200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:03 Pagina 1 ... · Ook geschikt voor klinisch...
Transcript of 200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:03 Pagina 1 ... · Ook geschikt voor klinisch...
gTijdschrift voor
Uitgave van de Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen
Verloskundigen
december 201035e jaargang
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:03 Pagina 1
i
FINANCIEEL ADVISEURS VOOR VERLOSKUNDIGENSibbing & Wateler is een onafhankelijk financieel adviesbureau, gespecialiseerd in de praktijkbegeleiding van vrije medische beroepsbeoefenaren, waaronder verlos-kundigen. Wij bieden u een gevarieerd dienstenpakket voor al uw financiële zaken, nu en in de toekomst.
Telefoon: (0318) 544 044 - www.sibbing.nl
U p g r a d e Y o u r F u t u r e Talmor is er voor eerstelijns zorgverleners die investeren in hoge kwaliteit van zorg. Graag vragen we je aandacht voor de volgende twee events:
De dag van de Assistent 2011 Verras je (praktijk)assistente met een dag waarop zij zich kan opladen en nieuwe energie en inzichten opdoen. Op de
is er onderlinge uitwisseling, verwennerij en zijn er diverse vakinhoudelijke en creatieve workshops om uit te kiezen. Een originele en leerzame blijk van waardering voor het visitekaartje van je praktijk!
Transculturele Zorg Zorg op maat voor de allochtone zwangere vraagt om aanvullende kennis en vaardigheden. Talmor organiseert daarom het seminar vol nieuwe informatie en diverse workshops. Een nieuwe, leerzame benadering van culturele overeenkomsten en verschillen. Ook geschikt voor klinisch verloskundigen en assistenten!
Dag v/d Assistent: 15/2/11 /11 (Arnhem) Transculturele zorg: 25/1/11 (Amsterdam)
Voor meer Informatie: kijk op www.talmor.nl of bel met Ruth Evers 06-24742472 of met Marije Zuidervaart tel: 06-50744612 Inschrijving via e-mail naar: [email protected]
verloskundigen(ieder 0,6 fte) die willen promoveren
Hiervoor zoeken wij per 1 april 2011:
twee enthousiaste
(ieder 0,6 fte) die willen promoveren
Een Master Sc opleiding en enige onderzoekservaring met vragenlijst-ontwikkeling, afnemen van focusgroep interviews, statistische analyses, SPSS is wenselijk.
Voor meer informatie kunt u kijken op www.av-m.nl en contact opnemen met de voorzitter van de vakgroep Midwifery Science: Marianne Nieuwenhuijze RM MPH, tel. 043-3885411, email: [email protected].
Reacties met Curriculum Vitae vóór 4 januari 2011 mailen naar: [email protected] met als onderwerp ‘promoven-dus Academie Verloskunde’.
De sollicitatiegesprekken worden gepland op 7 en 14 januari 2011.
www.av-m.nl
De vakgroep Midwifery Science van de Academie Verloskunde Maastricht gaat uitvoering geven aan onderzoek binnen het RAAK PRO project ‘Gewoon Gezond Zwanger’. Dit programma richt zich op het verbeteren van de gezondheidsbevorderende competenties van verloskundigen wat betreft zwangeren met excessieve gewichtstoename en psychische klachten. Binnen het project worden twee gezondheidsbevorderende interventies ontwikkeld en onderzocht.
Verloskundigen
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:03 Pagina 2
3
TIJDSCHRIFT
Zij komen van Mars, wij van Venus 5RedactioneelWil van Veen
KNOV
Bestuurlijke zaken 6Wil van Veen
K3, Sinterklaas en het nieuwe leven 7Angela Verbeeten
With LOVE 8Anke Oostveen
Verras je cliënten met een kerstkaart met een echte boodschap 9
Het geboorteplan: kansen en mogelijkheden 11Mieke Beentjes
Minimale veiligheidsnormen 14Wilma van Driel
De VGV adviseurs van de KNOV 15Inger Aalhuizen en Mieke Aitink
Vraag aan de helpdesk 16
WETENSCHAP
Te vroeg om vraagtekens te zetten bij Nederlandse verloskundige systeem 17Ank de Jonge et al
Zwangerschapsuitkomsten en zorgbehoeften bij asielzoekers 18Simone Goosen et al
Hoge babysterfte niet door thuisbevalling 24Jan Nijhuis et al
Kennispoort Verloskunde 27
ONDERWIJS
Kennispoortcongres werkt aan nieuwe koers 31Paul Heere et al
The place of birth 32Ank de Jonge
Eerste Europese presconceptiecongres 34Suze Jans en Inger Aalhuizen
Uitreiking scriptieprijzen verloskunde 2010 37Wil van Veen
KWALITEIT
“Je kunt niet echt met ze praten” 39Relinde van der Stouwe
INNOVATIE
Samen voor de cliënt in een VSV-plus 43Wil van Veen
Screenen op dragerschap van erfelijke aandoeningen tijdens het kinderwensspreekuur 46Suze Jans et al
Eerstelijns geboortecentra – waarom? 48Frans Annot et al
PRAKTIJK
Beetje geel 51Nyx
Hoe zit dat nou? 52Myrte de Geus en Trudy Klomp
Behandeling van actieve tuberculose en latenteinfectie bij zwangerschap en borstvoeding 54S.T. Keizer en G.M.A. Verhoek
INTERNATIONAAL
Water op de buik? Gemelli! 57Gerry Konings en Petry Verhees
BERICHTEN
Beslissing Centraal Tuchtcollege 61
TvV Next 64
Congres en Cursus 66
Personalia 67
Een
nie
uw
jaar
een nieuw leven
INHOUD
TvV december 2010 • KNOV
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:03 Pagina 3
4 TvV december 2010 • KNOV
TIJDSCHRIFT
RedactieMyrte de Geus, Brigitte Tebbe, Relinde van der Stouwe,Suze Jans, Wil van Veen (hoofd- en eindredactie), Kristel Zeeman
Medewerkers december 2010Inger Aalhuizen, Mieke Aitink, Anne Annegarn,Frans Annot, Simone Buitendijk, Franka Cadee,Ton van de Coevering, Birgit van der Goes, Paul Heere,Bionda Heeringa, Jessica Hendriks, Lidewij Henneman,Gaby Hermes, Jolande IJsseldijk, Ank de Jonge, S.T. Keizer,Trudy Klomp, Gerry Konings, Anna Krüger, Marleen Kruijt,Phillis Lakeman, Monica Legdeur, Ben Willem Mol,Marianne Nieuwenhuijze, Jan Nijhuis, Pien Offerhaus,Anke Oostveen, Joris van der Post, Henk van Ruitenbeek,Majlis Schweitzer, Evelien Spelten, Petri Verhees,G. Verhoek, Stans Verschuren, Jolanda Zocchi
RedactieadresTijdschrift voor VerloskundigenWielingenweg 318, 1826 BX AlkmaarE: [email protected]
Abonnementen, personalia en adreswijzigingenKNOV, Jolanda ZocchiPostbus 2001, 3500 GA Utrecht T: 030 282 3115, F: 030 282 3101E: [email protected]
PersoneelsannoncesWil van VeenT: 072 5624400 / 06 53359153 E: [email protected]
Advertentie-exploitatieOvimex bv, Frank DijkmanT: 0570 674240 E: [email protected]
VormgevingAnnemiek Voogd, Ovimex bv
DrukOvimex bv, Deventer
AbonnementsprijzenAbonnementsprijs voor niet-leden van de KNOV: € 125,- per jaar (11 nummers), Europa € 150,-, buitenEuropa € 175,-. Voor studenten aan buitenlandse opleidingen: € 100,-.Los nummer € 16,50 aan te vragen bij de KNOV. Alle prijzen zijn incl. BTW en verzendkosten.
© 2010 Koninklijke Nederlandse Organisatie van VerloskundigenMercatorlaan 1200, 3528 BL UtrechtT: 030 282 3100
Voorzitter KNOVAngela Verbeeten
Foto’s:Henny van Nieuwpoort, Den HaagNationale Beeldbank,Beata Bosma, Alkmaar
Oplage: 3850
ISSN 0378-1925
Cover foto
Het Tijdschrift voor Verloskundigen wordt uitgegeven door de KoninklijkeNeder landse Organisatie van Verloskundigen (KNOV), opgericht op 22 september 1975. De vereniging is tot stand gekomen uit een fusie vande Bond van Nederlandse vroed vrouwen (opgericht 8 juni 1926) en deNederlandse R.K. Vereniging van Vroed vrouwen (opgericht 8 juli 1921). De KNOV stelt zich ten doel de bevordering van de verlos kundige zorg inzijn geheel in Nederland, de versterking van de positie die de verlos -kundige daarin inneemt, alsmede de belangen behartiging van alle verloskundigen in Nederland. Een van de manieren om dit doel te bereiken, is het uitgeven van het Tijdschrift voor Verloskundigen.
Het Tijdschrift voor Verloskundigen is in de eerste plaats een vakblad ophet gebied van de verloskunde en verwante wetenschappen. Het beoogtverloskundigen op de hoogte te stellen van relevante feiten en ontwik -ke lingen. Daarnaast is het een forum voor discussie over de verloskundeen verwante disciplines. In het redactionele beleid wordt ernaar gestreefdeen zo ruim mogelijke reeks aan onderwerpen te behandelen.
In de tweede plaats is het Tijdschrift voor Verloskundigen een verenigings -orgaan en als zodanig een middel voor het hoofd bestuur van de KNOVom in contact te treden met de leden. In dit kader dient het Tijdschriftvoor bestuur en leden als forum om van gedachten te wisselen.
Inzenden kopij en advertenties De redactie nodigt de lezers uit om reacties, artikelen en opiniebijdragenin te zenden. Bij voorkeur speciaal voor het Tijdschrift voor Verloskundigengeschreven kopij, maar ook elders aangeboden of gepubliceerde bijdragenzijn welkom; onder vermelding van bladtitel, jaargang en nummer.Kopij aanleveren als platte tekst, dus zonder speciale bekopping, voet -noten, paginacijfers, tabs, tabellen en ontdaan van hyperlinks, in Word via e-mail: [email protected]. Van tabellen of grafieken daarom alleen deonderzoeksgegevens aanleveren; deze worden door de vormgever opge-maakt. Referenties in de tekst tussen vierkante haakjes (geen superscript). Beeld apart aanleveren, bij voorkeur digitaal en in hoge resolutie. Bij tekstwijziging pleegt de redactie overleg. Ingezonden brieven wordenzo nodig bekort. De KNOV en de redactie zijn niet verantwoordelijk voorde inhoud van geplaatste reacties en opiniebijdragen.Het auteursrecht van artikelen berust bij de individuele auteur. Citerenmet bronvermelding is toegestaan, mits binnen de wettelijke regels.Overname van (langere delen van) artikelen is uitsluitend toegestaan natoestemming van de redactie en de auteur.
Personeelsadvertenties van leden voor het volgende nummer tot 17 december. Gelieve bij de plaatsingsopdracht het gewenste formaat en het factuuradres te vermelden. Voor commerciële advertenties:zie colofon. Het januarinummer verschijnt op 11 januari 2011.
Het beeld op de omslag heet
‘In the wombr’ en is gemaakt
door Diana Swinkels uit
Beek en Donk. Diana werd
geboren in Calgary in Canada.
Zij is als kunstenaar autodidact
en werkt helemaal vanuit
haar gevoel, zodat er een
emotie en bepaalde uit -
straling in haar werk komt
te liggen.
Meer informatie:
www.galleryberkendijkje.nl
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:03 Pagina 4
TIJDSCHRIFTREDACTIONEEL
5TvV december 2010 • KNOV
Agenda
John Gray schreef in 1992 zijn beroemde bestseller Mannen komen van Mars,
Vrouwen van Venus over het verschil tussen mannen en vrouwen. Mannen
komen van Mars, vrouwen van Venus is nu de soloperformance met Huub
Stapel, dé theaterhit van dit seizoen. Bestseller en theatervoorstelling staan vol
pijnlijke misverstanden, herkenbare taferelen en prachtige, soms melancholische
verhalen.
John Gray legt in een humorvol verhaal uit dat wij er ten onrechte van uit gaan
dat onze partners, die van ons houden, op dezelfde manier in elkaar zitten dan
wij. De twee grootste fouten die gemaakt worden zijn: mannen komen met
oplossingen, terwijl een vrouw alleen maar haar verhaal kwijt wil. Vrouwen geven
ongevraagd advies, terwijl de man juist het vertrouwen in zijn eigen kunnen
bevestigd wil zien. Vrouwen klagen dat mannen niet luisteren, terwijl andersom
mannen er van overtuigd zijn dat de dames hen willen veranderen.
Op Mars waren de deugden: kracht, bekwaamheid, resultaat en prestatie. Op
Venus gelden andere waarden: liefde, gevoelens, communicatie, schoonheid en
relaties. Zij brengen veel tijd door met elkaar helpen, steunen en praten. Relaties
zijn ook belangrijker dan werk en techniek. Over het geheel genomen is de
wereld op Venus het tegengestelde van het leven op Mars. Misschien hebt u aan
het bovenstaande iets tijdens de Kerstdagen, een warm gesprek, lekker genesteld
op de bank met een goed glas. Maar daar schrijf ik het niet voor.
Gynaecologen komen van Mars, verloskundigen van Venus.
Gynaecologen zeggen: vrouwen willen maar een ding en dat is: een gezond kind.
Verloskundigen zeggen: ja, natuurlijk wil iedereen een gezond kind, maar dat is
niet het enige: vrouwen willen een gezond kind maar ook een goede ervaring.
Zelfs als de bevalling uitloopt op een keizersnee, dan nog steeds is het belangrijk
dat je een goede ervaring hebt (lees: dat je een goede en prettige begeleiding
krijgt en je achteraf met tevredenheid kan terugkijken op het hele proces).
Zij komen van Mars, wij van Venus
Uw tijdschrift verschijnt in 2011 op:11 januari8 februari8 maart12 april10 mei14 juni12 juli13 september11 oktober8 november13 december
In de laatste weken waaide er weer heel wat stof op in verloskundeland. Het was een nieuwe uitloper van een storm die voor-
lopig nog niet gaat liggen. Naast gedoe levert zo’n storm ook goede dingen op. Er waaien wat heilige huisjes om, je weet
weer wie je vrienden zijn, er is aandacht voor de verloskunde, talloos worden de mogelijkheden voor innovatie en onderzoek.
Blijft staan dat het in het bestaande systeem logisch is dat het grootste deel van de perinatale sterfte voorkomt in de
tweedelijn. Daar hebben we met elkaar voor gekozen, en terecht! Gynaecologen zijn de experts om de gecompliceerde
zwangerschappen te begeleiden, de hoog risico vrouwen. Met de laatste publicatie vanuit het UMCU lijkt er wel een com-
petitie te ontstaan waar de meeste/minste perinatale sterfte plaatsvindt, gefocust op een specifieke groep te weten de
aterme zwangeren. De auteurs van het UMCU gaven zelf al aan dat ze ook niet weten hoe de gevonden verschillen tus-
sen eerste- en tweedelijn te verklaren zijn. Dat er ongetwijfeld meer onderzoek nodig is en dan wel landelijk.
In de ‘Monitor arbeidsmarkt gynaecologen, behoefteraming 2001-2015; tussenbalans 2003’ van L.F.J. van der Velden,
C.J. Vugts, L. Hingstman komt ondermeer het volgende aan de orde: in 1997 was 18% van de gynaecologen vrouw. In
2003 was dit al gestegen tot iets meer dan 30%. 70% van de assistenten is dan vrouw. Naar verwachting is in 2015 64%
van de beroepsgroep een vrouw. En vrouwen komen van Venus, ook als ze gynaecoloog zijn. Als er dus ooit ergens een
kanteling in samenwerking mogelijk is tussen twee beroepsorganisaties en twee beroepsgroepen dan is dat tussen
gynaecologen en verloskundigen.
Iemand zei in een van de laatste dagen dat beide beroepen ‘tot elkaar veroordeeld waren’. Dat biedt geen perspectief voor
moeder en kind. ‘Op Venus’, zei John Gray, ‘gelden andere waarden: liefde, gevoelens, communicatie, schoonheid, relaties.’
Met de middelste, communicatie, gaan we het redden. ■
Wil van Veen
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:03 Pagina 5
KNOV
Vrijdag 19 september jl. was de Algemene Leden -
vergadering. Geweldige opkomst, bijna 200 leden droegen
bij in de besluitvorming. Onder de aanwezigen een wel-
kome delegatie uit de opleiding. Alleen al de opkomst
leverde blije gezichten op achter de bestuurstafel.
Beleidsplan en begroting 2011 werden goedgekeurd,
evenals de contributie- en afdrachtenregeling 2011.
Het beleidsplan 2011 legt een belangrijk accent op de
(beeld)vorming van een professionele medische sector die
proactief naar haar accounts en de maatschappij haar meer-
waarde neerzet.Gezag en autoriteit zijn hierbij belangrijk,
maar moeten ‘verdiend worden’ met een verdere onder-
bouwing van nut en noodzaak van onze zorg. Dat vraagt
om wetenschappelijk onderzoek en academisering. Het
besef moet levend worden dat verloskundigen medische
professionals zijn met een eigen medisch domein.
Belangrijkste nieuws uit de begroting: er wordt voor de
ontwikkeling van wetenschap en academisering een
bedrag van € 242.000,- uitgetrokken. De dekking is
gevonden in de extra afdrachten over 2011door de struc-
turele (tarief) omzetverhogingen.
Erna Kerkhof werd herbenoemd voor een periode van
drie jaar. En omdat Mike Muller afscheid nam als
penningmeester werd Erna verkozen tot penningmeester.
Daarbij blijft Mike haar en het bestuur ondersteunen als
adviseur voor een periode van een half jaar.
Marianne Wigbers droeg de voortzetting van het
Kwaliteitsregister ter stemming aan de leden voor. Om er
voor te zorgen dat verloskundigen, die in het begin
onvoldoende mogelijkheden hadden tot deskundigheids-
bevordering en daarmee nu niet aan de eisen zouden
kunnen voldoen, zoals het register die stelt, is eenmalig
dispensatie voorgesteld als nodig voor 1 jaar. Ook dit
voorstel kon rekenen op een grote meerderheid van
stemmen.
Ook Greta Rijninks nam afscheid, maar niet eerder dan dat
zij het eindrapport KNOV-NVOG werkgroep Klinisch
Verloskundigen met verve had gepresenteerd en daarbij de
instelling van een apart register voor klinisch verloskundigen
had bepleit. Een pleit dat zij met een grote meerderheid
van stemmen won en waarover zij in het januarinummer
van dit tijdschrift uitgebreid over zal rapporteren.
Jolijn Betlem (1972), klinisch
verloskundige in Amsterdam,
was de enige die had gerea-
geerd op de oproep om
kandidaten voor het bestuur.
Zij heeft haar sporen in het
vak verdiend, zodat haar voor-
dracht werd ondersteund door
het bestuur en een voldoende
aantal leden. Na stemming
was Jolijn het nieuwe bestuurs-
lid. De bestuurlijke taken moeten door de verschillende
bestuurlijke mutaties worden herverdeeld. In een
komend tijdschrift wordt u hierover op deze pagina’s
geïnformeerd door de bestuursleden zelf.
Het middagprogramma stond in het teken van de uit -
reiking van de scriptieprijs 2010, waarover elders in dit
blad meer en de ’toekomst van de VIL’. Daarover op een
ander moment, in een ander tijdschrift, meer. ■
Wil van Veen
6 TvV december 2010 • KNOV
Bestuurlijke zaken
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:03 Pagina 6
KNOV
Het zijn de donkere dagen voor kerstmis waarin mensen, liefst samen voor een
warme kachel, zich voorbereiden op de komst van het nieuwe leven en een
nieuwe lente. Ondertussen spoedt de verloskundige zich, net als Sint Nicolaas,
door het gure weer van gezin naar gezin om de komst van nieuw leven voor te
bereiden. Als altijd werkend volgens de K3-principes: Kwaliteit, Keuzevrijheid en
Kostenefficiënt.
De afgelopen maanden heb ik u op deze plaats bestookt met kritische vragen
over ons verloskundig handelen. Deze donkere maand, waarin er al genoeg
kritiek kwam, zal ik u een waar gebeurd kerstverhaal vertellen.
In de vroege middeleeuwen werd de Turks-Griekse prinses Theofane uitge -
huwelijkt op 14 april 1972 aan de Frankische koning Otto. Theofane was
opgegroeid aan een gerieflijk Grieks-orthodox hof met pasja’s en paladijnen.
Het Frankische hof had beslist minder luxe. Alhoewel een christen, was Otto
nauwelijks beschaafder dan een barbaarse Germaan, waar hij trouwens ook op
leek met zijn ruige rode baard. Hij werd dan ook Barbarossa genoemd. De
koning reisde met zijn hofhouding te paard van Palts naar Palts om daar recht te
spreken. Barbarossa was een man van daden en al snel was Theofane zwanger.
De baby werd met kerstmis verwacht. Een maand daarvoor verplaatste het hof
zich van Keulen naar Nijmegen, de meest noordelijke palts van het Frankische
rijk. De koningin en haar vroedvrouw reisden mee. De reis ging van kasteel naar
kasteel over onverharde wegen door het woeste Nederrijkse woud. Theofane
had weliswaar een soort van draagbaar ter beschikking die tussen twee paarden
werd geplaatst maar comfortabel was de reis zeker niet. Na de laatste tussen-
stop bij de hertog van Kleef was het nog een flinke dagreis naar Nijmegen. Het
was bitter koud en tot overmaat van ramp braken de koninklijke vliezen. Terwijl
Barbarossa de paarden aanspoorde zetten de weeën door. Het werd duidelijk
dat ze Nijmegen niet bijtijds zouden halen. Barbarossa liet zijn mannen een
schuilhut bouwen en vuren aanleggen om de wolven op afstand te houden.
Theofane bad tot haar Griekse beschermheilige Sint Nicolaas om behoud van
haar baby. Zij beloofde een kapel voor de goedheiligman te zullen bouwen als
zij met haar hele gezin gezond en wel in Nijmegen zou aankomen. In West-
Europa kende men de Sint Nicolaas toen nog niet, hij zou hier pas veel later met
de opkomst van de zeehandel populair worden.
Het verhaal loopt goed af, het is immers een kerstverhaal. Theofane baart in de
nacht een mooie zoon die ondanks zijn premature geboorte de volgende dag
gezond en veilig in Nijmegen arriveert met de hele hofhouding. Op het Valkhof
prijkt sindsdien een Sint Nicolaas kapel in Grieks-orthodoxe bouwstijl. Van het
kasteel is weinig meer over maar de kapel staat nog altijd fier overeind op een
heuvel aan de Waal.
Voor nu wens ik jullie warme feestdagen. De volgende keer zal ik weer als
vanouds opbouwend kritisch over de verloskunde in Nederland schrijven, op
weg naar een nieuwe lente. ■
Angela Verbeeten
K3, Sint Nicolaas en het nieuwe leven
TvV december 2010 • KNOV 7
© R
on
Mo
es, N
ijmeg
en
Vervolg agenda
7 december 2010Platform Klinisch verloskundigen
10 december 2010AccreditatiecommissieKwaliteitsregisterVerloskundigen
14 december 2010Cursus kringbestuurders
17 februari 2011Eileen Hutton houdt haar Oratie VUmc te Amsterdam.
8 maart 2011 Internationale vrouwendag
21 maart 2011Overleg Kringvoorzitters
19 april 2011Cursus Kringbestuurders, dag III
27 mei 2011Algemene Ledenvergadering
19-23 juni 2011ICM congres – Durban
1 augustus 2011Begin Ramadan
30 augustus 2011Einde Ramandanied al-fitr - suikerfeest
12 september 2011 Overleg Kringvoorzitters
18 november 2011 Algemene Ledenvergadering
Kijk voor meer informatie in de rubriek Congres en Cursusachter in dit tijdschrift of op www.kennispoort-verloskunde.nl
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:03 Pagina 7
Het LOVE oftewel Landelijk OverlegVersterking Eerstelijn heeft een handreikingontwikkeld over multidisciplinaire samen -werking in de eerstelijn. Deze handreikingbestaat uit een samenwerkingswijzer en eenwebsite. De instrumenten zijn bedoeld voorzorgverleners werkzaam in de eerstelijn. DeKNOV is nauw betrokken bij dit initiatief enheeft een rol gespeeld in de totstandkomingvan de samenwerkingswijzer en website. Deze samenwerkingswijzer is eveneens bijgesloten bij dit Tijdschrift.
Samenwerken in de eerstelijnOm de toenemende groei van (complexe) zorgvragen op
te kunnen vangen is multidisciplinaire samenwerking
binnen de zorg dicht bij huis noodzakelijk. De organisatie
van een kwalitatief goede basiszorg is ook een van de
speerpunten van het kabinet Rutte, dat in oktober 2010
is aangetreden.
Vanuit een gecoördineerde eerstelijns aanpak kan met
relatief minder zorgkosten voor meer cliënten een hogere
kwaliteit van leven en zorg worden bereikt. Een sterke
eerstelijnszorg vraagt om structurele samenwerking. Het
bundelen van inzet, kennis en ervaring van
verschillende disciplines is daarvoor nodig. Dit kan voor
een specifieke cliëntengroep zijn of voor een bepaald
thema in de zorg.
Samenwerken kent veel uitdagingen. Het is nodig, de
cliënt profiteert er van, het is efficiënt en inspirerend.
Maar samenwerking is ook lastig, het gaat niet vanzelf-
sprekend. Samenwerken kost veel inspanning en vraagt
om verschillende keuzes.
Samenwerkingswijzer en websiteDe ontwikkelde handreiking helpt zorgverleners stap
voor stap op weg. Allereerst bij het bepalen of er samen-
werking nodig is, vervolgens bij het vaststellen van de
vorm waarin dit zou kunnen gebeuren en tot slot bij de
vormgeving van de samenwerking. Er worden argumenten
aangereikt en concrete tips gegeven, die gebaseerd zijn
op de actuele dagelijkse praktijk.
Alle informatie is te vinden op een toegankelijke website:
www.samenwerkeneerstelijnszorg.nl. Op de website kunt
u de volledige tekst van de handreiking vinden en de
compacte samenwerkingswijzer, die in vogelvlucht het
samenwerkingsproces inzichtelijk maakt.
De KNOV is op de hoogte van verschillende samen -
werkingsvormen binnen de eerstelijn tussen onder andere
verloskundigen en kraamzorg, huisartsen, apothekers,
psychologen, fysiotherapeuten en diëtisten.
Graag worden wij op de hoogte gehouden van bestaande
en nieuwe initiatieven zodat deze ook vermeld kunnen
worden op de website www.samenwerkeneerstelijnszorg.nl.
U kunt hiervoor telefonisch contact opnemen met de
helpdesk, 0800-5668555 of per mail [email protected].
Ook uw ervaringen met de website vernemen wij
graag! ■
KNOV
Anke Oostveen
Anke Oostveen is beleidsmedewerker belangenbehartiging
Werkt u ook samen in de eerstelijn?
Het LOVE werkt samen aan een sterke eerste-
lijn. Met als kernpunten: het waarborgen van
een kwalitatief hoogwaardig zorgaanbod,
het creëren van een goede werkomgeving
voor zorgverleners en het verbeteren van de
service voor cliënten. LOVE-partners zijn:
ActiZ - CVZ - EN - KNGF - KNMP - KNOV - LHV
- LVE - LVG - MO-groep - NHG - NMT - NPCF-
NVAB – NVD- NVH – NVLF- NVM- NVvP - SAN
- V&VN - VHN - VNG - VvOCM - VWS - ZN
With LOVESamenwerking in de eerstelijn: het LOVE presenteert samenwerkingswijzer en website
TvV december 2010 • KNOV8
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:03 Pagina 8
KNOV
TvV december 2010 • KNOV 9
Verras je cliënten dit jaar met een bijzonderekerstkaart! Deze kaart word je (gratis) aan -geboden door de KNOV en het Twinning-project dankzij een subsidie van het ministerievan Ontwikkelingssamenwerking. Met dezespeciale kaart wil de KNOV aandacht vragenvoor de hoge moeder- en kindsterfte in Sierra Leone.
Vandaar ook het Twinnig-project, waarbij Nederlandse
verloskundigen (dus óók jij!) hun collega’s in Sierra Leone
ondersteunen, zodat zij zich kunnen inzetten tegen
moeder– en babysterfte. En omgekeerd inspireren
Afrikaanse verloskundigen hun Nederlandse collega’s met
echte(!) heldendaden.
Donatie voor beroepsvereniging Sierra LeoneMet deze kerstkaart kunnen je cliënten andere (aan-
staande) moeders helpen door te doneren aan het
Twinning-project. Met hun donatie kunnen verlos -
kundigen in Sierra Leone een beroepsvereniging opzetten
om gezamenlijk moeder- en kindsterfte tegen te gaan.
Een mooie kerstgedachte! En natuurlijk kun je zelf ook
een bedrag doneren.
Unieke kerstkaartJe kunt de kerstkaart voorzien van je eigen praktijk -
gegevens. Zo wordt het dus echt een persoonlijke kerst-
kaart van jouw praktijk aan je cliënten.
Je kunt de kaarten (per 50 stuks) gratis bestellen via de
KNOV. Bestel de kaarten voor 17 december a.s., maar
wees er snel bij, want op is op!
Mochten jij en cliënten (graag!) een donatie overmaken,
dan is het rekening nummer: 60.66.03.123 t.n.v. stichting
midwives4mothers in Utrecht, onder vermelding van
kerstkaart en de naam van de donateur.
Meer weten over Twinning?Op onze website vind je meer informatie over het
Twinningproject Sierra Leone van de KNOV. Bekijk ook
het videodagboek van de eerste Twinningworkshop. ■
Verras je cliënten met een kerstkaartmet een echte boodschap!
Een uitgave van de Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen.
Postbus 2001, 3500 GA Utrecht. Telefoon 030 - 282 31 00. www.knov.nl
Een
nie
uw
jaar
een nieuw leven
Jouw zwangerschap. Op jouw lijf geschreven.
Gegevens van je verloskundige:
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:03 Pagina 9
De Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen (KNOV) behartigt debelangen van de verloskundige zorg en van verloskundigen. Bevordering van kwaliteit in algemene zin en versterking van de positie van verloskundigen en deverloskundige zorg zijn speerpunten van het beleid. Daarnaast behartigt de KNOVde materiële belangen van de bij haar aangesloten verloskundigen. De KNOV treedtop als representatieve organisatie van en voor de verloskundigen in Nederland.
De KNOV heeft een organisatiestructuur bestaande uit drie lijn- en drie stafteams. De lijnteams hebben alskerntaak: Richtlijnontwikkeling, Kwaliteit en Belangenbehartiging. Het team Belangenbehartiging richt zichop zowel de versterking van de verloskunde/ de positionering van verloskundigen in eerste- en tweedelijnals de juridisch-economische positie van verloskundigen en heeft de helpdesk voor de ledenservice.
Voor dit team zoekt de KNOV per 1 januari 2011 een:
Beleidsmedewerker belangenbehartiging Verloskundige, ondernemend, sterk vakinhoudelijk en positieve uitstraling
(M/V, 24 uur)
TaakinhoudDe beleidsmedewerker belangenbehartiging participeert met haar/zijn directe collega’s in het maatschap-pelijk debat over de gezondheidszorg en de positionering van de verloskunde daarbinnen. Hij/zij neemtnamens de KNOV deel in een netwerkstructuur van o.a. VWS, NVOG, NHG/LHV, kraam- en jeugdzorg,RIVM en kringbesturen. Hij/zij vertaalt actuele ontwikkelingen naar consequenties voor de verloskunde, doetbeleids- en projectvoorstellen en heeft daarbij oog voor de implementatie van het beleid. Hij/zij voert zelf-standig projecten uit, is aanspreekpunt op het gebied van verloskundige beleidsontwikkeling en publiceertover nieuwe ontwikkelingen in het Tijdschrift voor Verloskundigen en op de website van de KNOV.
Gewenste kennis en vaardigheden• heeft diepgaande kennis van en ervaring met eerste- en tweedelijns verloskundige zorg en maakt zich
sterk voor de positie van verloskundigen in eerste- en tweedelijn. Is en blijft bij voorkeur praktiserendals verloskundige;
• heeft oog voor politieke verhoudingen, strategie en verenigingsbelangen;• beschikt over uitstekende mondelinge vaardigheden en heeft een vlotte pen;• heeft een zelfstandige instelling, is initiatiefrijk, vasthoudend en weet te enthousiasmeren.
Opleidingsniveau• academisch werk- en denkniveau, bij voorkeur blijkend uit een masteropleiding verloskunde;• ervaring met beleidsontwikkeling en overlegsituaties (bijvoorbeeld: VSV, kringen, CvO’s)
Wij bieden• een flexibel en dynamisch team waarin verschillende expertises samenkomen;• een salaris op basis van de CAO-ziekenhuizen, met inschaling o.b.v. opleiding(en) en ervaring (FWG-
functiegroep 60);• goede secundaire arbeidsvoorwaarden.U wordt aangesteld als beleidsmedewerker belangenbehartiging voor een dienstverband van 24 uur. Het betreft in eerste instantie een aanstelling voor één jaar.
Voor informatie over de functie kunt u kontact opnemen met het teamhoofd belangenbehartiging,
Peter Buisman (06-22835685). Sollicitatiebrieven kunnen binnen 10 dagen na het verschijnen van deze
advertentie per e-mail verstuurd worden naar: [email protected] of naar afdeling Personeelszaken
t.a.v. Carry Messchendorp, Postbus 2001, 3500 GA Utrecht, onder vermelding van ‘vacature verloskunde’.
KNOV
10 TvV december 2010 • KNOV
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:03 Pagina 10
KNOV
Verloskundigen vinden het belangrijk datzwangeren tevreden zijn over hun zorg -verlening en dat hun begeleiding goed aansluit bij de behoeften en wensen van hun cliënt. Om te weten wat deze behoeftenen wensen zijn, zodat we zorg op maat kunnen geven, moeten we daar met onzezwangeren over communiceren. Een manierom te communiceren over beiderzijdse verwachtingen is het geboorteplan.
Er is steeds meer aandacht voor de wensen van de
zwangere. Steeds meer zwangeren schrijven uit zichzelf
een geboorteplan om greep te krijgen op hun bevalling
en het zich niet te laten overkomen. Ook verloskundigen
zien er meer en meer de voordelen van in. Het is een
instrument om zorg op maat te geven en in te spelen op
individuele behoeftes. Toch zijn er vanuit de verloskundigen
ook reserves en bezwaren tegen het gebruik van een
geboorteplan. Dit heeft te maken met het klimaat waarin
het gebruik van een geboorteplan is ontstaan.
HistorieIn de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw was in
de meeste geïndustrialiseerde landen sprake van medica-
lisering en institutionalisering van de normale geboorte.
Vrouwen hadden steeds minder zeggenschap over het
verloop van hun bevalling. In Engeland en Frankrijk
kwam via onder anderen Read en Lamaze een tegen -
beweging op gang (Lamaze, 2003). Via zwangerschaps-
cursussen leerde de zwangere weer over de natuurlijke
bevalling, hoe ze weeën op kon vangen en wat ze kon
doen tegen de pijn om medicamenteuze pijnstilling te
vermijden. Het geboorteplan werd geïntroduceerd door
zwangerschapsdocenten om vrouwen te helpen onnodige
interventies te voorkomen. Een geboorteplan maken was
een concrete manier om vrouwen aan te moedigen na
te denken wat belangrijk voor ze was, wensen en ver-
wachtingen te uiten en te communiceren met hun zorg-
verlener. Het was de uitdaging om met goede informatie
een realistisch plan op te stellen en uiteindelijk goed
geïnformeerde beslissingen te kunnen maken.
