22 © Noordhoff Uitgevers bvhoadd.noordhoff.nl/sites/7475/_assets/7475d04.pdf · portfolio kunt...

35
22 © Noordhoff Uitgevers bv

Transcript of 22 © Noordhoff Uitgevers bvhoadd.noordhoff.nl/sites/7475/_assets/7475d04.pdf · portfolio kunt...

22 © Noordhoff Uitgevers bv

werken aan je portfolio.indb 22werken aan je portfolio.indb 22 08-02-2010 13:36:2208-02-2010 13:36:22

© Noordhoff Uitgevers bv 23

2

bekwaamheidseisen 26

competenties 26

beroepstaak 26

beroepsproducten 26

verantwoorden 27

feedback 28

competentiematrix 28

competentievenster 28

prestatie-indicatoren 28

breder perspectief 34

onderwijsvisie 35

verhelderingsvragen 36

sleutelbegrippen 36

verkenning 37

observatieplan 39

observatieverslag 39

halo-effect 40

horn-effect 40

360° feedback 46

In dit hoofdstuk beantwoorden we de volgende vragen:• Op welke wijze hangt je portfolio samen met de competenties die je hoort te bewijzen?• Waarom hoort een beroepsproduct in je portfolio?• Hoe maak je een start met het verzamelen van informatie voor het vullen van je portfolio?• Hoe verzamel je informatie uit de literatuur?• Hoe verzamel je informatie uit observaties?• Hoe verzamel je informatie uit gesprekken?• Hoe verzamel je informatie uit documenten?• Hoe verzamel je informatie uit feedback?• Hoe verzamel je informatie uit reflecties?• Hoe orden je de verzamelde informatie?

2Hoe zorg je voor een goed gevuld portfolio?

werken aan je portfolio.indb 23werken aan je portfolio.indb 23 08-02-2010 13:36:2508-02-2010 13:36:25

© Noordhoff Uitgevers bv24

2

Judith is sinds een paar weken eerstejaars-student aan de pabo. Judith weet dat ze een portfolio moet samenstellen. Ze weet dat haar opleiding met twee soorten portfolio’s werkt: een ontwikkelingsportfolio en een beoordelingsportfolio. Samen met haar medestudent Marloes zit ze achter de computer. Ze bekijken de handleiding voor het opstellen van een digitaal ontwikkelings-portfolio. De handleiding is duidelijk: je ziet meteen hoe en waar je documenten moet plaatsen. ‘Wat ik nu niet begrijp’, zegt

Marloes, ‘welke documenten moeten er in je portfolio?’ ‘Ik denk dat er werkstukken en opdrachten in moeten staan’, zegt Judith, ‘maar ik weet het niet zeker. Gisteren had een docent het over beroepsproducten die in je portfolio moeten, maar ik heb geen idee wat dat zijn.’ ‘Ik ook niet, maar we moeten wel volgende week aan onze studie-loopbaanbegeleider laten zien wat we al gedaan hebben, en wat zegt hij als hij ziet dat ik nog helemaal niets heb!’ zegt Marloes ongerust.

Een portfolio vullen

werken aan je portfolio.indb 24werken aan je portfolio.indb 24 08-02-2010 13:36:2608-02-2010 13:36:26

© Noordhoff Uitgevers bv 2 HOE ZORG JE VOOR EEN GOED GEVULD PORTFOLIO? 25

2

§ 2.1 Portfolio van een leraar basisonderwijsIn deze paragraaf kijken we naar de inhoud van het portfolio van een leraar basisonderwijs. De inhoud van je portfolio haal je uit het werk als leraar: uit de beroepstaken die je daar uitvoert.

2.1.1 Inhoud van het portfolioAls er aan je gevraagd wordt hoe het gaat met je stage en wat je al allemaal gedaan hebt met je groep, dan vertel je welke lessen je hebt gegeven. Je vertelt waarschijnlijk ook over dat ene kind in de klas dat opvalt omdat het een beperking heeft of wat meer moeite met het verwer-ken van de leerstof. Of je vertelt over de school waar je stage loopt: dat ze werken volgens een bepaald uitgangspunt, een visie. Het kan ook zijn dat je vertelt over de samenwerking met je mentor, hoe goed die is of hoe lastig je het vindt. Hoe het ook zij, in je verhalen vertel je over je toekomstige beroep en over al die taken die je moet gaan doen later. Nu nog onder supervisie, je loopt immers nog stage, maar straks helemaal zelfstandig. Waarschijnlijk kun je, na een bepaalde periode van je opleiding, al heel goed vertellen waar je goed in bent en wat je nog wilt leren. Kortom: je creëert in je hoofd al een uitgewerkt beeld van je toekomstige beroep. Je kunt aangeven wat je al gedaan hebt om een goede leerkracht te worden en wat je nog wilt gaan doen. Je hebt zelf een beeld hoe jij bent als leerkracht, wat jouw kwaliteiten zijn en waar je nog veel in te leren hebt. Tijdens een gesprek met je begeleider kun je dit ook onder woorden brengen. Op die manier krijgt je begeleider of je medestudent een goed beeld van jouw kwaliteiten als leerkracht en kan hij beoordelen of je competent bent.In je portfolio doe je, net als in een gesprek, verslag van alles wat je hebt gedaan en bewijs je dat je competent bent.

Om je portfolio te vullen, staan je verschillende wegen ter beschikking. Je kunt je portfolio vullen met uitgewerkte opdrachten van je opleiding. Maar ook met producten die je zelf hebt bedacht en gemaakt. Hoe je ook je documenten gaat maken, die in je portfolio komen, je hebt altijd informatie nodig om zo’n document te schrijven. In dit hoofdstuk kun je lezen hoe je de informatie die je nodig hebt om je portfolio te vullen, kunt verzamelen. Bovendien passeert een tweetal soorten producten waarmee je het portfolio kunt vullen, de revue: beroepsproducten en onderzoeksverslagen.

2.1.2 Competenties van de leraar basisonderwijsAls aankomend leraar basisonderwijs heb je een verantwoordelijke taak. Je belangrijkste taak is om goed onderwijs te leveren. Ouders en kinderen mogen van je vragen dat je goed onderwijs geeft. Dat betekent dat je veel kennis moet hebben van allerlei vakken en vakdomeinen. Zo wordt bijvoor-beeld van je verwacht dat je zelf in staat bent om uit te rekenen hoeveel m² een bepaalde oppervlakte heeft, maar ook dat je kunt uitleggen aan kinderen hoe je dit berekent. Er wordt van je verwacht dat je weet hoe je moet omgaan met kinderen met gedragsproblemen. Verder gaat men er van uit dat je de kinderen kunt uitleggen wat het verschil is tussen de Eerste en de Tweede Kamer. Zelf hoor je foutloos Nederlands te schrijven, maar je kunt dat ook aan kinderen leren. Schoolbesturen gaan er van uit dat je duidelijk en professioneel met ouders kunt communiceren. Dit is slechts een kleine greep uit alle verwachtingen die ouders, kinderen en ook de

werken aan je portfolio.indb 25werken aan je portfolio.indb 25 08-02-2010 13:36:2608-02-2010 13:36:26

© Noordhoff Uitgevers bv26

2

samenleving van je hebben. Kortom, je moet veel waarmaken als leraar basisonderwijs.

Om vast te stellen of je inderdaad zelfstandig kunt functioneren als leraar basisonderwijs zijn er bekwaamheidseisen geformuleerd. Je vindt deze bekwaamheidseisen op www.lerarenweb.nl van de Stichting Beroepskwali-teit Leraren (SBL). Deze stichting heeft eisen opgesteld. In de wet BIO (2004) zijn deze eisen opgenomen en sindsdien wordt iedere leraar op grond hiervan getoetst. In deze bekwaamheidseisen lees je welke kennis en vaardigheden je geacht wordt te hebben. Daarnaast zeggen deze eisen ook iets over de houding die je hebt als leraar. Deze bekwaamheidseisen zijn beschreven in zeven competenties . Lerarencompetenties zijn een geïntegreerd geheel van gedragsrepertoire, kennis, inzicht, beroepshouding en beroepsopvattingen, persoonlijke eigenschappen en kwaliteiten.

Iemand die competent is, is daarom iemand die voldoende kennis en vaardigheden, en de juiste houding bezit om zelfstandig een beroepstaak uit te voeren en dat doet op het vereiste niveau. Een beroepstaak is een afgeronde hoeveelheid werkzaamheden in het beroep van leerkracht, zoals bijvoorbeeld een leergesprek voeren, lesgeven en gesprekken met ouders voeren. Beroepstaken vinden plaats binnen de vier beroepssituaties, zoals je die in hoofdstuk 1 hebt gelezen:1 werken met leerlingen;2 werken met collega’s;3 werken met de omgeving van de school;4 werken aan jezelf (SBL bekwaamheidseisen).

Waarschijnlijk ken je al veel beroepstaken van een leerkracht. Je weet bijvoorbeeld dat een beroepstaak in beroepssituatie 1 ‘Werken met leerlingen’ kan zijn: een themaweek organiseren, waarbij je alle vakdomei-nen aan de orde laat komen, en waarbij je alle activiteiten rond het thema groepeert. Maar een beroepstaak van 1 ‘Werken met leerlingen’ kan ook zijn: het werken met het directe instructiemodel tijdens de rekenles, of het voeren van een leergesprek.

Een beroepstaak in beroepssituatie 2 ‘Werken met collega’s’, kan zijn het deelnemen aan de sinterklaascommissie. Een beroepstaak in beroepssitu-atie 3 ‘Werken met de omgeving van de school’ is bijvoorbeeld het tienmi-nutengesprek met ouders voeren, of het ontwerpen van een speurtocht door de buurt. Ten slotte kan een beroepstaak in beroepssituatie 4 ‘Werken aan jezelf’ zijn dat je aan de hand van je feedback en reflecties je onderwijsvisie ontwikkelt.

Binnen de beroepssituaties zijn zo verschillende beroepstaken te beden-ken. Elke beroepstaak levert een of meer beroepsproducten op, of enkele beroepstaken samen leveren een beroepsproduct op. Beroepsproducten zijn uitgevoerde beroepstaken. Een van je beroepstaken is lesgeven en het beroepsproduct dat hieruit voortvloeit is een les die je gegeven hebt. Een van je beroepstaken is vieringen organiseren. Je beroepsproduct kan dan zijn dat je het sinterklaasfeest in de onderbouwgroepen hebt georgani-seerd. In je portfolio zet je het verslag van een beroepsproduct dat je opgeleverd hebt. Zo kun je een beroepsproduct hebben rond het thema ‘water’. De beroepstaak is dat je het thema voorbereidt en organiseert.

Bekwaam-heidseisen

Competenties

Beroepstaak

Beroeps-producten

werken aan je portfolio.indb 26werken aan je portfolio.indb 26 08-02-2010 13:36:2608-02-2010 13:36:26

© Noordhoff Uitgevers bv 2 HOE ZORG JE VOOR EEN GOED GEVULD PORTFOLIO? 27

2

Het beroepsproduct is dan de beschrijving van het thema en wat het jou aan nieuwe competenties heeft opgeleverd. Een beroepsproduct is dus datgene wat je oplevert als je gewoon je werk als leerkracht in of buiten de klas doet. Als je het product neerlegt in een verslag, leg je verantwoording af van de manier waarop jij als leerkracht in deze beroepssituatie, een beroepstaak hebt uitgevoerd.

Ieder beroep heeft zijn eigen beroepstaken. In sommige beroepen bestaan de taken uit het uitvoeren van dat wat een ander heeft bedacht. Als onderwijsassistent bijvoorbeeld geef je ook les, maar dan doe je dit in opdracht van de leerkracht en wordt van jou verwacht dat je de aanwijzingen van de leerkracht en van de methode nauwgezet volgt. Het werk van een onderwijsassistent is vaak meer uitvoerend. Van jou als op hbo-niveau opgeleide medewerker wordt verwacht dat je meer kunt dan alleen uitvoe-rend werk. Je dient aanwijzingen wel op te volgen, maar ook degene die de aanwijzingen geeft (dat kan een leraar zijn of een methode bijvoorbeeld) kritisch durven te bevragen. Hiervoor moet je kennis van en inzicht hebben in het vakgebied dat je wilt uitdragen. Verder wordt van je verwacht dat je die kennis en inzichten zodanig kunt toepassen dat je beroepstaken op een goed niveau kunt uitvoeren. Bovendien wordt ervan uitgegaan dat je beroepstaken niet zomaar uitvoert ‘omdat dit altijd zo wordt gedaan’, maar dat je daar ook goed over hebt nagedacht. Je moet jouw werkwijze goed kunnen verantwoorden en dat doe je op grond van gelezen theorie en uitgevoerde praktijk. Vervolgens wordt er van je verwacht dat je op grond van de beroepstaken op een juiste wijze communiceert met alle betrokkenen.

Het gaat er dus om dat jij de beroepstaken die horen bij het beroep dat je gaat uitoefenen, in dit geval het beroep van leraar basisonderwijs, op een juiste wijze kunt uitvoeren en dat je zelfstandige keuzes maakt in wat je doet. Bovendien moet je alles wat je doet kunnen verantwoorden . Verant-woorden ten opzichte van de kinderen, van hun ouders, van je collega’s en van je directie. Dit betekent dat je bereid bent en in staat bent om aan anderen uit te leggen wat je aan het doen bent, waarom je dat doet en waarom je dat op deze manier doet. Het is de bedoeling dat je tijdens je opleiding gaat leren hoe je op een goede manier de beroepstaken uitvoert.

