste betekenis van het woord: niet een handeling van een partijdige demagogie, maar een handeling die het algemeen welzijn van heel de Kerk beoogt, een handeling van maatschappelijke betekenis, en die reke-ning houdt met de omstandigheden. Er is nog een ander verschil om op te merken, namelijk die tussen het heil en de

heiligheid. Een persoon die overleden is in de geur van heiligheid, is gered. Maar een gelovige kan gered worden zonder als een heilige geleefd te hebben. In de ogen van de gelovigen heeft de heiligverklaring als eerste doel en als onmiddellijk effect om de heiligheid van leven te signaleren (om haar als voorbeeld te geven). Maar een ge-lovige kan naar de hemel gaan zonder als een heilige geleefd te hebben. In de ogen van de gelovigen heeft een heiligverkla-ring als eerste doel de heiligheid van te verkondigen.

De onfeilbaarheid van de zaligverkla-ringen is vandaag de gewone en zekere leer van het grootste aantal theologen. Alle handboeken van na Vaticanum I (en van voor Vaticanum II), van Billot tot Salaveri, leren het als een veel voorkomende stel-ling in theologie1. We moeten opmerken dat de H. Thomas deze vraag zeer precies stelt2: de H. Thomas vraagt zich niet af of de paus onfeilbaar is als hij een heilige

DOSSIER

Informatieblad Nr. 271 maart - april 2014 7

canoniseert. Zijn problematiek was te weten of alle heiligen die heilig verklaard zijn door de Kerk, in de gelukzaligheid zijn, of dat sommige van hen zich in de hel zouden kunnen bevinden. Deze manier om de vraag te stellen, beïnvloedt al heel het antwoord. Voor de H. Thomas vraagt de heilig-verklaring op de eerste plaats naar de onfeilbaarheid, zover zij de verklaring bevat van een waarheid die eigenlijk al ge-openbaard is. Dat sluit niet de andere twee aspecten uit: het voorbeeld van het leven van de heilige en de voorgeschreven verering. Maar er is een orde tussen de drie oordelen die de paus formuleert als hij een heilige canoniseert. Het eerste oordeel legt de nadruk op een theoretisch feit en verklaart dat een overleden persoon tot aan het eind heeft volhard in de heldhaftige praktijk van de bovennatuurlijke deugd en zich op het ogenblik verheerlijkt in de eeuwige zaligheid bevindt. Het tweede oordeel stelt aan heel de Kerk als voor-beeld om de heldhaftige deugden na te volgen die door de heiligverklaarde in praktijk gebracht zijn tijdens zijn leven. Het derde oordeel is een voorschrift dat aan heel de Kerk de openbare verering oplegt van deze heilige. De heiligverkla-ring stelt de heldhaftige deugden van de heilige als voorbeeld en stelt zijn verering verplicht. Maar zij veronderstelt eerst het feit van de verheerlijking van deze heilige. Benedictus XIV, die deze overwegingen van de H. Thomas citeert en ze tot de zijne maakt, meent dat de beoordeling van de heilig-verklaring op laatste analyse berust op de formulering van een speculatieve waarheid, afgeleid uit de openbaring3: ‘Is het een geloofspunt dat een gecanoniseerde heilige beslist in de zaligheid van de hemel is?’ De meest voorkomende stelling in de theologie is, dat het ontkennen van deze waar-heid niet de beoordeling van ketterij meebrengt, omdat dat slechts indirect nadeel toebrengt aan het geloof. Als deze waarheid wordt verkondigd bij de handeling van de heilig-verklaring, zal zij niet gedefinieerd worden als van goddelijk en katholiek geloofspunt, maar als een zaak van zeker geloof of van katholiek geloof; haar ontkennen zou dus onjuist of vals zijn. Is het gedefinieerd geloof dat de paus zich niet kan vergissen, als hij een heilige canoniseert? Benedictus XIV ver-klaart dat de onfeilbaarheid van de daad van heiligverklaring nog niet is gedefinieerd als geloofspunt, maar dat zij het zou kunnen zijn en dat het ontkennen van haar gelijk zou staan aan zo niet aan ketterij dan toch minstens aan hoogmoed; deze ontkenning zou ook een belediging voor de heiligen en aanstoot voor de Kerk zijn. Zij zou op die manier de zwaarste sanctie verdienen.

Enkele problematische onzekerheden

Zonder het laatste woord te willen zeggen aan de geschiede-nis (die is voorbehouden aan God), kunnen we ten minste drie essentiële moeilijkheden aan de orde stellen, die vol-staan om in twijfel te trekken of de nieuwe zaligverklarin-gen en heiligverklaringen wel goed gefundeerd zijn. De twee eerste stellen de onfeilbaarheid en de betrouwbaarheid van deze handelingen opnieuw ter discussie. De derde stelt hun bindende uitspraak zelfs ter discussie.

1 – De ontoereikendheid van de procedure.

De goddelijke bijstand die de onfeilbaarheid of de veilig-heid van de daden van het leergezag veroorzaakt werkt zo-als de Voorzienigheid. Deze Voorzienigheid, verre ervan dat

de paus niet met zorg de bronnen van de Openbaring zou onderzoeken die door de apostelen zijn doorgegeven, eist deze Voorzienigheid door haar natuur integendeel juist dit onderzoek. Dat is nog meer waar voor de heiligverklaring: deze veronderstelt de echtheid van de meest serieuze van de menselijke getuigenissen die een bewijs zijn van de heldhaf-tige deugd van de toekomstige heilige, als ook het onderzoek van het goddelijke getuigenis van de wonderen, ten min-ste twee voor een zaligverklaring en nog twee andere voor een heiligverklaring. De procedure die gevolgd werd door de Kerk tot aan Vaticanum II was de uitdrukking van deze extreme nauwkeurigheid. Het zaligverklaringproces veron-derstelde zelf een dubbel proces zoals uitgevoerd tijdens de zaligverklaring, één die zich afspeelde voor het tribunaal van het Ordinarium, handelend in zijn eigen naam; de andere die uitsluitend afhankelijk was van de Heilige Stoel. Het heiligverklaringproces omvatte het onderzoek van de breve van zaligverklaring, gevolgd door het onderzoek naar de twee nieuwe wonderen. De procedure eindigde wanneer de Paus het decreet tekende; maar voor deze handtekening te zetten, hield hij drie opeenvolgende consistories. De nieuwe normen, in 1983 ingevoerd door Johannes Paulus II, met de Apostolische Constitutie Divinis perfectionis magister ver-trouwt het essentiële van het proces toe aan de zorgen van de bisschop ordinarius: degene die navraag doet over het leven van de heilige, zijn geschriften, zijn deugden en zijn wonde-ren en een dossier samenstelt dat overgedragen wordt aan de Heilige Stoel. De H. Congregatie onderzoekt dit dossier en spreekt zich uit alvorens het geheel te onderwerpen aan het oordeel van de paus. Er is nog maar één wonder vereist voor de zaligverklaring en weer één voor de heiligverklaring. De toegang tot de dossiers van de zaligverklaringprocessen en de heiligverklaringprocessen is niet gemakkelijk, wat ons niet de mogelijkheid geeft de zorgvuldigheid na te gaan waar-mee deze nieuwe procedure gevolgd is. Maar het kan niet ontkend worden dat, zij als zodanig al niet meer even strikt is als de oude. Zij voldoet des te minder aan de verlangde garanties van de kant van de geestelijken waardoor de god-delijke bijstand de onfeilbaarheid van de heiligverklaring verzekert, en zoveel te meer de afwezigheid van dwaling de facto in de zaligverklaring zeker stelt. Overigens heeft paus Johannes Paulus II besloten om inbreuk te maken op de tegenwoordige procedure (die bepaalt dat het begin van een proces van zaligverklaring pas kan plaatsvinden minstens vijf jaar na de dood van de dienaar Gods) door toestemming te geven om het proces van Moeder Teresa te beginnen nau-welijks drie jaar na haar overlijden. Benedictus XVI handelt hetzelfde voor de zaligverklaring van zijn voorganger. De twijfel erover wordt slechts te meer legitiem voor, nu wij ook weten de spreekwoordelijke traagheid van de Kerk vanouds in deze zaken.

2 – Het collegialisme.

Als wij deze nieuwe normen aandachtig onderzoeken, con-stateren we dat de wetgeving teruggaat op die zoals zij was voor de 12de eeuw: de paus laat aan de bisschoppen over om onmiddellijk te oordelen over de zaak van de heiligen en hij behoudt voor zich alleen de macht om het oordeel van de Ordinarii te bevestigen. Zoals Johannes Paulus II het uitlegt is deze teruggang een gevolg van het collegialiteitprincipe: “Wij denken dat het in het licht van de leer van de col-

DOSSIER

8 Informatieblad Nr. 271 maart - april 2014

legialiteit, geleerd door Vaticanum II, heel gepast is dat de bisschoppen nauwer verbonden zijn met de Heilige Stoel, wanneer het gaat om de zaak van de heiligen”4. Welnu, deze wetgeving van de 12de eeuw vermengde de zaligverklaring en de heiligverklaring als twee handelingen van feilbare betekenis5. Dat is wat ons verhindert zonder meer de hei-ligverklaringen voortgekomen uit deze hervorming gelijk te stellen aan de traditionele daden van een buitengewoon leergezag van onze Heilige Vader de paus; bij de nieuwe handelingen stelt de paus zich tevreden met de bevestiging van de handeling van een gewone residentiële bisschop. Wij beschikken hier over een eerste reden om serieus eraan te twijfelen, of de vereiste voorwaarden voor de uitoefening van de onfeilbaarheid van de heiligverklaringen goed zijn ver-vuld. Het Motu proprio Ad tuendam fidem van 29 juni 1998 versterkt deze twijfel. Deze normatieve tekst heeft als doel paragrafen in te voeren in de Kerkelijke Wet van 1983, door ze opnieuw uit te leggen. Deze toevoeging was noodzakelijk geworden was door de nieuwe Geloofsbelijdenis van 1989. In een eerste fase is de onfeilbaarheid van de heiligverkla-ringen in principe gesteld. Maar daarna vertoonde de tekst verschillen, die de betekenis van de onfeilbaarheid van de heiligverklaring verminderen, omdat er duidelijk in uitkomt dat deze onfeilbaarheid niet meer duidelijk volgens de tra-ditionele betekenis begrepen wordt. Dat blijkt ten minste bij de lezing van het document, zoals die is opgesteld door kardinaal Ratzinger om te dienen als officieel commentaar op dit Motu proprio van 19986. Dit commentaar geeft pre-cies aan hoe de paus voortaan zijn onfeilbaar leergezag kan gebruiken. Tot hiertoe hadden we de persoonlijke onfeilbare en definiërende handeling van de locutio ex cathedra als ook de decreten van het oecumenische concilie. Voortaan zullen we ook een handeling hebben die niet persoonlijk onfeilbaar noch definiërend zal zijn uit zichzelf, maar die een handeling zal blijven van het gewone leergezag van de paus: deze handeling zal als doel hebben om een leer te geven als onfeilbaar onderwezen door het gewone algemene Leergezag van het Bisschopscollege. De paus handelt zo als een eenvoudige vertolker van het collegiale leergezag. Welnu, als wij de nieuwe normen zien, die zijn uitgevaardigd in 1983 door de Apostolische Constitutie Divinus perfectionis magister van Johannes Paulus II, is het duidelijk dat in het specifieke geval van de heiligverklaringen de paus – voor de behoeften van de collegialiteit – zijn leergezag gaat uitoe-fenen volgens deze derde manier. Als wij ere meteen reke-ning houden met zowel de Apostolische Constitutie Divinus perfectionis magister van 1983 als van het Motu proprio Ad

tuendam fidem van 1998, waarbij de paus zijn persoonlijk leergezag uitoefent om over te gaan tot een heiligverklaring, schijnt het wel dat het zijn wil is op te treden als de vertegen-woordiger van het collegiale leergezag; de heiligverklaringen worden dus niet meer gegarandeerd door de persoonlijke onfeilbaarheid van het plechtige leergezag van de paus. Zou-den de heiligverklaringen worden verkondigd krachtens de onfeilbaarheid van het gewone algemene Leergezag van het Bisschoppencollege? Tot nu heeft de theologische traditie nooit gezegd dat dit het geval was, en deze traditie heeft de onfeilbaarheid van de heiligverklaringen altijd beschouwd als de vrucht van een goddelijke bijstand, alleen toegekend aan het persoonlijk leergezag van de paus, gelijk te stellen met de locutio ex cathedra. Ziehier, een tweede motief waar-door wij serieus kunnen twijfelen aan de onfeilbaarheid van de heiligverklaringen, uitgevoerd in afhankelijkheid van deze postconciliaire hervormingen.

3 – De heldhaftige deugd.

Het formele onderwerp van de leerstellige handeling van de heiligverklaringen is de heldhaftige deugd van de heilige. Evenals het leergezag traditioneel is omdat het altijd dezelfde onveranderde waarheden leert, zo is de heiligverklaring tra-ditioneel omdat zij altijd dezelfde heldhaftigheid van de christelijke deugden moet aanduiden, te beginnen met de theologale deugden. Bij gevolg, als de paus het leven van een overleden gelovige tot voorbeeld stelt, die de heldhaftige deugden niet uitgeoefend heeft, of als hij ze voorstelt in een nieuwe optiek, meer geïnspireerd door de menselijke na-tuur dan door het bovennatuurlijke optreden van de Heilige Geest, dan begrijpen wij niet waarin deze handeling een heiligverklaring zou kunnen zijn. Veranderen van doel is veranderen van handeling. Deze andere optiek blijkt uit de nieuwe theologie en uit het postconciliaire leergezag. Deze gaan er in stilte voorbij aan het verschil tussen een gewone heiligheid en een heldhaftige heiligheid waarin de heiligheid bestaat: de term “heldhaftige deugd” zelf komt nergens voor in de teksten van Vaticanum II. Wanneer de theologen, sinds het concilie, spreken over de akt van heldhaftige deugd, heb-ben zij min of meer de neiging om deze te definiëren als een eenvoudige natuurlijke akte van deugd, in plaats van deze te onderscheiden van een gewone akte van bovennatuurlijke deugd. Deze verandering van optiek blijkt, sinds Vaticanum II, ook bij de oecumenische oriëntatie op de heiligheid. De oecumenische oriëntatie op de heiligheid is bevestigd door Johannes Paulus II in de encycliek7. De paus zinspeelt op

DOSSIER

Informatieblad Nr. 271 maart - april 2014 9

een eenheid van heiligheid die verschil-lende godsdiensten te boven gaat, waarbij hij duidt op de verlossende handeling van Christus, en de uitstorting van zijn Geest over heel de mensheid. Echter, Benedictus XVI geeft een definitie van het heil; dat moeten we erkennen, hoewel deze defi-nitie ook gaat in dezelfde oecumenische richting; bovendien geeft hij het begrip heiligheid onjuist weer, in verband met het bovennatuurlijk heil8. Wij kunnen dus ernstig eraan twijfelen of in de handelin-gen van deze nieuwe zaligverklaringen en heiligverklaringen een werkelijke voortzet-ting te zien is van de Traditie van de Kerk.

4 – Besluit.

Drie ernstige redenen geven de katholieke gelovige het recht om te twijfelen aan de goede gegrondheid van de nieuwe zalig-verklaringen en heiligverklaringen. Ten eerste, de hervormingen uit het Concilie voortkomen, heb-ben bepaalde tekorten meegebracht in de procedure en ten tweede, zij voeren een nieuwe collegialistische bedoeling in, twee gevolgen die niet in overeenstemming zijn met de vei-ligheid van de zaligverklaringen en de onfeilbaarheid van de heiligverklaringen. Ten derde, de beoordeling in de processen laat een minstens dubbelzinnige en dus twijfelachtige opvat-ting heersen over de heiligheid en de heldhaftige deugd. In de context, voortgekomen uit de postconciliaire veranderin-gen, stellen de paus en de bisschoppen ter verering van de katholieke gelovigen authentieke heiligen voor, maar dezen zijn heilig verklaard aan het eind van een onvoldoende en twijfelachtige procedure. Zo lijdt de heldhaftigheid van de deugden van Padre Pio, heilig verklaard sinds Vaticanum II, geen enkele twijfel, zelfs als wij slechts kunnen twijfelen aan de nieuwe stijl van proces die heeft geleid tot het afkondigen van zijn deugden. Anderzijds maakt dezelfde procedure vroe-ger onvoorstelbare heiligverklaringen mogelijk, waarbij de paus de titel van heiligheid verleent aan overleden gelovigen wier reputatie omstreden blijft en bij wie de heldhaftigheid van de deugd niet met een buitengewone luister schittert. Is het natuurlijk dat, in de intentie van de pausen die deze nieuwe soort heiligverklaringen hebben uitgevoerd, de held-haftige deugd is wat zij was voor hun voorgangers, tot aan Va-ticanum II? Deze volkomen nieuwe situatie wordt verklaard uit de verwarring die is voortgekomen uit de postconciliaire veranderingen. Wij zouden haar slechts uit de wereld kunnen helpen door de wortel aan te vatten en vraagtekens te zetten achter de gegrondheid van deze veranderingen.

Enkele praktische zekerheden

Eerste zekerheid:

‘Heeft Johannes Paulus II het verdiend om zalig verklaard te worden?’ Johannes Paulus II heeft niet het voorbeeld ge-geven van heldhaftige deugden; hij heeft het slechte voor-beeld gegeven, dat wil zeggen de ergernis, van zeer nadelige

houdingen voor het welzijn van de zielen, vooral door zijn twijfelachtige leer en zijn oecumenisme. Hij is vooral het werk van de katholieke weerstand openlijk afgeval-len door Mgr. Lefebvre te willen excom-municeren.

Tweede zekerheid:

‘Heeft Johannes Paulus II heilig geleefd?’ Objectief (als wij zijn daden beoordelen) is Johannes Paulus II niet een paus ge-weest die deze naam waardig is. Subjec-tief (als wij zijn bedoelingen bezien), is het onmogelijk zich hierover uit te spre-ken, want zijn bedoelingen ontgaan ons. Zelfs als het mogelijk blijft dat Johannes Paulus II bezield is geweest van de meest lovenswaardige bedoelingen. Om over zijn heiligheid te oordelen moeten wij oordelen over zijn daden, niet over zijn bedoelingen.

