2011-2012 - · PDF fileen tekenen en in de 3e jaar CKV hebben en al een gekozen creatief vak....

53
DE ORIËNTERENDE STAGE 2011-2012 PROPEDEUSE VOLTIJD ONDERWIJSTHEORIE Fontys Hogeschool voor de Kunsten Academie voor Beeldende Vorming Tilburg ANTOINETTE VAN BEERS DBKV 1A Inhoud: Stageopdrachten Stagebeoordeling op competentieniveau Stagepresentatie Persoonlijke terugblik: sterkte zwakte analyse

Transcript of 2011-2012 - · PDF fileen tekenen en in de 3e jaar CKV hebben en al een gekozen creatief vak....

DE ORIËNTERENDE STAGE 2011-2012 PROPEDEUSE VOLTIJD ONDERWIJSTHEORIE Fontys Hogeschool voor de Kunsten Academie voor Beeldende Vorming Tilburg

ANTOINETTE VAN BEERS DBKV 1A Inhoud: Stageopdrachten Stagebeoordeling op competentieniveau Stagepresentatie Persoonlijke terugblik: sterkte zwakte analyse

Stageopdrachten

Opdracht 1 Zelfanalyse Het eerste blad is welke competenties/vermogens ik nog wil ontwikkelen, het tweede blad is welke ik al denk te hebben.

Opdracht 2A Koppel de reactie van de docent bij het interview (opdracht 10) terug naar jezelf

Vind je plaats in het programma om naast wat je echt ‘moet’ doen ook andere dingen te behandelen die de leerlingen misschien wel meer interesseren?

Binnen het curriculum doen we de dingen die we moeten doen zo goed en intensief mogelijk. De dingen die we hier moeten doen proberen we soms wel net even wat frisser te maken of op een andere manier uit te voeren. Hier zijn natuurlijk met afspraken over, zodat de stof die behandeld moet worden ook echt gedaan wordt. Ook is er wel wat plek hierin voor een eigen invulling, want bijvoorbeeld vorige week moesten de T3 leerlingen wat weten over fotografie, hierbij hebben we een fotograaf laten komen die een workshop kwam geven. Dit hoort dan weer bij CKV, wat eigenlijk een soort paradepaardje is wat betreft dingen buiten het boekje die leuk zijn voor leerlingen, terwijl ze er niet eens een punt voor krijgen maar het wel interessant vinden.

Terugkoppeling: ·Dit vind ik natuurlijk erg fijn om te horen, want ik stel mezelf voor dat als ik later voor de klas ga staan mijn eigen opdrachten wil bedenken of in ieder geval niet vast wil zitten aan een vastgeroest programma. En inderdaad die fotografie els was echt erg leerzaam voor de leerlingen, en zo je dat wanneer je een les wat boeiender maakt en een echte fotograaf inhuurt, leerlingen echt geïnteresseerd zijn en veel hiervan leren.

Wordt er op deze school veel aan vakoverstijgend samenwerking gedaan? Vinden leerlingen dit ook leuk?

Een mooi voorbeeld is het poëzieproject van de derde klas, hierin wordt bij Nederlands een gedicht geschreven, en bij tekenen of bij beeldend een poster bij gemaakt. Dit project voert al jaren en je kunt zien aan de resultaten dat leerlingen er ook werkelijk iets van leren en iets moois van maken. Leerlingen ervaren vakoverstijgend werk wel anders dan dat docenten dat doen, van leerlingen hoeft het waarschijnlijk niet zo en ik heb daarom ook nooit gevraagd of ze zoiets wel leuk zouden vinden. Vakoverstijgend werken hoeft ook niet per se een meerwaarde te zijn om te leren, maar het kan wel een goede oplossing zijn voor een mooi project. Terugkoppeling: Het poëzieproject vond ik toentertijd ook erg leuk kan ik me herinneren. En inderdaad, van leerlingen hoeft het niet zo. Dit heb ik in mijn eigen schoolperiode eigenlijk ook zo ervaren maar nu ik aan ‘de andere kant’ sta ervaar ik dit toch anders en leek het me nou juist wel erg leuk. Nu zie ik maar weer dat ik me erg moet inleven in de leerling, van wat er nou leuk en leerzaam is en wat niet.

Wordt er binnen de vaksectie goed overlegd qua opdrachten en aanpak, of is het meer iedere docent voor zich?

Er zijn natuurlijk afspraken over het curriculum en techniek en materialen die aan bod moeten komen maar er is zeker ook wat individuele speelruimte wat betreft opdrachten. Want elke les die gegeven wordt, heeft een persoonlijke draai van de docent die hem geeft nodig, daarom is het fijn dat je zelf een opdracht kan verzinnen en deze zo uitvoeren dat de klas leert wij zij moet leren. Dit is

nodig omdat de ene lesvoorbereiding, niet bij de andere klas of docent werkt want om iets te bereiken heeft ene docent zijn eigen manier.

Terugkoppeling: Ik had het eigenlijk zelf nog niet zo bekeken, dat elke klas op zich een andere les nodig heeft. Maar hier ben ik inderdaad met mijn oriënterende stage wel degelijk achter gekomen. En ook blijkt inderdaad de persoonlijke draai erg belangrijk te zijn, voor de leerlingen maar ook zeker voor jezelf. Ik heb gemerkt dat wanneer een docent een eigen manier van lesgeven had en geen als het ware een toneelstukje opvoerde, het door de leerlingen beter ontvangen wordt en zij de manier van lesgeven accepteren. Vind je als docent dat er op deze school genoeg, teveel of te weinig tijd wordt besteed aan de creatieve vakken?

Natuurlijk te weinig, ik denk dat het heel belangrijk is dat de rechterhersenhelft van een leerling goed ontwikkeld en dit komt mede tot stand door creatieve vakken. Leerlingen gaan anders denken bij het tekenen, en gaan dingen zien die ze anders niet zo snel zouden zien. Op de HAVO en het VWO bijvoorbeeld, wordt er na het 2e leerjaar gestopt met beeldende vakken, waarna de leerlingen in het 4e jaar CKV krijgen, en in het 5e en 6e leerjaar weer hun creatieve vak kunnen hervatten. Hier zit een enorm gat in, waarin de leerlingen niet meer creatief leren analyseren en waarnemen. Op het VMBO daarentegen loopt het wel goed door, daar krijgen ze in het eerste en tweede jaar handvaardigheid en tekenen en in de 3e jaar CKV hebben en al een gekozen creatief vak. Wel moet het op het VMBO wat serieuzer worden, en dat de leerlingen een beeldend vak niet alleen kiezen omdat ze dan bij wijs van spreken lekker mogen knutselen.

Terugkoppeling: Vanuit de rechterhersenhelft had ik het nog niet bekeken, maar ook hiervoor is zeker iets te zeggen. Ik heb gemerkt dat Harrie vaak over die hersenhelft praat, maar gelukkig heb ik dit ook teruggezien in de praktijk en merkte ik dat leerlingen inderdaad vergeten te kijken naar bijvoorbeeld struiken als zij deze moeten tekenen, maar wanneer je ze laat kijken ze deze opeens wel in beeld kunnen brengen. Natuurlijk geloofden ze er dan zelf nog niet zo in, maar ze accepteerden een paar krinkeltjes en krasjes wel als een struik. Ben het ook met Harrie eens over het enorme gat bij HAVO en VWO, dit heb ik zelf ook ervaren en vond ik toen ook erg jammer.

Ben je wel eens voorvallen tegenkomen dat je dacht, ik moet meer te weten komen over het gedrag en de psychologie van kinderen om dit te kunnen handhaven?

Nee dit ben ik nog nooit tegengekomen, maar dat komt mede door mijn verleden. Na de academie ben ik een jaar les gaan geven en vond ik er eigenlijk niks aan. Toen ben ik bij een soort epilepsiecentrum gaan werken met mensen met ook nog een verstandelijke handicap. Hier heb ik erg veel geleerd wat betreft omgaan met afzonderlijk gedrag. Met deze kennis ben ik weer terug in het middelbaar onderwijs gegaan en heb vervolgens eigenlijk nooit meer last gehad van situaties waarin ik mij onbekwaam voelde wat betreft gedragsproblemen. Wel is het belangrijk dat je als docent een soort zelfvertrouwen uitstraalt en dat je met zekerheid in je schoenen staat. Leerlingen moeten gaan denken dat ze niet met je kunnen sollen en dat je echt iets met ze wil gaan doen. En natuurlijk voel je je wel eens geïrriteerd of boos, maar hier moet je dat verstandig mee omgaan en op zo’n manier oplossen dat je als docent geen gezichtsverlies lijdt en niet voor de gehele klas onderuit gaat.

Terugkoppeling: Naar het antwoord op deze vraag was ik erg nieuwsgierig, vooral omdat ik hier mijzelf nog niet goed in kan verplaatsen en nog niet weet hoe ik met zo’n situatie om zal gaan. Het antwoord van Harrie was erg fijn om te horen, want eigenlijk is het ook maar zo dat je gewoon jezelf moet zijn en stevig in je schoenen moet staan. Ook heb ik erg veel gehad aan de opmerking dat je met een situatie verstandig om moet gaan, en professioneel moet blijven. Ik denk dat het een kwestie van jaren is dat je hier echt goed ingroeit, maar dat dit uiteindelijk gewoon moet lukken als je er maar in blijft geloven en je best blijft doen en elke dag met een positievee instelling je les begint.

Opdracht 2B Oriënterend onderzoek doen Opdrachten Sociale psychologie

Week 19: Categoriseren en etikettering

Gebruik voor het maken van deze opdracht hoofdstuk 3 uit Alblas.

Neem twee verschillende leerlingen uit je stage ervaring in je gedachten.

a. Plaats beide in een categorie. Leerling 1 valt in de categorie niet goed oplettende leerling, en leerling 2 valt in de categorie zeer goed oplettende leerling.

b. Geef beiden een passend etiket. Leerling 1 krijgt van mij als etiket dat hij constant aandacht vraagt van andere leerlingen en hiermee de les verstoord. Leerling 2 krijgt van mij het etiket dat ze alles heel netjes uitvoert maar dat qua haar sociale positie het wat minder is.

c. In welk opzicht doe je die leerlingen tekort door ze te etiketteren en ze in een categorie te plaatsen? Je doet de leerlingen tekort doordat je bij jezelf eigenlijk al hebt bedacht hoe je over die leerling denkt, terwijl de leerling zich opeens ook anders voor kan gaan doen. Toch heb je in je achterhoofd je oordeel al gevestigd, en kan de leerling hier nog maar vrij weinig aan veranderen. Je doet de leerling dus tekort omdat hij of zij zelf nog maar weinig invloed kan hebben over hoe een docent over ze denkt. Dit kan erg vervelend zijn voor beide kanten, want hierdoor kan een samenwerking tussen beide nooit hogerop komen, of er moet opeens door de leerling een opvallend totaal ander gedrag vertoond worden, wat de docent opmerkt.

Week 20: Observatie opdracht en het sociogram

Let op! Deze opdrachten moet je uitvoeren tijdens je stage!

Gebruik voor het maken van deze opdrachten hoofdstuk uit Alblas.

Observatie opdracht

a. Observeer de groepsvorming binnen een klas. Let hierbij op de volgende zaken; 1. Welke groepjes zijn er en wie maken er deel van uit? 2. Zijn dit homogene of gemengde groepjes? 3. Op welke momenten doen de kinderen iets samen in hun groepjes. 4. Wat doen ze dan samen?

klas waar ik dit bij geobserveerd is, is een vmbo/havo 1 klas. De klas bestaat uit ongeveer 23 leerlingen. De groep is duidelijk in groepjes onder te verdelen. Onder de meisjes zijn er ongeveer 3 groepen, het groepje met de ‘populaire’ meisjes, een groepje met de wat minder populaire meisjes en nog een groepje met de helemaal niet populaire meisjes. Bij de jongens is dit iets moeilijk zo te zien want deze gaan eigenlijk allemaal wel met elkaar om. Wel is er een groot onderscheid te vinden in echt populaire jongens en jongens die de populaire jongens opvolgen. De populaire groepjes zou je gemengd kunnen noemen, want deze kinderen reageren constant op elkaar. De wat minder populaire groepen zijn meer homogeen want deze blijven ook meer op hun plek zitten en zijn hierdoor meer in contact met leerlingen van hetzelfde geslacht. De kinderen doen eigenlijk constant iets samen in hun groepje, want ze kletsen onderling veel en helpen elkaar ook met het tekenen. Hierdoor zie je ook goed dat leerlingen die toevallig niet bij elkaar zitten, maar wel in dezelfde groep horen hiervoor opstaan om bij de ander te gaan kletsen of te gaan helpen.

b. Groepen komen in fasen tot stand. In welke fase zitten de leerlingen die je hebt geobserveerd?

