Innovatie – en subsidienieuws vanuit de Topsector Tuinbouw ...
2014-09-24, Samenvatting bioraffinage gewasresten tuinbouw
-
Upload
aldert-van-der-kooij -
Category
Documents
-
view
207 -
download
7
Transcript of 2014-09-24, Samenvatting bioraffinage gewasresten tuinbouw
Bioraffinage van plantenrestmaterialen:
Een businesscase?
September 2014
Foto: Royal HaskoningDHV
Kenniscentrum Plantenstoffen: Samenvatting van “Bioraffinage van plantenrestmaterialen” – Het volledige onderzoek van Royal HaskoningDHV is vanaf 1 juli 2014 terug te vinden op onze website: www.plantenstoffen.nl 2
Inleiding
De tuinbouwsector in Zuid-Holland behoort tot de meest intensieve ter wereld. Van de ruim 280.000 hectare die
de provincie meet, wordt 8% gebruikt voor de glastuinbouw, de bloembollenteelt en -broei en de open grond
tuinbouw. Deze sector produceert jaarlijks enkele honderdduizenden tonnen restmaterialen, in de vorm van
gewasresten bij het periodiek ruimen van kassen, afgekeurde producten, uitgebroeide bollen, afval van de
bollenverwerking, veilingafval, etc. Deze restmaterialen worden nu grotendeels gecomposteerd maar hebben ook
potentie als grondstoffen voor de chemische industrie. Nagegaan is of en hoe de restmaterialen van de
belangrijkste Zuid-Hollandse teelten verwerkt kunnen worden tot suikers. Speciale aandacht is gegeven aan de
businesscase en potentiële verwerkingslocaties vanuit logistiek oogpunt. De focus ligt op productie van C5- en
C6-suikers uit lignocellulose van gewasresten van:
a. Glasgroenten: tomaten, paprika’s en komkommers (samen circa 80% van het totaal glasgroenten).
b. Sierteelt: chrysanten, gerbera’s en rozen (samen circa 45% van het totaal sierteelt).
c. Broei: Tulp, Fresia, lelies en Narcis (samen circa 99% van het totaal broei).
d. Bollenteelt: Tulp, Narcis en Hyacint (samen circa 70% van het totaal bollen).
Suikers zijn een bouwsteen voor de productie van biobrandstoffen en biochemicaliën. Diverse chemische
industrieën, waaronder DSM, Corbion en DuPont, passen dergelijke processen toe. Om te concurreren met de
wereld suikermarktprijs, zal suiker voor biobased toepassingen uit secondaire materialen onder circa € 250, - per
ton geproduceerd moeten worden.
Eigenschappen van de restmaterialen Samen produceren de telers, tuinders, broeibedrijven en handelsbedrijven jaarlijks circa 235.000 ton gewasresten
in Zuid-Holland. De productie verschilt sterk per gemeente en per teelt (zie figuur 1). Rekening houdend met
volume én samenstelling, vertegenwoordigen de restmaterialen uit de glastuinbouw, en daarbinnen weer de
resten van de tomaten- en paprikateelt, de grootste hoeveelheid lignocellulose (zie figuur 1).
Figuur 1 – Productie gewasresten gemeenten
Figuur 2 - Wat is lignocellulose
Naast deze gewasresten wordt er
jaarlijks 50.000-100.000 ton gras langs
weg- en slootbermen gemaaid. Voor de
verdere analyse zijn daarom de
hoeveelheden en samenstellingen
beschouwd zoals samengevat in tabel
1.
De glastuinbouw produceert circa 200.000
ton, waarvan resten van de teelten van
tomaten en paprika’s samen circa 170.000
ton per jaar bedragen. De gemeenten in
het West- en Oostland, met veel teelt van
glasgroenten, vallen daardoor duidelijk op.