Derde zekerheid:

‘Is Johannes Paulus II gered?’ Het is mogelijk dat Johannes Paulus II zich niet helemaal bewust is geweest van de scha-delijke gevolgen van zijn lering en van zijn pastoraal, dat deze onwetendheid hem min of meer geëxcuseerd heeft, en dat zijn ziel ten slotte de eeuwige zaligheid van de hemel zal bereiken (als dat nog niet het geval is). Maar dat blijft het geheim van God.

Vierde zekerheid:

‘Verplicht de zaligverklaring van 1 mei ons?’ Nee, om drie redenen. Ten eerste, het is een eenvoudige toestemming en het is een handeling die niet onfeilbaar is. Ten tweede, de verandering die uit het Concilie voortkomen (Motu proprio Divinis perfectionis magister van 25 januari 1983) houden een collegialistische opvatting in, die onverenigbaar is met de veiligheid van de zaligverklaringen en met de onfeilbaarheid van de heiligverklaringen. Ten derde, het oordeel dat voort-komt via de processen laat een modernistische opvatting van de heiligheid en van de heldhaftige deugd binnenkomen.

Bron: http://vatican2-en-questions.org/jean-paul-ii-santo-sub-ito/

1. Salaveri verklaart in zijn De Ecclesia, stelling 17, §726 dat het een minstens theologische zekere zo niet impliciet bepaalde waarheid is.

2. In zijn Quodlibet 9, artikel 16. 3. Benoît XIV, ibidem, n° 12.4. Apostolische Constitutie Divinus perfectionis magister, AAS, 1983, blz.351. Deze tekst

van Johannes Paulus II wordt geciteerd door Benedictus XVI in zijn “Message aux membres de l’Assemblée plénière de la Congregation pour les causes des saints” de dato 24 april 206 en gepubliceerd in de editie in de Franse taal van de Osservatore Romano van 16 mei 2006, blz.6.

5. Benedictus XVI, Over de zaligverklaring van de dienaars van God en de canonisatie van de heiligen, boek 1, hfdst. 10, nr. 6.

6. § 9 van de Nota van de H. Congregatie voor de Geloofsleer verschenen in de AAS van 1998, pp. 547 – 548.

7. Johannes Paulus II. Encycliek Ut unum sint, over de oecumenische inzet, § 15, 21, 48, 84.8. Benedictus XVI, “Toespraak tijdens de oecumenische ontmoeting in het aartsbisdom

Praag, zondag 27

DOSSIER

10 Informatieblad Nr. 271 maart - april 2014

Zijn de huidige heiligverklaringen onfeilbaar?

De Kerk heeft haar kinderen die nu in de Hemel zijn, altijd vereerd. God zelf, Die verheerlijkt wordt in Zijn heiligen, moedigt een dergelijke verering aan door de wonderen te vermeerderen door de tussenkomst van Zijn dienaren. Daarin ligt een troost voor de gelovigen alsook een nieuw bewijs van de waarheid van de Kerk, die alleen dit soort van vruchtbaarheid kent. De heiligheid van degene die zelfs in de ogen van de ongelovigen schittert, is een van de wezenseigenschappen van de Kerk.

Eerwaarde Thierry Gaudray

Leer van de traditionele theologie

In de eerste tijden van de Kerk stelden de eerste pausen zich er in het algemeen mee tevreden de verering, die gebracht werd aan de heiligen, impliciet goed te keuren. Maar om misbruiken te vermijden in een zo ernstige zaak, hebben de latere pausen zich het proces van heiligverklaring en zelfs van zaligverklaring door een “apostolisch proces”, direct on-der hun gezag voorbehouden. Het “informatieve proces” dat eraan voorafging, werd geleid door de plaatselijke bisschop, maar het had slechts tot doel de zaak aan de paus voor te stellen.

De liturgische plechtigheid van een heiligverklaring was het te-ken van zijn onfeilbare karakter. “De Vaticaanse basiliek wordt verlicht door duizenden banieren en versierd met vaandels van de nieuwe heiligen. Schilderijen stellen de voornaamste tafe-relen van hun leven en hun wonderen voor. De paus, omge-ven door kardinalen en een schitterende stoet bisschoppen en priesters, leidt de plechtigheid.

Na de gehoorzaamheidsbetuiging komen de postulatoren van iedere heiligverklaring naderbij, vergezeld van een consistoriale advocaat die het woord neemt in hun naam, om nederig de paus te smeken de zaligen in te schrijven bij het getal van de hei-ligen. In de naam van de paus antwoordt de prelaat-secretaris voor de breven aan de prinsen, dat de deugden van deze grote dienaren van God gekend en hun verdiensten gewaardeerd zijn, maar dat, alvorens hun heiligverklaring uit te spreken, zij de hulp van God moeten vragen en Zijn licht afsmeken. Na deze eerste procedure wordt de Litanie van Alle Heiligen gezongen. De consistoriale advocaat komt een tweede keer naderbij, en herhaalt namens de postulatoren dezelfde smeekbede, maar met meer aandrang: instanter, instantius. Hetzelfde antwoord wordt hem gegeven: Oremus. Het Veni Creator wordt gezongen. De advocaat komt bij de pauselijke troon zijn verzoeken her-nieuwen met nog meer vuur: instanter, instantius, instantissime. De secretaris verklaart dan dat het de wil van de paus is om dit verzoek in te willigen” (dictionaire van de katholieke theologie, artikel “heiligverklaring”).

Het is niet moeilijk de theologische argumenten te begrijpen die deze onfeilbaarheid rechtvaardigen: “Het is niet mogelijk dat de Opperherder de Wereldkerk tot dwaling brengt in zaken die de moraal en het geloof aangaan. Wel, dat zou gebeuren als hij zich zou kunnen vergissen in de uitspraken van heiligverkla-

ring. Aan de verering van de volkeren een verdoemde man voor te stellen, zou dat tenslotte niet zijn, altaren oprichten voor de duivel zelf?’ ‘Het komt op hetzelfde neer als een eredienst op te dragen aan de duivel of aan een verdoemde man’ (Melchior Cano). Zou God, nadat Hij Zijn Kerk gebouwd heeft op Petrus, en hem beloofd heeft haar te bewaren voor de dwaling, haar tot dit punt laten afdwalen? Een dergelijke veronderstelling zou een heiligschennis zijn. Bovendien, de openbare verering betoond aan de heiligen, en die een zo nauwe betrekking heeft tot de moraal, is dat niet als een geloofsbelijdenis? ‘De eer die wij geven aan de heiligen is een zekere belijdenis van het geloof, waardoor wij geloven in de glorie van de heiligen’ (H. Thomas van Aquino)” (ibidem)

Hoe staat het sinds het Tweede Vaticaans Concilie? Moeten wij ons onderwerpen aan het oordeel van de paus die vandaag een heilige canoniseert?

Wat is de heiligheid?

Alle christenen in staat van genade kunnen “heiligen” ge-noemd worden. Dat was de gewoonte van de H. Paulus in zijn brieven. Om naar de Hemel te gaan en deel uit te maken van die ontelbare menigte die de H. Johannes heeft gezien, is het nodig en volstaat het te volharden in deze genade.

Maar de heiligverklaring vereist meer. “Hoewel volgens het woord van het goddelijk Woord zelf: ‘wie tot het eind zal vol-harden, die zal gered worden’ (Matt. 10, 22) de eindvolharding volstaat om in de hemel te komen, zei paus Innocentius III, moeten toch twee zeldzame voorwaarden vervuld worden, opdat een man als heilig beschouwd wordt door de strijdende Kerk: de buitengewone schittering van deugden gedurende het leven en de glorie van wonderen na de dood. Deze twee voor-waarden zijn onontbeerlijk.”

Want door een heiligverklaring geeft de paus een onweerlegbaar voorschrift: te belijden dat deze heilige een voorbeeld heeft gegeven om na te volgen. De innerlijke oprechtheid, die al-leen God kan beoordelen, kan uitleggen dat sommige zielen die lijden aan de een of andere onkundigheid, toch rijk aan verdiensten zouden kunnen zijn. Maar het blijft dat dergelijke “heiligen” geen voorbeelden zijn die de paus kan voorstellen aan de katholieke wereld. Wij zijn ver van het oecumenisme van paus Johannes Paulus II: “Deze heiligen komen van alle Kerken en kerkelijke Gemeenschappen die hun toegang gaven

DOSSIER

Informatieblad Nr. 271 maart - april 2014 11

tot de gemeenschap van de verlossing” (encycliek Ut unum sint van 25 mei 1995).

Onder “buitengewone schittering van deugden”, verstond paus Innocentius III heldendom, dat wil zeggen “een zodanige graad van volmaaktheid dat hij ver uitgaat boven de gewone manier waarop de andere mensen, zelfs rechtvaardigen, de deugden beoefenen… Het bewijs van deze heldhaftige deugden moet gegeven worden, niet op een algemene manier voor allen ge-zamenlijk genomen, maar op een speciale manier voor elk van hen specifiek beschouwd. Wat een dergelijk onderzoek aan tijd en moeite vraagt, is ongelooflijk, vooral gezien de moei-lijkheden van elke soort die de promotor van het geloof blijft opstapelen. Het leven van de dienaar Gods wordt door de zeef van de onbarmhartigste kritiek gehaald; en wij moeten er niet alleen niets afkeurenswaardigs in vinden, maar wij moeten er bij elke stap de heldhaftigheid in ontmoeten. Zolang de twijfel over de deugden niet absoluut geklaard wordt, is het onmoge-lijk verder te gaan met deze oneindige procedure, want het is nooit toegestaan het onderzoek van de deugden op te schorten om over te gaan tot dat van de wonderen, als zij erg talrijk zou-den zijn” (dictionaire van de katholieke theologie, al geciteerd artikel). De snelheid waarmee de processen van heiligverklaring voortaan gevoerd worden, laat een dergelijke eis niet meer toe. Terwijl vroeger “een simpel wolkje, een enkele onzekerheid (voldoende was) om heel de rest nutteloos te maken, en om het verloop van het proces tot in het oneindige op te houden.“ (ibidem), vandaag beoordeelt de paus niet meer met dezelfde

strengheid, omdat hij niet meer de heldhaftigheid van deugden eist. Het woord “heiligverklaring” behelst niet meer dezelfde realiteit. Zelfs als het niet dubbelzinnig is geworden, het ver-schil van betekenis volstaat om een twijfel te formuleren over de onfeilbaarheid van de heiligverklaringen van na het Tweede Vaticaans Concilie.

De waarheid is onveranderlijk

Er is een ander teken dat ook aangeeft, dat de paus zijn on-feilbaarheid niet inzet. In feite schijnt de vorm van modern denken, die het concilie eigen heeft gemaakt, de paus niet meer in staat te stellen “ex cathedra” te spreken.

Immers, om heilig te verklaren en zijn privilege van onfeilbaar-heid te gebruiken, moet de paus zelf geloven in de onverander-lijkheid van de waarheid. Hoe zou hij anders de bedoeling kun-nen hebben om iets voor altijd “vast te stellen”? Wel, sinds het Tweede Vaticaans Concilie verzetten de pausen zich tegen hun voorgangers. Zouden zij het slechts op één punt doen (zoals dat van de godsdienstvrijheid), dan zou dat voldoende zijn om een twijfel te werpen op de mening die zij hebben over de waar-heid. De pausen die het Tweede Vaticaans Concilie goedkeuren, en dus de veroordeling van wat vastgesteld is, beschouwen de waarheid als iets evolutiefs, iets levends, en schijnen dus niet in staat te zijn hun onfeilbaarheid te gebruiken. Dat was het argu-ment van Mgr. Lefebvre: het eenvoudigste en het meest radicale.

DOSSIER

12 Informatieblad Nr. 271 maart - april 2014

De onfeilbaarheid is een bijstand die gebracht wordt aan een voorzichtige daad.

Ten slotte duidt de huidige manier van procederen in het proces van heiligverklaring nog een ander obstakel aan voor de goddelijke hulp om de waarheid te garanderen van wat de paus formuleert. Want, “de Heilige Geest is niet aan de opvolgers van Petrus beloofd opdat zij onder Zijn open-baring een nieuwe leer zouden doen kennen, maar opdat zij met Zijn bijstand heilig bewaren en trouw uiteenzetten, de Openbaring die is overgedragen door de apostelen, dat wil zeggen de geloofsschat.” (Eerste Vaticaans Concilie). De bijstand van de H. Geest is dus niet een absolute garantie waardoor de paus eenvoudig zijn mond zou kunnen openen om de waarheid te zeggen, als hij maar de goede formule heeft uitgesproken! De paus moet een daad van menselijke voorzichtigheid stellen, van een voorzichtigheid die in ver-houding is met het gewicht van de pauselijke functie, opdat hij beschermd is voor elke dwaling. Het volstaat om een beetje de geschiedenis van de dogma’s te bestuderen om zich ervan te overtuigen dat de pausen het altijd als zodanig heb-ben begrepen. Hoeveel onderzoeken, theologische studies en beraadslagingen zijn vooruitgegaan aan de uitspraak van de Onbevlekte Ontvangenis of die van de Hemelvaart?

Dat geldt ook voor de heiligverklaringen. Vanaf het begin van een proces wordt de grootste omzichtigheid in acht genomen. Ziehier, hoe het woordenboek van de katholieke theologie het onderzoek van de geschriften van een “dienaar Gods” aan het begin van het proces, uitlegt: “Het onderzoek van de geschriften is uiterst streng en zeer minutieus. De kardinaal-rapporteur is daarmee speciaal belast. Hij begint met exemplaren van deze werken ter hand te stellen aan kundige theologen. Deze bestu-deren ze afzonderlijk, zonder overleg te plegen, want hun keuze wordt geheim gehouden. Na ze met grote aandacht geheel te hebben gelezen, zijn zij verplicht hun beoordeling schriftelijk aan de kardinaal te geven, zeer gedetailleerde beoordeling, die een geargumenteerde analyse bevat van ieder werk, met het schema, de verdelingen en de onderverdelingen, als ook de manier waarop de schrijver te werk is gegaan. Zij moeten vooral van a tot z de moeilijkheden aangeven, die het lezen ervan zou veroorzaken.” Er moet geen enkele twijfel erover bestaan dat het proces kan doorgaan: “Om een zaak van heiligverklaring voor altijd te stoppen, is het niet nodig, dat de werken van de dienaar Gods formele dwalingen bevatten tegen het dogma of de moraal, het volstaat dat er verdachte nieuwigheden in staan, frivole kwesties, ofwel de een of andere vreemde opinie tegengesteld aan de leer van de Kerkvaders en aan het gemeen-schappelijke gevoel van de gelovigen” (ibidem).

Het onderzoek van de wonderen “is nog veel strenger, als dat mogelijk is, dan dat van de deugden… Alle middelen worden in werking gesteld om de leugen te ontmaskeren en om de dwaling te bezweren. De geïnteresseerde overhaasting of de enthousiaste ijver van degenen die het proces ondernomen hebben en er het verloop van stimuleren, lopen stuk tegen de extreme traagheid en de eisen van dit tribunaal dat nooit ge-haast is, en zich er nooit over opwindt, dat een zaak het risico loopt gedurende eeuwen te blijven voortduren. Door de me-nigte van juridische handelingen te beschouwen die het oplegt,

de eindeloze reeks moeilijkheden die het op ieder ogenblik opstapelt, de overvloed en de zekerheid van de bewijzen die het eist, zouden de conclusie toelaten om het proces eerder te beschuldigen van overdreven wantrouwen dan van godvruch-tige goedgelovigheid. Geen enkel tribunaal handelt met deze gewetensvolle nauwkeurigheid en met deze gestrengheid, die in iedere andere materie ongerechtvaardigd zou lijken. De dingen komen zover dat, naar de mening van allen die ‘betrokken zijn geweest bij een dergelijke zaak, het succes van een zaligverkla-ringproces beschouwd kan worden als een groter wonder dan alle wonderen die vereist worden om de heiligheid van een dienaar Gods te bewijzen” (ibidem).

De traditionele formules zelf geven dit onderzoekswerk aan, waartoe de paus zich verplicht heeft. Hier volgt de formule, die het al geciteerde woordenboek vermeldt: “In de Naam van de Heilige en Ondeelbare Drie-eenheid, voor het verheerlij-ken van het katholieke geloof en de groei van de christelijke godsdienst; op het gezag van Onze Heer Jezus Christus, van de zalige apostelen Petrus en Paulus, en op het onze; na er rijpelijk over nagedacht te hebben en de bijstand van God gevraagd te hebben, volgens het oordeel van onze eerbiedwaardige broe-ders de kardinalen van de heilige Roomse Kerk, de patriarchen, de aartsbisschoppen en de bisschoppen tegenwoordig in Rome, vaardigen wij uit dat de zaligen N. en N. heilig zijn, en wij schrijven hen bij in de lijst van de heiligen, vaststellend dat de Wereldkerk hun gedachtenis elk jaar godvruchtig zal vieren, op de verjaardag van hun geboorte in het hemelse vaderland. In de naam van de Vader, en de Zoon en de Heilige Geest. Amen.”

Maar sinds de constitutie Divinus prefectionis Magister van 25 januari 1983, komt het aan de bisschoppen toe, uit naam van de collegialiteit, de zaak van de heiligen aanhangig te maken. De theologen, benoemd door de bisschop, onderzoeken niet meer alle geschriften, maar alleen die welke gepubliceerd zijn. Het verzamelen van getuigenissen is vereenvoudigd en heeft plaats onder het gezag van de bisschoppen. De simpele hoe-veelheid van heiligverklaringen geeft aan, dat de paus vandaag niet aan iedere zaak alle aandacht kan geven die nodig zou zijn. Terwijl tussen paus Clemens VIII en paus Pius XII (1958) 215 heiligen tot de altaren zijn verheven (d.w.z. ongeveer één per twee jaar), heeft paus Johannes Paulus II er helemaal alleen 483 heilig verklaard.

Besluit

Dat zijn drie argumenten die legitiem veroorloven, te twijfe-len aan de onfeilbaarheid bij de heiligverklaringen die zijn uitgesproken door de conciliaire pausen: onder “heiligheid” verstaan zij iets anders dan wat de Kerk eronder verstaat, de uitspraken zijn onmogelijk omdat de waarheid evolutief is, en de vereiste betrouwbaarheid voor een heiligverklaring niet meer verlangd wordt.

Dat wil niet zeggen dat zij die heilig verklaard zijn sinds het Tweede Vaticaans Concilie geen heiligen waren, maar eenvou-dig dat wij, ook daar, beroofd zijn van de zekerheid die het pauselijk leergezag ons zou moeten brengen.