De leerlingen die ik geobserveerd heb zitten in de stabilisatiefase. De leerlingen zitten nu ongeveer 7 maanden bij elkaar in de klas, en zijn er onderling al over uit wie met wie het beste kan opschieten. Ook is er binnenin de groepjes wel duidelijk wat elk individu denkt en doet. Het kijkt ook of in elk groepje duidelijk is of er wel of niet gewerkt gaat worden, want bijvoorbeeld bij de populaire groepjes wordt er beduidend minder hard gewerkt dan dat er bij de niet zo populaire leerlingen gedaan wordt. Hierdoor is het dus duidelijk dat het lijkt alsof de leerlingen samen tot een overeenkomst zijn gekomen hoe ze het deze les gaan doen. Is er eentje druk en ongeconcentreerd, dan zal de rest van het groepje dit volgen. Is diegene nou juist een keer goed geconcentreerd, zal dit tot meer rust in het groepje leiden.

c. Beschrijf aan de hand van een uitgewerkt voorbeeld hoe de docent om kan gaan met elke fase van de groepsvorming.

De oriëntatiefase: Een docent kan in deze fase van groepsvorming zo omgaan met de leerlingen, dat zij niet onzeker hoeven te zijn van zichzelf. Dit kan bijvoorbeeld worden aangepakt door leerlingen goed elkaar te laten leren kennen door middel van een voorstelling gesprek of iets dergelijks. Dit omdat ze dan

ieder even aan het woord kunnen zijn en iets over zichzelf moeten vertellen, en de ook wat minder aanwezig leerlingen dan even de kans krijgen om wat van zich te laten horen. De conflictfase: In deze fase is het van groot belang dat de docent op let of er tijdens de onderhandelingen en conflicten wel eerlijk gedaan word, en niet bijvoorbeeld de leerlingen die het minste durft te zeggen weggeschoven worden achter de leerlingen met de grootste mond. Het is wel moeilijk om als docent dit te stabiliseren, aangezien de ene leerling meer een haantje de voorste is dan de andere. Wel kan de docent het aanmoedigen om samen te werken en iedereen hier in te betrekken. De stabilisatiefase: In deze fase hoeft de docent denk ik maar weinig in te grijpen. Dit omdat leerlingen in de gaten krijgen dat ze nu echt moeten gaan samenwerken, in plaats van conflicten te blijven voeren. Wel is het als docent denk ik belangrijk om erg aan te moedigen om te gaan stabiliseren, want sommige groepen zullen dit misschien niet uit zichzelf gaan doen. De prestatiefase: De prestatiefase is een belangrijke, omdat hierin de groep eindelijk gestabiliseerd is en gericht is op groepsdoelen. Als docent is het hierbij belangrijk om op te letten dat ook dit eerlijk verloopt, dus dat elk groepslid evenveel doet. Dit zal de docent ook deels in de gaten moeten houden en moeten controleren omdat in de groep onderling de relatie heel anders kan zijn wat betreft wie wat doet. De beëindigingfase: In de beëindigingfase hoeft de rol van de docent niet erg aanwezig te zijn vind ik, want als het onderling in een groep niet werkt, dat valt deze toch wel uit elkaar. Wel is het tijdens een project of iets dergelijks wel belangrijk dat de docent zorgt dat dit niet gebeurd, omdat anders het gehele leermoment van het project ten onder gaat. Dit kan de docent doen door in gesprek te gaan met de groep, en de problemen op te lossen.

Sociogram

Maak doormiddel van de sociometrische methode een populariteitscirkel en een sociogram van de klas die je hebt geobserveerd.

a. Stel met behulp van deze methodes vast welke leerlingen populair zijn en welke leerling buitenstaanders zijn.

Zoals je kunt zien in deze populariteitscirkel zijn de leerlingen P, S en A de minst populaire kinderen. In tegenstelling tot deze leerlingen zijn de leerlingen R, T, Q, D en C het meest populair. Ik heb deze sociogram en populariteitscirkel zelf gemaakt, zonder ook maar iets gevraagd te hebben aan de leerlingen zelf. Dit heb ik samen met mijn SPD’ er zo besloten, omdat wij dachten dat als ik dit als beginnende stagiaire aan de klas zou vragen, leerlingen die zich niet op hun gemak voelen in deklas daar nog eens een stempel op gedrukt zouden krijgen. Wel heb ik er erg veel van geleerd, omdat het toch even flink puzzelen is hoe die groepsvorming nou in elkaar zit en vooral om dit toch enigszins duidelijk op papier te kunnen zetten.

b. Bedenk een aantal praktische ingrepen die een leraar kan doen om een buitenstaander meer in de processen in de klas te betrekken.

En leraar kan sowieso wel wat doen om een buitenstaander meer in de processen in de klas te betrekken. Ten eerste kan een leraar de plattegrond van een klas zodanig veranderen dat groepjes bijvoorbeeld helemaal door elkaar heen zitten, waardoor een buitenstaander tussen verschillende groepsleden in zit. Het is hierbij wel belangrijk dat de leraar er op let dat leerlingen dan niet heel vaak door de klas heen gaan lopen en alsnog contact gaan zoeken met hun eigen ‘groepsleden’ maar dat ze zonodig op hun plek blijven zitten waardoor ze ook contact gaan zoeken met leerlingen waarmee ze normaal gesproken niet zoveel zouden praten. Nog een praktische ingreep zou kunnen zijn dat de leraar een groepsopdracht laat uitvoeren, en van te voren strategisch nadenkt over de groepsindeling. Met strategisch bedoel ik dat buitenstaanders in groepjes worden gezet met leerlingen die open staan voor contact en de buitenstaander zullen accepteren, dit is belangrijk omdat de buitenstaander zich wel op zijn of haar gemak moet voelen bij een groepje mensen waar hij of zij normaal gesproken niet mee om zou gaan.

c. Vergelijk de uitslagen van het sociogram met je observaties. Zijn hier opvallende verschillen? Zou je deze kunnen verklaren?

Omdat ik de sociogram dus helemaal zelf verzonnen heb, klopt dit goed met mijn observaties. Die heb ik hier natuurlijk enorm mee kunnen benutten. Wel dacht ik dat ik het makkelijker zou vinden om de groepjes en keuzes te benoemen, maar dit blijkt toch zo makkelijk niet. Dit komt denk ik doordat ik de leerlingen niet enorm goed ken en toch af ga op hoe de leerlingen in de klas naast elkaar zitten.

Week 21: De invloed van de docent

Gebruik voor het maken van deze opdracht hoofdstuk 5 uit Alblas.

Zelfbeeld

Het hebben van een positief zelfbeeld is voor een leerling een belangrijke leervoorwaarde. De leraar heeft er dus alle belang bij dat een leerling een positief zelfbeeld ontwikkelt.

a. Bedenk concrete voorbeelden van een positief zelfbeeld vanuit de stage. Op mijn stage was er een leerling met een enorm positief zelfbeeld. Dit kwam doordat elke medeleerling erg enthousiast was over zijn tekeningen en hij dus keer op keer hoorde hoe

geweldig zijn tekening was. Je merkte dat de leerling hierdoor zeker was van zijn zaak, en erg positief zonder te veel spatjes kon praten over zijn werk. Een andere leerling van stage kreeg na een opmerking van de docent een positief zelfbeeld. Dit was van grote invloed voor hem omdat de docent even zijn tekening omhoog hield en de klas er op wees dat ze lef moesten tonen, zoals deze leerling ook had gedaan. Opmerkelijk was dat nadat de docent dit had gezegd, de medeleerlingen er bewondering voor hadden en de leerling van de tekening een stuk zelfverzekerder was over zijn houding en hij ook opeens geconcentreerder aan het werk ging.

b. Welke rol speelt de leraar in de manier waarop leerlingen met interne en externe attributie omgaan. De rol van de docent is enorm bij de manier waarop leerlingen met interne en externe attributie omgaan. Qua interne attributie is het belangrijk dat de docent de leerling positief blijft benaderen en leerlingen er toe zet positief te gaan denken over zichzelf. Hierdoor kan er bij de leerling al een hoop veranderen qua inzet, concentratie en zelfbeeld. Qua externe attributie is het belangrijk dat de docent er voor zorgt dat de lesstof zo interessant en leuk om te doen is, dat de leerling qua interne attributie ook de kans krijgt om zich goed te concentreren en in te spannen. Hierbij is het ook belangrijk dat de docent zorgt voor een goed leerklimaat in de klas, waardoor de leerling de kans krijgt om intern goed te functioneren.

c. Geef je mening over de opvatting dat het positieve zelfbeeld nogal tijd- en plaatsgebonden is en dat de opvoeding een grote rol speelt. Bedenk hierbij voorbeelden. Ik vind dat het positieve zelfbeeld inderdaad nogal tijd en plaatsgebonden is en dat de opvoeding een grote rol speelt. Een leerling kan bijvoorbeeld in de het ene vak veel beter qua resultaten zijn dan bij het andere vak. De leerling zal bij het vak waar hij of zij minder goed is een ander zelfbeeld hebben dan bij het vak waar hij of zij in uitblinkt. Hierbij is het ook belangrijk om te onthouden dat een leerling bijvoorbeeld in het eerste jaar van de opleiding dit erg persoonlijk kan aantrekken en dus een negatief zelfbeeld bij een vak kan hebben, terwijl dit jaren laten helemaal niet meer uit hoeft te maken voor het zelfbeeld van de leerling. De opvoeding heeft hier ook mee te maken, aangezien er vanuit thuis bijvoorbeeld wordt meegegeven hoe een leerling aankijkt tegen bepaalde situaties, en of dit thuis wordt bevorderd of wordt bestraft. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij een leerling die geen goede resultaten behaald bij bijvoorbeeld het vak aardrijkskunde, en dit vervolgens thuis nog een flink te horen krijgt dat iets beter moet worden. Hierdoor zal de leerling een negatief zelfbeeld krijgen, terwijl een leerling waarbij de resultaten thuis helemaal niet uitmaken, een veel positiever zelfbeeld zal hebben omdat de druk van het thuisfront er niet achter zit.

Beoordelen

Het beoordelen doormiddel van het geven van cijfers en het beoordelen van leerlingen op louter intellectuele leerprestaties staat aan veel kritiek bloot.

a. Bedenk alternatieve voor de beoordeling van leerlingen op leerprestaties. Hoe zou je de leerlingen anders kunnen beoordelen? Je zou leerlingen anders kunnen beoordelen door bijvoorbeeld gezamenlijk in groepjes een werk te bespreken en er een punt voor te geven. Dit omdat leerlingen dan leren reflecteren,

en ook in de gaten krijgen hoe de docent ze beoordeeld. Het is wel belangrijk dat de docent er bij elk groepje bij is, omdat deze dan ook kan wijzen op het proces en de werkhouding van een leerling, end at het niet alleen gaat om het resultaat.

b. Geef je gedachten over de volgende stellingen (hier gaan we nog over spreken tijdens de colleges)

a. In een prestatiegerichte maatschappij word je als mens slechts gewaardeerd als je presteert. Ik ben het hier niet mee eens. Iemand waarderen is meer dan waarderen om een prestatie vind ik. Een persoon die in zijn leven weinig heeft bereikt qua bijvoorbeeld carrière, kan net zo’n goede vader of vriend zijn dan iemand die van alles heeft bereikt. Ik denk dat het waarderen van iemand voor iedereen anders bekeken wordt, maar dat over het algemeen het niet van prestaties van iemand af zal hangen.

b. Het hangt van de (toevallige) samenleving af, welke prestaties belangrijk gevonden worden. Ja, daar ben ik het mee eens want niet alle samenlevingen zijn hetzelfde. Bij een enorm andere cultuur worden andere prestaties belangrijker gevonden dan wat hier bijvoorbeeld in Nederland belangrijk is.

c. De school speelt (te) eenzijdig in op de maatschappelijke prestatie eisen. Ik ben het hier deels mee eens want een school heeft natuurlijk veel te maken met landelijke eisen en regels. Hierdoor is het ergens wel logisch dat een school dit moet waarmaken, en dus zo inspeelt op maatschappelijke prestatie eisen. Toch denk ik ook dat je dit niet zo kunt zeggen, want er staat niet zwart op wit wat maatschappelijke prestatie eisen zijn, en al helemaal niet hoe scholen hier op inspelen.

Opdracht 3 Observatieopdracht Observatieformulier: verbale gedrag van de docent (bijlage 1)

Naam docent: Harrie Eijkemans Vak: tekenen Klas: C1D Datum: 08-03-2012

Teken / schets het lokaal (indeling) Laat duidelijk zien waar de leraar zich bevindt ten opzichte van de leerling(en).

Conclusie: Leerlingen zitten in principe aan hun tafel en werken aan hun tekening. De leraar loopt rond zodat hij iedereen aandacht kan geven en iedereen zijn vragen kan beantwoorden. Eigen mening: Ik denk dat het een goede manier van werken is want zo is er een actieve manier van lesgeven omdat de docent niet alleen achter zijn bureau zit en krijgen ook leerlingen die de docent niet zelf benaderen de aandacht voor hun werk en hier advies bij. Doordat de docent rondloopt, vragen de leerlingen wel sneller iets, omdat ze toch een goedkeuring over hun werk willen. Ik heb gemerkt dat wanneer ik ook ga rondlopen, de leerlingen ook dingen aan mij vragen en niet meteen naar hun eigenlijke docent toelopen.