Door verregaande hospitalisatie werd ook het geboorte-
plan geïnstitutionaliseerd. Het werden invulformulieren
waar men uit de aangegeven opties kon kiezen. Hoe
meer interventies en routinehandelingen, hoe meer de
plannen van de vrouwen zich concentreerden op het
vermijden van de interventies (Kitzinger, 2000). Geen
infuus, geen CTG, geen episiotomie etc. Door vooral in
te vullen wat men niet wilde, werden de makers van de
plannen door de zorgverleners vaak als veeleisend en
moeilijk beschouwd en hun plannen als rigide en onrea-
listisch. De communicatie werd eerder slechter dan beter.
Deze historie zorgt er ook tegenwoordig nog voor dat
verloskundigen en artsen negatief aankijken tegen een
geboorteplan, als een irreële eisenlijst. Maar het geboorte-
plan heeft vele kanten die de zorg, de verwachtingen en
de ervaring van beide kanten positief kunnen beïnvloeden.
Doel van het geboorteplanEen goede bevallingservaring zal een blijvend positief
effect hebben op onder andere het zelfvertrouwen van
de vrouw en de relatie met haar kind (Green et al, 1990;
Simkin, 1991). Wat heeft nu invloed op een positieve
bevallingservaring? Niet de hoeveelheid pijn of het aantal
interventies, maar de verwachtingen, het geïnformeerd
worden, de hoeveelheid ervaren steun van de zorg -
verleners, de kwaliteit van de relatie met de verloskundige
en inspraak in de gang van zaken (Brown & Lumley,
1998). Het maken en bespreken van een geboorteplan
draagt hier aan bij.
Voor een vrouw is een geboorteplan een reflectie van
haar persoonlijke verwachtingen, dromen en angsten.
Vrouwen geven aan dat het maken van een geboorte-
plan hen aanmoedigt om na te denken over keuzes en
wat voor soort bevalling zij zouden willen. Door ermee
bezig te zijn informeren ze zich in de zwangerschap over
de beschikbare opties rondom de bevalling . De mogelijk-
heden van pijnbehandeling horen hier bijvoorbeeld bij.
Veel zorgverleners zijn bang voor te hoog gespannen
verwachtingen. Omdat een bevalling niet te sturen is,
kan het volgens hen alleen maar tegenvallen. Green et al
(1990) kwamen juist tot de conclusie dat hoge verwach-
tingen de kans op een positieve ervaring doen toenemen
en dat vrouwen met lage verwachtingen ook vaak
minder tevreden waren over hun bevallingen.
11TvV december 2010 • KNOV
Het geboorteplan: kansen en mogelijkheden
Mieke Beentjes
Mieke Beentjes is verloskundige en beleidsmedewerker KNOV
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:03 Pagina 11
KNOV
Inspraak in beslissingen is ook een factor die bijdraagt
aan een positieve bevallingservaring. De ideale manier
van inspraak bij beslissingen betreffende de medische
zorg, inclusief de routinematige zorg, zou eruit moeten
bestaan dat vrouwen hun wensen en verwachtingen
duidelijk maken, discussiëren over de alternatieven en
toegang hebben tot de beste evidence, die zij ook
moeten begrijpen. Na deze informatie gaan zij wederom
in discussie met hun zorgverlener en maken vervolgens
hun beslissing. In de minder ideale wereld gaat dit proces
op vele momenten mis en een van de belangrijkste
redenen is een gebrek aan informatie. Geboorteplannen
zijn een middel om betrokken te raken bij geïnformeerde
beslissingen. In tegenstelling tot tien jaar geleden is
informatie over de ‘beste’ zorg nu grotendeels beschik-
baar voor vrouwen en zijn zij hiervoor niet meer alleen
afhankelijk van hun zorgverlener.
Neem het serieusEen geboorteplan is niet bedoeld als een lijst met eisen,
maar als een instrument om de communicatie te bevor-
deren tussen de vrouw en haar zorgverlener tijdens de
baring. Communicatie betekent een voortdurende
dialoog gedurende de zwangerschap en de bevalling.
Dit heeft als doel het bevorderen van vertrouwen,
respect, autonomie en integriteit van alle betrokkenen.
Een geboorteplan moet een levend en flexibel document
zijn dat zich aanpast aan nieuwe informatie, veranderen-
de omstandigheden en de communicatie.
Vaak is de reden om een geboorteplan te schrijven dan
ook dat men gehoord en serieus genomen wil worden,
betrokken wil worden bij beslissingen of dat men een
eerdere slechte ervaring heeft. Achter ieder plan zit een
reden of een verhaal. Probeer daar naar te kijken bij het
lezen van een geboorteplan en bekijk welk beeld deze
vrouw van haar bevalling heeft. In de meeste plannen
staat dan ook niet meer dat men bepaalde interventies
wel of niet wil hebben, maar dat men serieus genomen
wil worden en betrokken wil worden bij beslissingen.
Voorwaarde voor het goed begeleiden van een geboorte-
plan is het te allen tijde serieus nemen en het bespreken.
Dan wordt het een positief communicatiemiddel. Irreële
verwachtingen kunnen worden besproken en bijgesteld.
Belangrijk is ook om bij het bespreken van de wensen en
verwachtingen voor jezelf als verloskundige te beoordelen
of het beleid is waar niet van afgeweken kan worden
(zoals het luisteren van harttonen) of dat het routine -
handelingen zijn waar je niet gewend bent om van af
te wijken of waardoor je anders moet handelen dan je
gewend bent.
Een deel van de wensen en verwachtingen zullen
misschien niet kunnen worden vervuld. Dat is niet erg.
Uit ervaringen van vrouwen met het maken van een
geboorteplan blijkt dat ze het gevoel hebben gehad dat
men bij de bevalling zoveel mogelijk rekening hield met
de wensen uit het plan en als het niet lukte of niet kon,
beargumenteerd uitgelegd werd waarom niet en wat de
alternatieven waren. Dat is al een heel belangrijke winst
die bijdraagt aan een positieve ervaring.
Doordat vrouwen en hun partners van tevoren zijn bezig
geweest met het geboorteplan en al hun zorgen en
wensen voor de bevalling besproken hebben, kunnen zij
zich ten tijde van de bevalling volledig overgeven aan de
baring en de weeën zelf. Men weet wat ze willen, daar
hoeft niet meer over nagedacht te worden.
StoplichtEen veelgehoord bezwaar van zorgverleners is dat de
wensen uit een geboorteplan in strijd kunnen zijn met
hun professionele autonomie. In de communicatie naar
de zwangere is hiervoor mooi de ‘stoplichtmetafoor’ te
gebruiken. Bij ‘Groen’ gaat alles medisch goed en wordt
er zoveel mogelijk aan de wensen tegemoet gekomen.
Bij ‘Oranje’ vraagt de situatie meer regie van de verlos-
kundige zorgverlener. Ofwel, deze draagt nu de opties
aan met de voor- en nadelen en betrekt de zwangere bij
12 TvV december 2010 • KNOV
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:03 Pagina 12
KNOV
de keuze. ‘Rood’ betekent dat de situatie vraagt om
handelen, er is dan geen discussie over wat er op dat
moment gebeurt. Wel wordt dit achteraf natuurlijk
nabesproken.
Aangezien de kans groot is dat meerdere zorgverleners
een geboorteplan tijdens de baring nog moeten lezen,
zoals de kraamverzorgende of bij een overdracht, is het
handig als het een handzaam en praktisch plan is. Dat
wil zeggen, uiteindelijk maximaal één à twee A4-tjes.
Niet alle mogelijk onderwerpen hoeven aan bod te komen,
alleen wat voor de individuele zwangere belangrijk is.
Een geboorteplan kan dus ook vijf regels lang zijn. Een
goede aanvulling is als de zwangere kort beschrijft hoe
eventuele eerdere ervaringen waren en van waaruit
bepaalde wensen opgeschreven zijn. Dit kan natuurlijk
ook aan de orde komen tijdens het bespreken van het
geboorteplan.
Het geschreven geboorteplan is een unieke kans om
vrouwen te helpen hun persoonlijke doelen te bereiken.
Het is een kans voor iedere verloskundige om zoveel
mogelijk zorg op maat te geven. Voor alle professionals
rond een bevalling moet het een uitdaging zijn om de
wensen en aspiraties te willen leren kennen van de
zwangere en haar partner en een omgeving te creëren
waarbinnen zij de bevalling kunnen hebben die zij
wensen. ■
ReferentiesBrown S, Lumley J. (1998) Communication and decision making in
labour; Do birth plans make a difference? Health Expectations: 1:106-116
Green JM, Coupland VA, Kitzinger JV. (1990) Expectations, experiences,
and psychological outcomes of childbirth: a prospective study of 825
women. Birth 17(1):15-24
Kitzinger, S. (2000) Rediscovering birth. New York: pocket books.
Lamaze international. (2003). Promoting, protecting and supporting
normal birth: Six position papers. Washington DC. www.lamaze.org
Simkin, P. (1991) Just another day in a woman’s life? Women’s long-term
perceptions of their first birth experience. Part I. Birth 18(4):203-210
13TvV december 2010 • KNOV
Praktijk voor Verloskunde & Echoscopie
Eric Smith, Aletta Karstens, Mirte v.d. Heuvel, Annelieke Paalvast en Jacco v.d. Vlugt
Wij zijn dringend opzoek naar een enthousiaste, flexibele en hardwerkende
nieuwe collega en/of waarneemster
voor de invulling van een zwangerschapsverlof (jan-mei, evt aansluitend de zomerperiode) en het vertrek
van een collega per 1 januari 2011.
Wij zijn een redelijk drukke randstad praktijk met 390 zorgeenheden per jaar.
Alle eerstelijns echoscopische onderzoeken worden binnen onze praktijk uitgevoerd. Voor een nieuwe collegais ervaring in de echoscopie meer dan welkom, maar géén
vereiste. Wellicht ligt op dit vlak juist een unieke kans voor jou….. ?
Is je interesse gewekt of heb je nog vragen, neem dan contact op met Aletta Karstens-v.d. Neut.
• Zin of onzin van baringspijn?• Van pijnvezels tot hersenen• Complexiteit van baringspijn• Stress, emotie en cognities• Analyse: coachen of doorsturen?• Eigen pijnspreekuur?• Kritische blik op de huidige situatie
KNOV- accreditatie voor 21 puntenCursus data: 25.02., 4.03. en 21.03.2011Inschrijven: www.stichtingiton.nlLocatie: Stichting ITON, HaarlemOf bel: 023-5341641
Schrijf je in en wordt een baringspijn-expert!
Cursus: Baringspijn vanuit een neuro-wetenschappelijkperspectief
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:03 Pagina 13
KNOV
Twee jaar geleden werd er in de TweedeKamer de vraag gesteld of er voor de eerste-lijns zorg eigenlijk wel minimale veiligheids-normen waren. Mevrouw Sap van Groen Linkswilde dit weten en de toenmalige MinisterKlink vond het een gemis dat dit niet bekendwas. Vandaar dat Minister Klink aan ‘het veld’vroeg deze normen te formuleren.
De KNOV is één van deze veldpartijen. Ook voor de
eerstelijns verloskundigen moesten minimale veiligheids-
normen worden geformuleerd. De clou was om díe
normen te pakken, die de absolute grens van het ontoe-
laatbare duidelijk maakten. Normen waarvan iedereen
zegt: ‘Ja, logisch natuurlijk moet een verloskundige hier
aan voldoen’.
Inmiddels is een set van tien normen gemaakt. Deze
normen komen voort uit wat al lang bekend is: stand-
punten, standaarden, VIL, beroepsprofiel etc. Deze
normen zijn dit najaar door het bestuur van de KNOV
geaccordeerd. Vervolgens zijn zij gestuurd aan het
Ministerie van VWS en zullen worden teruggekoppeld
aan Minister Schippers.
De onderstaande normen zijn voor de eerstelijns verlos-
kunde opgesteld:
1. de verloskundige is ingeschreven in het BIG-register;
2. de verloskundige heeft in de lopende registratie -
periode van vijf jaar tenminste 20 uur (gemiddeld
4 uur per jaar) deelgenomen aan de geaccrediteerde
door de KNOV vastgestelde modules van vaardigheids -
training spoedeisende handelingen;
3. de verloskundige (of haar waarneemster) gaat direct
na een noodoproep naar de cliënte toe of zorgt voor
andere snelle, adequate zorg;
4. de verloskundige (of haar waarneemster) is 24/7
bereikbaar en beschikbaar;
5. de verloskundige garandeert de continuïteit van de
zorg voor haar cliënten;
6. de verloskundige kan 24 uur per dag en 7 dagen per
week beschikken over de cliëntendossiers waarin alle
relevante en actuele medische en sociale gegevens zijn
vastgelegd;
7. de verloskundige draagt zorg voor een optimale hand-
hygiëne in overeenstemming met de standaard
Hygiëne en Infectiepreventie;
8. de verlostas en het zuurstof worden voor elke dienst
gecontroleerd op compleetheid en werkzaamheid;
9. de verloskundige draagt er zorg voor dat alle
instrumenten, medicijnen en materialen die gebruikt
worden (zonodig) steriel zijn en niet over de houd-
baarheidsdatum heen zijn;
10. de verloskundige draagt er zorg voor dat de benodigde
apparatuur aanwezig is en voldoet aan actuele eisen
Bronnen• Beleidsdocument Individueel Kwaliteitsregister
Verloskundigen (2006). KNOV, Utrecht.
• Beroepscode van Verloskundigen (2009). KNOV,
Utrecht.
• De kern van de eerstelijns verloskunde; Beroepsprofiel
van de verloskundige (2006). KNOV, Utrecht.
• Een goed begin; Veilige zorg rond zwangerschap en
geboorte (2009). Stuurgroep Zwangerschap en
Geboorte, Utrecht.
• Handreiking ‘Inhoud en beheer van de verlostas en
zuurstofapparatuur’ (2010). KNOV, Utrecht
• Verloskundig Vademecum; eindrapport van de
Commissie Verloskunde van het College voor zorg -
verzekeringen (2003). College voor zorgverzekeringen,
2003.
• Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg
(wet BIG) (1993).
• Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst
(WGBO) (1996). ■
14 TvV december 2010 • KNOV
Minimale veiligheidsnormenWilma van Driel
Wilma van Driel is beleidsmedewerker kwaliteit
De redactie van het Tijdschrift voor Verloskundigen wenst haar lezersprettige feestdagen en een voorspoedig 2011.
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:03 Pagina 14
KNOV
15TvV december 2010 • KNOV
In februari 2010 hebben we u op de hoogtegebracht van de te ontwikkelen scholingVrouwelijke Genitale Verminking (TVV 2010;2:8).In de nieuwsbrief van 20-05-2010 en in hetTVV van juni 2010 hebben we een oproepgedaan aan verloskundigen voor scholing totVGV adviseur.
Wij hadden niet verwacht dat hier zoveel belangstelling
voor zou zijn! De aanmeldingen waren overweldigend.
Helaas hebben wij maar subsidie gekregen om uiteindelijk
twaalf verloskundige adviseurs VGV te trainen. Veel verlos-
kundigen hebben we dan ook moeten teleurstellen, de
interesse voor VGV is in de beroepsgroep duidelijk aan-
wezig en in november 2011 kan iedereen zich scholen
middels een e-learning programma VGV.
Bij de selectie van verloskundigen is niet alleen gekeken
naar expertise over het onderwerp, maar ook naar
interesse en naar een landelijke spreiding van aan -
komende VGV adviseurs.
Er is een groep van twaalf enthousiaste verloskundigen
gevormd die de training inmiddels hebben gevolgd.
De belangrijkste taak van de VGV adviseur is het onder-
steunen van de collega verloskundigen in het land bij het
herkennen, registreren en verlenen van adequate zorg
rond VGV.
Verloskundigen kunnen een beroep doen op de expert
voor advies en/of overleg.
Daarnaast krijgen de adviseurs de taak verloskundige
kringen te informeren over het herkennen en correct
registreren van VGV.
De kringen worden verdeeld over de twaalf adviseurs.
Ieder kring heeft een eigen VGV adviseur waar om
ondersteuning gevraagd kan worden.
Op vrijdag 15 oktober 2010 zijn de deelnemers aan de
scholing tot VGV adviseur begonnen. De ministeries van
VWS en Justitie, het Nederlands Forensisch Instituut en
Pharos hadden een Symposium georganiseerd over
Vrouwelijke Genitale Verminking signalering en differentiële
diagnostiek in Den Haag.
Doel van deze dag was om medici basiskennis te laten
verwerven over het signaleren/herkennen van alle vormen
van vrouwelijke genitale verminking. Gebleken is namelijk
dat deze kennis bij de meeste medici ontbreekt. Vanuit
de Franse praktijk was er een voordracht van een arts die
veel ervaring heeft op dit gebied, omdat daar allochtone
meisjes uit risicogebieden routinematig gecontroleerd
worden op de consultatiebureaus.
Op 12 november was het vervolg en op 10 december
komt nog een vervolg van de scholing voor de VGV
adviseurs, die speciaal ontwikkeld is door de KNOV in
samenwerking met Pharos, medewerkers van FSAN,
GGD, gynaecologen en verloskundigen met expertise en
betrokkenheid bij dit onderwerp.
In januari 2011 zullen de VGV adviseurs met het infor-
meren van de kringen beginnen. Zij zullen de kring -
voorzitter benaderen voor een afspraak om tijdens een
kringvergadering kennis te komen maken, informatie
over het project te geven en hun taak nogmaals toe te
lichten.
In januari 2011 zal op de website van de KNOV een
speciale pagina worden gewijd aan het VGV project.
De VGV adviseurs stellen zich daar aan jullie voor zodat
er bekend is wie er benaderd kan worden bij vragen
over VGV. ■
De VGV adviseurs van de KNOV Inger Aalhuizen en Mieke Aitink
Inger Aalhuizen en Mieke Aitink zijn beleidsmedewerkers KNOV
Bovenste rij vlnr: Lisette Nolten, Ans van Teeffelen,
Bertine Gunnink, Janke de Vries, Karianne Brummelkamp,
Rebecca Vos, Anne de Raad
Onderste rij vlnr: Addie Koster, Liselotte Kweekel,
Gea Vije, Marian Karssen, Dinky Aartsen
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:03 Pagina 15
KNOV
16 TvV december 2010 • KNOV
Gemiddeld worden er zo’n tweehonderd vragenper maand gesteld aan de helpdesk. In dezerubriek wordt iedere keer een interessante,veelgestelde, opmerkelijke of ingewikkeldevraag behandeld. Deze maand: Het bewarenen vernietigen van medische gegevens.
Bij een behandelingsovereenkomst in de zin van de Wet
op Geneeskundige BehandelingsOvereenkomst (WGBO)
geldt een wettelijke bewaartermijn van 15 jaar.
Van uitzonderingen op de algemene bewaartermijn van
15 jaar is sprake bij:
• goed hulpverlenerschap (art. 7:454, derde lid BW),of
• op verzoek van de patiënt of
• belang van anderen.
Goed hulpverlenerschap
De medische gegevens kunnen langer bewaard worden
indien dit redelijkerwijs voortvloeit uit de zorg van een
goed hulpverlener. Hiervan is bijvoorbeeld sprake bij
(vermoedens van) kindermishandeling.
Voor dossiers met (een vermoeden van) kindermishande-
ling geldt dat deze bewaard dienen te worden tot het
betrokken kind 34 jaar is geworden. Dit is 15 jaar nadat
het kind 18 jaar is geworden, zie hiervoor ook de tekst in
de meldcode Kindermishandeling:
‘In de praktijk start de bewaartermijn bij gegevens die
minderjarigen betreffen op het moment dat het betrokken
kind 18 jaar wordt. Bewaring van gegevens uit de minder-
jarigheid vindt dus standaard plaats tot het 34ste levens-
jaar. In deze Code is – althans voor dossiers die gegevens
bevatten over (vermoedens van) kindermishandeling – bij
die praktijknorm aansluiting gezocht.’
Op verzoek van de patiënt
De patiënt kan u verzoeken bepaalde medische gegevens
langer dan 15 jaar te bewaren.
Belang van anderen
Wanneer het gaat om erfelijke aandoeningen kunt u
gegevens langer bewaren in het belang van het kind van
uw cliënte. Ook kunt u de gegevens nog nodig hebben
voor een juridische procedure, die de cliënt tegen u
aangespannen heeft.
Wijze van bewaren medische gegevensIn de Handreiking Verslaglegging (KNOV, 2009) staat dat
medische gegevens zowel digitaal als op papier kunnen
worden vastgelegd.
Indien de gegevens op elektronische wijze worden
opgeslagen, geldt natuurlijk wel dat deze gedurende de
bewaartermijn raadpleegbaar moet zijn, waardoor het
voorstelbaar is dat er extra eisen gesteld moeten worden
aan de elektronische gegevensopslag. Het is immers maar
de vraag of de huidige manier van opslag zoals harddisk,
CD of sticky over 15 jaar (of over 34 jaar!) nog steeds
bruikbaar is. Technologische ontwikkelingen spelen hier
een grote rol. Maar ook het besturingssysteem, de aan-
schaf van een brandwerende opslagkast en het gebruik
van een externe server.
VernietigingNa het verstrijken van de bewaartermijn moet het dossier
worden vernietigd. Een uitzondering op dit recht van de
cliënt vormt het aanmerkelijk belang voor bijvoorbeeld
de zorgverlener zelf of familie van de cliënt. Dit kan het
geval zijn wanneer de cliënt een gerechtelijke procedure
tegen de verloskundige heeft aangespannen of het belang
van een familielid van de cliënt als er sprake is van een
erfelijke ziekte.
De zorgverlener doet er goed aan om de cliënt op de
hoogte te stellen van het voornemen om de gegevens te
vernietigen, als het woonadres van de cliënt zonder al te
grote inspanningen is te achterhalen. Op dat moment
kan de cliënte aangeven dat de gegevens langer bewaard
moeten worden of vragen om een afschrift. Omgekeerd
kan de zorgverlener het belang van langer bewaren aan-
geven als een cliënte haar gegevens wil laten vernietigen.
Wijze van vernietiging
Over de wijze waarop een medisch dossier moet worden
vernietigd, is geen ‘harde regel’ te geven. Van belang is de
algemene regel dat u zorgvuldig met persoonsgegevens
van anderen moet omgaan. Deze verantwoordelijkheid
wordt groter naarmate de gevoeligheid van de gegevens
groter is. Met het oog hierop kan worden gesteld dat
vernietiging van de gegevens met behulp van een papier-
versnipperaar of via een in papierafvoer gespecialiseerd
bedrijf de aangewezen weg is. Een praktisch alternatief is
dat u de gegevens niet vernietigt maar overdraagt aan
de patiënt, zodat die zelf verantwoordelijk wordt voor
wat er met haar gegevens gebeurt. ■
Vraag aan de HelpdeskBewaartermijn medisch dossier
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:03 Pagina 16
Met interesse hebben we de studie van Evers et al gelezen
over de perinatale mortaliteit en morbiditeit in de regio
Utrecht, een van de 12 provincies in Nederland. Dit is de
eerste studie ooit die heeft aangetoond dat er sprake is van
een hoger sterftecijfer bij bevallingen die zijn begonnen
in de eerstelijn in vergelijking met de bevallingen in de
tweedelijn. Wij hebben ernstige zorgen over de toege-
paste methodologie.
Ten eerste: De titel suggereert dat het gaat om een pros-
pectieve cohortstudie. Echter, de gehele risicopopulatie is
retrospectief samengesteld en was gebaseerd op de post-
codes van de regio van één academisch ziekenhuis. Alle
intrapartum en neonatale sterftes in de ziekenhuizen en
de eerstelijns verloskundige praktijken van dit gebied zijn
geïncludeerd in de studie, maar mogelijk niet alle
geboortes. Verloskundigen in praktijken aan de rand van
het aangewezen gebied doen ook bevallingen in het
aangrenzende gebied hiervan. Deze bevallingen zijn
niet geïncludeerd in de studie, tenzij er sprake was van
overlijden van het kind. Dit zorgt voor een kunstmatige
stijging van het sterftecijfer.
Ten tweede: De studie is slechts uitgevoerd in één regio
in Nederland. Het intrapartum en neonatale sterftecijfer
was twee keer zo hoog in vergelijking met landelijke
studies uitgevoerd onder vrouwen die bij de start van de
bevalling begeleid werden in de eerstelijn. (1.39 versus
0.65 en 0.52 per 1000) (Amelink-Verburg et al, 2008; De
Jonge ea 2009). Alhoewel classificatiebias en onder -
rapportage mogelijk een rol hebben gespeeld in deze
retrospectieve studies, is het onwaarschijnlijk dat de helft
van alle sterfte gevallen zouden zijn gemist. In een andere
prospectieve studie waarbij gekeken is naar perinatale
sterfte, werden slechts 3,5% extra gevallen gevonden in
vergelijking met de landelijk geregistreerde data
(Wollewinkel-van den Bosch 2002).
Opvallend is dat in de studie van Evers et al 67% van alle
kinderen die durante partu zijn overleden, geboren zijn in
de eerstelijn. Dit betekent óf dat de verloskundige de
foetale nood te laat heeft opgemerkt om nog te kunnen
verwijzen naar de tweedelijn omdat het kind op het punt
stond geboren te worden, óf dat een overleden kind dus-
danig snel werd geboren waardoor de verloskundige niet
op tijd aanwezig kon zijn in het huis van de moeder. Het
is verbazingwekkend dat beide situaties vaker voorkwa-
men dan een verwijzing vóór de geboorte van het kind.
In de landelijke studie van Amelink vond slechts 5% van
de intrapartum sterfte plaats in de eerstelijn (Amelink-
Verburg 2008). Deze discrepantie wekt de suggestie dat
de bestudeerde populatie veel verschilt met de landelijke
populatie.
Gezien de beperkingen van de studie is de conclusie dat
bevallingen die in de eerstelijn starten een hoger risico
hebben op perinatale sterfte vanuit wetenschappelijk
oogpunt te prematuur. De auteurs zeggen terecht dat de
door hun gevonden uitkomsten onverwacht zijn en verder
onderzocht moeten worden. Eerdere uitgevoerde audit-
studies vonden geen relatie tussen het Nederlandse verlos-
kundige systeem en onnodige perinatale sterfte
(Wolleswinkel-van de Bosch ea 2002; Bais ea 2004). De
uitkomsten van het onderzoek van Evers’ studie vragen
dringend om een evaluatie van alle sterftegevallen in
deze studie. Daarbij is het ook van belang de perinatale
uitkomsten in andere regio’s te bekijken. Bij voorkeur
zou dit moeten gebeuren door middel van een grote
landelijke prospectieve studie.
De conclusie dat het Nederlandse verloskundige systeem
mogelijk bijdraagt aan het hogeperinatale sterfte cijfer mag
niet worden getrokken op basis van deze studie alleen. ■
ReferentiesAmelink-Verburg MP, Verloove-Vanhorick SP, Hakkenberg RM, Veldhuijzen
IM, Bennebroek GJ, Buitendijk SE. Evaluation of 280,000 cases in Dutch
midwifery practices: a descriptive study. BJOG 2008; 115(5):570- 578.
Bais JM, Eskes M, Bonsel GJ. Determinanten van hoge Nederlandse peri-
natale sterfte onderzocht in een complete regionale cohort, 1990-1994.
Ned Tijdschr Geneeskd 2004; 148(38):1873-1878.
De Jonge A, Van der Goes BY, Ravelli AC, Amelink-Verburg MP, Mol BW,
Nijhuis JG et al. Perinatal mortality and morbidity in a nationwide cohort
of 529,688 low-risk planned home and hospital births. BJOG 2009;
116(9):1177-1184.
Wolleswinkel-van den Bosch JH, Vredevoogd CB, Borkent-Polet M, van EJ,
Fetter WP, Lagro-Janssen TL et al. Substandard factors in perinatal care in
The Netherlands: a regional audit of perinatal deaths. Acta Obstet
Gynecol Scand 2002; 81(1):17-24.
WETENSCHAP
Ank De Jonge, Ben Willem Mol, Birgit Y Van der Goes, Jan G Nijhuis, Joris A Van der Post, Simone E. Buitendijk
De titel van het oorspronkelijke artikel luidde ‘Too early to
question effectiveness of Dutch maternity care system’;
www.bmj.com, 3 november 2010
Te vroeg om vraagtekens te zetten bijNederlandse verloskundige systeem*
TvV december 2010 • KNOV 17
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:03 Pagina 17
WETENSCHAP
18 TvV december 2010 • KNOV
Onder asielzoeksters in Nederland is de maternale mortaliteit een veel hoger dan in dealgemene bevolking, zo vonden wij bij eerderonderzoek naar sterfte en doodsoorzakenonder asielzoekers in Nederland (relatief risico(RR): 10,1; 95%-BI: 8,0-12,8)[1]. Deze bevindingwas gebaseerd op 3 gevallen van maternalesterfte en moet dus voorzichtig worden geïnterpreteerd, maar past bij het inter -nationale beeld dat asielzoeksters een kwets-bare groep zijn voor wat betreft hun seksueleen reproductieve gezondheid[2]. De gevondenmaternale mortaliteit en daaruit voort -komende beleidsvragen waren aanleiding om middels literatuuronderzoek meer inzichtte krijgen in zwangerschapsuitkomsten enzorgbehoeften bij asielzoeksters.
Asielzoekers zijn ‘personen die om uiteenlopende
redenen hun land van herkomst hebben verlaten, asiel
hebben aangevraagd in een opvangland en in afwach-
ting zijn van het besluit op hun asielverzoek’
(www.unhcr.org.au/basicdef.shtml). In Nederland worden
asielzoekers opgevangen door het Centraal Orgaan
Opvang Asielzoekers. Op 1 januari 2010 maakten 5100
vrouwelijke asielzoeksters in de leeftijd van 15-49 jaar
gebruik van de centrale opvang asielzoekers (tabel 1).
In 2009 werden in totaal 669 kinderen geboren uit asiel-
zoeksters. Asielzoeksters behoren tot de groep ‘vrouwen
in achterstandssituaties’, die volgens de Stuurgroep
Zwangerschap en Geboorte specifieke en intensieve
aandacht behoeft bij de zorg rond zwangerschap en
geboorte [Stuurgroep Zwangerschap en geboorte, 2009].
Om na te gaan of specifieke aandacht nodig is voor het
optimaliseren van de zorg rondom zwangerschap en
bevalling bij asielzoeksters in Nederland, en zo ja, wat er
nodig is, voerden wij een literatuurstudie uit met als
doelstelling het in kaart brengen van: a) zwangerschaps-
uitkomsten en risicofactoren onder asielzoeksters in
westerse landen, b) ervaren zorgbehoeften van zwangere
asielzoeksters en c) aanbevelingen voor de zorg voor
zwangere asielzoeksters.
MethodeMet behulp van Ovid SP 2010 zochten we in de literatuur-
databases Medline, Embase en PsycInfo over de periode
1995-maart 2010. Er werd gezocht met de volgende
zoekterm: ‘refugee’ AND (‘pregnancy’ OR ‘maternal’ OR
‘perinatal’ OR ‘stillbirth’ OR ‘midwifery’). De zoekterm
‘refugee’ werd gekozen omdat deze breder is dan
‘asylum seeker’ maar soms wel wordt gebruikt voor
asielzoekers.
De zoekactie leverde 239 publicaties op. Hieruit selec-
teerden wij handmatig wetenschappelijke publicaties
gebaseerd op primaire dataverzameling of meta-analyse
over a) zwangerschapsuitkomsten bij asielzoeksters in
westerse opvanglanden, of b) ervaren zorgbehoefte bij
Zwangerschapsuitkomsten en zorgbehoeften bij asielzoeksters
Simone Goosen, Irene E.A. van Oostrum, Marie-Louise Essink-Bot
Drs. S. Goosen, epidemioloog (tevens: Academische Medisch
Centrum/Universiteit van Amsterdam, afd. Sociale Geneeskunde,
Amsterdam); dr. I.E.A. van Oostrum, epidemioloog, Academisch
Medisch Centrum/Universiteit van Amsterdam, afd. Sociale
Geneeskunde, Amsterdam; Dr. M.-L. Essink-Bot, arts Maatschappij
en Gezondheid en epidemioloog.
Contactpersoon: drs. S. Goosen ([email protected]).
Dit artikel is eerder gepubliceerd en met toestemming over -
genomen: Ned Tijdschr Geneeskd. 2010;154:A2318
Tabel 1. Aantal vrouwelijke asielzoeksters in de leef-
tijdsgroep 15-49 jaar op 1 januari 2010 en
totaal aantal geboortes in 2009 in de centrale
opvang asielzoekers naar land van herkomst
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:03 Pagina 18
WETENSCHAP
asielzoeksters in westerse opvanglanden. Wij vonden
enkele publicaties waarvan de titel suggereerde dat ze
over asielzoeksters gaan, maar die bij bestudering geen
onderscheid bleken te maken naar verblijfsstatus. Deze
werden niet meegenomen.
Verder zochten we met behulp van Google (UK, zoek -
termen ‘refugees’ of ‘asylum seekers’ in combinatie met
‘pregnancy’ of ‘maternity care’) naar ‘grijze’ literatuur.
Nederlandse publicaties en rapporten werden gezocht in
Nederlandse vaktijdschriften (Nederlands Tijdschrift voor
Geneeskunde, Tijdschrift voor Verloskundigen, Nederlands
Tijdschrift voor Obstetrie & Gynaecologie en Tijdschrift
voor Gezondheidswetenschappen), door middel van
Picarta en in de literatuurverzamelingen van de auteurs.
In de resultatensectie beschrijven we naast onderzoeks -
resultaten ook de aanbevelingen die de auteurs van de
oorspronkelijke publicaties doen op grond van hun onder-
zoeksresultaten, voor zover relevant voor de Nederlandse
situatie. Deze hebben we geordend naar de thema’s uit
het advies ‘Een goed begin’ van de Stuurgroep
Zwangerschap en Geboorte[3].
ResultatenOmvang empirische informatie
We vonden 2 artikelen die perinatale en maternale
mortaliteitsindicatoren rapporteren specifiek voor asiel-
zoeksters in Nederland [1,4]. Tijdens de literatuurstudie
voerden we de analyse uit van de sterfteregistratie van
de Medische Opvang Asielzoekers (MOA) over 2006-
2008; de resultaten hiervan zijn meegenomen in dit
literatuuroverzicht. Van de onderzoekers van de ‘lande-
lijke studie naar etnische determinanten van maternale
morbiditeit in Nederland’ (LEMMoN) kregen we gegevens
over ernstige maternale morbiditeit bij asielzoeksters in
Nederland[5,6]. Er werd 1 buitenlands rapport gevonden
waarin specifieke uitspraken over maternale mortaliteit
bij asielzoeksters werden gedaan[7]. Voor zorgbehoeften
werden 6 artikelen en 5 rapporten geïncludeerd[8-18].