Bron: Hermine nr. 41 van september 2013.

DOSSIER

Informatieblad Nr. 271 maart - april 2014 13

Johannes Paulus II wonderdoener?“Dat wij niet iedereen moeten geloven en hoe moeilijk het is een wijze maat op te leggen aan zijn woorden”: zo begint het vijfenveertigste hoofdstuk in het derde boek van de Navolging van Christus.

Eerwaarde Jean-Michel Gleize

En de schrijver eindigt dit hoofdstuk, dat waarschijnlijk één van het wijste hoofdstuk is, als volgt: “Hoe veilig is het om de genade van God te bewaren, alle menselijke vertoon te vluch-ten en niet te begeren wat buiten bewondering kan opwekken, maar zich met ijver toe te leggen op alle dingen die kunnen bijdragen tot een beter leven en om de vurigheid te geven”.

De heiligheid komt vóór het wonder

Dit is niet alleen het woord van een wijze, maar het geeft in het kort de methode weer, die de Kerk volgt, als zij de hei-ligheid tot voorbeeld geeft aan haar gelovigen: die methode is precies het tegenovergestelde van die welke de wereld en al haar media vandaag de dag volgen. Want, “wat buiten bewondering kan opwekken” dat zijn de handelingen van schittering, waaronder de wonderen; terwijl “wat kan bijdra-gen tot een beter leven en om de vurigheid te geven”, het voorbeeld is van een bovennatuurlijke heldhaftige deugd. De wereld, de pers en de televisie geven heel snel het sen-

sationele door, maar versmaden het meest de verborgen en echte beoefening van de deugd, terwijl de Kerk zich vooral hierover buigt en slechts belangstelling heeft voor het won-der in kerkelijke samenhang. De twee zijn natuurlijk niet onverenigbaar en in feite verlangt de Kerk zowel het wonder als de heldhaftige deugd alvorens de heiligheid van één van haar dienaren vast te stellen en openlijk te verklaren; maar er is een orde en een voorkeur. Want de deugd is belangrijker dan het wonder, omdat de deugd, als zij wordt gedreven tot wat de Kerk heeft bepaald over heldhaftigheid, gelijk staat met heiligheid: zij is noodzakelijk en voldoende opdat er een heilige is. Wat het wonder aangaat: dat is slechts de aanwijzing en de uiting van deze heiligheid, en nog altijd is het niet het enige; het volstaat dus niet opdat er heiligheid is, maar het veronderstelt heiligheid.

In de procedure van de heiligverklaring maakt het Kerkelijk Recht (canons 2115-2116 van 1917) inderdaad deze twee stap-pen; de een die leidt tot het decreet dat heldhaftige deugden constateert en de tweede die de wonderen vaststelt. Deze twee stappen verschillen en de één gaat vooraf aan de andere, omdat het in het proces essentieel is, vooral de werkelijke heiligheid van de kandidaat voor de heiligverklaring te erkennen; deze heiligheid probeert de Kerk eerst vast te stellen vanuit geloof-waardige menselijke getuigenissen: de daden, de woorden, de geschriften van de dienaar Gods, aan wie de getuigen zich nog herinneren, tellen hier in de eerste plaats mee, als de afspiege-ling van zijn innerlijke deugd en van de vereniging met God, die zij veronderstelt. Het is bijvoorbeeld duidelijk dat de preek, uitgesproken door Mgr. Lefebvre op de gedenkwaardige dag van 30 juni 1988, en die een heel leven en een hele strijd samenvat, een buitengewone daad is, waarin wij de weerspiegeling kun-nen zien van de drie theologale deugden en van de vier hoofd-deugden, gebracht tot de heldhaftigheid. En het is waarschijn-lijk deze daad die eens op de eerste plaats de aandacht van de Kerk zal trekken. Om terug te komen op de wonderen, zij zijn er slechts om deze heldhaftigheid te bevestigen, zij tellen dus mee nadat de Kerk de heiligheid heeft vastgesteld, en de Kerk maakt er gebruik van als tekenen die de heldhaftige deugd be-vestigen. Het zijn eenvoudige supplementen die de heiligheid duidelijker maken voor de massa, niet meer en niet minder.

De Kerk verklaart heiligen, en geen wonderen, heilig

Een persoon kan dus heilig verklaard worden, niet omdat hij wonderen heeft gedaan, maar omdat hij de heldhaftige deugd heeft beoefend; de handeling van een heiligverkla-ring voert eerst en vooral daartoe, en zij is onherroepelijk en onfeilbaar precies zover als zij deze heldhaftigheid van de deugd verklaart. De heiligverklaring bevat immers twee oordelen die niet op hetzelfde niveau zijn. Er is vooral het

DOSSIER

14 Informatieblad Nr. 271 maart - april 2014

oordeel dat met gezag de heiligheid vaststelt en dat helemaal berust op het in dit geval onfeilbare gezag van de paus; en het is dit oordeel dat van de kant van de gelovigen een ab-solute gehoorzaamheid eist. Het gezag is hier onfeilbaar, omdat het wordt bijgestaan door de Heilige Geest in een onderwerp van belang: het gaat er immers om, aan alle ge-lovigen een voorbeeld te geven van authentiek christendom. Vervolgens is zij een oordeel van geloofwaardigheid, dat zich richt tot voorzichtigheid van de gelovigen en dat een be-roep doet op hun kritische zin; dit oordeel geeft tekenen die spreken tot inzicht en verstand, en die de gegrondheid het eerste gezaghebbend oordeel bevestigt. En vanzelfsprekend veronderstelt het tweede oordeel het eerste, zoals het motief van geloofwaardigheid de zaak waarin geloofd moet worden, veronderstelt.

Een grensgeval, dat geen wet is, kan toch nuttig zijn om dit ver-schil te bevestigen. De H. Thomas van Aquino verklaart (Summa theologica,2a2ae, q. 178, art. 2) dat een persoon die niet heilig is, wonderen kan doen, mits hij de waarheid spreekt: “Wat betreft slechte mensen die de waarheid verkondigen: zij doen soms echte wonderen om hun lering te bevestigen, maar niet om hun heiligheid te bewijzen”.

Dit grensgeval stelt ons in staat om de voorzichtigheid van de Kerk te begrijpen: zoals Benedictus XIV uitlegt in zijn beroemde Verhandeling over de heiligverklaringen (boek 4, hoofdstuk 5, § 7): om een heilige te canoniseren, houdt de Kerk bij voorkeur de wonderen achter, die door de tussenkomst van de heilige ver-kregen zijn, en dus na diens dood, want in dat geval is er geen enkele twijfel: het wonder kan slechts de heiligheid bevestigen, en niet de door een zondaar gepreekte waarheid.

Zeker, er is geen rook zonder vuur. Maar we moeten oppassen voor de branden die minder vlammen voortbrengen dan rook. En laat ons tot besluit de volgende opmerking van kardinaal Cajetanus citeren, in zijn commentaar op de aangehaalde pas-sage van de H. Thomas:

“Het is een heel nadelige vergissing om te geloven dat de groot-ste gaven van God bestaan in de genade om wonderen te doen, veel meer dan in de gave van de staat van genade en in de bo-vennatuurlijke werken van de heiligheid. En wij moeten ons wachten voor wat de massa gelooft en voor deze algemene

vergissing bij de mensen: zij denken dat zij die wonderen doen, heiligen zijn en op de een of andere manier mensen van God; en zij denken dat omgekeerd de rechtvaardigen die deze cha-risma’s niet hebben, niets voor hen betekenen. Wij moeten menen dat in werkelijkheid het tegendeel waar is”.

De Kerk onderscheidt de echte wonderen en verwerpt de valse

We moeten ook niet vergeten dat het onderscheiden van een werkelijk wonder geen zaak is die in een dag geregeld wordt. Omdat het wonder een goddelijk feit is, begint de Kerk met zich ervan te verzekeren dat er, om bijvoorbeeld een genezing uit te leggen, er geen enkele natuurlijke uitleg is (niet de natuur, noch de mens) noch zelfs tegennatuurlijke (d.w.z. een duivelse tussenkomst). Benedictus XIV (Verhande-ling over de heiligverklaringen, boek 4,1ste deel, hoofdstuk 4) geeft de regels: wij kunnen ze samenvatten in de vorm van drie grote principes.

Eerste principe:

Wij moeten slechts de feiten onthouden, die waar gebleken zijn (via gedetailleerde en geloofwaardige getuigenissen) en alle soorten van praatjes opzijzetten (die trouwens des te nadeliger zijn als ze echt zijn); daarom is de Kerk heel lang-zaam om een beslissing te nemen, want zij neemt de tijd om alle getuigenissen die het feit bevestigen, te verzamelen en te verifiëren (een kop van krant volstaat helaas niet).

Tweede principe:

Wij moeten de hypothese van het wonder terzijde laten, zoveel mogelijk en voldoende om gebruik te maken van een natuurlijke uitleg (economieprincipe); hier zal de weten-schap, en bijzonder de medische wetenschap, zijn woordje meespreken: de expertises zijn talrijk, gevarieerd en stipt. Als voorbeeld, van 1858 tot 1998, heeft het Medisch Bureau van Lourdes zich over 6772 gevallen van verklaarde genezingen gebogen, en op het totaal beschouwt de medische weten-schap er slechts 2000 als onverklaarbaar; en op deze 2000 gevallen zullen er slechts 66 canoniek erkend worden als au-thentieke wonderen: in het geval van Lourdes heeft de Kerk dus één op de 100 genezingen als wonderbaarlijk erkend.

Derde principe:

Benedictus XIV formuleert hier (in de §7-12 van de al ge-citeerde plaats) de regel die de H. Thomas geeft (in zijn Commentaar op het boek II van de Uitspraken, onderscheid 7, vraag 3, artikel 1, ad 2). Er zijn feiten die de wetenschap niet kan uitleggen en die toch niet wonderbaarlijk zijn, want zij zijn het resultaat van een duivelse tussenkomst: dat zijn de wonderstaaltjes. Om onderscheid te maken tussen een echt wonder en een wonderstaaltje, past de Kerk de regel van onderscheid toe, welbekend bij alle moralisten: “bonum ex integra causa, malum ex quocumque defectu”; de werken van God zijn volmaakt, terwijl die van de duivel altijd een gebrek vertonen. Dit gebrek zal misschien zodanig verborgen zijn, dat het voor het merendeel nauwelijks waarneembaar zal zijn, maar niettemin zal het werkelijk en bij een nauw-keurig onderzoek, herkenbaar zijn.

DOSSIER

Informatieblad Nr. 271 maart - april 2014 15

Tekort op het gebied van doeltreffendheid (een genezing die gedeeltelijk is, ofwel die niet blijft, is niet van God maar van de duivel); tekort op het gebeid van de gevolgen (een genezing die eindigt door uit te draaien op nadeel voor het geloof of de goede zeden is ook niet van God, maar van de duivel); tekort op het gebied van de manier van genezing (een genezing die van God komt wordt verkregen door gebeden die verricht worden volgens de regels van de godsvrucht, terwijl een wonderstaal-tje plaatsvindt in een weinig verheffende context: context van bijvoorbeeld charismatische trances).

Paus Benedictus XIV vraagt, nog altijd in zijn werk over de hei-ligverklaringen (boek 3, hoofdstuk 49, § 6), dat de Kerk seri-eus het volgende feit in overweging neemt, verteld door pater Ribadeneira in zijn Leven van de H. Ignatius van Loyola (boek 5, hoofdstuk 10). Een ernstige man, pater Reginald, dominicaan, ontmoette de H. Ignatius in Rome en zette hem in tegenwoor-digheid van pater Ridadeneira uiteen, dat er in Bologna, in een klooster dat onder zijn gehoorzaamheid behoorde, een zuster was, opmerkelijk door de deugd van haar gebed, die dikwijls zover buiten zichzelf geraakte dat zij het verbranden door het vuur niet voelde, en dat zij stigmata had in haar handen en haar zijde, en van wie het hoofd, als doorstoken van doornen, bloed vergoot. “Nadat hij dat verteld had, vroeg hij vertrouwelijk aan de H. Ignatius, wat hij van dergelijke dingen dacht, die hijzelf niet voluit durfde goed te keuren noch af te keuren. Ignatius antwoordde hem alleen: “Van alles wat u me gezegd hebt, pater, is het minst twijfelachtige dat wat de prompte gehoorzaam-heid aangaat”. Toen Reginald zich verwijderd had, vroeg ik aan Ignatius, onder vier ogen, wat zijn geheime gedachte was over de vraag die hem zojuist was gesteld. Hij antwoordde: “Het is eigen aan God, de zielen van de mensen te heiligen, te han-delen in hen, ze te vullen met zijn gaven; hij doet het soms zo overvloedig dat de volheid van de ziel, bestormd door de goddelijke genade, zich meedeelt aan het lichaam en aan wat er inwendig gebeurt, zich meedeelt aan de buitenkant, maar dat is heel zeldzaam. De duivel, echter, die geen macht heeft over de ziel, bedient zich vaak van het lichaam om door de na-bootsingen en de schaduwen van de dingen, de gedachten van de stervelingen, op zoek naar ijdelheid en begerig naar nieuws, te misleiden”. Hij bekrachtigde deze woorden vervolgens door voorbeelden die mijzelf bekend waren. Wat deze religieuze van Bologna betreft, die de mensen met verbazing bewonderden, ik hoor zeggen dat zij heel slecht geëindigd is en dat dit licht in rook is veranderd”.

Johannes Paulus II

In het licht van al deze verschillen, zou het heel moeilijk zijn, in Johannes Paulus II een legitieme kandidaat voor de heiligverklaring te zien. Omdat, als de autoriteiten in het proces proberen tot een bevestigende conclusie te komen, de redeneringfout dadelijk in het oog springt: “Ieder die wonderen doet, kan heilig verklaard worden, en dat is het geval van Johannes Paulus II aan wie al bij zijn leven een genezing werd toegeschreven (Corriere della Sera van 9 april 2005)”. De H. Hiëronymus zou zeggen: wat een dwalingen in zo weinig woorden!... Laat ons niet de nadruk leggen op de onjuistheid van de eerste verklaring: zij is duidelijk na alles wat wij zojuist in herinnering gebracht hebben. Want, wat ons op de eerste plaats moet interesseren, dat zijn de

sporen van eventuele heldhaftige deugden bij de overleden paus; en deze sporen, dat zijn de daden van zijn verleden leven, speciaal sinds oktober 1978. Helaas, Karol Wojtila was geen held (zelfs geen heraut) van het geloof; en sindsdien valt heel de rest in duigen, daar zoals de H. Paulus het zegt (Heb. 11, 1), het geloof het fundament van heel de rest is.

Over de wonderen… “Christenen, wind u niet zo snel op!” zei kardinaal Ottaviani in zijn tijd (Documentation Catholique van 25 maart 1951). We moeten het herhalen: de enige reden van bestaan van deze feiten is om te getuigen van de heldhaftige deugden. Waar dient het toe om een getuige te laten zien, als hij niets te getuigen heeft? Of erger: hoe getuigen ten gunste van de dwaling of het kwaad? Welnu, alleen God kan dit soort van getuigenis voortbrengen: de wonderen zijn “goddelijke feiten die, door op indrukwekkende manier de almacht van God te tonen, heel zekere tekenen zijn” (Constitutie Dei Filius van het Eerste Vaticaans Concilie, DS 3 019).

Dit zijn goddelijke feiten: God alleen is de auteur van de won-deren, en daar Hij de Wijsheid zelf is, kan Hij zicht geen getuige maken van de dwaling en van de zonde. Op de al geciteerde plaats, verklaart de H. Thomas duidelijk: “De wonderen zijn altijd ware getuigenissen van wat zij bekrachtigen. Daarom zouden de slechten die valse leerstellingen verkondigen, nooit echte wonderen kunnen doen om hun lering te staven; wat betreft de slechten die de waarheid verkondigen: zij doen soms echte wonderen om hun lering te bevestigen, maar niet om hun heiligheid aan te tonen”.

Dit is het derde principe van onderscheid geformuleerd door Benedictus XIV, en wij kunnen zien hoe het vandaag nog toe-gepast kan worden.

Heel zeker, de wonderen die blijven gebeuren in Lourdes in de context van na Vaticanum II (het laatste dateert van 1987) plei-ten voor … Lourdes! Anders gezegd, voor de waarheid van de Onbevlekte Ontvangenis en van de traditionele Mariadevotie: het onderscheid tussen het heiligdom, katholiek sinds meer dan een eeuw, en de bedienaars, vandaag modernistische, is gemakkelijk te maken. Zou het even gemakkelijk zijn onder-scheid te maken tussen de modernistische Johannes Paulus II en de goddelijke instelling die hij vertegenwoordigt? Hoe te ontsnappen aan de dubbelzinnigheid, vanaf het ogenblik waarop het de persoon van deze paus is, die de geesten verwart en zich meester maakt van heel de mediahype, zoals wij hebben kunnen zien tijdens zijn begrafenis?

Daarom is het, tegenover deze zogenaamde genezing, won-derbaarlijk verkregen bij het leven van Johannes Paulus II, de minste voorzorg om bewijzen te verzamelen die dit feit ge-loofwaardig maken, en om een serieus medisch onderzoek te verrichten, en om vooral nog te wachten, want God veroorzaakt gewoonlijk echte tekenen na de dood van Zijn dienaar; wat ons verplicht het vertrekpunt van 2 april 2005 te onthouden.

En dan, waarom niet, moeten we ook De Navolging, boek 3, hoofdstuk 45 herlezen…

Bron: LE CHARDONNET juli-augustus-sept. 2005

DOSSIER

16 Informatieblad Nr. 271 maart - april 2014

De twee laatste heilig verklaarde pausen: de H. Pius V en de H. Pius X1

Er zijn grote overeenkomsten tussen de heiligheid van een Pius V (gestorven in 1573) en van een Pius X (gestorven in 1914). Dat is normaal. Toch hebben zij geleefd op een afstand van meer dan drie eeuwen, intussen heeft de wereld zeker een metamorfose doorgemaakt, niettemin kunnen we, zonder ons te vergissen, vaststellen dat het om een zelfde heiligheid gaat: “een pauselijke heiligheid”.

