22 Tariefkorting Orthodontietarieven Vanaf 1 Januari 2005

2
stelsel 30 1/2-2008 > zorg & financiering passing van die clausule in de gegeven omstan- digheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was. De verzekeraar diende tot het einde van het lopende verzeke- ringsjaar de verzekeringen ongewijzigd laten. Bron: RZA 2007, 149< 22 tariefkorting orthodontietarieven vanaf 1 januari 2005 Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven deed op 2 augustus 2007, onder de nummers AWB 06/79 en 06/94 13700, uitspraak in een geschil tussen orthodontisten en de Nederland- se Zorgautoriteit (NZa) over de tariefbeschik- kingen voor orthodontisten van 1 januari 2005. Het college overwoog dat niet was komen vast te staan dat De Nederlandse Vereniging voor Orthodontisten (DMO) een op grond van artikel 3, lid 1 Wet tarieven gezondheidszorg (WTG) door de minister aangewezen representatieve organisatie van orthodontisten is, zodat aan DMO op grond van de WTG geen beroepsrecht toekwam en terecht niet-ontvankelijk was ver- klaard. Appellanten hadden geen informatie verstrekt die aannemelijk maakte dat en plaats bood voor, het oordeel dat de beleidsregels van 13 decem- ber 2004 niet ten grondslag hadden kunnen worden gelegd aan de bestreden tariefbeschik- kingen. Het had op de weg van appellanten gele- gen om, wilden zij deze argumenten met succes naar voren brengen, dergelijke toereikende informatie aan te reiken. Gezien de wettelijke status en de wijze van betrokkenheid van de Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (NMT) bij de totstandkoming van de aan de tariefbeschikkingen ten grondslag liggende beleidsregels, was het aanvaardbaar dat verweerster de tarieven had onderbouwd zoals zij had gedaan. Aan de hiervoor bedoelde instemming van de representatieve organisatie van orthodontisten kwam onder deze omstan- digheden doorslaggevende betekenis toe voor het oordeel omtrent de toelaatbaarheid van het gebruik, op de wijze als hier aan de orde, van de feitelijke gegevens uit 2001. Ook de omstandigheid dat niet kon worden uit- gesloten dat de interpretatie van de gegevens tot normwaarden op zodanige wijze was geschied dat niet gesproken kon worden van een voldoen- de normatieve onderbouwing van de tarieven, leidde op zich niet tot het oordeel dat de beleids- regels van 2004 niet ten grondslag kunnen wor- den gelegd aan de bestreden tariefbeschik- kingen. Nu de beroepsgroep zelf, vertegenwoor- digd door de NMT, de correctie en interpretaties van gegevens tot de normwaarden die aan de tariefbeschikkingen ten grondslag zijn gelegd, mede heeft uitgevoerd, hoefde verweerster niet nadere feitelijke gegevens en informatie over de representativiteit van de normatieve onderbou- wing van de tarieven van de orthodontisten trachten te verkrijgen, alvorens tot vaststelling van de beleidsregels over te gaan. Uit het in de WTG opgenomen systeem volgt dat de mate van instemming van de representatieve organisatie die bij de totstandkoming van de tariefbeschik- king betrokken is geweest, een belangrijke indi- catie vormt voor de beantwoording van de vraag of in beginsel uitgegaan kan worden van de aan- vaardbaarheid van een beleidsregel. Dat leidt tot een verhoogde stel- en bewijsplicht voor de indi- viduele beroepsbeoefenaar die de geldigheid van de maatregel wil aantasten. Appellanten hadden geen bijzondere omstandigheden aangevoerd op basis waarvan moet worden geoordeeld dat verweerster in hun geval tot afwijking van de beleidsregels had moeten besluiten. Ook de stel- ling dat verweerster de voorwaarden verbonden aan de beleidsregels en tariefbeschikkingen, te weten dat met het oog op tarifering vanaf 1 janu- ari 2007 nader onderzoek zal worden gedaan om te komen tot vaststelling van de praktijk- omzet, een aantal met name genoemde kosten- ZenF-0108-cyaan.qxd 8-2-08 15:23 Pagina 30