Je kunt op verschillende manieren leren hoe je de beroepstaken op een juiste wijze kunt uitvoeren. Deze verschillende manieren komen verderop in dit hoofdstuk en de volgende hoofdstukken nog aan bod. Een paar voor-beelden volgen hierna:• Het observeren. Je observeert je mentor als die een beroepstaak

(bijvoorbeeld een les) uitvoert, en je kijkt op die manier ‘de kunst af’.• Het reflecteren. Je schrijft een reflectieverslag en aan de hand van die

reflectie kom je tot de ontdekking wat je moet doen om een betere leraar te worden.

• De theoretische verdieping. Je hoort dat een kind in jouw stageklas de ziekte van Duchenne heeft. Je had natuurlijk al gezien dat het kind regelmatig in een rolstoel zit, maar nu je weet hoe de ziekte heet ga je je verdiepen in de achtergronden daarvan. Je probeert mee te denken met de leerkracht om het kind nog betere hulp te bieden.

• Het verwerken van feedback. Je hebt een les gegeven en je vraagt je mentor om feedback. Vervolgens gebruik je de feedback om je eigen handelen te verbeteren.

Verantwoorden

werken aan je portfolio.indb 27werken aan je portfolio.indb 27 08-02-2010 13:36:2608-02-2010 13:36:26

© Noordhoff Uitgevers bv28

2

Het observeren, het reflecteren, de theoretische verdieping en het gebruik-maken van feedback zorgen ervoor dat jij een steeds betere leraar wordt. Soms merk je zelf dat je een betere docent geworden bent. Je ziet duidelijk vooruitgang bij jezelf. Maar het kan ook zijn dat je zelf die vooruitgang nog niet zo ziet. Daarom is het van belang dat je veel feedback vraagt aan ande-ren die je bezig zien, terwijl je beroepstaken uitvoert. Vraag het bijvoorbeeld aan je mentor, aan medestudenten, aan andere leraren die je begeleiden. Zorg ervoor dat je aan verschillende mensen feedback vraagt. Je krijgt dan een completer beeld van jezelf als leraar basisonderwijs.

Jouw observaties, reflectieverslagen, theoretische verdieping en de door jou verkregen feedback vormen een goede input voor je portfolio. Aan de hand van deze informatie kunnen jouw beoordelaars op de opleiding zien dat je competent bent als leraar basisonderwijs.Eén voorwaarde is dan dat je portfolio overzichtelijk is samengesteld, een andere voorwaarde is dat ieder beroepsproduct in dat portfolio laat zien over welke kwaliteiten je beschikt. Je gebruikt het portfolio om aan te tonen dat je competent bent. Zoals ook al in hoofdstuk 1 is gezegd: om te bewijzen dat je vaardig bent. Hoe je je portfolio samenstelt, kun je lezen in hoofdstuk 4.

2.1.3 Competent in het uitvoeren van beroepstakenOm te laten zien dat je competent bent, moet je eerst weten welke compe-tenties je moet bezitten als leraar basisonderwijs. Je eigen opleiding heeft hiervoor waarschijnlijk een overzicht gemaakt. Vaak gebruiken opleidingen hiervoor de competenties zoals de Stichting Beroepskwaliteit Leraren (SBL) deze heeft opgesteld. Kijk maar eens op de website van SBL: www.lerarenweb.nl/bekwaamheidseisen. Hier vind je een overzicht van de zeven SBL-competenties, die gebaseerd zijn op de beroepssituaties waarmee een leraar basisonderwijs te maken krijgt.

Alle pabo’s maken gebruik van de SBL-competenties. Het is daarom waarschijnlijk dat er op jouw pabo zoiets is als een competentiematrix of een competentievenster . De matrix of het venster is voor jou alvast ingevuld. Je kunt hierin zien welke competenties er van je gevraagd worden en hoe je kunt laten zien dat je competent bent. Vaak kun je door middel van prestatie-indicatoren te weten komen welk gedrag je moet laten zien om te bewijzen dat je competent bent. Een prestatie-indicator geeft aan welke ‘prestatie’ (dat kan een houding zijn of bepaald gedrag in een situatie) je moet leveren, wil je echt competent zijn. Een voorbeeld vanuit de bekwaamheidseisen van SBL is:

Om te bewijzen dat je organisatorisch competent bent, moet je onder andere voldoen aan de volgende prestatie-indicator:Hij (dat is de leraar basisonderwijs) gebruikt organisatievormen, leermiddelen en leermaterialen die leerdoelen en leeractiviteiten ondersteunen. (Bron: www.lerarenweb.nl/bekwaamheidseisen)

De prestatie-indicator geeft al aan hoe je kunt bewijzen dat je competent bent: je moet laten zien dat je organisatievormen, leermiddelen en leerma-terialen gebruikt. Je moet daarnaast ook duidelijk maken hoe die organisa-tievormen, leermiddelen en leermaterialen de leerdoelen en leeractiviteiten van de kinderen ondersteunen. Het is dus geen kwestie van: ‘Mijn mentor

Feedback

Competentie-matrixCompetentie-vensterPrestatie-indicatoren

werken aan je portfolio.indb 28werken aan je portfolio.indb 28 08-02-2010 13:36:2608-02-2010 13:36:26

© Noordhoff Uitgevers bv 2 HOE ZORG JE VOOR EEN GOED GEVULD PORTFOLIO? 29

2

doet het zo of de methode geeft het aan en ik voer uit wat me verteld is’, want dat doet een onderwijsassistent. Maar als leraar basisonderwijs denk je zelf actief na over het inzetten van middelen en materialen. Je kunt verantwoorden waarom je dat op deze manier gedaan hebt.Aan de hand van een prestatie-indicator kun je laten zien dat je competent bent. Om te laten zien dat je competent bent, moet je daarom de prestatie-indicator goed begrijpen. Dat betekent dat je jezelf af moet vragen of je begrijpt waar de prestatie-indicator over gaat en welke kennis, vaardigheden en houdingen je nodig hebt om te bewijzen dat je competent bent. In voor-gaand voorbeeld zou je jezelf kunnen afvragen: ‘Wat zijn organisatievormen, leermiddelen en leermaterialen en welke kan ik wanneer het beste inzetten in een les?’

Als je goed kijkt zit er achter de prestatie-indicator heel wat kennis verbor-gen: kennis over organisatievormen, kennis over leermiddelen, kennis over leermaterialen. Maar ook kennis over de didactiek, over hoe je moet lesgeven. In de prestatie-indicator zie je ook dat je vaardig moet zijn in het inzetten van verschillende organisatievormen in je lessen. Je moet vaardig zijn in het gebruiken van leermiddelen en leermaterialen. Je moet vaardig zijn in het lesgeven. Daarbij is ook duidelijk dat je een bepaalde houding moet hebben, bijvoorbeeld een kritische houding, zodat je goed nadenkt bij wat je doet en goed kunt verantwoorden welke organisatievorm je in een bepaalde les inzet. Zo lees je in één zin in een prestatie-indicator een hele wereld aan kennis, vaardigheden en houdingen.

Om er achter te komen om welke kennis, vaardigheden en houding het gaat, ga je informatie verzamelen. Je stelt bijvoorbeeld vragen aan je docent; je leest boeken over het onderwerp van de prestatie-indicator; je vraagt je medestudenten om advies; je reflecteert op je eigen handelen. Op deze wijze kun je vaststellen waar het om gaat in de prestatie-indicator en kun je verwoorden wat je al hebt geleerd en wat je nog moet leren. In je portfolio geef je aan wat je hebt geleerd.

§ 2.2 Beginnen met het verzamelen van informatieIn deze paragraaf kijken we naar het verzamelen van informatie. Met deze informatie schrijf je uiteindelijk de documenten voor je portfolio, zodat je kunt aangeven wat je hebt geleerd.

2.2.1 Het maken van een planHet verzamelen van informatie om een beroepsproduct te kunnen schrijven, begint altijd met het stellen van een vraag. Wie een goede vraag stelt, heeft het halve werk al gedaan. Als we ons voorbeeld over het thema ‘water’ even terughalen. Dan kunnen we bij dit thema de vraag stellen: Hoe zorg ik ervoor dat mijn leerlingen effectief leren bij het thema ‘water’? Deze vraag zou je kunnen ontleden in twee vragen:1 Wat zijn organisatievormen, leermiddelen en leermaterialen?2 Welke organisatievormen, leermiddelen en leermaterialen kan ik het

beste in welke les inzetten?

Om uiteindelijk een goed beroepsproduct te kunnen schrijven, is het antwoord op beide vragen nodig. Je moet daarom voldoende informatie

werken aan je portfolio.indb 29werken aan je portfolio.indb 29 08-02-2010 13:36:2608-02-2010 13:36:26

© Noordhoff Uitgevers bv30

2

verzamelen om een antwoord te geven op deze vragen. Je moet er dan wel zeker van zijn dat je een juist antwoord gevonden hebt. Om ervoor te zorgen dat je zeker weet dat het een bruikbaar en goed antwoord is, is het van belang om methodisch en doelgericht het antwoord te zoeken. Dit sluit overigens niet uit dat je bij toeval kunt stuiten op informatie die relevant voor je is, of die zelfs een nieuwe vraag kan oproepen. Zoek methodisch en doelgericht, maar blijf openstaan voor nieuwe inzichten en nieuwe informatie.

Dit is een methode in drie stappen die je zou kunnen volgen bij het beantwoorden van je vragen:1 Een plan maken om een antwoord te krijgen op de vraag.2 Informatie verzamelen waaruit je een antwoord kunt krijgen op die vraag.3 Verslagleggen wat het antwoord op de vraag is en welke manier je

gebruikt hebt.

Ad 1 Een plan maken om een antwoord te krijgen op de vraagOm de juiste informatie te verzamelen is het nodig dat je eerst hebt gekeken naar het eerste deel van je vraag: ‘Wat zijn organisatievormen, leermiddelen en leermaterialen?’ Waarschijnlijk krijg je dit tijdens de lessen op de opleiding te horen, maar je kunt ook zelf op zoek. Er zijn veel boeken en artikelen waarin wordt uitgelegd wat vormen, middelen en materialen zijn en waarin je voorbeelden van bruikbare vormen, middelen en materialen tegenkomt.Je maakt vervolgens een plan waarin je aangeeft op welke manier je op zoek gaat naar de juiste informatie. In hoofstuk 4 lees je hoe je een schrijfplan maakt.

Ad 2 Informatie verzamelen waaruit je een antwoord kunt krijgen op die vraagJe leest de literatuur die je hebt opgezocht en vormt je een beeld over je onderwerp. In dit geval denk je na over de verschillende organisatievormen, leermiddelen en leermaterialen.Om je beeld te toetsen, dat wil zeggen, om er zeker van te zijn dat je het goede antwoord hebt gevonden, kun je nog andere literatuur zoeken. Je kunt het natuurlijk ook vragen aan je docent.

Om vast te stellen of je de juiste informatie hebt gevonden, is er een aantal hulpmiddelen beschikbaar. In hoofdstuk 3 kun je lezen hoe je kunt weten of je betrouwbare informatie hebt.

Ad 3 Verslagleggen wat het antwoord op de vraag is en welke manier je gebruikt hebtDeze stap in het proces komt in hoofdstuk 4 uitgebreid aan de orde.

In de volgende paragrafen nemen we de methode die je kunt volgen om juiste en relevante informatie te verzamelen, uitgebreid met je door. Aan de hand van die informatie kun je dan een verslag van bijvoorbeeld een beroepsproduct schrijven voor je portfolio, zoals je in hoofdstuk 4 zult zien.

werken aan je portfolio.indb 30werken aan je portfolio.indb 30 08-02-2010 13:36:2608-02-2010 13:36:26

© Noordhoff Uitgevers bv 2 HOE ZORG JE VOOR EEN GOED GEVULD PORTFOLIO? 31

2

2.2.2 Vragen stellenZoals gezegd, het verzamelen van informatie begint altijd met een vraag die je jezelf stelt. ‘Hoe kan ik...’, ‘Wat doe ik als...’. Je stelt jezelf een vraag waar je een antwoord op wilt weten. Je stelt jezelf die vraag omdat je voelt dat je iets nog niet weet. Bovendien merk je dat je dit moet weten omdat je anders geen goede leerkracht kunt zijn. Als beginnend student kan het lastig zijn om goede vragen te bedenken. Hoe kom je aan je vragen als je nog maar net met je opleiding begonnen bent? Vaak weet je helemaal niet wat je moet vragen. Wat is een goede vraag?

Een goede vraag is allereerst een vraag die relevant is voor je opleiding. Je kunt jezelf allerlei vragen stellen, maar als het niet relevant is voor je latere beroep, is het niet relevant voor je portfolio. De vragen die je jezelf stelt, moeten wel passen bij de opleiding die je volgt. Een voorbeeld: een vraag over hoe de diagnose van de ziekte van Duchenne gesteld moet worden, is waarschijnlijk niet zo relevant voor jou. Maar als je in aanraking komt met de ziekte van Duchenne kan een heel relevante vraag zijn aan welke symptomen je deze ziekte kunt herkennen en hoe je als leerkracht ade-quate hulp kunt verlenen aan dit kind.

Er zijn verschillende manieren om ervoor te zorgen dat je vragen stelt die passen bij je opleiding. Een relevante vraag komt voort uit een aantal zaken. Stel je vragen naar aanleiding van:• de competenties;• de praktijk;• het onderwijsaanbod op je opleiding.