Eerwaarde Pierre Barrère

Zij wilden immers hetzelfde traditionele geloof nauwgezet be-waren voor iedere dwaling en overal in de wereld verspreiden; het is dezelfde gestrengheid tegenover de vijanden van de Kerk en tegenover de vernieuwers die de Tradities omverwerpen (de H. Pius V strijdt tegen de protestantse dwalingen en de islam; de H. Pius X tegen de modernisten en het laïcisme); het is de-zelfde zorg voor het heil van de zielen, dat zij probeerden te verkrijgen door de vorming van goede priesters en de eerbied voor het heilige (vooral voor de sacramenten) en de onvervalste prediking van het Evangelie. Het is dezelfde wil om de niet-christelijke landen te veroveren voor Christus, en om de door de ketterij en het schisma afgescheiden christenen tot de Kerk te doen terugkeren. Het is dezelfde uitstraling van de Kerk en haar triomf, hartstochtelijk gewild door de schittering van de liturgie, het hoge niveau van de gregoriaanse of polyfone zang, de schoonheid van aan de goddelijke majesteit toegewijde ge-bouwen, die leidt tot stichting van arme en rijke christenen.

Het volstaat om het gebed van het feest van de H. Pius V te lezen om te merken hoe toepasselijk het is op de H. Pius X: “Te Rome, de heilige paus Pius V, van de Orde van de Predikheren, die, door zich met ijver en succes toe te leggen op het herstellen van de kerkelijke discipline, het uitroeien van de ketterijen, en het terugbrengen van de vijanden van de naam christen, gaf aan de katholieke Kerk die hij be-stuurde, de voorbeelden van een heilig leven en van wetten vol wijsheid.”

Op dezelfde wijze zou het gebed van de Mis van de H. Pius X evenzeer toegepast kunnen worden op de daadkrach-tige H. Pius V: “God, die om het katholieke geloof te be-waren, en alles te herstellen in Christus de H. Pius X, uw Opperherder, hebt vervuld met een heel apostolische kracht en een heel hemelse wijsheid: verleen ons, smeken wij, na te volgen wat hij heeft ingesteld evenals zijn voorbeelden opdat wij de eeuwige beloningen kunnen ontvangen. Door Jezus Christus onze Heer…”

Toespraak bij de zaligverklaring van Pius X

Op 3 juni 1951 had in de St. Pieter van Rome de plechtigheid plaats van de zaligverklaring. “De wereld die hem vandaag bejubelt in de glorie van de Gelukzaligen, weet dat hij de weg die de Voorzienigheid hem had aangewezen, doorliep met een geloof om bergen te verzetten, met een onwankelbare hoop, zelfs in de somberste en onzekerste uren, met een liefde die hem ertoe bracht zich te wijden aan alle offers voor de dienst van God en het heil van de zielen.

Door deze goddelijke deugden, die waren als de funda-mentele basis van zijn leven, en die hij in praktijk bracht tot een graad van volmaaktheid, die alle zuiver natuurlijke voortreffelijkheid onvergelijkelijk te boven ging, was zijn pontificaat schitterend als in de gouden eeuwen van de Kerk.

Onophoudelijk puttend uit de drievoudige bron van deze goddelijke deugden, verrijkte de Zalige Pius X heel de loop van zijn leven dankzij de heldhaftige beoefening van zijn goddelijke deugden: sterkte die weerstaat aan alle slagen van het lot; rechtvaardigheid van een onpartijdigheid die nergens voor zwicht, matigheid die samengaat met de totale zelfverloochening, verstandige voorzichtigheid, tenslotte, maar voorzichtigheid van de geest die “leven en vrede” is, helemaal ontdaan van de “wijsheid van het vlees, die dood is en vijandin van God”.

Sinds het uiterst zorgvuldige onderzoek alle daden en alle lotgevallen van zijn pontificaat grondig onder de loep heeft genomen, sinds wij het gevolg van deze gebeurtenissen kennen, is er geen enkele aarzeling, geen enkele reserve meer mogelijk en moeten wij erkennen dat Pius X, wie de grote ziel van zijn zeer trouwe Staatssecretaris, kardinaal Merry del Val bijstond, zelfs in de moeilijkste, de hardste perio-den, van de zwaarste verantwoordelijkheden, het bewijs gaf van de verlichte voorzichtigheid die nooit ontbreekt bij de heiligen, zelfs wanneer zij in de praktijk, in pijnlijk maar onvermijdelijk contrast is met de bedrieglijke hypothesen van de zuiver aardse menselijke voorzichtigheid.

De nederige “dorpspastoor”, zoals hij zichzelf soms wilde noemen – en wij vernederen hem niet door hem zo te noe-men – wist zich als een reus op te richten in heel de majes-teit van zijn soevereine gezag tegenover de inbreuken die gemaakt werden op de onaantastbare rechten van de vrijheid en de menselijke waardigheid, op de heilige rechten van God en van de Kerk. Dan deed zijn non possumus de machtigen van de aarde trillen en soms terugdeinzen, terwijl hij tegelij-kertijd de weifelaars bemoedigde en de bangerds prikkelde.

(…) Vandaag lijkt het duidelijk dat heel zijn pontificaat bovennatuurlijk geleid werd volgens een plan van liefde en verlossing om de zielen te vormen en ze voor te bereiden om de tegenwoordige strijd te trotseren, de onze, en om onze tegenwoordige overwinningen en de overwinningen van morgen, te verzekeren.”

1. Bron: Le Pélican nr. 82 van februari 2014. Uittreksel van dit artikel, gevolgd door de toespraak van paus Pius XII ter gelegenheid van de zaligverklaring van paus Pius X.

DOSSIER

Informatieblad Nr. 271 maart - april 2014 17

De vreemde heiligverklaring van Petrus Faber

Bij de gefundeerde twijfels, getoond in de voorgaande artikelen, over de heiligverklaring van Johannes XXIII en van Johannes Paulus II, komt nog het niet respecteren van de toch al laxistische regels voor de verheffing tot de altaren van kandidaten voor de heiligverklaring. Weer een beetje meer verwarring.

Eerwaarde Benoît Wailliez

Minder bekend dan de H. Franciscus Xaverius of de H. Ignatius van Loyola, is Petrus Faber; hij maakt deel uit van de groep stichters van de Sociëteit van Jezus. Van oorsprong herder in de Savoy, geboren in 1506, heeft deze priester jezuïet uit de 16de eeuw door heel Europa gereisd. In 1525 komt Pe-trus Faber in Parijs aan om te studeren aan het college St Barbe; hij ontmoet er Franciscus Xaverius en Ignatius van Loyola en volgt trouw de Geestelijke Oefeningen van de laatste. Na de stichting van de Sociëteit van Jezus in 1537 en haar er-kenning door paus Paulus III drie jaar later, wordt Petrus Faber vervolgens door het Vaticaan naar Duitsland gestuurd, naar Regensburg en daarna naar Keulen, op het moment van de protestants-lutherse Hervorming. Zijn missiereis neemt gaat ook naar Portugal of naar Spanje, voordat hij deelneemt aan het Concilie van Trente, waarvan hij het einde niet zal meema-ken: hij sterft op de leeftijd van 40 jaar in 1546. Meer dan drie eeuwen later wordt hij in 1872 zaligverklaard door Pius IX.

De vreemde heiligverklaring

Radio Vaticana1 heeft een week voor Kerstmis aangekondigd: “De Franse jezuïet Petrus Faber, vriend van de H. Ignatius van Loyola, is ingeschreven in de lijst van de heiligen. Paus Franciscus zelf heeft dat besloten door een buitengewone en persoonlijke procedure2.”

“Zonder rekening te houden met de vastgestelde regels (Apos-tolische constitutie Divinus perfectionis magister), zonder deze regels in te trekken, zelfs zonder deze ‘heiligverklaring’ in het openbaar aan te kondigen” geeft Yves Daoudal als commen-taar3. “De paus moet de wetten die zijn vastgesteld door zijn voorgangers respecteren, of ze intrekken en ze vervangen door andere. Anders is het geen monarch, maar een anarchist”.

“De normen die Wij hebben vastgesteld door de tegen-woordige Constitutie zijn vanaf heden van kracht. Wij willen dat, vanaf nu en voor de toekomst, deze normen worden toegepast en gerespecteerd, onder voorwaarde dat zij niet tegengesteld zijn aan de Constituties en aan de apostolische ordonnanties uitgevaardigd door onze voorgangers als ook aan andere beschikkingen die buitengewone vermelding en afwijking waard zijn.”

“Laatste paragraaf van Divinis pefectionis Magister, die de van kracht zijnde regel is.”

Gelijkwaardige heiligverklaring

“Wanneer we te maken heeft met een gelijkwaardige hei-ligverklaring”, schrijft eerwaarde Gleize, “dat wil zeggen, wanneer de paus zich ermee tevreden stelt een al oeroude verering te bekrachtigen, doet de goddelijke bijstand zich gelden door de activiteit van de andere oorzaken, die deze verering hebben verbreid en onderhouden om voldoende gefundeerde redenen. En zelfs in dit geval blijven de wonde-ren vereist, met heel het onderzoek dat zij vooronderstellen. Er zijn er zelfs drie nodig, terwijl twee voldoende zijn voor een formele heiligverklaring, na afloop van het proces. (Vgl. het CIC van 1917, canon 2138). De nieuwe procedure vereist niet meer dan een enkel wonder.”4

Sinds 1588 zijn er slechts drie gevallen van gelijkwaardige hei-ligverklaringen: in 1931 (de H. Albertus de Grote, gestorven in 1280), in 1943 (Margaretha van Hongarije, gestorven in 1270) en in 2012 (de H. Hildegard, gestorven in 1179). Het gaat over gevallen van oude figuren, al begiftigd met een min of meer uitgebreide verering, en waarvan de studie is toevertrouwd aan de historische sectie van de competente Congregatie. Daarbij wordt rekening gehouden met de bekendheid van de gebeurde wonderen voor of na de dood van deze persoon, en die ge-loofwaardige schrijvers vermelden. Zo voor Albertus de Grote, de verklaring van de H. Petrus Canisius (gestorven in 1597): “De Heer God heeft door een groot aantal wonderen zijn eer en zijn heiligheid getoond.” In dergelijke gevallen, heeft de heiligverklaring plaats door de publicatie van een bul, zonder verdere plechtigheid, maar met alle effecten van een echte hei-ligverklaring.5

“Maar, waar is de historische studie in het geval van pater Faber? Waar is de bekendheid van de wonderen? Waar is de bul?”, besluit Yves Daoudal.

1. http://www.news.va/fr/news/le-pape-francois-proclame-saint-le-jesuite-pierre2. h t tp : / /p re s s . v a t i c an . va / con ten t / s a l a s t ampa /en /bo l l e t t i no /pubb l i -

co/2013/12/17/0849/01906.html « PROMULGAZIONE DI DECRETI DELLA CON-GREGAZIONE DELLE CAUSE DEI SANTI : Nel pomeriggio di oggi, 17 dicembre 2013, il Santo Padre Francesco ha ricevuto in Udienza privata il Cardinale Angelo Amato, S.D.B., Prefetto della Congregazione delle Cause dei Santi. Nel corso del-l’Udienza, il Sommo Pontefice, accolta la relazione dell’Em.mo Prefetto, ha esteso alla Chiesa Universale il culto liturgico in onore del Beato Pietro Favre, Sacerdote professo della Compagnia di Gesù, nato a Le Villaret (Alta Savoia, Francia) il 13 aprile 1506 e morto a Roma il 1° agosto 1546, iscrivendolo nel catalogo dei Santi. »

3. http://yvesdaoudal.hautetfort.com/archive/2013/12/18/et-hop-5249925.html4. Eerwaarde JM Gleize, Jean-Paul II : un nouveau saint pour l’Eglise ?, in Courrier de

Rome n° 372, janvier 2014, note 27.5. Naar de artikelen van pater Jean Evenou, Dictionnaire des miracles et de

l’extraordinaire chrétien, Fayard, 2002.

DOSSIER

18 Informatieblad Nr. 271 maart - april 2014

De heiligheidDe weg die wij moeten volgen om ons te heiligen is Onze Heer Jezus Christus. En het meest volmaakte beeld van de heiligheid, dat wij alle dagen van ons leven moeten proberen te bereiken, is het beeld van Christus. Want heel de heiligheid is samengevat en geleefd in het Kruis van Onze Heer Jezus Christus.

Mgr. Lefebvre

Waarin bestaat dus de heiligheid, behalve in de afschuw voor de zonde en in de liefde voor God en voor de naaste? Dat is de sa-menvatting van heel ons leven. We moeten de dwaling en de zonde verafschuwen en ons hechten aan God en onze naaste dienen voor God.

Onze Heer, op Zijn Kruis, toont ons juist de afschuw voor de zonde, de dood die de zonde heeft gebracht: Nostri Jesu Christi, qui destruxit quidem mortem (2 Tim 1, 10): Onze Verlosser Jezus Christus die de dood heeft uitgeroeid. Reconciliati sumus Deo per mortem Filii ejus (Rom. 5, 10): Wij zijn verzoend met

God door de dood van Zijn Zoon.

De dood is dood. Deze dood die de zonde op de wereld heeft gebracht, is dood door het Kruis, door de dood van de Zoon van God. Dat is wat Onze Heer ons leert. Door het Kruis heeft Hij de dood overwonnen; Hij heeft de zonde overwonnen; Hij heeft de wereld overwonnen door zijn Kruis.

Aan ons om ook de zonde te verafschuwen, ons er zoveel mogelijk van te verwijderen; alles te doen om te vermijden, ongehoorzaam te zijn aan God, ons ervan te verwijderen en de liefde in praktijk te brengen, liefde tot God, liefde voor de

naaste. Het Kruis is ook de mooiste uitdrukking, de grootste, de meest verheven, de meest goddelijke realisatie van de liefde van God. De Zoon van God Zelf, de tweede Persoon van de Heilige Drie-eenheid offert Zich aan Zijn Vader op het Kruis, uit liefde voor Hem. Onze Heer heeft deze aan God onwaardige dood ondergaan, door onze zonden, om ons te redden en daardoor tegelijkertijd een oneindige liefde voor ons te tonen.

“Er is geen groter bewijs van liefde dan zijn leven te geven voor hen die je lief hebt”, heeft Onze Heer gezegd. En Hij heeft het gedaan. Hij heeft het gerealiseerd. En daarom is het Kruis ons boek; het boek van de christen is des te meer het boek van de priester.1

De heiligheid hangt af van de graad van deelneming aan de Verlossing van Onze Heer Jezus Christus. De heiligste perso-nen zijn zij die zich allereerst verenigen met het slachtoffer dat Onze Heer Jezus Christus is voor de Verlossing van de wereld, en daardoor, in zekere zin, medeverlossers worden. Daarom is de Allerheiligste Maagd Maria degene die, na Onze Heer Jezus Christus, het heiligst is, die het meest heeft deelgenomen aan de Verlossing. Daarom is zij de Koningin van de heiligen.2

Deze afhankelijkheid van God is absoluut noodzakelijk. Wie niet meer afhankelijk is van God, wie niet handelt in gehele afhankelijkheid, in en door die persoon handelt God niet meer; dan zal het niet meer het devies van de H. Paulus zijn: “Mihi vivere Christus est”, het is Christus die in ons handelt. En dus moet Hij handelen, wij moeten dat niet zijn. Wij moeten in Zijn afhankelijkheid zijn, wij moeten een instrument zijn, la-ten we Hem volgen, laten we vooral de objectieve overtuiging hebben dat Hij ons zegt: “Doe dat. U moet het doen”. Ons verlangen zal dus precies zijn om onszelf in afhankelijkheid van God te stellen, om er de families te plaatsen, om er de zielen te plaatsen. De zielen die wij zullen moeten leiden, hun deze afhankelijkheid van God te leren, deze afhankelijkheid van Onze Heer Jezus Christus, door de sacramenten. Door de genade van God, door het gebed, door de vervulling van de wil van God, de gehele afhankelijkheid van God, dat is de heilig-heid. Het is niet het gevoel dat we veel vurigheid voelen, dat we ook werkelijk hartelijk zijn. De test van de liefde is het uitvoeren van de wil van God, dus de gehele afhankelijkheid van God is de liefde. Onze Heer zegt het: “U bent mijn leerlingen als u Mijn geboden vervult. Als u Mijn geboden vervult, zullen Wij in u komen en Ons verblijf in u nemen.” Het is dus duidelijk, [de heiligheid] is de afhankelijkheid van Onze Heer Jezus Christus.3

1. Homilie, Ecône, 27 juni 19862. Homilie, München, 4 maart 19793. Recollectie, Saint-Nicolas du Chardonnet, 13 december 1984.

MGR. LEFEBVRE

Informatieblad Nr. 271 maart - april 2014 19

De onderscheiding van de geestenDe H. Ignatius van Loyola is heel bekend om zijn Geestelijke Oefeningen, waarin hij de “onderscheiding van de geesten” preekt. Maar dat is geen uitvinding van de stichter van de Jezuïeten; de woestijnvaders, en in het bijzonder Cassianus, legden al de nadruk op de noodzaak om de gedachten te onderzoeken, die ons in de geest opkomen, een vermogen dat zij “discretie” noemden.

Eerwaarde Benoît Wailliez

De H. Ignatius richt zich tot “personen die moedig werken om zich te zuiveren van hun zonden, en van goed naar beter gaan in de dienst van God, Onze Heer”, dat wil zeggen tot de gelovigen die, zonder grote heiligen te zijn, proberen hun plicht van staat goed te vervullen. Hij merkt daarbij op dat “het karak-teristieke van de boze geest is, hun droefheid en gewetensangst te veroorzaken, hindernissen voor hen op te werpen, hen te verontrusten door drogredenen, om hun voortgang op de weg van de deugd te stoppen (…).” (nr. 315).

Want, “het is eigen aan God en Zijn Engelen, als zij wer-ken in een ziel, er de verwarring en de droefheid uit weg te nemen, die de vijand er probeert binnen te brengen, en er de echte blijdschap en de ware geestelijke vreugde in te verspreiden. Daarentegen is het eigen aan de vijand om deze vreugde en deze inwendige vertroosting te bestrijden, met schijnredenen, spitsvondigheden en onophoudelijk be-drog.” (nr.239).

De Heer spreekt niet te midden van de verwarring en het lawaai: “Non in commotione, Dominus” (3 Kon. 19, 11).