Zwangerschapsuitkomsten en risicofactoren
In Nederland registreerde de MOA in de periode 2002-
2005 3 gevallen van maternale sterfte onder asielzoek-
sters op een totaal van 4327 geboortes[1]. De moeder-
sterfte onder asielzoeksters was met 69,3 per 100.000
geboortes veel hoger dan in de totale Nederlandse
bevolking (RR: 10,1; 95%-BI: 8,0-12,8). Tijdens een
eerdere en tijdens de recentste registratieperiode (1998-
1999 en 2006-2008) werd 1 geval van moedersterfte
gerapporteerd. De maternale sterftecijfers waren in de
twee periodes respectievelijk 39,9 en 61,2 per 100.000
levendgeborenen[4].
Het aantal gevallen van perinatale sterfte dat de MOA
registreerde in de periode 2006-2008 was 19.
Waarschijnlijk werden niet alle gevallen van doodgeboorte
gemeld. De perinatale sterfte was 11,6/1000 levend-
geborenen. Dit is 2 maal zo hoog als voor de Nederlandse
DoelNagaan of specifieke aandacht nodig is voor het
verbeteren van de zorg voor zwangere asielzoek-
sters door het in kaart brengen van zwangerschaps-
uitkomsten, risicofactoren en zorgbehoeften van
zwangere asielzoeksters in Nederland en andere
westerse opvanglanden.
OpzetLiteratuurstudie.
MethodeIn Medline, Embase en PsycInfo werd gezocht
naar empirisch onderzoek over zwangerschap en
bevalling specifiek voor asielzoeksters in westerse
opvanglanden, gepubliceerd sinds 1995.
Nederlandse studies werden gezocht met behulp
van Picarta en in de verzamelingen van de auteurs.
Met Google werd grijze literatuur gezocht.
ResultatenGepubliceerde empirische studies over zwanger-
schapsuitkomsten specifiek voor asielzoeksters
waren schaars en alleen afkomstig uit Nederland.
De studies wezen op verhoogde risico’s op
perinatale en maternale mortaliteit en ernstige
maternale morbiditeit. De studies betroffen echter
kleine aantallen. Kwalitatieve studies lieten zien
dat zwangere asielzoeksters behoefte hadden aan:
a) informatie over zwangerschap en gezondheids-
zorg in het opvangland; b) zorgverleners die
aandacht hebben voor hun problemen; en c)
moedergroepen voor sociale contacten en
informatie- uitwisseling.
ConclusieEr is specifieke aandacht nodig voor het verbeteren
van de zorg voor zwangere asielzoeksters, omdat
de schaarse studies suggereren dat asielzoeksters
een verhoogd risico lopen op perinatale sterfte,
maternale sterfte en ernstige maternale morbi-
diteit. Er is meer inzicht nodig in de risicofactoren
en kwaliteit van zorg voor zwangere asielzoeksters.
De bestudeerde publicaties bevatten aanbevelingen
voor een betere aansluiting van de zorg op de
zorgbehoeften. De aanbevelingen betreffen
informatievoorziening, culturele competenties van
zorgverleners, het identificeren van risicofactoren,
ketensamenwerking, continuïteit van zorg en het
organiseren van moedergroepen.
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:03 Pagina 19
WETENSCHAP
20 TvV december 2010 • KNOV
bevolking (RR: 2,0; 95%-BI: 1,3-3,1), maar gezien de
onderrapportage is het relatieve risico eigenlijk nog
hoger. In eerdere registratieperiodes (1998-1999 en
2002-2005) was de perinatale sterfte vergelijkbaar met
de Nederlandse bevolking. Ook hier was volgens de
onderzoekers sprake van onderrapportage[1-4].
De LEMMoN studie vond 40 gevallen van ernstige mater-
nale morbiditeit (gedefinieerd als onder andere uterus-
ruptuur, eclampsie, ernstige fluxus) bij asielzoeksters in
Nederland in de periode augustus 2004-augustus 2006
(schriftelijke mededeling J. Zwart, 2010)[5,6]. Dit betekent
een incidentie van 31 per 1000 bevallingen, 4,5 keer zo
hoog als voor de Nederlandse populatie (RR: 4,5; 95%-
BI: 3,3–6,1) en 3,6 keer zo hoog als voor niet-westerse
migranten vrouwen (RR: 3,6; 95%-BI: 2,6-5,0).
Voor Groot-Brittannië concludeerde de Confidential
Enquiry into Maternal and Child Health (CEMACH, 2003-
2005) dat voor asielzoeksters het risico op maternale
sterfte verontrustend hoog was[7]. De bestudeerde publi-
caties gaven geen kwantitatief inzicht in risicofactoren.
Ervaren zorgbehoeften en benodigde competenties
in de zorg
Uit diepte-interviews met 4 zwangere asielzoeksters in
Nederland bleek dat deze vrouwen de volgende zorg -
behoeften hadden: tijdige informatie over het zorgsysteem,
positieve communicatie, het overwinnen van de taal -
barrière en het ontwikkelen van sociale netwerken
[Ascoly N et al., 2001]. Discontinuïteit van zorg door
overplaatsingen, beperkte consulttijd, beperkte financiële
middelen en de asielprocedure werden genoemd als
belemmerende factoren. Overigens benadrukten de
onderzoekers ook de kracht en vindingrijkheid van asiel-
zoeksters.
Het verslag van een focusgroepgesprek met 11 asielzoek-
sters in 1 asielzoekerscentrum rapporteerde als ervaren
zorgbehoeften: informatie over zwangerschap en gezond-
heidszorg, zorgverleners die luisteren en stress serieus
nemen, en de mogelijkheid om deel te nemen aan
zwangerschaps- of moedergroepen om ervaringen te
delen en contacten te leggen[9].
Nederlands onderzoek wijst op specifieke behoeften bij
bepaalde risicofactoren die bij asielzoeksters relatief vaak
voorkomen, namelijk infectie met hiv, ervaring met
seksueel geweld en vrouwelijke genitale verminking. Hiv-
geïnfecteerde zwangere asielzoeksters hadden behoefte
aan kennis over hiv en behandelingsmogelijkheden, aan
meer privacy zodat hun hiv-status niet algemeen bekend
zou worden en aan sociale contacten[10]. Ervaringen met
seksueel geweld komen vaak voor als gevolg van de
kwetsbaarheid van vrouwen in oorlogssituaties en tijdens
de vlucht[11]. Onderzoek laat zien dat vrouwen die
seksueel geweld hebben meegemaakt de neiging heb-
ben om over deze ervaringen te zwijgen, maar wel
behoefte hebben aan een context om er over te
praten[12]. Vrouwelijke genitale verminking wordt relatief
vaak gezien bij asielzoeksters uit risicolanden, zoals
Somalië, Soedan, en Guinée[13]. De vrouwen zelf ervaren
hun besnijdenis niet altijd als een gezondheidsprobleem
in relatie tot hun zwangerschap, omdat ze uit landen
komen waar het merendeel van de vrouwen besneden is,
en uiten daarom geen bijzondere zorgbehoeften[14].
Buitenlandse artikelen
Uit het Verenigd Koninkrijk, Ierland, Griekenland en
Australië waren artikelen en rapporten afkomstig over de
ervaren zorgbehoeften van zwangere asielzoeksters. In
deze publicaties werd benadrukt dat het essentieel is de
taalbarrière te slechten door het inzetten van professio-
nele tolken[15-18]. Ook het belang van lichaamstaal werd
benadrukt[15]. Onderzoek in Ierland wees op de zorgwek-
kende emotionele situatie en het ontbreken van steun uit
sociale netwerken[16]. Een longitudinaal casusonderzoek,
uitgevoerd in Londen, beschreef het belang van het her-
kennen en erkennen van de positieve copingfactoren van
asielzoeksters en het ondersteunen van hun kracht en
weerbaarheid[17]. Volgens de onderzoekers waren een
empathische houding en culturele sensitiviteit bij zorg -
verleners essentieel. In een andere studie in London
gaven zorgverleners aan dat zij informatie over de con-
text van de doelgroep en goed voorlichtingsmateriaal
nodig hadden[15]. Verder werd goede ketensamenwerking
binnen en tussen de eerste en tweede lijn beschouwd als
essentieel voor verbetering van verwijzingen en informa-
tieoverdracht[15].
Aanbevelingen uit de literatuurTabel 2 geeft een overzicht van de aanbevelingen uit de
literatuur, ingedeeld naar relevant geachte thema’s uit
het advies ‘Een goed begin’ en uitgesplitst naar aan -
bevelingen specifiek voor vrouwen in achterstands -
situaties[3].
BeschouwingDe beschikbare gegevens suggereren dat asielzoeksters
een verhoogd risico lopen op perinatale en maternale
mortaliteit en ernstige maternale morbiditeit. Zwangere
asielzoeksters ervaren naast de zorgbehoeften die zij delen
met andere zwangere vrouwen, ook zorgbehoeften die
samenhangen met hun asielstatus, verblijf in de centrale
opvang en recente migratie.
Een beperking van dit literatuuroverzicht is dat er weinig
empirische gegevens over zwangerschapsuitkomsten zijn
die specifiek zijn voor asielzoeksters. Het aantal ongunstige
zwangerschapsuitkomsten (‘adverse events’) is klein. Er is
meer onderzoek nodig naar de incidentie van ongunstige
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:04 Pagina 20
WETENSCHAP
21TvV december 2010 • KNOV
zwangerschapsuitkomsten en risicofactoren bij asielzoek-
sters. Hiervoor zou zoveel mogelijk gebruik moeten worden
gemaakt van gegevens uit bestaande registraties, zoals
de perinatale registratie Nederland (www.perinatreg.nl).
Om meer inzicht te krijgen in specifieke risicofactoren,
onderliggende doodsoorzaken en de kwaliteit van zorg
bij asielzoeksters, zou een landelijke thematische audit
kunnen worden uitgevoerd (www.perinataleaudit.nl).
Vanwege de kleine aantallen kan worden overwogen
ook audits te doen voor een aantal zwangerschappen
waarbij sprake is van ernstige morbiditeit.
De zorgbehoeften van de asielzoeksters blijken deels te
worden bepaald door de asielcontext en het zorgsysteem
in het opvangland. Desondanks vonden we grote overeen-
komsten in ervaren zorgbehoeften. Deze waren goed
onder te brengen onder de thema’s en aandachtspunten
uit het rapport ‘Een goed begin’ (zie tabel 2). Onderzoek
naar de mate waarin de aanbevelingen van de
Nederlandse studies geïmplementeerd zijn in de praktijk,
viel buiten deze literatuurstudie. Dat onderzoek is wel
wenselijk, mede omdat het zorgsysteem voor asielzoekers
in Nederland per 1 januari 2009 is veranderd (tabel 3).
Het kwantitatieve bewijs voor een verhoogd risico op
ongunstige zwangerschapsuitkomsten is weliswaar
beperkt van omvang, maar de uitkomsten sluiten aan bij
wat verwacht mag worden op basis van inzicht in risico-
factoren bij vrouwen uit de herkomstlanden en -regio’s
van asielzoeksters. Dat kan worden afgeleid uit studies
die niet werden meegenomen in de resultaten van dit
literatuuronderzoek omdat ze geen onderscheid maakten
naar verblijfsstatus[5,7,21-25]. Het betreft risicofactoren aan
Tabel 2. Aanbevelingen voor de zorg voor zwangere asielzoeksters, ingedeeld naar algemene thema’s en
aandachtspunten voor zwangerschap in achterstandssituaties3
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:04 Pagina 21
WETENSCHAP
22 TvV december 2010 • KNOV
de zijde van de vrouwen, zoals slechte algemene gezond-
heid, ondervoeding, vrouwelijke genitale verminking,
psychische problemen[6,25], gebrekkige kennis over
gezondheid en de gezondheidszorg[6], beperkte sociale
netwerken[6], laat contact opnemen met zorgverleners[14],
en weigeren van spoedkeizersnede[14]. Maar het betreft
ook zorgfactoren zoals het niet gebruiken van tolken[14],
het niet gesignaleerd hebben van aanwezige gezond-
heidsproblemen en risicofactoren[7], en discontinuïteit in
de zorg bij overplaatsingen[6,7].
De behoeften van zwangere asielzoeksters kunnen wor-
den ingedeeld naar a) informatie over zwangerschap en
gezondheidszorg in het opvangland; b) zorgverleners die
aandacht hebben voor hun (psychische) problemen en
c) moedergroepen voor sociale contacten en informatie-
uitwisseling. Ook komt in alle studies naar voren dat zorg -
verleners over culturele competenties moeten beschikken.
De aanbevolen competenties passen in grote lijnen
binnen het raamwerk culturele competenties (tabel 4)[26].
Specifiek voor de zorg voor zwangere asielzoeksters is
dat zorgverleners moeten beschikken over kennis van de
situatie in de herkomstlanden en tijdens de vlucht, van
de asielprocedure en van de voorzieningen in de opvang.
Deze specifieke aspecten komen overeen met een brede-
re beschrijving van culturele competenties die noodzake-
lijk zijn in de zorg voor asielzoekers; die beschrijving is
gebaseerd op onderzoek onder praktijkverpleegkundigen
van de MOA[27].
De vergaande aanbeveling van de Britse CEMACH om
alle zwangere asielzoeksters een uitgebreid onderzoek
naar risicofactoren aan te bieden, namen we niet over
omdat de onderbouwing hiervan voor de Nederlandse
situatie ontbreekt. In plaats daarvan werd het advies
overgenomen van de Commissie Maternale Sterfte van
de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en
Gynaecologie (NVOG), dat ook tot doel heeft de
signalering van risicofactoren te verbeteren[28].
ConclusieEr is specifieke aandacht nodig voor het verbeteren van
de zorg voor zwangere asielzoeksters, omdat ze een
verhoogd risico hebben op ongunstige zwangerschaps-
uitkomsten en specifieke zorgbehoeften hebben. Wij
vonden concrete aanbevelingen voor zorgverleners om
beter te kunnen voorzien in de zorgbehoeften van
zwangere asielzoeksters. Centraal daarin staat dat zorg-
verleners over culturele competenties moeten beschikken
om zwangere asielzoeksters de juiste vragen te stellen,
de antwoorden te interpreteren en de benodigde
informatie te verschaffen om zwangere asielzoeksters
adequaat te ondersteunen bij zwangerschap en beval-
ling. Andere aanbevelingen voor zorgverleners betreffen
het verstrekken van informatie over zwangerschap en het
Nederlandse zorgsysteem, het identificeren van risico -
factoren en continuïteit van zorg.
Ook beleidsmakers en beroepsorganisaties in de zorg- en
opvangketen kunnen bijdragen door voorwaarden te
scheppen voor goede zorg. Dit kan bijvoorbeeld door het
bevorderen van culturele competenties bij zorgverleners,
bereikbaarheid en continuïteit van zorg, ketenafspraken,
beschikbaarheid van professionele tolken en gericht
wetenschappelijk onderzoek, door overplaatsingen te
beperken en mogelijkheden te creëren voor zwanger-
schapsgroepen voor asielzoeksters.
Zowel de praktijk als het beleid kunnen bijdragen aan
het beperken van de risicofactoren voor zwangere asiel-
Tabel 3. Overzicht van de gezondheidszorg voor asiel-
zoekers in Nederland
Tabel 4. Raamwerk culturele competenties voor
zorgverleners26
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:04 Pagina 22
WETENSCHAP
23TvV december 2010 • KNOV
zoeksters, zodat ook zij een zo groot mogelijke kans
hebben op een gezonde zwangerschap en bevalling.
Leerpunten• Het lijkt erop dat moedersterfte en perinatale sterfte
vaker voorkomen bij zwangere asielzoeksters dan in de
algemene bevolking.
• Ook ernstige maternale morbiditeit komt vaker voor bij
zwangere asielzoeksters dan in de algemene bevolking
en ook vaker dan bij niet-westerse allochtone vrouwen
in Nederland.
• Goede informatie over zwangerschap en het Nederlandse
zorgsysteem, het identificeren van specifieke risico -
factoren bij de zwangere en continuïteit van de zorg bij
overplaatsingen zijn nodig om de zorgverlening aan
zwangere asielzoeksters te verbeteren.
• Zorgverleners moeten over zogenoemde ‘culturele
competenties’ beschikken om zwangere asielzoeksters
adequate zorg te kunnen bieden.
Het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers stelde de
bezettingsgegevens van de centrale opvang beschikbaar;
Joost J. Zwart stelde de resultaten van de LEMMoN-
studie beschikbaar. Marianne P Amelink-Verburg,
Franka Cadée, Ank de Jonge, Hennie Nijsingh,
Relinde van der Stouwe, Kirsten Slinger, Karien Stronks,
Quita Waldhober, Hajo IJ. Wildschut en Joost O.M.
Zaat droegen bij aan dit artikel.
GGD Nederland, afd. Publieke Gezondheidszorg
Asielzoekers, Utrecht. ■
Literatuur1. Van Oostrum IE, Goosen S, Uitenbroek D, Koppenaal H, Stronks K.
Mortality and causes of death among asylum seekers in the Netherlands.
J Epidemiol Community Health. 1 juni 2010 (epub, ter
perse)doi:10.1136/jech.2009.087064 Medline.
2. United Nations Population Fund. State of the world population 2006; a
passage to hope, women and international migration. New York: UNFPA,
2006.
3. Stuurgroep zwangerschap en geboorte. Een goed begin; Veilige zorg
rond zwangerschap en geboorte. Den Haag: Stuurgroep zwangerschap
en geboorte; 2009.Ministerie VWS
4. Koppenaal H, Bos CA, Broer J. Hoge sterfte door infectieziekten en
niet-natuurlijke doodsoorzaak onder asielzoekers in 1998-1999. Ned
Tijdschr Geneeskd. 2003;147:391-5 Medline.
5. Zwart JJ, Richters JM, Öry F, de Vries JIP, Bloemenkamp KWM, van
Roosmalen J. Ernstige maternale morbiditeit tijdens, zwangerschap, beval-
ling en kraambed in Nederland. Ned Tijdschr Geneeskd. 2009;153:B113.
6. Zwart JJ, Jonkers MD, Richters A, et al. Ethnic disparity in severe acute
maternal morbidity: a nationwide cohort study in the Netherlands. Eur J
Public Health. 3 juni 2010 (epub, ter perse). doi:10.1093/eurpub/ckq046
Medline.
7. Lewis G (ed). The Confidential Enquiry into Maternal and Child Health
(CEMACH). Saving mothers’ lives: reviewing maternal deaths to make
motherhood safer, 2003-2005. The Seventh Report on Confidential
Enquiries into Maternal Deaths in the United Kingdom. London:
CEMACH; 2007.
8. Ascoly N, van Halsema I, Keysers L. Refugee women, pregnancy, and
reproductive health care in the Netherlands. J Refug Stud. 2001;14:371-
93. doi:10.1093/jrs/14.4.371
9. Medische Opvang Asielzoekers. Methodiek voor het ontwikkelen van
ketenrichtlijnen gezondheidszorg asielzoekers. Utrecht: GGD Nederland;
2006GGD Kennisnet.
10. Timmer-van Noordenburg CJ, Tiesinga LJ, De Groot F, Jansen GJ.
Gezondheidsgerelateerde problemen bij hiv-geïnfecteerde zwangere asiel-
zoekers. Tijdschr Gezondheidswetenschappen. 2008;86:102-7.
11. United Nations High Commissioner for refugees. Sexual and gender-
based violence against refugees, returnees and internally displaced per-
sons; guidelines for prevention and response. Geneva: UNHCR, 2003.
12. Tankink M. Vluchtelingenvrouwen met ervaringen van seksueel
geweld; Zwijgen als gezondheidsstrategie. Bijblijven. 2009;25:44-50.
doi:10.1007/BF03087644
13. Korfker D, Rijnders M, Detmar S. Retrospectief onderzoek naar de
prevalentie van Vrouwenbesnijdenis of VGV (Vrouwelijke Genitale
Verminking) in de verloskundigenpraktijk in 2008. Leiden: TNO; 2009.
14. Essén B, Johnsdotter S, Hovelius B, et al. Qualitative study of preg-
nancy and childbirth experiences in Somalian women resident in Sweden.
BJOG. 2000;107:1507-12 Medline. doi:10.1111/j.1471-
0528.2000.tb11676.x
15. Gaudion A, Allotey P. Maternity care for asylum seekers and refugees
in Hillingdon: A needs assessment. Uxbridge: Centre for Public Health
Research, Brunel University; 2008.
16. Kennedy P, Murphy-Lawless J. The maternity care needs of refugee
and asylum seeking women in Ireland. Fem Rev. 2003;73:39-53.
doi:10.1057/palgrave.fr.9400073
17. Briscoe L, Lavender T. Exploring maternity care for asylum seekers and
refugees. British Journal Midwifery. 2009;17:17-23.
18. Nabb J. Pregnant asylum-seekers: perceptions of maternity service
provision. Royal College of Midwives-Evidence-Based Midwifery. decem-
ber 2006 (epub).Health Publications
19. De Jong K. Taalproblemen? Bel TVcN. Tijdschr Verloskundigen.
2010;35:43-4.
20. Cadée F, van der Stouwe R. Zorg voor zwangere asielzoeksters;
Nieuwe afspraken. Tijdschr Verloskundigen 2010;35:8-10.
21. Gagnon AJ, Zimbeck M, Zeitlin J. ROAM Collaboration. Migration to
western industrialised countries and perinatal health: A systematic review.
Soc Sci Med. 2009;69:934-946 Medline.
doi:10.1016/j.socscimed.2009.06.027
22. Gissler M, Alexander S, Mac-Farlane A, et al. Stillbirths and infant
deaths among migrants in industrialized countries. Acta Obstet Gynecol
Scand. 2009;88:134-48 Medline. doi:10.1080/00016340802603805
23. Small R, Gagnon A, Gissler M, et al. Somali women and their preg-
nancy outcomes post-migration: data from six receiving countries. BJOG.
2008;115:1630-40 Medline. doi:10.1111/j.1471-0528.2008.01942.x
24. Carolan M. Pregnancy health status of sub-Saharan refugee women
who have resettled in developed countries: a review of the literature.
Midwifery. 2010;26:407-14.doi:10.1016/j.midw.2008.11.002 Medline.
25. Essén B, Bodker B, Sjoberg NO, et al. Are some perinatal deaths in
immigrant groups linked to suboptimal perinatal care services? BJOG.
2002;109:677-82 Medline.
26. Suurmond J, Seeleman C, Rupp I, Goosen S, Stronks K. Cultural com-
petence among nurse practitioners working with asylum seekers. Nurse
Educ Today. 2010;30:821-26. doi:10.1016/j.nedt.2010.03.006 Medline.
27. Seeleman C, Suurmond J, Stronks K. Cultural competence: a concep-
tual framework for teaching and learning. Med Educ. 2009;43:229-37
Medline. doi:10.1111/j.1365-2923.2008.03269.x
28. Schutte JM, Steegers EAP, Schuitemaker NWE, et al. The Netherlands
Maternal Mortality Committee. Rise in maternal mortality in the
Netherlands. BJOG. 2010;117:399-406 Medline. doi:10.1111/j.1471-
0528.2009.02382.x
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:04 Pagina 23
Nederland heeft in vergelijking met andere Europese
landen een hoge perinatale sterfte. De politiek en het
veld vinden deze slechte Nederlands positie
onacceptabel en hebben maatregelen ter verbetering
aangekondigd. Inmiddels heeft de Stuurgroep
Zwangerschap en Geboorte advies uitgebracht aan de
minister van VWS en is ZonMw begonnen met het
definiëren van een onderzoeksagenda. Deze agenda is
gebaseerd op een inventarisatie door het Erasmus MC
van kennishiaten in het Nederlandse systeem van verlos-
kundige zorg, en op de wetenschapsagenda’s van de
beroepsgroepen.
Een van de items die daarbij steeds weer ter discussie
staat, is de thuisbevalling. Omdat Nederland het enige
westerse land is waar de thuisbevalling op grote schaal
plaatsvindt, en omdat de perinatale sterfte in Nederland
relatief hoog is, wordt bij het zoeken naar verklaringen
voor de hoge sterfte regelmatig de thuisbevalling als een
van de belangrijke oorzaken aangewezen. Het is de
vraag of dat terecht is.
RisicoprofielVorig jaar publiceerden wij in British Journal of Obstetrics
and Gynaecology een analyse van de Nederlandse
geboortecijfers in de periode 2000-2006 [de Jonge A et
al., 2009]. Wij vergeleken uitkomsten van de eerstelijns-
bevalling bij vrouwen die ervoor hadden gekozen om
thuis te bevallen met die van vrouwen die kozen voor
een zogenaamde poliklinische bevalling, een bevalling in
het ziekenhuis onder leiding van een verloskundige.
Wij vonden geen verschillen in perinatale sterfte tussen
vrouwen die aan het begin van de bevalling de intentie
hadden thuis te bevallen en vrouwen die de intentie had-
den met de verloskundige in het ziekenhuis te bevallen.
Gynaecoloog in opleiding Manders en collega’s conclu-
deerden vorig jaar in Medisch Contact dat vrouwen die
tijdens een thuisbevalling toch naar het ziekenhuis
moeten, daar relatief veel nadeel van ondervinden
[Manders KC et al., 2009].2 Ze hadden meer behoefte
aan pijnstilling, kregen vaker een kunstverlossing en
Hoge babysterfte niet door thuis -bevallingGeen premature conclusies trekken over hoge perinatale sterfte
WETENSCHAP
24 TvV december 2010 • KNOV
Jan Nijhuis, Simone Buitendijk, Ben Willem Mol, Ank de Jonge
prof. dr. B.W.J. Mol, hoogleraar obstetrie en gynaecologie, AMC,
Amsterdam; dr. A. de Jonge, verloskundige en epidemioloog,
VUmc, Amsterdam; prof. dr. J.G. Nijhuis, hoogleraar obstetrie en
gynaecologie, Maastricht UMC; prof. dr. S.E. Buitendijk, hoogleraar
eerstelijnsverloskunde en ketenzorg, AMC, Amsterdam
Correspondentieadres: [email protected]
Dit artikel is eerder gepubliceerd in Medisch Contact 2010, nr, 45
en met toestemming van de redactie overgenomen.
De relatief hoge perinatale sterfte in Nederland is zorgelijk.
Sommigen stellen de thuisbevalling hiervoor verantwoordelijk.
Een analyse van geboortecijfers wijst echter anders uit.
• Nederland heeft een hoge perinatale sterfte
in vergelijking met andere Europese landen.
• Nederland is het enige westerse land waar
op grote schaal thuisbevallingen plaats -
vinden.
• Uit eerder onderzoek van deze auteurs
bleek dat de perinatale sterfte even hoog is
bij vrouwen met geplande thuisbevallingen
als bij vrouwen met geplande ziekenhuis -
bevallingen.
• Critici zeiden dat deze groepen vrouwen
niet vergelijkbaar waren, waardoor de
thuisbevalling er te rooskleurig uitkwam.
Wat is nieuw?• ln een subgroep van het eerdere onderzoek
van vrouwen met een laag risico is er ook
geen verschil meetbaar tussen vrouwen die
hun bevalling thuis hadden gepland of in
het ziekenhuis. De uitkomsten op sterfte,
neonatale ic-opname of apgarscore lager
dan 7 na 5 minuten waren gelijk.
• Een geplande bevalling thuis gaf daarnaast
een significant lagere kans op een keizer-
snede of een vaginale kunstverlossing ten
opzichte van een geplande poliklinische
bevalling.
Wat wisten we al?
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:04 Pagina 24
waren het minst tevreden over hun bevalling. Meer
recentelijk werd ons artikel bekritiseerd, omdat de groepen
die wij vergeleken een ongelijk risicoprofiel zouden heb-
ben, waardoor de thuisbevalling onterecht even veilig
zou lijken als de poliklinische[ Bonsel, GJ et al., 2010].
EmotiesDe relatie tussen thuisbevalling en babysterfte is er een
die emoties opwekt. Enerzijds willen we allemaal dat de
perinatale sterfte zo laag mogelijk is, anderzijds wordt de
thuisbevalling door veel vrouwen bijzonder gewaardeerd.
Daarnaast vormt de thuisbevalling bij laagrisicozwangeren
een barrière tussen zwangeren en de gynaecoloog, die
opgeleid is in het doen van interventies. Die barrière zorgt
ervoor dat het aantal interventies niet onnodig stijgt.
In het licht van de belangrijke discussie over de veiligheid
van de thuisbevalling analyseerden wij nogmaals het
2000-2006-databestand verkregen uit de perinatale
registratie Nederland. Wij beperkten ons in deze nieuwe
analyse tot een sterk homogene subgroep, namelijk tot
autochtone primiparae die bevielen tussen 38+0 en
40+6 weken zwangerschapsduur.
We vergeleken in deze subgroep de uitkomst van de
bevalling bij vrouwen die in de eerste lijn onder controle
waren en thuis wilden bevallen met die van vrouwen die
in de eerste lijn onder controle waren en in het zieken-
huis wilden bevallen. Vrouwen met een factor die moge-
lijk het risico op complicaties zou verhogen, zoals een
medische indicatie, een zwangerschap ontstaan na fertili-
teitsbehandeling of langer dan 24 uur gebroken vliezen,
werden uitgesloten van onze cohortstudie. Ook vrouwen
zwanger van een baby met aangeboren afwijkingen of
van een kind met een geboortegewicht onder het 10de
percentiel werden in eerste instantie uitgesloten. Op die
manier werd de mogelijke vertekenende invloed van
verstorende variabelen, zoals verschillen in etniciteit of
obstetrische voorgeschiedenis, uitgesloten.
Foetale noodTabel 1 geeft de basiskarakteristieken weer van beide
groepen. Vrouwen die de bevalling thuis wilden starten,
waren iets ouder en hadden iets minder vaak een lage
sociaaleconomische status, terwijl hun baby’s gemiddeld
zwaarder waren dan vrouwen die de bevalling in het
ziekenhuis wilden starten.
In tabel 2 is vervolgens de neonatale uitkomst te zien,
gedefinieerd als sterfte, tijdens de bevalling of binnen
zeven dagen na geboorte, opname op de neonatale
intensivecare-unit (NICU) en een apgarscore na vijf minuten
van minder dan 7, of een combinatie van deze drie uit-
komsten. De tabel toont in geen van deze uitkomsten
statistisch significante of klinisch relevante verschillen tussen
geplande thuisbevallingen en geplande poliklinische
bevallingen.
Vervolgens analyseerden wij ook het aantal keizersnedes
uitgevoerd in verband met foetale nood of het niet vor-
deren van de baring en het aantal vaginale kunstverlos-
singen verricht vanwege dezelfde indicaties. Geplande
thuisbevalling bleek te resulteren in een significant lager
risico op een keizersnede of een vaginale kunstverlossing
ten opzichte van geplande poliklinische bevalling, met
relatieve risico’s van respectievelijk 0,8 (95%-betrouw-
baarheidsinterval 0,75 tot 0,86) en 0,9 (95%-BI 0,87 tot
0,93). Het aantal bevallingen dat thuis moet beginnen
WETENSCHAP
25TvV december 2010 • KNOV
Tabel 1. Verschillen in basiskarakteristieken
geplande start geplande start p-waardebevalling bevalling
thuis poliklinisch
leeftijd in jaren 28,8 (4,1) 28,6 (4,8) <0,0001(standaarddeviatie)
zwangerschapsduur- in weken (sd) 40 (1,0) 40 (1,0)- in dagen (sd) 280,9 (6,7) 280,6 (6,7) <0,0001
lage sociaal- 17657 (19%) 9138 (23%) <0,0001economische status
geboortegewicht (sd) 3539 (386) 3515 (385) <0,0001
Basiskarakteristieken van 134.422 autochtone primiparea die in de eerstelijn startenmet de baring en tussen 38+0 en 40+6 weken bevielen van een eenling.
Tabel 2. Uitkomsten van de bevalling
geplande start geplande start p-waardebevalling bevalling (95%-BI)
thuis poliklinisch(n=94.810) (n=39.612)
perinatale sterfte 54 (0,056%) 27 (0,068%) 0,83(durante partu en (0,52 tot 1,3)eersteweeks neo-natale sterfte)
5 minuten apgar <7 1445 (1,5%) 657 (1,7%) 0,91(0,83 tot 1,0)
NICU-opname 220 (0,23%) 79 (0,2%) 1,2(0,9 tot 1,5)
samengestelde slechte 1541 (1,6%) 700 (1,8%) 0,91neonatale uitkomst (0,83 tot 1,0)
secundaire sectio 2954 (3,1%) 1510 (3,8%) 0,8caesarea (0,75 tot 0,86)
vaginale 13918 (14,7%) 6299 (15,9%) 0,9kunstverlossing (0,87 tot 0,93)
* Na correctie voor verschil in leeftijd, zwangerschapsduur, sociaal-economische status en geboortegewicht.
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:04 Pagina 25
om één keizersnede te voorkomen was 143, terwijl het
aantal bevallingen dat thuis moet beginnen om één
kunstverlossing te voorkomen 82 was. Een analyse waar-
bij vrouwen werden geïncludeerd van wie bekend was
dat hun baby een aangeboren afwijking had en vrouwen
die een baby baarden met een gewicht onder het 10de
percentiel, toonde vergelijkbare resultaten.
Even veiligOnze analyses laten zien dat op dit moment, in de
Nederlandse situatie, een geplande thuisbevalling even
veilig is als een geplande ziekenhuisbevalling onder leiding
van een eerstelijns verloskundige, terwijl het aantal in -
grepen bij een geplande thuisbevalling lager is. Blijkbaar
is dus de reistijd naar het ziekenhuis in geval van het
optreden van complicaties durante partu geen factor die
de perinatale sterfte verhoogt in een groep zwangeren
met een laag risico op complicaties. Wel lijkt het zo te zijn
dat als een zwangere op meer dan twintig minuten reistijd
van een ziekenhuis woont, het risico op sterfte tijdens de
bevalling iets toeneemt [Bonsel GJ et al., 2010].
Omdat onze eerdere studie is bekritiseerd vanwege de
mogelijk onvergelijkbare groepen en er werd gesugge-
reerd dat de groep die thuis aan de bevalling begon
mogelijk een gunstiger profiel had, beperken wij in dit
artikel onze studie tot autochtone primiparae die bevie-
len tussen 38+0 en 40+6 zwangerschapsweek. Op die
manier is vertekening zoveel mogelijk uitgesloten. Alleen
de body-mass index en de opleiding van de vrouw, die
nog niet geregistreerd worden in de Landelijke
Verloskundige Registratie (LVR), zijn relevante factoren
die mogelijk scheef verdeeld zijn. Wij willen benadrukken
dat dit niet betekent dat de resultaten niet van toepassing
zijn op patiënten zwanger na een vruchtbaarheidsbehan-
deling, zwangeren met een zwangerschapsduur voor 38
of na 41 weken, en multiparae. Onze eerdere publicatie,
die ruim een half miljoen vrouwen besloeg, waarvan
321.000 vrouwen planden om thuis te bevallen, toonde
precies eenzelfde resultaat voor wat betreft neonatale
uitkomst.
De recente Utrechtse publicatie van Annemieke Evers c.s.
in BMJ veroorzaakte ophef omdat ook tot verrassing van
de onderzoekers zelf de kans op sterfte tijdens of direct
na een partus gestart in de eerste lijn verdubbeld bleek
ten opzichte van bevallingen gestart in de tweede lijn.
Het betrof echter een cohortstudie zonder vooraf vast -
gesteld protocol. Doordat meerdere associaties werden
onderzocht, nam de kans op een toevalsbevinding toe.