CompetentiesBekijk de competenties die je straks moet bezitten eens goed. Kijk bijvoorbeeld op de website van de SLB, bij de bekwaamheidseisen. Daar staat niet alleen hoe je kunt laten zien dat je competent bent, maar ook welk niveau van kennis je moet bezitten. Lees de competenties goed door. Wat moet je allemaal weten om dit te kunnen bewijzen? Welke kennis heb je daarvoor nodig? Welke vaardigheden heb je nodig? Welke houding heb je nodig?Stel jezelf en anderen steeds de vraag: heb ik deze kennis al in voldoende mate? Heb ik deze vaardigheden al? Laat ik deze houding zien? Vraag het regelmatig aan je mentor op je stageschool, maar ook aan je docenten en aan je medestudenten. Om vast te kunnen stellen dat je ergens competent in bent, is jouw mening slechts één van meerdere. Niet alleen jij, maar ook anderen moeten vinden dat je competent bent. Vraag om eerlijke feedback. Aan oneerlijke feedback heb je niets. Juist omdat je nog veel wilt en moet leren, volg je een opleiding. Om je werk uitstekend te leren doen, heb je feedback nodig. Wie wil leren kan niet zonder de feedback van anderen, liefst deskundigen.Als het antwoord op deze vragen (‘Heb ik voldoende kennis? Heb ik vol-doende vaardigheden? Laat ik deze houding zien?’) niet een overtuigd en onderbouwd ‘ja’ is, dan ga je aan de slag. Je maakt een lijst met vragen, gebaseerd op de competenties, waarop je het antwoord wilt hebben. Je kiest één vraag uit. Als er heel veel vragen zijn waaruit je kunt kiezen, kies dan de vraag die het makkelijkst is te beantwoorden. Of die waarover je binnenkort onderwijsaanbod krijgt, of die op dit moment het meest urgent is.

werken aan je portfolio.indb 31werken aan je portfolio.indb 31 08-02-2010 13:36:2608-02-2010 13:36:26

© Noordhoff Uitgevers bv32

2

Voorbeelden van vragen die voortkomen uit de competenties zijn:• Wat wordt er bedoeld met ‘groepsprocessen’? Wat zijn dat en hoe kan ik

als leraar hiermee omgaan of deze bewust inzetten?• Wat bedoelt men met de sociaal-emotionele ontwikkeling van een kind

en hoe verloopt die?• Hoe maak ik een goede lesvoorbereiding?• Wat wordt er bedoeld met cultuurverschillen tussen school en thuis? Ik

heb toch alleen maar autochtone kinderen in de klas? Zijn er dan ook cultuurverschillen?

• Hoe kan ik op een goede manier reflecteren?

PraktijkTijdens de stage kom je in aanraking met het echte beroep van leraar. Houd je oren en ogen wijd open, want hier kun je veel leren. Vanuit je stage kun je heel veel vragen stellen. Stel die vragen gerust, en zorg ervoor dat je niet te snel gaat denken dat iets ‘zo hoort’ of ‘zo doen ze dat gewoon’, of: ‘de methode zegt toch dat het zo moet’. Blijf jezelf altijd afvragen waarom iets op die manier gedaan wordt en waarom dit is zoals het is. Stel je mentor veel vragen. Stel je docenten op de opleiding veel vragen. Vraag door naar het waarom.

Voorbeelden van vragen die voortkomen uit de praktijk zijn:• Hoe zorg ik ervoor dat de kinderen in de klas naar mij luisteren als ik

iets wil uitleggen?• Hoe kun je er als leerkracht voor zorgen dat er niet (meer) gepest wordt

in de klas?• Hoe kan ik de rekenles uitdagender maken voor de kinderen, zonder dat

ik de doelen die we moeten halen, loslaat?• Mijn stageschool is een OGO-school. Wat is dat eigenlijk? Waar zie ik dat

in terug? En hoe kan ik zelf ook met het OGO-concept werken?• Mijn mentor zegt dat ik te weinig uitstraling heb voor de klas. Wat

bedoelt hij eigenlijk? Wat zou ik er aan kunnen doen?

OnderwijsaanbodTijdens lessen en andere onderwijsactiviteiten krijg je veel informatie. Soms lijkt deze informatie logisch, maar soms roept ze ook vragen op. Van sommige onderwerpen zou je bijvoorbeeld wel meer willen weten.

Voorbeelden van vragen die voortkomen uit het onderwijsaanbod zijn:• Waarom is spelen zo belangrijk voor jonge kinderen? Wat betekent dit

voor de manier waarop ik onderwijs aanbied in de onderbouw?• Wat is ADHD? Wanneer heeft een kind ADHD en wat kan ik als leerkracht

doen om dit kind te helpen?• Op welke manier zie ik in mijn stagegroep de theorie over groepsproces-

sen terug? Herken ik de theorie in de praktijk?

2.2.3 Vragen beantwoordenHet kan niet anders of je krijgt op een bepaald moment in je opleiding heel wat vragen die je beantwoord wilt hebben. Je kunt niet op alle vragen een uitgebreid antwoord zoeken, en dat hoeft ook niet. Sommige vragen hebben aan een kort antwoord voorlopig voldoende. Sommige vragen kun je beantwoorden door ze aan je mentor te stellen. Andere vragen worden tijdens de lessen op je opleiding beantwoord. Maar er blijven altijd vragen

werken aan je portfolio.indb 32werken aan je portfolio.indb 32 08-02-2010 13:36:2608-02-2010 13:36:26

© Noordhoff Uitgevers bv 2 HOE ZORG JE VOOR EEN GOED GEVULD PORTFOLIO? 33

2

over. En met deze vragen kun je aan de slag. Met deze vragen kun je informatie verzamelen om je portfolio te vullen.Bij het verzamelen van informatie, met als doel er uiteindelijk je portfolio mee te vullen, is een goede voorbereiding van groot belang. Tref je geen goede voorbereiding, dan loop je het gevaar dat je informatie verzamelt waar je achteraf niet veel aan hebt. Je besteedt dan te weinig aandacht aan het maken van een plan. Juist dat plan is zo belangrijk. Het dwingt je om je gedachten te ordenen en goed na te denken voordat je iets gaat doen. Het dwingt je om na te denken op welke vraag je een antwoord wilt hebben en hoe je tot dat antwoord gaat komen.

Als je zomaar ergens aan begint, loop je een heel grote kans om vast te lopen. Een goed plan kost tijd, maar je bent dan al meer dan half op weg.Als je een vraag hebt en meteen aan de slag gaat, leidt dit vaak tot momen-ten waarop je vastloopt en niet meer goed weet wat je moet doen. Vaak wil je er te veel bij halen en verzamel je veel te veel informatie. Beperken is van groot belang. Zorg dat je een goed plan maakt, zodat je kunt voorko-men dat je vastloopt. Vermijd de valkuil van te snel aan het werk te gaan.

Wie te vroeg start, kan er achter komen dat uren werk voor niets zijn geweest. Om te voorkomen dat je werk gaat zitten doen waar je later niets meer aan hebt, benoemen we hier drie fases die je eerst doorloopt, voordat je begint met het verzamelen van informatie. Het is belangrijk om een logboek bij te houden. In hoofdstuk 4 wordt uitgelegd wat een logboek is en hoe je dat bijhoudt.Doorloop de volgende drie fases voordat je informatie verzamelt:• fase 1: de vraag formuleren;• fase 2: de vraag verkennen;• fase 3: sleutelbegrippen definiëren.

Fase 1: De vraag formulerenZoals we al aangaven begint informatie verzamelen met jezelf een vraag te stellen. Dat klinkt eenvoudiger dan het is. Want het hele proces van zoeken, vinden en verzamelen staat of valt met de vraag die je hebt. Als je een vraag hebt, is het van belang om eerst goed naar de vraag zelf te kijken. Probeer door middel van onderstaande vragen duidelijk te krijgen wat precies je vraag is. Stel deze vragen aan jezelf, maar laat deze vragen ook door iemand anders aan jou stellen. Denk aan een medestudent of aan een docent:• Wat wil je precies weten? Kun je dat heel precies omschrijven?• Wat is het onderwerp?• Wat heeft dit onderwerp te maken met je competentieverwerving?• Hoe past dit onderwerp in je opleiding?• Waarom wil je dit weten? Waarom vind je dit belangrijk?• Wat weet je eigenlijk al over het onderwerp?• Wat wil je precies te weten komen en met welk doel?• Denk goed na of je misschien al in je hoofd een conclusie hebt getrok-

ken die je bevestigd wilt zien. Of sta je er open tegenover?

Aan de hand van deze vragen zal het je steeds duidelijker worden wat je vraag precies is. Op de website bij dit boek kun je voorbeelden zien hoe een vraag zich kan ontwikkelen, door middel van het stellen van deze vragen.

werken aan je portfolio.indb 33werken aan je portfolio.indb 33 08-02-2010 13:36:2608-02-2010 13:36:26

© Noordhoff Uitgevers bv34

2

Zodra je een vraag hebt gekozen, ga je de vraag verkennen, dat wil zeggen: je verkent de inhoud waar de vraag over gaat. Probeer je vraag eens in een breder perspectief te plaatsen. Past dit onderwerp binnen een vakgebied, of binnen verschillende vakgebieden, en zo ja, welke? Kun je een overzicht geven hoe dit er binnen past? Waarom wil je dit onderwerp bespreken? Past het binnen een ontwikkeling in de samenleving? Probeer hier goed over na te denken en plaats je onderwerp in een breder perspectief. Je kunt een onderwerp zetten in het perspectief van een vakgebied, zoals in voorbeeld 2.1. Je kunt een onderwerp ook plaatsen in het perspectief van bijvoorbeeld de politiek of de samenleving. Denk aan de aandacht die er tegenwoordig is voor het feit dat veel kinderen al op jonge leeftijd te dik zijn, en wat dit te maken heeft met de aandacht op school voor het spel op het schoolplein.

In voorbeeld 2.1 wordt het vakgebied psychologie ingeperkt tot het vakge-bied ontwikkelingspsychologie. We kiezen binnen het vakgebied ontwikke-lingspsychologie voor de theorieën over de cognitieve ontwikkeling. We specificeren het tot de theorieën van Piaget. We focussen daarbij op enkele bekende begrippen in de theorie. Deze begrippen uit de theorie worden vervolgens gebruikt om de praktijk te beschrijven. Je kunt ook beginnen bij stap 8 en dan het onderwerp breder trekken.

Breder perspectief

PRAKTIJKVOORBEELD 2.1

HET PLAATSEN VAN EEN ONDERWERP IN HET PERSPECTIEF VAN HET VAKMarit heeft tijdens het onderwijsaanbod van de docent Ontwikkelingspsychologie gehoord over de theorie van Piaget. Voor haar zijn de begrippen assimilatie en accommodatie nog behoorlijk verwarrend. Ze besluit voorbeelden te zoeken in de praktijk, waarbij voor haarzelf het onderscheid tussen assimilatie en accommodatie duidelijk wordt. De docent heeft aan het begin van de les de theorie van Piaget in het perspectief van het vakgebied geplaatst. De docent heeft dit trapsgewijs opgeschreven. Marit neemt de acht stappen van de docent over in haar portfolio en vult het aan tot ze bij haar eigen praktijkvoorbeelden is gekomen:

1 Psychologie.2 Ontwikkelingspsychologie.3 Theorieën over de cognitieve ontwikkeling van kinderen van 3 tot 7 jaar.4 Theorie van Piaget over de cognitieve ontwikkeling van kinderen van 3 tot 7 jaar.5 Theorie van Piaget over de ontwikkeling van interne cognitieve structuren (denkkaders)

van kinderen van 3 tot 7 jaar.6 Theorie van Piaget over de ontwikkeling en adaptatie van interne cognitieve structuren

bij kinderen van 3 tot 7 jaar, en de betekenis hierin van assimilatie en accommodatie.7 Theorie van Piaget over de ontwikkeling en adaptatie van interne cognitieve structuren

bij kinderen van 3 tot 7 jaar, en hoe het proces van assimilatie en accommodatie in de praktijk plaatsvindt.

8 Beschrijving van enkele praktijkvoorbeelden waarin men ziet hoe het proces van assimi-latie en accommodatie leidt tot adaptatie van interne cognitieve structuren bij kinderen van 3-7 jaar.

werken aan je portfolio.indb 34werken aan je portfolio.indb 34 08-02-2010 13:36:2608-02-2010 13:36:26

© Noordhoff Uitgevers bv 2 HOE ZORG JE VOOR EEN GOED GEVULD PORTFOLIO? 35

2

Fase 2: De vraag verkennenIn voorbeeld 2.1 dat je zojuist gelezen hebt, wordt slechts één theorie gebruikt om een voorbeeld uit de praktijk te ondersteunen. Onthoud echter goed dat in veel van de domeinen waarmee je te maken krijgt, het lang niet altijd zo is dat er één antwoord is te geven op je vraag. Er zullen altijd verschillende visies bestaan. Ook de theorie van Piaget bijvoorbeeld is niet onomstreden. Een volgende stap in het voorbeeld zou kunnen zijn dat er voorbeelden worden gezocht bij andere theorieën rondom de ontwikkeling van het denken van kinderen.

Zeker als je vraag raakvlakken heeft met bijvoorbeeld pedagogiek of psychologie, is de kans heel groot dat je verschillende antwoorden vindt op je vraag. Om voor jezelf een antwoord te vinden waar je iets mee kunt, moet je daarom de vraag die je hebt, vooraf goed verkennen. Ga er niet meteen na één artikel of boek gelezen te hebben van uit dat dit het goede antwoord is. Ga ervan uit dat er altijd nog een ander goed antwoord bestaat. Het kan zelfs zo zijn dat er verschillende goede antwoorden zijn, die tegenstrijdig zijn aan elkaar. Er bestaan tegenstrijdige opvattingen, met allebei bruikbare argumenten. Het gaat erom dat je een antwoord vindt dat past in jouw onderwijsvisie en je visie op de ontwikkeling van kinderen. Een onderwijsvisie omvat welke ideeën jij hebt over onderwijs: hoe jij denkt dat kinderen leren, en welke soort onderwijs het beste bij die overtuiging past. Deze ideeën komen niet zomaar uit de lucht vallen, je onderbouwt ze natuurlijk altijd met voorbeelden uit de theorie en uit de praktijk. Je visie is gefundeerd, beredeneerd en verantwoord. Als jij wilt dat jouw antwoord voor jou bruikbaar is, moet je ervoor zorgen dat je weet welke onderwijsvisie jij hebt. Beschrijf voor jezelf vooraf wat jouw visie op onderwijs is.