Het eerste kenmerk van de duivelse geest in de daden van de wil, merkt pater Scaramelli op (in Le discernement des esprits – De onderscheiding van de geesten), is de onrust, de ver-warring, de ontsteltenis, gevoelens die tegenovergesteld zijn aan de vrede die God geeft, zoals de H. Johannes Chryso-stomus het zegt: “Het kenmerk van de duivel is, verwarring, angst en veel duisternis te stichten in de geest” (Homilie 29, in Epist. I ad Cor.).

De kwade geest handelt zo, want hij wil de zielen van God verwijderen. En niet tevreden met enkel de zielen te verwar-ren, zoekt hij er bondgenoten van te maken. En dikwijls verspreiden deze verstoorde zielen onbewust de boze geest rondom zich heen.

“Bij al onze gedachten, woorden of handelingen, zet hij zijn vallen uit en verdubbelt inspanningen jegens hen bij wie hij ziet, dat zij zich ernstig toeleggen op de dienst van God: zij zijn het vooral die hij, als hij kan, tot het kwaad brengt onder de schijn van het goede.” (Gerson., de divers, tent. diab.)

“Alle hypothetische of voorwaardelijke voorstellingen, die slechts in staat zijn om verwarring te veroorzaken, komen van de duivel (zoals bijvoorbeeld: als God me in een derge-lijk geval in de steek liet? Of ook: als de zaken op die of die manier zouden draaien, wat zou ik dan doen?) Wij moeten niet antwoorden op deze voorstellen, noch stil blijven staan bij deze soort gedachten die de vijand ons suggereert om het vertrouwen in God weg te nemen en om ons in de onrust en de ontmoediging te werpen.” (Pater Lallemant, La doctrine spirituelle).

“De H. Gregorius zegt dat de duivel op de wolf lijkt, die, als hij een schaapskooi binnengaat, de kudde in paniek

brengt. Bij zijn komst zijn alle schapen in beweging en in de verbijstering: ze trillen, ze blaten, ze springen op, ze vluchten. Zo komt de vijand van het menselijk geslacht, als hij uit de grot van de hel komt, als een woedende wolf binnen in de zielen en brengt ze in opschudding. Hij wekt de hartstochten op, hitst op, brengt van streek en verwekt opschudding. Door deze beroering van de harts-tochten, onthutst de duivel de arme zielen en brengt ze in verwarring.” (Scaramelli)

“De vijand brengt in de ziel ook de geest van ijdel-heid en van gezwollenheid, waardoor deze zich ook vult met zelfgenoegzaamheid en de anderen minacht”. Een

van de kenmerken, immers, “van de duivelse geest, is de halsstarrigheid van de wil om zich niet neer te leggen bij de verplichte gehoorzaamheid aan de oversten. We hebben een groot voorbeeld van deze halsstarrigheid in het hart van Farao. God beveelt hem door de tussenkomst van Mozes, het Hebreeuwse volk vrij te laten, en hij legt zich niet neer bij de geboden van de dienaar van God. Mozes probeert het hart van Farao te verzachten door wonderen, maar deze wijkt niet. Mozes probeert hem te overwinnen door straffen die op duizend manieren het rijk en het hof van Farao geselen. Maar de verharde koning wil niet wijken. Eén keer lijkt hij overwonnen en geeft het volk van Israël de toestemming die Mozes hem vraagt; maar hij toont weldra dat hij meer verhard is dan ooit, omdat hij, na het vertrek van het volk, het vervolgt met zijn leger tot in de wateren van de Rode Zee, waarin hij ellendig opgeslokt zal worden. Hetzelfde gebeurt met hen die door de duivelse geest worden beheerst. Zij hebben een zekere halsstarrigheid van de wil die hen openlijk verzet laat plegen, of ten minste die hen ertoe brengt zich slechts moeilijk neer te leggen bij menin-gen, raadgevingen, orders en verwijten van hen die, hetzij in de geestelijke, hetzij in de wereldlijke orde, hen namens God besturen.” (Scaramelli).

En ten slotte, zoals pater Auguste Saudreau het goed uit-legt (in Les degrés de la vie spirituelle), wanneer de ziel de dorheid van heel zijn inwendige en uitwendige beweging opmerkt, dan is dat moedeloosheid: “Het merendeel van

OVERWEGINGEN

Lees verder op pagina 27

20 Informatieblad Nr. 271 maart - april 2014

Het altaar (2)Het verminderde besef van de heiligheid van het altaar heeft gemaakt, dat bepaalde gevolgen ervan niet meer worden opgemerkt. Het is goed, ons deze woorden te herinneren, die God tot Mozes richt in het boek Exodus: “Ge zult [het altaar] wijden en het zal zeer heilig zijn, en iedereen die het altaar zal aanraken moet heilig zijn Gij zult het [altaar] heiligen. Alsdan zal dat altaar een heiligheid der heiligheden zijn en al wat het altaar aanroert, zal heilig zijn. ” (Exodus, XXIX, 37).

Alain de Beaugrain

De Kerk eist dat alleen de voorwerpen voor de eredienst in aanraking komen met het altaar. Zelfs in de kerken waar de traditionele Romeinse liturgie wordt gecelebreerd, zien we soms dat zangers hun boeken, zelfs hun jassen neerleggen op de zij-altaren, alsof het ging om aflegtafels. Zonder over bedoelingen te oordelen, gaat het hier toch in de etymologische betekenis van het woord, om een ontwijding. Het altaar is, zoals de H. Schrift het zegt, een “zeer heiligheid der heiligheden” en al wat wie het aanraakt, moet heilig zijn. Dit principe betreft niet alleen de voorwerpen: zelfs personen mogen het altaar niet aan-raken zonder noodzaak. De acolieten mogen het incidenteel aanraken, als zij er een voorwerp dat nodig is voor de eredienst afnemen of opleggen. In dit opzicht herinneren wij ons dat de acoliet één van de kleine wijdingen vóór de priesterwijding is, en dat de leken-misdienaars die doorbij uitbreiding “acolieten” genoemd worden, aangemerkt worden als geestelijken. Het contact met het altaar wordt dus verbonden aan de status van de persoon die de priestereen wijding heeft ontvangen, omdat deze sacramentele wijding voorgeschreven in ultieme instantie gericht iswordt voorop het celebreren van de H. Eucharistie.

Het principe van minder contacten met het altaar gaat veel ver-der dan veel katholieken zich bewust schijnen te zijn: zo mag zelfs de eerste assistent van de priester, de diaken, die bekleed is met een hogere wijding, niet zijn handen plat op het altaar leggen. Als de priester een kniebuiging maakt in gezelschap van de diaken en de subdiaken, dan plaatsen de twee lagere wijdin-gen hun handen gevouwen op de borst en alleen de priester legt zijn handen plat op het altaar, omdat alleen de priester het altaar “bezit”, daar hij gewijd is om er het H. Misoffer op te celebreren. De situatie is analoog bij de vredeskus: de priester legt zijn handen plat op het altaar en drukt er zijn lippen op,

om van Hem -, dat wil zeggen van Christus -, de heilige kus te ontvangen die hij vervolgensd doorgeeft aan de diaken. De laat-ste kust ook het altaar, maar zonder het met zijn handen aan te raken; alles gaat via de priester, omdat alleen het priesterschap het recht geeft om een volledig contact te hebben met de heilige Tafel. Zo heilig is het altaar. Wij begrijpen dus hoe spijtig het is dat, bijvoorbeeld, de kosters zonder noodzaak voorwerpen op het altaar achterlaten, er zelfs hun handen op leggen als zij een kniebuiging maken.

Toen de altaren complexere vormen kregen dan de primitieve altaartafels, werden er gradins aangebracht, dat wil zeggen treedjes aangebracht waarop nu de kandelaars, de bloemen enz. gezet worden. Het is betreurenswaardig als priesters hun bril op de mensa, het eigenlijke altaar, leggen. Dit mag slechts bij de liturgische voorwerpen gebeuren die nodig zijn om de eredienst te celebreren. Het is overigens merkwaardig interes-sant om op te merken dat sommige priesters de boeken die dienen om het epistel en het evangelie in de taal van de aanwe-zige gelovigen te lezen, hetzij op de koorlezenaar of ten minste op de gradin treedjes leggen. Deze vertaling van de lezingen is immers een paraliturgisch gebruik, dat legitiem is, maar zij is geen deel van de eigenlijke liturgie uitmaakt. Ook al vinden sommige priesters het niet nodig zo strikt te zijn, de geest van deze diepe eerbied voor het altaar moet ons niettemin inspire-ren. Als vergelijking moeten we opmerken dat het ondenkbaar is, bijvoorbeeld, voor een Byzantijnse of Syrische priester om de tekst van zijn preek op het altaar te leggen. De preek is immers geen integraal deel van de Mis: er zijn Missen zonder preek, en, deze kan mag uitgesproken worden door een priester of een diaken die geen dienst doet aan het altaar; d. De preek is vooral bovenal een tamelijk persoonlijk werk van de predikant. De

LITURGIE

Informatieblad Nr. 271 maart - april 2014 21

tekst van de preek heeft dus een duidelijk een meer persoonlijke status dan, bijvoorbeeld, het epistel of het evangelie van de dag, het antimension (corporale) of de kelk. Om deze reden letten de Syriërs en de Byzantijnen erop dat het niet op het altaar ligt. Binnen de Byzantijnse familie gaan de Russen nog veel verder door op een voet, juist naast het altaar, de sloezjebniek slou-jebnik te plaatsen, dat wil zeggen het boek dat het ordinarium (het onveranderlijke deel) van de Mis bevat. Voor de Russen mogen op het altaar namelijk slechts het evangelieboek en de zuiver eucharistische instrumenten liggen. Deze gestrengheid is niet in zwang buiten Russische kerken maar, nogmaals, het belangrijkste is om er de geest van te vatten en dan zullen wij ons ook weer bewust worden van de heiligheid van het altaar.

Wij gaan nu verder met twee eigenschappen van het altaar: een altaar is georiënteerd en een altaar is hoog geplaatst.

Een altaar is hoog geplaatst. Het pontificaale (boek dat de litur-gische functies van de bisschop, bevat) verduidelijkt dat het al-taar geplaatst moet worden op een verhoogd platvorm, predella genoemd. Er mogen treden bij, maar het totale aantal treden naar het altaar moet, met inbegrip van de predella, altijd on-even zijn. Daar komt het veel voorkomende gebruik vandaan, het altaar te plaats op drie treden (twee treden totplus de pre-della). De symboliek van het getal drie is welbekend: het gaat terug op de H. Drie-eenheid maar ook, omdat het altaar deeen icoon is van Christus in het’ graf, op diens leeftijd: 33 jaar. Deze Cchristusuitleg is niet zonder belang, omdat in tegenstelling tot de christelijke altaren, de altaren van het Oude Testament gelijk-vloers waren. Jahweh had namelijk aan Mozes voorgeschreven: “U mag Mijn altaar niet langs trappen beklimmen Gij zult niet met trappen tot Mijn altaar opklimmen” (Exodus XX20, 26). Een mystieke verklaring van het hooggeplaatste altaar van het Nieuwe Testament is de volgende: Christus, van Wiens graf het altaar het symbool is, heeft ons toegang gegeven tot de Hemel. Door ons te verlossen en de Hemel weer voor ons te openen, maar ook eenvoudig door het simpele feit dat Hij tegelijk de goddelijke en de menselijke natuur aangenomen heeft, heeft Hij aan de mensheid toegang gegeven tot de Hemelrijk. De treden van het altaar van het Nieuwe Testament symboliseren dus deze verheffing tot de Hemel, die mogelijk gemaakt is door Christus, als middelaar tussen God en de mensen. In het Oude Verbond, bij afwezigheid van deze bemiddeling, bewerktdie slechts door de Menswording en de Verlossing bewerkt werd, bleef de kloof tussen het menselijke en het goddelijke gapend, en hadden de priesters hadden geen mogelijkheid om naar God op te gaan, enzodat het altaar was dus op het niveau van de grond, van de aarde bleef..

Om terug te komen op het aantal treden van het altaar: de mystieke verklaring van het aantal drie is in aanleg potenti-eel onbeperkt, maar wij hebben allemaal het symbolische en heilige karakter van dit aantal in gedachten, bekend sinds het Oude Testament. Over de treden: zij betekenen dat God, van Wie het altaar de plaats op aarde is, in de hoge zetelt. Hierover biedt de etymologie ons een kostbare hulp: wij lezen vaak dat het Latijnse woord altare (altaar) zou komen van altus (hoog). In feite is deze oorsprong niet zeker en over de etymologie van altare heeftbestaat geen unanimiteit. Maar toch bestaat deze betekenisafkomst al sinds de vroegste Oudheid. Met andere

woorden, zelfs als het gaat om een algemeen bekendevalse etymologie, het is een hfeit dat deze oorsprong al zeer oud is vanaf de tijd van het heidense Rome;: voor de oude Romeinen zetelden de goden in de hoogten. Het is een vast gegeven van de menselijke geest, God (of, in het heidendom, de goden) hoger te plaatsen dan onszelf. In tegenstelling tot de engelen, die zuivere geesten zijn, hebben wij een geest in een lichaam, en zodat de denkbeelden dringen slechts door tot onze geest dringen nadat zij via onze zintuigen zijn gegaan. Het is dus goede pedagogie – en de Kerk is moeder, dus pedagoge – dat de gedachten waartoe de Kerk ons wil brengen in haar openbare gebed, via zintuiglijk waarneembare tekens gaan. Het zien van de priester die de treden van het altaar opgaat, is bedoeld om ons in gedachten naar de Hemel te laten opgaan. Als de priester zegt: “Introibo ad altare Dei”, zouden wij zo kunnen parafrase-ren: “Ik zal opgaan naar God”, en de psalm Judica me zelf no-digt ons uit tot deze gedachte: “Emitte lucem tuam et veritatem tuam: ipsa me deduxerunt et adduxerunt in montem sanctum tuum, et in tabernacula tua” (Toon uw licht en uw trouw: zij zullen mij leiden en brengen naar uw heilige berg en uw heilig-dom [tabernacula]). De Kerk verklaart dus zeker de toegang tot het altaar als een opgang naar de woning van God, naar Zijn heiligdom. Zoals wij het gezien hebben1 bij de Armeense ritus, is de priester die het altaar opgaat vergelijkbaar met Mozes die de Berg Sinaï beklimt (Exodus XX, 3) om er God van aangezicht tot aangezicht te ontmoeten, te bemiddelen voor het heil van het volk, Zijn geboden en zegens te ontvangen, en ze op zijn beurt over te dragen aan het volk. Het altaar is inderdaad im-mers het ontmoetingspunt tussen de Hemel en de aarde: daar worden de stoffelijke offergaven die wij hebben gebracht (het brood en de wijn die overgebracht zijn worden op het altaar bij het offertorium, zijn dat uit naam van de gelovigen, die ze nog zelf in processie meebrachten tot ongeveer 1000 jaar geleden) van gedaante veranderd en getransformeerd worden door de kracht van de H. Geest, om God zelf te worden. Het altaar is dus het contactpunt tussen de aarde en de Hemel. Het is de plaats van een wonderbare uitwisseling, waar wij aan God onze heel gewone gaven brengen (brood en wijn) en waar God, door Zijn offer, deze realiteit van iedere dag radicaal verandert door er Zijn lichaam en bloed van te maken, ons zo in ruil het offer te geven, dat de wereld redt, de H. Eucharistie, het sacrament waaruit alle genaden voortvloeien. Wij kunnen dus in alle waar-heid de volgende woorden van Jacob begrijpen na zijn droom over de ladder: “Terribilis est locus iste: hic domus Dei est et porta caeli” (Deze plaats is schrikwekkend: hier bevindt zich het huis van God en de poort van de Hemel)2. De analogie gaat trouwens verder, omdat de allegorische traditie precies de treden van het altaar vergelijkt met de ladder van Jacob, die de aarde verbindt met de Hemel. Maar ook omdat Jacob deze droom van de ladder heeft gehad op de plaats waar hij een of-fer gebracht had aan Jahweh, deze droom van de ladder heeft gehad. Het altaar is dus zeker de plaats waar God het contact met onze mensheid vestigt, de plaats waar Hij tot ons afdaalt en vanwaar onze gebeden tot Hem opstijgen met de rook van het offer. Als het heilige altaar werkelijk de plaats is waar het goddelijke het menselijke komt aanraken, dan begrijpen wij de uiterste eerbied waarmee wij het moeten omringen.

1. Vgl. het voorgaande nummer van deze reeks.2. Deze zin uit de Genesis (XXVIII, 17) vormt overigens het vers van de introïtus van

de Mis van de Kerkwijding, die inhoudt, zoals wij hebben gezien, een rijke les over het altaar en de kerk als aan God gewijde plaatsen voor Zijn dienst op aarde.

LITURGIE

22 Informatieblad Nr. 271 maart - april 2014

Retraite met de H. Johannes - De Lita-nieën van het vleesgeworden Woord (1)

De persoonlijke gesprekken van Jezus met de zielen, zoals de H. Johannes ze weergeeft, hebben een speciale charme. Jezus voelt een duidelijke vreugde om onder vier ogen te spreken met de mensen, hun Zijn geheimen mee te delen, de wonden van het hart te verzorgen en ze naar het licht te begeleiden. Dat is de verrassing die ons wacht bij elk bezoek aan het H. Sacrament of zelfs bij het gebed.

pater Jean-Dominique o.p.

Maar, na zich gericht te hebben tot geïsoleerde enkelingen, zo-als Nicodemus, de Romeinse honderdman of de Samaritaanse, wilde Jezus zich wenden tot de menigten. Meer speciaal zou hij voortaan het Rijk Gods moeten preken tot het hoofd, tot de leiders van het joodse volk. Hoe moest Hij ze aanspreken? Welke leer moest Hij hun onderwijzen om hun harten te raken en ze te bekeren? Aan Nicodemus had Jezus het geheim van de wedergeboorte door de genade geopenbaard; aan de Samari-taanse had Hij geleidelijk de wonderen van het gebed “in geest en in waarheid” getoond. Aan de leiders van de Joden ging Hij een nog sterker licht aanbieden, Hij zou Zijn eigen identiteit ontsluieren, Hij zou in alle duidelijkheid Zijn Godheid predi-ken. Het is opmerkelijk dat Christus, voor dit vijandige gehoor geen enkele diplomatie zal gebruiken, en nog minder compro-missen. Hij zal zich niet beperken tot “halve waarheden” die iedereen zouden voldoen, maar luid en duidelijk Zijn ingescha-pen natuur verkondigen. Welnu, dit is een les voor alle tijden. De grote waarheid die de mensen nodig hebben, is die van de Godheid van Onze Heer Jezus Christus. Wat Hij moet zeggen tegen alle mensen is, Jezus, waarlijk God en waarlijk mens.