Lignocellulose is de structuur van de
plantencellen en is opgebouwd uit de
volgende hoofdcomponenten: cellulose,
hemicellulose en lignine. De cellulose is
de basis. De hemicellulose en lignine
zorgen er voor dat het bij elkaar blijft. De
cellulose en hemicellulose zijn
opgebouwd uit koolhydraten, de lignine
bestaat uit fenolische delen. (Beeldbron:
United States Department of Energy)
Kenniscentrum Plantenstoffen: Samenvatting van “Bioraffinage van plantenrestmaterialen” – Het volledige onderzoek van Royal HaskoningDHV is vanaf 1 juli 2014 terug te vinden op onze website: www.plantenstoffen.nl 3
Tabel 1 Uitgangspunten voor de analyse
Materiaal %Cellulose (ds)1
%Hemicellulose (ds) %Lignine (ds) %Vocht % eiwit (ds) Ton (ns)
2
Glasgroenten 29,1% 10,0% 12,4% 87,8% 13,0% 185.200
Bollenbroei 25,0% 6,0% 10,0% 88,0% 0,0% 21.594
Bollenteelt 25,0% 6,0% 10,0% 88,0% 0,0% 12.481
Sierteelt 25,0% 6,0% 10,0% 89,0% 3,4% 15.625
Vaste planten
38,3% 16,0% 35,3% 27,3% 3,0% 742
Gras 38,8% 28,2% 10,7% 80,0% 16,1% 50.000
1 droge stof
2 natte stof
Al deze materialen komen in pieken vrij. Het zwaartepunt ligt in oktober-december (leeghalen kassen met
tomaten en paprika’s).
Technologie Een aaneenschakeling van 3 processtappen is nodig om de suikers te winnen uit de plantenresten.
1. Feedstock handling, waarin grote verontreinigingen worden verwijderd (wassen), de biomassa wordt
verkleind (hakselen) en wordt gesplitst in een vaste en vloeibare fractie (persen). De vaste fase bevat
voornamelijk lignocellulose, de vloeibare voornamelijk suikers, eiwitten en mineralen. De eiwitten kunnen via
verwarming of zuurstremming worden verwijderd en, indien daarvoor geschikt, worden gebruikt als veevoer.
Voor de business case analyse hebben we 3 methoden beschouwd: a. NREL (“washing, milling en homogenizing”)
b. NewFoss (wassen, zeven en enzymatische voorbehandeling)
c. Grassa (wassen, persen, eiwitverwijdering)
2. Pretreatment, waarin de lignocellulose wordt gesplitst in lignine, cellulose en hemicellulose. Het is een dure
processtap in de keten. Van de circa 10 thans bekende technologieën zijn er 3 het meest geschikt
(autohydrolyse, stoomexplosie en verdunde zuurhydrolyse). Autohydrolyse komt gezien de relatief lage
investeringskosten als beste naar voren, gevolgd door stoomexplosie. In de pretreatment wordt
hemicellulose al omgezet naar C5 suikers.
3. Hydrolyse, waarin de cellulose en hemicellulose enzymatisch worden omgezet naar C6 suikers.
Figuur 3 Blokschema verwerking Afbeelding 1 & 2 Wassen van Gras en Stoomexplosie (Bron: Grassa!, Metso)
Business cases Voor de analyse zijn deze processen, massastromen en eenheidsprijzen samengevat in figuur 4. De
vloeistoffractie met mineralen wordt daarin als kunstmest afgezet. De groen weergegeven cijfers dragen bij aan
de inkomsten, rood zijn kosten.
Kenniscentrum Plantenstoffen: Samenvatting van “Bioraffinage van plantenrestmaterialen” – Het volledige onderzoek van Royal HaskoningDHV is vanaf 1 juli 2014 terug te vinden op onze website: www.plantenstoffen.nl 4
Figuur 6 Samenvatting gevoeligheidsanalyse
In de analyse hebben we 3 processen voor de feedstock handling, 3 pretreatment processen en 1 proces voor
enzymatische hydrolyse gecombineerd. Dit zijn 9 scenario’s, waarvan de investeringen uiteenlopen van € 33
miljoen ( scenario 7) tot € 44,5 miljoen (scenario 2). Zie figuur 6.
De jaarlijkse exploitatiekosten (10 jaar afschrijving, 5% rente) variëren van € 12 miljoen (scenario 7) tot € 16
miljoen (scenario 5). Daartegenover staan inkomsten uit de verkoop van producten en de gatefee voor levering
van de restmaterialen. De gatefee is op € 25/ton gesteld, vergelijkbaar met het huidige tarief voor compostering.
Scenario 7 leidt als enige tot een positieve businesscase, van € 1 miljoen per jaar en een IRR (internal rate of
return) van 3%.