Je kunt je voorstellen dat een leerkracht die werkt op een OGO-school, waar de ontwikkeling van het kind centraal staat en de leiding van de leerkracht belangrijk is, zal zoeken naar antwoorden die binnen die visie passen. Een voorbeeld:

Een leerkracht op een OGO-school heeft in haar groep 3 in januari een leerling die nog niet op niveau AVI 1 leest. Ze gaat op zoek naar manieren om het kind verder aan het lezen te krijgen. Daarvoor staan haar veel verschillende oplossingen ter beschikking. Ze kan bijvoorbeeld het kind aanmelden bij de intern begeleider of bij de remedial teacher. Ze kan ook in de methode kijken naar tips voor extra hulp. Ze kan ook de leeromgeving in haar klas zo aanpassen dat het kind meer gestimuleerd wordt, bijvoorbeeld door beter bij de belevingswereld van het kind aan te sluiten. Een leer-kracht van een OGO-school zal waarschijnlijk in eerste instantie voor de laatste oplossing kiezen. Niet omdat de andere oplossingen niet goed zijn, maar omdat deze oplossing het best past bij de visie van OGO-onderwijs.

Dit voorbeeld laat zien hoe je door je visie een bepaalde kant op gestuurd kunt worden. Natuurlijk is het niet goed om alle andere oplossingen bij voorbaat meteen uit te sluiten. Als leerkracht houd je een open mind voor alles wat een kind in jouw klas verder kan helpen.

Zorg er dus voor dat je visie heel duidelijk is. De tweede stap is dan dat je heel duidelijk voor jezelf weet wat je doel is waarvoor je informatie wilt verzamelen. Zorg ervoor dat je dit goed kunt uitleggen. Probeer het uit met

Onderwijsvisie

werken aan je portfolio.indb 35werken aan je portfolio.indb 35 08-02-2010 13:36:2608-02-2010 13:36:26

© Noordhoff Uitgevers bv36

2

medestudenten of met een docent. Leg hen uit wat je wilt gaan doen en laat hen dan zelf eens vertellen wat ze voor zich zien als ze aan jouw doel denken. Als dat beeld klopt met wat je zelf voor ogen hebt, heb je het duidelijk gemaakt voor jezelf. Vaak kom je tot de ontdekking dat je nog wat duidelijker moet zijn of dat je het nog niet helder genoeg hebt voor jezelf. Maak dan gebruik van de feedback die je krijgt.

Om een aanzet tot een antwoord te vinden op je vraag, kun je jezelf een aantal verhelderingsvragen stellen. Dit is een voorbeeldrijtje:• Uit welke onderdelen bestaat het onderwerp?• Wat is de geschiedenis van het onderwerp? (Opmerking: doe dit alleen

als het relevant is, je kunt hier in verzanden!)• Welke eigenschappen heeft het onderwerp?• Waar wil je deze informatie voor gebruiken? Plaats in het portfolio

bewijzen van welke competenties, hoort het bij een beroepsproduct?• Waar gaat het inhoudelijk over?• Welke personen of groepen zijn erbij betrokken?• Bij welke visie of welke theorie past dit onderwerp?• Bij welke soort portfolio past deze vraag?• Geeft de vraag zelf al richting aan de manier waarop je de informatie wilt

inzetten in je portfolio?

Als het goed is, is je vraag nu duidelijker geworden. Je weet nu welke vraag je gaat stellen, maar je hebt ook al een beeld van wat je uiteindelijk met de informatie wilt doen. Voordat je verder gaat met de volgende stap (een plan maken), check je nog één keer je vraag aan de hand van de volgende vijf vragen:1 Gaat deze vraag inderdaad over wat jij wilt weten?2 Past deze vraag bij de competenties die je straks moet bewijzen?3 Is het antwoord op deze vraag te geven?4 Is je vraag objectief, dat wil zeggen, zit er geen suggestie in?5 Is je vraag concreet, scherp, nauwkeurig geformuleerd?

Fase 3: Sleutelbegrippen definiërenNu je vraag helder is voor jezelf en voor anderen, ga je alle sleutelbegrippen die in je vraag voorkomen, noteren. In onze voorbeeldvraag ‘Welke organisa-tievormen, leermiddelen en leermaterialen kan ik het beste inzetten in welke les?’, zie je in één oogopslag al drie sleutelbegrippen staan die om nadere specificatie vragen: organisatievormen, leermiddelen en leermateri-alen. Elk begrip ga je definiëren. Wat bedoel je precies met organisatievor-men? En met leermiddelen? En met leermaterialen? Geef een definitie van deze begrippen, zodat iedereen precies weet wat je bedoelt. De definitie zoek je in de literatuur. Soms kom je verschillende definities tegen. Gebruik dan hoofdstuk 3 in dit boek om te beslissen aan welke definitie je de voorkeur geeft.Wie schrijft, heeft te maken met de lezer. Het is belangrijk dat de lezer van jouw portfolio bij de belangrijke woorden de juiste beelden heeft. Als dat niet het geval is, word je verkeerd begrepen. Dat is jammer, zeker als degenen die het lezen je beoordelaars zijn. Probeer je daarom steeds in de lezer te verplaatsen en zorg ervoor dat er geen misverstand kan ontstaan over belangrijke begrippen in je vaktaal. In hoofdstuk 4 komt aan de orde hoe je vaktaal kunt gebruiken in je portfolio.

Verhelderings-vragen

Sleutel-begrippen

werken aan je portfolio.indb 36werken aan je portfolio.indb 36 08-02-2010 13:36:2608-02-2010 13:36:26

© Noordhoff Uitgevers bv 2 HOE ZORG JE VOOR EEN GOED GEVULD PORTFOLIO? 37

2

§ 2.3 Werkwijze bij het verzamelen van informatieIn deze paragraaf kijken we naar de verschillende manieren om informatie te verzamelen. Informatie haal je uit theorie en uit de praktijk. Theorie vind je bijvoorbeeld in boeken, artikelen en op internet. Je komt aan informatie uit de praktijk door observaties, het voeren van gesprekken, het lezen van documenten, feedback die je hebt ontvangen, en je reflecties op eigen handelen.

2.3.1 Een verkenningOp dit moment is het belangrijk dat je een goed schrijfplan gaat maken om een beroepsproduct te schrijven. In dit plan geef je aan wat je gaat doen, wanneer je dat gaat doen en hoe. Kijk op de website bij dit boek en in hoofdstuk 4 voor voorbeelden en uitleg hoe je een schrijfplan schrijft.

Een verkenning in de literatuurAls je vraag voor jezelf duidelijk is, maak je een begin met de informatiever-zameling. Je begint met een verkenning van de inhoud. Stel jezelf de vraag welke literatuur er al is over dit onderwerp. Ga op zoek via goede zoekma-chines. Natuurlijk werkt Google wel, maar kijk eens goed naar je eigen opleiding, vraag na in de mediatheek of er een eigen zoekmachine is. Dan is de kans groter dat je betrouwbare informatie vindt. Een betere zoekma-chine dan Google is bijvoorbeeld www.scholar.google.nl waar je wetenschap-pelijke informatie kunt zoeken. Er zijn ook Engelstalige zoekmachines zoals Eric (Education Resources Information Center). Gebruik hoofdstuk 3 om te weten te komen hoe je betrouwbare literatuur vindt en moet gebruiken. Lees de informatie die je op deze manier vindt globaal door. Probeer een eerste keuze te maken als je veel informatie vindt. Dat wat niet helemaal relevant is voor het beantwoorden van je vraag, sluit je bij voorbaat al uit van je informatieverzameling. Dit noemen we een eerste verkenning .

Consequenties van de verkenningAls je deze eerste verkenning in de literatuur hebt uitgevoerd, kun je een aantal ontdekkingen doen. Je kunt tot de ontdekking komen dat jouw vraag te groot is om te beantwoorden binnen een beroepsproduct, omdat je te veel informatie vindt. Als dat zo is, kun je ervoor kiezen om een onderzoek op te zetten. Je kunt er ook voor kiezen om je vraag in te perken.Je kunt tot de ontdekking komen dat jouw vraag allang op een goede manier beantwoord is door iemand anders. In dat geval lees je de informa-tie die je hebt gevonden goed door. Waarschijnlijk kun je de informatie in je portfolio goed gebruiken. Het kan ook zijn dat je tot de ontdekking komt dat je een vraag hebt gesteld die heel relevant is, en de moeite waard om een antwoord op te zoeken. In dat laatste geval begin je enthousiast aan het verzamelen van meer informatie, zodat je straks je portfolio kunt vullen.

Als je tot de ontdekking komt dat je vraag zo groot is, dat het een heel onderzoek gaat vergen, kun je twee dingen doen. Je kunt met je docent overleggen dat je dit onderzoek gaat opzetten en uitvoeren. Je rapportage voeg je toe aan je portfolio. Mocht je dit willen doen, dan verwijzen we je graag naar literatuur over onderzoek, bijvoorbeeld Basisboek Kwalitatief Onderzoek. Met onderzoek bedoelen we hier: het stellen van een gerichte vraag en het trachten hierop langs systematische weg een antwoord te vinden. Deze systematische weg kent een groot aantal spelregels. Als je

Verkenning

werken aan je portfolio.indb 37werken aan je portfolio.indb 37 08-02-2010 13:36:2708-02-2010 13:36:27

© Noordhoff Uitgevers bv38

2

het onderzoek niet volgens deze spelregels uitvoert, mag je het geen onderzoek noemen. Echt onderzoeken zul je niet vaker dan één of twee keer doen gedurende je opleiding. Onderzoek doen kost namelijk veel tijd. Aan de andere kant is het doen van onderzoek een goede manier om jezelf als professional te ontwikkelen.

Als het doen van onderzoek op dit moment in je opleiding niet past of je er de tijd niet voor hebt, kun je proberen je vraag te verkleinen. Je gaat dan nog wel op een onderzoeksmatige manier aan het werk (zoals altijd met informatieverzameling) maar je voert geen heel onderzoek uit volgens alle regels die daarvoor gesteld zijn. Verkleinen doe je om het onderwerp dichterbij jezelf te brengen. Bijvoorbeeld, de vraag: ‘Hoe is de sociaal-emoti-onele ontwikkeling van kinderen?’ Deze vraag is te groot. Perk deze in, door de vraag specifieker te maken. ‘Welke sociale vaardigheden op het gebied van communicatie met andere kinderen, mag ik verwachten van een kind van 6 jaar?’ Of door een deel van de vraag te nemen en daar een antwoord op te zoeken.

Aan de hand van deze verkenning ga je een schrijfplan schrijven. Hoe je dat precies aanpakt, zie je in hoofdstuk 4. In het vervolg van deze paragraaf laten we zien welke informatie je kunt verzamelen. Om een goed plan van aanpak te kunnen schrijven, is het van belang dat je de rest van paragraaf 2.3 eerst goed doorleest. Op grond daarvan kun je een beslissing nemen over de manier waarop je te werk zult gaan als je informatie verzamelt. Maar je kunt op grond hiervan ook beslissen welke informatie je wilt gaan verzamelen en hoe je dat zult doen.

Om betrouwbare literatuur te zoeken, heb je hoofdstuk 3 nodig. Hier lees je wat betrouwbare bronnen zijn. In subparagraaf 2.3.1 hebben we al aange-geven dat er verschillende zoekmachines zijn op internet waar je betrouw-bare informatie kunt vinden. Gebruik hoofdstuk 3 om voldoende betrouw-bare informatie uit de literatuur te verzamelen.

2.3.2 De praktijkOm een goed antwoord te vinden op je vraag is vaak de theorie niet voldoende. Alleen uit literatuur krijg je geen goed beeld. Zonder literatuur overigens ook niet. Daarom heb je in een goed gevuld portfolio beide nodig: literatuur en praktijk. Om goede informatie uit de praktijk te halen, staat je een aantal manieren ter beschikking. We werken de volgende vijf gangbare manieren uit.1 observeren2 gesprekken voeren3 documenten lezen4 feedback5 reflecteren.

1 ObserverenVoor wie informatie uit de praktijk wil halen, is observeren een van de eerst aangewezen middelen. Maak een onderscheid met het normale waarnemen dat je in de klas doet. Bij observeren is er sprake van bewust waarnemen, waarbij je vooraf een doel vaststelt en een plan maakt voor de manier waarop je dat gaat doen. Observeren is dus niet het ‘achter in de klas zitten en kijken wat er gebeurt’, dit valt onder de noemer ‘waarnemen’.

werken aan je portfolio.indb 38werken aan je portfolio.indb 38 08-02-2010 13:36:2708-02-2010 13:36:27

© Noordhoff Uitgevers bv 2 HOE ZORG JE VOOR EEN GOED GEVULD PORTFOLIO? 39

2

Waarnemen is iets waar je het grootste gedeelte van de dag mee bezig bent. Je mag het observeren noemen, als je voordat je begint, vaststelt waarom je gaat observeren (je doel), waar je op gaat letten en hoe je gaat observeren (je plan). Pas als je een doel en een plan hebt, is er sprake van observeren. Om te weten waar je op moet letten tijdens je waarneming, is het vaak aan te raden om eerst de literatuur te lezen over je onderwerp. Vaak ontdek je dan wat je observatiepunten zijn. Als je zomaar begint met observeren, kom je vaak achteraf tot de ontdekking dat je niet de goede informatie hebt verzameld. Je hebt dan bijvoorbeeld niet gelet op bepaald gedrag, omdat je niet wist dat dit belangrijk was. Als je vooraf de literatuur goed had gelezen, had je dat geweten. Het is dus belangrijk om eerst de literatuur te lezen en dan vast te stellen waar je op gaat letten als je gaat observeren. Maak daarom voor je gaat observeren een plan. Het plan is kort en helder. Leg je plan voor aan je mentor voordat je gaat observeren. Je mentor kan je dan nog wijzen op iets wat je misschien vergeten bent, of wat je beter niet kunt doen.