Karakterschets docent (maak hier jouw aantekeningen, uiteindelijk werk je dit digitaal uit op een apart formulier). Feitelijke waarneming:

- Praat veel met leerlingen individueel

- Staat voor klas om rust te krijgen, houdt hierbij vooral stil en wacht

- Spreekt klas aan met dat het te lang duurt voordat ze stil zijn

- Houdt zich erg rustig - Gaat in kleine discussies met

leerlingen - Tijdens individuele uitleg let de

docent erop dat de rest van de klas rustig blijft en niet te veel mensen gaan lopen

- Doet niet enorm veel eraan om de klas de gehele tijd rustig en op zijn plek te houden

Interpretatie: - Praat veel individueel met de

leerlingen, omdat de klas zo druk is en dit beter werkt om leerlingen wel iets te laten doen denk ik.

- Wacht op stilte op een rustige manier, waardoor de leerling het langzamerhand door krijgt dat er om stilte gevraagd wordt, leerlingen tikken elkaar dan ook aan dat ze stil moeten zijn en uiteindelijk is er dan ook echt stilte.

- De kleine discussies die de leraar met de leerlingen individueel voert zijn op ene leuke, speelse manier waardoor de leerling uitgedaagd wordt toch iets te gaan doen of

nog net wat erbij te gaan tekenen. - De klas is zo druk, dat het iedereen

stil krijgen en aan het werk zetten boven de echte stof van het vak gaan.

Conclusie: De leerlingen van deze klas kunnen niet alleen maar stil zijn en heel rustig aan hun werk werken, deze klas heeft een andere aanpak nodig. Deze docent pakt de klas zo aan, dat hij met een rustige intonatie en met veel geduld de leerlingen stil krijgt voor een gezamenlijke instructie en dat daarna enigszins de orde gehandhaafd is en de leerlingen aan het werk gaan. De docent zorgt er door middel van individuele instructies voor dat leerlingen echt aan het werk blijven, en ondertussen richt de docent zich op leerlingen die te luid praten of niks aan het uitvoeren zijn. De houding van deze docent is erg rustig, en hij straalt hiermee uit dat hij de baas is en dat er wel degelijk iets gedaan moet worden in zijn les. Hij benadert de leerlingen wanneer zij een vraag hebben, of hij loopt rond om zelf een leerling even aan te spreken over het werk. Zo komt elke leerling aan de beurt en wordt er iets bereikt. De docent is gewoon normaal gekleed, en heeft geen overig specifiek gedrag. Hierdoor nemen de leerlingen hem ook serieus en begrijpen het als de docent zegt dat ze te ver zijn gegaan.

1 = geeft klassikale uitleg / instructie 2 = geeft individuele uitleg / instructie 3 = stelt open vraag 4 = stelt gesloten vraag

5 = gaat in op reactie 6 = verwerpt reactie 7 = wacht af / kijkt rond 8 = stil

1 3 keer 5 8 keer 2 22 keer 6 4 keer 3 2 keer 7 2 keer 4 1 keer 8 3 keer

Conclusie (Maak hier je aantekeningen, verwerk je conclusie uiteindelijk digitaal uit op een apart formulier) Arceer jouw eigen interpretaties binnen je conclusie. Veel individueel rustige houding Gaat vaak in op reactie, met manier zodat leerlingen weer aan werk gaan

Observatieformulier: verbale gedrag van de docent (bijlage 1)

Naam docent: Maartje Berendonck Vak: Handvaardigheid Klas: T3E Datum: 22-03-2012

Teken / schets het lokaal (indeling) Laat duidelijk zien waar de leraar zich bevindt ten opzichte van de leerling(en).

Conclusie: De leerlingen werken aan 6 tafels, waardoor er wel genoeg ruimte is per leerling. De docent wandelt hier rustig doorheen, waardoor ze iedereen kan bereiken en deel van de groep is. Eigen mening: Dit blijft een goede manier van werken, want hierdoor kunnen leerlingen elkaar helpen, en de docent is nooit ver weg om iets aan te vragen. Het gevaar van deze opstelling is echter wel dat de leerlingen aan de tafels met elkaar veel gaan kletsen en weinig aandacht voor de opdracht hebben. Maar hier is vrij weinig aan te doen qua ruimte e.d.

Karakterschets docent (maak hier jouw aantekeningen, uiteindelijk werk je dit digitaal uit op een apart formulier). Feitelijke waarneming: Klas wordt rustig wanneer de docent voor de klas gaat staan en wat uitlegt. Ze helpt iedereen op gang en vraagt af en toe wat aan de leerlingen. Loopt niet constant rond, maar is vaak wel druk bezig met leerlingen apart te begeleiden. De docente is erg rustig, en hoeft de leerlingen ook bijna niet te zeggen dat het te druk is. Interpretatie: Doordat de docent zo rustig blijft, merk ik dat de leerlingen ook gewoon aan het werk gaan en vrij zelfstandig hun opdracht afmaken. Ook zie ik dat de docent af en toe de tijd voor zichzelf neemt, even gaat zitten of even gewoon rondkijkt. Conclusie: Deze docent bereikt door middel van zichzelf rustig te houden, wat er moet gebeuren in de les. Leerlingen weten wat ze aan haar hebben en kunnen gewoon iets vragen als ze dat nodig hebben. De docent heeft snel orde en behoudt dit ook.

1 = geeft klassikale uitleg / instructie 2 = geeft individuele uitleg / instructie 3 = stelt open vraag 4 = stelt gesloten vraag

5 = gaat in op reactie 6 = verwerpt reactie 7 = wacht af / kijkt rond 8 = stil

1 1 keer 5 4 keer 2 9 keer 6 2 keer 3 1 keer 7 3 keer 4 1 keer 8 2 keer

Conclusie (Maak hier je aantekeningen, verwerk je conclusie uiteindelijk digitaal uit op een apart formulier) Arceer jouw eigen interpretaties binnen je conclusie. Deze docent geeft eerst een klassikale uitleg, waardoor iedereen er met zijn of haar aandacht bij is. Daarna helpt ze iedereen op gang en in de rest van de les geeft ze vooral individuele instructie, of aan een tafel met een klein groepje leerlingen. Ook wacht deze docent veel af en kijkt ze rond, waardoor leerlingen weten dat ze aan het werk moeten en dit dan ook rustig gaan doen. De docente krijgt het door haar rust gewoon voor elkaar in deze klas waardoor er goed gewerkt wordt.

Conclusie

De lessen van Harrie Eijkemans en Maartje Berendonck verschillen op zich qua lesgeven niet zo, maar de klas waaraan les wordt gegeven is het degelijke verschil. Bij Harrie is het een enorm drukke klas, waarin leerlingen zitten die constant goedkeuring willen of constant andere leerlingen van het werk afhouden. Bij Maartje Berendonck was de klas waar les aan werd gegeven erg rustig, wisten allemaal wat ze moesten doen en konden hier gewoon mee verder gaan. De leerlingen in deze klas waren ook twee jaar ouder, en hierdoor denk ik een stuk rustiger en zelfstandiger. Opvallend was dat bij beide docenten er aan het begin van de les een korte maar krachtige uitleg werd gegeven, en dat hierna de docent eigenlijk individueel per leerling aan de slag ging. Bij Harrie was dit denk ik omdat elke leerling een andere vraag heeft en de klas op zich het niet voor elkaar zou krijgen om erg geconcentreerd en rustig aan het werk te gaan. Daardoor komt elke leerling apart naar Harrie toe. Bij Maartje is het een beetje andersom, daar moet de docent naar de leerling toekomen om te helpen. Dit is omdat de leerling niet constant goedkeuring wil en het ook prima vind om lekker te blijven zitten. Bij Harrie in de les voelen de leerlingen erg veel onrust en kunnen zich moeilijk concentreren, daarom blijven ze lopen om vragen te stellen in plaats van dat ze bijvoorbeeld af en toe hun vinger opsteken. Eigenlijk zijn deze twee lessen niet te vergelijken, maar wel is duidelijk dat elke klas een andere aanpak nodig heeft en er bij elke klas een docent moet staan die op zijn of haar eigen manier les wil en kan geven. Dit noteer ik zo omdat ik bij beide docenten heb gezien dat er sprake is van tevredenheid over hoe de les verloopt.

Wat onderstreept is zijn mijn eigen interpretaties.

Opdracht 4 Observatieopdracht Observatieformulier: Houding en gedrag leerling (bijlage 2)

Naam leerling: Vincent Klas: C1D Vak: Tekenen Datum: 01-03-2012

Teken / schets het lokaal Laat duidelijk zien waar de leraar zich bevindt ten opzichte van de leerling(en).

Conclusie: Leerlingen zitten in principe aan hun tafel en werken aan hun tekening. De leraar loopt rond zodat hij iedereen aandacht kan geven en iedereen zijn vragen kan beantwoorden. Eigen mening: Ik denk dat het een goede manier van werken is want zo is er een actieve manier van lesgeven omdat de docent niet alleen achter zijn bureau zit en krijgen ook leerlingen die de docent niet zelf benaderen de aandacht voor hun werk en hier advies bij. Doordat de docent rondloopt, vragen de leerlingen wel sneller iets, omdat ze toch een goedkeuring over hun werk willen. Ik heb gemerkt dat wanneer ik ook ga rondlopen, de leerlingen ook dingen aan mij vragen en niet meteen naar hun eigenlijke docent toelopen.

Karakterschets leerling Feitelijke waarneming: werkt geconcentreerd, kletst veel, loopt veel. Interpretatie: Als hij werkt, werkt Vincent erg geconcentreerd, hij is ook erg aanwezig doordat hij veel roept en erg veel door de klas loopt naar medeleerlingen of naar de docent. Conclusie: Vincent werkt heel geconcentreerd, als hij aan het werken is. Vaak kletst hij met medeleerlingen, en vraagt hij iets aan de docent. Vincent is erg aanwezig in de klas, hij roept graag iets door de klas om zich te laten horen en om medeleerlingen iets te melden. De docent benaderd hij door ernaar toe te lopen en iets te vragen, de docent hoeft eigenlijk niet naar hem toe want Vincent laat zelf wel iets van zich horen. Als Vincent geconcentreerd aan het tekenen is, zit hij erg gespannen over zijn werk heen gebogen, en geeft korte antwoorden aan medeleerlingen als zij hem storen. Als er iets gaande is in de klas heeft Vincent dit meteen door en bemoeit zich er mee door er naar toe te lopen of door iets te roepen. Vincent heeft ook wat opvallend gedrag getoond, zoals het stoeien met een medeleerling of het aanduwen en vragen om aandacht. Hierdoor is hij erg aanwezig in de klas, wat niet altijd ten goede wordt genomen door medeleerlingen. Wanneer hij een waarschuwing krijgt van de docent, gaat hij weer terug naar zijn plaats om zijn werk te hervatten. Het valt me op dat wanneer Vincent even geconcentreerd is, er ook echte concentratie is en hij ook werkelijk veel uitvoert. Verder is de leerling is normaal gekleed en is verder een normale jongen, hiermee straalt hij dus verder niks uit.

L = luisteren K = krijgt een vraag van de docent A = geeft antwoord naar docent P = praat met medeleerling So = Stelt een vraag aan docent (over onderwerp) S = stelt een vraag (geen verband met onderwerp) E = speelt met etui / pen / boek

H = steekt hand op (reactie op vraag) Hi = steekt hand op (eigen initiatief) R = roept tussendoor K = kijkt om zich heen S = gaat staan of lopen W = krijgt een waarschuwing O = ……………………. (overig opvallend gedrag)

L 5 keer P 24 keer E 0 keer R 9 keer W 3 keer K 2 keer So 3 keer H 0 keer K 3 keer O 4 keer A 4 keer S 0 keer Hi 0 keer S 6 keer

Conclusie (Maak hier je aantekeningen, verwerk je conclusie uiteindelijk digitaal uit op een apart formulier) Arceer jouw eigen interpretaties binnen je conclusie. Vincent heeft erg veel gepraat met een medeleerling en roept erg veel door de klas heen. Het is opvallend dat hij ook best veel aan een docent vraagt, maar ook veel waarschuwingen krijgt. Dat eerste wijst erop dat hij graag zijn werk goed wil doen, en dat de docent dit ook ziet, maar dat tweede wijst erop dat hij ondertussen ook erg druk bezig is met andere dingen, waarvoor het zelfs nodig is dat hij waarschuwingen krijgt. Ook staat hij niet alleen op om naar de docent te gaan en iets te vragen, maar ook om even bij medeleerlingen een kijkje te nemen en even wat te kletsen. Ook is het opvallende gedrag vier keer geconstateerd bij Vincent, dit heeft dan weer verband met die waarschuwingen die hij hiervoor krijgt van de docent.

Observatieformulier: Houding en gedrag leerling (bijlage 2)

Naam leerling: Vincent Klas: C1D Vak: Aardrijkskunde Datum: 22-03-2012

Teken / schets het lokaal Laat duidelijk zien waar de leraar zich bevindt ten opzichte van de leerling(en). Conclusie: Dit klaslokaal is in drie rijen opgedeeld, met elke rij twee leerlingen naast elkaar. De lerares loopt vaak tussen de eerste twee rijen door. Eigen mening: Doordat leerlingen met tweeën langs elkaar zitten, is de kans op kletsen minder. Waardoor leerlingen dus beter naar het verhaal van de docent gaan luisteren en meer opsteken. Daarom denk ik dat deze opstelling erg goed is voor een theoretische les.