Transcript of 22 Tariefkorting Orthodontietarieven Vanaf 1 Januari 2005

Page 1: 22 Tariefkorting Orthodontietarieven Vanaf 1 Januari 2005

stelsel

30 1/2-2008 > zorg & financiering

passing van die clausule in de gegeven omstan-digheden naar maatstaven van redelijkheid enbillijkheid onaanvaardbaar was. De verzekeraar

diende tot het einde van het lopende verzeke-ringsjaar de verzekeringen ongewijzigd laten.Bron: RZA 2007, 149<

22 tariefkorting orthodontietarieven vanaf 1 januari 2005

Het College van Beroep voor het Bedrijfslevendeed op 2 augustus 2007, onder de nummersAWB 06/79 en 06/94 13700, uitspraak in eengeschil tussen orthodontisten en de Nederland-se Zorgautoriteit (NZa) over de tariefbeschik-kingen voor orthodontisten van 1 januari 2005.

Het college overwoog dat niet was komen vastte staan dat De Nederlandse Vereniging voorOrthodontisten (DMO) een op grond van artikel3, lid 1 Wet tarieven gezondheidszorg (WTG)door de minister aangewezen representatieveorganisatie van orthodontisten is, zodat aanDMO op grond van de WTG geen beroepsrechttoekwam en terecht niet-ontvankelijk was ver-klaard.Appellanten hadden geen informatie verstrektdie aannemelijk maakte dat en plaats bood voor,het oordeel dat de beleidsregels van 13 decem-ber 2004 niet ten grondslag hadden kunnenworden gelegd aan de bestreden tariefbeschik-kingen. Het had op de weg van appellanten gele-gen om, wilden zij deze argumenten met succesnaar voren brengen, dergelijke toereikendeinformatie aan te reiken. Gezien de wettelijkestatus en de wijze van betrokkenheid van deNederlandse Maatschappij tot bevordering derTandheelkunde (NMT) bij de totstandkomingvan de aan de tariefbeschikkingen ten grondslagliggende beleidsregels, was het aanvaardbaardat verweerster de tarieven had onderbouwdzoals zij had gedaan. Aan de hiervoor bedoeldeinstemming van de representatieve organisatievan orthodontisten kwam onder deze omstan-digheden doorslaggevende betekenis toe voorhet oordeel omtrent de toelaatbaarheid van hetgebruik, op de wijze als hier aan de orde, van defeitelijke gegevens uit 2001.

Ook de omstandigheid dat niet kon worden uit-gesloten dat de interpretatie van de gegevens totnormwaarden op zodanige wijze was geschieddat niet gesproken kon worden van een voldoen-de normatieve onderbouwing van de tarieven,leidde op zich niet tot het oordeel dat de beleids-regels van 2004 niet ten grondslag kunnen wor-den gelegd aan de bestreden tariefbeschik-kingen. Nu de beroepsgroep zelf, vertegenwoor-digd door de NMT, de correctie en interpretatiesvan gegevens tot de normwaarden die aan detariefbeschikkingen ten grondslag zijn gelegd,mede heeft uitgevoerd, hoefde verweerster nietnadere feitelijke gegevens en informatie over derepresentativiteit van de normatieve onderbou-wing van de tarieven van de orthodontistentrachten te verkrijgen, alvorens tot vaststellingvan de beleidsregels over te gaan. Uit het in deWTG opgenomen systeem volgt dat de mate vaninstemming van de representatieve organisatiedie bij de totstandkoming van de tariefbeschik-king betrokken is geweest, een belangrijke indi-catie vormt voor de beantwoording van de vraagof in beginsel uitgegaan kan worden van de aan-vaardbaarheid van een beleidsregel. Dat leidt toteen verhoogde stel- en bewijsplicht voor de indi-viduele beroepsbeoefenaar die de geldigheid vande maatregel wil aantasten. Appellanten haddengeen bijzondere omstandigheden aangevoerdop basis waarvan moet worden geoordeeld datverweerster in hun geval tot afwijking van debeleidsregels had moeten besluiten. Ook de stel-ling dat verweerster de voorwaarden verbondenaan de beleidsregels en tariefbeschikkingen, teweten dat met het oog op tarifering vanaf 1 janu-ari 2007 nader onderzoek zal worden gedaanom te komen tot vaststelling van de praktijk-omzet, een aantal met name genoemde kosten-