Door in een sensitiviteitsanalyse het aantal bevallingen
te variëren, gaven Evers c.s. al aan onzeker te zijn over
het totaalaantal bestudeerde partussen. Merkwaardig
genoeg werd het verschil in sterfte tussen eerste en
tweede lijn niet gezien bij NICU-opnames. Ook vonden
Evers c.s., net als wij, geen verschil tussen sterfte in
eerstelijnsthuisbevallingen en eerstelijnsziekenhuisbeval-
lingen. De Utrechtse bevindingen moeten snel worden
geverifieerd, voordat ze kunnen worden afgewogen
tegen de nadelen van een ziekenhuisbevalling, zoals een
sterke toename van het aantal interventies.
Gezamenlijk onderzoekPer jaar willen in Nederland ongeveer 45.000 vrouwen met
een laag risico bij aanvang van de baring, thuis bevallen.
Onze analyse toont aan dat de afname van perinatale
sterfte die wij in Nederland nastreven, niet wordt bereikt
door een vermindering van het aantal vrouwen dat thuis
wil bevallen. Het perinatalesterftecijfer in Nederland is
9,9 per 1000[Ravelli ACJ et al 2009]. In Europese landen
die relatief gunstige perinatalesterftecijfers hebben, sterven
5 baby’s per 1000 zwangeren. Zelfs als bij de 45.000
voorgenomen thuisbevallingen per jaar en een sterfte -
cijfer van 6 per 10.000 van deze bevallingen de sterfte bij
alle vrouwen die nu thuis bevallen door een ziekenhuis-
bevalling tot 0 kan worden teruggebracht, zal de totale
jaarlijkse sterfte in Nederland met slechts 27 sterfgevallen
afnemen naar gemiddeld 9,7 per 1000 bevallingen.
Ook met de nieuwe Utrechtse cijfers wordt die winst niet
veel groter. In een land waar de thuisbevalling is ingebur-
gerd en de babysterfte naar westerse normen hoog is,
wordt de thuisbevalling makkelijk als een van de oorzaken
van de hoge babysterfte gezien. Gynaecologen krijgen
per definitie alleen patiënten verwezen vanuit de thuis -
situatie bij wie er een reden voor verwijzing is, en zien
dus per definitie zwangeren bij wie de (thuis)bevalling
niet optimaal verloopt. Dat vertekent wellicht hun per-
ceptie van de veiligheid van de thuisbevalling. Bij de pre-
sentatie van de onderzoeksagenda voor zwangerschap
en geboorte is gesuggereerd dat de hoge babysterfte in
Nederland wordt veroorzaakt door slechte risicoselectie,
onder andere voor de thuisbevalling. Laten we de nieuwe
onderzoeksagenda gebruiken om te starten met gezamen-
lijk onderzoek door verloskundigen, gynaecologen, kinder-
artsen en andere wetenschappers, en geen premature
conclusies trekken. ■
Literatuur1. Jonge A de, Goes BY van der, Ravelli AC, Amelink-Verburg MP, Mol
BW, Nijhuis JG, Bennebroek Gravenhorst J, Buitendijk SE. Perinatal morta-
lity and morbidity in a nationwide cohort of 529, 688 low-risk planned
home and hospital births. BJOG 2009; 116: 1177-84.
2. Manders KC, Wentink-Lander D, Roumen FJME. Van thuisbevalling
naar ziekenhuis. Medisch Contact 2009; 64 (41): 1674-5.
3. Bonsel GJ, Birnie E, Denkta S, Poeran P, Steegers EAP. Lijnen in de
Perinatale Sterfte, Signalementstudie Zwangerschap en Geboorte 2010.
Rotterdam: Erasmus MC, 2010.
4. Ravelli ACJ, Tromp M, Huis M van, Steegers EA, Tamminga P, Eskes M,
Bonsel GJ. Decreasing perinatal mortality in The Netherlands, 2000-2006:
a record linkage study. J Epidemiol Community Health 2009; 63(9): 761-5.
WETENSCHAP
26 TvV december 2010 • KNOV
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:04 Pagina 26
Nieuwsbrief - december 2010, jaargang 6
w w w . k e n n i s p o o r t - v e r l o s k u n d e . n l
Evers et al.; de morning afterNa alle verhitte debatten in de media over het Utrechtse onderzoek van
Evers et al. (BMJ 2010; 341:c5639) heeft de Kennispoort-redactie niet
de behoefte om heel veel toe te voegen, anders dan de oproep om de
belangrijkste bronartikelen zelf te gaan lezen. Wie de feiten niet kent, kan
moeilijk een afgewogen oordeel vellen over de discussie in de media. Lees
daarom op de website van Britisch Medical Journal ook de ‘rapid response’
van Victor Pop (9 november) en Ank de Jonge et al. (3 november).
Tot slot wijzen we op de publicatie van het artikel ‘Hoge babysterfte niet
door thuisbevalling’ van Ben-Willem Mol et al. in Medisch Contact van
11 november. Deze groep publiceerde vorig jaar in British Journal of
Obstetrics and Gynaecology de veelgenoemde analyse van de
Nederlandse geboortecijfers in de periode 2000-2006. Zij vonden
geen verschillen in perinatale sterfte tussen vrouwen die aan het begin
van de bevalling de intentie hadden thuis te bevallen en vrouwen die
de intentie hadden met de verloskundige in het ziekenhuis te bevallen.
Ook dat onderzoek werd bekritiseerd, omdat de groepen die vergeleken
werden een ongelijk risicoprofi el zouden hebben. Daardoor zou de
thuisbevalling ten onrechte even veilig lijken als de poliklinische. Naar
aanleiding van de nieuwe commotie rond de ‘Utrechtse studie’ hebben
de onderzoekers een nieuwe analyse gemaakt van hetzelfde databestand,
waarbij zij zich hebben beperkt tot een sterk homogene subgroep,
namelijk tot autochtone primiparae die bevielen tussen 38+0 en 40+6
weken zwangerschapsduur. Ook in deze laag risico subgroep is er geen
meetbaar verschil gevonden tussen vrouwen die hun bevalling thuis
hadden gepland of in het ziekenhuis. De uitkomsten op sterfte, neonatale
ic-opname of apgarscore lager dan 7 na 5 minuten, waren gelijk.
Het is allemaal on-line full text gratis te raadplegen; toch heel prettig voor
zulk vers en belangrijk materiaal. In de emailnieuwsbrief van Kennispoort
Verloskunde hebben we alle directe hyperlinks voor u klaargezet.
Uitstel van zwangerschap: (on)geïnformeerdCooke A, Mills M, Lavender T. Informed and uninformed decision
making: women’s reasoning, experiences and perceptions with
regard to advanced maternal age and delayed childbearing:
A meta-synthesis. Int J Nurs Stud 2010;47:1317–1329
Zeker gezien de actuele kwestie rond het invriezen van eicellen, biedt
deze review waardevolle inzichten in de besluitvorming van vrouwen
over uitstel van de zwangerschap. Deze meta-synthese van uitsluitend
kwalitatieve onderzoeken onderzocht beïnvloedende factoren op
besluitvorming van vrouwen rond uitstel van het krijgen van kinderen,
en exploreerde hun ervaringen en hun waarnemingen van risico’s van
uitstel. De onderzoekers werkten systematisch aan het verzamelen,
selecteren en analyseren van onderzoek uit meerdere relevante
databanken van onderzoeksartikelen, zoals Medline, Psychinfo en
MIDIRS. Zij selecteerden twaalf kwalitatieve studies (1980-2009) naar
de zienswijzen en ervaringen van relatief iets oudere vrouwen die
kinderloos, primigravida of primiparae waren. Onder de vrijwel
uitsluitend westerse studies bevond zich geen enkele Europese studie.
Bij vrouwen speelde de kwestie van geïnformeerde versus ongeïnfor-
meerde besluitvorming. Vrouwen die geloofden geïnformeerd te zijn,
waren dat mogelijk niet. Ongeïnformeerde vrouwen raakten tijdens
de zwangerschap alsnog op de hoogte van de risico’s van uitstel en
vrouwen die goed geïnformeerd waren kozen toch voor uitstel. Volgens
de onderzoekers dient de publieke gezondheidszorg meer informatie te
geven om geïnformeerde besluitvorming te bevorderen over de timing
van het krijgen van kinderen. Ook dienen verloskundige zorgverleners
aandacht te besteden aan de uiteenlopende redenen van vrouwen om
te besluiten tot uitstel, o.a. in pre-conceptionele voorlichting.
Verloskundigen en gynaecologen dienen er alert op te zijn dat vrouwen
mogelijk niet beseffen welke risico’s er bestaan als zij de zwangerschap
uitstellen.
Kennispoort stopt met gratis MIDIRSSinds december vorig jaar biedt Kennispoort Verloskunde geregi-
streerde gebruikers van haar website gratis toegang tot MIDIRS.
Na een proef van een jaar moeten we constateren dat slechts een
handjevol mensen gebruik maakt van deze mogelijkheid en dat het
aantal gebruikers ook niet is toegenomen in de afgelopen maan-
den. Het doel was juist om praktijkbeoefenaars, zonder standaard
toegang tot onderzoeksdatabases, van dienst te zijn. Daaraan blijkt
weinig behoefte te zijn.
De redactie heeft daarom
besloten om de proef per
1 december 2010 stop te
zetten.
Klik hier voor directe toegang tot de MIDIRS database.
Klik hier
kennispoort-verloskunde.nl
hoge babysterfte
27
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:04 Pagina 27
w w w . k e n n i s p o o r t - v e r l o s k u n d e . n l
Calciumsuppletie voorkomt hoge bloeddrukHofmeyr GJ, Lawrie TA, Atallah AN et al. Calcium supplementation during pregnancy for preventing hypertensive disorders and related
problems. Cochrane Database of Systematic Reviews 2010;8:CD001059. DOI: 10.1002/14651858.CD001059.pub3
Pre-eclampsie is verantwoordelijk voor een groot deel van de wereldwijde
moedersterfte en neonatale sterfte. Vroeggeboorte (<37 weken) is de
voornaamste oorzaak van perinatale sterfte, voornamelijk in landen met
een laag inkomen, en wordt vaak veroorzaakt door hoge bloeddruk.
Deze systematische review onderzocht het effect van calciumsuppletie
tijdens de zwangerschap op afwijkingen door verhoogde bloeddruk en
daaraan gerelateerde maternale en neonatale uitkomsten.
Deze review van 13 studies met 15.730 vrouwen liet zien dat calciumsuppletie
( 1g per dag) tijdens de zwangerschap het risico verlaagt op verhoogde
bloeddruk (RR: 0.65; 0.53-0.81), pre-eclampsie (RR: 0.45; 0.31-0.65),
vroeggeboorte (RR: 0.76; 0.60-0.97) en maternale sterfte of ernstige
morbiditeit (RR: 0.80; 0.65-0.97). De effecten waren het sterkst bij hoog-risico
zwangeren en bij zwangeren met lage calciuminname voorafgaand aan de
suppletie. De review vond geen effect van calciumsuppletie op doodgeboorte
of sterfte voor ziekenhuisontslag.
De studie toonde aan dat calciumsuppletie tijdens de zwangerschap een veilige
en relatief goedkope manier is om de kans op pre-eclampsie te verlagen
bij vrouwen met een verhoogd risico op pre-eclampsie en bij vrouwen uit
gemeenschappen met een lage calciuminname via voeding. Hoewel de
reviewers geen negatieve bijwerkingen van calciumsuppletie vonden, bevelen
zij wel meer onderzoek aan naar de optimale dosering voor suppletie.
Nauwelijks effectieve behande-lingen antenatale depressieDennis CL, Ross LE, Grigoriadis S. Psychosocial and psychological
interventions for treating antenatal depression. Cochrane Database
of Systematic Reviews 2007, Issue 3. Art. No.: CD006309. DOI:
10.1002/14651858.CD006309.pub2. Edited (no change to
conclusions), published in Issue 6, 2010.
Dennis CL, Allen K. Interventions (other than pharmacological,
psychosocial or psychological) for treating antenatal depression.
Cochrane Database of Systematic Reviews 2008, Issue 4. Art. No.:
CD006795. DOI: 10.1002/14651858.CD006795.pub2. Edited (no
change to conclusions), published in Issue 6, 2010.
Deze twee Cochrane reviews werden in 2010 geactualiseerd, zonder dat
dit de conclusies van beide reviews veranderde. Antenatale depressie
komt voor bij ongeveer twaalf procent van de zwangere vrouwen. Vaak
genoemde risicofactoren zijn: laag inkomen, gebrek aan sociale steun,
stress of ingrijpende levensgebeurtenissen, en moeizame relaties.
Antenatale depressie houdt verband met verminderde zorg voor de
eigen gezondheid, en mogelijk met daardoor verminderde gezondheid
van het kind, en verhoogt het risico op postnatale depressie. Veel
vrouwen zijn terughoudend met medicatie tijdens de zwangerschap en
geïnteresseerd in psychosociale, psychologische en andere niet-farma-
cologische interventies.
De eerste review vond slechts één klein, niet generaliseerbaar, gerandomi-
seerd gecontroleerd onderzoek bij vijftig Amerikaanse vrouwen. Daarin
werden positieve effecten gevonden op antenatale depressieve symptomen
van interpersoonlijke psychotherapie, vergeleken met ouderschapseduca-
tie. De tweede review vond slechts één gerandomiseerde gecontroleerde
studie bij 61 Amerikaanse vrouwen. Daarin werden geen effecten
gevonden op antenatale depressie van massage en depressie-specifieke
acapunctuur, ieder vergeleken met non-specifieke acapuntuur.
Daarom konden beide reviews nog onvoldoende bepalen of psychosociale,
psychologische of andere niet-farmacologische therapieën effectief zijn bij
antenatale depressie. Beide reviews laten zien dat nader gerandomiseerd,
gecontroleerd onderzoek naar niet-farmacologische behandelingen voor
antenatale depressie hard nodig is.
Leefstijlprogramma voor ver-minderd vruchtbare vrouwenAnderson K, Norman RJ, Middleton P. Preconception lifestyle
advice for people with subfertility. Cochrane Database of
Systematic Reviews 2010, Issue 4. Art. No.: CD008189. DOI:
10.1002/14651858.CD008189.pub2.
Mutsaerts MA, Groen H, ter Bogt NC et al. The LIFESTYLE study:
costs and effects of a structured lifestyle program in overweight
and obese subfertile women to reduce the need for fertility
treatment and improve reproductive outcome. A randomised
controlled trial. BMC Women’s Health 2010;10:22.
Deze Cochrane review vond nog geen gerandomiseerde gecontro-
leerde onderzoeken over de effecten van preconceptie advies bij
verminderd vruchtbare vrouwen op de kans om een levend kind te
krijgen. De kans om een gezond levend kind te krijgen wordt onder
andere beïnvloed door gewicht, dieet, roken, alcohol misbruik,
verontreinigde omgeving, infecties, medische conditie, medicatie
en medische familiegeschiedenis. Er zijn echter nog geen richtlijnen
voor preconceptie advies aan verminderd vruchtbare vrouwen,
terwijl dit hen wel zou kunnen helpen om hun leefstijl positief te
veranderen om hun kansen op conceptie en een gezonde baby te
vergroten.
Nieuw onderzoek kan gaan bijdragen aan richtlijnen voor precon-
ceptie advies aan een deel van de verminderd vruchtbare
Nederlandse vrouwen. Dertig procent van hen heeft (extreem)
overgewicht. Sinds medio 2009 loopt onder deze vrouwen (18-39
jaar, BMI 29-40 kg/m2) in meerdere Nederlandse centra een
gerandomiseerde gecontroleerde studie naar de effecten van een
gestructureerd leefstijl programma, vergeleken met standaard zorg.
Het programma van zes maanden bestaat uit dieet, meer fysieke
activiteit en gedragsverandering, en wordt aangeboden aan 285 van
de 570 te includeren vrouwen. Primaire uitkomstmaat is een
gezonde baby na minimaal 37 weken zwangerschap en vaginale
bevalling. Secondaire uitkomsten zijn onder andere zwanger-
schapsuitkomsten en complicaties, percentage vrouwen dat een
vruchtbaarheidsbehandeling nodig heeft, gewicht, kwaliteit van
leven en de kosten.
28
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:04 Pagina 28
kennispoort-verloskunde.nl
Vitamine D
Proefschrift: Vitamine DProefschrift: Vitamin D deficiency in a multiethnic
population; determinants, prevalence and consequences.
Irene van der Meer
Vrije Universiteit Amsterdam, 24 juni 2010
In dit proefschrift is onderzocht wat de prevalentie is van
vitamine D-tekort bij niet-westerse allochtonen. Wat is de relatieve
bijdrage van de bekende determinanten van vitamine D-tekort,
en wat is de associatie tussen vitamine D-tekort en potentiële
consequenties. Vitamine D wordt geproduceerd bij blootstelling
aan zonlicht en wordt verkregen uit voeding en supplementen.
Vitamine D-tekort leidt tot secundaire hyperparathyroïdie en
in latere fasen tot botmineralisatie, rachitis bij kinderen en
osteomalacia (botweekheid) bij volwassenen. Vitamine D-tekort
komt vaak voor bij niet-westerse allochtonen vergeleken met
autochtone Europese populaties. Vitamine D-tekort is in het
bijzonder prevalent bij niet-westerse allochtone zwangeren.
Verloskundigen van een praktijk in Den Haag met veel niet-
westerse allochtonen hebben van Juni 2002 t/m maart 2004
de bepaling van serum 25(OH)D toegevoegd aan de standaard
bloedtest die zwangeren in de twaalfde week van hun
zwangerschap krijgen. De prevalentie van vitamine D-tekort bij
de 358 deelnemende zwangeren (serum 25(OH)D < 25 nmol/l)
was hoger bij Turkse (84%), Marokkaanse (81%) en overige
niet-westerse vrouwen (59%) dan bij westerse vrouwen (8%).
De serum 25(OH)D concentratie was lager dan de detectiegrens
van 7 nmol/l bij 22% van de Turkse vrouwen. Omdat de
prevalentie van vitamine D-tekort bij niet-westerse allochtone
zwangeren in Nederland erg hoog bleek te zijn, beveelt de
onderzoeker standaard screening aan.
Van de beïnvloedbare determinanten leverden vette vis en
supplementen de sterkste bijdrage aan de serum 25(OH)D
concentratie in een multi-etnische populatie. De onderzoeker
vond geen ondubbelzinnige verbanden tussen lage serum 25(OH)
D concentraties en spier-gerelateerde uitkomsten, maar alleen een
niet-significant verband tussen lage serum 25(OH)D concentraties
en diabetes mellitus. Andere onderzoeken vonden wel negatieve
gevolgen van lage serum 25(OH)D concentraties. Daarom
adviseert de onderzoeker verloskundige zorgverleners om alert te
zijn op de mogelijkheid van vitamine D-tekort bij niet-westerse
allochtonen. De meest effectieve strategie om de serum 25(OH)D
concentratie te verhogen is nog niet bekend.
Dit proefschrift beveelt aan om extra onderzoek te doen naar
effectieve strategieën om niet-westerse allochtonen te bereiken en
een gevalideerd meetinstrument te ontwikkelen om de werkelijke
vitamine D inname of blootstelling aan zonlicht te meten.
Wat is de boosdoener: roken of pre-eclampsie?Miller EC, Cao H, Wu Wen S et al. The risk of adverse pregnancy
outcomes is increased in preeclamptic women who smoke
compared with nonpreeclamptic women who do not smoke. Am J
Obstet Gynecol. 2010;203:334.e1-8
Het is bekend dat roken en pre-eclampsie elk het risico verhogen op
ongunstige zwangerschapsuitkomsten, terwijl tegelijkertijd roken de
kans op pre-eclampsie verlaagt met 32%. Deze grootschalige
epidemiologische studie onderzocht welke van deze twee factoren nu
de grootste boosdoener is en of er interactie is tussen roken en
pre-eclampsie. Vier groepen zwangeren werden vergeleken: rokende
vrouwen met pre-eclampsie, rokende vrouwen zonder pre-eclampsie,
niet-rokende vrouwen met pre-eclampsie en niet-rokende vrouwen
zonder pre-eclampsie. De onderzoekers gebruikten gegevens van
359.747 bevallingen tussen 2004 en 2006 uit het Ontario Perinatal
Surveillance System, dat ruim 95% van alle bevallingen in Ontario
omvat. Roken was gedefinieerd als enig roken tijdens de zwangerschap,
ongeacht de hoeveelheid. Uitkomsten waren: dysmatuur (<3%),
vroeggeboorte (<37 weken), extreme vroeggeboorte (<32 weken),
placentaloslating, navelstreng pH (<7,0), Apgar score (<4 na 5
minuten), neonatale sterfte (>20 weken zwangerschap).
Van de vrouwen had 12,7% gerookt tijdens de zwangerschap en kreeg
1,4% te maken met pre-eclampsie. Rokende vrouwen zonder
pre-eclampsie hadden significant verhoogde risico’s op vrijwel alle
uitkomsten (OR’s tussen 1.44 en 1.80, behalve navelstreng pH)
vergeleken met niet-rokende vrouwen zonder pre-eclampsie.
Niet-rokende vrouwen met pre-eclampsie hadden verhoogde risico’s
op de meeste uitkomsten vergeleken met niet-rokende vrouwen zonder
pre-eclampsie: dysmatuur, vroeggeboorte, extreme vroeggeboorte en
Apgar score (OR’s tussen 1.59 en 6.57). De incidentie van vrijwel alle
negatieve zwangerschapsuitkomsten was meer dan verdubbeld bij
rokende vrouwen met pre-eclampsie vergeleken met niet-rokende
vrouwen zonder pre-eclampsie (OR’s tussen 3.11 en 6.16, behalve
navelstreng pH).
De onderzoekers concludeerden dat rokers minder risico op
pre-eclampsie liepen dan niet-rokers (1,2% versus 1,5%; OR: 0.83;
0.74-0.94), maar dat rokers die pre-eclampsie kregen extra risico
liepen op negatieve zwangerschapsuitkomsten.
29
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:04 Pagina 29
w w w . k e n n i s p o o r t - v e r l o s k u n d e . n l
kennispoort-verloskunde.nl
thyroid
Proefschrift: Samen keert het beter Proefschrift: Successful external cephalic version in breech
Simone Kuppens, 15 oktober 2010, Universiteit van Tilburg
In februari pleitte Simone Kuppens en collega’s al in het Tijdschrift voor
Verloskundigen (februari 2010, p. 33-38) voor de invoering van een
nieuw protocol bij stuitliggingen en nu is het hele proefschrift er.
Kuppens deed onderzoek in het Catharina-ziekenhuis in Eindhoven,
waar het aantal geslaagde versies na invoering van dit protocol aanzienlijk
toenam, van 47% (110/236) naar 61% (85/139; p=0.006). De stijging
was vooral aantoonbaar bij nulliparae en multiparae met een onvolkomen
stuitligging.
Centraal in het nieuwe protocol staat het werken met een vast draaiteam.
“Ons draaiteam bestaat uit twee verloskundigen en twee gynaecologen
die de vier R’s volgen: routine, regelmaat, rust en relaxatie”, aldus
Kuppens in Univers, het tijdschrift van de Universiteit van Tilburg.
“De meeste verloskundigen en gynaecologen doen af en toe een
draaiing, maar dat werkt niet. Een draaiing vergt concentratie en oefening
en moet, omwille van de veiligheid, altijd in het ziekenhuis gebeuren.
Ook krijgt de vrouw intramusculair uterusrelaxantie toegediend en
zorgen we ervoor dat het draaiteam tijdens de draaiing niet wordt
gestoord”. Welke twee personen de versie uitvoeren doet er niet toe,
als het maar getrainde professionals zijn met voldoende ervaring.
Dat kunnen zowel gynaecologen als verloskundigen zijn.
Kuppens pleit voor de oprichting van specialistische tweede lijnscentra
voor de uitwendige versies. Ze verwacht dat de brede acceptatie van het
protocol in Nederland veel tijd zal vergen: “Niet ieder ziekenhuis kan en
wil mankracht en tijd vrijmaken voor deze behandeling. Niettemin is het
effect van deze procedure onmiskenbaar. Het draaien kan binnen een
paar minuten gebeurd zijn en de kans op een risicovolle keizersnede is
dan veel kleiner. Na invoering van het nieuwe protocol daalde het aantal
primaire keizersneden van 39 naar 27% (p=0,03). Dit leidt tot een
aanzienlijke gezondheidswinst voor de moeder en een belangrijke
kostenbesparing voor de gezondheidszorg in Nederland”, concludeert
Kuppens in haar proefschrift.
Verband stuitligging en functioneren van de schildklier
Kuppens onderzocht ook de relatie tussen een niet goed functionerende
schildklier van de moeder en de ligging van de foetus. Zwangere
vrouwen met een minder optimaal werkende schildklier (THS
concentratie > 2.5 mlU/l in het derde trimester) hebben twee keer zoveel
risico op een baby in stuitligging en dus op een bevalling met
complicaties. Ook hebben zij 2.5 keer meer risico op een mislukte
versie. Een verklaring hiervoor ontbreekt vooralsnog. Het is bekend dat
een slecht functionerende schildklier een negatieve invloed heeft op de
motorische ontwikkeling van het kind na de geboorte. Kuppens stelt nu
dat dit slechte functioneren een reden kan zijn dat het kind in een stuit
blijft liggen. (Bron: Univers)
Effectieve behandelingen postnatale depressieDennis CL, Hodnett ED. Psychosocial and psychological interven-
tions for treating postpartum depression. Cochrane Database
of Systematic Reviews 2007, Issue 4. Art. No.: CD006116. DOI:
10.1002/14651858.CD006116.pub2. Edited (no change to conclu-
sions), published in Issue 1, 2009.
Over effectieve non-farmacologische behandeling van antenatale
depressie is nog weinig bekend. Gelukkig vond deze in 2009 geactuali-
seerde Cochrane review wel effectieve behandelingen van postnatale
depressie. Postnatale depressie treft ongeveer dertien procent van alle
nieuwe moeders. Veel van hen gebruiken liever geen medicatie vanwege
de borstvoeding of neveneffecten.
De reviewers vonden zeven gerandomiseerde en twee niet-gerandomi-
seerde, gecontroleerde studies onder 956 vrouwen naar niet-farmacolo-
gische behandelingen van postnatale depressie. Psychosociale
interventies (o.a. lotgenotencontact, niet-directieve counselling) en
psychologische interventies (o.a. cognitief-gedragsmatige therapie en
interpersoonlijke therapie) waren effectief in het verminderen van
postnatale depressieve symptomen binnen één jaar postpartum. De
interventies waren even effectief bij klinische diagnoses als bij diagnoses
op basis van door de vrouwen ingevulde depressievragenlijsten.
De lange termijn effecten van de interventies moeten echter nog worden
onderzocht. Ook zijn grotere onderzoeken nodig om precies te
achterhalen welke type interventies effectief zijn en welke elementen
daarin werkzaam zijn.
Risico’s van pre-puberale bestralingSignorello B, Mulvihill JJ, Green DM et al. Stillbirth and neonatal
death in relation to radiation exposure before conception.
Lancet 2010;9741:624-630
De auteurs onderzochten door retrospectieve cohort analyse het verband
tussen radio- of chemotherapie bij kinderen met kanker en hun latere
zwangerschapsuitkomsten. De analyse betrof 4946 zwangerschappen van
1148 mannen en 1657 vrouwen die kanker tijdens hun kindertijd hadden
overleefd. De specifieke doseringen van chemotherapie en van de
straling op de testes, hypofyse, eierstokken, en baarmoeder werden
bepaald. Het doel was om het verband tussen deze doseringen en
doodgeboorte en neonatale sterfte te onderzoeken.
Er werd geen verband gevonden tussen chemotherapie of bestraling
van de testes of hypofyse en doodgeboorte of neonatale sterfte.
Echter, bestraling van de eierstokken of baarmoeder leek de kans op
doodgeboorte of neonatale sterfte sterk te verhogen. Een hoge
stralingsdosering leidde zelfs tot een meer dan 12 keer zo grote kans
op doodgeboorte of neonatale sterfte bij vrouwen die voor hun
puberteit bestraald waren, waarschijnlijk door schade aan de
baarmoeder. Daarom is speciale zorg nodig voor zwangeren als zij nog
voor hun puberteit hoog gedoseerde bestralingen kregen in het gebied
van hun bekken.
30
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:04 Pagina 30
ONDERWIJS
Voor het eerst sinds vijf jaar vindt er geen congres plaats van Kennispoort Verloskunde.Het volgende congres staat gepland voormaart 2012. In de tussentijd werkt de congres-commissie aan een vernieuwde opzet van hetcongres. Uitgangspunt is de ontwikkeling vaneen multidisciplinair forum voor en door debredere verloskundige zorgketen, waar devoortgang en resultaten van actueel onder-zoek gedeeld worden. Speciale aandacht zaluitgaan naar relevante kennisoverdracht voorde Verloskundige Samenwerking Verbanden(VSV’s).
Decembermaand is Kennispoortmaand, althans tot vorig
jaar. Rond tien december kon je met een gerust hart
afreizen naar Utrecht (en de eerste twee jaar naar
Amersfoort) om het onderzoekscongres te bezoeken van
Kennispoort Verloskunde. Circa vierhonderd bezoekers
lieten zich jaarlijks informeren over de stand van zaken
rond het verloskundig onderzoek in Nederland. Daarnaast
werden dezelfde dag de Jaarindex gepresenteerd en de
winnaars van de landelijke Scriptieprijs Verloskunde.
Maar dit jaar is het stil in de zalen van het universitaire
congrescentrum Educatorium in Utrecht. De congrescom-
missie van Kennispoort Verloskunde heeft besloten om
zich in het jubileumjaar te bezinnen op een nieuwe koers.
Veelzijdige bronKennispoort Verloskunde is een initiatief van de Samen -
werkende Opleidingen Verloskunde, waarin de academies
van Amsterdam/Groningen (AVAG), Maastricht (AVM) en
Rotterdam (VAR) zijn vertegenwoordigd. De geschiedenis
van Kennispoort begon in januari 2006 met een gratis
onderzoeksbibliotheek op internet. In de afgelopen vijf
jaar is het uitgegroeid tot een verzamelplaats van
Nederlands onderzoek rond zwangerschap en geboorte,
ten behoeve van onderzoekers, beleidsmakers, praktijk-
beoefenaars, studenten en docenten. De nadruk ligt op
onderzoek dat raakt aan de eerstelijns verloskundige zorg
en de fysiologische verloskunde. Het aantal geregistreerde
gebruikers van website www.kennispoortverloskunde.nl
is anno 2010 gegroeid van 200 naar 2.900 en bevat naast
de online bibliotheek een vacaturebank en het meest
complete overzicht van verloskundige congressen en
cursussen. Verder is Kennispoort uitgebreid met een
maandelijkse digitale en papieren nieuwsbrief, de Jaarindex
van Nederlands verloskundig onderzoek, de Scriptieprijs
Verloskunde (in samenwerking met het Tijdschrift voor
Verloskundigen) en het landelijke onderzoekscongres.
Ontschotten als doelOp basis van ervaringen en evaluaties van de voorgaande
jaren heeft de congrescommissie zich ten doel gesteld om
het congres te ontwikkelen tot een multidisciplinair forum,
waar de voortgang en resultaten van onderzoek gedeeld
kan worden. De huidige praktijk is dat gynaecologen en
verloskundigen, evenals kinderartsen, kraamverzorgers
e.d. allemaal binnen hun eigen gremia kennis nemen van
nieuw onderzoek. ‘Ontschotting’ van dit proces draagt
bij aan een betere kennisdeling, meer begrip en het
bevordert de ontwikkeling van integrale en gedragen
oplossingen voor de verloskundige zorg.
Evenals voorheen zal het congres ruimte bieden aan de
postersessie en presentaties van nieuwe onderzoeks -
resultaten. Nadrukkelijker dan voorheen, wordt een
podium geboden voor de vertaling van actueel onder-
zoek naar de praktijk. Het Kennispoortcongres nieuwe
stijl besteedt aandacht aan een mix van:
- Afgeronde grote studies en audits, waarvan de nieuwe
inzichten leiden tot aanpassingen in bestaande richtlijnen;
- Resultaten van recente studies, gevolgd door discussies
over mogelijke implicaties voor lokaal/regionaal/landelijk
beleid. Speciale aandacht zal uitgaan naar de praktische
vertaalmogelijkheden van onderzoeksuitkomsten naar
protocollen van VSV’s.
- Resultaten van zorginnovaties, die inspiratie bieden aan
verloskundige zorgverleners door het land. Voorwaarde
is wel dat de experimenten goed gedocumenteerd en
geëvalueerd zijn.
Om het nieuwe congresprogramma verder uit te werken
heeft de congrescommissie inmiddels een programma-
Paul Heere, Marianne Nieuwenhuijze, Pien Offerhaus, Evelien Spelten, Stans Verschuren
De auteurs zijn lid van de huidige programmacommissie congres
Kennispoort Verloskunde
TvV december 2010 • KNOV 31
Kennispoortcongres werkt aan nieuwe koers
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:04 Pagina 31
commissie opgericht bestaande uit twee tweedelijns ver-
loskundigen (Juliet Droog/LUMC en Jannet Bakker/AMC),
twee gynaecologen (Anneke Kwee/UMCU en
Liesbeth Scheepers/MUMC) en de congrescommissie
(Pien Offerhaus/KNOV, Evelien Spelten/AVAG,
Stans Verschuren/VAR, Marianne Nieuwenhuijze/AVM en
Paul Heere/Kennispoort Verloskunde). Daarnaast zal een
Comité van Aanbeveling in het leven worden geroepen,
die als klankbord optreedt voor de programmacommissie.
De congrescommissie realiseert zich terdege dat de uit-
werking van deze nieuwe opzet veel voeten in de aarde
heeft. Tegelijkertijd menen wij dat het congres in deze
opzet een positieve en concrete bijdrage kan leveren aan
de verbetering van de verloskundige zorg. Door vroeg -
tijdig in de keten kennis te delen en te bespreken
ontstaat een vruchtbare bodem voor samenwerking in
de praktijk.
Reacties en suggesties kunnen worden gestuurd naar
ONDERWIJS
32 TvV december 2010 • KNOV
Ank de Jonge
In de Canadese stad Edmonton, die lang bekendstond om haar grootste ‘shopping mall’ terwereld, werd in oktober de jaarlijkse conferentiegehouden van de Canadese organisatie vanverloskundigen. In de dagen voorafgaand aande conferentie vond de ledenvergadering plaatsen een overleg van de onderwijsinstituten.Ook de ‘National Aboriginal Council ofMidwives’ kwam bij elkaar. In een land waarje als verloskundigen per vliegtuig moet reizenom elkaar te ontmoeten kun je maar beterzoveel mogelijk activiteiten combineren.
Verloskundige zorg in Alberta vergoedMisschien was het niet toevallig dat de conferentie op
uitnodiging van de ‘Alberta Association of Midwives’ in
Edmonton gehouden werd. Verloskundige zorg in deze
zit in de lift. Sinds 1 april 2009 vergoedt de regering van
de staat Alberta de zorg die verleend wordt door verlos-
kundigen.
In enkele staten van Canada, zoals Newfoundland and
Labrador, is verloskundige zorg nog niet eens gelegaliseerd.
In de meeste staten is dat nu wel het geval maar wordt
deze zorg nog niet altijd vergoed. Elke provinciale rege-
ring in Canada beslist zelf welk pakket aan zorg in de
provincie wordt vergoed. Verloskundige zorg zat daar in
Alberta tot voor kort niet bij. Dat betekende dat vrouwen
zelf voor verloskundige zorg moesten betalen.