De confrontatie van de Verlosser met de leiders van zijn volk, die moest uitlopen op zijn ter-dood-veroordeling, wordt door de H. Johannes in verschillende hoofdstukken vermeld, vooral in de hoofdstukken 5 tot 10. Het leergang ervan is progressief, zoals eerst een schets, daarna achtereenvolgens deze of gene verzwaarde lijn in zijn tekening en tenslotte het gezicht in heel zijn uitdrukking. Onze Heer wordt erin allereerst aan ons voor-gesteld als Degene die de Schriften aankondigden, daarna als nedergedaald uit de hemel en als Zoon van God. Daarna zal onze beschouwing zich richten op zijn activiteit: Hij luistert, Hij gehoorzaamt, Hij ziet. Tenslotte zal het licht sterker worden en ons doen doordringen in het grote geheim van Christus, in wat Hij in Zichzelf is: Hij komt voort uit de Vader, Hij heeft het leven in Zichzelf omdat Hij God is, Hij is in de Vader en één van wezen met Hem. Jezus is God zelf, het bestaand blijvend Wezen, Jahweh.

Zo vormen deze hoofdstukken als het ware een lange reeks toejuichingen voor de eer van Onze Heer Jezus Christus.

Hij die de Schriften vervult

Om de geesten te verheffen tot de grote waarheden van het Nieuwe Testament moest Onze Heer, als goede pedagoog, uitgaan van wat zijn toehoorders al wisten. Maar de leiders

van de Synagoge gingen door voor specialisten van de H. Schrift. Jezus kon hun dus zeggen: U “hebt een ambassadeur naar Johannes gezonden” om hem te ondervragen (Joh. 5, 33), “u onderzoekt de Schriften, omdat u daarin het eeuwig le-ven denkt te vinden”(Joh. 5, 39), u verklaart luid “het ras van Abraham” te zijn (Joh. 8, 33), en dat “Abraham onze vader is”(Joh. 8, 39). Dat is allemaal zeer goed. Maar, hoe heb-ben de hogepriesters de geïnspireerde boeken begrepen? Zij benaderden ze zeker met een bepaalde nieuwsgierigheid, zij luisterden er zelfs met plezier naar, behalve als hun teveel werd gevraagd: “Johannes (de Doper) was de lamp die brandt en die schijnt, maar u hebt zich slechts een ogenblik willen ver-heugen over haar licht” (Joh. 5, 35). Natuurlijk, “Ik weet dat u kinderen van Abraham bent”, naar het vlees (Joh. 8, 37), maar “als u kinderen van Abraham was” naar de geest, “zou u de werken van Abraham doen”(Joh. 8, 39).

Zo namen de wetgeleerden, ver van zich tot de Messias te laten brengen, hun kennis als voorwendsel om Hem de rug toe te keren. Het verwijt van Onze Heer is heel streng. Het is het ver-wijt van de onbekwaamheid. U leest, maar u begrijpt niet wat u onder de ogen hebt. U bent nieuwsgierig naar godsdienstige praktijken en feiten, maar u weigert de geest ervan. U bent ge-hecht aan de letter zonder er de geest van te vatten.

Wat is de reden van dit onbegrip? Waarom hebben Abraham, Mozes en Johannes de Doper bij u zo weinig gehoor gekregen? Omdat u niet de geschikte aanleg hebt.

God spreekt door Zijn Schriften en door Zijn profeten, maar heel discreet; alleen zij die een zuiver en eenvoudig hart heb-ben, die stil en gewillig zijn, merken de boodschap ervan op. De problemen van de schriftgeleerden en de Farizeeërs waren niet de onwetendheid, zoals in het geval van Nicodemus of van de Samaritaanse; de problemen bij hen waren die van de innerlijke oriëntatie van hun hart. Jezus, die in de zielen leest, kon hun met zekerheid zeggen:

De Schriften “geven getuigenis van Mij; en toch wilt u niet naar Mij komen, om het leven te hebben” (Joh. 5, 40). Want het gaat, inderdaad, zeker om een kwestie van wil en van hart: “U hebt de liefde van God niet in u”(Joh. 5, 42). “Wie van God is, luistert naar het woord van God; omdat u niet van God bent, luistert u niet”(Joh. 8, 47). En nog meer: “Uw vader is de duivel, en u wilt de wensen van uw vader vervullen” (Joh. 8, 44).

SPIRITUALITEIT

Informatieblad Nr. 271 maart - april 2014 23

Zulk een taal was hard om aan te horen. Maar hij was nodig om de schriftgeleerden uit hun verdoving op te wekken en hun slechte neigingen te onthullen.

Om het beste inzicht in de Menswording te krijgen, hadden zij het begrip van het Oude Testament nodig; zij moesten gewillig zijn, omdat de grote waarheden die Jezus hun wilde onderwij-zen, op een bedekte manier in de Schrift vervat waren. Hijzelf is degene die voorzegd was door de Profeten en die door lange generaties van rechtvaardigen verwacht werd. “Uw aanklager is Mozes, op wie u uw hoop hebt gesteld. Want als u Mozes zou geloven, dan zou u Mij ook geloven, omdat hij over Mij gesproken heeft” (Joh. 5, 45-46). U beroemt zich erop afstammelingen te zijn van Mozes? Maar “Abraham, uw vader, zag juichend van blijdschap mijn dag tegemoet; hij heeft hem gezien en zich verheugd” (Joh. 8, 56). Daarom, als na Abraham, “God uw Vader was, dan zou u Mij beminnen” (Joh. 8, 42).

Heel het Oude Testament verschijnt hier als een onmetelijke processie naar een tempel, als een opgang naar een top en als een verre weerschijn van een zon. Het wordt slechts begrepen in het licht van Christus. Jezus is “degene van Wie de Schriften gesproken hebben”, Hij is het centrum van de geschiedenis van heel de mensheid, en de vervulling van de beloften. Daardoor dient het nergens toe om een andere Messias te verwachten, om een andere meester te zoeken, om te proberen tot God te gaan buiten Hem om. Hij is nodig en onmisbaar. Jezus is de unieke gave en het unieke woord van God aan de mensen.

De Zoon van God

Nee, Jezus is niet alleen een gezalfde van God, noch zelfs een van Zijn bevoorrechte vrienden, Hij is in waarheid de Zoon van God. Dat is de centrale waarheid die Jezus aan de Joden wilde openbaren en die Hij later nader zal verklaren.

Dat blijkt duidelijk, al is het maar door de herhaling van de woorden Vader en Zoon. Veertien keer in het vijfde hoofdstuk, twaalf keer in het zesde hoofdstuk, negen keer in het achtste hoofdstuk, duidt Jezus God aan als ‘Vader’. De nadruk is duide-lijk. En als er een Vader is, dan is er een Zoon. Daarom wordt deze Vader onophoudelijk gezien in relatie met de Zoon, en wederkerig, vooral in het vijfde hoofdstuk, waarin dit laatste woord tien keer voorkomt. Het Vaderschap en het Zoonschap zijn in God eeuwige relaties.

Deze openbaring werpt een speciaal licht op het leven van God: dit is een familieleven. In God is er een Vader, en er is een Zoon op Wie heel het welbehagen van de Vader berust. Er is een eeuwige liefde, een eeuwige vreugde en geluk. Het gesprek van Jezus met Nicodemus was al afgesloten met deze mooie verklaring: “De Vader bemint de Zoon, en Hij heeft Hem alles in handen gegeven” (Joh. 3, 35). Dezelfde gedachte wordt hier weer opgenomen en verder uitgewerkt, omdat “de Vader de Zoon liefheeft en Hem alles laat zien wat Hij doet” (Joh. 5, 20). De Vader en de Zoon leven in een intimiteit van liefde, in een vreugdevolle vereniging van gedachte en van hart.

Toch wil Jezus, door dit onderricht, vooral Zijn eigen goddelijke natuur onderstrepen. Zijn toehoorders hebben zich er trouwens niet in vergist. Hun voornaamste grief tegen Jezus is juist Zijn

aanspraak erop om de Zoon van God te zijn: “De Joden zochten met nog meer ijver Hem te doden, omdat Hij niet enkel de sabbat brak, maar ook zei dat God Zijn Vader was, en Zich dus gelijk stelde met God” (Joh. 5, 18).

De Vader is inderdaad God zelf: “Op Hem (de Mensenzoon) heeft God Zijn zegel gedrukt” (Joh. 6, 27). En de Zoon zegt dat Hij dezelfde voorrechten heeft als de Vader. Hij wil op dezelfde manier als God gehoorzaamd en aanbeden worden. De Vader heeft Hem het oordeel over alle dingen gegeven, “… opdat al-len de Zoon zouden eren, zoals zij de Vader eren. Wie de Zoon niet eert, eert de Vader niet, die Hem gezonden heeft” (Joh. 5, 25). Wij moeten de stoutmoedigheid van een dergelijke verklaring goed inschatten. Onze Heer wil de eredienst ontvangen, die verplicht is aan God. Met andere woorden: elke godsdienst is noodzakelijkerwijze christelijk. Wie de Zoon weigert, weigert en ontkent tegelijkertijd de Vader.

Maar, als de openbaring van het goddelijk zoonschap van Je-zus expliciet is, verdient zij verklaringen. Want, de Joden zelf belijden ‘zonen van God’ te zijn: “wij hebben één Vader en dat is God” (Joh. 8, 41). En de profeet Malachias vroeg terecht: “Maar hebben wij niet allen dezelfde Vader?” (Mal. 2, 10). In welke mate is Jezus de Zoon van God? Wat is het leven van deze Zoon? Om ons dat te doen begrijpen, nodigt Jezus ons uit om Zijn activiteit in Gods te beschouwen.

SPIRITUALITEIT

24 Informatieblad Nr. 271 maart - april 2014

De schapen van de Goede Herder“Ik ben de Goede Herder; Ik ken mijn schapen en mijn schapen kennen Mij, zoals de Vader Mij kent en Ik de Vader ken. En Ik geef mijn leven voor mijn schapen. “ (Joh. 10, 11-16)

Homilie 14 van de H. Gregorius de Grote

Zeer dierbare broeders, kijk of u bij zijn schapen hoort, kijk of u Hem kent, kijk of u het licht van de Waar-heid gewaarwordt: of u het gewaarwordt, niet door het geloof alleen, maar door de liefde. Ja, laat ons duidelijker zijn: of u het gewaarwordt, niet door te volstaan met geloven, maar door te handelen. Immers, dezelfde evangelist Johannes die in het evan-gelie van deze dag spreekt, verklaart elders: “Hij die zegt God te kennen, maar zijn geboden niet houdt, is een leugenaar.” (1 Joh. 2, 4). Daarom voegt de Heer hier dadelijk aan toe: “Zo-als de Vader Mij kent en Ik

de Vader ken. En Ik geef mijn leven voor mijn schapen.” Dat is alsof Hij duidelijk zei: “Wat bewijst dat ik de Vader ken en dat Ik gekend word door de Vader, is dat Ik mijn leven geef voor mijn schapen; Ik toon hoeveel Ik van mijn Vader houd door deze liefde die Me doet sterven voor mijn schapen.”

(…) Van deze schapen zegt de Heer elders: “Mijn schapen luis-teren naar Mijn stem, en Ik ken ze, en zij volgen Mij, en Ik geef hun het eeuwige leven.” (Joh. 10, 27-28). Van hen verklaart Hij een beetje hoger: “Als iemand binnengaat door Mij, zal hij gered worden, en hij zal binnengaan en hij zal uitgaan, en hij zal weiden vinden.” (Joh. 10, 9). Hij zal binnengaan door tot het geloof te komen; hij zal uitgaan door van het geloof te gaan tot het zien van aangezicht tot aangezicht, van het geloof tot de beschouwing; en hij zal weiden van eeuwigheid vinden om zich er te verzadigen. De schapen van de Heer vinden wei-den, omdat allen die Hem volgen met een eenvoudig hart zich verzadigen door te weiden in eeuwig groene weiden. En welke zijn de weiden van die schapen, tenzij de inwendige vreugden van een paradijs dat voor altijd groen is? Want de weiden van de uitverkorenen zijn de tegenwoordigheid van het gelaat van God, en een ononderbroken beschouwing daarvan verzadigt de ziel eeuwig met een levensvoedsel. Zij die ontsnapt zijn aan de vallen van het vluchtige plezier, smaken in deze weiden, de vreugden van een eeuwige verzadiging.

Daar zingen de engelenkoren hymnen; daar zijn de bewoners van de Hemel verenigd. Daar wordt een plechtig en lieflijk feest

gevierd voor hen die terugkeren uit dit droevige en moeilijke aardse ballingschap. Daar ontmoeten de profetenkoren elkaar, die de toekomst hebben voorzien; daar zetelt de groep van de apostelen om te oordelen; daar is het zegevierende leger van ontelbare martelaren, des te vreugdevoller daarboven dan het wreder beproefd is hier op aarde. Daar worden de belijders getroost voor hun standvastigheid door de beloning die ze ont-vangen. Daar ontmoeten de gelovige mannen elkaar, bij wie de zinnelijkheden van de wereld de sterke mannelijkheid niet slap hebben kunnen maken, en de heilige vrouwen die, buiten de wereld, de zwakheid van hun sekse hebben overwonnen, en de kinderen die hun jaren vooruit geweest zijn door de rijpheid van hun zeden, daar zijn ten slotte de bejaarden die de leeftijd zo zwak heeft gemaakt, zonder hen toch het hart voor het werk te hebben laten verliezen.

Zeer dierbare broeders, we moeten dus deze weiden zoeken, waar we het feest en de vreugde van zulke medeburgers delen. Het geluk van hen die er zich verheugen nodigt ons daar uit. Is het niet waar dat als het volk ergens een groot volksfeest organiseerde, of als het toestroomde op de aankondiging van de plechtige wijding van een kerk, wij ons zouden haasten om elkaar allemaal weer terug te zien? Iedereen zou alles doen om er tegenwoordig te zijn, en zou denken veel verloren te hebben als hij niet de gezamenlijke vrolijkheid had gezien. Welnu, hier in de hemelse stad zijn de uitverkorenen vrolijk en wensen zich om het hardst geluk te midden van hun reünie. En toch blijven we lauw wanneer het erom gaat de eeuwigheid lief te hebben, wij branden van geen enkel verlangen, en wij willen niet deelnemen aan een dergelijk prachtig feest. En verstoken van deze vreugden, zijn we tevreden! We moeten onze zielen dus opwekken, broeders! Laat ons geloof weer warm worden voor wat het heeft geloofd, en laat onze wensen in vuur en vlam raken voor de goederen van de hemel: ze liefhebben, dat is al erheen gaan.

We moeten ons door geen enkele beproeving laten afkeren van de vreugde van dit innerlijke feest: als wij naar een bepaalde plaats willen gaan, kan geen enkele moeilijkheid van de weg, welke dat ook is, ons van dit verlangen afhouden. We moeten ons evenmin laten verleiden door de strelingen van de suc-cessen. Want, hoe dwaas is de reiziger die, als hij aangename weiden opmerkt op zijn weg, vergeet daarheen te gaan waar-heen hij wilde. Laat onze ziel dus slechts het verlangen naar het hemelse vaderland ademen, laat haar niets anders meer verlan-gen op deze wereld, omdat zij haar zeker heel snel zal moeten verlaten. Omdat we echte schapen van de hemelse Herder zijn, en ons niet ophouden bij de genoegens van de reis, zullen we ons zo, als we eenmaal aangekomen zijn, kunnen verzadigen op de eeuwige weiden.

HOMILIE

Informatieblad Nr. 271 maart - april 2014 25

De sacramenten in het algemeen“Een groot deel van het kwaad dat de Kerk treft, komt voort uit de onwetendheid over haar leer en haar wetten. De vijanden van de Kerk veroordelen deze leer en die wetten door te vervloeken wat zij niet kennen, en vele kinderen die ze slecht kennen, leven alsof zij niet bestonden” (Brief van de heilige paus Pius X, van 18 oktober 1912).

Wat zijn de sacramenten?De sacramenten zijn werkzame tekens van de genade, ingesteld door Jezus Christus om ons te heiligen.

Waarom zijn de sacramenten werkzame tekens van de genade?De sacramenten zijn werkzame tekens van de genade, door hun waarneembare ele-ment, zij betekenen of geven de onzicht-bare genade aan, die zij verlenen. En zij zijn er de werkzame tekens van, omdat zij door de genade aan te duiden, ze werke-lijk verlenen.

Welke genade verlenen de sacramenten?De sacramenten verlenen de heiligma-kende genade en de sacramentele genade.

Wat is de heiligmakende genade?De heiligmakende genade is de bovenna-tuurlijke gave die eigen is aan de ziel, en daardoor gewoon, die ons tot heilige, dat wil zeggen rechtvaardige, vrienden en adoptieve zonen van God maakt, broeders van Jezus Christus en erfgenamen van het paradijs.

Wat is de sacramentele genade?De sacramentele genade is het recht op de bijzondere ge-naden, die nodig zijn om het doel te bereiken, dat eigen is aan ieder sacrament.

Wie heeft aan de sacramenten de kracht gegeven, de genade te verlenen?Jezus Christus, de Godmens, heeft aan de sacramenten de kracht gegeven om de genade te verlenen die Hijzelf voor ons heeft verdiend door zijn Lijden en zijn Dood.

Hoe heiligen de sacramenten ons?De sacramenten heiligen ons, hetzij door ons de eerste hei-ligmakende genade te geven, die de zonde uitwist, hetzij door de genade te vermeerderen, die wij al bezitten.

Welke zijn de sacramenten die ons de eerste genade geven?De sacramenten die ons de eerste genade geven, zijn het Doopsel en de Biecht. Wij noemen ze sacramenten van de doden, omdat zij het leven van de genade geven aan de door de zonde gestorven zielen.

Welke zijn de sacramenten die in ons de genade vermeer-deren?De sacramenten die in ons de genade vermeerderen, zijn het Vormsel, de Eucharistie, het Laatste Oliesel, de Priester-

wijding en het Huwelijk. Wij noemen ze sacramenten van de levenden, omdat wie ze ontvangt al geestelijk moet leven door de genade van God.