In totaal zijn 108 combinaties bekeken. Uit de
analyse, samengevat in figuur 6, blijkt dat in het
meest ongunstige geval het resultaat € 28/ton
negatief is (5 jaar afschrijving, lage suikerprijs). In de
meest gunstige situatie is deze € 14/ton positief (20
jaar afschrijving, hoge suikerprijs).
De IRR’s van de verschillende scenario’s verschillen
hierdoor ook. De meest gunstige IIR is 11%, de
meest ongunstige -19%. In slechts 5 situaties wordt
een IIR van 10% of meer bereikt. Investeerders
houden doorgaans een IIR van minimaal 15% aan
om te investeren. Geen van de 108 geanalyseerde
scenario’s voldoet aan deze norm.
Figuur 4 Geschatte investeringskosten, miljoenen €
Figuur 5 Geschatte exploitatiekosten, miljoenen €
Kenniscentrum Plantenstoffen: Samenvatting van “Bioraffinage van plantenrestmaterialen” – Het volledige onderzoek van Royal HaskoningDHV is vanaf 1 juli 2014 terug te vinden op onze website: www.plantenstoffen.nl 5
In deze analyse zijn alle hoeveelheden en
prijzen constant verondersteld. Nagegaan
is wat de gevolgen voor de business case
zijn als afschrijvingstermijnen, aanbod van
gewasresten en suiker- en eiwitprijzen
variëren (zie tabel 2).
No-regretmaatregel: Eerste stap Daar de enzymatische hydrolyse zowel qua investering als
qua exploitatie een grote kostenpost is, is nagegaan wat
het effect is van het achterwege laten daarvan. In dat
geval blijft de productie van C6-suikers achterwege en
vervallen de inkomsten daarvan. Voor de achtergebleven
(grotendeels gescheiden) lignocellulose zijn meerdere
afzetkanalen mogelijk:
Brandstof
Als basisscenario is lignocellulose goed af te zetten als
brandbaar product. Het heeft een redelijk hoge
energiewaarde die mede ontstaan is door het persen van het materiaal. Afhankelijk van de nabehandeling is
bijstook in kolencentrales of in houtketels een mogelijkheid. Voor bijstook in kolencentrales is het van belang dat
het minerale gehalte laag blijft zodat er geen grote hoeveelheden as gevorm worden. Deze stap is goed
beschikbaar en levert gemiddeld 70 euro per ton droge stof op.
Papier- en kartonindustrie
De overgebleven lignocellulose is door de voorbehandeling al vrij zuiver. Hierdoor is afzet in de papier- en
kartonindustrie mogelijk. Dit kan in eerste instantie vooral als vulmiddel gebeuren maar op termijn ook met directe
inzet van de cellulose vezels afhankelijke van de processen bij de papierproducent. De hoeveelheid die
toegevoegd kan worden, verschilt van proces tot proces en zal variëren van 0% tot 20%. Doordat de inzet van
restmaterialen als cellulose bron op dit moment nog in de testfase verkeerd, onder andere de tomatenvezel doos
in het Westland, is de waarde op de lange termijn nog moeilijk vast te stellen. De verwachting is dat deze in de
buurt van de oud papier prijs zal liggen welke de rond de 100 euro per ton schommelt.
Chemische industrie
Voor de chemische industrie is de lignocellulose een interessant grondstof voor de productie van suikers en
daaropvolgende chemische bouwblokken. Zoals voorgaande analyse heeft laten zien is dat op dit moment nog
nauwelijks rendabel en zal deze vorm van afzet pas op de lange termijn of bij enkele uitzonderingsgevallen
mogelijk zijn. Rondom lignine zijn de laatste tijd meer ontwikkelingen omdat het gebruikt kan worden voor de
productie van aromaten, scheepsbrandstof en natuurlijk bindmiddelen. Doordat deze processen geen last hebben
van concurrentie uit schaliegas vinden er hier veel activiteiten plaats. Desondanks blijft gezien het vroege
ontwikkelingsstadium de verwachting dat de afzet richting de chemische industrie pas op de lange termijn
mogelijk is. De waarde voor de chemische industrie kan variëren van 100 tot 1500 euro per ton.
Gezien deze mogelijkheden is gekeken naar een tweetraps proces, bestaande uit feedstock handling en
pretreatment. De businesscase verbetert hierdoor aanzienlijk (tabel 3).