Karakterschets leerling (maak hier jouw aantekeningen, uiteindelijk werk je dit digitaal uit op een apart formulier). Feitelijke waarneming: vraagt veel aan de docent, zoekt af en toe contact met medeleerlingen, houdt zijn mond wanneer het echt nodig is. Interpretatie: Vincent vraagt erg veel aan een docent, en het valt me hierbij op dat hij constant om goedkeurig vraagt. Ook is het opvallend dat hij in een theoretische les veel rustiger is dan in een praktijk les. Conclusie: Vincent probeert in deze les echt op te letten, maar zijn concentratie laat het hierbij een beetje weten af en toe. Wel is hij erg betrokken bij de les en vraagt hij hierdoor veel aan de docent.

L = luisteren K = krijgt een vraag van de docent A = geeft antwoord naar docent P = praat met medeleerling So = Stelt een vraag aan docent (over onderwerp) S = stelt een vraag (geen verband met onderwerp) E = speelt met etui / pen / boek

H = steekt hand op (reactie op vraag) Hi = steekt hand op (eigen initiatief) R = roept tussendoor K = kijkt om zich heen S = gaat staan of lopen W = krijgt een waarschuwing O = ……………………. (overig opvallend gedrag)

L 7 keer P 10 keer E 1 keer R 4 keer W 0 keer K 0 keer So 11 keer H 0 keer K 6 keer O 0 keer A 2 keer S 2 keer Hi 5 keer S 1 keer

Conclusie (Maak hier je aantekeningen, verwerk je conclusie uiteindelijk digitaal uit op een apart formulier) Arceer jouw eigen interpretaties binnen je conclusie. Vincent is in een theoretische les een stuk rustiger dan in een praktijk les. Wel valt me op

dat hij dezelfde ‘trekken’ vertoont, hiermee bedoel ik het constant goedkeuring van de docent vragen en het weinig concentratie hebben. Ook valt het op dat Vincent zelfs in een theoretische les geneigd is om even op te gaan staan, blijkbaar om even zijn energie kwijt te kunnen of iets dergelijks. Over het algemeen heeft Vincent wel de aandacht bij deze les, maar soms is hij even afgeleid en zoekt hij contact met medeleerlingen.

Observatieformulier: Houding en gedrag leerling (bijlage 2)

Naam leerling: Julian Klas: C1D Vak: Tekenen Datum: 01-03-2012

Teken / schets het lokaal Laat duidelijk zien waar de leraar zich bevindt ten opzichte van de leerling(en).

Conclusie: Leerlingen zitten in principe aan hun tafel en werken aan hun tekening. De leraar loopt rond zodat hij iedereen aandacht kan geven en iedereen zijn vragen kan beantwoorden. Eigen mening: Ik denk dat het een goede manier van werken is want zo is er een actieve manier van lesgeven omdat de docent niet alleen achter zijn bureau zit en krijgen ook leerlingen die de docent niet zelf benaderen de aandacht voor hun werk en hier advies bij. Doordat de docent rondloopt vragen de leerlingen wel sneller iets, omdat ze toch een goedkeuring over hun werk willen. Ik heb gemerkt dat wanneer ik ook ga rondlopen, de leerlingen ook dingen aan mij vragen en niet meteen naar hun eigenlijke docent toelopen.

Karakterschets leerling (maak hier jouw aantekeningen, uiteindelijk werk je dit digitaal uit op een apart formulier). Feitelijke waarneming: Kijkt veel rond, lijkt geconcentreerd als hij werkt, staat rustig op. Interpretatie: Julian is als hij werkt erg geconcentreerd en zelfstandig, maar ook snel afgeleid en zit veel rond te kijken. Conclusie: Julian werkt erg geconcentreerd, als hij niet rond aan het staren is of als hij met een medeleerling kletst. Als hij met een medeleerling kletst, praat hij wel alleen over de opdracht en gaat het meestal erover hoe hij iets moet aanpakken of moet veranderen. Julian roept niet door de klas, maar loopt naar iemand toe om iets te vragen of te melden. Hij is niet zo opvallend in de klas, maar heeft wel contacten in de klas. Zoals ik al zei kijkt Julian veel rond, maar hij werkt wel goed en is ook erg zelfstandig. Hij vraagt alleen dingen aan de docent als het ook echt nodig is, en niet omdat hij even van zijn stoel af wil. Julian vertoont geen overig specifiek gedrag, en is eigenlijk een hele normale leerling die zich ook gewoon doorsnee kleed. Ik dacht dat Julian een erg rustige, in zich zelf getrokken leerling zou zijn, maar stiekem kletst hij wel veel.

L = luisteren K = krijgt een vraag van de docent A = geeft antwoord naar docent P = praat met medeleerling So = Stelt een vraag aan docent (over onderwerp) S = stelt een vraag (geen verband met onderwerp) E = speelt met etui / pen / boek

H = steekt hand op (reactie op vraag) Hi = steekt hand op (eigen initiatief) R = roept tussendoor K = kijkt om zich heen S = gaat staan of lopen W = krijgt een waarschuwing O = ……………………. (overig opvallend gedrag)

L 4 keer P 11 keer E 1 keer R 0 keer W 0 keer K 2 keer So 4 keer H 0 keer K 6 keer O 0 keer A 3 keer S 0 keer Hi 0 keer S 6 keer

Conclusie (Maak hier je aantekeningen, verwerk je conclusie uiteindelijk digitaal uit op een apart formulier) Arceer jouw eigen interpretaties binnen je conclusie. Julian praat stiekem best veel met medeleerlingen, maar niet zoveel als Vincent dat doet en zeker niet zo opvallend als Vincent dit doet. Dit komt omdat Julian niet tussendoor door de klas roept, en vooral opstaat als hij aan de andere kant van de klas iemand wil aanspreken. Julian kijkt erg veel om zich heen, en speelt een keertje met zijn gum. Wel luistert hij goed naar de docent als deze hem een vraag stelt of klassikaal iets zegt. Julian heeft ook geen opvallend gedrag getoond, dit omdat hij eigenlijk niet zo geconcentreerd bezig is, maar hierdoor niet nadrukkelijk aanwezig is in de klas.

Observatieformulier: Houding en gedrag leerling (bijlage 2)

Naam leerling: Julian Klas: C1D Vak: Aardrijkskunde Datum: 22-03-2012

Teken / schets het lokaal Laat duidelijk zien waar de leraar zich bevindt ten opzichte van de leerling(en). Conclusie: Dit klaslokaal is in drie rijen opgedeeld, met elke rij twee leerlingen naast elkaar. De lerares loopt vaak tussen de eerste twee rijen door.

Karakterschets leerling (maak hier jouw aantekeningen, uiteindelijk werk je dit digitaal uit op een apart formulier). Feitelijke waarneming: Lijkt heel rustig, luistert intensief, reageert soms hard op, staart redelijk veel en tijdens opdrachten maken kletst hij veel met medeleerlingen. Interpretatie: Julian roept vaak door de klas, maar dit

komt denk ik door zijn enthousiasme voor het verhaal. Conclusie: Julian is wanneer hij geconcentreerd is goed aan het luisteren, en laat dit dan aan zijn reactie te horen ook goed merken. Als hij moet gaan werken aan opdrachten lijken zijn gedachten af te dwalen en gaat hij veel staren.

Eigen mening: Doordat leerlingen met tweeën langs elkaar zitten, is de kans op kletsen minder. Waardoor leerlingen dus beter naar het verhaal van de docent gaan luisteren en meer opsteken. Daarom denk ik dat deze opstelling erg goed is voor een theoretische les.

L = luisteren K = krijgt een vraag van de docent A = geeft antwoord naar docent P = praat met medeleerling So = Stelt een vraag aan docent (over onderwerp) S = stelt een vraag (geen verband met onderwerp) E = speelt met etui / pen / boek

H = steekt hand op (reactie op vraag) Hi = steekt hand op (eigen initiatief) R = roept tussendoor K = kijkt om zich heen S = gaat staan of lopen W = krijgt een waarschuwing O = ……………………. (overig opvallend gedrag)

L 6 keer P 10 keer E 2 keer R 6 keer W 0 keer K 0 keer So 4 keer H 0 keer K 9 keer O 0 keer A 0 keer S 0 keer Hi 2 keer S 0 keer

Conclusie (Maak hier je aantekeningen, verwerk je conclusie uiteindelijk digitaal uit op een apart formulier) Arceer jouw eigen interpretaties binnen je conclusie. Julian luistert goed in deze les, en is daarbij ook erg geconcentreerd op het verhaal van de docent. Wel reageert hij hier hardop op, wat dus uitkomt op het roepen door de klas. Wel merk ik in deze uitingen dat hij dit uit enthousiasme doet, want het gaat altijd over wat de docent zojuist uitgelegd heeft. Ook is het opvallend dat Julian veel rond staart, maar dit is eigenlijk alleen wanneer de leerlingen zelfstandig aan opdrachten moet werken. Ook kletst Julian tijdens dit moment veel met medeleerlingen, maar ik geloof dat ook dit alleen over het onderwerp ging.

Opdracht 4A Sleutelbegrippen Geobserveerd tijdens de tekenles bij C1D: 1. Structuur in opbouw leerstof: Er is een duidelijk structuur in de opbouw van de leerstof. De leerlingen weten dat ze eerst de wat taaie technieken moeten leren voordat ze met die technieken wat leukere opdrachten gaan doen. De leerlingen moestem bijvoorbeeld met zwarte inkt 5 verschillende tonen maken, van licht naar donker met gebruik van puntjes zetten. Dit konden ze daarna gebruiken met de opdracht waarbij ze een wit bekertje met puntjes moesten weergeven. De docent legt dan ook nadrukkelijk uit waarvoor ze die verschillende tonen nu kunnen gebruiken. Binnen in de les is er niet zo gek veel structuur, maar is het wel duidelijk wat de leerlingen moeten doen, want dit wordt aan het begin van de les even kort en krachtig uitgelegd. Ook is er niet echt een klassikale afsluiting van de les, maar wordt er wel samen opgeruimd. 2. Het juiste niveau van de leerstof: Het niveau van de leerstof is van het juiste niveau, want de basis moet echt geleerd worden in het eerste leerjaar. En opzich zou het wel wat makkelijker aangepakt kunnen worden, maar op deze manier worden de leerlingen wel een beetje uitgedaagd en zijn ze zelf ook erg verrast door wat ze uiteindelijk bereikt hebben. Hierdoor blijven ze ook geboeid en vragen ze veel van hoe ze het moeten aanpakken. 3.Betekenis geven: Voor de leerlingen is het erg duidelijk waarom ze die taaie technische stof moeten doen, voordat ze leukere opdrachten gaan doen. Ze zien wanneer ze dat witte bekertje met zwarte inkt hebben getekend, ze ook echt wat bereikt hebben door het aangeven van licht en donker verschillen. De een vind het belangrijker dan de ander, maar wel hebben ze allemaal door waarvoor ze het doen en wat ze ermee kunnen bereiken. Ook merk je dat ze onderling elkaar corrigeren, en teruggrijpen naar de basis van wat ze geleerd hebben. 4. Individuele aanspreekbaarheid: De individuele aanspreekbaarheid in deze les is goed, want de docent loopt de hele tijd door het lokaal en kan hierbij bij elke leerling beoordelen of deze wat aan het doen is of niet. Ook spreekt hij elke leerling in de les wel een keer aan van wat er beter kan, en of de leerling het wel goed begrepen heeft. 5. Zichtbaarheid: In deze les is bij elke leerling zichtbaarheid, want de docent loopt constant rond. Ook leerlingen die niet zelf op staan om wat te vragen, krijgen aandacht voor wat ze aan het doen zijn. Bij de wat meer klassikale momenten is deze zichtbaarheid wat minder duidelijk, want hierbij reageren alleen de leerlingen die wel voor de hele klas iets durven zeggen, maar dit wordt dan weer opgelost met het rondlopen door de klas terwijl ze aan de gang zijn.

6. Motivatie: Qua motivatie in deze klas is het per leerling erg verschillend. De ene leerling is ijverig aan het werk, terwijl de ander liever aan het rondlopen is. Wel probeert de docent elke leerling te motiveren om wat te gaan doen. Het probleem van deze klas is dat de leerlingen weinig concentratie hebben, maar wanneer je ergens iets van zegt ze wel weer proberen om aan het werk te gaan. En als ze dan even goed geconcentreerd zijn, zie je dat erg in de resultaten waardoor ze weer wat gemotiveerder raken.

Opdracht 5 Voorbereiden

LES

3. UITVOERINGSMODEL

Dit model gebruik je om de organisatie en planning per les (50 min) te bedenken.

BEGIN SITUATIE Voorkennis en niveau

VMBO/HAVO 1 STAGEWEEK 5

De leerlingen hebben de afgelopen 2 weken de kleurencirkel onder de knie gekregen.