Doet iemand die een sacrament van de le-venden ontvangt, als hij weet dat hij niet in staat van genade is, een zonde?Wie een sacrament van de levenden ont-vangt, als hij weet dat hij niet in staat van genade is, doet de zeer zware zonde van heiligschennis, omdat hij een heilige zaak onwaardig ontvangt.

Wat moeten wij doen om de genade van de sacramenten te bewaren?Om de staat van genade te bewaren, moe-ten wij eraan beantwoorden door ons ei-gen optreden, door het goede te doen en het kwade te laten.

Welke zijn de meest noodzakelijke sacramenten om voor ons zielenheil te zorgen?De meest noodzakelijke sacramenten om voor ons zielenheil te zorgen, zijn de sacramenten van de doden, dat wil zeggen het Doopsel en de Biecht, omdat zij de eerste genade of het geestelijk leven verlenen.

Zijn het Doopsel en de Biecht even noodzakelijk?Het Doopsel en de Biecht zijn even noodzakelijk. Het Doop-sel is noodzakelijk voor allen, omdat wij allen geboren wor-den met de erfzonde, terwijl de Biecht slechts noodzakelijk is voor hen die, na het Doopsel, de genade verloren hebben door de doodzonde.

Als het Doopsel noodzakelijk is voor allen, kan dus niemand zalig worden zonder het Doopsel?Zonder het Doopsel kan niemand zalig worden. Maar, wan-neer iemand het Doopsel met water niet kan ontvangen, volstaat het Doopsel van bloed, dat het martelaarschap is, ondergaan voor Jezus Christus, of het Doopsel van begeerte, dat de volmaakte liefde tot God is, verlangend naar de heils-middelen door Jezus Christus ingesteld.

Hoe dikwijls kan iemand de sacramenten ontvangen? Iemand kan sommige sacramenten vaker ontvangen, andere één keer.

Welke zijn de sacramenten die iemand slechts één keer ont-vangt?De sacramenten die iemand slechts één keer ontvangt, zijn het Doopsel, het Vormsel en de Priesterwijding.

CATECHISMUS VAN DE H. PIUS X

Lees verder op pagina 27

26 Informatieblad Nr. 271 maart - april 2014

Rosa Mystica Missie 2014Voor de derde keer achtereen heb ik me verplicht om deel te nemen aan de medische Missie van Rosa Mystica op de Filippijnen. Na de tyfoon “Haiyan” was de Missie dit jaar van 20 tot 27 januari op het eiland Leyte, in Tacloban.

Sophie Challan Belval

Wat een aanblik bij het naderen van het land: daar zijn geen huizen meer, maar tenten zover ik kan zien, met in grote letters verschillende namen van de NGO, gekomen om een beetje hulp te brengen. De landingsbaan is beschadigd, dus de lan-ding is een beetje heftig!

We komen niet aan op een prachtig vliegveld, maar bij stukken van gebouwen waarvan de rest is meegenomen door het geweld van de wind en de golven.

Alles wordt met de hand gedaan: mannen duwen de trap aan om ons te laten uitstappen, de bagagekarretjes worden getrokken en de koffers worden één voor één op een baga-geband gezet die niet meer rolt…

We worden ontvangen door een klein ontvangstcomité, namelijk Bubble, een jonge Filippijnse die de achternaam van iedere vrijwilliger uit zijn hoofd kent! Ze stond erop hem te noemen voor ieder van ons met een grote glimlach en ons al bedankend, dat we naar hen toe gekomen waren, terwijl we nog niets gedaan hadden!

We worden ingeladen in een Jeepney, plaatselijk vervoer-middel waarin plaats is voor veel mensen… En daar begint voor ons de ontdekking van de vernielingen die de tyfoon heeft veroorzaakt bij dit volk dat al zo arm is. De weinige gebouwen waarvan ze hadden gedacht, dat ze solide waren, zijn in gruzelementen. De voertuigen zijn lelijk toegetakeld, de golfplaten verfrommeld als papier-maché. Een auto staat in een heel slechte positie op het dak van een huis. Hoe is dat mogelijk?

Wij kunnen ons zonder moeite voorstellen dat de armste huizen, gemaakt van hout en planken, geen weerstand meer konden bieden aan het geweld van de wind en van het water.

Wat frappant is, dat is dat de Filippijnen een glimlach van oor tot oor hebben, ondanks de beproevingen die zij hebben ondergaan. Ze groeten ons en zijn blij, ons te zien.

De Missie is gevestigd in een stadion, de zondagsmis wordt gezongen door de broeders van de Priesterbroederschap St. Pius X en enkele gezangen worden ingezet door de vrijwilligers.

De middag begint met het voorstellen van de verschil-lende vrijwilligers; we komen uit alle windstreken van de wereld: Verenigde Staten, Australië, Nieuw Zeeland, Sin-

gapore, Maleisië, Frankrijk, België, Zwitserland en Ierland. Vervolgens heeft zetten we de tafels, de medicijnen, enz. uit.

De organisatie van de dagen is iedere dag hetzelfde:7.00 u. Mis met preek in het Engels of Frans met pater

Couture, districtoverste van Azië. Het thema is de barmhar-tigheid van God: waarover we kunnen nadenken gedurende de dag. Niets verhindert ons een of twee aanroepingen te doen per patiënt; zo vertrekt ieder, behalve met medicijnen, met een ketting van gebeden!

8.30 u. – 9.30 u: Eerste spreekuren voor de volwassenen, de kinderen, bezoek aan de tandarts of de oogarts. Dit jaar zijn er acht artsen voor de volwassenen en drie kinderartsen, onder wie onze verantwoordelijke voor ACIM Azië, Doctor Viray, twee oogartsen en een tandarts.

Tegen 12 u.: Engel des Heren en lunchpauze.De spreekuren worden daarna weer hervat tot het vallen

van de nacht (17.00 – tot 18.00 u.), wanneer we moeten stoppen, bij gebrek aan verlichting. Er is wel een aggregaat dat stroom opwekt, maar gelet op de kosten ervan zullen we die uitgaven liever beperken om aan een maximum patiën-ten hun medische behandeling te geven.

18.00 u: Bidden van het rozenhoedje bij Onze Lieve Vrouw. In het Engels, in het Latijn, gezongen in het Frans, om maar alle nationaliteiten te laten bidden! Marialiederen, gezang voor de roepingen en de Hymne voor de H. Pius X weerklinken in een stadion dat alleen verlicht is door de zaklampen die het beeld op het altaar verlichten.

Iedere dag kunnen we bijna 400 à 500 patiënten verzorgen. Veel van hen hebben, vanwege de tyfoon, slecht geheelde of geïnfecteerde wonden. De leefomstandigheden zijn zo vuil dat we talrijke gevallen van luizen, schurft, enz. hebben gehad. De Amerikaanse dermatoloog had producten meegebracht, maar de voorraad is snel uitgeput geweest. Omdat de bevoorrading van medicijnen moet gebeuren vanaf andere eilanden is het uiterst moeilijk, ze te hebben binnen een week. Dus geven we aan de patiënten bonnen opdat ze kunnen terugkomen om de recepten op te halen op het spreekuur van ACIM Asia, dat gehouden wordt bij de kapel van Tacloban.

GETUIGENIS

Informatieblad Nr. 271 maart - april 2014 27

Terwijl wij in het stadion ten dienste van de kleine en grote patiënten staan, bouwt een andere zeer efficiënte groep, samen-gesteld uit broeders van de Priesterbroederschap, Australiërs die helemaal in het begin van januari zijn gekomen, een Amerikaan, een Ier en Filippijnen, de kapel van het eiland weer op! Zo is er, nadat zij de muren, het dak en de isolatie weer in orde gebracht hadden, een plaat met cement vastgezet en zijn de muren ge-schilderd. Daarna zijn de sacristie een kamertje voor de priester op doorreis weer in orde gemaakt. De kapel heeft de Missie kun-nen ontvangen op de laatste dag, maandag 27 januari.

In acht dagen hebben we veel Filippijnen kunnen helpen, zowel op materieel, fysiek als ook moreel gebied. De artsen hebben

gezegd: sommige patiënten hadden meer een morele steun nodig dan fysieke verzorging. We hebben dus ons best gedaan om deze wonden te helpen genezen of er ten minste een beetje balsem op te brengen.

Bedankt voor uw gaven die ons in staat stellen om deze arme mensen de behandelingen te verschaffen, die zij nodig hebben.

We rekenen op uw gebeden opdat het werk van de ACIM kan doorgaan en opdat wij volgend jaar zouden kunnen teruggaan naar Tacloban om de ondernomen actie voort te zetten!!!

GETUIGENIS

de zielen gaat verloren door de moedeloosheid. Wij zouden hen dus nooit te veel kunnen beschermen tegen dit gevaar, wij zouden hun nooit te veel kunnen herhalen: dat is een list van Satan, God heeft nooit iemand ontmoedigd.”

De duivel is dus die “boze geest” die alles kan veinzen behalve de ware vrede van de ziel, die hij niet kent. De in-wendige verwarring, de dorre beweging, de ongehoorzaam-heid en ten slotte de desillusie en de moedeloosheid: dat zijn de merktekenen van de Boze.

Vervolg van pagina 19

De onderscheiding van de geesten

Waarom ontvangt iemand het Doopsel, het Vormsel en de Priesterwijding slechts één keer?Iemand ontvangt het Doopsel, het Vormsel en de Priester-wijding slechts één keer, omdat zij een blijvend merkteken drukken in de ziel, door een eeuwigdurende toewijding van de mens aan Jezus Christus te bewerken, die hem onder-scheidt van iemand die het niet zou hebben.

Wat is het merkteken?Het merkteken is een onderscheidend geestelijk teken dat nooit uitgewist wordt.

Welk merkteken drukken het Doopsel, het Vormsel en de Priesterwijding in de ziel?Het Doopsel drukt het merkteken van christen in de ziel; het Vormsel dat van soldaat van Jezus Christus; de Priesterwij-ding dat van dienaar van Christus.

Hoeveel zaken zijn vereist om een sacrament te maken?Om een sacrament te maken, zijn drie zaken nodig: de stof, de vorm en de bedienaar, die de bedoeling heeft om te doen wat de Kerk doet.

Wat is de stof van een sacrament?De stof van een sacrament is het zintuiglijk waarneembare element dat nodig is om het te maken, zoals het water voor het Doopsel.

Wat is de vorm van een sacrament?De vorm van een sacrament zijn de woorden die de bedie-naar moet uitspreken bij de daad, het toepassen van de stof.

Wie is de bedienaar van een sacrament?De bedienaar van een sacrament is de geschikte persoon die het doet of het verleent in naam van en door het gezag van Jezus Christus.

Vervolg van pagina 25

De sacramenten in het algemeen

28 Informatieblad Nr. 271 maart - april 2014

Nieuws uit Kerk en wereldDe oudste kerk van EngelandDe archeologische opgravingen van de oudste christelijke kerk van Engeland zullen binnenkort weer hervat kunnen worden. Het oratorium Saint Piran, bij Perranporth, in het uiterste zuidwesten van Engeland, zal ontdaan worden van

de betonnen opbouw die het sinds de jaren 1980 bedekt en dat het gebouw weer, wind en zandverstuiving moest beschermen.Bron: Apic

Ontdekking van een oude kerk in IsraëlDe overblijfselen van een kerk van onge-veer 1500 jaar oud, versierd met prach-tige mozaïeken en vijf inscripties zijn ontdekt tijdens bergingsopgravingen, geleid door de Israel Antiquities Autho-rity, vóór de bouw van een nieuwe wijk

in Moshav Ahma, nabij Pelugot Junction, naast de hoofd-weg die Ashkelon à Beit Guvrin en Jeruzalem verbindt. Het gebouw is 22 meter lang en 12 meter breed. Het bevat een centraal schip dat verdeeld is door kolommen van marmer. Aan de voorkant van het gebouw bevindt zich een grote open binnenplaats (atrium) met een vloer in wit mozaïek en ook een regenput. Uitgaand van de binnenplaats komt een dwarse rechthoekige zaal (narthex) met een vloer van fijn mozaïek gedecoreerd met gekleurde geometrische figuren; in het centrum, tegenover de ingang van de belangrijkste zaal staan in een inscriptie met een opdracht van twaalf regels, in het Grieks, de namen van Jezus en Maria, en die van de persoon die het mozaïek heeft gefinancierd.Bron: Heritage Daily

Opening van de archieven van het pon-tificaat van Pius XIIZoals sinds enkele jaren door het Va-ticaan is aangekondigd, zouden de ar-chieven van het pontificaat van Pius XII (1939-1958) weldra worden geopend. Dat heeft de Argentijnse rabbijn Abra-

ham Skorka, als heel lang vriend van paus Franciscus, op 19 januari verzekerd aan de “Sunday Times”. Aangesproken door de Italiaanse pers, heeft de directeur van het persbureau van de Heilige Stoel eraan herinnerd, dat deze archieven weliswaar zouden geopend worden, maar dat de stukken nog gesorteerd moesten worden. Dit zou in de loop van 2015 afgerond kunnen worden.

Homolobby in het VaticaanDe voormalige commandant van de Zwitserse Garde, Elmar Mäder, heeft in antwoord in het dagblad “Schweiz am Sonntag” van 19 januari 2014 verklaard: “Ik kan het feit dat er een homoseksueel netwerk bestaat [in het Vaticaan], niet

ontkennen. Mijn ervaringen bewijzen het bestaan ervan”, stelt Elmar Mäder. Volgens hem hebben vele homoseksuelen de neiging om onderling loyaler te zijn dan tegenover an-

dere personen of instituten. Dat een dergelijke loyaliteit kan uitlopen op een netwerk of een soort geheim verbond kan niet getolereerd worden, verklaart hij. Hijzelf heeft nooit ho-moseksuelen bevorderd in de kring van de Zwitserse Garde “omdat ik in dit veiligheidsvak alleen absoluut loyale kaders kan gebruiken. Het risico van verraad zou veel te groot voor me geweest zijn”.Bronnen: Apic / Glotia TV News

Ideologische inmenging van de UNOOnder voorwendsel van een rapport over het seksueel misbruik begaan door geeste-lijken, heeft de UNO de Kerk gesommeerd om haar houding tegenover abortus en an-ticonceptie te herzien en niet meer mee te doen “aan de maatschappelijke stigmati-satie en aan het geweld tegen de lesbische, homoseksuele, biseksuele en transgene jongeren”. Kortom, de Kerk moet afzien van haar opvatting over de persoon, de menselijke seksualiteit en het gezin. De Heilige Stoel heeft terecht gereageerd door te protesteren tegen “een poging tot inmenging in het onderricht van de Kerk over de waardig-heid van de persoon en de uitoefening van de vrijheid van godsdienst”. Een inmenging omwille van ideologische belan-gen die niets te maken hebben met de rechten van het kind.Bron: Le Salon Beige

Overwinning in Quebec over de laïcistenJean Tremblay, burgemeester van Saguenay in Quebec, heeft zijn proces gewonnen tegen de laïcisten die het gebed in de ge-meenteraad willen onderdrukken. De laï-cisten gaan nu in beroep bij het Opperste Gerechtshof. De burgemeester protesteert tegen dit laïcisme:“Het is onze godsdienst die zij aanvallen, het is onze vrijheid deze uit te oefenen, het is onze cultuur die zij aanvalt. Het is een historische Alzheimer”… “Er is geen bemoeienis van de godsdienst met de politiek, de bis-schop roept mij trouwens nooit, zelfs als ik soms wel zou willen dat hij me roept”…Bron: Le Salon Beige

Christianofobie in BruneiNa de Golfoorlog, in 1991, moesten alle meisjes van de scholen (niet-gemengde scholen, natuurlijk) een sluier dragen en het verbod om alcohol te verkopen was streng geworden. Geen enkele winkel ver-kocht het meer. Tijdens de ramadan houdt de godsdienstpolitie iedere islamiet in de gaten.De sultan probeert de Kerk te decimeren door een heel een-voudig middel: door haar het hoofd af te hakken. Sinds enkele jaren, wordt alleen de geestelijkheid van Bruneise nationaliteit op het grondgebied toegelaten. De vreemde missionarissen zijn naar huis teruggestuurd. Welnu, omdat alle Maleise Bruneiërs islamiet moeten zijn (zij hebben geen keus), blijft de Kerk slechts voortbestaan onder de etnische minderheden van Brunei (Dusun, Dayak, Penan… en de

NIEUWS UIT DE KERK EN DE WERELD

Informatieblad Nr. 271 maart - april 2014 29

Chinezen) waar zij kan hopen, dat roepingen uit voortko-men.