Nu de regering in Alberta besloten heeft verloskundige
zorg te vergoeden, kiezen steeds meer vrouwen voor
begeleiding door een verloskundige. Er zijn dus ook meer
verloskundigen nodig. Verloskundigen werden er tijdens
de conferentie regelmatig op gewezen hoe fantastisch
het is om in Alberta te werken in de hoop een aantal
collega’s over te halen om te verhuizen.
“The Place of Birth”Conferentie van de Canadian Association o
Ank de Jonge is senior verloskundig onderzoeker aan
het VUmc
Hello,My name is Katerina and I am a midwifery
student from Greece. I am in the 4th year of
my studies and I am really interested in
having an internship in a maternity clinic in
the Netherlands.
I would really like to know if this is possible
to happen or if you know any hospital which
accept foreign students.
I speak fluently English and I have been to
Finland too, due to Erasmus program, for
3 months.
I am really interesting in your midwifery skills
and i would really appreciate your help.
Best Regards
Katerina Diela
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:04 Pagina 32
Kritiek op de thuisbevalling weerlegdUiteraard was de thuisbevalling een belangrijk thema op
de conferentie. In bijna alle staten waar verloskundige
zorg is gelegaliseerd kunnen vrouwen ervoor kiezen om
thuis te bevallen. De uitkomsten van geplande thuis -
bevallingen in Canada zijn gunstig [Hutton EK et al.,
2009; Jansen PA et al., 2002].
Er werd veel gesproken over de meta-analyse van Wax
e.a. [Jans S, de Jonge A, 2010] die in een vorig nummer
van het TvV is besproken [Jans S, de Jonge A, 2010]. In
deze studie wordt geconcludeerd dat de neonatale sterfte
is verhoogd bij geplande thuisbevallingen, maar er is veel
kritiek geuit op de studiemethoden. De conclusie wordt
door velen dan ook in twijfel getrokken. Patti Janssen,
auteur van een van de Canadese onderzoeken, vertelde
hoe zij benaderd werd door een wiskundige. Zijn vrouw
was naar volle tevredenheid thuis bevallen, vandaar dat
zijn oog was gevallen op een artikel over dit onderwerp.
Hij had wat wiskundige modellen toegepast op het
artikel en kwam tot de conclusie dat niet alleen de
methoden twijfelachtig zijn maar dat de auteurs ook veel
rekenfouten hebben gemaakt. Hij beschreef alle fouten
in een uitgebreide brief die is ondertekend door een
aantal auteurs van studies die in de meta-analyse geïn-
cludeerd zijn. Deze brief is verstuurd naar het American
Journal of Obstetrics and Gynecology, met het verzoek
het artikel terug te trekken, gezien de slechte kwaliteit.
Enkele Canadezen werken intussen aan hun eigen meta-
analyse waarin alleen studies worden geïncludeerd van
geplande thuisbevallingen in een gezondheidszorg-
systeem waarin verloskundigen goed geïntegreerd zijn.
Angela Reitsma presenteerde hier de voorlopige resul -
taten van. Zij vond geen significante verschillen in uit-
komsten tussen geplande thuis- en ziekenhuisbevallingen
voor vrouwen met een laag risico.
Verloskunde in Canada en Nederland: vergelijkbaar maar niet gelijkHet Nederlandse verloskundige systeem heeft in Canada
als voorbeeld gediend toen verloskundige zorg werd
gelegaliseerd. Toch vallen de verschillen op.
In de eerste plaats verschillen de indicaties voor verwijzing
naar de gynaecoloog. Verloskundigen in Canada leiden
zelf vrouwen in voor serotiniteit, regelen pijnbestrijding
zonder tussenkomst van de gynaecoloog en stimuleren
bij met oxytocine indien nodig. Ook begeleiden zij de
baring van vrouwen met één ongecompliceerde keizer-
snede in de anamnese en onder bepaalde voorwaarden
kunnen deze vrouwen zelfs thuis bevallen. Overigens is
er wel verschil van mening onder verloskundigen of dit
laatste wenselijk is.
Een ander verschil is het aandeel van zorg door verlos-
kundigen in het totaal aantal geboorten. Dit aandeel
stijgt maar is zelfs in Ontario, de provincie waar verlos-
kundige zorg voor het eerst werd gelegaliseerd, nog
maar 10%. Van de bevallingen die er onder leiding van
verloskundigen beginnen, eindigt ongeveer een kwart
thuis. In het begin kozen vooral goed geïnformeerde
clienten voor begeleiding door een verloskundige en
deze vrouwen wilden vaak ook graag thuis bevallen. Nu
verloskundige zorg meer ‘mainstream’ wordt, wordt de
clientèle gevarieerder. Het aantal thuisbevallingen neemt
nog wel toe maar het percentage daalt omdat meer
vrouwen die niet thuis willen bevallen ook voor verlos-
kundige begeleiding kiezen.
UitwisselingAls enige Nederlandse verloskundige werd ik op de
conferentie warm onthaald omdat ons verloskundig
systeem een belangrijke inspiratiebron is voor de
Canadese verloskundigen. Prof. Eileen Hutton sprak ook
op de conferentie. Zij is associate professor aan de
McMaster Universiteit in Hamilton en sinds augustus
2010 ook professor aan onze afdeling Midwifery Science
van AVAG/ EMGO+, VU medisch centrum. De Canadese
verloskundigen waren zichtbaar trots toen ze hoorden
dat ‘hun Eileen’ het verloskundige onderzoek in
Nederland vooruit helpt.
Zoals de Nederlandse verloskunde een voorbeeld is voor
Canada, zo is de Canadese verloskundige wetenschap
dat voor Nederland. Deze internationale uitwisseling
moet wel een positief effect hebben op de kwaliteit van
verloskundige zorg in beide landen! ■
Verwijzingen(1) Hutton EK, Reitsma AH, Kaufman K. Outcomes associated with plan-
ned home and planned hospital births in low-risk women attended by
midwives in Ontario, Canada, 2003-2006: a retrospective cohort study.
Birth 2009; 36(3):180-189.
(2) Janssen PA, Lee SK, Ryan EM, Etches DJ, Farquharson DF, Peacock D et
al. Outcomes of planned home births versus planned hospital births after
regulation of midwifery in British Columbia. CMAJ 2002; 166(3):315-323.
(3) Jans S, de Jong A. De thuisbevalling vergeleken met de ziekenhuisbe-
valling: Een spraakmakende meta-analyse. Tijdschrift voor Verloskundigen
35[september], 25-28. 2010.
ONDERWIJS
33TvV december 2010 • KNOV
n of Midwives, Edmonton, Alberta, Canada
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:04 Pagina 33
Op 7 en 8 oktober jl. werd in Brussel het aller-eerste preconceptiecongres gehouden opEuropees niveau. Dit initiatief kwam van deBelgische Vereniging van FranssprekendeGynaecologen (GGOLFB) en ONE, het kantoorvoor geboorte en jeugd van Franstalig België.Op dit congres kwamen verloskundigen,gynaecologen, sociaal wetenschappelijke enandere onderzoekers bijeen om de voortgangvan preconceptiezorg in Europa met elkaar tebespreken, maar ook om ideeën uit te wisselenen recente onderzoeksresultaten met elkaar tedelen. Hieronder volgt een verslag van ditcongres.
Uit Nederland is een aardige afvaardiging aanwezig
vanuit verschillende organisaties, zoals de KNOV, TNO,
VU Medisch Centrum, Erfocentrum, Eurocat Groningen,
Radboud Universiteit, Coronel Instituut, AGIS zorgverze-
keringen en de Erasmus Universiteit. Het congres werd
gehouden in de Koninklijke Bibliotheek van België, een
mooi staaltje jaren vijftig architectuur. Aangezien een
gedeelte van het openingsdebat gehouden werd in het
Frans, zijn er simultaanvertalers aanwezig. De helft van
de aanwezigen zat met koptelefoons op hun hoofd: we
lijken op het parlement van de Europese Unie, wat dat
betreft is Brussel natuurlijk mooi uitgekozen!
En mannen dan?De bedoeling was dat de Belgische Minister van Volks -
gezondheid het congres zou openen, maar helaas was
deze op het laatste moment verhinderd en moesten we
het doen met een voorgelezen speech door een van zijn
medewerkers. Daarnaast waren er tijdens de opening
presentaties van een aantal bekende experts op het
gebied van preconceptiezorg.
Hani Atrash van het Centre for Disease Control in de
Verenigde Staten presenteert in sneltreinvaart een over-
zicht van al hun onderzoek op dit gebied. Een van hun
ideeën is het zogenaamde reproductive-life-plan waarin
vrouwen en stellen worden aangemoedigd om na te
denken over wanneer zij kinderen zouden willen krijgen,
hoeveel, met welke tussenpozen en welke anticonceptie
ze daarbij denken te gebruiken etc. Hij propageert vier
componenten in de preconceptiezorg; te weten screening,
beoordeling, counseling en vaccinatie.
Mary K. Moos, die ooit verpleegkundige was maar
inmiddels is opgeklommen tot hoogleraar obstetrie en
gynaecologie aan de universiteit van North Carolina,
vertelt over de voortgang en implementatie van pre -
conceptiezorg in de VS. Ook daar moeten ze creatief zijn
om de preconceptie zorg aan de vrouw te brengen. Een
van de ideeën is om een zogenaamde office champion
aan te wijzen bij bedrijven. Deze champion promoot
binnen het bedrijf een gezonde manier van leven, en
geeft vooral vrouwen in de reproductieve leeftijd advies
hierover. Zij is voorstander van continu integraal gezond -
heidsbeleid voor vrouwen tijdens hun gehele levens cyclus.
Ze gelooft niet in het leveren van gezondheidsvoorlich-
ting in bepaalde episodes zoals bijvoorbeeld zwanger-
schap. Continuïteit in de voorlichting voor vrouwen zorgt
volgens haar voor gezondere vrouwen en daarmee
gezondere zwangerschappen met betere uitkomsten.
Wat ons opvalt, is dat toch wel heel erg wordt uitgegaan
van de vrouw: zij is degene die moet zorgen voor een
gezonde levenstijl; op tijd beginnen met het slikken van
foliumzuur, haar leeftijd in de gaten houden etc. Geen
moment wordt aandacht gegeven aan de invloed die de
man of de partner daarop heeft. Blijkbaar is het niet van
belang of hij wel of niet stopt met roken, gezond eet
en niet zoveel drinkt?! Gelukkig springen er tijdens de
discussie meteen drie vrouwen op in de zaal om hierover
opmerkingen te maken en dan blijkt dat vrijwel iedereen
de rol van de man ook belangrijk vindt. Wel is de alge-
mene consensus dat de aandacht niet alleen moet gaan
naar vrouwen of paren met een zwangerschapswens,
maar naar vrouwen die zwanger kunnen worden, omdat
nu eenmaal niet alle zwangerschappen gepland zijn.
Koploper?De breakout sessies sluiten hierbij aan. In de breakout
sessies wordt in kleinere groepen naar presentaties van
onderzoek geluisterd en wordt over de uitkomsten
gediscussieerd. Deze sessies kennen meer dynamiek. Er is
meer aandacht voor de sociale en levensstijlaspecten die
weliswaar lastig te beïnvloeden, maar juist wel belangrijk
ONDERWIJS
Eerste Europese preconceptiecongres Een verslag
Suze Jans en Inger Aalhuizen
Suze Jans is lid van de redactie en Inger Aalhuizen is beleids -
medewerker KNOV
TvV december 2010 • KNOV34
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:04 Pagina 34
zijn. Een Portugese onderzoeker laat zien dat het plan
om zwanger te worden geen invloed heeft op gezonder
eetgedrag: de inname van de benodigde voedingsstoffen
verandert niet op het moment dat er een zwangerschaps-
wens bestaat. Blijkbaar moeten eetgewoonten eerder al
worden veranderd. Dit zou het continue model dat
Mary K. Moos voorstelt ondersteunen.
Een Australische onderzoeker vertelt dat 50% van de
zwangeren in haar land te kampen heeft met overge-
wicht en obesitas. Ze heeft het dan ook over de toe -
komstige vetbom van Australië… De “kookles” van de
Belgische onderzoeker sluit hierbij aan: Zij ziet een
belangrijke rol voor verloskundigen in de voorlichting
over gezonde voeding. Zij is echter van mening dat deze
voorlichting veel verder moet gaan dan ‘wat houdt
gezonde voeding in’. Want waar koop je die gezonde
voeding in hemelsnaam als je in een buurt woont waar
geen markt is of maar weinig winkels zijn? En hoe maak
je witlof lekker klaar zonder dat alle voedingstoffen
verloren gaan?! Prima om vette vis te koken, maar als
je vervolgens het kookvocht weggooit, ben je al die
gezonde vetten kwijt! Je moet het allemaal maar weten.
De Nederlandse afgevaardigden nemen maar liefst
18 presentaties voor hun rekening. Nederland lijkt ook in
zekere zin voorop te lopen met vooral de implementatie
van preconceptiezorg. De deelnemers zijn onder de
indruk van de tupperware party’s in Rotterdam en de
voorlichting op scholen en aan groepen migranten vrou-
wen in Amsterdam. Ook al zien wij in Nederland nog
steeds weinig vrouwen op het preconceptiespreekuur;
het out-of-the-box denken wordt wel gewaardeerd.
FoliumzuurHet teleurstellend lage gebruik van foliumzuur ter voor-
koming van neurale buis defecten is in alle landen een
probleem. Alleen het project in Vietnam lijkt wel succes
te hebben. Door het organiseren van een campagne op
lokaal niveau, in goede samenwerking met het plaatselijk
gezondheidspersoneel, is de kennis van vrouwen over
een gezonde levenstijl met betrekking tot zwanger
worden in de onderzochte provincie sterk gestegen.
De onderzoekers gingen van deur tot deur in de dorpen
en troffen veel vrouwen aan die gebruikte strippen
foliumzuur tabletten konden laten zien en ook daad -
werkelijk wisten waarom ze dit moesten slikken.
Een levendige discussie ontstaat over de aanbevolen
hoeveelheid (synthetisch) foliumzuur die per dag zou
moeten worden ingenomen indien er een zwangerschaps-
wens bestaat. In Nederland wordt geadviseerd om vanaf
vier weken vóór tot acht weken ná de conceptie 0,4-0,5mg
foliumzuur per dag te slikken. De veilige ondermarge van
(synthetisch) foliumzuurgebruik ligt op 0,2 mg per dag.
Onderzoekers in Rotterdam lieten zien dat voor sommige
vrouwen 0,4 mg foliumzuur per dag teveel kan zijn
waardoor er verandering in de celstructuur van de foetus
kan optreden. Wat dit (op termijn) voor een gevolgen
heeft moet nog worden onderzocht. Het zijn echter voor-
lopige resultaten; het onderzoek is nog steeds gaande.
ONDERWIJS
TvV december 2010 • KNOV 35
Zwangerschap en geboorte
Family planning preconceptioneel
Zwangerschap
Family planning
Inter-conceptioneel
Menarche Start voorlichting rondom
reproductie
Menopauze Stop voorlichting rondom reproductie
Family planningpreconceptioneel
Zwangerschap
Zwangerschap en geboorte
Family planningInterconceptioneel
MenopauzeStop voorlichting
rondom reproductie
MenarcheStart voorlichting rondom reproductie
Figuur 1: Mary K. Moos: Voorgesteld continue model voor de zorg aan vrouwen in hun reproductieve
levensfase
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:04 Pagina 35
ONDERWIJS
Daarnaast is er een randomised controlled trial (RCT)
gestart onder leiding van de Dutch Folic Acid Trial Group
(DFATG). Hierin worden de effecten van een lagere
dosering foliumzuur op het voorkomen van congenitale
afwijkingen en vroeggeboorten vergeleken met de
effecten van een hogere dosering. De Nederlandse groep
heeft als doel om 5000 vrouwen te includeren door
middel van samenwerking met apothekers.
Leef- en werkomstandighedenIn een van de andere sessies is ook aandacht voor de
invloed van omgevingsfactoren zoals chemicaliën en
arbeidsomstandigheden op zowel de gezondheid van de
man als die van de vrouw. Sommige van deze factoren
kunnen grote gevolgen hebben op de vruchtbaarheid en
op de uitkomst van een zwangerschap. Deze factoren zijn
lastig te beïnvloeden, misschien daarom wel wordt er in
maar weinig landen aandacht besteed aan dit onderwerp.
In Nederland is in 2009 de website ‘www.zwangerwijzer.nl’
uitgebreid met een module over werkomstandigheden,
die schadelijk kunnen zijn voor de zwangerschap.
Telkens lopen er drie sessies parallel, waardoor het helaas
niet mogelijk is alle presentaties bij te wonen. Onderzoek
naar de psychosociale aspecten rondom preconceptie-
zorg krijgt bijvoorbeeld ook veel aandacht op dit eerste
Europese Preconceptie Congres, maar komt om die
reden niet in dit verslag aan bod.
De conferentie werd afgesloten met de jaarlijkse bijeen-
komst van de Franstalige gynaecologenvereniging.
Alhoewel deze bijeenkomst op de volgende dag niet
besloten was, voelden veel deelnemers zich niet geroepen
om hierbij aanwezig te zijn. Jammer, want alhoewel het
wel op het programma stond, werd een afsluitend en
concluderend woord daardoor gemist. Wel heeft het
congres nog enig gevolg voor de Nederlandse onder -
zoekers: Prof. Pierre Delvoye, de initiatiefnemer van het
eerste Europese Preconceptiecongres, heeft alle deel -
nemers uit Nederland de volgende mail gestuurd:
The contribution of speakers and participants from The
Netherlands was very important. The other participants and
me were impressed by the work and the progress made
in The Netherlands. For that reason, some participants
have suggested to organize the next congress (2nd
European Congress) in The Netherlands. I agree with that
idea.(…)and therefore I hope that the next congress will
take place in Netherlands.
Een geweldig compliment voor de Nederlandse professio-
nals en onderzoekers. We mogen met zijn allen trots zijn
dat we met al onze inspanningen deze resultaten hebben
behaald!
Het Erasmus Medisch Centrum heeft inmiddels toegezegd
het tweede Europees congres in 2012 in Nederland te
willen organiseren, ondersteund door de de KNOV en TNO
die hebben aangegeven hieraan te willen mee werken. ■
TvV december 2010 • KNOV36
De Nederlandse afgevaardigden nemen maar liefst 18 presentaties voor hun rekening
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:04 Pagina 36
Voor de vijfde keer werden op 19 november jl. de Scriptie-
prijzen Verloskunde uitgereikt, de prijzen voor de beste
afstudeerscripties van de Nederlandse verloskunde acade-
mies van 2010, te weten Amsterdam, Groningen,
Maastricht en Rotterdam.
De prijs is ontstaan op initiatief van het Tijdschrift voor
Verloskundigen van de KNOV en Kennispoort Verloskunde
van de SSOV, de Stichting Samenwerkende Opleidingen
Verloskunde.
De jury bestond uit: Suze Jans, voorzitter, Relinde van
der Stouwe, Corine Verhoeven, Birgit van der Goes,
Adja Waelput, Ine van Veldhoven, winnaar 2009 en
Wil van Veen.
Ook dit jaar heeft de jury met zeer veel interesse de
inzendingen bestudeerd en besproken. De volgende
inzendingen werden beoordeeld:
• vanuit de Verloskunde Academie Amsterdam en van de
auteurs Ellen Plaschek, Ellen de Vries, Tamana Zamani
en Karla van Vliet: «Gaat u maar liggen»;
• vanuit de Verloskunde Academie Maastricht en van de
auteurs Wanda Bothof, Charlotte Claessen en Nicky
Maassen: «Oeps, mama groeit»;
• eveneens uit Maastricht en van de auteurs Nienke van
Alst, Margreet van Davelaar, Evelien Duenk en
Charlotte Rondaij: «Postnatale zorg in de spotlight»;
• vanuit de Verloskunde Academie Rotterdam en van de
auteurs Marjolein Houben en Marieke Jurrius-van
Meegen: «Tijd voor vitamine D»;
• vanuit de Verloskunde Academie Groningen en van de
auteurs Kasia Bajorek, Berdien Pepping en Carla te
Vaanholt: «Zorggebruik van zwangeren in de eerstelijns
verloskundigenpraktijk in Nederland».
Op de eerste plaats zijn geëindigd Ellen Plaschek, Ellen
de Vries, Tamana Zamani en Karla van Vliet met «Gaat u
maar liggen». De beide Ellen’s, Tamana en Karla zijn
afkomstig van de Verloskunde Academie Amsterdam.
Op de tweede plaats zijn geëindigd Marjolein Houben en
Marieke Jurrius-van Meegen met «Tijd voor vitamine D».
Marjolein en Marieke zijn van de Verloskunde Academie
Rotterdam.
De Publieksprijs werd dit jaar uitgereikt door Linda
Rentes, vicevoorzitter van de KNOV. De winnaars van
deze prijs veroverde maar liefst 283 stemmen op een
totaal van 730 stemmen. Dat betekent dat zij bijna 40%
(38,76% precies) van de uitgebrachte stemmen binnen-
haalden.
Dat verdient dan ook duidelijk de Publieksprijs
Kennispoort-TvV 2010 die daarmee werd gewonnen
door “Oeps, mama groeit” vanuit de Verloskunde
Academie Maastricht door de auteurs Wanda Bothof,
Charlotte Claessen en Nicky Maassen. ■
Uitreiking scriptieprijzenVerloskunde 2010‘Gaat u maar liggen’ op de eerste plaats
ONDERWIJS
37TvV december 2010 • KNOV
© H
enn
y va
n N
ieu
wp
oo
rt
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:04 Pagina 37
Word jij onze nieuwe collega?
Wij zoekenEen nieuwe maat vanaf 1 mei 2011 wegens vertrek van éénvan ons. We zijn op zoek naar een enthousiaste verloskundige, flexibel en collegiaal, met hart voor de eerstelijns verloskunde.
Onze praktijkBevindt zich sinds augustus in een prachtig monumentaal pand,de Goudse Praktijk. Gouda is een middelgrote stad in hetGroene Hart met een zeer gevarieerde populatie.
Verloskundigenpraktijk Gouda bestaat uit drie kleine praktijken;Antje, Caatje en Neeltje. Praktijk Neeltje heeft door het vertrekvan één collega versterking nodig.Doordat we in teams werken (± 280 zorgeenheden per jaar perteam), hebben we nauw contact met de zwangere en is deachterwacht ook prima geregeld.Verder is er sprake van een zeer goede samenwerking met detweede lijn en hebben we een actieve kring.
Voor meer informatieZie onze website www.verloskundigenpraktijkgouda.nl bel 06-22 85 85 85 of mail naar [email protected]
Geïnteresseerd?Stuur dan een sollicitatiebrief en CV naar:Verloskundigenpraktijk Gouda, praktijk Neeltjet.a.v. Janneke HanseElizabeth Wolffstraat 1, 2806 PJ [email protected]
Wij zoeken een verloskundige om op
ARUBA te komen werken in onze 1e lijns praktijk.
• Op dit moment zijn we met 2 collega’sen zijn op zoek naar een 3e
• Ongeveer 400 inschrijvingen per jaar• Voornamelijk ziekenhuis bevallingen • 4 dagen p/w
Voor meer informatie:[email protected]. 297-5930674 / 297-5935333
WaarneemsterLeeuwarden
In verband met het vertrek van 2 collega's zoekenwij per 1 januari 2011 een waarneemster.
Wij werken met 4 verloskundigen in een stads -praktijk met een gemengde populatie cliënten.
Onze praktijk:• is geautomatiseerd met Onatal• heeft een praktijkassistente• heeft een prima samenwerking met de 2e-lijn• is gevestigd in een multidisciplinair gezondheids-
centrum• beschikt over een eigen echoapparaat • heeft ongeveer 360 zorgeenheden per jaar
Heb je interesse, mail of bel ons.Wilma [email protected]
Aine is een plattelandspraktijk op hetHogeland van Groningen. Wij zijn op zoeknaar een enthousiaste verloskundige om onste ondersteunen in onze groeiende praktijk.Als we goed kunnen samenwerken, is erzeker uitzicht op een vaste baan. Wij zijn per direct op zoek naar een
Waarneemster
De praktijk:• Heeft gemiddeld 10 tot 15 a-termen per
maand.• Is geautomatiseerd met Micronatal• Heeft een goede samenwerking met huis-
artsen en de tweede lijn• Ons werkgebied is op het Hogeland van
Groningen (plattelandspopulatie)
Geïnteresseerd?Bel naar 06-13939151 of [email protected].
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:04 Pagina 38
KWALITEIT
De zorg voor besneden zwangeren vraagt veel van verloskundigen. Inzicht in cultureleachtergronden, medische kennis en bovenalcommunicatieve vaardigheden zijn nodig omvrouwen te begeleiden en een bijdrage tekunnen leveren aan de preventie van meisjes-besnijdenis. Jessica Hendriks is in september2010 afgestudeerd aan de Universiteit vanAmsterdam op haar onderzoek naar de ervaringen van verloskundigen met de zorgaan besneden vrouwen en hoe zij omgaanmet ethische dilemma’s. Een gesprek met dekersverse medisch antropologe over haarbevindingen.
ConfrontatieJessica Hendriks las jaren geleden het boek van foto -
model Waris Dirie over haar besnijdenis. Dat was Jessica’s
eerste kennismaking met het fenomeen vrouwenbesnij-
denis. Ze weet nog goed hoe ze daar van onder de
indruk was. Tijdens haar studie antropologie zag ze een
film over besnijdenis; dat schokte haar enorm. In haar
gesprekken met verloskundigen herkende ze deze
heftige schok waarneer verloskundigen voor het eerst
de vulva van een besneden vrouw zien. Jessica: “Het
vrouwelijke deel is weggehaald, er mist iets wat er wel
hoort te zijn. Dat is een schok als je dat voor het eerst
ziet. Verminking is niet iets meer van horen zeggen maar
het gebeurt dus echt. Hoewel veel verloskundigen aan-
geven dat ze ook verrast zijn dat ‘het’ er schoon en
netjes uitziet, noemen zij het wel een verminking. Waar
we als vrouw mee worden geboren, is weggehaald.
Sommige verloskundigen werden voor het eerst gecon-
fronteerd met de anatomie van een besneden vrouw
tijdens de bevalling. Dan betreft de schrik ook hun
eigen handelen. Wat nu? Kan ik wel inwendig voelen bij
zo’n kleine opening, moet ik knippen en hoe. Dat soort
vragen.”
Niet iedere verloskundige bekijkt tijdens de
zwangerschap hoe de besnijdenis er uit ziet?
Jessica: “De meeste verloskundigen waarmee ik sprak,
inspecteren de uitwendige genitalia tijdens de zwanger-
schap wel. Maar soms krijgt de verloskundige de gele-
Relinde van der Stouwe
Relinde van der Stouwe is redacteur van dit tijdschrift
Een (medisch) antropoloog onderzoekt een
fenomeen in haar sociaal-culturele context.
Dat wil zeggen dat bevindingen uit interviews
of observaties niet als kale feiten worden
gepresenteerd. Ze worden beschreven en
verklaard vanuit processen die ten grondslag
liggen aan het denken en handelen van
mensen.
Jessica Hendriks heeft 40 verloskundigen
geïnterviewd over hun ervaringen met de zorg
aan besneden vrouwen. Jessica benaderde
hiervoor 60 verloskundigen praktijken ver-
spreid over heel Nederland. Het waren prak-
tijken in de buurt van asielzoekerscentra en
in de vier grote steden. De interviews waren
semigestructureerd. De gesprekken werden
opgenomen en nadien uitgeschreven.
Daarnaast observeerde zij tijdens twee
spreekuurdagen in twee verloskundigen
praktijken de interactie tussen verloskundigen
en (besneden) zwangeren. Bij het analyseren
van alle gegevens, vielen haar een aantal
terugkerende thema’s in de interviews en
de observaties op. Vervolgens groepeerde
zij tekstdelen aan de hand van deze thema’s
en vergeleek ze met elkaar.
Bij het beschrijven van de data in haar thesis
‘When culture challenges nature’, gaat Jessica
Hendriks uit van de begrippen moraliteit
en stigma. Verloskundigen gaan om met
besneden vrouwen vanuit de gangbare nor-
men over vrouwenbesnijdenis als genitale
verminking in onze Nederlandse samenle-
ving, de medische beroepsgroep en voor ons-
zelf. Vanuit deze normen worden besneden
vrouwen gekenmerkt; gestigmatiseerd. In
ons dagelijks taalgebruik heeft stigma een
negatieve klank maar in de antropologie
heeft het een neutrale betekenis. Het is
onvermijdelijk en komt logisch voort uit
moraliteit.
Medisch antropologisch onderzoek
TvV december 2010 • KNOV 39
“Je kunt niet echt met ze praten”Ervaringen en dilemma’s in de zorg rond besneden vrouwen
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:04 Pagina 39
KWALITEIT
genheid niet. Bijvoorbeeld vluchtelingen komen soms
heel laat in de zwangerschap terecht bij de verlos -
kundige. En sommige verloskundigen vinden het ook niet
nodig om de genitalia vooraf aan de bevalling te bekijken.
Elke bevalling is anders; hoe ze knippen en hechten
hangt af van het verloop van de bevalling. Deze verlos-
kundigen zien niet het nut om in de zwangerschap te
kijken en beleid tijdens de bevalling af te spreken.”
TijdgebrekIn alle gesprekken kwam het gebrek aan tijd naar voren
en hoe dit de communicatie belemmert. ‘Je hebt al zo
weinig tijd en dan moet je hier ook nog eens over praten.’
Dat is wat Jessica vaak hoorde. Vooral bij asielzoeksters is
tijdgebrek een probleem. Voorheen voorzagen de MOA-
verpleegkundigen verloskundigen van informatie over de
medische voorgeschiedenis maar nu moeten verloskun -
digen de anamnese zelf doen. [MOA is Medisch Opvang
Asielzoekers] Ook het werken met vertalers vraagt extra
tijd. Jessica: “Ik heb het zelf kunnen aanschouwen
tijdens mijn observaties op het spreekuur. Eerst duurt
het een tijd voordat je de tolk aan de lijn hebt, want er is
een tekort aan Somalische tolken. Vervolgens geeft zo’n
driegesprek vaak ook miscommunicatie. Het duurt soms
tien minuten voordat de verloskundige één puntje duide-
lijk heeft. En dat gaat dan om bijvoorbeeld het hoesten
waar de vrouw last van heeft. Laat staan als je het over de
Jessica Hendriks heeft na haar bachelor Veiligheid- en gezond-
heidspsychologie aan de Universiteit in Enschede haar mastertitel
in de Medische antropologie & sociologie behaald aan de UvA.
Ze werkt nu bij Pharos als projectcoördinator van jongeren -
project No Game en is onderzoeker binnen het Vrouwelijke
Genitale Verminking programma.
Veel verloskundigen hebben slechts inciden-
teel te maken met vrouwen die in hun jeugd
zijn besneden. Expertise opbouwen is
daardoor moeilijk. Half december 2010 zijn
12 verloskundige VGV adviseurs opgeleid; zij
zullen dienen als vraagbaak voor minder
ervaren collega’s. Daarnaast ontwikkelt de
KNOV een e-learning module over de zorg
aan besneden vrouwen. In het januari -
nummer van dit tijdschrift leest u daar mee
over. Het KNOV-standpunt ‘Vrouwelijke
Genitale Verminking’ is leidend voor de
VGV-adviseurs en ligt aan de basis van de
e-learning module. In het onderzoek van
Jessica Hendriks komt naar voren dat verlos-
kundigen steun ontlenen aan het duidelijke
KNOV-standpunt over het hechten post
partum. Maar het standpunt zegt meer.
Het beschrijft het hoe en het waarom van de
inspectie van de genitalia in de zwanger-
schap, het geeft concrete aanwijzingen voor
de voorlichting en beleid tijdens de baring,
en welke rol verloskundigen kunnen vervul-
len in de preventie van meisjesbesnijdenis.
VGV-adviseurs & E-learning
© P
har
os
TvV december 2010 • KNOV40
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:04 Pagina 40
KWALITEIT
besnijdenis wilt hebben. Als je informatie wilt ontvangen
maar ook informatie wilt geven.”
Verloskundigen benadrukken het belang van de relatie met
hun cliënten. Van het begin af aan werken zij daar aan,
maar bij anderstaligen is dat soms erg lastig. Een van de
redenen dat ze soms het gesprek over besnijdenis of de
inspectie van de vulva uitstellen is de band die ze eerst
willen opbouwen. Verloskundigen willen vermijden dat
hun cliënt zich niet comfortabel voelt of gediscrimineerd.
TaboeDe meeste verloskundigen in het onderzoek van Jessica
Hendriks noemen de communicatie als een groot
probleem. ‘Je kan niet echt met ze praten’, verzucht een
geïnterviewde zorgverlener. Behalve taalproblemen, de
beperkte beschikbaarheid van tolken en tijdgebrek signa-
leert Jessica in haar thesis een aantal andere obstakels die
de communicatie in de weg staan. Die hebben te maken
met taboes, een eenzijdig beeld van ‘de cultuur’ van
besneden vrouwen en hun partners, en de aan names
van verloskundigen over hun cliënten met VGV.
Jessica: “Veel verloskundigen gaan er vanuit dat vrouwen
het moeilijk vinden over de besnijdenis te praten en er
naar te laten kijken. Maar als het wel ter sprake komt,
zijn veel verloskundigen verbaasd hoe open sommige
besneden vrouwen en hun partners er over praten, hoe
gemakkelijk ze vragen beantwoorden. Opmerkelijk is hoe
sommige verloskundigen dit vervolgens toeschrijven aan
de westerse invloed waaraan migrantenvrouwen in
Nederland blootstaan. ‘Ze kunnen er open over praten,
want ze weten dat we hier in Nederland open over seks
praten’. Anderen erkennen dat het praten over besnijdenis
meer ‘ons’ taboe is dan het taboe van de besneden
vrouwen. Er zijn ook verloskundigen die juist benadruk-
ken dat het voor vrouwen met VGV zelf heel normaal is.
Daarom zeggen zij ook: ‘je moet het er gewoon met hen
over hebben want voor hen is het normaal’. Het idee dat
besnijdenis normaal is voor de betreffende vrouwen,
maakt het voor een deel van de verloskundigen ook
moeilijk. Het roept bij hen afschuw op dat vrouwen het
normaal vinden. Terwijl deze vrouwen weten hoeveel pijn
het doet, doen zij het hun dochters misschien ook weer
aan, omdat besnijdenis normaal is.”
SlachtofferVrouwen die in hun jeugd zijn besneden, worden vaak
beschreven als slachtoffers van hun cultuur. Ze hebben
niets te zeggen over hun lichaam; ze zijn getraumatiseerd.
Ze worden niet als zelfstandige vrouwen met een eigen
mening gezien, met eigen behoeften en wensen. Jessica
licht toe hoe dit beeld de communicatie tussen de verlos-
kundige en haar cliënte kan beïnvloeden. “Veel verlos-
kundigen denken: ze is getraumatiseerd, dus ze wil er liever
niet over praten. En zeker niet als haar man er bij is. Hij
bepaalt wat ze wel of niet mag zeggen, dus ga ik nu
maar niets vragen want ze mag toch niets zeggen. En: ik
hoef niet naar haar wensen over knippen en hechten te
vragen want ze wil toch weer dicht. Dat is haar cultuur.”