ACTIVITEITEN welke soorten activiteiten gaan in de les plaatsvinden?

De leerlingen moeten in deze les drie of meer voorwerpen uit bijvoorbeeld hun etui op het papier leggen en overtrekken. De voorwerpen moeten elkaar overlappen, want met de overlappingen gaan we iets doen. Aangezien de leerlingen de kleurencirkel hebben geleerd, moeten ze dit nu gaan toepassen op die overlappingen. Dus de voorwerpen krijgen een kleur en deze kleuren moeten in de overlappingen gemengd worden.

TIMING hoe ga ik deze activiteiten verdelen in de beschikbare tijd?

(50- 100 min)

planning

activiteit

WIE DOET WAT?

Docent Leerling

5

5

30

10

Iedereen het schetsboek geven en de aandacht krijgen.

Uitleg van de opdracht

Leerlingen begeleiden en zo nodig nog een keer uitleg geven aan de leerlingen.

Aansporen op te gaan ruimen.

Netjes op de plek gaan zitten. Luisteren naar de opdracht en eventueel vragen stellen Werken aan de opdracht Opruimen

MIDDELENWelke middelen (materialen / media / voorbeelden / apparatuur, etc) hebben docent én leerling nodig bij het uitvoeren van deze les?

Leerlingen hebben een tekendoos met daarin de verf en kwasten. Ook zij er schetsboeken nodig.

HUISWERK

Geen huiswerk.

ORGANISATIE Hoe organiseer je: opruimen, opbergen van werk, opgeven van huiswerk, welke spullen moet je klaar zetten?

Aan het begin van de les schetsboeken uitdelen, de leerlingen hebben zelf een tekendoos bij zich. Aan het einde van de les gezamenlijk opruimen, en de schetsboeken weer verzamelen en zo nodig in het droogrek leggen.

EVALUATIE Feedback

Hoe controleer je wat de leerlingen geleerd hebben? En hoe laat je dat aan hen weten?

Ik ga tijdens de les controleren en ze daarbij helpen waar het nodig is. De eigenlijke docent zal later ook punten geven voor het werk dat de leerlingen hebben gemaakt.

22-03-2012: Onverwacht mijn opdracht uitleggen en de les leiden. klas: C1D Les: blokuur tekenen Na het eerste uur, in de pauze, kwam mijn SPD’er met het voorstel dat ik in het tweede uur mijn opdracht zou gaan uitleggen, vooral voor de leerlingen die de kleurencirkel al af hadden. Ik vond dit eigenlijk erg fijn, want nu kon ik me niet echt zenuwachtig maken en moest i keen soort van improviseren hoe ik wat zou gaan zeggen. Mijn SPD’er zei natuurlijk eerst tegen de leerlingen dat ik wat ging uitleggen. Nu had ik alle aandacht, en kon ik mijn verhaal doen. Ik merkte wel dat sommige leerlingen toch nog even de neiging hadden wat te gaan zeggen, toen ben ik gestopt met mijn verhaal en gevraag of ze stil wilden zijn. Dit ging eigenlijk best prima. De leerlingen leken het te snappen, en dit zag ik gelukkig ook terug in het werk van leerlingen die meteen aan de slag gingen. Ik had niet verwacht dat leerlingen de voorwerpen zelf al gemengde kleuren gingen geven, en dat ze het principe van wat ik bedoelde zo goed snapten. Erg fijn om te zien.

LES

3. UITVOERINGSMODEL

Dit model gebruik je om de organisatie en planning per les (50 min) te bedenken.

BEGIN SITUATIE Voorkennis en niveau

VMBO/HAVO 1 STAGEWEEK 6 Leerlingen hebben de kleurencirkel onder de knie en sommige van hen zijn al begonnen met het plaatsen van voorwerpen op het blad. Andere moeten hier nog aan beginnen.

ACTIVITEITEN welke soorten activiteiten gaan in de les plaatsvinden?

De leerlingen die vorige week al zijn begonnen met de opdracht en deze al bijna afgerond hebben moeten deze week deze opdrachten uitbreiden. Ze moeten de voorwerpen die ze vorige week hebben gemaakt, gewoon gaan uitbreiden met meer voorwerpen op het blad erbij. Ze zullen hierbij tegenkomen dat ze kleuren opnieuw moeten gaan mengen die ze vorige week al vastgelegd hebben. De leerlingen die nog niet zijn begonnen aan de opdracht gaan dat deze week doen. Ze pakken tenminste 3 voorwerpen uit bijvoorbeeld hun etui, mogen deze overtrekken op het papier waarbij de voorwerpen elkaar overlappen, en verven deze vervolgens in met de overlappende stukken gemengd in plaats van overlappend.

TIMING hoe ga ik deze activiteiten verdelen in de beschikbare tijd?

(50- 100 min)

planning

activiteit

WIE DOET WAT ?

Docent Leerling

5

5

30

10

Uitdelen schetsboeken, Leerlingen stil krijgen en hun aandacht vragen.

Uitleg van de opdracht

De opdracht begeleiden, rondlopen, leerlingen op gang helpen, aanwijzingen geven.

Leerlingen aansporen op te gaan ruimen

Uitdelen schetsboeken, op hun plek gaan zitten en gaan luisteren

Luisteren naar de opdracht

Werken aan de opdracht

Opruimen van de spullen.

MIDDELENWelke middelen (materialen / media / voorbeelden / apparatuur, etc) hebben docent én leerling nodig bij het uitvoeren van deze les?

De leerlingen hebben hun tekendoos bij, waarin de verf en kwasten zitten. De schetsboeken worden aan het begin van de les uitgedeeld.

HUISWERK Geen huiswerk.

ORGANISATIE Hoe organiseer je: opruimen, opbergen van werk, opgeven van huiswerk, welke spullen moet je klaar zetten?

Twee leerlingen helpen even aan het begin van de opdracht met het uitdelen van de schetsboeken. Aan het einde van de les helpt iedereen mee op, en ik zal hier ook iedereen op aan spreken om even mee te helpen.

EVALUATIE Feedback

Hoe controleer je wat de leerlingen geleerd hebben? En hoe laat je dat aan hen weten?

Elke leerling spreek ik individueel aan wat er bereikt is, dit doe ik door de gehele les heen. De eigenlijke docent zal hopelijk punten geven voor het werk wat er gemaakt is.

29-03-2012 Eerste echte lesje geven. Klas: C1D Les: blokuur tekenen

Het eerste uur: Eigenlijk ging het best wel prima, de leerlingen werkten best wel goed aan mijn zelfverzonnen opdracht. Sommigen waren wel erg aan het vervelen, tegen deze leerlingen heb ik gezegd dat als ze zo door zouden gaan en zo weinig zouden uitvoeren ik ze uit elkaar ging zetten. Ik merkte dat er door deze opmerking wel iets beter gewerkt werd, maar ook alleen wanneer ik naar de keek en ze nadrukkelijk in de gaten hield. Ik merkte ook aan mezelf dat ik erg bezig was met deze paar leerlingen aan het werk te zetten, en dat ik daardoor leerlingen die minder van zich lieten horen soms vergat. Gelukkig kwam ik hier halverwege achter, en ben ik meer leerlingen individueel aan gaan spreken die mijn zelf niet aanspraken. Ik merkte dat ik hierdoor een stuk meer controle kreeg over de klas, omdat ze me nu als een echte docent zagen en ook luisterden wanneer ik vanuit de andere kant van de klas tegen een paar druktemakers zei dat ze rustig moesten doen. Het tweede uur: In het begin heb ik meteen besloten om de druktemakers toch even apart te zetten. Eerst wilde ze dit natuurlijk niet en gingen ze in discussie, ik heb dit opgelost door meteen hun schetsboek op te pakken en op een andere tafel neer te leggen. Toen volgde ze met enige tegenzin en gingen ze uiteindelijk toch aan het werk. Ik heb ze hiermee wel aangesproken dat het niet was omdat ik vervelend wilde zijn, maar dat het was omdat ze anders enorm achter gingen lopen met hun werk en ze uiteindelijk alleen maar zouden kletsen. Met een hiervan had ik ook afgesproken dat aks hij de kleurencirkel af zou hebben hij weer op zijn eigen plek mocht mits hij door zou werken en niet teveel

zou kletsen. Deze leerling deed dit ook netjes, en heeft uiteindelijk best wel een aardig resultaat afgeleverd. De andere leerling die ik apart had gezet bleef eigenlijk maar ongeconcentreerd bezig en had met moeite de kleurencirkel af. Het viel me op dat deze leerling constant contact aan het zoeken was met andere leerlingen, en niet echt in de gaten had dat hij expres apart gezet was. Vervelend was ook dat nu ik die twee leerlingen apart had gezet, andere leerlingen geneigd waren om ook te gaan vervelen en dat ik hierdoor meer bezig was met politieagent spelen dan met het eigenlijke vak. Met het opruimen van de spullen werd het pas echt een chaos, want toen zat er een wesp in de klas waardoor de gehele meidengroep hysterisch begon te gillen en de jongens dit na gingen doen. Ondertussen waren er ook nog twee jongens die ruzie hadden en met een kruk gooiden. Ik ben eerst naar de jongens die ruzie hadden gegaan, en ondertussen hielp mijn SPD’er met de rest stil te krijgen. Op dit moment wist ik echt niet wat ik moest doen en had ik ook echt geen mogelijkheid om orde te krijgen. De eigenlijke docent van deze klas heeft de leerlingen aangesproken op hun gedrag en nog wat strafwerk uitgedeeld aan leerlingen die toen nog steeds hun mond niet konden houden. Al met al ging de les best prima en heb ik geleerd dat ik meer moet waarschuwen en sneller iemand apart moet zetten. Ook moet ik er op letten dat ik strenger word wanneer dat ook echt nodig is en de leerlingen dan in de gaten krijgen dat ik het echt meen en dat ze moeten luisteren.

LES

3. UITVOERINGSMODEL

Dit model gebruik je om de organisatie en planning per les (50 min) te bedenken.

BEGIN SITUATIE Voorkennis en niveau

VMBO/HAVO 1 STAGEWEEK 8 De leerlingen hebben vorige week een nieuwe opdracht gekregen, het schilderen van een aantal griezelkoppen. Hierbij moeten ze denken aan overlapping en gebruik van ‘enge’ kleuren. Ook wordt hun fantasie geprikkeld omdat ze zelf een griezelkop moeten verzinnen.

ACTIVITEITEN welke soorten activiteiten gaan in de les plaatsvinden?

De leerlingen gaan deze les door met hun griezelkoppen. Sommige leerlingen willen vast al voor het echt gaan werken, dus deze hebben een zwart vel nodig om groter te gaan werken. Andere blijven nog in hun schetsboek griezelkoppen verzinnen en tekenen.

TIMING hoe ga ik deze activiteiten verdelen in de beschikbare tijd?

(50- 100 min)

planning

activiteit

WIE DOET WAT ?

Docent Leerling

10

2

30

10

Schetsboeken uitdelen, leerlingen op hun plek krijgen en de aandacht vragen.

De opdracht kort even herhalen

Rondlopen, leerlingen begeleiden en fantasie prikkelen.

Leerlingen aansporen op te gaan ruimen

Sommige leerlingen meehelpen met schetsboeken, andere rustig gaan zitten. Luisteren naar de herhaling van de opdracht Werken aan de opdracht Opruimen en daarna op hun plek zitten.

MIDDELENWelke middelen (materialen / media / voorbeelden / apparatuur, etc) hebben docent én leerling nodig bij het uitvoeren van deze les?

De leerlingen hebben ieder hun tekendoos met daarin de nodige verf en kwasten. De schetsboeken worden aan het begin van de les uitgedeeld. Zwart papier wordt uitgedeeld wanneer de leerling daar naar vraagt.

HUISWERK Geen huiswerk.

ORGANISATIE Hoe organiseer je: opruimen, opbergen van werk, opgeven van huiswerk, welke spullen moet je klaar zetten?

Het klaarzetten van de spullen betreft enkel het schetsboek, dit gebeurt aan het begin van de les wanneer iedereen binnenkomt. Het opruimen van spullen gebeurd gezamenlijk en daar geef ik het teken voor wanneer ze hiermee kunnen beginnen.

EVALUATIE Feedback

Hoe controleer je wat de leerlingen geleerd hebben? En hoe laat je dat aan hen weten?

Tijdens de les geef ik opbouwende kritiek aan de leerlingen en controleer ik meteen of ze de opdracht begrepen hebben. De eigenlijke docent geeft wanneer deze opdracht afgelopen is een punt voor hun proces en hun werk.