Lange tijd was Bunei geen bisdom, maar was het afhan-kelijk van het bisdom van Miri in Maleisië, op enkele kilo-meters van daar. Monseigneur Cornélius (late roeping) is in allerijl priester gewijd en meteen erachteraan bisschop… om zo spoedig mogelijk dit bisdom van Brunei te stichten, na het vertrek van de buitenlandse priesters.Bron: La Salon Beige

Wat is meer waard: een kat of een gehan-dicapte?Het kleine tuig amuseerde zijn vriendjes door de kat, levend, zo ver mogelijk weg te slingeren; daarna, omdat de pijn klaarblij-kelijk niet erg genoeg was, tegen de voor-gevel van een gebouw te gooien. Toen de

afbeeldingen begonnen rond te gaan, heeft de meerderheid van de internetgebruikers deze vertoning veel minder leuk gevonden dan de vrienden van Farid. […] Farid is per snel-recht veroordeeld en meteen in de cel gezet, veroordeeld tot een jaar gevangenisstraf. […]Enkele dagen eerder was Saïd in Montbéliard, in de Doubs, van rechtsvervolging vrijgesproken. Wij moeten de rech-ters begrijpen. Deze Algerijn van 29 jaar had niets ernstigs gedaan. En bovendien, zijn vrouw, Naïma, vijf maanden zwanger, had niet gemiauwd, toen hij haar had afgetuigd. Ze had nauwelijks gegild en zij was bij de spoedeisende hulp gekomen met een opgezwollen gezicht. Hij had haar ook op de buik geslagen maar ja, zij had geen klacht ingediend. […] De procureur – een vrouw – had Saïd de les gelezen (“In ons recht, in ons land, zijn dergelijke praktijken, gebaseerd op geweld, niet te accepteren”) en eiste acht maanden gevange-nis… voorwaardelijk. […]Bron: Minute

Pro-life mars van WashingtonOndanks een polaire kou (-10°C) waren er honderdduizenden om te defileren op 22 januari jl. bij gelegenheid van het 41-jarig bestaan van de abortuswet in de Verenigde Staten met steun van paus Franciscus. Over 70 pro-life wetsartikelen, over het beleid

van de klinieken, de verzekeringscontracten of ook de ter-mijnen van abortus provocatus, zijn in 2013 gestemd door 22 Staten. Er zijn met 205 voorbehouden tegen abortus ge-stemd in drie jaar tussen 2010 en 2013, tegen 189 in heel het voorafgaande decennium (2001 – 2010). In mei 2013, verklaarden 48% van de Amerikanen zich “pro-life” tegen 45% “pro-choice”.Bron: La Salon Beige

Zwitserland: de steun voor de abortus om-laagBovenop dat, zeer bediscussieerde, referen-dum tegen de immigratie, is er op 9 februa-ri in Zwitserland ook een ander referendum geweest, tegen het financieren van de abor-tus door de verplichte ziekteverzekering. Al

in 2002 was er in Zwitserland een soortgelijk referendum geweest. En zowel toen als nu was het voorstel verworpen. Maar als wij de twee resultaten vergelijken, zien we, dat het

aantal kiezers, dat tegen de financiering van de abortus is, zeer is toegenomen in aantal en in gewicht, ondanks de gelijktijdige opmars van de ontkerstening. In 2002 was het aantal kiezers rond het twee miljoen, en in 2014 bijna drie miljoen. De eerste keer waren er 352.432 “ja-”stemmen, d.w.z. 18,2%, terwijl er dit jaar 873.603 zijn geweest, dat is 30,3 procent. De stemmen tegen de financiering van de abortus zijn het meest toegenomen in de Duitstalige kantons van Zwitserland, die ook een protestantse meerderheid heb-ben en verder een belangrijke aanwezigheid van agnostici.Bronnen: Benoît-et-moi / Rossoporpora

Het rapport Lunacek over de homofobieMet 396 stemmen tegen 176 is het rap-port Lunacek op 4 februari aangenomen door het Europees Parlement. Onder de titel “Marsorder tegen de homofobie en de discriminatie gebaseerd op de seksu-ele oriëntatie en de genderidentiteit”, wil dit parlement officieel strijden tegen de homofobie, maar tracht ook langs een omweg aan de Europese Staten de lega-lisatie van het homoseksuele huwelijk op te leggen.

Dit rapport is juridisch niet bindend, maar alle rechtban-ken van Europa kunnen zich er voortaan door laten leiden om hun uitspraken te doen. Zo zal de titel huwelijk (en zijn inhoud) overal erkend moeten worden, krachtens paragraaf H. II van het rapport, over de “onderlinge erkenning van de akten van de burgerlijke stand”. Een homoseksueel huwelijk dat gesloten is in België, zal dus erkend moeten worden in de Staten waar het homohuwelijk nog niet bestaat (Polen bijv.). Gevolg: er zal de facto een dubbele juridische standaard be-staan. In de landen die het homoseksuele huwelijk nog niet hebben, zullen de inwoners hun partner van dezelfde sekse niet kunnen huwen, terwijl dat mogelijk zal zijn voor hun “expats” die leven in landen die het al geaccepteerd hebben. Wat als mogelijk gevolg meebrengt: de rechtbanken gaan in op dit verschil van behandeling en verbreiden de erkenning van het homoseksuele huwelijk over de nationale rechtban-ken die het nog niet hebben.Bron: Le Salon Beige

België: de euthanasie van kinderenBelgië is sterk gekritiseerd door de Raad van Europa, in antwoord op de stem-ming voor de euthanasie voor minderja-rigen, zonder enige leeftijdsgrens. In een buitengewone strenge verklaring, verkla-ren 58 parlementariërs, uit de voornaam-ste Europese politieke groepen, dat deze stemming van de Belgische senaat de kwetsbaarste kinderen verraadt door de gedachte te accepteren, dat hun leven geen enkele waarde meer heeft en ten onrechte veronderstelt, dat de kinderen in staat zijn een adequate en verstandige instemming te geven met de euthanasie. Deze stemming, kunnen we ook lezen, bevordert het onaanvaardbare geloof, dat een leven niet waard kan zijn om geleefd te worden, waardoor zij de basis van een beschaafde samenleving aan de kaak stelt.

De les is niet ter harte genomen, omdat de senaat al hoor-commissies van experts heeft ingesteld over een eventuele uitbreiding van de wet op de euthanasie voor demente per-sonen. Overigens hebben de Waalse socialisten, in tegenstel-ling tot de gebedswake en het vasten op donderdag 6 febru-

NIEUWS UIT DE KERK EN DE WERELD

30 Informatieblad Nr. 271 maart - april 2014

ari jl., gevraagd door Mgr. Léonard, niets beters gevonden dan hun overwinning te vieren door een groot banket voor actievoerders.

Gedurende verschillende weken hebben talrijke Wakers klaargestaan voor het parlement, terwijl zij in stilte het ro-zenhoedje baden. Heer, ontferm u over ons.Bronnen: Le Salon Beige / Cathobel / PQR

Vassula ontvangen in BanneuxZij is van oorsprong Egyptisch en van geloof orthodox: nu heeft Vassula Ry-dèn in een boek “Het ware leven in God” bijna twee duizend boodschappen verzameld, die zij zegt sinds 1985 van Christus ontvangen te hebben. Maar dit

wijd verspreide werk (het is in 40 talen vertaald), ook in de katholieke milieus, is grondig onderzocht door de Congre-gatie voor de Geloofsleer die een eerste keer een negatief ad-vies heeft gegeven, waarbij zij vroeg in de bisdommen geen enkele plaats te geven voor de verspreiding van de ideeën van deze omstreden “zieneres”. Maar de Heilige Stoel heeft in 2007 een nieuw document gepubliceerd, minder streng dan het voorafgaande, als de “zieneres” haar geschriften niet meer voorstelt als goddelijke openbaringen, maar liever als persoonlijke meditaties.

Genoemde Vassula heeft op zaterdag 1 februari een lezing gegeven in het heiligdom van Banneux. In een communiqué heeft Mgr. Delville verklaard deze conferentie af te raden, maar zich er niet tegen te verzetten dat zij plaats heeft in het heiligdom, omdat mevrouw Rydèn het recht heeft der-gelijke lezingen te geven (sic!). De rector van het heiligdom, eerwaarde Leo Palm, heeft verklaard dat hij geen speciale reclame maakt voor de gebeurtenis, maar er persoonlijk bij aanwezig is geweest (sic!). Mooi stel.Bronnen: Cathobel / PQR

Over de Franciscanen van de Onbevlekte Ontvangenis“Er is in het Vaticaan een nieuwe catho-progressistische inquisitie. Zij vervolgt hardnekkig de Franciscanen van de Onbevlekte Ontvangenis, omdat zij het traditionele geloof belijden en zoveel roepingen. Het is een schande! Is de paus op de hoogte?” Dankzij deze paar woorden van de hand van de katholieke schrijver Antonio Socci, als inleiding op een krachtig forum ter verdediging van de orde, gesticht door pater Stefano Manelli, gepubliceerd door het dagblad Libero op 5 januari, is de loden laag die in de media in Italië lag over de liquida-

tie, die gaande is, van deze dynamische en heel traditionele communiteit, voortgekomen uit het Concilie, gescheurd.

Er moet gezegd worden dat op 8 december 2013 de Apos-tolische commissaris, benoemd door Rome, pater Fiden-zio Volpi, in een brief van vijf bladzijden, gericht aan alle Broeders van het instituut, tegelijkertijd het seminarie van de Franciscanen van de Onbevlekte Ontvangenis (FI) geslo-ten heeft; voorts de voor dit jaar voorgenomen wijdingen geblokkeerd heeft; en de uitgeversactiviteiten van de zeer

actieve uitgeverij van de FI (leerlingen van de H. Maximili-aan Kolbe, een groot deel van hun apostolaat bestaat uit de productie en verspreiding van boeken en tijdschriften) verboden heeft; dan de groepen van leken verbonden aan de FI geschorst heeft; en de slachtoffers van zijn oekazen zwart gemaakt heeft. Deze verbijsterende brief had de Italiaanse traditionele wereld tot een kookpunt gebracht, maar scheen ontsnapt te zijn aan de grote media van Italië, die veel te veel bezig waren met het eenstemmig vieren van het “nieuwe gezicht” dat door paus Franciscus aan de Kerk was gegeven. Het volstaat om enkele zinnen van de brief, gedateerd 8 december, van Commissaris Volpi te lezen. Een religieuze instelling, toegewijd aan de Onbevlekte Ontvangenis moet precies op de dag van het feest van de Onbevlekte Ontvange-nis in het gareel lopen, zelfs de duivel zou dat niet durven doen! – om zich ervan te overtuigen -: “Natuurlijk, talrijke leken zijn gemobiliseerd in deze onderneming die ik, eufe-mistisch, verzet zou noemen. Ik heb me de reden afgevraagd van een dergelijke hartstocht en ik heb eruit afgeleid dat het instituut een voorwendsel was geworden voor de strijd tus-sen stromingen in de curie en vooral verzet tegen het nieuwe pontificaat van paus Franciscus. Het is geen toeval dat Fellay persoonlijk erover spreekt”.

Maar begin februari is pater Fidenzio Volpi, OFM Cap, gedwon-gen een verklaring te publiceren, waarin hij uitlegt dat de fa-milie van de stichter van de Franciscanen van de Onbevlekte Ontvangenis, pater Stefano Maria Manelli, “absoluut niets” te maken had met de opdracht tot overdracht van het onroerend eigendom van de Orde. Deze verklaring volgens welke pater Manelli eigendommen van de Orde had overgedragen aan le-den van zijn familie (zo de indruk wekkend dat hij zijn eigen religieuze orde had bestolen) was maandenlang volgehouden en het was de officiële reden geweest waarom de Orde onder het gezag van een tijdelijke commissaris was gesteld volgens de officiële internetsite van de Orde, www.immacolata.com. Pater Alfonso Maria Bruno was benoemd binnen de nieuwe adminis-tratie als de machtigste man van de Orde na de uitstoting van de stichter. De advocaat van de familie Manelli had gedreigd rechtsvervolging in gang te zetten en vroeg een verklaring van de kant van de Commissaris. Het is nu erkend dat dit een lasterlijk schrijven was dat op internet werd gepubliceerd door “iemand” uit de omgeving van pater Alfonso Bruno.Bronnen: Présent / Eponymous Flower / Notions romaines

Opening van de priorij van TréviseDe Priesterbroederschap St. Pius X heeft onlangs een nieuwe priorij ge-opend op Silea (Provincie van Trévi-se), naast de kapel van OLV van Lour-des, sinds vele jaren bediend vanuit Rimini. De nieuwe priorij, die onder de bescherming van de evangelist St. Marcus is gesteld, wiens relieken rus-ten in Venetië (op een afstand van dertig kilometer), bevindt zich zo in het bisdom van de H. Pius X die er geboren is (Riese) en die er de patri-arch van is geweest.Bronnen: District van Italië / LPL

NIEUWS UIT DE KERK EN DE WERELD

Informatieblad Nr. 271 maart - april 2014 31

December 2013 – januari 2014Donderdag 26 – zondag 29 decemberDe jongens van de E.K. in Antwerpen gaan naar de Vlaamse Westhoek en zien er veel monumenten van de 1ste wereld-oorlog, nu 100 jaar geleden begonnen. Hier stonden de le-gers 4 jaar lang tegenover elkaar in de loopgraven, de kerk-hoven met soldaten spreken voor zich. De jongens krijgen onderdak in Dadizele, vlakbij de basiliek met het beroemde Mariabeeld.

De meisjes blijven in Antwerpen, zij maken kerststalletjes en zingen kerstliederen op een plein in de stad.

Zondag 5 januari Na de Hoogmis in Antwerpen houdt het schooltje een nieuwjaarsreceptie waar iedereen welkom is. De kinderen voeren zangstukjes op en er worden dia’s getoond van het voorbije halfjaar.

Tevens wordt vandaag in Antwerpen en Gent het Drieko-ningenwater gewijd.

Woensdag 8 januariBijeenkomst van de in België en Nederland werkende geest-lijken van de Priesterbroederschap St. Pius X in Blankenberge (B), waar zij tijdens de wandeling langs de kust frisse zee-lucht diep kunnen inademen.

Zondag 12 januariDe kinderen bijeengekomen in verband met de Eucharisti-sche Kruistocht in Gerwen, bezoeken het klokkenmuseum in Asten (NL), en komen veel te weten over de luidklok.

De grote kinderen van de Kruistocht van Brussel voeren een marionnettentheater op in een patronaat voor kinderen in het centrum van de stad. De middag werd door alle aanwezigen zeer gewaardeerd.

Maandag 13 januari“Verloren Maandag” ! ’s Avonds komen er 30 personen in de veranda van de priorij van Antwerpen bijeen om appelbollen en Worstenbroden te eten en Kerstliederen te zingen.

Zaterdag 18 januariPater C. de Beer viert zijn 50e verjaardag te midden van zijn confraters, familie en de gelovigen van de kapel O.L.V. van de H. Rozenkrans te Leiden. De dag waarop hij Abraham ziet, wordt opgeluisterd met een plechtige H. Mis.

Zaterdag 25 januariBedevaart van de familievaders, georganiseerd door eer-waarde Champroux. 16 Mannen komen zo bijeen voor een dertigtal kilometers die er wel vijftig waard zijn. Gedenk-waardig!

Donderdag 30 januariOp deze verjaardag van het sterven van Broeder Mutien-Marie gaan de kinderen van de school van Namen op bede-vaart naar het graf van hun patroon in Malonne. Ze brengen daarna in het centrum van Fosses-la-Ville een tegelijk leer-zame en ontspannende namiddag door in de voetsporen van andere heiligen van de streek.

Zaterdag 1 februariHet J.K.I. (Jong Katholiek Initiatief) van Antwerpen heeft een bijeenkomst in de priorij onder leiding van eerwaarde De Clercq.

Zondag 2 februariOmdat Maria Lichtmis op zondag valt doen we de kaarsen-wijding buiten. Na de H. Mis heeft de gebruikelijke paro-chiedag plaats. En na pannenkoeken eten naar believen geeft E.H. De Clercq een boeiende uitleg van een gedeelte van de H. Mis, wat op de volgende eerste zondag van de maand vervolgd zal worden. Ondertussen is er een E.K. bijeenkomst voor de kinderen.

Zondag 9 februariDe Eucharistische Kruisvaarders in Leiden krijgen in de na-middag kans zich te verdiepen in het kweken van bloembol-len. Zij weten nu dat de tulp oorspronkelijk van Turkije en Perzië (Iran) komt.

Woensdag 12 februariDe eerwaarde heren Wailliez en Champroux gaan naar Luxemburg om een schuur te bekijken, die de gelovigen ons ter beschikking willen stellen om er onze kapel in te installeren. De heren komen enthousiast terug en brengen de plannen voor verhuizing en installatie op gang.

Zaterdag 15 februariIn de Karmel celebreert Mgr. De Galarreta de plechtigheid van het “aannemen van de zwarte sluier” (eeuwige geloften) van Zr. Maria Carmela in tegenwoordigheid van haar talrijke familie (de Brucciani) die met name twee priesters van de Priesterbroederschap telt. Aanwezig zijn ook de eerwaarde heren Wailliez en Briols, gewone biechtvaders van de karmelietessen, de zusters van de priorij van Brussel, de dominicanes-sen van Le Hérie, en talrijke gelovigen en vrienden.Momenteel telt de Karmel van Quiévrain niet minder dan 21 zusters onder wie twee novicen. Deo gratias.

KRONIEK VAN HET DISTRICT

Aankondigingen / Inhoud

De Kruisvaarder

Tijdschrift voor kinderen

Leerrijk en geestelijk vormend met mooie verhalen.

Verschijnt tien keer per jaar (gratis).Het kan op aanvraag bij de Priorij St. Clemens te Gerwen u toegestuurd worden.

Ondersteuning van het Eucharistisch Kruisvaarderwerk is welkom.

2 Miscentra3 Editorial

DOSSIER4 Twijfels over de

heiligverklaring van Johannes XXIII en van Johannes Paulus II

6 Johannes Paulus II: Santo subito?

10 Zijn de huidige heiligverklaringen onfeilbaar?

13 Johannes Paulus II wonderdoener?

16 De twee laatste heilig verklaarde pausen: de H. Pius V en de H. Pius X

17 De vreemde heiligverklaring van Petrus Faber

MGR. LEFEBVRE18 De heiligheid

OVERWEGINGEN19 De onderscheiding van de

geesten

LITURGIE20 Het Altaar (2)

SPIRITUALITEIT22 Retraite met de H. Johannes -

De Litanieën van het vleesgeworden Woord (1)

HOMILIE24 De schapen van de Goede

Herder

CATECHISMUS VAN DE H. PIUS X

25 De sacramenten in het algemeen

GETUIGENIS26 Rosa Mystica Missie 2014

28 Nieuws uit de Kerk en de wereld

31 Kroniek van het district32 Aankondigingen / Inhoud

ISSN: 0924-6762

AANKONDIGINGEN

België & Nederland

• Leiden - Derde Orde FSSPX:zaterdag 31 mei 2014

• Antwerpen, Gerwen - Sacramentsdag:zondag 22 juni 2014

• Vlaanderen - E.K.-kamp voor jongens:zondag 6 juli t/m donderdag 17 juli 2014

• Antwerpen - Geestelijke Oefeningen voor heren en dames:maandag 7 juli t/m zaterdag 12 juli 2014

• Vlaanderen - E.K.-kamp voor meisjes:zondag 20 juli t/m donderdag 31 juli 2014

• Fietstocht naar Le Mont-Saint-Michelvrijdag 7 t/m donderdag 14 augustus 2014info: +32 (0)3 229 01 80 (Broeder René Maria)

• Voettocht van Banneux naar Beauraingzondag 10 t/m vrijdag 15 augustus 2014info: +32 (0)499 69 29 09 (Marieke Oude Elferink)

• Antwerpen - Geestelijke Oefeningen voor heren en dames:maandag 18 augustus t/m zaterdag 23 augustus 2014

• Nederland - Bedevaart Gorcum-Brielle:zaterdag 30 augustus t/m zondag 31 augustus 2014info & inschrijvingen: +31 (0)40 283 45 05

• Antwerpen - Mariale retraite voor heren en dames:maandag 8 september t/m zaterdag 13 september 2014