Deze manier van denken wordt mede bepaald door de
heersende ideeën in onze samenleving over cultuur:
mensen kunnen niet anders dan mee gaan met hun
cultuur. Een gevolg daarvan is dat vrouwen niet als zelf-
standige, volwaardige mensen worden beschouwd maar
als een slachtoffer. Doorgaans vraag je aan een vrouw
wat ze denkt en wil maar voor een slachtoffer ga je
denken en zorgen.
Verloskundigen vinden het moeilijk om besneden vrouwen
inwendig te onderzoeken. Bij vaginale touchers tijdens
de bevalling krijgen sommige verloskundigen het gevoel
dat ze de vrouw ‘verkrachten’. Daarbij wordt een link
gelegd tussen de uitingen van pijn en angst tijdens
vaginaal touchers en de herinnering van de pijn tijdens
de besnijdenis. Verloskundigen zijn bang dat ze het
trauma omhoog brengen. Verloskundigen hebben de
informatie van het inwendige onderzoek nodig om het
bevallingsproces te kunnen monitoren, maar ze hebben
grote moeite dat zij – als vrouw en als persoon - haar
dit aandoen.
Integriteit van het lichaamIn de omgang met besneden vrouwen ziet Jessica hoe
verloskundigen worstelen met verschillende interpretaties
van het recht op lichamelijke integriteit, namelijk het
recht om zelf te beslissen over je lichaam en het recht
om beschermd te worden. Aan de ene kant is het
belangrijk dat vrouwen zich OK voelen in hun eigen lijf.
Als zij zich niet gelukkig voelen met genitalia die open
liggen na een bevalling, wie zijn wij verloskundigen dan
om te zeggen: ik kan je niet dichthechten want dat mag
hier niet in Nederland. Terwijl er al een keer in haar leven
een belangrijke beslissing is gemaakt over hoe zij er uit
moet ziet, zal ik dat als verloskundige nu dan wéér doen?
Aan de andere kant is daar de gedachte dat een besneden
vrouw een slachtoffer is van haar cultuur, geen controle
heeft over haar lichaam en dat haar lichaam beschermd
moet worden. Als de vrouw dan zegt: ik wil weer dicht
op de manier zoals het voor de bevalling is, in hoeverre is
dat dan haar eigen wens of die van haar cultuur?
Jessica: “Opvallend is dat weinig verloskundigen met
de vraag om herinfibulatie worden geconfronteerd.
Afgezien van een verhaal over een man die op de verlos-
kamerdeur bonkte en duidelijk maakte dat zijn vrouw
‘weer dicht’ moest, blijken de meeste vrouwen en man-
nen er tegenwoordig nauwelijks nog om te vragen. Toch
TvV december 2010 • KNOV 41
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:04 Pagina 41
speelt dat wel in de hoofden van verloskundigen. Ze zijn
bang voor de confrontatie; een vrouw kan iets vragen
van hen dat ze niet kunnen doen. Veel verloskundigen
ontlenen steun aan het KNOV standpunt ten aanzien van
het herstellen van de status voor de bevalling. Je wijst
het niet af vanwege je persoonlijke achtergrond. Het is
niet jouw besluit maar het is breed gedragen dat dicht-
hechten niet goed is. Je hoeft geen discussies aan te
gaan over culturele of religieuze waarden en normen
maar je kan gewoon zeggen: het mag niet.”
PreventieWeinig verloskundigen in de onderzoekspopulatie van
Jessica hebben concrete ideeën over hun rol in de
preventie van meisjesbesnijdenis. Een deel vindt het con-
sultatiebureau meer de aangewezen instantie om daar
met de ouders over te hebben. Volgens Jessica heeft dat
ook te maken met het taboe. “Sommige verloskundigen
vinden het moeilijk om er in het kraambed al over te
beginnen. Ze dragen bijvoorbeeld aan dat ze het
moment van blijdschap niet willen verstoren of dat het
toch nog niet speelt vlak na de geboorte. De besnijdenis
gebeurt pas later. Een klein deel van de ondervraagde
verloskundigen vindt wel dat ze het daar over moeten
hebben. ‘We maken de vrouwen op zo’n intiem moment
mee en dan is er een meisje geboren. Dat is hét moment
om te vragen: wat gaat er met uw dochter gebeuren?’”
Open benaderingJessica wil benadrukken dat niemand helemaal neutraal
is. “Hoe graag je het ook zou willen en hoe zeer je daar
ook naar streeft, soms betrap je jezelf op vooroordelen
of bepaalde aannamen. Wij zien het besnijden van
meisjes als genitale verminking en we wijzen het af.
Een directe confrontatie met de gevolgen van besnijdenis
gaat dan ook vaak gepaard met veel heftige gevoelens
en gedachten. Het stigma ‘besnijdenis’ gaat ook gepaard
met veel aannamen zoals ‘dit is een vrouw die besneden
is, dan zal ze ook wel moslim zijn en dan zal ze ook wel
niets te zeggen hebben’. Belangrijk is dat we bewust zijn
van onze eigen culturele praktijken als norm. Vul niet van
alles in maar vraag een vrouw naar haar besnijdenis, hoe
ze er over denkt en hoe ze het ervaart. Het betekent niet
dat je opeens VGV gaat omarmen maar wel dat je het
niet per definitie als een probleem benadert. Besnijdenis
staat niet perse gelijk aan trauma. En het hoeft bijvoor-
beeld niet altijd gelijk te betekenen dat vrouwen dicht
willen na de bevalling. Als een vrouw aangeeft dat wel te
willen, vraag dan waarom wil je dat? En dan kan je zeg-
gen: ik denk dat het niet goed is om te doen daar en
daarom. Zoals een verloskundige tegen mij zei: ‘iedere
besnijdenis is verschillend, en elke vrouw gaat er op een
verschillende manier mee om’”
Hendriks J. (2010) When culture challenges nature.
Providing care for infibulated women giving birth in
the Netherlands: midwives’personal experiences and
perspectives. Master Thesis Medical Anthropology &
Sociology. Universiteit van Amsterdam ■
KWALITEIT
42 TvV december 2010 • KNOV
“De KNOV heeft géén voorkeur voor gebruik van een
specifiek verloskundig softwarepakket.
De indruk die hierover mogelijk is gewekt in diverse mailings is dan ook onjuist.”
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:04 Pagina 42
Vandaag de dag is het zo dat wie zorg verlangtzijn of haar eigen weg moet zoeken. Dat geldtook voor de verloskundige zorg. Het organisa-tiemodel 2MoVe)) brengt hier structureel verandering in. Vijf verloskundige praktijkenin Amsterdam-West en de maatschap gynaeco-logie van het St. Lucas Andreas ziekenhuis gaanhun zorg voor een groep van 90 zwangerevrouwen inrichten volgens het model 2MoVe)).De aanleiding voor 2MoVe)) is het besef datde tijd rijp is voor een verloskundig systeem vanoptimale zorg dat begint bij de verwachtingvan de cliënt en eindigt bij goede uitkomstenvan zorg met doelmatige inzet van middelen.
2MoVe)) is ontwikkeld voor een toekomstbestendig ver-
loskundig systeem, waarin één gezamenlijk zorgaanbod
met ieders deskundigheid maximaal benut wordt. De
implementatie van de aanbevelingen uit de pilot die nu
in Amsterdam-West wordt gerealiseerd, kan uiteindelijk
bijdragen aan de verbetering van het perinatale sterfte -
cijfer, het terugbrengen van het aantal onnodige inter-
venties en de toename van de tevredenheid bij de vrouw.
VSV-plusZe zijn enthousiast in Amsterdam-West, want ze gaan op
een zodanige manier samenwerken dat de zwangere
zich bewust wordt dat zij vanuit een samenwerkings -
verband haar zorg ontvangt. De zorg wordt afgestemd
op de verwachtingen van de zwangere die een duidelijk
centrale rol speelt. Er wordt vanuit het perspectief van de
cliënt naar de zorgbehoefte gekeken en samen met haar
wordt die zorg op maat afgestemd. Bovendien wordt
extra aandacht besteed aan de onderlinge samenwerking
van verschillende zorgverleners door het VSV-plus en de
Verloskundige Regiegroep VRG om die samenwerking te
borgen en te faciliteren.
VSV-plus staat voor het realiseren van de met de cliënt
gemaakte plannen. Die afspraken zijn niet vrijblijvend.
Daartoe is een VRG ingesteld, bestaande uit deelnemers
aan het VSV. Binnen de regiegroep wordt de voortgang
van het project besproken en daar waar dat nodig is
nadere afstemming gerealiseerd. Een belangrijk element
vormt de communicatie en voorlichting naar de cliënten:
die moet gelijkvormig zijn binnen het project.
De regiegroep is ook bedoeld om met elkaar te sparren,
samen zoeken naar verbeteringen in de zorg steeds uit-
gaande van de vraag: wat is in het belang van de cliënt?
CasemanagementVoordat 2MoVe)) zou gaan lopen hadden ze bij een van
de deelnemers aan het project, de verloskundige praktijk
Groei in Amsterdam al min of meer besloten in een vorm
als deze te gaan werken. Onderzoek heeft immers uit -
gewezen dat de cliënttevredenheid groter is als de zwan-
gere tijdens de zwangerschap niet telkens met een ander
gezicht wordt geconfronteerd. Wie uiteindelijk de verlos-
kundige is tijdens de bevalling, lijkt minder belangrijk.
Rust en vertrouwen wordt gecreëerd en ook zo ervaren
als er slechts weinig ‘gezichten’ zijn in de periode van de
zwangerschap. De band die daarmee wordt gesmeed
tijdens de zwangerschap is belangrijk voor het vertrouwen
dat nodig is om de baring tot een goed einde te brengen.
Iedere cliënt krijgt een casemanager - wie weet een beter
woord? De casemanager is de verloskundige die de cliënt
bij het eerste contact in de praktijk ontmoet. De case -
manager is op de hoogte van alle zaken die spelen rond
INNOVATIE
Samen voor de cliënt in een VSV-plus
Wil van Veen is hoofdredacteur van dit tijdschrift
Wil van Veen
Stel, een maatschap van vijf verloskundigen
met 400 zorgeenheden. Vijf casemanagers
met elk 80 cliënten. Daarbij heb je een
collega, zodat een verloskundige uiteindelijk
bemoeienis heeft met 160 cliënten gedurende
de zwangerschap. Er zijn ongeveer
13 momenten van ontmoeting voorzien
tussen zwangere en verloskundige; de helft
met de casemanager, de helft met haar naaste
collega. De kans dat de zwangere haar case-
manager ook bij de bevalling treft, is 1 op 5,
dus 20 % kans. Maar natuurlijk wordt de
bevalling gedaan door een verloskundige die
het dossier kent en is het vooral een moment
van hard werken en steun bieden!
TvV december 2010 • KNOV 43
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:04 Pagina 43
INNOVATIE
de cliënt. Waar nodig coördineert zij de zorg en zorgt zij
ervoor dat na de geboorte het dossier goed wordt over-
gedragen aan het consultatiebureau/Centrum voor jeugd
en Gezin. De casemanager betekent het einde van de
bestaande versnippering. De casemanager is het vaste
aanspreekpunt voor de zwangere maar hoeft niet alle
zorg aan de cliënt te leveren. De casemanager is ook het
vaste aanspreekpunt voor de collega’s in de praktijk en
voor het VSV-plus. De cliënt heeft in principe naast de
casemanager slechts met een tweede verloskundige
tijdens de zwangerschap te maken, ongeacht de grootte
van de maatschap. Anders komt de cliëntgerichtheid,
het ‘de-cliënt-centraal-stellen’ in het geding. Aan dat
idee worden geen concessies gedaan! Het aantal cliënten
waar een verloskundige voor verantwoordelijk is, is
kleiner dan nu maar de mate van verantwoordelijkheid is
groter. Al met al wordt het overzichtelijker en het case-
management geeft de verloskundige meer mogelijkheden
om te handelen vanuit het perspectief van de cliënt.
Actueel: aandacht voor partnerJa, deze speelt een belangrijke rol, maar die is nog onvol-
doende uitgewerkt. Voor het project was een afbakening
nodig, moesten we ons beperken. Maar de partner
speelt zeker een belangrijke rol. In de verdere uitwerking
van het model kan de partner een goede plek krijgen.
Op het moment dat je een zorgplan of geboorteplan
bespreekt, doe je dat het liefst met de zwangere en haar
partner samen. Nu ook al, trouwens.
VoorlichtingsmomentenRond tien weken gaat de zwangere naar een eerste
groepsvoorlichting. Feitelijk is dat het moment na de eerste
controle. Het idee is dat er dan al vragen en wensen
bestaan bij zwangeren, vooral in de vorm van een sterke
behoefte aan informatie en dat het ook prettig kan zijn
andere zwangeren te ontmoeten.
In het cliëntenpanel, dat de ideeën rond de ontwikkeling
van dit project toetste, kwam duidelijk naar voren dat er
juist in het begin heel veel behoefte is aan informatie.
HuisbezoekIn de 34ste week gaat de verloskundige op huisbezoek.
Bij die gelegenheid bekijkt zij niet alleen de thuissituatie
op (on)mogelijkheden, maar gaat mede op basis hiervan
het gesprek aan over het geboorteplan. Afspraken
worden in het zorgplan genoteerd en zijn daarmee
inzichtelijk voor cliënt en collega zorgverleners.
Vierhonderd huisbezoeken per jaar tijdens de 34ste week
betekent voor een maatschap van vijf verloskundigen een
forse investering in tijd. Voor 2MoVe)) zijn die middelen
binnen de pilot beschikbaar, 65 minuten huisbezoek +
reistijd. Daarbij vervangt dit huisbezoek een prenatale
controle. Hoe huisbezoeken buiten de pilot vergoed gaan
worden is nog niet in het overleg tussen verloskundigen
en zorgverzekeraars aan de orde geweest. Daarover zal
nog onderhandeld moeten worden.
Continue begeleiding tijdens de baringVan de verloskundige wordt in dit project verwacht dat
zij vroeg tijdens de bevalling zich aan de zijde schaart van
Voor de cliënt vormt een ringband met daarin
uitgebreide informatie over het zorgplan een
leidraad. In het zorgplan zit tevens een kopie
van het dossier zodat bij overdracht alle
relevante en geactualiseerde informatie aan-
wezig is. In het zorgplan is ook het zorgpad
uitgezet, evenals een checklist om te contro-
leren of gaandeweg alle onderwerpen en
informatie aan de orde is geweest. Een actie-
plan met afspraken op verloskundig en/of
medisch gebied maakt evenals het geboorte-
plan deel uit van het zorgplan. Zo heeft
iedereen die in contact komt met de zwangere
direct een beeld van en inzicht in de gemaakte
afspraken en de mogelijke verwachtingen die
er leven. Alle afspraken tussen zorgverlener
en cliënt/patiënt zijn in dit dossier te vinden
en na te lezen.
Prachtig zorgplan
TvV december 2010 • KNOV44
Onderzoek heeft immers uit gewezen dat de cliënt -
tevredenheid groter is als de zwangere tijdens de
zwangerschap niet telkens met een ander gezicht wordt
geconfronteerd.
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:04 Pagina 44
INNOVATIE
de barende. Op dat moment wordt afgestemd wat haar
situatie is en wat zij nodig heeft. Waar zij continue
begeleiding meent nodig te hebben, krijgt zij die van de
verloskundige of de kraamverzorgende. Net wat nodig is,
in overleg, en de cliënt geeft aan. Dat zal geen echte
verrassingen opleveren, want haar verwachtingen ken-
nen we en staan genoteerd in het zorgplan. Natuurlijk
passen die wensen zich constant aan tijdens het ont -
sluitingsproces, omdat er zich andere factoren aandienen
zoals onzekerheid, angst, pijn… Juist daarom is de cliënte
leidend in het proces. Zij bepaalt de intensiteit van zorg
die zij nodig heeft. We denken dat er hierdoor beter
gemonitord wordt of moeder en kind het goed maken,
de ontsluiting voorspoediger verloopt en dat er minder
aanleiding is te verwijzen voor niet vorderende ontsluiting
of pijnbestrijding.
2MoVe)) impliceert een vroegtijdig en laagdrempelig
overleg tussen betrokken zorgverleners en voortzetting
volgens gemaakte afspraken met de cliënt bij overdracht
van zorg. Dit is een dynamisch proces en aanpassing
vindt plaats na overleg met de zwangere. Bij een lang -
durige overdracht wordt het casemanagement overge-
dragen aan de klinisch verloskundige die (indien nog aan
de orde) tevens het huisbezoek verzorgt.
Het project sluit nauw aan bij de ideeën die de KNOV
uitdroeg tijdens de laatste regiobijeenkomsten. Er
bestaan naast deze pilot ook andere initiatieven en ont-
wikkelingen, ingezet door ziekenhuizen of maatschappen
of door verloskundige maatschappen en STBN.
Zo wordt langzaamaan een gezamenlijke visie zichtbaar
op ketenzorg. Daarbij zijn we op zoek naar werkbare
vormen. Deze pilot is er een van, een waarvan we hoge
verwachtingen hebben.
Van idee naar project naar …De opdracht voor 2MoVe)) kwam van zorgverzekeraar
Agis Zorgverzekeringen. De opdracht van Agis luidde:
‘Onderzoek en probeer uit hoe je een organisatiemodel
voor de verloskunde kunt ontwikkelen waarin je op de
langere termijn een positieve invloed kunt hebben op de
perinatale sterfte, maar verwijzingen reëel blijven volgens
het principe: in de eerstelijn wat kan, de in tweedelijn wat
moet. Daarbij moet de cliënttevredenheid fiks toenemen,
waardoor de uitkomsten mogelijk ook verbeteren’.
Dit liep allemaal al voordat de Stuurgroep met haar
rapportage kwam. De uitkomsten van de stuurgroep
boden bij de ontwikkeling van het model handvatten en
inhoudelijke uitwerkingen. In de werkgroep is daar heel
nadrukkelijk naar gekeken.
Agis is opdrachtgever, STBN kreeg de opdracht en de
vrijheid voor de ontwikkeling.
De pilot wordt geëvalueerd in oktober 2011, op basis
waarvan aanpassingen aan het format zullen worden
gedaan. Naar aanleiding van de bevindingen in de pilot
zal nader evaluatieonderzoek nodig zijn om de diverse
onderdelen van het model op hun effect te kunnen
beoordelen. Het format dat na afronding van dit project
wordt opgeleverd zal geïmplementeerd worden in de
reguliere praktijk waarin effecten kunnen worden
getoetst.
Wilt u nu al meer weten? Op de website van STBN en
Agis vindt u het modelplan en het zorgplan. Ook vindt u
de namen van iedereen die een bijdrage leverde en of
betrokken was bij de ontwikkeling en realisatie. Het
adres is http://www.stbn.nl/Nieuwsbrief/projectteam-
model-2move-deelt-kennis.html of www.agisweb.nl/
zorgverleners/geboortezorg
Bovenstaand artikel kwam tot stand tijdens een gesprek
waarbij betrokken waren Jolande IJsseldijk van STBN,
Anna Krüger van Agis, Majlis Schweitzer van het cliënten -
panel en Gaby Hermes van verloskundige praktijk Groei.
Noot van de redactieIn het artikel komt even aan de orde dat het woord case-
manager echt als een “vreselijke term” wordt ervaren.
Wie weet een beter woord? Suggesties graag naar de
redactie van dit tijdschrift, [email protected]. Ongeacht of de
mooiste, beste of ludiekste term ooit ingevoerd zal wor-
den, belonen de redactie en STBN de winnaar van deze
naamgevingsactie met een pittige boekenbon! U moet
het zoeken, ergens tussen ‘zaakwaarnemer’ en
‘mevrouw ooievaar’! ■
TvV december 2010 • KNOV 45
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:04 Pagina 45
INNOVATIE
46 TvV december 2010 • KNOV
Verloskundigen in Amsterdam geven sinds2007 preconceptiezorg tijdens de zogenaamde'kinderwensspreekuren’. In een ‘kinderwens-consult’ komen naast leefstijladviezen ookpersoonlijke adviezen aan de orde ten aanzienvan de kinderwens, gebaseerd op de (medische)anamnese van de cliënt en haar partner.Advies ten aanzien van erfelijke aandoeningenkomt alleen ter sprake indien hier vanwege de familieanamnese of de medische voor -geschiedenis aanleiding toe is. Deze precon-ceptiespreekuren worden ofwel gedeclareerdbij de aanvullende verzekering van de cliëntofwel binnen het Amsterdamse programma‘Zorg voor Zwangeren’. Dit zijn gelden die degemeente hiervoor beschikbaar heeft gesteld.Recent is deze zorg gedurende één jaar uitge-breid met een pilotproject waarbij de cliëntendie het kinderwensspreekuur bezoeken, screening op dragerschap van twee erfelijkeaandoeningen wordt aangeboden, te wetencystische fibrose (CF, taaislijmziekte) en hemo-globinopathieën (HbP, thalassemie en sikkel-celziekte).
Het pilotproject is een initiatief van 1ste Lijn Amsterdam,
de Regionale Ondersteuningstructuur in de regio. Het
wordt financieel ondersteund door AGIS
Zorgverzekeringen en is tot stand gekomen met mede-
werking van de afdeling klinische genetica van het VU
medisch centrum (VUmc) en het Academisch Medisch
Centrum Amsterdam (AMC).
Tijdens de projectperiode (augustus 2010 – augustus
2011) worden paren met een kinderwens, afhankelijk
van de oorspronkelijke afkomst van beide partners, geïn-
formeerd over de mogelijkheid om zich te laten testen
op dragerschap voor cystische fibrose (CF, taaislijmziekte)
en/of hemoglobinopathieën (HbP, thalassemie en sikkel-
celziekte). Tijdens het kinderwensspreekuur kan de
verloskundige gebruikmaken van een gevalideerd beslis-
formulier om na te gaan voor welke test(en) het paar in
aanmerking komt [Lakeman P et al., 2006]
CF en HbP zijn beiden autosomaal recessieve aandoenin-
gen. Indien beide ouders drager zijn van de aandoening,
hebben zij bij elke zwangerschap een kans van 25% op
een aangedaan kind. CF en HbP komen relatief vaak
voor onder verschillende bevolkingsgroepen in
Nederland, afhankelijk van oorspronkelijke afkomst. Zo
komt CF voor bij circa 1:30 mensen van Nederlandse en
Noord-Europese afkomst (dat betekent ongeveer een half
miljoen dragers in Nederland) en bij circa 1:50 bij mensen
van Turkse en Marokkaanse afkomst [ten Kate, LP et al,
1979; Lakeman P et al., 2008]. Daarentegen is de prevalen-
tie van HbP gemiddeld 1:7 bij mensen wiens (voor-)ouders
oorspronkelijk afkomstig zijn uit Afrika, Zuidoost-Azië,
Suriname, de Antillen, het Middellandse Zee-gebied
(Turkije, Marokko) en het Midden-Oosten. De aandoening
komen bij mensen van Nederlandse afkomst zelden voor
[Giordano PC, Harteveld CL., 2006].
Screenen op dragerschap van erfelijke aandoeningen tijdens het kinderwensspreekuur Pilotproject in Amsterdam
Suze Jans, Anne Annegarn, Monica Legdeur, Lidewij Henneman en Phillis Lakeman
Suze Jans is verloskundige en onderzoeker in het VUmc;
Anne Annegarn is verloskundige en senior adviseur bij 1e lijn
Amsterdam; Monica Legdeur is genetisch consulent in het AMC;
Lidwij Henneman is onderzoeker bij sociale geneeskunde en
klinische genetica in het VUmc en Philis Lakeman is klinisch
geneticus in opleiding in het VUmc
• CF of HbP hoeven niet in familie voor te
komen om toch drager van deze aandoe-
ningen te kunnen zijn.
• Alleen als beide ouders drager zijn van
dezelfde aandoening, bestaat er een kans
van 1 op 4 (25%) op een kind met de ziekte.
• Dragers hebben zelf geen CF of HbP
Dragerschap van CF of HbP
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:04 Pagina 46
INNOVATIE
47TvV december 2010 • KNOV
In Nederland worden jaarlijks ongeveer 40 tot 50 kinde-
ren met CF geboren [Slieker MG, 2005] en 40-60 kinde-
ren met HbP [Peters M et al., 2009]. De meeste kinderen
worden geboren in families waarin de aandoening nog
niet eerder voorkwam. De geboorte van een kind met CF
of HbP is dan ook meestal volkomen onverwacht.
Screening op dragerschap valt onder de Wet op het
bevolkingsonderzoek, maar is niet vergunningsplichtig
aangezien dragerschap zelf geen ziekte betreft maar een
risico-indicator [Gezondheidsraad, 1996].
Op dit moment worden dragerschaptesten op CF alleen
aangeboden en vergoed aan familieleden en partners
van mensen met CF of dragerschap hiervan. In het pilot-
project worden de dragerschapstesten tijdelijk vergoed
indien het paar, of in ieder geval de vrouw, cliënt is bij
AGIS zorgverzekeringen en woonachtig is in Amsterdam.
Paren die daar niet verzekerd zijn kunnen wel getest
worden maar moeten dat zelf betalen. Door het aanbie-
den van dragerschaponderzoek worden cliënten bewust
gemaakt van een eventueel verhoogd risico op een kind
met CF of HbP, zodat zij reproductieve keuzes kunnen
maken ten aanzien van hun kinderwens. Indien een
dragerpaar (beide partners zijn drager van dezelfde
aandoening) wordt gevonden, worden zij doorverwezen
naar een van de acht klinisch genetische centra in
Nederland, waaronder VUmc en AMC, voor verdere
counseling. Het dragerpaar heeft een aantal mogelijk -
heden ten aanzien van hun kinderwens. Het aanvaarden
van een verhoogde kans op een kind met de aandoening;
zwanger worden en (invasief) onderzoek laten uitvoeren
tijdens de zwangerschap om na te gaan of het ongeboren
kind daadwerkelijk aangedaan is waarna desgewenst de
zwangerschap kan worden afgebroken; het uitvoeren
van pre-implantatie genetische diagnostiek; zwanger
worden met behulp van donorzaad of donoreicel; adoptie
of besluiten helemaal geen kinderen (meer) te krijgen.
Het AMC accepteert in geval van HbP overigens ook
vrouwen alleen; dat wil zeggen zonder bekende partner.
In samenwerking met het VUmc en het AMC zijn zowel
een cliëntenfolder ontwikkeld als een praktijkkaart ter
ondersteuning van de verloskundigen. Beide producten
zijn te bekijken op de website van 1ste Lijn Amsterdam
(www.1stelijnamsterdam.nl > wat doen we). Het project
geldt alleen voor de regio Amsterdam en heeft een loop-
tijd van een jaar. Onderzoekers van het VUmc zullen de
pilot na afloop evalueren.
Naast dit pilotproject start de afdeling klinische genetica
van het VUmc in december 2010 met het aanbieden van
screening op dragerschap voor enkel CF via de zieken-
huiswebsite (www.vumc.nl/cftest). Deze screening op CF
dragerschap is bedoeld voor paren met kinderwens
waarbij CF niet eerder in de familie voorkomt. Komt CF
wel in de familie voor, dan kunnen mensen gewoon
• In Nederland worden 1: 4000 à 5000 pas -
geborenen per jaar geboren met CF
(40-50 kinderen per jaar.).
• Klachten treden op vanaf jonge leeftijd
(ca. 6 mnd). Kinderen worden meestal
gediagnosticeerd binnen de eerste twee
levensjaren. Het gaat om ernstige problemen
met luchtwegen en spijsvertering door
ophoping van abnormaal taai slijm.
• Genezing is niet mogelijk en de gemiddelde
levensverwachting in Nederland is 35-40 jaar.
• Risicogroep: mensen die zelf of wiens
(voor)ouders oorspronkelijk afkomstig zijn
uit Nederland, andere landen in Europa,
Middellandse Zeegebied (o.a. Turkije),
Noord-Afrika (o.a. Marokko), Midden-
Oosten, en de voormalige Sovjet-Unie.
• Dragerschap van CF komt voor bij circa 1:
30 Nederlanders en bij circa 1: 50 Turken en
Marokkanen.
Meer info: www.ncfs.nl
Cystische fibrose
• HbP zijn vormen van ernstige erfelijke
bloedarmoede, die zich manifesteren vanaf
een leeftijd van 4-6 maanden.
• Sikkelcelziekte kent een hoge morbiditeit
vanaf de zuigelingenleeftijd. Chronische en
acute infarcten leiden tot heftige pijncrises
en kunnen schade veroorzaken in vrijwel
elk weefsel.
• Thalassemiepatiënten raken bloedtransfusie-
afhankelijk, wat ernstige bijwerkingen kan
hebben.
• Risicogroep: mensen die zelf of wiens
(voor)ouders oorspronkelijk afkomstig zijn
uit Afrika, Zuidoost-Azië, Suriname,
Antillen, Middellandse Zee (Turkije,
Marokko), Midden-Oosten.
• Dragerschap varieert van 5-40% (gemiddeld
1 op 7) bij de mensen afkomstig uit deze
gebieden (mede door beschermend effect
tegen malaria).
Meer info: www.oscarnederland.nl
Hemoglobinopathieën (HbP), met name sikkelcelziekte en thalassemie
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:04 Pagina 47
In tientallen regio’s voert men gesprekken:gaan we als verloskundigen het initiatiefnemen om een geboortecentrum te starten? Vele argumenten passeren de revue; voors entegens van praktische, strategische en zorg -inhoudelijke aard.In vogelvlucht: wat is een Geboortecentrum,waarin onderscheidt dit zich van de ‘klassieke’polikliniek en wat is de meerwaarde?
Veel initiatievenSimone Buitendijk had in haar column in dit tijdschrift
(juli/augustus 2010) gelijk: Er moet veel meer onderzoek
komen naar het belang en de uitkomsten van geboorte-
centra. Wat zijn de ongewenste bijeffecten? Wordt de
cliënttevredenheid hoger? Zijn de uitkomsten beter?
Is het de doodsteek voor de thuisbevalling? ‘Leveren
we ons uit aan het ziekenhuis’? Zij eindigt: “We weten
het niet, en toch lijken we er met zijn allen toe te neigen
het gewoon maar te gaan doen…”.
Dit laatste kunnen we bevestigen. In tientallen regio’s
zijn concrete gesprekken gaande tussen verloskundigen
onderling en tussen verloskundigen en het ziekenhuis-
en/of kraamzorgdirecties. Het laatste halfjaar worden
STBN, de ROS’en en de zorgverzekeraar overspoeld met
vragen om informatie en medewerking.
Regelmatig horen verloskundigen van plannen van een
ondernemende kraamzorgorganisatie voor het ontwikkelen
van een kraamhotel of van het ziekenhuis om kraam suites
te bouwen. Ook zoeken ziekenhuizen toe nadering tot
verloskundigen omdat zij met de komst van een geboorte-
centrum hun acute verloskunde kunnen behouden.
Terecht zijn verloskundigen bang dat zij - als zij niet zelf
de verantwoordelijkheid nemen voor dit deel van hun
werk – over een paar jaar hun bevallingen die niet thuis
plaatsvinden, moeten begeleiden in een setting die door
een ander bedacht, georganiseerd, gefaciliteerd en inge-
richt is. De vraag rijst, waarom wel volledig autonoom en
onder eigen regie de cliënten thuis begeleiden, en niet
de - medisch gezien vergelijkbare- groep cliënten die
kiest voor het alternatief?
Wij vinden dit een negatieve benadering en zullen in dit
artikel de positieve argumenten belichten.
Eerstelijns Geboortece verwezen worden naar de afdeling klinische genetica.
Het monster ten behoeve van de dragerschaptest op CF
wordt door het paar zelf thuis afgenomen. Het onderzoek
wordt verricht op DNA dat verkregen is uit cellen via een
schraapsel van het wangslijmvlies. Er wordt materiaal
verzameld bij beide partners. In het laboratorium wordt
eerst het DNA van de vrouw getest op dragerschap van
CF. Als bij de vrouw geen dragerschap van CF wordt
aangetoond, zal het DNA van de man niet meer worden
getest op dragerschap van CF. Wanneer bij de vrouw
wel dragerschap van CF wordt aangetoond, dan zal ook
het DNA van de man worden getest. Indien bij beide
partners dragerschap wordt vastgesteld, wordt het paar
uitgenodigd voor counseling bij de afdeling klinische
genetica. Voor alle deelnemers is counseling vóór en na
de test beschikbaar op indicatie en indien gewenst.
Op deze manier zal dragerschapscreening op CF binnen-
kort beschikbaar zijn voor alle paren met een kinderwens
in Nederland. De kosten van het onderzoek bedragen
150 euro. Dit bedrag wordt niet standaard vergoed door
de zorgverzekeraars. Indien een van uw cliënten geïnte-
resseerd is in deze test, is het raadzaam van te voren
contact op te nemen met de betreffende zorgverzeke-
raar. ■
ReferentiesGezondheidsraad: Commissie WBO. Wet bevolkingsonderzoek: de toet-
sing van vergunning¬aanvragen. Rijswijk: Gezondheidsraad, 1996; publi-
catie nr 1996/09. ISBN 90-5549-120-9
Giordano PC, Harteveld CL. Preventie van erfelijke haemoglobinopathieen
in Nederland. Ned. Tijdschr Geneeskd 2006;150(39):2137-41.
Kate LP ten. Erfelijkheid en epidemiologie van kystische fibrose (mucovis-
cidose). Ned Tijdschr Geneeskd 1979; 123: 1020-7.
Lakeman P, Henneman L, Bezemer PD, Cornel MC, ten Kate LP
Developing and optimizing a decisional instrument using self-reported
ancestry for carrier screening in a multi-ethnic society. 2006
Aug;8(8):502-9.
Lakeman P, Gille JJ, Dankert-Roelse JE, Heijerman HG, Munck A, Iron A,
Grasemann H, Schuster A, Cornel MC, Ten Kate LP. CFTR mutations in
Turkish and North African cystic fibrosis patients in Europe: implications
for screening. Genet Test. 2008 Mar;12(1):25-35.
Peters M, Appel IM, Cnossen MH, Breuning-Boers JM, Heijboer H.
Sikkelcelziekte in de hielprikscreening. I. Opgespoorde kinderen in het
eerste jaar. Ned. Tijdschr Geneeskd 2009;153:B359.
Slieker MG, Uiterwaal CS, Sinaasappel M, Heijerman HG, Van der Laag J,
Van der Ent CK. Birth prevalence and survival in cystic fibrosis: a national
cohort study in the Netherlands. Chest 2005;128:2309-2315.
INNOVATIE
48 TvV december 2010 • KNOV
Frans Annot, Marleen Kruijt, Anna Krüger
Frans Annot is directeur STBN; Marleen Kruijt is senior
adviseur Reos Leiden; Anna Krüger is zorginhoudelijk
adviseur geboortezorg bij Agis Zorgverzekeringen
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:04 Pagina 48
Regie100% verloskundige, thuis en in geboortecentrum
‘In de eerstelijn wat kan, in de tweedelijn moet’. Hoewel
medisch gezien de populatie van de poliklinische bevalling
niet echt afwijkt (met uitzondering van de B-D situatie)
van de populatie die thuis bevalt, is het in de loop van de
jaren moeilijker geworden hier de fysiologie te bewaken
en niet te snel te grijpen naar medische interventies.
Regie houdt in dat een verloskundige zowel de verant-
woordelijkheid neemt voor een fysiologische bevalling als
voor het consulteren van of overdragen aan de gynaeco-
loog. Een onduidelijke scheiding leidt in veel situaties tot
een opvallende stijging van het aantal medische indicaties
durante partu in de ziekenhuissetting (van gemiddeld
45% naar 60 tot meer dan 90%!).