ObservatieplanIn je observatieplan staan de volgende zaken:a de aanleiding van de observatie;b het observatiedoel en de vraag die je hebt;c een inventarisatie van het concrete gedrag waar je op gaat letten;d de observatiemethode die je gaat volgen en de werkwijze;e de data, plaatsen en tijdstippen waarop je gaat observeren;f de algemene gegevens: naam van de groep, eventueel naam van het

kind of de leerkracht, eventueel een korte toelichting op degenen die je observeert.

Observatie als hulpmiddelObserveren is zeker een goede manier om informatie te verzamelen als je vraag te maken heeft met gedrag van kinderen. Observeren is ook een hulpmiddel om iemand beter te leren kennen of er achter te komen waarom een bepaalde situatie steeds weer uit de hand loopt. Je kunt observeren ook gebruiken om een bepaalde problematiek nader te onderzoeken en zo de achtergronden van het gedrag te achterhalen. Verder is een observatie-verslag natuurlijk handig als je een leerling moet overdragen aan een andere leerkracht. Vaak worden observatieverslagen opgenomen in het leerlingvolgsysteem. Als laatste punt, maar zeker niet het onbelangrijkste, is observeren een manier om je eigen handelen te toetsen en daardoor te verbeteren. Observatie gaat altijd over zichtbaar gedrag. Alles wat niet zichtbaar is in gedrag, is ook niet zichtbaar voor de observator.Je kunt ook jezelf observeren. Om dat te doen, maak je vooraf weer een plan. Tijdens de activiteit waarin je jezelf wilt waarnemen, plaats je een videocamera in de klas. Later kijk je zelf de opname nog eens terug. Samen kijken met je mentor werkt vaak nog beter. Video is een krachtig middel waar je veel van kunt leren. De meeste mensen vinden het span-nend als er een opname van ze wordt gemaakt. Bezwaren zijn vaak dat ze zichzelf zo ‘raar vinden praten’ of dat ze ‘raar doen’. Bedenk dat jij de enige bent die vreemd tegen de opname aankijkt en het op die manier hoort. De ander ziet en hoort jou immers altijd zo.

Observatieplan

Observatie-verslag

werken aan je portfolio.indb 39werken aan je portfolio.indb 39 08-02-2010 13:36:2708-02-2010 13:36:27

© Noordhoff Uitgevers bv40

2

Afstand nemen door observerenObserveren is een vorm van afstand nemen. Je kijkt objectief naar datgene wat je observeert. In eerste instantie beschrijf je alleen gedrag, je trekt nog geen conclusies. Dat klinkt veel gemakkelijker dan het is. De situatie in het normale leven in een klas is zo sterk wisselend en verandert zo snel, dat er vaak een bepaalde snelheid van denken en handelen is geboden voor een leerkracht. Leerkrachten worden daardoor getraind in het snel conclusies trekken. Bij observeren is dit een onjuiste manier van handelen. Hier moet je als leerkracht de rust nemen om goed waar te nemen, en pas te gaan interpreteren als je alle informatie hebt verzameld en geanalyseerd. Daarom is het van belang om tijdens je observatie zo objectief mogelijk te zijn. Zeker als je een beschrijvende observatie doet, moet je subjectieve woorden vermijden. Een zinnetje als: ‘Hij zit niet op te letten’, is subjectief. Beter is: ‘Hij kijkt uit het raam.’ Of het kind al dan niet oplet, kun je niet weten. Misschien kijkt hij uit het raam, maar luistert ondertussen toch naar de leerkracht. Een interpretatie lijkt snel gemaakt, maar wacht ermee tot je voldoende informatie hebt. Wees bedacht op het te veel laten spreken van je eigen mening. Ook een te grote persoonlijke betrokkenheid of een vooroordeel is niet bevorderlijk voor je objectiviteit als observator. Wees vooral bedacht op het halo-effect (een te positieve waardering op grond van een goede eigenschap van de ander) of het horn-effect (een te negatieve waardering op grond van een negatieve eigenschap van de ander).

Werkwijze van observerenEr zijn verschillende manieren om te observeren:• Continue observatie. Gedurende een hele periode achter elkaar. Een

periode kan tien minuten maar ook een halve dag zijn.• Interval observatie. Vooraf stel je vast op welke tijdstippen je gaat

observeren. Bijvoorbeeld om de tien minuten kijk je wat de geobser-veerde doet.

• Situationele observatie. Je observeert in een bepaalde situatie die je vooraf hebt gekozen. Soms lok je de situatie uit, of je bootst de situatie na.

Bij deze soorten observatie kun je ook nog kiezen uit verschillende methoden:• Participerend. Dan maak je deel uit van de situatie waarin je observeert.• Niet-participerend. Je neemt geen deel aan de situatie. Je bent toe-

schouwer.• Ongestructureerd. Vooraf bedenk je niet aan welke regels je jezelf gaat

houden tijdens de observatie.• Gestructureerd. Je stelt vooraf regels op voor je observatie. Dit is vooral

van belang als je verschillende observaties doet of laat doen en die met elkaar wilt vergelijken.

Er zijn verschillende manieren om je observatie te registreren. In de literatuur kun je dit uitgebreid terug vinden. We noemen er nu enkele:• Een beschrijvende observatie. Je maakt dan een filmisch verslag van wat

je hebt gezien. Zonder interpretaties, alleen datgene wat je echt hebt waargenomen. Dus niet: ‘Jan is afgeleid, hij kijkt uit het raam.’ Maar wel: ‘Jan kijkt nu uit het raam.’

• Turven. Je geeft hier aan hoe vaak het gedrag waar je op wilt letten, voorkomt. Event-sampling noemen we dit ook wel.

Halo-effectHorn-effect

werken aan je portfolio.indb 40werken aan je portfolio.indb 40 08-02-2010 13:36:2708-02-2010 13:36:27

© Noordhoff Uitgevers bv 2 HOE ZORG JE VOOR EEN GOED GEVULD PORTFOLIO? 41

2

• Interval. Je noteert bij de interval observatie op vastgestelde tijdstippen welk gedrag zich voordoet. Time-sampling wordt dit ook wel genoemd.

Je mag niet op grond van één observatie al een conclusie trekken. Wil je een goede conclusie trekken en dus een betrouwbaar antwoord vinden op je vraag, moet je verschillende observaties doen. Een minimum is drie observaties. Verwerken van de resultaten van de observatie kun je doen in bijvoorbeeld een overzicht. In dat overzicht zet je alle resultaten op een rij. Er zijn verschillende registratiemogelijkheden bij het observeren. Er zijn bestaande registratieoverzichten die goed te gebruiken zijn. Soms is het beter om je eigen overzicht te maken. Pas als je dit gedaan hebt, mag je gaan interpreteren. Blijf wel zo objectief mogelijk en ga niet meteen invullen.

Er is veel goede literatuur over observeren. In deze paragraaf hebben we het belangrijkste er uitgelicht. Mocht je gaan observeren, lees dan in ieder geval de literatuur over observeren.

2 Gesprekken voerenEen andere manier om veel informatie uit de praktijk te verzamelen is het voeren van gesprekken. Als je bijvoorbeeld informatie verzamelt over een kind met de ziekte van Duchenne, kun je dit kind observeren. Maar je kunt je voorstellen dat het voor jou als leerkracht van groot belang is hoe het kind zijn ziekte beleeft, zodat je hem emotioneel kunt ondersteunen. Je kunt niet uit een observatie halen hoe het kind zijn ziekte ervaart. Dat moet je hem zelf vragen. In zo’n geval is het heel goed om een paar gesprekken met het kind te voeren. Maar een gesprek met de ouders kan ook veel verhelderen. Misschien is zelfs een gesprek met een deskundige die het kind begeleidt op zijn plaats. Op die manier kom je te weten hoe het kind de ziekte ervaart, maar ook kun je te weten komen wat de juiste begelei-ding is voor het kind.

Gesprekken voeren is vaak een uitstekende manier om veel informatie te verzamelen. Het kan ook een mooie aanvulling zijn op een observatie. Soms is het voeren van gesprekken de enige manier om informatie te verzamelen. Dat houdt wel in dat je die gesprekken goed moet voorberei-den. Anders krijg je misschien niet alle informatie die je nodig hebt. Of je krijgt informatie die niet relevant is. Als je echt interviews wilt gaan houden, verwijzen we je naar de uitgebreide literatuur op dat gebied. Hierna geven we een korte toelichting op het voeren van gesprekken in het kader van je beroepsproduct en bespreken we de volgende drie aandachtspunten voor het voeren van gesprekken:a voorbereidingb gesprekstechniekc na het gesprek.

VoorbereidingAan de hand van de vraag waarmee je het beroepsproduct begon, kun je ook de vragen voorbereiden waarmee je een gesprek wilt gaan voeren. Je bereidt je daardoor goed voor op het gesprek en krijgt ook de informatie die je wilt hebben. Meestal is het een goed idee om de literatuur die je hebt gezocht te lezen voordat je gaat praten met anderen. Je weet dan in welke richting je de vragen zou kunnen stellen. Als je zomaar begint met het

werken aan je portfolio.indb 41werken aan je portfolio.indb 41 08-02-2010 13:36:2708-02-2010 13:36:27

© Noordhoff Uitgevers bv42

2

voeren van gesprekken is de kans groot dat je waardevolle informatie niet te horen krijgt, omdat je niet weet dat het waardevol is voor je beroepspro-duct. Eerst goed de literatuur lezen dus!Je bereidt je voor op je gesprek door vooraf een aantal punten op te schrijven waar je iets van wilt weten. Dat kan bijvoorbeeld een lijst met thema’s zijn die je in de literatuur hebt gevonden. Denk aan ons voorbeeld over de jongen met de ziekte van Duchenne. In de literatuur kom je tegen dat kinderen met de ziekte van Duchenne een sterk gereduceerde levens-verwachting hebben. Dit vraagt nogal wat van deze kinderen en hun ouders. De ziekte grijpt diep in in de levens van mensen. Als je met deze kinderen of hun ouders een gesprek voert, zul je willen weten hoe ze de ziekte ervaren en wat dit met hen doet. Het omgaan met de ziekte is dan één van de thema’s. Een ander thema is bijvoorbeeld de impact van de ziekte op de andere gezinsleden.

Dit brengt ons meteen bij een moeilijk punt. Voor veel ouders en kinderen zal het praten over een ingrijpend iets in hun leven (zoals in ons voorbeeld) veel gevraagd zijn. Je kunt veel emoties oproepen en daar kun je maar beter goed op voorbereid zijn. Het is van belang dat je alle mensen met wie je spreekt tactvol en vriendelijk benadert. Denk heel goed na voordat je je vragen stelt. Zet je vragen vooraf op papier en laat ze ook eens lezen door iemand anders. Een goede voorbereiding is al het halve werk bij het voeren van gesprekken. Bedenk je vragen vooraf en laat ze testen door anderen. Een vriend of een familielid, of anders een medestudent, is daarvoor heel geschikt. Vraag aan hen of je vragen niet te confronterend zijn, vriendelijk genoeg, tactvol. Maar vraag ook of je vragen duidelijk zijn.

GesprekstechniekTijdens het gesprek laat je je leiden door je vragen, maar verlies niet uit het oog dat het wel een echt gesprek moet worden. Het moet geen vraag- en antwoordspel worden, waarbij jij de vragen stelt en de ander moet antwoor-den. Zorg voor een ontspannen sfeer, een goed gesprek, waarbij je jezelf ook mag openstellen. Blijf professioneel.Het voeren van gesprekken is één van de mooiste, maar ook moeilijkste, onderdelen van je beroepstaken. Daarom is het goed om in je opleiding hiermee goed te oefenen. Goed oefenen doe je door gesprekken grondig voor te bereiden, en na het gesprek te evalueren en te reflecteren op je eigen houding en gedrag. Veel lezen over communiceren met kinderen en ouders is ook van belang.

Goed communiceren met je mentor is altijd van belang, zeker ook als je het gesprek wilt gebruiken voor je beroepsproduct. Gebruik de ervaring en de kennis van je mentor om informatie te verzamelen.

Om het gesprek een gesprek te laten zijn, is het vaak handig als je het mag opnemen. In eerste instantie zal het gesprek daardoor misschien moeilijker op gang komen, maar mensen raken snel gewend aan het feit dat er een opnameapparaat staat. Als je tijdens het gesprek steeds wat aantekenin-gen maakt, loop je het gevaar dat je het proces tijdens het gesprek in gevaar brengt. Natuurlijk kun je wel aantekeningen maken tijdens een gesprek, als opnemen niet mag of niet mogelijk is. Wees je er dan van bewust dat je het gesprek wel gaande moet houden en maak zo onopval-lend mogelijk aantekeningen.

werken aan je portfolio.indb 42werken aan je portfolio.indb 42 08-02-2010 13:36:2708-02-2010 13:36:27

© Noordhoff Uitgevers bv 2 HOE ZORG JE VOOR EEN GOED GEVULD PORTFOLIO? 43

2

Wat betreft de techniek van het gesprekken voeren, is de manier waarop je de vragen stelt heel belangrijk. Enkele richtlijnen zijn:• Vermijd sturende of suggestieve vragen, zodat je de ander niet in een

bepaalde richting stuurt. Voorbeeld van een sturende vraag: ‘Vind je dat juffrouw Ans streng is?’ Beter is: ‘Kun je vertellen wat juffrouw Ans doet als je niet luistert?’