12-04-2012: Laatste lesje geven Klas: C1D Vak: Tekenen Ik had afgesproken met mijn SPD’er dat hij de les als het ware zou openen, en ik de opdracht van vorige keer nog eens zou herhalen voor de leerlingen en vervolgens ze gewoon zou begeleiden in de les. Dit hadden we zo afgesproken omdat de FCD’er langs zou komen, en ik me hierbij iets zekerder zou voelen. Het werkte erg goed, de leerlingen hadden even de aandacht voor mij en deze kon ik gedurende mijn uitleg goed behouden. Gedurende de les vroegen veel leerlingen iets aan me en kwamen we samen altijd tot een oplossing. Ik heb gemerkt dat ik wat ik in mijn herhaling van de opdracht heb verteld, dat er gewerkt moest worden met overlapping en een soort spannende compositie, ik dit nog vaak moest herhalen als leerlingen bijvoorbeeld vroegen of ’t nu wel goed was?’. Dit vond ik opzich niet erg, want als ik dat dan zei, reageerde ze zo van: ‘oja, dat is waar ook’. Het viel me op dat wanneer ik dat dus bleef benadrukken, er ook zeker mooie beelden uitkwamen en sommige leerlingen echt lef vertoonden. Er was bijvoorbeeld een leerling die nog bezig was met de ridderopdracht, maar hier opeens een enorme tak midden door het hele blad over tekenden, en vroeg of dit wel oke was. Ik stond eigenlijk met een mond vol tanden van verbazing en heb hem hiervoor beloond. Hierna was te zien dat hij echt goed geconcentreerd leek, omdat hij zich opeens besefte dat hij wel degelijk iets kon bereiken. Er was in deze les wel weer even een opstootje tussen een paar leerlingen, wat ik even over het hoofd zag maar met mij SPD’er snel heb opgelost. Op die momenten vind ik het erg fijn dat mijn SPD’er achter in deklas zit, of ook rondloopt, en dus ook controle heeft over de les.

Opdracht 6 leerlingen begeleiden

08-03-2012: Deze les was erg druk, er werd veel gepraat en eigenlijk maar weinig bereikt. Mijn rol als begeleider was eigenlijk net zoals de vorige keer, gewoon de leerlingen helpen met hun tekeningen en hiermee proberen te bereiken dat zij verder komen in hun beeldende proces. De leerlingen vragen veel dingen aan me, en ik vind het dan ook fijn dat ik ze dingen kan uitleggen en hun weer op gang kan helpen. Wel merk ik dat sommige leerlingen alleen dingen aan me vragen omdat ze goedkeuring willen, constant een goedkeuring op hun werk willen. Vervolgens zeg ik bijvoorbeeld dat er nog een boom bij kan, en na deze boom komen ze weer naar me toe om te vragen of het nu wel goed is. Dit vind ik wel lastig om mee te maken, want als het ware ben je dan de tekening zelf aan het indelen zonder de fantasie van de leerling. Het aanspreken van leerlingen ging wel goed, want ze zien me wel een beetje als een ´juf ´ en nemen ook wel degelijk iets van me aan als ik probeer ze te helpen. Wel is het lastig om te merken dat de klas langzaamaan weer rumoeriger wordt en dat ik als begeleider eigenlijk moet inspringen om de boel te sussen, maar als de eigenlijke docent dit niet doet weet ik niet of het mijn taak is de boel in bedwang te gaan houden. Hier moet ik een beetje mijn weg in vinden en het ook echt gaan bereiken dat ze leerlingen me ook echt als docent zien en goed naar me luisteren.

15-03-2012: Het blokuur met C1D heb ik weer meegeholpen, het eerste uur was er helaas een wiskunde wedstrijd waarbij ik moest observeren en het tweede uur werd er door de docent de kleurencirkel uitgelegd. Gelukkig riep dit erg veel vragen op, waardoor ik fijn kon meehelpen. De leerlingen bleven deze les eigenlijk goed op hun plek zitten, en voerden eigenlijk best veel uit. Leerlingen vroegen veel aan me, maar ik merkte doordat de uitleg wat beperkt was, ik ook niet precies wist hoe het zat en dus een beetje ging twijfelen aan mezelf. Wel merkte ik dat de leerlingen mij steeds meer als ´juf´ gaan zien, want bij het observeren tijdens de wiskunde wedstrijd luisterden ze eigenlijk erg goed als ik zei dat ze stil moesten zijn. Bij de praktijk les waren de leerlingen weer erg druk, dus dat was wel even een omschakeling voor mij want bij zo´n klassikaal moment had ik het idee dat de leerlingen sneller luisterden dan in een praktijklokaal. Wel merkte ik dat de leerlingen mij steeds serieuzer namen bij het tekenen, en vroegen ze ook sneller wat aan mij dan de weken hiervoor. Ook heb ik deze les erg geleerd dat wanneer je leerlingen wat speelser aanspreekt om wat te gaan doen, ze sneller luisteren dan wanneer ik heel serieus zeg: ‘ga eens wat doen’.

22-03-2012: Het eerste uur van dit blokuur heb ik gewoon weer de leerlinge geholpen met de opdracht waar ze mee bezig waren, de kleurencirkel. Ik merkte dat ik opeens veel zekerder van mezelf was en de leerlingen weer beter dan vorige week durfde aan te spreken over hun werk. Het fijne was dat ik ook merkt dat de leerlingen me nog meer accepteerden dan de weken ervoor, misschien ook omdat ik het uur hiervoor bij een theoretische les aanwezig was en ze geobserveerd heb. Dit keer voelde ik zelfs echt de zekerheid om te zeggen dat ze weer moesten gaan zitten, of het tempo echt wat hoger moesten leggen. Uiteindelijk was het maar goed dat ik het dit eerste uur zo ervaren had, want het tweede uur moest ik plotseling mijn eigen verzonnen opdracht klassikaal uitleggen voor degene die al bijna klaar waren met de kleurencirkel. Mijn SPD’er kondigde even aan dat ik wat uit ging leggen, maar toen was het ook helemaal aan mij. Ik merkte dat wanneer ik ze helemaal stil had ze goed

luisterden, en dat als er een leerling begon te praten ik deze gewoon even moest aan kijken en deze dan ook goed luisterde. Het fijne vond ik dat ik de opdracht daarna niet nog eens tien keer uit moest leggen, maar dat sommige al meteen hevig aan de slag gingen en er echt wel goede resultaten uit kwamen. Dit gaf me wel echt voldoening, omdat ik nu wat zekerder ben m volgende week echt een hele les te gaan geven en de leerlingen als het ware mij nu al een keer ‘voor de klas’ hebben zien staan.

Opdracht 7 Informatie verzamelen m.b.t.: Schoolregels en regels in de klas, en wat vind je ervan.

Schoolregels: Het Mondriaancollege hanteert natuurlijk een aantal regels wat betreft te laat komen, orde handhaving, veiligheid en strafwerk uitdelen. Te laat komen/ afwezig zijn: Leerlingen die te laat in de les komen en door de docent te laat zijn gemeld in het absentiesysteem, moeten zich altijd de volgende dag om 8.00 melden bij de conciërges. De leerling of de ouders hiervan kunnen dit ook controleren via een systeem op internet. Wanneer een leerling ziek is, dan vraagt het Mondriaancollege dit door de ouder/verzorger ’s morgens tussen 8.00 en 9.00 telefonisch door te geven. Wanneer de leerling weer beter is moet hij of zij een briefje van thuis bij de receptie inleveren waarin staat hoe lang de leerling ziek was en wat er aan de hand was.

In de les waar ik stage loop is niet echt een vaste regel voor leerlingen die te laat binnen komen in de les, maar dit komt ook weinig voor aangezien leerlingen meteen uit een andere les komen. Wel geeft de leraar in het absentiesysteem, na de les, aan wie er wel was en wie er niet was. Dit doet de leraar na de les omdat aan t begin van de les of tijdens de les hier erg veel tijd in gaat zitten en dat ten koste van de concentratie van de leerlingen gaat.

Orde handhaving/sancties: Het Mondriaancollege heeft een aantal regels centraal staan voor een goed onderling verkeer. De zogenaamde vijf Mondriaanregels: Ik toon respect Ik heb zorg voor mijn omgeving Ik hou me aan afspraken Ik werk mee aan goed onderwijs Ik help anderen Deze regels staan overal, op de achterkanten van leerlingpasjes, en bijvoorbeeld op een bord in de aula. Als deze regels niet worden gehandhaafd, krijgt een leerling straf in bijvoorbeeld de vorm van corvee.

In de les wordt er ook het een en ander van de leerlingen verwacht, zij moeten de les rustig volgen en natuurlijk het een en ander meekrijgen hiervan. Als dit niet word gedaan, of een bepaalde leerling een storende factor is besluit de docent waar ik bij stage loop diegene eruit te zetten en een briefje bij K. Hendrickx te laten, de zogenaamde ‘strafmeneer’ en onderwijsassistent. Hier moet de leerling de rest van de les blijven en huiswerk maken, of alleen een verklaring geven waarom hij of zij een storende factor was. Dit wordt door de leraar nog besproken met de leerling, en dan is het allemaal weer goed. Het kan ook gebeuren dat een leerling niet naar de meneer Hendrickx wordt gestuurd, maar om kwart over vier(na het achtste uur) terug moet komen bij de docent, om nog even een praatje te houden of om de troep mee op te ruimen.

Afspraken m.b.t. veiligheid: Op het Mondriaancollege worden een aantal maatregelen getroffen qat betreft veiligheid. Er is bijvoorbeeld voor elke leerling een kluisje te huur, zodat spulletjes netjes en veilig opgeborgen

kunnen worden. Ook is er natuurlijk tijdens pauzes veel toezicht door middel van conciërges. Wanneer er een dreiging van handtastelijkheid of geschreeuw komt, springen deze personen in. Ook is het voor leerlingen van andere scholen niet toegestaan op het plein van het Mondriaancollege te komen, dit om ruzies etc. te voorkomen. Voor de onderbouw is het trouwens niet toegestaan om in de pauzes van het schoolplein af te gaan, dit wordt ook uiterst streng gecontroleerd door een conciërge aan de poort.

In de les is er natuurlijk de regel dat leerlingen elkaar gewoon met rust moeten laten, maar dat spreekt voor zich. Qua machines in het praktijklokaal is er altijd de regel dat je eerst aan de leraar moet vragen om iets te gebruiken, en daar zo nodig hulp bij krijgt.

Verschillen per docent: Elke docent heeft natuurlijk haar of zijn eigen regels voor in de klas. Bij de ene docent mag er wel rustig gepraat worden, terwijl het bij de ander volledig stil moet zijn. Bij de praktijklessen op het Mondriaan zijn er eigenlijk een beetje dezelfde regels, iedereen werkt aan zijn of haar werk en er mag onderling wel wat gekletst worden maar het moet geen puinhoop worden. Ook heb ik tijdens mijn eerste stagedag gemerkt, dat het erg fijn is als leerlingen op hun plek blijven zitten, en niet constant heen en weer aan het lopen zijn Huis- en strafwerk uitdelen: Op het Mondriaancollege zijn geen centrale regels voor het huiswerk van leerlingen. Dit bepaald elke leraar voor zich en plant dit zo dat het aansluit bij de lesstof en toetsen. Ook qua strafwerk zijn er geen centrale regels. In de lessen waar ik stage loop wordt minimaal huiswerk opgegeven, dit omdat de leerlingen in de les al veel bereiken en de theorielessen niet erg veel huiswerk vergen.

Wat vind je van de regels en afspraken op deze school? Waarom zijn regels belangrijk? De regels op deze school, waar ik zelf ook op gezeten heb, zijn best vel goed en consequent. Sommige regels zijn wel wat overdreven en vervelend, maar die zie ik nu om eerlijk te zijn nog van de leerling kant, en niet van de docente kant waar ik momenteel sta. Ik denk dat het belangrijk is dat een school veel regels stelt, omdat het anders een puinhoop wordt en er niet meer naar regels teruggegrepen kan worden waardoor het een ongeregeld zooitje gaat worden. Top 5 van belangrijkheid: 1. Ik toon respect. Dit vind ik een erg belangrijke omdat het eigenlijk vanzelfsprekend moet zijn, maar het blijkbaar niet zo is en het dus nog extra even wordt aangeduid. 2. Wanneer een leerling te laat komt, moet hij of zij om 8.00 melden de volgende ochtend. Deze vind ik belangrijk omdat op deze manier wordt tegengegaan dat leerlingen standaard te laat gaan komen, en hierbij de klas, de docent en uiteindelijk zichzelf hierbij storen. 3. Ik werk mee aan goed onderwijs. Dit is ook erg belangrijk, want waneer er niet van beide kanten wordt meegewerkt, en niet veel geleerd wordt waardoor er studieachterstanden ontstaan enz. 4. Ik hou me aan afspraken. Ook dit is natuurlijk een basis, maar wel erg belangrijk om na te leven en dit te bestraffen wanneer dit niet wordt gedaan. 5. Wanneer een leerling vervelend is, moet hij of zij een briefje halen bij de heer K. Hendrickx. Dit is belangrijk omdat de leerling dan inziet dat hij of zij verkeerd zit, en even uit de les wordt verwijderd waardoor de docent de ruimte heeft de les weer te herstellen en zo weer goed kan verder gaan met de stof.