De cliënt heeft recht op het beste. Voortbordurend op de
hoofdlijn van het Stuurgroeprapport is het van belang
dat voor de cliënt volkomen helder is wie verantwoor -
delijk is voor de zorg. Als het geboortecentrum onder
regie/eigenaarschap valt van de eerstelijns verloskundige
organisatie, dan is het duidelijk waar de verantwoorde-
lijkheid voor goede zorg voor de zwangere ligt. Op dit
moment is de poliklinische bevalling voor de zwangere
gekoppeld aan het ziekenhuis en levert deze laatste de
ruimte, materialen, management en de partusassistentie
door de verpleegkundige. De verloskundige levert de
medische zorg en de medische eindverantwoordelijkheid.
In een geboortecentrum wordt aan de barende echter
een integrale dienst geleverd onder leiding van één
regisseur, de verloskundige. Het is hierdoor altijd duidelijk
wie verantwoordelijk is voor gewenste verbeteringen,
klachten, werkafspraken en innovaties. Met deze ene
organisatie is het gemakkelijker om te blijven investeren in
een goed systeem van bewaking van de barende, samen-
werking met partners in de keten, risico-inschatting en
overdracht aan de tweedelijn (gynaecoloog en kinderarts).
De fysieke omgevingEen niet-medische, rustgevende setting
Het is aangetoond dat een rustgevende omgeving een
positieve invloed heeft op de uitkomsten van de baring.
Zwangeren voelen dat aan; hun voorkeur is duidelijk!
In de huidige poliklinische setting gebruikt een verlos -
kundige de verloskamer van de gynaecologie. Dat is een
medische setting met veel hektiek, gericht op patho -
logische zwangerschappen en bevallingen, met vaak
wisselend (verpleegkundig) personeel. In een geboorte-
centrum wordt rust gecreëerd door kleur, inrichting,
sfeer, organisatie, werkwijze en persoonlijke benadering.
Dicht bij de tweedelijn
Het geboortecentrum bevindt zich op beperkte afstand
van de verloskamers van de tweedelijn. Er is een directe,
snelle verbinding binnenshuis zodat bij medische indicatie
de zwangere snel kan worden overgebracht. Of anders-
om: de tweedelijn kan snel ter plaatse zijn voor consult
of interventies.
Ondersteuning/innovatiePartusassistentie door – vroeg inzetbare -
gespecialiseerde kraamzorg
De partusassistentie wordt in een poliklinische setting
veelal geboden door de verpleging. Getraind in onder-
steuning van gynaecologen en medisch handelen, maar
niet gericht op ondersteuning en begeleiding van een
normale baring. In een geboortecentrum wordt deze
zorg geboden door gespecialiseerde kraamverzorgenden.
Zij vervullen een belangrijke rol bij de persoonlijke onder-
steuning van de barende. Ze zijn getraind in het lang -
durig begeleiden van de barende tijdens de ontsluiting
(bv. Doulatraining). Zij creëren rust en assisteren de
verloskundige bij de uitdrijving en complicaties (training
bijzondere vaardigheden).
Continue begeleiding, VIP
De barende wordt continue begeleiding geboden door
ntra – waarom?INNOVATIE
49TvV december 2010 • KNOV
Wat is eigenlijk een Geboortecentrum,
Bevalcentrum, Geboortehuis?
Om de discussie te kunnen voeren is het
handig een definitie te formuleren.
Een geboortecentrum is een setting waar
eerstelijns bevallingen plaatsvinden onder
regie van de eerstelijns verloskunde. In een
rustige, niet-medische setting in of aan een
ziekenhuis. Er wordt continue één-op-één
begeleiding geboden, met assistentie van
gespecialiseerde kraamzorg en in nauwe
samenwerking met de tweedelijn.
In deze definitie wordt een aantal aspecten
genoemd die in samenhang zorgen voor een
specifiek zorgaanbod, dat zich onderscheidt
van de ‘klassieke’ poliklinische bevalling.
Definitie Geboortecentrum
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:04 Pagina 49
een kraamverzorgende en/of verloskundige. In het geboor-
tecentrum bestaat de mogelijkheid om de zwangere, op
indicatie van de verloskundige, al in een vroege fase van
de baring in het geboortecentrum op te vangen.
(Vervroegde Inzet Partusassistentie).
Innovatie
De wens tot pijnbehandeling was het afgelopen jaar aan-
leiding voor een forse stijging van het aantal medische
indicaties (sinds de nieuwe richtlijn van KNOV en NvOG is
indicatie pijn in tweedelijn gestegen van 7 naar 22%).
Zwangeren zouden het zeer op prijs stellen als er meer
mogelijkheden zouden komen voor pijnbehandeling in
combinatie met begeleiding door de eigen verloskundige.
Een geboortecentrum waar eerstelijns verloskundigen de
inhoudelijke werkwijze bepalen biedt meer mogelijkhe-
den dan in de huidige poliklinische setting om een aantal
eerstelijns hulpmiddelen om de barenspijn te verlichten, te
ontwikkelen en aan te bieden. Denk daarbij aan continue
persoonlijke begeleiding, een bevalbad, massage,
Entonox, steriel waterinjecties, touw, bal etc. En op
termijn wellicht hulpmiddelen die de nabijheid van de
tweedelijn vergen, maar in de eerstelijn toegepast
kunnen worden.
Samenwerking Samenwerking eerstelijn onderling en eerstelijn met
tweedelijn
Voor de cliënt is het van cruciaal belang dat er maximale
afstemming en samenwerking is tussen alle professionals
die een rol kunnen spelen rondom de baring. Het
geboortecentrum is een schakel in acute geboortezorg.
Gemiddeld wordt tijdens de baring (ontsluiting en uit -
drijving) 20% van de zwangeren alsnog medisch. Een
belangrijke reden om heldere werkafspraken en protocol-
len te hanteren voor de samenwerking en afstemming
tussen eerste- en tweedelijn tijdens de baring.
De ervaring leert dat een geboortecentrum (zie Beval
Centrum West Amsterdam, evaluatie voor NZa, juli 2010)
al snel een brandpunt van interdisciplinaire samenwerking
wordt. Het biedt een infrastructuur die het beter moge-
lijk maakt te komen tot bindende afspraken. Nu is er
sprake van versnippering – een aantal verloskundige
praktijken maakt in meer of mindere mate gebruik van
de poliklinische faciliteiten. Een geboortecentrum onder
eerstelijns regie biedt een entiteit waarbinnen alle verlos-
kundige praktijken samenwerken. De partners in de
verloskundige keten maken vervolgens onderling centrale
en bindende afspraken. Minder vrijblijvendheid, meer
afstemming en samenwerking: daar is de cliënt bij
gebaat.
En last but not least: het opzetten van een geboorte -
centrum met een gespecialiseerd team kraamverzorgen-
den biedt een goede gelegenheid om met één of meer
kraamzorgorganisaties de samenwerking als eerstelijns
ketenpartners verder uit te bouwen.
TenslotteStrategische bespiegelingen
Een geboortecentrum dat aan bovenstaande kwalificaties
voldoet, is meer dan ‘een rijtje gepimpte verloskamers’.
Tegelijkertijd is het niet meer dan een wat late, maar
noodzakelijke en zeker niet geringe, innovatie van de
poliklinische bevalling. Met verbeteringen op cliënt -
vriendelijkheid en – tevredenheid, kwaliteit, onder -
steuning, samenhang en uitstraling.
Er moet de komende jaren veel gebeuren in verloskundig
Nederland. Een veelgestelde vraag is: ‘Bestaat er over
tien jaar nog een autonome eerstelijnsverloskunde?’
Met een geboortecentrum is de eerstelijns verloskunde in
ieder geval in staat een eventuele forse toeloop naar
‘niet-thuis bevallen’ zelf op te vangen en te organiseren.
Het geboortecentrum is een middel voor samenwerking
tussen praktijken. Samen sterk; een goede basis voor veel
meer samenwerking binnen de keten en innovaties. En het
sluit aan op de wensen en behoeften van zwangeren. ■
INNOVATIE
50 TvV december 2010 • KNOV
Mooi werk bij Rivas
Meer informatie over deze functie en werken bij Rivas is te vinden op onze website.
Klinisch verloskundigevacaturenummer 10.189 - 24 tot 36 uur per week
Dagelijks kiezen duizenden cliënten voor Rivas Zorggroep. Meer dan 6.000 gemotiveerde professionals en vrijwilligers staan 24 uur per dag, 7 dagen per week voor hen klaar. Samen verbeteren we de zorg en helpen we mensen om gezond te blijven. Het Beatrixziekenhuis maakt deel uit van Rivas Zorggroep en heeft locaties in Gorinchem en Leerdam. Met een groot aantal gedreven professionals staat het Beatrixziekenhuis garant voor hoogwaardige medisch specialistische zorg. Professionaliteit die je terug ziet in de moderne medische voorzieningen waarover we beschikken, in de kwaliteit van onze zorg en in ons brede aanbod van specialismen. Mensgerichte zorg volgens het Planetree-concept staat voorop. Het Beatrixziekenhuis is onlangs gestart met nieuwbouw.
Voor de afdeling Obstetrie & Gynaecologie in het Beatrixziekenhuis zijn we voor vervanging tijdens een zwangerschapsverlof op zoek naar een:
Meer informatie of online solliciteren:www.werkenbijrivas.nl
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:04 Pagina 50
Anna kijkt nog eens in haar agenda. Ja hoor, dit is echt het goede adres: een grote
tuinderswoning. Als ze de auto uitstapt en naar de voordeur loopt, ziet ze de bekende
halve ooievaar al op het raam geplakt zitten.
Een onbekende kraamverzorgster doet open en neemt Anna’s jas aan. In de woon -
kamer treft ze de trotse moeder, Marion, met haar kindje op schoot en daarnaast de
nieuwbakken oma. Het gaat hier om een los kraambed. Marion heeft schildklier -
problemen, vandaar.
Anna begint met haar babbeltje over hoe de bevalling is verlopen, hoe Marion het
moederschap ervaart, hoe de voeding verliep en het plassen en poepen van kleine
Thomas. Het gaat allemaal voor de wind. “Nou ja, op één ding na,misschien kun
je daar even naar kijken”, zegt de kraamverzorgster, met een wat merkwaardige
ondertoon, die Anna niet meteen kan thuisbrengen.
“De baby is nogal geel.”
Anna neemt het in een warm dekentje gehulde
pakketje van Marion over, houdt het kindje voor
het raam en bekijkt het aandachtig. “O, ik zie
het al!”roept ze. “Heeft de baby soms een
Aziatische pappa?” Het wordt nu wel heel erg stil
in de kamer. Marion’s moeder kijkt naar Marion,
Marion kijkt naar de grond en de kraamverzorgster kijkt
naar Anna, met die merkwaardige blik, die Anna niet
meteen kan thuisbrengen. “Heeft de vader geen Aziatisch
bloed?” vraagt Anna nog een keer. Marion: “Eh, nee, maar
mijn ex wel. Dat is een Koreaan.”
Weer een stilte. “Zullen we even naar de slaapkamer gaan?” stelt Anna
dan voor. Marion volgt haar dankbaar. “Denk je echt dat hij half Aziatisch is?”
vraagt ze. “Ik denk het wel, maar hoe zit het dan?”
Dan komt het hele verhaal er hortend en stotend uit. Vlak voordat Marion haar huidige partner Jasper
ontmoette, had ze een scharrel met een Koreaan. En zo lopen die dingen dan soms: qua bevruchtings-
datum zou het zowel van Jasper als van de Koreaanse scharrel kunnen zijn. Gedurende de zwanger-
schap had Marion vurig gehoopt dat Jasper de vader was. Maar dat is-ie dus niet!
“Maar heb je dan geen condooms of zo gebruikt?” vroeg Anna.
“Jawel, maar alleen met Jasper.”
“En Jasper denkt dat dit zijn kind is?”
“Eh, ja.”
“Dan heb je hem zo wel wat uit te leggen.”
Op dat moment gaat de slaapkamerdeur open en Jasper komt binnen. “Zo, zijn jullie er uit?” “Wat
bedoel je?” zegt Anna nog, maar ze ziet in zijn ogen dat het de verkeerde opmerking is.
“Nou ja, ik had na een korte zoektocht op Internet ook wel begrepen dat dit niets te maken heeft
met biliru-enzovoort zoals de kraamverzorgende mij op de mouw
probeerde te spelden. Ik begrijp dat er met mij toen nog iemand jou heel leuk en lekker vond. Ik kan
hem dat niet kwalijk nemen, want zo begon het bij mij tenslotte ook. Maar nu is het meer.” Hij ligt
inmiddels op zijn knieën voor het bed waar Marion op zit. “Hé Mar, het is méér geworden. Ik ben
stapelgek op je, dat weet je toch. Ik laat je niet vallen en Thomas, dat is mijn zoon.” En dan lachend:
“ Tussen de paprika’s kleurt hij straks geweldig!” En het eindigt in een omhelzing tussen de verse
ouders waar Anna een kleur van krijgt. Zachtjes verlaat ze de slaapkamer en in de huiskamer weet ze
zich geen houding te geven: ze steekt dan maar twee duimen omhoog, die Oma eerst doen lachen en
vervolgens komen de tranen. Tranen van geluk. ■
Nyx
Beetje geelPRAKTIJK
TvV december 2010 • KNOV 51
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:04 Pagina 51
Het recent gepubliceerde onderzoek van Everse.a. over aterme perinatale sterfte in laag enhoog risico populaties en de daarop volgendemediahausse brengt veel teweeg. Daaromhierbij een factsheet over het onderzoek inhet bijzonder en babysterfte in het algemeenén een aantal tips om er zo goed mogelijkmee om te gaan.
Wat is er onderzocht?• van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2008,
• in het verzorgingsgebied (postcodegebied) van de
NICU van het UMC Utrecht (UMCU):
- sterfte tijdens de (aterme) partus en tot 1 week daarna,
- plus alle opnames van aterme kinderen op de NICU
in de 1e week post partum,
• bij baby’s zónder congenitale afwijkingen.
• gekeken is vervolgens naar het echelon (eerste- of
tweedelijn) waar het begin van de partus begeleid
werd.
• dit is naderhand afgezet tegen alle partus in het
verzorgingsgebied van de NICU van het UMCU.
Wie zijn de onderzoekers?Het onderzoek is uitgevoerd onder leiding van gynaeco-
loog van het UMCU dr. Anneke Kwee.
Waar en wanneer is het gepubliceerd?In het British Medical Journal, een vooraanstaand interna-
tionaal wetenschappelijk tijdschrift, op 2 november 2010.
Wat zijn de resultaten?• In totaal werden in de studieperiode 37.735 baby’s na
37 weken zonder congenitale afwijkingen geboren,
waarvan er 60 overleden vanaf 37 weken, maar vóór
aanvang van de partus, 22 tijdens de partus en 17 in
de eerste week post partum.
• 26 Baby’s overleden tijdens en na de partus terwijl de
zorg bij de start van de partus in de eerstelijn was,
10 baby’s overleden tijdens en na de partus terwijl de
zorg bij de start van de partus in de tweedelijn was. Dit
is respectievelijk 1,39 per 1000 en 0,6 per 1000 (‰).
• Kinderen van moeders die bij aanvang van de partus
onder de verantwoordelijkheid van de eerstelijn waren,
hadden 2,33 keer meer kans om te sterven door
partusgerelateerde complicaties dan kinderen van
vrouwen die bij aanvang van de partus onder de
verantwoordelijkheid van de tweedelijn waren. De
NICU-opnames waren in deze groepen gelijk.
• Kinderen van moeders die tijdens de partus werden
overgedragen van de eerste- naar de tweedelijn,
hadden zelfs 3,66 keer meer kans om te sterven dan
kinderen van moeders die bij aanvang van de partus
onder de verantwoordelijkheid van de tweedelijn
waren. De NICU-opnames waren in de eerste groep
2,5 keer hoger dan in de laatstgenoemde groep.
Wat is hier verrassend aan?Je zou verwachten dat de perinatale sterfte in de eerste-
lijn lager zou liggen, omdat zij de laagrisico populatie
begeleidt. Je zou hogere sterftecijfers verwachten bij de
tweedelijn met hun hoog risico patiëntengroep. Eerdere
grote en nationale onderzoeken bevestigen dat beeld.
Hoe is dat verschil te verklaren?Dat is nog niet duidelijk. De onderzoekers concluderen
zelf dat verder onderzoek naar de oorzaken van deze
opvallende cijfers noodzakelijk is. De onderzoekers geven
mogelijke oorzaken, maar weten zelf ook niet of dit
waar is. Onderzoekers Kwee en Brouwers geven in een
brief aan deelnemende praktijken, voorafgaande aan de
publicatie van de studie aan, dat de zwakste schakel
waarschijnlijk bij de overdracht naar de tweedelijn in het
ziekenhuis ligt:
“Ook al vinden wij een hogere sterfte onder kinderen, bij
wie de bevalling start in de eerstelijn, zeggen wij niet dat
het aan de zorg in de eerstelijn ligt. Wij menen dat het
aan het systeem ligt, waarbij de problemen (substandaard-
factoren), zowel in eerste-, als tweede (lijn, red.) liggen
(zo niet meer daar). Wij zoeken de oorzaken vooral in de
risicoselectie, die zoals nu gebruikt, kennelijk niet optimaal
is, en de overdracht van zorg, waarbij in beide echelons
vertraging kan optreden en het besef dat een overgedra-
gen patiënt dus een hoog-risico patiënte is geworden is
in de tweedelijn niet optimaal.”
Wat is er vervolgens gebeurd?Het is heel vlot opgepakt door de media; er is een ware
mediahausse ontstaan. Kijk voor een overzicht van alle
krantenartikelen en uitzendingen op de KNOV-site:
http://leden.knov.nl/leden/
PRAKTIJK
Myrte de Geus is eerstelijns verloskundige en redacteur van dit
tijdschrift; Trudy Klomp is verloskundige, docent en onderzoeker
Myrte de Geus en Trudy Klomp
Hoe zit dat nou?
TvV december 2010 • KNOV52
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:04 Pagina 52
PRAKTIJK
53TvV december 2010 • KNOV
In plaats van dat de uitkomsten van het onderzoek zijn
gebracht als een aanwijzing dat de zorg in de hele keten
moet worden verbeterd, is er buitenproportioneel veel
aandacht voor de rol van de verloskundige en de veilig-
heid van de thuisbevalling. Er worden in de media
vérgaande conclusies getrokken, die wetenschappelijk
absoluut niet onderbouwd zijn.
Is het waar?Er is wel wat af te dingen op de resultaten:
• Het is een regionaal onderzoek; 13% van alle partus in
Nederland vindt in hun verzorgingsgebied plaats. De
vraag is of je de resultaten naar heel Nederland kan
vertalen.
• Hoe vreselijk ieder geval van sterfte ook is, het gaat in
absolute zin om een klein aantal sterfgevallen waaruit
conclusies worden getrokken (36), de kans op toevals-
bevindingen is daarom vergroot. Eén sterfte meer of
minder maakt al verschil.
• Er zijn vraagtekens te zetten bij de methode van tellen.
Praktijken die gegevens aan hebben geleverd en op de
geografische rand van het verzorgingsgebied gevestigd
zijn, tellen wel vol mee als het gaat om het aantal
sterftes (de teller), maar slechts een deel van hun
populatie telt (gezien hun postcode) mee als noemer
van de onderzoekspopulatie. Zo kan er een vertekend
beeld zijn ontstaan.
Wat kunt u gebruiken in gesprekken over ditonderwerp?• In totaal worden er ieder jaar in Nederland ongeveer
185.000 kinderen geboren (CBS 2009)
• Er werken in Nederland zo’n 2300 verloskundigen
(NIVEL 2008) en ongeveer 780 gynaecologen (NIVEL
2006)
• De laatste thuisbevallingcijfers (CBS 2007-2009):
23% van alle bevallingen, dat zijn meer dan 40.000
vrouwen die thuis bevallen
• Er is géén wetenschappelijk bewijs dat een bevalling
thuis risicovoller is dan een poliklinische bevalling in
het ziekenhuis, de keuze bij een laag risico ligt
zodoende bij de vrouw en haar partner.
• Perinatale sterfte = babysterfte = sterfte vanaf
22 weken zwangerschap tot en met 1 week post
partum (PRN).
• Belangrijkste oorzaken: congenitale afwijkingen, pla-
centaproblematiek, prematuriteit en dysmaturiteit.
• De perinatale sterfte is laag (maar in andere Europese
landen nog lager) en is dalende
• Gerekend per 1.000 levendgeborenen ging het in
2004 om 9,9 baby’s.
• Dit zijn jaarlijks in Nederland ongeveer 1700 baby’s.
• Eerdere grote onderzoeken over perinatale sterfte
laten totaal andere cijfers zien dan het onderzoek van
het UMCU, waarbij bij verloskundigen in de aterme
periode juist een lagere kans op sterfte was dan in de
tweedelijn (bijv. Ravelli e.a., 2008: 1e lijn 1,3 ‰ t.o.v.
2e lijn 4,5 ‰).
• Ongeveer 50 baby’s die overleden bij een bevalling
vanaf 37 weken, waren bij aanvang van de bevalling
nog onder de zorg van de eerstelijn, dat is 3% van het
totale aantal perinatale sterftes.
• Er wordt soms geschreven dat thuisbevallingen bij -
dragen aan de relatief hoge babysterfte in Nederland.
Als de perinatale sterfte bij thuisbevallingen echter zou
worden teruggebracht tot een (onmogelijke!) 0, dan
zou de babysterfte met slechts 0,2 per 1000 dalen.
• Er is in 2009 een rapport verschenen van de Stuurgroep
Zwangerschap en Geboorte met daarin aanbevelingen
voor het verbeteren van verloskundige zorg.
• Vanaf 2009 zijn verloskundigen, gynaecologen en
andere zorgpartners daarom al extra alert en actief om
de verloskundige zorg te verbeteren.
• De cijfers van deze studie zijn van daarvóór.
• De perinatale sterfte is al aan het dalen (PRN):
- 2004 – 9,9 ‰
- 2007 – 9,7 ‰
- 2008 – 9,5 ‰
Tot slot:• Vertel of breng anderszins onder de aandacht wat u
in de praktijk de laatste jaren al heeft aangepast of
veranderd. Zoals bijvoorbeeld continue baringsonder-
steuning, een huisbezoek tijdens de zwangerschap,
afspraken met gynaecologen over pijnbehandeling in
het ziekenhuis, een casemanager voor iedere cliënt,
regelmatig overleg met gynaecologen en kinderartsen,
gezamenlijke protocollen, tevredenheidsonderzoek
onder vrouwen over de door u geleverde zorg, deel -
name aan studies, prenatale screening, deelname aan
perinatale audit, preconceptiezorg, etc.
• Benadruk dat u (waar mogelijk) bij een overdracht mee-
gaat naar het ziekenhuis en zo nodig bij de barende
blijft om haar vragen en die van de gynaecoloog te
beantwoorden.
• U kunt de gynaecologen en kinderartsen in uw regio
benaderen of ze samen met u naar buiten willen treden
in de media of anderszins. Dit om de samenwerking
tussen de verschillende disciplines te benadrukken.
• U kunt artikelen in uw wachtkamer leggen, een over-
zicht is te vinden op de website van de KNOV.
• Zwangeren die met vragen komen, worden waar-
schijnlijk meer gerustgesteld wanneer u goed luistert
naar hun verhaal en bespreekt wat hun wensen en
verwachtingen zijn, dan dat u hen overspoelt met
allerlei statistieken. ■
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:04 Pagina 53
PRAKTIJK
Tuberculose (tbc) komt nog steeds voor inNederland. De laatste vijf jaar schommelt hetaantal mensen met tbc rond de 1000 per jaar.Iedereen kan een tbc-infectie oplopen of tuber-culose ontwikkelen, dus ook zwangere vrouwen.In Amsterdam zagen we in de afgelopen jareneen handvol zwangeren met een tbc-infectie.De meeste van deze vrouwen waren immi-granten afkomstig uit gebieden met een hogetuberculoseprevalentie. Allen waren ‘gezonde’zwangeren. Behandeling van tuberculose bij zwangeren enjonge moeders is noodzakelijk. Bij een actieftuberculeus proces en bijbehorende behande-ling moet volgens de Verloskundige IndicatieLijst (VIL) overleg plaatsvinden met de behan-delende arts en gynaecoloog over het klinischebeeld en de begeleiding van zwangerschap enbaring. Dit betekent niet automatisch dat dezwangerschapsbegeleiding in de tweedelijnplaats moet vinden.In dit artikel wordt ingegaan op de begeleidingen behandeling van vrouwen met actievetuberculose en van vrouwen met een latentetuberculose-infectie.
TuberculoseTuberculose is een infectieziekte, die veroorzaakt wordt
door de tuberkelbacterie. Longtuberculose is de vorm die
het meest voorkomt. De ziekte kan ook in andere
organen voorkomen zoals lymfeklieren, wervels en
nieren. Evenals in de longen veroorzaakt de bacterie daar
ontstekingshaarden en weefselschade, met uiteindelijk
functieverlies.
Voor de Tweede Wereldoorlog was tuberculose een vaak
fataal aflopende ziekte. De behandeling bestond uit
rust en kuren in sanatoria. Door de ontwikkeling van
antimicrobiële middelen is de ziekte nu goed te
behandelen. Niettemin sterven ook in Nederland nog
steeds mensen aan de ziekte: gemiddeld 1 op de 50 tbc-
patienten.(“Tuberculose in Nederland”, 2010)
Tbc kan open (besmettelijk) zijn of gesloten. Ingeval van
open tbc kunnen er bij hoesten druppeltjes met bacteriën
in de lucht komen. Wie deze lucht inademt, kan besmet
raken. Ongeveer 10% van de besmette mensen zal
tuberculose ontwikkelen. De verschijnselen die optreden
bij tuberculose zijn meestal weinig typisch. Vaak bestaat
er algehele malaise, vermagering, subfebriele temperatuur
en nachtzweten. Longtuberculose gaat vaak gepaard met
hoesten.
S.T. Keizer & G.M.A. Verhoek
De heer S Keizer is arts TBC-bestrijding GGD Amsterdam en regio
Noord-Holland, en mevrouw G Verhoek is sociaal verpleegkundige
TBC-bestrijding, GGD Amsterdam
De standaardbehandeling van goed gevoelige
tuberculose bestaat uit een initiële fase van
(minimaal) twee maanden waarin drie tot vier
antimicrobiële middelen worden gegeven.
Doel van deze initiële fase is snel een sterke
reductie van de bacterie-load te bewerk -
stelligen en de transmissiemogelijkheden
zoveel mogelijk te beperken.
Het tweede deel van de behandeling wordt
de continuatiefase genoemd. Deze bestaat
uit een periode van (minimaal) vier maanden
waarin twee tot drie middelen worden
gegeven. Doel van deze continuatiefase is
het doden van alle tuberkelbacillen en daar-
mee het bereiken van sterilisatie van het
ziekteproces. De antimicrobiële middelen
die in deze twee fasen worden ingezet zijn
isoniazide, rifampicine, ethambutol en
pyrazinamide. Dit zijn zogenaamde eerste-
lijnsmiddelen. Tweedelijnsmiddelen zijn
minder effectief en hebben een ongunstiger
bijwerkingenprofiel. Ze worden daarom niet
standaard ingezet bij de behandeling van
een goed gevoelige tuberculose.
Eerste- en tweedelijns middelen
Behandeling van actieve tuberculoseen latente infectie bij zwangerschap en borstvoeding
TvV december 2010 • KNOV54
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:04 Pagina 54
PRAKTIJK
Ook kan er sprake zijn van een zogenaamde latente
infectie (LTBI). Er zijn dan geen ziekteverschijnselen. De
infectie wordt dan veelal vastgesteld bij onderzoek rond-
om een patiënt met open tbc, of bij screening na een
reis of bij hen die beroepsmatig risico lopen.
Onder bepaalde omstandigheden kunnen latent aanwe-
zige tuberkelbacteriën opnieuw gaan delen en klinische
ziekte veroorzaken. Tuberkelbacterien kunnen na een
infectie lang, soms levenslang, in het lichaam latent
aanwezig blijven.
Wanneer behandelen?Als tuberculose tijdens de zwangerschap wordt vast -
gesteld of sterk wordt vermoed, is onmiddellijke behan-
deling geen keus maar noodzaak. Onbehandelde tuber-
culose betekent een groter gevaar voor de zwangere en
ongeborene dan de mogelijke toxiciteit van de anti -
tuberculeuze middelen (KNCV 2008; NVALT 2005).
Die noodzaak is minder evident in het geval van latente
tbc-infectie (LTBI). Hier bepaalt de geschatte kans om
binnen afzienbare termijn de ziekte te ontwikkelen het
advies om preventief te behandelen.
Recente blootstelling aan een infectieuze patiënt, kort
voor of tijdens de zwangerschap en/of bij gestoorde
immuniteit, zoals Hiv-infectie, is een argument om
preventieve behandeling met Isoniazide (INH) gedurende
zes maanden niet uit te stellen tot na de bevalling. De
kans op actieve ziekte is dan onevenredig groot. Infectie
van de zwangere kan worden gevolgd door hematogene
versleping van de Mycobacterium tuberculosis naar het
goed doorbloede en zuurstofrijke maternale deel van de
placenta. Dat de foetus slechts een uitermate kleine kans
op congenitale infectie heeft, is te danken aan de placen-
taire barrière. Tijdens de partus wordt die barrière door-
broken en bestaat er enige kans op perinatale transmissie
(Haumann et al, 1988). Indien van behandeling van LTBI
is afgezien, is het raadzaam de pasgeborene op mogelijke
infectie te onderzoeken.
De diagnose LTBI wordt in de zwangerschap met een
Tuberculine Huid Test (THT) ofwel een mantoux gesteld.
Bij twijfel wordt ook een IGRA (Interferon Gamma Release
Assay) verricht. Deze testen zijn veilig en betrouwbaar in
de zwangerschap.
Risico’s behandelingNet als buiten de zwangerschap kent de behandeling
ook tijdens de zwangerschap risico‘s. Isoniazide (INH),
rifampicine en pyrazinamide kunnen leverfunctie -
stoornissen veroorzaken en klinische verschijnselen van
hepatitis zoals misselijkheid en icterus teweegbrengen:
een zogenaamde INH-geassocieerde hepatitis. Omdat
zwangeren ook vaker misselijk zijn, is nauwgezette
controle van de leverfuncties gewenst.
Voor de behandeling van actieve tuberculose wordt aldus
gedurende de eerste acht weken van de behandeling,
tweewekelijkse controle van de leverfuncties (ASAT en
ALAT) geadviseerd. Na twee maanden volstaat een
maandelijkse controle.
Van de eerstelijns tuberculostatica rifampicine, pyrazina-
mide, myambutol, zijn geen teratogene effecten aange-
toond. Behandeling van tuberculose is geen reden de
zwangerschap af te breken (NVALT 2005, KNCV 2007).
Bij gebruik van INH-medicatie wordt geadviseerd om
20 mg vitamine B6 toe te voegen ter voorkoming van
aan INH gerelateerde neuropathie en/of ontwikkelings-
stoornissen van het centraal zenuwstelsel van de foetus
(NVALT 2005, KNCV 2007)
Rifampicine tijdens de zwangerschap kan de bloed -
stolling beïnvloeden; er kan een vitamine K tekort of een
trombocytopenie optreden. Extra aandacht voor een ver-
hoogde bloedingneiging bij een zwangere die rifampicine
gebruikt is gewenst. Een verhoogde bloedingneiging kan
bijvoorbeeld tot uiting komen bij een venapunctie, een
vingerprik maar ook bij een bloedneus of bloedend tand-
vlees. Een volwaardig dieet is belangrijk voor voldoende
vitamine K-opname; eventueel wordt orale vitamine K
suppletie verstrekt. In zeldzame gevallen is intraveneuze
toediening van vitamine K voor de bevalling aan de
aanstaande moeder nodig. Na de bevalling wordt bij
55TvV december 2010 • KNOV
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:04 Pagina 55
PRAKTIJK
pasgeborenen van moeders die INH en/of rifampicine
gebruiken, eenmalig 1 mg vitamine K intramusculair toe-
gediend in plaats van de gebruikelijke orale toediening.
Niet schadelijkBij een goede medische begeleiding van zwangeren,
met speciale aandacht voor mogelijke leverfunctie -
stoornissen is het behandelresultaat even goed als dat bij
niet-zwangeren (NVALT 2005). Met de eerstelijns tuber-
culostatica (zie kader) is inmiddels zoveel ervaring dat
gesteld kan worden dat deze medicijnen niet schadelijk
zijn voor het ongeboren kind. Onze ervaring is dat zorg-
verleners hier niet altijd voldoende van op de hoogte zijn.
Zo kreeg een patiënte met tuberculose die na een korte
zwangerschap van vier weken een miskraam had, van haar
specialist te horen dat het zo misschien maar beter was.
Hij vertelde haar dat ze anders een abortus had moeten
ondergaan, vanwege ‘het gevaar van de medicijnen’.
Ook borstvoeding is volgens de richtlijn
‘Medicamenteuze behandeling van tuberculose 2005’
van de Nederlandse Vereniging van Artsen voor
Longziekten en Tuberculose, niet gecontra-indiceerd bij
gebruik van de eerstelijns tuberculostatica (NVALT, 2005).
Ook al komen er sporen van de medicamenten via de
moedermelk in de zuigeling terecht, toch dient borst -
voeding vanwege de vele voordelen niet te worden
ontmoedigd. Het is dan ook onjuist dat het Farmaco -
therapeutisch Kompas (2010) borstvoeding afraadt bij
gebruik van pyrazinamide.
We hebben enkele patiënten begeleid die hun tbc-
behandeling nog niet hadden afgerond op het moment
dat de baby werd geboren. Bijna zonder uitzondering
was hun door de specialist of verloskundige verteld dat
ze geen borstvoeding mochten geven: de medicijnen
zouden in te hoge doses in de borstvoeding komen en
schadelijk zijn voor de zuigeling. Het blijkt moeite te
kosten om behandelaar, verloskundige en patiënte ervan te
overtuigen dat borstvoeding, gegeven door een moeder
die tuberculostatica slikt, géén risico vormt voor de baby.
Contact met de GGDVoor tuberculose geldt een wettelijke meldingsplicht
volgens de Wet Publieke Gezondheid. Een arts die tuber-
culose vaststelt, moet dat melden bij de GGD. Een
sociaal verpleegkundige tbc-bestrijding (SV-TBC) heeft
vervolgens contact met de patiënt, inventariseert alle
contacten van de patiënt en spoort deze op. De verpleeg-
kundige begeleidt en volgt de patiënt tijdens de lang -
durige medicijnkuur en beantwoord al haar vragen.
Waar nodig overlegt de SV-TBC met medebehandelaars.
Wij pleiten voor meer en betere samenwerking tussen
de behandelaars van zwangere tbc-patienten dan nu
gebeurt. De afdeling TBC-bestrijding van de GGD waar
alle kennis over tuberculose is gebundeld, is het juiste
aanspreekpunt voor overleg. Tijdig overleg en goede
afspraken dragen bij aan adequate zorg voor de zwangere
met tuberculose (en haar kind), volgens de laatste
inzichten. ■
ReferentiesFarmacotherapeutisch Kompas (2010). http://www.fk.cvz.nl/ geraad-
pleegd op 16 augustus 2010
Haumann Th.J, Huisjes AJM, Keizer ST, De Waal, FL. (1988). Casuïstiek
Congenitale tuberculose. NTvG 11 juni, 132(24):1116-9
KNCV Tuberculosefonds. Commissie voor Praktische Tuberculosebestrijding.