• Maak op een juiste manier gebruik van open en gesloten vragen. Gesloten vragen zijn vragen waarbij je met ‘ja’ of ‘nee’ kunt antwoorden. Een voorbeeld van een gesloten vraag: ‘Zit je sinds augustus bij juffrouw Ans in de klas?’ Wie te veel gesloten vragen stelt, krijgt vaak geen echt gesprek. Gebruik zoveel mogelijk open vragen. Voorbeeld van een open vraag: ‘Hoe lang zit jij nu bij juffrouw Ans in de klas?’

• Maak je vragen niet te lang of te ingewikkeld.• Vermijd in je vragen ‘dubbele ontkenningen’. Het is moeilijk om antwoord

te geven op een dubbele ontkenning. Voorbeeld: welk antwoord zou je zelf geven op de vraag: ‘Zijn er geen dingen die niet meespelen bij je keuze voor het beroep van leraar basisonderwijs?’ Beter is: ‘Wat vond jij belangrijk bij je keuze voor het beroep van leraar basisonderwijs?’

• Herhaal eventueel je vraag in iets andere bewoordingen als je merkt dat de ander je verkeerd heeft begrepen.

• Als je het gevoel hebt dat je niet voldoende of niet de juiste informatie krijgt, vraag dan door.

Na het gesprekNa het gesprek is er nog wat werk nodig om de juiste informatie uit de antwoorden te halen. Als je de gesprekken naast elkaar legt, haal je de informatie eruit die voor het beantwoorden van je vraag van belang is. Soms krijg je in de literatuur keurige lijstjes gepresenteerd waarop je mensen hebt kunnen bevragen. Dan hoef je alleen maar de antwoorden naast elkaar te leggen. Soms is het niet zo heel duidelijk, en dan vergt het wat meer denkwerk. Vaak helpt het om de antwoorden in een overzicht te plaatsen, naast de thema’s of vragen uit je voorbereiding. Soms is het dan nog behoorlijk ingewikkeld om de informatie die je nodig hebt voor het beantwoorden van je vraag, uit de gesprekken te halen. Raadpleeg in dat geval literatuur over interviewen, en dan met name over het analyseren van interviews.

3 Documenten lezenEr zijn vragen waarvoor je meer informatie nodig hebt dan literatuur, observatie en/of gesprekken voeren om een antwoord te vinden. Het kan een goed idee zijn om bijvoorbeeld de notulen van vergaderingen te lezen en daar belangrijke informatie uit te halen. Soms is het ook goed om het leerlingvolgsysteem op grond van een aantal vragen die je hebt, door te nemen.Denk bijvoorbeeld aan een beroepsproduct over de tegenstelling tussen mechanistisch en realistisch rekenen. In de literatuur is daar veel over te vinden. Je kunt kinderen observeren terwijl ze bezig zijn met rekenen. Je kunt gesprekken voeren met leerkrachten en rekendeskundigen over rekenen. Maar er kunnen ook vergaderingen over rekenen geweest zijn op school. Op zo’n moment is het goed om die notulen erbij te pakken en te lezen wat er ooit is besproken over dit onderwerp.In ons voorbeeld over de jongen met de ziekte van Duchenne: je zou uit het leerlingvolgsysteem al veel informatie kunnen halen over de diagnose, het

werken aan je portfolio.indb 43werken aan je portfolio.indb 43 08-02-2010 13:36:2708-02-2010 13:36:27

© Noordhoff Uitgevers bv44

2

verloop van het ziekteproces enzovoort. Dat scheelt misschien in de vragen die je wilt stellen. Alles waarmee je het kind en zijn ouders niet hoeft lastig te vallen, is natuurlijk welkom.

Dat betekent dat je de documenten doorleest en informatie zoekt waarin een (gedeeltelijk) antwoord staat op jouw vraag. Blijf dus goed je vraag in het achterhoofd houden. Vaak raken we verdwaald in alle informatie die we krijgen. Probeer goed het eindresultaat in het oog te blijven houden. Alles wat daarmee niet te maken heeft, is misschien wel goed om te weten, maar op dit moment niet van belang. Bewaar informatie die je belangrijk vindt desnoods op een andere plaats op je computer. Maar laat je niet afleiden van je doel: het beantwoorden van je vraag.

4 FeedbackUit onderzoek (Hattie en Timperley (2007)) is gebleken dat feedback meer effect heeft op je leerproces dan bijvoorbeeld instructie, prijzen, straffen of belonen. (Noot: wat voor jou geldt als het om feedback gaat, geldt ook voor de kinderen in jouw klas!) Feedback is een krachtig middel om je leerproces te bevorderen. Het is daarom van belang dat jij voldoende feedback vraagt aan anderen. Denk aan je mentor, je docenten, je medestudenten, maar ook aan de kinderen en hun ouders. Zelf zul je ook gevraagd worden feedback te geven. Vandaar dat we hier stilstaan bij feedback geven en feedback ontvangen. Eerst lees je wat we onder feedback verstaan en daarna hoe je goede feedback kunt geven, vragen en ontvangen.

Volgens Hattie en Timperley verstaan we onder feedback ‘informatie gegeven door een betrokkene (bijvoorbeeld een leraar, een medestudent, een ouder) aangaande aspecten van iemands handelen of inzicht’. Een mentor geeft je bijvoorbeeld informatie hoe je je eigen handelen zou kunnen verbeteren; een leraar geeft aan of je antwoord juist is. Feedback is daardoor een ‘gevolg’ van je eigen handelen.

Hierna gaan we in op:a effectieve feedback;b niveaus van feedback;c specifieke feedback;d feedback ontvangen;e 360° feedback.

Effectieve feedbackAls je bezig bent met een opleiding, maar ook als je aan het werk bent, is er altijd nog iets wat je zou kunnen leren. Er zit een hiaat tussen dat wat je al begrepen hebt, en dat wat je nog moet gaan begrijpen. Goede feedback is feedback die specifiek is gerelateerd aan de taak of het leerproces dat het hiaat vult tussen wat is begrepen en dat wat begrepen moet worden. Dat betekent dat goede feedback specifiek moet zijn en gericht op een taak of op een leerproces. Wie feedback geeft, moet onthouden dat feedback effectief is als het deze drie vragen zo specifiek mogelijk beantwoordt:1 Waar ga ik naar toe? Welke doelen heb ik bij deze beroepstaak? Hoe zijn

die doelen verbonden met wat ik nog moet leren? Op welk niveau liggen mijn doelen?

2 Hoe ga ik daar naar toe? Aan welke criteria moet ik voldoen zodat ik mijn doelen kan halen?

werken aan je portfolio.indb 44werken aan je portfolio.indb 44 08-02-2010 13:36:2708-02-2010 13:36:27

© Noordhoff Uitgevers bv 2 HOE ZORG JE VOOR EEN GOED GEVULD PORTFOLIO? 45

2

3 Waar ga ik daarna doen? Wat ga ik doen als ik mijn doelen heb behaald volgens de criteria?

Niveaus van feedbackBovendien wordt de feedback op vier niveaus gegeven:1 Taakniveau. Hoe goed zijn de taken begrepen of uitgevoerd.2 Procesniveau. Hoe is het proces gegaan dat nodig is om de taken te

begrijpen of uit te voeren?3 Zelfregulatieniveau. Hoe wordt er richting gegeven aan zichzelf en hoe

gaat het reguleren van acties?4 Zelfniveau. Hoe gaan persoonlijke evaluaties en wat is het gevoel dat

degene die leert over zichzelf heeft?

Specifieke feedbackFeedback vragen is spannend, je weet immers niet wat de ander gaat zeggen. Toch is het de moeite waard om feedback te vragen. Je bent nog bezig met je opleiding. Je mag fouten maken en juist in dit stadium krijg je alle ruimte om te leren van je fouten. In het begin zul je misschien geneigd zijn om alleen mensen te vragen van wie je weet dat ze positieve dingen over je zullen zeggen. Probeer steeds meer om ook feedback te vragen aan mensen van wie je weet dat ze eerlijk zijn. Houd goed voor ogen, dat je slechts de mening van één persoon hoort.

Als je feedback vraagt, denk dan eerst goed na over de vraag of vragen die je de ander gaat stellen. Omdat specifieke feedback de beste resultaten oplevert, probeer je specifieke feedback te vragen. Dus niet alleen: ‘Was de les die ik gaf, goed?’ Maar vraag bijvoorbeeld ook: ‘Heb ik dit rekenpro-bleem duidelijk uitgelegd? Heeft ieder kind het begrepen volgens jou?’ En: ‘Waren alle kinderen betrokken bij mijn uitleg?’ ‘Hoe was mijn taalgebruik, sloot dit aan bij de ontwikkeling van de kinderen?’ Zorg ervoor dat je doelen duidelijk zijn, zodat de ander weet waar hij feedback op moet geven. Nog beter is dat je vooraf criteria opstelt, waarop de ander moet letten, en je zo dus heel specifiek feedback kan geven. Zie de website bij dit boek voor voorbeelden.

Feedback ontvangenFeedback ontvangen is nog weer een andere zaak. De neiging bestaat bij sommige mensen om feedback op te vatten als kritiek. Goede feedback is zo echter niet bedoeld. Goede feedback is bedoeld om op te bouwen. Als je het moeilijk vindt om feedback te ontvangen, denk dan hieraan: de feed-backgever vindt jou zo de moeite waard, dat hij tijd, energie en aandacht aan je wil besteden, zodat jij een nog betere leraar wordt. Feedback krijgen is dus niet negatief, maar juist positief. Het kan zijn dat je het eens bent met de feedback die is gegeven. In dat geval gebruik je de feedback om een betere leraar te worden. Je past bijvoorbeeld je volgende les aan, en zorgt ervoor dat je de fouten die je een vorige keer maakte, nu voorkomt. Het kan ook zijn dat je het niet helemaal eens bent met de feedback. In dat geval kun je dat aangeven. De ander krijgt dan de kans om de feedback toe te lichten. Je kunt ook anderen nog eens om feedback vragen. Je kunt dan de feedback van verschillende mensen vergelijken en beter op waarde schatten. Als je feedback vraagt aan iemand, krijg je (als het goed is) het beeld te horen dat iemand van jou heeft. Dat wil nog niet zeggen dat de ander een juist beeld van jou heeft. Je mag het dus oneens zijn met

werken aan je portfolio.indb 45werken aan je portfolio.indb 45 08-02-2010 13:36:2708-02-2010 13:36:27

© Noordhoff Uitgevers bv46

2

feedback. Mocht dezelfde feedback echter door verschillende mensen worden gegeven, dan is het zeker zaak om deze feedback serieus te nemen.

360° feedbackEen veelgebruikte manier om feedback te vragen is 360° feedback . Je stelt aan een aantal mensen om je heen dezelfde vragen. Je draait als het ware in een cirkel om je as en kijkt welke mensen er om je heen staan. Deze mensen vraag je om feedback. Vooraf stel je een vragenlijst op (of je maakt gebruik van een bestaande vragenlijst) en je stelt iedere persoon dezelfde vragen. Vraag zoveel mogelijk mensen om je heen die je bezig zien als student of als opvoeder: je mentor, andere leraren op de basisschool, een aantal ouders, kinderen (als de kinderen qua ontwikkelingsniveau dit aankunnen), een aantal docenten, een aantal medestudenten, mede-lei-dinggevenden van de scouting of de sportclub, enzovoort. Op deze manier krijg je een goed overzicht en kun je alle feedback goed vergelijken. Je krijgt als het ware vanuit verschillende perspectieven feedback op jouw hande-len. Daardoor krijg je een goed beeld van jezelf als opvoeder of als student. Op de website bij dit boek zie je voorbeelden van deze manier van feedback vragen.

Voor de 360º feedback gebruik je voor iedereen die je bevraagt, dezelfde vragen. Dat stelt eisen aan de vragen die je stelt. Al deze personen moeten in staat zijn om je vragen goed te begrijpen. Dat betekent dat je vragen zodanig opgesteld moeten zijn, dat er geen twijfel kan bestaan over de interpretatie daarvan. Het is niet eenvoudig om vragen te formuleren die aan die eis voldoen. Daarom besteden we hierna aandacht aan de manier waarop je een vragenlijst kunt samenstellen ten behoeve van je 360º feedback.

Om goede vragen te stellen in een vragenlijstje, kun je het beste het hierna volgende stappenplan zorgvuldig doorlopen.

Stappenplan 360° feedback

Stap 1 Stel vast wat je precies wilt wetenDit hangt af van de vraag waarmee je de informatieverzameling begon. Probeer, zeker in het geval van 360º feedback, aan te sluiten bij de competenties die je straks in je portfolio wilt bewijzen.Maak een beredeneerde keuze voor open of gesloten vragen. Als je de vragen onderling wilt kunnen vergelijken, kies dan voor gesloten vragen. Gesloten vragen kunnen gescoord worden op verschillende schalen, bijvoorbeeld een vijfpuntsschaal waarbij 1 = komt nooit voor, en 5 = zie ik altijd. Er zijn veel meer keuzes hierin te maken. Zie hiervoor de literatuur over enquêteren.