ZenF-0108-cyaan.qxd 8-2-08 15:23 Pagina 30

Page 2: 22 Tariefkorting Orthodontietarieven Vanaf 1 Januari 2005

jurisprudentie

31zorg & financiering > 1/2-2008

posten en de normering van kapitaallasten, nietheeft vervuld, kon niet leiden tot het oordeel datde bestreden besluiten niet in stand kunnen blij-ven. Voor zover bij gebleken juistheid van diestelling daaraan consequenties verbonden moe-ten worden, gold reeds gelet op het ex tunckarakter van de toetsing van de onderhavigebesluiten, dat die consequenties niet de onder-havige tariefbeschikkingen kunnen betreffen.Van strijd met de rechtszekerheid was geen

sprake. Dat een aangepaste rekennormpraktijkper 1 januari 2003 als uitgangspunt voor de tari-fering zou gelden, was gedurende het geheleproces van tariefvaststelling steeds explicietgesteld en maakte onderdeel uit van de door deNMT voorgestelde optie tot tariefaanpassing dieaan de tariefbeschikkingen ten grondslag isgelegd.Bron: RZA 2007, 179<

23 verlaging tarieven orthodontisten per juli 2007 niet onrechtmatig

De enkelvoudige kamer van het College vanBeroep voor het Bedrijfsleven (CBB) deed op24 september 2007, onder nummer AWB07/515, 07/735, uitspraak in een geschil tussende Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en ortho-dontisten.

Het college achtte een herziening van de tarie-ven voor de orthodontisten niet onbegrijpelijk.Daarbij was van belang dat, gelet op artikel 3,vierde lid, Wet marktordening gezondheidszorg(Wmg), betaalbaarheid en toegankelijkheid vande orthodontische zorg – ook in het derde com-partiment – mede bepaald worden door dehoogte van de maximumtarieven. Niet wasgebleken dat het de NZa niet vrij zou staan ombij de totstandkoming van de tarieven voor depraktijkkosten en de productie uit te gaan vanfeitelijke gemiddelden. Ook was er geen sprakevan een met de Wmg evident strijdige inko-menspolitiek. Ook hier had de NZa gewichtkunnen hechten aan het belang van de consu-ment, zoals neergelegd in artikel 3, vierde lid,Wmg. Er was voorts geen sprake van strijdig-heid met het vertrouwensbeginsel. Evenmin waser een toezegging van de NZa ten aanzien vanconcrete uitkomsten van de uiteindelijke tarief-korting. Dat de NZa had gekozen om over tegaan van een normatieve onderbouwing naareen onderbouwing van feitelijke gemiddelden

zal verzoekers weliswaar rauw op het dak zijngevallen, maar maakt de beleidsregel naar voor-lopig oordeel nog niet evident onrechtmatig.

Bij de berekening van het praktijkkostenbe-standdeel zijn vraagtekens te plaatsen, omdatdeze berekening uitsluitend afhankelijk is vande wijze waarop de orthodontisten de verschil-lende kosten (o.a. huisvesting- en financierings-kosten) in hun jaarstukken van 2001 hebbenverantwoord en aldus onderscheid maakt naargelang sprake is van financiering met eigen ofvreemd vermogen en naar gelang sprake is vanhuisvesting in een eigen locatie of een gehuurdelocatie. Deze berekening kwam het college ophet eerste gezicht niet consequent voor, maarkon ook weer niet leiden tot een evidente on-rechtmatigheid van de beleidsregels, omdatvaststaat dat de gemiddelde werkelijke kostenvoor praktijken van drie tot vijf stoelen slechtsbeperkt afwijken van de praktijkkostenbestand-delen voor 2001, waarin wel rekening is gehou-den met genormeerde huisvesting- en finan-cieringslasten.

Ten aanzien van de tijdbesteding van orthodon-tisten was de voorzieningenrechter het met deNZa eens dat het niet zonder meer voor de handligt om een rechtstreeks verband aan te nementussen een bepaald aantal te werken uren en een

ZenF-0108-cyaan.qxd 8-2-08 15:23 Pagina 31