Tabel 3 - Financieel resultaat van een 2-traps proces, 285.600 ton restmaterialen/jaar
De IRR bedraagt dan circa 50%. Halvering van de hoeveelheid ingaande biomassa leidt dan nog steeds tot een
positief rendement, met een IRR van circa 35%. Dit tweetraps proces zou op korte termijn gerealiseerd kunnen
worden. Afhankelijk van de ontwikkeling van prijzen kan al dan niet een uitbreiding gerealiseerd worden waarin de
Afschrijving Biomassa input Suiker prijs
(€/ton ds)
Eiwit prij
(€/ton ds)
5% 100% glasgroenten & gras 200 500
10% 100% glasgroenten 150 600
20% 50% glasgroenten & gras 350 700
CAPEX OPEX+10% afschrijving+5% rente Inkomsten winst/ton(ns)
€ 11.300.000 € 4.400.000 € 10.000.000 € 20
Figuur 7 Blokschema exclusief enzymatische hydrolyse Tabel 2 Parameters gevoeligheidsanalyse
Kenniscentrum Plantenstoffen: Samenvatting van “Bioraffinage van plantenrestmaterialen” – Het volledige onderzoek van Royal HaskoningDHV is vanaf 1 juli 2014 terug te vinden op onze website: www.plantenstoffen.nl 6
daaropvolgende stappen gerealiseerd worden. Door de rentabiliteit van dit tweetraps proces en een gereduceerd
risico door de verlaging van investeringskosten en een minder complexe opzet kan inzetten op het tweetraps
proces als goede mogelijkheid worden gezien in de aanloop naar zowel huidige als toekomstige vraag.
Omdat een dergelijke installatie alleen rendabel is met een constante belading, is buffering van de restmaterialen
nodig. Uit logistiek oogpunt zouden bestaande afvalverwerkers/composteerbedrijven goede vestigingslocaties
zijn. Als uitgangspunt is de huidige waarde voor energetische inzet gebruikt.
Conclusies 1. De grootste teelten in de Zuid-Hollandse (glas)tuinbouw, aangevuld met bermmaaisels, produceren jaarlijkse
circa 285.000 ton gewasresten. Hieruit is het mogelijk circa 15.000 ton C5- en C6-suikers hieruit te bereiden.
Deze suikers zijn bruikbaar in de chemische industrie.
2. Voor de productie van C6-suikers is een drietrapsproces nodig. C5 suikers kunnen in een tweetraps proces
worden bereid.
3. De productie van C6-suikers is nog te riskant. De investerings- en exploitatiekosten van de daarvoor
benodigde enzymatische hydrolyse zijn relatief hoog. Bovendien is de kans dat marktprijzen dalen groot.
Alternatief is meer restmaterialen te vinden die geschikt zijn voor dit proces.
4. Als no-regretmaatregel zouden daarom enkele tweetraps installaties geplaatst kunnen worden. De
winstgevendheid hiervan is naar verwachting goed.
Het realiseren van een volledige bioraffinaderij, die op de restmaterialen uit Zuid-Holland draait, is met de huidige
stand van zaken een zeer moeilijk realiseerbare business case. Gezien de lage rendementen is het
onwaarschijnlijk dat er vanuit de huidige marktsituatie interesse is. Er bestaan echter diverse mogelijkheden voor
de inzet van de restmaterialen in een kleinschaligere realisatie van de eerste voorbewerkingsstappen. Een
kleinere installatie biedt wel perspectief op een goede business case. Door juist nu hierop in te zetten kan in de
toekomst worden aangesloten op de verdere ontwikkeling van bioraffinaderijen in de Rotterdamse haven. Afzet
als brandstof of in de papier- en kartonindustrie biedt nu al goede mogelijkheden. Door de hoge mate van
innovatie in het voorgestelde model en de verwerkingsmethodes draagt dit bij aan de Europese
innovatierichtlijnen. Hiervoor bestaan er diverse subsidies (voornamelijk binnen Horizon2020) die een eerste
realisatie op een aantrekkelijke wijze mogelijk kunnen maken.
Colofon Aldert van der Kooij, Lars van Doremalen en Sina Salim, Royal HaskoningDHV.
([email protected] , [email protected] , [email protected] )
Leon Mur, Kenniscentrum Plantenstoffen, ([email protected])
Jan Smits, BioBase Westland, ([email protected])
Afbeelding 3 Voorbeeld van gebruik van plantenrestmaterialen in de papier- en kartonindustrie (tomatenvezeldoos)
Bron: agrochemie magazine