Stap 2 Verdeel je oorspronkelijke vraag in kleinere onderwerpenVaak is je vraag veel te groot of uitgebreid om in één keer te beantwoorden. Verdeel daarom je vraag onder in kleinere onderwerpen. Maak deze onderwerpen zo klein mogelijk, zodat je over ieder onderwerp een vraag kunt stellen.

360° feedback

werken aan je portfolio.indb 46werken aan je portfolio.indb 46 08-02-2010 13:36:2708-02-2010 13:36:27

© Noordhoff Uitgevers bv 2 HOE ZORG JE VOOR EEN GOED GEVULD PORTFOLIO? 47

2

Stap 3 Formuleer per onderwerp één of meerdere vragenAls de onderwerpen duidelijk zijn, formuleer je per onderwerp een vraag. In sommige gevallen is het handiger om per onderwerp twee of meer vragen te stellen. Let echter wel op dat je de vragenlijst niet te lang maakt. Niet iedereen vindt het prettig om een lange vragenlijst in te vullen.

Stap 4 Leg de vragen naast de onderstaande criteriaCriteria voor het formuleren van een vraag in een vragenlijst:• Gebruik alleen woorden of termen die voor alle ondervraagden zonder

meer duidelijk zijn.• Formuleer zoveel mogelijk concrete vragen. Vraag naar waar, wat,

wanneer als dit mogelijk is, in plaats van ‘wel eens’, ‘ooit’, ‘laatste week’, ‘afgelopen jaar’ en dergelijke.

• Vraag, als het mogelijk is, naar aantallen, tijdstippen of data van gedragingen.

• Vermijd, als het kan, vakjargon.• Vermijd vragen met een ontkenning en vooral met een dubbele ontken-

ning.• Houd de vraag eenvoudig. Maak geen ingewikkelde zinnen.• Vermijd een vraag die twee vragen bevat.(Bron: Baarda en De Goede, 2000)

Stap 5 Herformuleer de vragen op grond van de criteriaMet behulp van de criteria voor het stellen van vragen in een vragenlijst, kun je de vragen herschrijven. Een andere formulering kan de vraag al heel wat duidelijker maken.

Stap 6 Test de vragen uitVoordat je de vragenlijst uitzet, is het aan te raden om de vragen uit te testen. Dit doe je door de vragen voor te leggen aan mensen uit je omge-ving. Dit kan bijvoorbeeld een medestudent zijn of een familielid. Probeer er achter te komen of de vragen goed begrepen worden. Als iemand uitleg nodig heeft bij de vragen, zijn de vragen niet eenduidig en helder genoeg. In dat geval moet je ze herformuleren.

Stap 7 De vragenlijst wordt uitgezetAls je de vragenlijst uitzet, laat deze dan vergezeld gaan van een duidelijk inleidend schrijven. Het moet voor iedereen helder zijn wat het doel is van de vragenlijst. Probeer te motiveren tot het eerlijk invullen van de vragen-lijst.

Stap 8 De antwoorden worden in een overzicht geplaatstEen overzicht kan bijvoorbeeld een tabel zijn, met per regel de vraag en per kolom de naam van degene die de vragenlijst heeft ingevuld. In zo’n overzicht zie je een beeld van jezelf ontstaan.

Stap 9 Reflecteren op de analyse van de 360º feedbackIn het overzicht neem je ook je eigen antwoorden op. Noteer voor jezelf wat afwijkt en wat overeenkomt. Probeer te achterhalen waarom sommige antwoorden afwijken van wat je zelf hebt geantwoord. Door middel van reflectie kun je hierachter komen. Soms is het goed om degene die de vragenlijst heeft ingevuld om opheldering te vragen.In voorbeeld 2.2 zie je uitgewerkt hoe je een 360º feedback kunt doorlopen.

werken aan je portfolio.indb 47werken aan je portfolio.indb 47 08-02-2010 13:36:2708-02-2010 13:36:27

© Noordhoff Uitgevers bv48

2

PRAKTIJKVOORBEELD 2.2

360° FEEDBACKAdriaan wil graag 360° feedback. Hij wil weten of hij organisatorisch voldoende competent is. Hij zoekt de beschrijving van deze competentie op en leest die door. In zijn geval zijn vooral de prestatie-indicatoren van belang. Hierin kan hij immers zien welke prestaties hij moet leveren om aan te tonen dat hij competent is. Om er achter te komen of anderen ook vinden dat hij competent is, kan hij daarom het beste uitgaan van de prestatie-indicatoren.Adriaan maakt de keuze voor gesloten vragen. Hij kiest voor een driepuntsschaal: ‘onvol-doende’, ‘heb ik nooit gezien/niet van toepassing’, ‘voldoende’ (stap 1).Adriaans vraag was of hij voldoende organisatorisch competent is. De prestatie-indicatoren die bij deze competentie horen, luiden als volgt:1 Hij hanteert op een consequente manier concrete, functionele en door de kinderen

gedragen procedures en afspraken.2 Hij gebruikt organisatievormen, leermiddelen en leermaterialen die leerdoelen en

leeractiviteiten ondersteunen.3 Hij houdt een heldere planning aan die hij ook met de kinderen bespreekt. Hij gaat

adequaat om met tijd. In onverwachte situaties improviseert hij op een professionele manier en stelt daarbij duidelijke prioriteiten.

4 Hij kan zijn opvatting en zijn aanpak van klassenmanagement verantwoorden.(Bron: SBL)

Deze prestatie-indicatoren geven meteen al een richting aan voor de vragen die Adriaan kan stellen. Adriaan stelt daarom een lijstje met onderwerpen op, per prestatie-indicator, waarover hij vragen gaat stellen. Dit is het lijstje dat hoort bij de eerste prestatie-indicator:• consequent procedures hanteren;• consequent afspraken hanteren;• concrete procedures hanteren;• concrete afspraken hanteren;• functionele procedures hanteren;• functionele afspraken hanteren;• procedures worden door de kinderen gedragen;• afspraken worden door de kinderen gedragen.

Zo maakt Adriaan voor iedere prestatie-indicator een lijst met onderwerpen (stap 2).Adriaan formuleert aan de hand van de onderwerpen een aantal vragen (stap 3). De vragen zijn in eerste instantie als volgt:• Vind je dat ik consequent procedures hanteer?• Vind je dat ik consequent afspraken hanteer?• Vind je dat ik concrete procedures hanteer?• Vind je dat ik concrete afspraken hanteer?• Vind je dat ik functionele afspraken hanteer?• Vind je dat ik functionele procedures hanteer?• Vind je dat de procedures door de kinderen worden gedragen?• Vind je dat de afspraken door de kinderen worden gedragen?

Adriaan legt zijn vragen naast de criteria voor het formuleren van een vraag (stap 4). Hij ziet meteen dat hij veel termen hanteert die misschien niet voor iedereen duidelijk zijn. Bovendien zijn de vragen niet concreet genoeg. Het zou kunnen zijn dat hij bijvoorbeeld in de les zich altijd houdt aan de afspraken die hij heeft gemaakt met de kinderen, maar dat hij op het schoolplein minder consequent is.

werken aan je portfolio.indb 48werken aan je portfolio.indb 48 08-02-2010 13:36:2708-02-2010 13:36:27

© Noordhoff Uitgevers bv 2 HOE ZORG JE VOOR EEN GOED GEVULD PORTFOLIO? 49

2

Adriaan herformuleert daarom zijn vragen (stap 5). Hij probeert concreter en duidelijker te zijn. Dit zijn een paar voorbeelden van zijn nieuwe vragen:• Heb ik in kwartaal 3 concrete afspraken gemaakt met de kinderen?• Bereikten de afspraken die ik in kwartaal 3 met de kinderen heb gemaakt hun doel?• Heb je het idee dat de afspraken die ik in kwartaal 3 met de kinderen heb gemaakt door

de kinderen werden geaccepteerd?

Nu Adriaan nieuwe vragen heeft, gaat hij ze eerst uittesten (stap 6). Dit doet hij door aan een medestudent te vragen of die de vragen wil doorlezen. Daarna vraagt hij of de vragen helder zijn. Hij probeert er achter te komen of de medestudent de vragen goed begrepen heeft. De medestudent heeft nog een paar keer uitleg nodig bij de vragen. Adriaan herfor-muleert deze vragen. Om er helemaal zeker van te zijn dat de vragen helder zijn, vraagt hij zijn broer om de vragen door te lezen. Tijdens het gesprek met zijn broer blijkt dat de vragen duidelijk zijn en geen toelichting meer nodig hebben. Adriaan voegt nog een leeg vak onderaan de vragenlijst toe, waarin hij de ondervraagden de gelegenheid geeft om opmer-kingen te maken. Nu is de vragenlijst klaar voor gebruik.Adriaan vraagt aan zijn mentor, vier van zijn medestudenten, de stagebegeleider, een vriend van hem die samen met hem een scoutinggroep leidt, en enkele docenten, om de vragen-lijst in te vullen (stap 7). Hij legt uit dat deze vragenlijst voor hem belangrijk is, en dringt aan op eerlijke invulling. Adriaan vult zelf ook de vragenlijst in.Als iedereen de vragenlijst heeft ingevuld, heeft Adriaan een goed overzicht van het beeld dat deze mensen van hem hebben.Adriaan verzamelt de vragenlijsten en maakt per vraag een overzicht van de verschillende antwoorden (stap 8).

FIGUUR 2.1 Schema overzicht feedback Adriaan

Vraag Scouting Alex Mentor stage Eigen antwoord Adriaan

2 Bereikten de afspraken die ik in kwartaal 3 met de kinderen heb gemaakt hun doel?

Onvoldoende Onvoldoende Voldoende

Adriaan legt zijn eigen ingevulde vragenlijst naast het overzicht van de antwoorden. Hij noteert wat afwijkt en wat overeenkomt. Adriaan probeert te achterhalen waarom bijvoorbeeld de antwoorden van zijn mentor en zijn vriend van de scouting zo afwijken van wat hij zelf heeft geschreven. Hij reflecteert op wat hij hier leest (stap 9). Hij besluit alsnog zijn mentor om opheldering te vragen. Zijn mentor wijst hem op enkele voorvallen waarin Adriaan afspraken maakte met de kinderen die niet het gewenste resultaat (rust en stilte in de klas) bereikten. Ook zijn vriend, die hij om uitleg vroeg, zegt hem eerlijk dat Adriaan wel afspraken maakt, maar dat deze afspraken vaak het verkeerde resultaat hebben (onrust en onduidelijkheid in plaats van rust). Adriaan denkt hierover na, en hij ziet in dat zijn mentor en zijn vriend gelijk hebben. Hij herkent een patroon in zijn optreden naar de kinderen. Hij neemt zich voor om in de komende periode te gaan letten op het maken van afspraken met de kinderen, maar vooral wil hij afspraken maken die wel hun doel bereiken.

werken aan je portfolio.indb 49werken aan je portfolio.indb 49 08-02-2010 13:36:2708-02-2010 13:36:27

© Noordhoff Uitgevers bv50

2

5 ReflecterenBij de manieren voor het verzamelen van informatie uit de praktijk hoort ook de reflectie. Een reflectie is een spiegel die je jezelf voorhoudt. Je kijkt in de spiegel en probeert het beeld dat je ziet onder woorden te brengen. Reflectie is daarom ook een bezinning, een pas op de plaats. Je neemt afstand van de gebeurtenissen en probeert deze van een afstandje te overzien. Je kunt dat doen tijdens je handelingen, maar ook daarna. Als je deze reflecties opschrijft, zijn ze een waardevolle aanvulling voor je portfolio. Soms kunnen reflecties je helpen om een antwoord te vinden op je vraag.

Voor jou als student, maar ook als je eenmaal aan het werk bent als leraar, is het van belang om regelmatig te reflecteren op je werk. Neem rust voor jezelf om na te denken over wie je bent, wat je doet en wat jouw visie is. Als je dit regelmatig en met aandacht en respect voor jezelf doet, zul je merken dat je veel over jezelf ontdekt. Je stelt op grond van je reflectie het beeld bij dat je van jezelf hebt. Bovendien kun je door reflectie ontdekken hoe je moet handelen in verschillende situaties.

Niveaus van reflectieEr zijn verschillende manieren van reflecteren. Daarnaast zijn er ook verschillende niveaus waarop je kunt reflecteren. In het begin van je opleiding zul je vooral bezig zijn met het reflecteren op gedrag (de effectivi-teit van je gedrag, bijvoorbeeld hoe je lesgeeft of omgaat met kinderen) of op je omgeving (de school waar je stage loopt, je mentor, de kinderen in de klas). Maar je kunt op verschillende niveaus reflecteren: bijvoorbeeld op bekwaamheden, overtuiging, identiteit, betrokkenheid. Dit is het zoge-noemde ‘Ui-model’ dat door Fred Korthagen is bewerkt.

FIGUUR 2.2 Ui-model van Korthagen

Omgeving

Gedrag

Bekwaamheden

Overtuigingen

Identiteit

Betrokkenheid

Spiritualiteit

werken aan je portfolio.indb 50werken aan je portfolio.indb 50 08-02-2010 13:36:2708-02-2010 13:36:27

© Noordhoff Uitgevers bv 2 HOE ZORG JE VOOR EEN GOED GEVULD PORTFOLIO? 51

2

Bij elk van deze niveaus horen andere vragen:• Betrokkenheid (spiritualiteit) Waartoe ben ik? Waartoe wil ik zijn? Wat maakte dat ik hier mijn

opleiding wilde gaan doen? Waarom wil ik leraar worden? Het gaat hierbij om je drijfveer: waarom jij leraar wilt worden, wat jij te bieden hebt aan de wereld om je heen.