Opdracht 8 Zorgstructuur

De opzet van het Mondriaancollege voor de begeleiding van leerlingen met een ‘rugzakje’ heeft de volgende kenmerken: -Het Mondriaancollege stelt zijn deuren open voor leerlingen met beperkingen in het volgen van regulier onderwijs. -De school heeft daartoe een zorgstructuur opgezet waarin zowel signalering, diagnose, behandeling als adequate administratie zijn geregeld. -Binnen die structuur heeft de school te maken met zorg voor leerlingen met beperkingen voor wie aanvullende bekostiging wordt ontvangen en met leerlingen die wel zorg behoeven, maar geen aanspraak maken op aanvullende bekostiging. -De zorgstructuur kenmerkt zich door de beschikbaarheid van medewerkers gespecialiseerd in hulpverlening aan leerlingen met dyslexie, faalangst, psychosociale problemen, en de zogenaamde KLIC-leerlingen (zijnde kinderen met leer-, informatie-, en concentratieproblemen) waaronder ook de leerlingen vallen met stoornissen in het autistisch spectrum. -De bekostiging van deze zorgstructuur vindt plaats vanuit reguliere en aanvullende middelen. -Tot de aanvullende middelen wordt gerekend de inkomsten vanuit het Regionaal Zorgbudget (RZB) en de Leerling-gebonden Financiering (LGF) -De zorg aan leerlingen met een LGF geschiedt op basis van een individueel handelingsplan, binnen de beschikbare middelen opgesteld in overleg met en met instemming van de ouders. -Van de beschikbare middelen hanteert de school als richtlijn dat 65% wordt besteed aan individuele hulp en 35% aan instandhouding van de zorgstructuur en het bekostigen van gecontracteerde externe zorg. -In geval er een verschil van mening ontstaat tussen ouders van een leerling en de school, hetzij over toelating van een leerling met een handicap, hetzij over de inrichting van de specifieke begeleiding dan is er de landelijke AdviesCommissie voor Toelating en Begeleiding (ACTB). Deze commissie geeft advies aan de ouders dan wel aan de school en schakelt daartoe onderwijsconsulenten in.

Dit alles wordt gecoördineerd door de zorgcoördinator: Sarah Molenkamp. Elke training of hulpverlening op zich heeft een eigen docent of medewerker hiervoor. Ik vind dat op het Mondriaancollege de zorgstructuur erg goed in elkaar zit, ik zat zelf ook op deze school en heb altijd als prettig ervaren dat leerlingen met een probleem hier goed terecht konden. De begeleiding vindt ook vaak onder lesuren plaats, waardoor leerlingen met een probleem niet vaak extra op school moeten blijven.

Opdracht 9 Organisatie Stage - Ik heb afgesproken met mijn SPD ‘er dat ik elke donderdag van het eerste tot en met het achtste uur aanwezig zal zijn. Dit is van 08:25 tot en met 16:15. - Ook hebben we afgesproken dat de laatste 3 keer dat ik zou komen, ik dan pas een lesje zou gaan geven, dit leek ons beter omdat ik dan van te voren goed de klas kan leren kennen en bijvoorbeeld ook de namen van de leerlingen wat beter zou weten. - Echte afspraken over de opdrachten 2b,3,4,5,8 en 10 hebben we niet gemaakt, dit zouden we per week bekijken en toepassen.

Ongeveer mijn eigen planning:

Beroeps- oriënterende week

13 t/m 17 februari 2012

Woensdag 15 februari

ONTMOETINGEN

workshops werkveld

ONTMOETINGEN

5 mensen (oud student ABV) uit ons vak vertellen kort wat ze nu doen. CKV, museum educatie, cultureel ondernemer,docent vmbo/havo vwo het komt allemaal voorbij. In workshops kun je kennismaken met hun werk….jouw toekomst.

Donderdag 16 februari

kennismaken met stageschool/SPD/FCD/OD

Eerste voorbereidingen en afspraken maken.

kennismaken met stageschool

Opdr 1 : zelfanalyse maken (vooraf)

Opdr 7: informatie verzamelen

Opdr 9: planning maken

Opdr 12: positie kunstvakken

Stageweek 1

(N.B. in de stageweken vervallen de lessen OT)

Observeren

Opdr 3: observatie 1 docent

Opdr 4: observatie 2 leerlingen

Opdr 4 a sleutelbegrippen

Stageweek 2 Geven van een stukje les 1 (opdr. 5)

Leerlingen begeleiden

Interviewen SPD

Opdr: 6 begeleiden (1)

Opdr. 2b: Alblas

Opdr 10 interview houden

Stageweek 3 Observeren Opdr 3: observatie (1) docent

Terugkomles OT

Onderzoek doen

Leerlingen begeleiden

Opdr 4: observatie (2) leerlingen

Opdr 4a : sleutelbegrippen

Opdr: 6 begeleiden (2)

Stageweek 4 Leerlingen begeleiden

Opdr: 6 begeleiden (3) Opdr. 12 positie kunstvakken

Stageweek 5 Geven van een stukje les 2 (opdr.5)

Leerling begeleiden

Terugkoppeling

Lesvoorbereiding maken

Opdr 6 begeleiden (4)

Opdr 5 les geven (1)

Opdr 2a en 11 terugkoppeling

Opdr 2b Alblas

Stageweek 6

Terugkomles OT

Werken aan onderzoeksvraag

Werken aan inventariseren Kunstvakken Lesvoorbereiding maken

Opdr 2a en 11 terugkoppeling

Opdr 8 zorgstructuur in kaart brengen

Opdr 5 les geven(3)

Stageweek 7 Geven van een stukje les 3 (opdr.5)

Leerlingen begeleiden

Onderzoek afronden

Opdr. 1 zelfanalyse (achteraf)

Opdr 5 les geven (1)

beoordeling door SPD/FCD (opdr.11)

Stagepresentaties in kalenderweek 16

Presenteren van stage-ervaringen. Presentatie van de stage

adhv. de competenties.

kalenderweek 19 Portfolio onderwijstheorie inleveren + stageverslag opdr 1 tm 12 inleveren

Opdracht 10 Interview houden

Vind je plaats in het programma om naast wat je echt ‘moet’ doen ook andere dingen te behandelen die de leerlingen misschien wel meer interesseren?

Binnen het curriculum doen we de dingen die we moeten doen zo goed en intensief mogelijk. De dingen die we hier moeten doen proberen we soms wel net even wat frisser te maken of op een andere manier uit te voeren. Hier zijn natuurlijk met afspraken over, zodat de stof die behandeld moet worden ook echt gedaan wordt. Ook is er wel wat plek hierin voor een eigen invulling, want bijvoorbeeld vorige week moesten de T3 leerlingen wat weten over fotografie, hierbij hebben we een fotograaf laten komen die een workshop kwam geven. Dit hoort dan weer bij CKV, wat eigenlijk een soort paradepaardje is wat betreft dingen buiten het boekje die leuk zijn voor leerlingen, terwijl ze er niet eens een punt voor krijgen maar het wel interessant vinden.

Wordt er op deze school veel aan vakoverstijgend samenwerking gedaan? Vinden leerlingen dit ook leuk?

Een mooi voorbeeld is het poëzieproject van de derde klas, hierin wordt bij Nederlands ene gedicht geschreven, en bij tekenen of bij beeldend een poster bij gemaakt. Dit project voert al jaren en je kunt zien aan de resultaten dat leerlingen er ook werkelijk iets van leren en iets moois van maken. Leerlingen ervaren vakoverstijgend werk wel anders dan dat docenten dat doen, van leerlingen hoeft het waarschijnlijk niet zo en ik heb daarom ook nooit gevraagd of ze zoiets wel leuk zouden vinden. Vakoverstijgend werken hoeft ook niet perse een meerwaarde te zijn om te leren, maar het kan wel een goede oplossing zijn voor een mooi project.

Wordt er binnen de vaksectie goed overlegd qua opdrachten en aanpak, of is het meer iedere docent voor zich?

Er zijn natuurlijk afspraken over het curriculum en techniek en materialen die aan bod moeten komen maar er is zeker ook wat individuele speelruimte wat betreft opdrachten. Want elke les die gegeven wordt, heeft een persoonlijke draai van de docent die hem geeft nodig, daarom is het fijn dat je zelf een opdracht kan verzinnen en deze zo uitvoeren dat de klas leert wij zij moet leren. Dit is nodig omdat de ene lesvoorbereiding, niet bij de andere klas of docent werkt want om iets te bereiken heeft ene docent zijn eigen manier.

Vind je als docent dat er op deze school genoeg, teveel of te weinig tijd wordt besteed aan de creatieve vakken?

Natuurlijk te weinig, ik denk dat het heel belangrijk is dat de rechterhersenhelft van een leerling goed ontwikkeld en dit komt mede tot stand door creatieve vakken. Leerlingen gaan anders denken bij het tekenen, en gaan dingen zien die ze anders niet zo snel zouden zien. Op de HAVO en het VWO bijvoorbeeld, wordt er na het 2e leerjaar gestopt met beeldende vakken, waarna de leerlingen in het 4e jaar CKV krijgen, en in het 5e en 6e leerjaar weer hun creatieve vak kunnen hervatten. Hier zit een enorm gat in, waarin de leerlingen niet meer creatief leren analyseren en waarnemen. Op het VMBO daarentegen loopt het wel goed door, daar krijgen ze in het eerste en tweede jaar handvaardigheid en tekenen en in de 3e jaar CKV hebben en al een gekozen creatief vak. Wel moet het op het VMBO

wat serieuzer worden, en dat de leerlingen een beeldend vak niet alleen kiezen omdat ze dan bij wijs van spreken lekker mogen knutselen.

Ben je wel eens voorvallen tegenkomen dat je dacht, ik moet meer te weten komen over het gedrag en de psychologie van kinderen om dit te kunnen handhaven?

Nee dit ben ik nog nooit tegengekomen, maar dat komt mede door mijn verleden. Na de academie ben ik een jaar les gaan geven en vond ik er eigenlijk niks aan. Toen ben ik bij een soort epilepsiecentrum gaan werken met mensen met ook nog een verstandelijke handicap. Hier heb ik erg veel geleerd wat betreft omgaan met afzonderlijk gedrag. Met deze kennis ben ik weer terug in het middelbaar onderwijs gegaan en heb vervolgens eigenlijk nooit meer last gehad van situaties waarin ik mij onbekwaam voelde wat betreft gedragsproblemen. Wel is het belangrijk dat je als docent een soort zelfvertrouwen uitstraalt en dat je met zekerheid in je schoenen staat. Leerlingen moeten gaan denken dat ze niet met je kunnen sollen en dat je echt iets met ze wil gaan doen. En natuurlijk voel je je wel eens geïrriteerd of boos, maar hier moet je dat verstandig mee omgaan en op zo’n manier oplossen dat je als docent geen gezichtsverlies lijdt en niet voor de gehele klas onderuit gaat.

Opdracht 11 Samenwerking met de SPD en FCD

Samen met mij SPD´er, Harrie Eijkemans, heb ik een gesprek gehad over hoe het tot nu toe ging. Of eigenlijk hebben we constant gesprekken gehad na elke les over wat er gebeurd is en hoe daar op gereageerd werd. Uit het echt evaluatiegesprek volgde dat ik als oriënterende stagiaire een goede houding had en dat ik werk zag, dus dat ik mezelf bezig hield met wat te doen in de klas. Hij vond dat ik genoeg initiatief nam en dat hij wel vertrouwen in mij kon hebben. In deze 8 weken hebben we erg veel gepraat over allerlei situaties en hoe we hier mee om konden gaan. Eigenlijk waren we het erg vaak eens, en dit werkte dan ook erg fijn in de praktijk. Ik merkte dat Harrie mij ook wel het vertrouwen gaf om mijn eigen beslissingen te nemen en dit ook door te voeren. Dit vertrouwen was er eigenlijk al erg snel, wat wel ten goede kwam aan onze samenwerking. Duidelijke kritiek was er niet, omdat ik natuurlijk nog niet veel voor de klas heb kunnen staan en de keren dat ik dat wel heb gedaan er niet iets gigantisch mis ging. Wel hadden we het er vaak over dat ik een eigen manier moet zoeken van de aandacht trekken en deze te houden. Gelukkig heb ik samen met Harrie goed kunnen praten over dingen zoals orde houden en de aandacht trekken, hier kwamen we samen uit dat roepen bijvoorbeeld geen zin heeft en dat ook niet aan mijn stemgeluid besteed is.

Met mijn FCD’er, Jos van Hest heb ik een goed gesprek gevoerd toen hij mij kwam ‘beoordelen’. Het viel Jos op dat ik ‘ogen in mijn achterhoofd’ had en dat ik dus goed kon zien wat er allemaal gebeurde in de klas. Ook vond hij dat ik een soort van lef vertoonde, om nu al gewoon voor een klas te gaan staan en bij sommige situaties leerlingen er op wees dat er gewoon gewerkt moet worden. Als tip gaf hij dat als ik iets zei, ik hier volledig achter moest staan en dit ook op een of andere manier echt moest laten doordringen bij de leerlingen. Verder hebben we fijn gepraat over een goed klimaat in deklas, en dat er bij elke docent andere regels waren, en ik deze maar eens voor mijzelf moest gaan bedenken.

Opdracht 12: De kunstvakken.