• Identiteit Wie ben ik? Wie zou ik willen zijn? Het gaat hier om wie je bent als

leraar, of je oog hebt voor iedereen in je klas, of welke persoonlijkheids-kenmerken je hebt die in je voor- of nadeel zijn als leraar.

• Overtuigingen Waar geloof ik in? Waar zou ik in willen geloven? Het gaat hier bijvoor-

beeld om zaken als: je onderwijsvisie, je keuze voor een onderwijscon-cept.

• Bekwaamheden Wat kan ik? Wat zou ik willen kunnen? Het gaat hier om onderwijsbe-

kwaamheden: kun je goed lesgeven, kun je kinderen boeien, bereid je jezelf goed voor.

• Gedrag Wat doe ik? Wat zou ik willen doen? Het gaat hier om wat je doet in je

werk: hoe je omgaat met de kinderen in de klas, hoe je lessen voorbe-reidt en geeft of hoe je jezelf opstelt in een werkgroepje.

• Omgeving Wat kom ik tegen? Wat zou ik tegen willen komen? Het gaat hier om de

omgeving waarin je terecht bent gekomen: je stageschool, de mentor, de kinderen waarmee je te maken krijgt.

Deze reflectie op het niveau van overtuiging, identiteit en betrokkenheid heet ook wel ‘kernreflectie’. Je raakt de kern van je eigen persoonlijkheid, die je gedrag aanstuurt. Je staat stil bij de kernkwaliteiten waarover jij beschikt, die tot jouw persoonlijkheden behoren, die je verder kunt ontwik-kelen en kunt inzetten om knelpunten op te lossen. Voorbeelden van kernkwaliteiten zijn creativiteit, bescheidenheid, inlevingsvermogen, flexibiliteit, humor, vertrouwen en doorzettingsvermogen.

ReflectiemodelDe meeste opleidingen gebruiken het model van Korthagen om ervoor te zorgen dat je geen belangrijke zaken vergeet mee te nemen in je reflectie. Daarom volgt hier een korte uitleg van dit model. Een uitgewerkt voorbeeld kun je op de website bij dit boek vinden.Het reflectiemodel van Korthagen ziet er als volgt uit (zie figuur 2.3).

Hierna behandelen we de vijf stappen uit het reflectiemodel van Korthagen.

1 Handelen/ervaring opdoenHet gaat hierbij om een ervaring of een gebeurtenis; bijvoorbeeld een les die je gegeven hebt of een activiteit die je uitgevoerd hebt, of iets wat gebeurd is en je geraakt heeft. De volgende vragen kun je jezelf stellen:• Wat is er gebeurd?• Waar wilde ik op letten?• Wat wilde ik uitproberen?• Wat wilde ik bereiken?• Wat vind ik hierin belangrijk?

werken aan je portfolio.indb 51werken aan je portfolio.indb 51 08-02-2010 13:36:2808-02-2010 13:36:28

© Noordhoff Uitgevers bv52

2

2 TerugblikkenJe kijkt hierbij terug naar dat wat er gebeurd is. Deze vragen kun je jezelf daarbij stellen:• Wat deed, dacht, voelde, wilde ik?• Wat deden de leerlingen?• Wat denk ik dat de leerlingen dachten en voelden?

3 Formuleren van essentiële aspectenJe haalt uit je terugblik de punten waar het om gaat. De volgende vragen zijn daarbij goed bruikbaar:• Waaromvragen of vragen naar de oorzaken.• Wat maakte dat dit jouw planning was? Wat maakte dat je het zo

voorbereid had?• Wat maakte dat je dat wilde?• Waarom had je het op die manier gepland?• Wat maakte dat je dat deed?• Wat maakte dat je dat dacht?• Wat maakte dat die kinderen zo reageerden?• Wat is nu eigenlijk het belangrijkste van deze gebeurtenis?• Jij wilde wel maar het gebeurde niet? Wat niet? Waarom niet?• Komt zoiets vaker voor?• Hoe hangen de antwoorden op deze vragen en die van stap 2 met elkaar

samen?• Wat is het allerbelangrijkste voor mij uit dit geheel? Wat is de kern van

de zaak?• Wat zegt het over jou dat je zo gehandeld hebt?

4 Alternatieven ontwikkelen en daaruit kiezen• Hoe handel je de volgende keer in zo’n soort situatie?• Welke theorie is daarvoor nodig? Wat zegt de literatuur hierover? Welke

voorbereiding is daarvoor nodig?• Wat zou je nu anders gedaan hebben?

FIGUUR 4.1 Reflectiemodel van Korthagen

Uitproberen

Handelen/ervaring opdoen

Formuleren van essentiële

aspecten

Terugblikken

Alternatieven ontwikkelen en daaruit kiezen

4

2

1

5

3

werken aan je portfolio.indb 52werken aan je portfolio.indb 52 08-02-2010 13:36:2808-02-2010 13:36:28

© Noordhoff Uitgevers bv 2 HOE ZORG JE VOOR EEN GOED GEVULD PORTFOLIO? 53

2

• Wat wil je hierna gaan doen?• Wie heb je daarvoor nodig?

Stap 5 is weer gelijk aan stap 1.

Als je goed gereflecteerd hebt op je eigen gedrag, ben je vast ook in staat om nieuwe vragen en doelen te beschrijven. Probeer dit eens voor jezelf vast te leggen. Hoe ga je nu verder? Hoe ga je verder in de volgende les? Waar ga je dan op letten? Nu je nieuwe vragen en doelen hebt, kun je dit verwerken in je portfolio.

§ 2.4 Ordenen van de verzamelde informatieMet deze opmerkingen zijn we gekomen aan het ordenen van alle informa-tie die je hebt verzameld. In deze paragraaf kun je lezen hoe je omgaat met de verzamelde informatie.

2.4.1 Ordenen van de informatieverzamelingJe hebt informatie uit de literatuur en je hebt informatie uit de praktijk. Hoeveel informatie je nodig hebt, hangt af van je vraag. Er zijn vragen waarvoor je veel informatie uit de literatuur nodig hebt, en voor andere vragen ligt de nadruk op de praktijk. De hoeveelheid informatie kan daardoor wisselen per vraag.

Vaak ligt er heel wat informatie op je bureau over je onderwerp: stapels boeken, stukken tekst, je logboek, misschien dvd’s met filmpjes, en allerlei andere zaken die met je onderwerp te maken hebben. Hoe kun je wijs worden uit deze stapel? Hoe vind je in al die informatie het antwoord op je vraag?

Belangrijk is om de informatie te goed door te nemen en in overzichten te plaatsen. Daarvoor heb je de oorspronkelijke vraag nodig. Antwoord geven op deze vraag was het doel van je informatieverzameling. Kun je al ant-woord geven op je vraag? Als je dat nog niet direct kunt, neem dan je informatie nog eens door. Je gaat op zoek naar antwoorden op je vraag. Zet deze antwoorden in een overzicht, zodat je in één oogopslag kunt zien welke antwoorden er gegeven zijn.

Het kan heel goed zijn dat je verschillende antwoorden krijgt. Soms spreken de antwoorden elkaar tegen. In hoofdstuk 3 en 4 zie je hoe je hiermee omgaat bij het schrijven van je product voor je portfolio.

2.4.2 Het geven van een betrouwbaar antwoordNatuurlijk wil je graag een antwoord op je vraag. Het is vast niet moeilijk om een antwoord te vinden. Wat je echter zeker moet weten is of je op deze vraag wel een juist antwoord hebt gevonden. Om dit duidelijk te maken, even een klein uitstapje naar groep 6 van basisschool Guido Gezelle, naar het werkstuk van Mandy. Het betreft hier een waargebeurd verhaal, alleen de namen zijn gefingeerd. Mandy heeft van de juf de opdracht gekregen om een werkstuk te maken over Rembrandt, de schilder (in werkelijkheid ging het hier om een andere schilder, maar om privacyredenen noemen we die nu niet). Mandy vond het een erg leuke opdracht. Enthousiast ging ze er

werken aan je portfolio.indb 53werken aan je portfolio.indb 53 08-02-2010 13:36:2808-02-2010 13:36:28

© Noordhoff Uitgevers bv54

2

mee aan de gang. Als kind van haar tijd zocht ze natuurlijk haar informatie op internet. Ze googelde ‘Rembrandt schilder’. De eerste hit was al raak: Rembrandt Schilderwerken B.V. Mandy heeft zomaar een hele website gevonden over Rembrandt! Helemaal in de wolken maakt ze een mooi werkstuk. Enthousiast huppelt ze naar school na het weekend en laat haar werkstuk zien aan de juf. Een stomverbaasde juf krijgt een werkstuk onder ogen, niet over de wereldberoemde schilder Rembrandt, maar over een schildersbedrijf dat ‘Rembrandt’ heet. Beiden zijn ze schilder, maar waar Rembrandt prachtige meesterwerken maakt op doek en met olieverf, schildert de ander (op overigens ook uitstekende wijze) deuren en kozijnen in de gewenste kleur.

Dit voorbeeld laat zien dat je wel een antwoord op een vraag kunt vinden (‘Wie is Rembrandt de schilder?’), maar dat je er dan nog niet verzekerd van kan zijn dat dit één van de goede antwoorden is. Hoe zorg je er dan voor dat je antwoord ook ‘waar’ is? Dat andere mensen er op kunnen vertrouwen dat jouw antwoord op je vraag wel ongeveer zal kloppen?Er zijn verschillende manieren om ervoor te zorgen dat jouw informatie de juiste is. In hoofdstuk 3 zeggen we iets over de juiste informatie zoeken. Maar ook als je het hele proces al achter de rug hebt, zijn er manieren om ervoor te zorgen dat je de juiste informatie weergeeft.

Vraag bijvoorbeeld na aan de mensen met wie je een gesprek hebt gevoerd of je het uiteindelijke verslag aan hen mag laten lezen en of zij dan feedback geven. Je ziet dan vanzelf of je recht hebt gedaan aan wat deze mensen hebben gezegd. Ga zorgvuldig om met hun feedback en pas je verslag aan.

Een andere tip om te laten zien aan de lezer dat jouw informatie betrouw-baar is: vertel duidelijk wat je precies gedaan hebt in het hele proces van het formuleren van een vraag tot het beschrijven van het antwoord. Laat precies zien hoe het hele proces is verlopen en welke keuzes je hebt gemaakt. Laat zien met wie je hebt gesproken. Neem van iedereen een korte beschrijving op, waarin je aangeeft waarom je deze persoon wilde spreken (is het een deskundige, of iemand die relevante informatie kan geven en waarom?). Een ander kan dan zelf vaststellen of je betrouwbare informatie hebt.

Tijdens het proces zorg je er voor dat je bijvoorbeeld bij observaties zo objectief mogelijk observeert. Zorg ervoor dat je zo laat mogelijk gaat interpreteren. Als je gesprekken voert, probeer dan zo objectief mogelijk te blijven. Stel geen suggestieve vragen. Blijf zo objectief mogelijk gedurende het hele proces.

Als je al deze informatie op een rij zet, heb je een goede basis om je beroepsproduct te gaan schrijven. Hoe dat schrijven precies in zijn werk gaat, kun je lezen in de volgende hoofdstukken.

werken aan je portfolio.indb 54werken aan je portfolio.indb 54 08-02-2010 13:36:2808-02-2010 13:36:28

© Noordhoff Uitgevers bv 55

2

� Het portfolio is de plaats waar je kunt bewijzen dat je competent bent. Om dit te bereiken moet je, in je portfolio, aanslui-ten bij de bekwaamheidseisen voor de leraar basisonderwijs.

� De bekwaamheidseisen zijn meetbaar gemaakt in prestatie-indicatoren.

� In een portfolio worden verschillende soorten producten geplaatst. Beroepspro-ducten zullen een grote plaats innemen. Een beroepsproduct hangt altijd samen met een beroepstaak.

� Het schrijven van een product voor je portfolio begint altijd met het stellen van een vraag. Op deze vraag wordt, als deze voldoende gespecificeerd is, een antwoord gezocht.

� Om een betrouwbaar antwoord te vinden wordt voldoende informatie gezocht, op diverse manieren. Het lezen van litera-tuur, het observeren, het voeren van gesprekken, het analyseren van docu-menten, het gebruikmaken van feedback en het reflecteren op eigen handelen zijn verschillende manieren om informatie te verzamelen. Deze informatie wordt op een methodische wijze verzameld en geordend.

Samenvatting

werken aan je portfolio.indb 55werken aan je portfolio.indb 55 08-02-2010 13:36:2808-02-2010 13:36:28

© Noordhoff Uitgevers bv56

2

Baarda, D.B., Goede, M.P.M. de & Kalmijn, M. (2000). Basisboek enquêteren en getructureerd interviewen, praktische handleiding voor het maken van een vragenlijst en het voorbereiden en afnemen van gestructureerde interviews. Groningen: Educatieve Partners Nederland.

Baarda, D.B., Goede, M.P.M. de & Meer-Middelburg, A.G.E. van der (1996). Basisboek open interviewen, praktische handleiding voor het voorbereiden en afnemen van open interviews. Groningen: Stenfert Kroese.

Groen, M. (2006). Reflecteren de basis, op weg naar bewust en bekwaam handelen. Groningen: Noordhoff uitgevers.

Hattie, J. & Timperley, H. (2007). The Power of Feedback; Review of Educational Research 77, 81-112.

Sande, J.P. van de (2001). Gedragsobservatie, inleiding tot systematisch observeren. Groningen: Noordhoff uitgevers.

Literatuurlijst

werken aan je portfolio.indb 56werken aan je portfolio.indb 56 08-02-2010 13:36:2808-02-2010 13:36:28