Inhoud Beeldende vakken op mijn stageschool: Het eerste leerjaar ongeveer 20 weken tekenen en 20 weken handvaardigheid. Hierbij is het belangrijk dat er een goede overgang is van de basisschool naar het middelbare onderwijs. Bij tekenen komen technieken en beeldaspecten zoals grijstonen, structuren, arceren, pointilleren, overlapping, schilderstechnieken, kleuren cirkel en kleuren mengen voorbij en wordt er gewerkt met een 2B en 6B potlood, met verf en met pen en inkt. Bij handvaardigheid in het eerste leerjaar komen technieken en beeldaspecten zoals uitslag basisvorm, kleitechnieken, figuurzagen, lijmen en verbindingen en 3D aan bod en zijn de thema’s eten en wonen.

In het tweede leerjaar wordt er bij handvaardigheid tijd besteed aan het zagen, vijlen, schuren, raspen en snijden van materialen. Ook wordt er wat gedaan met houtverbindingen en moeten er collagetechnieken behandeld worden. Hierbij zijn de thema’s beweging en verpakking. Bij de 20 weken tekenen wordt er gewerkt aan verhoudingen, composities, ruimtelijkheid en perpectief. De thema’s bij tekenen zijn letters en tekens, beweging, en een opdracht n.a.v. een excursie.

Het derde jaar is ook nog steeds in het teken van verhoudingen en compositie maar wordt er ook tijd besteed aan het stileren en abstraheren. Thema’s hierbij zijn portret, figuur, en landschappen. Bij handvaardigheid in het derde jaar wordt er met klein, hout en ijzerdraad gewerkt en qua technieken en beeldaspecten wordt er met opbouwen uit ringen gewerkt, buigen en solderen, verhoudingen en abstracties en stileringen.

Inhoud CKV op mijn stageschool: VMBO-T: CKV begint voor het VMBO in het derde leerjaar. Leerlingen hebben een halfjaar lang CKV, waarvan dat per week een blokuur is. Het vak CKV op het VMBO is vooral gericht op de culturele ervaring van de leerlingen met hierbij als doel de belevenis van de leerlingen. In de lessen word een paar keer een gastdocent gevraagd die bijvoorbeeld een les fotografie verzorgd. Mondriaancollege is net zoals andere middelbare scholen helemaal vrij met de invulling van dit vak. Het Mondriaancollege heeft besloten dat ongeveer elk discipline op cultureel gebied aan bod moet komen en het blijkt dat dit ook elk jaar goed gebeurd. Op het VMBO moeten leerlingen in dat halfjaar 4 verslagen maken van culturele activiteiten die ze bezocht hebben. HAVO: Op de HAVO begint het vak CKV in het 4e jaar, en houdt eigenlijk hetzelfde in als op het VMBO. Opvallend is dat bij de HAVO er wel meert tijd besteed wordt aan het beeldende, dit omdat bij het VMBO leerlingen dan nog handvaardigheid en tekenen krijgen, en bij de HAVO niet. Bij de HAVO hebben leerlingen een jaar lang CKV en moeten zij 8 verslagen van culturele activiteiten die ze beleefd hebben inleveren. VWO: Net als op de HAVO begint CKV in het 4e leerjaar, en is dit het gehele jaar. Het verschil is dat leerlingen op het VWO maar liefst 12 verslagen van culturele activiteiten zoals een theatervoorstelling of een museumbezoek inleveren. Voor alle leerlingen op het Mondriaancollege geldt dat het van CKV afgesloten moet worden met een voldoende of een goed, anders mogen ze geen examen doen.

Welke kunstvakken ikzelf heb gevolgd: Ik heb op de middelbare school in de onderbouw (1e,2e,3e leerjaar) handvaardigheid en tekenen gehad, In het 4e leerjaar kreeg ik CKV, en pas in het 5e en 6e leerjaar mijn zelfgekozen vak Beeldende Vorming. Eigen schoolloopbaan: Basisschool, basisvorming, VWO, HBO:

Evaluatie door SPD en FCD

Stagepresentatie

Link naar filmpje van mijn stage presentatie: http://youtu.be/0nBKv7izXSY

Visuele ondersteuning:

Presentatieformulier zelfevaluatie en reflectie

Presentatie door (naam): Antoinette van Beers DBKV 1 Datum presentatie: 19-04-2012 Soort presentatie: Stagepresentatie Wat was de doelgroep? Mijn medestudenten en een docent. Heb ik mij voldoende verdiept in de doelgroep, hoe? Ik heb nagedacht over hoe ik het voor mijn doelgroep interessant zou kunnen houden, dit heb ik opgelost door veel werk van mijn stage leerlingen te verwerken in mijn ‘PowerPoint’. Ook heb ik het interessant proberen te houden door enkel steekwoorden in mijn presentatie te verwerken. Wat waren mijn doelstellingen? Mijn doelstellingen waren om te vertellen wat ik zou moeten vertellen voor de opdracht. Nog een doelstelling voor mij was dat ik het echt als mijn verhaal vertelde, en dus niet compleet heb in gestudeerd wat ik wilde gaan zeggen. Heb ik die bereikt, waarom? Ja ik heb deze bereikt. Volgens mij heb ik gezegd wat ik allemaal moest zeggen, en als ik mijn presentatie zo terug kijk denk ik ook echt dat het mijn verhaal was omdat ik soms van die zinnen zei die ik normaal gesproken niet van te voren bedacht zou hebben. Dit wil niet zeggen dat ik dit beter vind, maar ik voelde me hier wel fijner bij dan dat ik in mijn hoofd denk dat ik van alles vergeet en mijn complete zinsbouw achterwege laat. Voor welke structuur / indeling heb ik gekozen? (Op welke manier begon ik de presentatie? Op welke manier eindigde ik de presentatie?) Ik heb voor de klassieke structuur gekozen, eerst verteld waar ik stage liep, toen mijn grote verhaal, en toen de conclusie hiervan. Ik heb verder niks gedaan om de aandacht te trekken, maar dit was denk ik ook niet nodig. Was het niveau van mijn presentatie te hoog/laag/goed (waarom)? Het niveau van mijn presentatie was denk ik goed, dit omdat het sowieso altijd beter kan maar het zeker niet slecht was. Ik denk dat ik voor mijzelf al een grote sprong heb gemaakt, omdat ik niet compleet nerveus voor de klas stond en dit keer wel redelijk uit mijn woorden kwam. Wat ik sowieso

beter kan doen is wat minder snel praten, en van te voren proberen te bedenken wat ik wil gaan zeggen in plaats van iets zeggen en dan halverwege de zin er nog maar iets van probeer te maken. Hoe merkte ik aan de reactie(s) van de toehoorder(s) dat mijn boodschap overkwam? Dit merkte ik aan de reacties omdat er gezegd werd dat ik een goede verhaallijn had en een duidelijk start en afsluiting. Ook merkte ik dat de toehoorders het oppikte dat ik expres werk van leerlingen in mijn presentatie had gebruikt, en dit in mijn verhaal vermengde. Dit vonden ze leuk om te zien, en toch had ik genoeg diepgang in mijn verhaal. Hoe heb ik mijn publiek betrokken bij mijn presentatie? Het publiek heb ik verbaal niet enorm betrokken in mijn presentatie, maar ik denk doordat ik zoveel werk van leerlingen had om te laten zien het publiek de aandacht er wel bijhield omdat dat leuk was om te zien in plaats van een saaie lap tekst. Waar heb ik op gelet bij mijn lichaamstaal? Ik heb er op gelet dat ik geen gesloten houding had, dus niet met mijn armen over elkaar voor het publiek stond. Wel merkte ik halverwege dat ik wel af en toe met mijn handen stond te frunniken, en vaak langs mijn haar ga. Ik denk dat ik de volgende keer met een presentatie me hier nog wat meer bewust van moet worden. Waar heb ik op gelet bij mijn manier van spreken? Eerlijk gezegd heb ik er deze keer niet op gelet om langzamer te spreken, terwijl me dit wel al vaak is gezegd. Wel heb ik er op gelet dat ik hard genoeg bleef spreken, en dit is me wel gelukt. Op welke manier heb ik mijn presentatie (audio)visueel ondersteund? Ik heb mijn presentatie ondersteund door middel van een PowerPoint waarin erg veel plaatjes te zien waren maar weinig tekst. Was deze manier een ondersteuning voor mijn verhaal, of juist andersom? Dit was een ondersteuning van mijn verhaal, want door middel van die plaatjes vertelde ik mijn verhaal en door de tekst wist het publiek het structureel te plaatsen denk ik. Wat heb ik geleerd van de presentatie van een ander? Van de andere presentaties heb ik geleerd dat wanneer het lijkt of de spreker precies weet wat hij of zij gaat zeggen, dit enorm rustig luistert zonder dat het ingestudeerd klinkt. Dit zou ik wel willen bereiken, en hier zal ik dan misschien een andere voorbereiding voor moeten treffen. Persoonlijke verbeterpunten voor een volgende presentatie: -langzamer spreken -beter weten van te voren wat ik wil gaan zeggen, in plaats van dat halverwege de zin nog eens proberen te bedenken - iets minder gestrest worden tijdens mijn presentatie waardoor ik het enorm warm krijg en aan mijn haar etc. ga zitten.

Beoordelingsformulieren door medestudenten:

Evaluatie stage presentatie filmpje

Als ik het filmpje zo terug zie merk ik dat ik: -enorm veel met mijn handen sta te frunniken. -ook vaak aan mijn haar zit. -dat ik zinnen zeg die niet kloppen, omdat ik dan niet meer weet hoe ik de zin ga afsluiten en wat ik precies wil vertellen. -veel lach, dit is wel een verbeterd met vorige keren denk ik. -merk dat ik toch stiekem wel met een accent praat, misschien kan ik proberen me bewuster te worden van hoe ik een woord uitspreek. Ik denk dat ik al deze punten wel kan verbeteren in volgende presentaties, vooral het vaak aan mijn haar zitten en frunniken met mijn handen. Als ik ook tijdens een presentatie meer bewust ga worden van hoe ik erbij sta, en wat mijn handen doen denk ik dat ik mezelf op het moment zelf kan gaan corrigeren. Het met een accent praten, en rare zinnen zeggen is denk ik wat moeilijker om op te lossen. Ik denk wel dat een andere voorbereiding al veel kan helpen, dat ik echt van te voren weet wat ik sowieso wil zeggen en dat me niet ter plekke meer ga bedenken.

Persoonlijke terugblik: Sterkte zwakte analyse De oriënterende stage, eerstejaars, op het Mondriaancollege in Oss. Van deze stage heb ik enorm veel geleerd, over het vak maar ook zeker over mijzelf. Ik ben te weten gekomen dat ik toch niet zo zenuwachtig voor de klas zou staan als ik zelf had gedacht. Eigenlijk stond ik er wel van versteld over hoe prima het op zich ging. Ook had ik van te voren gedacht dat ik het enorm moeilijk zou vinden om in te spelen op het niveau van de leerlingen, omdat het op de academie wel even andere kost is. Hierbij merkte ik dat ik dat in de loop van mijn stage wel degelijk kon, en dat ik kwaliteiten zag die ik normaal gesproken zo niet had bekeken. Denk dat dit komt doordat ik met de klas ging meeleven, en merkte dat ik gerespecteerd werd. Dit omdat ik gewoon mezelf ben gebleven met het lesgeven en begeleiden van de klas. Door het mezelf blijven heb ik ook gemerkt dat ik het lastig vond om sommige leerlingen te corrigeren, omdat ik simpelweg niet zeker genoeg was om echt even in te grijpen of mijn zin door te drijven. Nu komen we gelijk op mijn volgende punt, want een zwakte van me is dat ik af en toe niet helemaal sta achter wat ik zeg tegen leerlingen. Bijvoorbeeld als een leerling totaal niet aan het werk is en ik daar wat van zeg, de leerling dit vervolgens niet doet, ik nog niet goed weet hoe ik het aan moet pakken om echt door te dringen. Dit was het geval met een paar leerlingen, andere wist ik bijvoorbeeld wel weer ‘aan te pakken’. Hoe dit zo komt weet ik niet precies, maar ik denk dat het vooral ligt aan dat de leerling bijvoorbeeld een wat brutalere houding heeft, ik niet weet hoe hier precies mee om te gaan. Misschien ga ik in volgende, wat langere, stages merken dat ik daar wat zekerder over ga worden en wat meer ‘aandurf’. Om alles even samenvattend te vermelden kan ik zeggen dat ik er achtergekomen ben dat ik denk ik geen passie ga voelen voor het lesgeven aan VMBO leerlingen. Dit omdat ik het vervelend vind dat echt het vak geven op een achtergestelde plaats komt. Het constant moeten motiveren en de leerlingen aan het werk houden komt op een eerste plaats, en ik denk niet dat ik de energie heb om dat dagen lang te doen. Wel vond ik het erg fijn dat ik deze ervaring heb opgedaan, en dat ik de echte realiteit zoals hij is heb meegemaakt. Graag zou ik in volgende stages willen bekijken of het lesgeven aan een hoger niveau, of mensen die gekozen hebben voor het vak mij beter bevalt.