(2007) Richtlijn Behandeling Latente Tuberculose Infectie (LTBI). Den
Haag: KNCV Tuberculosefonds.
KNCV Tuberculosefonds. Commissie voor Praktische Tuberculosebestrijding.
(2008). Handboek tbc-bestrijding Nederland. Den Haag: KNCV Tuberculose-
fonds. Commissie voor Praktische Tuberculosebestrijding NVALT
Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose.
(2005) Richtlijn Medicamenteuze behandeling van tuberculose 2005.
http://www.nvalt.nl/
Tuberculose in Nederland. Bekeken op 10-11-2010:
http://www.tuberculose.nl/site/Modules/NewsMD/NewsDetail.aspx?
ItemGuid=b9651ff7-a89b-467c-a103-364026412381&ReturnUrl=
NewsOverview.aspx
TvV december 2010 • KNOV56
Nieuwe columnist gezochtNa vele jaren heeft Nyx aangegeven te willen stop-
pen. Met pijn in haar hart.
In de uitgave van januari zal een vraag gesprek met
haar worden gepubliceerd, zodat u weet wie er al
die jaren schuil ging achter Nyx.
De redactie van Tijdschrift voor Verloskundigen is Nyx
heel veel dank verschuldigd voor haar maandelijkse
bijdrage. Het is niet nyx, iedere maand weer.
Dit gezegd hebbende, is de redactie op zoek naar
een nieuwe columnist. Degene die denken dat zij
voor deze functie in aanmerking komen kunnen
een proeve van bekwaamheid, voorzien van
persoonlijke gegevens in de vorm van een CV
inzenden naar [email protected]
De redactie zal met kandidaten in gesprek gaan.
Als het gaat om het profiel van de nieuwe
columnist dan zoeken we iemand met een ruime
kennis en ervaring op het gebied van de verlos -
kunde, een beetje filosofisch ingesteld, met een
leuke, en soms wat scherpe pen die onze lezers
maandelijks direct doet zoeken naar de nieuwe
column.
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:04 Pagina 56
INTERNATIONAAL
Al een aantal jaren gaat er veel aandacht vande KNOV en de Verloskunde AcademieRotterdam (VAR) naar Sierra Leone. Aanleidingwaren de meest treurige cijfers wat betreftmoeder- en kindsterfte op de wereldranglijstvan de WHO/Unicef (2007). Duidelijk is dat de Millenniumdoelen 4 en 5 in Sierra Leoneabsolute prioriteit hebben. In februari en maart 2010 verzorgden wij, eerstelijns verloskundigen, samen met Adrie Voorhoeve, een in de tropen zeer erva-ren kinderarts, trainingen voor TraditionalBirth Attendants (TBA’s). Onze reis was geor-ganiseerd door een Nederlandse stichting dieactief is in het gebied, zie www.dibiyya.nl.
We verbleven gedurende een maand in het Kambia
district, één van de streken die tijdens de oorlog (1991-
2002) door rebellen ernstig verwoest en geterroriseerd
werd. We werden uitgezonden door de Stichting Dibiyya
Development Project, ontstaan in 2004 op initiatief van
een gevluchte Sierra Leonees, Suffian Alieu Badara. Hij
wil hulp bieden aan de bewoners van zijn geboortedorp
Dibiyya en omgeving, en vóór alles samen met hen aan
de slag. Het verzoek om de TBA training kwam van een
groep vrouwen en van de TBA’s zelf.
Middels de Tropencursus van het Havenziekenhuis in
Rotterdam bereidden we ons op onze missie voor.
Voor vertrek hoorden we van het streven van de Sierra
Leonese overheid naar ‘Institutional Delivery’. “Hoezo
zou je niet thuis kunnen of mogen bevallen?” dachten
deze hartstochtelijke eerstelijners.
Veilige bevallingDát hebben we met eigen ogen kunnen zien: waarom
thuis bevallen in dit land leidt tot het getal van 1:8 life
time moedersterfte. Dat is de kans dat een vrouw –veelal
op jonge leeftijd- sterft aan een aan de voortplanting
gerelateerde aandoening. Zoals: besnijdenis, illegale
abortus, bloedverlies, eclampsie, stagnerende partus,
uterusruptuur, infecties, etc. Waarbij overigens moet
worden opgemerkt dat het getal van 1:8 op basis van
grove schattingen wordt vastgesteld; pas recent heeft
men een begin gemaakt met het opzetten van een
registratiesysteem.
VoorzieningenKambia heeft ongeveer 10.000 inwoners en ligt op vijf
uur afstand -180 km - van de hoofdstad Freetown. Veel
onverharde wegen, geen waterleiding of elektriciteit,
sporadisch TV, internet is praktisch onbruikbaar. Er
bestaat hier en daar wel de mogelijkheid om mobiel te
bellen. Er zijn een paar winkeltjes voor eerste levens -
behoeften en een grote weekendmarkt met heel veel van
hetzelfde. De sporen van de rebellenoorlog zijn overal
nog zichtbaar.
De twee artsen van het Kambia ziekenhuis voorzien met
hun staf in de gezondheidszorg van de naar schatting
50.000 inwoners van dit district. Voor de zorg moet
betaald worden; de hechtingen van een sectio worden
er pas uitgehaald als er betaald is, hetgeen soms een
levensgroot probleem is.
In het ziekenhuis bevielen in 2009 216 vrouwen waarvan
58 per sectio. Er stierven pre- en postnataal dertig baby’s
Gerry Konings en Petry Verhees
Gerry Konings en Petry Verhees zijn eerstelijns verloskundigen
Sierra Leone (West-Afrika);
Zelfstandig sinds 1963 (eerder Britse kolonie);
Rebellenoorlog 1991-2002
Oppervlakte gelijk aan Nederland;
5,5 miljoen inwoners;
53% leeft onder de VN armoedegrens
Totaal vruchtbaarheids cijfer 6,1;
Moedersterfte 8-9/1000;
Zuigelingensterfte 158/1000
Sierra Leone
Water op de buik? Gemelli!Training van TBA’s in Sierra Leone
TvV december 2010 • KNOV 57
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:04 Pagina 57
INTERNATIONAAL
en tien moeders. Voor ons natuurlijk verbijsterende
cijfers. Daarnaast een verbazend klein aantal klinische
bevallingen voor dit enorme gebied waar een vrouw
gemiddeld zes levende kinderen heeft. De ziekenhuizen
hebben in het algemeen geen grote aantrekkingskracht:
de macht van traditionele genezers en kruidendokters, bij-
geloof en taboes maken dat mensen erg laat bij reguliere
zorg aankloppen, veelal té laat. En dat bevestigt dan
weer het bijgeloof: ‘ga maar niet naar het ziekenhuis,
want daar ga je dood’.
Zo zagen we een prachtig elf maanden oud jongetje,
kind van een van onze tolken, die – uitzonderlijk – de
secondairy school had afgerond. Zij had haar kind na een
malariaaanval regulier laten behandelen. Toen hij vervol-
gens een pneumonie ontwikkelde, koos ze toch voor de
behandeling van een lokale genezer. Na drie dagen werd
het jongetje alsnog doodziek naar het ziekenhuis gebracht,
waar hij diezelfde nacht stierf. “Het was Gods wil”, zei
zijn moeder berustend.
GezondheidspostOm Kambia heen ligt een aantal dorpen, waaronder
Dibiyya, met 3.000 inwoners. Rond dit dorp liggen
negentien gehuchten die te bereiken zijn via smalle
rotsige zandweggetjes. In het natte seizoen is hier waar-
schijnlijk niet door te komen. Er zijn geen auto’s, wel is er
hier en daar een (motor)fiets. De meeste mensen wonen
in een lemen hut met een bladerdak en een aange-
stampte vloer. Buiten is een kookvuurtje, het bos is het
toilet. Een Nederlandse stichting, actief in het gebied,
heeft 25 waterputten in de regio helpen aanleggen.
In het dorp staat een gezondheidspost, waar een ‘nurse’
gestationeerd is. Ze zit qua niveau tussen Nederlandse
verpleegkundigen en kraamverzorgenden in en in onze
ogen waren het kordate, veelzijdig getrainde dames, ook
op verloskundig gebied. Op de post verleent ze alle
mogelijke eerste en veelal enige hulp. Ze heeft een
bloeddrukmeter, stethoscoop, toeter, verdovings- en
hechtmateriaal. Er is infuusmateriaal aanwezig en ze
beschikt over enkele antibiotica, pijnstillers, vaccinaties,
oxytocine en anticonceptie. De pil, prikpil en condooms
zouden gratis moeten zijn, maar als aanvulling op hun
karig inkomen vragen de nurses er toch een vergoeding
voor. Het is moeilijk in te schatten hoe beperkend die
kosten voor haar hele arme cliënten zijn. Spatiëring van
zwangerschappen zou veel kindersterfte kunnen voor -
komen. Als zij langer aanvullend borstvoeding krijgen
hebben ze minder kans op ernstig verzwakkende diarree.
In Dibiyya is de gezondheidspost gevestigd in een schuur:
donker, stoffig en vuil met een lekkend bladerdak. In
Kaamba, het andere dorp waar we onze training gaven,
was de post een keurig stenen gebouwtje. Een post met
enige uitstraling kan de gang naar reguliere zorg laag-
drempeliger maken.
TBA’sDe TBA’s, die in de gehuchten werken, zijn ervarings -
deskundigen en zijn vaak via moeders of tantes het vak
‘ingerold’. Vrouwen bevallen in hun eigen hut of bij de
TBA bij het licht van een olielampje. TBA’s helpen elkaar
vaak bij bevallingen: twee weten tenslotte meer dan een
en er kan hulp gehaald worden. Ze masseert, gebruikt
kruiden en olie en doet waarschijnlijk geen inwendig
onderzoek. Ons zijn geen obsolete gewoonten ter ore
“Niemand vraagt zich hier ooit af waaraan een vrouw is overleden, hethoort gewoon bij het leven (…) Vrouwen hier zijn niet bang voor pijn,
ze zijn bang om te sterven” – een gynaecoloog
TvV december 2010 • KNOV58
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:04 Pagina 58
INTERNATIONAAL
gekomen. De dag na de bevalling loopt ze met de
kraamvrouw naar de gezondheidspost voor controle en
vaccinatie van de baby. De TBA’s zijn, zoals bijna alle
mensen, ongeletterd doch hebben autoriteit in hun
gemeenschappen: ware vroede vrouwen.
Wij denken dat zij veranderingen in attitude kunnen
realiseren door haar verworven kennis over zaken als
anticonceptie, hygiëne, voeding, vaccineren en misschien
zelfs besnijdenis te delen. Zij kunnen vrouwen tijdig ver-
wijzen naar de reguliere zorg van de nurse en de artsen
van het ziekenhuis en zo een positieve invloed hebben
op de verbetering van de gezondheidszorg in het
algemeen en het dalen van de moeder- en kindsterfte.
TrainingWij gaven onze trainingen aan twee groepen van ruim
twintig TBA’s, uit de twee dorpen en de gehuchten
eromheen. Er waren tolken om van Engels naar Temene,
de stamtaal, te vertalen. Een zeer intensief proces.
De TBA’s waren zeer leergierig en steeds op tijd aan -
wezig. En dat op een continent waar men zegt: “Jullie
hebben de klok, wij hebben de tijd!”. Bij aankomst stond
de groep ons al zingend en swingend op te wachten.
Van dingen die niet vergeten mochten worden, werd ook
direct een liedje gemaakt. De nurse was zeer aandachtig
en gemotiveerd aanwezig en voegde toe, nam soms over
of stelde vragen over zaken die ook voor haar nieuw
waren. En wij waren natuurlijk zeer geïnteresseerd in hun
ervaringen en kennis. We probeerden door het stellen
van open vragen erachter te komen wat de TBA’s in de
praktijk als probleem ervoeren en of zij de stof begrepen
hadden. Door onder meer hun vragen in een schriftje te
noteren, werd voor hen duidelijk dat wij hun inbreng
serieus namen en het was zeer motiverend om daarop
aan te sluiten met de training. Op onze vraag hoe je een
tweeling zou kunnen vermoeden hadden de TBA’s een
helder antwoord: als je water op de buik sprenkelt en
het blijft er midden op staan!
We gebruikten een zelfgemaakte pop met navelstreng,
placenta en doos als fantoom, een kleed dat aan het
bladerendak werd gehangen als ‘schoolbord’ en infor -
matie uit de fantastische boeken ‘where women have no
doctor’ en ‘where there is no doctor’. Een klein bekken
met een popje en anatomische platen hielpen om het
een en ander inzichtelijk te maken. Tijdens de les deden
we veelvuldig toneelstukjes en rollenspelen om de infor-
matie over te brengen. Veel nadruk legden we – elke les
weer - op het belang van tenminste drie prenatale
controles door de nurse, op het herkennen van alarm -
signalen, waarna verwijzing naar de nurse moest volgen.
En verder op het handelen in noodsituaties, zoals reani-
matie of nabloeding. Onder grote hilariteit bevielen we
zelf van een stuit of bleven de schouders zitten.
RealiteitWat ons tijdens ons bezoek aan Sierra Leone duidelijk is
geworden, is dat het ministeriële streven naar
‘Institutional Delivery’ nog heel lang een ongetwijfeld
loffelijk, doch illusoir streven zal blijven. Naast het ont-
breken van deskundig personeel en (schoon) materiaal
is het ontbreken van infrastructuur op dit uitgestrekte
platteland dé beperkende factor. Verhalen van de nurses
en TBA’s over mobieltjes zonder bereik, ambulances zon-
der benzine of chauffeur en de onbereikbaarheid van de
gehuchten waar de TBA’s hun diensten verlenen zijn de
harde realiteit. In noodgevallen worden vrouwen soms
op een brancard naar de gezondheidspost gedragen, tot
wel twee uur gaans! Duidelijk is dat dit voor veel grande
multipare vrouwen met complicaties een risicovolle tocht
is. Wel zagen we een enorme toewijding van de nurse
naar ‘haar’ dorp en van de TBA naar ‘haar’ zwangeren.
Ze geven continue begeleiding en doen enorm hun best
in de gegeven omstandigheden moeder en kind gezond
uit het geboorteproces te laten komen.
Wij hebben het als een voorrecht ervaren onze ervaring
met deze prachtige, krachtige vrouwen te delen en
hopen dat Sierra Leone met alle aandacht die het nu
krijgt en zeker verdient, snel een daling laat zien in
moeder- en kindsterfte.
Een tweede training (én evaluatie van de eerste) is
gepland voor januari 2011. Zie www.dibiyya.nl, bankre-
kening nummer: 420233385, DDP, Roosendaal. Info:
[email protected], [email protected]. ■
TvV december 2010 • KNOV 59
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:04 Pagina 59
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:04 Pagina 60
BERICHTEN
61TvV december 2010 • KNOV
Beslissing in de zaak onder nummer 2009/126 van:
A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,
tegen
C., verloskundige, werkzaam te B., verweerster in hoger
beroep en in eerste aanleg, met rechtskundige bijstand
van mr J.S.M. Brouwer, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand
te Amsterdam.
1. Verloop van de procedureA. - hierna klaagster - heeft op 15 mei 2008 bij het
Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. - hierna
de verloskundige - een klacht ingediend. Bij beslissing
van 10 maart 2009, onder nummer 08/110V, heeft dat
College de klacht deels ongegrond en deels gegrond
verklaard en aan de verloskundige de maatregel van
waarschuwing opgelegd. Klaagster is van die beslissing
tijdig in hoger beroep gekomen. De verloskundige heeft
een verweerschrift in hoger beroep ingediend.
De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare
terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 1 april
2010, waar zijn verschenen klaagster, alsmede de verlos-
kundige, bijgestaan door mr. Brouwer.
2. Beslissing in eerste aanlegHet Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het
volgende ten grondslag gelegd.
2. De feiten
Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting is
besproken kan van het volgende worden uitgegaan:
2.1 Verweerster is sinds juli 1999 werkzaam voor de
Verloskundigenpraktijk B. te B.
2.2 Op zaterdag 10 november 2007 is klaagster voor
controle bij verweerster geweest. Klaagster was toen
41 weken zwanger.
2.3 Op zondag 11 november 2007 heeft klaagster om
8.15 uur gebeld met de doktersdienst. Verweerster
heeft vervolgens om ongeveer 8.30 uur telefonisch
contact met klaagster opgenomen. Klaagster heeft
toen aan verweerster verteld dat haar vliezen waren
gebroken en dat zij bruin vocht verloor. Klaagster
heeft verder des gevraagd meegedeeld dat zij de baby
voelde bewegen en dat zij nog geen weeën had.
Verweerster heeft daarop meegedeeld dat zij klaag-
ster om 10.00 uur thuis zou bezoeken.
Om 10.00 uur heeft verweerster klaagster bezocht.
Verweerster heeft uitwendig onderzoek bij klaagster
verricht en geconstateerd dat waarschijnlijk sprake
was van meconium houdend vruchtwater.
Verweerster heeft toen contact opgenomen met het
D.-ziekenhuis in B.
2.4 Klaagster is om 11.00 uur in dit ziekenhuis gearri-
veerd. Aldaar heeft klaagster tweemaal een klysma
toe gediend gekregen en is een infuus met weeën -
opwekkers aangebracht. Klaagster heeft vervolgens
anderhalf uur aan het infuus gelegen. Toen de hart-
slag van de baby daalde is klaagster naar de operatie-
kamer gebracht en is de baby (E.) met een spoed -
keizersnede om 14.06 uur geboren. Omdat geen
hartslag en ademhaling werden waargenomen,
moest E. onmiddellijk worden gereanimeerd. E. heeft
daarna vijf dagen in de couveuse gelegen.
2.5 Op dinsdag 13 november 2007 heeft verweerster
klaagster in het ziekenhuis bezocht.
2.6 Op 1 april 2008 heeft een evaluatiegesprek plaats -
gevonden tussen klaagster en verweerster.
2.7 Op 31 juli 2008 heeft verweerster in de status van
klaagster toegevoegd de aantekening dat klaagster
op 10 november 2007 is gestript.
3. Het standpunt van klager en de klacht
De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster:
1. niet alles in het werk heeft gesteld om het risico te
vermijden dat E. meconium zou inslikken, niet het risico
heeft uitgesloten dat E. het benauwd had en niet het
risico heeft uitgesloten dat E. zou kunnen stikken;
2. na het telefoongesprek op 11 november 2007 pas
bijna twee uur later (om 10.00) bij klaagster thuis
kwam en klaagster daarna pas om 11.00 uur naar het
ziekenhuis heeft gestuurd.
Uit de repliek leidt het College af dat de klacht voorts
nog inhoudt dat verweerster:
3. in juli 2008, nadat de onderhavige klacht door klaag-
ster was ingediend, in de status van klaagster de
aantekening heeft toegevoegd dat klaagster op
10 november 2007 was gestript, hetgeen ook nog
onjuist was, want klaagster is niet gestript;
4. na de geboorte van E. niet met klaagster in gesprek is
gegaan.
4. Het standpunt van verweerster
Verweerster heeft de klachten bestreden. Voor zover
nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
Beslissing Centraal Tuchtcollegevoor de GezondheidszorgBeslissing in de zaak onder nummer 2009/126
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:04 Pagina 61
BERICHTEN
62 TvV december 2010 • KNOV
5. De overwegingen van het College.
Ten aanzien van het eerste en het tweede klachtonderdeel.
Uit hetgeen klaagster en verweerster hebben aangevoerd
over het telefoongesprek dat zij hebben gevoerd op
11 november 2007, nadat klaagster had meegedeeld dat
de vliezen waren gebroken en sprake was van bruin
vocht, leidt het College af dat verweerster, gegeven die
mededelingen, voldoende heeft doorgevraagd om te
beoordelen op welke termijn zij klaagster diende te zien.
Weliswaar gaf de mededeling van klaagster dat er bruin
vocht was, aanleiding klaagster spoedig te zien, maar een
tijdspanne van anderhalf uur kan, gezien de mededeling
van klaagster dat de baby bewoog en zij nog geen
weeën had, niet als onzorgvuldig worden aangemerkt.
Hierbij weegt het college mee dat meconiumhoudend
vruchtwater een relatief veelvoorkomende complicatie is
tijdens de baring waarbij een ernstig verloop, zoals bij E.,
niet vaak voorkomt.
Bij haar bezoek aan klaagster om 10.00 uur heeft ver-
weerster geconstateerd dat sprake was van meconium.
Nu de baby echter ook op dat moment goed bewoog en
er geen weeën waren, was het evenmin onzorgvuldig
klaagster op zodanige wijze naar het ziekenhuis te ver-
wijzen, dat klaagster daar om 11.00 uur arriveerde.
In de gegeven omstandigheden kan niet worden gezegd
dat verweerster op de door klaagster gestelde onder -
delen tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
Het eerste en het tweede klachtonderdeel zijn onge-
grond.
Ten aanzien van het derde klachtonderdeel.
In het midden moet worden gelaten of klaagster op
10 november 2007 wel of niet is gestript. Klaagster
ontkent dit en verweerster stelt dat dit volgens haar
herinnering wel is gebeurd. De juiste lezing kan door
het College niet worden vastgesteld.
Verweerster had evenwel niet later, in juli 2008, de aan-
tekening in de status mogen toevoegen dat klaagster op
10 november 2007 was gestript, temeer niet nu bij die
aantekening niet is vermeld dat deze later is toegevoegd,
waardoor ten onrechte de indruk werd gewekt dat de
aantekening op of kort na 10 november 2007 was
gemaakt. Verweerster had tenminste duidelijk moeten
maken dat zij de aantekening ruim een half jaar later,
puttend uit haar herinnering, had toegevoegd. Door de
aantekening bovendien te maken nadat duidelijk was dat
klaagster een klacht jegens verweerster had ingediend,
heeft verweerster gehandeld in strijd met hetgeen van
haar als verloskundige mocht worden verlangd.
Het derde klachtonderdeel is gegrond.
Ten aanzien van het vierde klachtonderdeel.
Klaagster heeft ter toelichting op dit klachtonderdeel het
volgende gesteld. Enkele enkele dagen na de geboorte
van E., toen E. nog in het ziekenhuis lag en klaagster zelf
weer thuis was, is zij door een collega van verweerster
(F.) thuis bezocht. Klaagster heeft toen aan F. te kennen
gegeven met vragen te zitten omtrent de snelheid van
handelen van verweerster op 11 november 2007, en met
name met de vraag waarom verweerster pas om 10.00 uur
bij haar was en haar pas om 11.00 uur naar het zieken-
huis heeft gestuurd. Klaagster heeft toen aan F. gezegd
dat zij het op prijs stelde door verweerster hierover te
worden gebeld. Een week later is klaagster door een
andere collega van verweerster (G.) thuis bezocht.
Klaagster heeft G. gevraagd waarom verweerster nog
niet had gebeld. G. antwoordde daarop dat verweerster
had gezegd dat zij klaagster op 13 november 2007 in
het ziekenhuis had bezocht. Klaagster heeft toen aan G.
gezegd dat verweerster niet meer hoefde te bellen.
Vervolgens heeft op 1 april 2008 op verzoek van klaagster
een evaluatiegesprek tussen klaagster en verweerster
plaatsgevonden.
Verweerster heeft ter terechtzitting meegedeeld dat zij
inderdaad van F. had gehoord dat klaagster haar wilde
spreken. Naar verweerster heeft verklaard, is het er ver-
volgens niet van gekomen klaagster te bellen.
Desgevraagd heeft verweerster tijdens de zitting gezegd
dat het er niet van gekomen is en zij ook geen aanleiding
zag om contact op te nemen met klaagster. Toen zij van
G. hoorde dat het niet meer nodig was contact met
klaagster op te nemen, heeft zij dat niet meer gedaan,
aldus verweerster.
Het College is van oordeel dat verweerster te nonchalant
is omgesprongen met de wens van klaagster om haar te
spreken, mede in aanmerking genomen dat de geboorte
van E. gepaard was gegaan met complicaties en het
verweerster bekend kon zijn dat E. zich na haar geboorte
in een levensbedreigende situatie heeft bevonden.
Verweerster had, toen zij van haar collega hoorde dat
klaagster haar wilde spreken, zo spoedig mogelijk contact
met klaagster moeten opnemen. Ook na de mededeling
van G., dat het niet meer nodig was klaagster te bellen,
had verweerster desalniettemin het contact met klaagster
moeten zoeken, om zelf na te gaan of de vragen van
klaagster waren beantwoord, en niet mogen afwachten
totdat het gesprek met klaagster op initiatief van klaag-
ster plaatsvond. Het College acht de handelwijze van ver-
weerster aangaande het in gesprek gaan met klaagster
na de geboorte van E. onzorgvuldig. Het vierde klacht-
onderdeel is gegrond.
De conclusie van het voorgaande is dat de klacht deels
gegrond is. Hiervoor past een zakelijke terechtwijzing.
Verweerster heeft gehandeld in strijd met de zorg die zij
ingevolge artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de
individuele gezondheidszorg had behoren te betrachten.”
3. Vaststaande feiten en omstandighedenVoor de beoordeling van het hoger beroep gaat het
Centraal Tuchtcollege uit van de feiten zoals deze zijn
vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en onder
2. De feiten zijn weergegeven, met dien verstande dat
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:04 Pagina 62
BERICHTEN
63TvV december 2010 • KNOV
onder 2.4. in plaats van de zin: “Omdat geen hartslag en
ademhaling werden waargenomen moest E. onmiddellijk
worden gereanimeerd “gelezen moet worden: “E. is na
de geboorte met masker en ballon beademd.”
4. Beoordeling van het hoger beroep4.1. De in eerste aanleg door klaagster tegen de verlos-
kundige ingediende klacht bestaat uit vier onder -
delen. De klachtonderdelen zijn door het Regionaal
Tuchtcollege in de bestreden beslissing weergegeven
onder 3. Het standpunt van klager en de klacht,
1. t/m 4.
Klaagster is in beroep gekomen van het oordeel van
het Regionaal Tuchtcollege dat de klachtonderdelen
1. en 2. niet gegrond zijn. Tegen het oordeel dat de
klachtonderdelen 3. en 4. gegrond zijn heeft de ver-
loskundige geen beroep ingesteld. De gegrondheid
van die klachtonderdelen staat in beroep niet meer
ter discussie.
4.2. De verloskundige heeft het beroep van klaagster
gemotiveerd bestreden met conclusie de beslissing in
eerste aanleg te bekrachtigen.
4.3. Kern van de in de klachtonderdelen 1. en 2. door
klaagster aan de verloskundige gemaakte verwijten
is - kort gezegd - dat de verloskundige klaagster
eerder had moeten zien en ook eerder naar het
ziekenhuis had moeten verwijzen.
Op grond van het volgende komt het Centraal
Tuchtcollege anders dan het Regionaal Tuchtcollege tot
het oordeel dat deze verwijten wel gegrond zijn.
4.4. Klaagster heeft de verloskundige op 11 november
2007 omstreeks 08.30 uur telefonisch meegedeeld
dat zij bruin vocht verloor. Bij de beantwoording van
de vraag of deze informatie voor de verloskundige
aanleiding had moeten zijn om klaagster eerder te
zien en eerder in te sturen dan zij heeft gedaan,
neemt het Centraal Tuchtcollege als uitgangspunt
dat klaagster, anders dan de verloskundige stelt en
in de status heeft genoteerd, daags te voren niet is
gestript. De lezingen van partijen lopen op dit punt
uiteen. De lezing van klaagster, dat zij niet is gestript,
vindt steun in de aantekening d.d. 11 november
2007 om 12.25 uur in de status van het ziekenhuis:
VT: Portio medio sacraal O (CTG: ontsluiting) 1 vtop
(CTG: vingertop).
Op basis van deze aantekening is niet aannemelijk dat er
bij klaagster daags tevoren sprake is geweest van een
ontsluiting van 1 cm en dat zij gestript is, zoals door de
verloskundige ongeveer zes maanden later in de status is
genoteerd. Evenmin is aannemelijk dat de door klaagster
omschreven hoeveelheid verloren vruchtwater, zowel wat
hoeveelheid als wat betreft kleur, het gevolg was van
strippen. Strippen leidt hooguit tot enig bloedverlies en niet
tot het verlies van volledig bruin gekleurd vruchtwater.
Toen klaagster de verloskundige telefonisch meedeelde
dat zij groen/bruin vruchtwater verloor, had de verloskun-
dige er dan ook ernstig rekening mee moeten houden
dat er sprake was van verlies van door meconium vervuild
vruchtwater en was er alle aanleiding om adequaat te
handelen. De verloskundige had dan ook op kortere
termijn dan zij heeft gedaan klaagster moeten zien om de
kleur van het vruchtwater en de mate waarin klaagster
vruchtwater verloor te beoordelen. Zij had de beoordeling
van het vruchtwater niet aan klaagster mogen overlaten.
De omstandigheid dat klaagster op dat moment niet
thuis maar bij haar moeder was, maakt dat niet anders.
De woning van klaagsters moeder was immers in de
directe nabijheid van zowel de praktijk van de verloskun-
dige als van de eigen woning van klaagster. Voorts had
het op de weg van de verloskundige gelegen om de
tweedelijns verloskundige alvast telefonisch te informeren
over de situatie en de aanstaande komst van klaagster.
4.5. Het voorgaande betekent dat de beslissing van het
Regionaal Tuchtcollege voor zover de klachtonderdelen
1. en 2. ongegrond zijn bevonden niet in stand kan
blijven. Het Centraal Tuchtcollege zal opnieuw recht-
doende beide klachtonderdelen gegrond verklaren.
Nu in beroep meer klachtonderdelen gegrond zijn
verklaard dan in eerste aanleg acht het Centraal
Tuchtcollege een berisping een passende maatregel.
De door het Regionaal Tuchtcollege opgelegde
maatregel van waarschuwing wordt vernietigd.
4.6. Om redenen aan het algemeen belang ontleend zal
publicatie van deze beslissing worden bepaald.
5. BeslissingHet Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
vernietigt de beslissing waarvan hoger beroep voor zover
de klachtonderdelen 1. en 2. ongegrond zijn verklaard en
voor de klachtonderdelen 3. en 4. de maatregel van waar-
schuwing is opgelegd en opnieuw rechtdoende: verklaart
de klachtonderdelen 1. en 2. alsnog gegrond en legt aan
de verloskundige de maatregel van berisping op; bepaalt
dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG zal
worden bekendgemaakt in de Nederlandse Staatscourant,
en zal worden aangeboden aan het Tijdschrift voor Gezond-
heidsrecht, Gezondheidszorg Jurisprudentie en Tijdschrift
voor Verloskundigen met het verzoek tot plaatsing.
Deze beslissing is gegeven in raadkamer door:
mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter,
mrs. L.F. Gerretsen-Visser en W.P.C.M. Bruinsma,
leden-juristen en J.C.A. van de Coevering-de Graaff en
A.J.E.M. van der Ven-van Dam, leden-beroepsgenoten en
mr. C.M.J. Wuisman-Jansen, secretaris en uitgesproken
ter openbare zitting van 1 juni 2010, door mr. A.H.A.
Scholten,
in tegenwoordigheid van de secretaris.
Voorzitter w.g.
Secretaris w.g. ■
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:04 Pagina 63
BERICHTEN
TvV december 2010 • KNOV64
Nieuwe wet ondergang Ierse verloskundeIn Ierland wordt momenteel gewerkt aan nieuwe wet -
geving met betrekking tot verloskunde en verpleegkunde
(The Nurses and Midwives Bill 2010). Op 4 november jl.
kwam de wet een stap dichterbij toen deze zonder aan-
passingen door de volgende ronde kwam. Het wets -
voorstel is in opspraak geraakt, omdat er onvoldoende
garantie is over het toezicht op de praktijkuitoefening
van zowel verloskundigen als verpleegkundigen. Toezicht
wordt uitgeoefend door de beroepsgroepen zelf.
Er wordt met name ook geprotesteerd tegen Sectie 24
van de nieuwe wet. Hierin staat wie er wel en niet thuis
mag bevallen. Wie zich niet aan deze wet houdt, kan
een boete van tenminste € 5000,- krijgen tot maximaal
tien jaar gevangenisstraf!
De Ierse Nurses and Midwives Organisation (INMO)
noemt de nieuwe wet een belediging voor de beroeps-
groep. Volgens AIMS, de Association for the Improvement
of Maternity Services, die de campagne tegen de nieuwe
wet leidt, zal dit de ondergang van de verloskunde in
Ierland zijn. Uiteindelijk zullen moeders en hun baby’s de
verliezers zijn.
www.aimsireland.com
Screening op CFMet ingang van 1 mei 2011 worden alle pasgeborenen
in Nederland bij de hielprik gescreend op Cystic Fibrosis
(CF). Minister Schippers van VWS heeft dit 16 november
2010 besloten. De NCFS zet zich al jaren in om screening
op CF mogelijk te maken en is erg blij met dit besluit.
Als de diagnose CF snel na de geboorte wordt gesteld,
kunnen kinderen direct goed gevolgd en indien nodig
behandeld worden. Hierdoor blijven zij in een betere
conditie en zijn minder opnames in het ziekenhuis nood-
zakelijk. Dat betekent een langer leven voor kinderen
met CF.
Nederlandse Cystic Fibrosis Stiching
Gespecialiseerde journalistenschrijven beter over medischnieuws – vinden dokters Wetenschapsjournalisten, en dan vooral medisch
journalisten, berichten beter over medisch nieuws dan
allrounders die morgen weer een ander onderwerp
najagen. Vooral in televisieprogramma’s die inzoomen
op human interest, blijven bijvoorbeeld de kosten en
nadelen van nieuwe diagnostiek en behandeling of de
onderliggende commerciële belangen vaker onderbelicht.
Het publiek wordt daardoor op het verkeerde been gezet.
Dat concluderen vijf onderzoekers van ‘Media Doctor
Australia’, die ruim 1300 artikelen uit de Australische
publieksmedia onder de loep namen (PLoS Med. 2010;
7:e1000323). Media Doctor Australia beoordeelt bericht-
geving volgens vaste criteria en publiceert dat oordeel op
www.mediadoctor.org. De focus ligt op verhalen over
nieuwe behandelingen en diagnostische tests. De reviewers
kijken bijvoorbeeld of naast de voordelen ook de nadelen
en kosten van interventies worden beschreven en het
liefst gekwantificeerd. Ook checken zij of onafhankelijke
experts aan het woord komen en een bericht geen kopie
is van een persbericht.
Nu in Australië – overigens net als in Nederland en in de
rest van de wereld – de traditionele kranten het moeilijk
hebben en bezuinigen op redacties, staat ook daar de
positie van gespecialiseerde journalisten onder druk.
Media Doctor vroeg zich af of dat erg is. Het antwoord
luidt volgens de artsen en mediawetenschappers
bevestigend. Gespecialiseerde journalisten bleken beter
te scoren op Media-Doctor-criteria dan algemeen verslag-
gevers. En de Australische kwaliteitskranten en grote
internationale persbureaus beter dan de actualiteiten -
rubrieken op televisie.
Of journalisten het altijd met die beoordeling eens zijn,
wordt niet gezegd. Voor publieksmedia is de puur
TvV Next
AttentieOp 1 juli 2011 stopt ondersteuningvan stand-alone systemen
Met de softwareleveranciers is afgesproken dat zij
(voor zover van toepassing) hun stand-alone systemen
tot ten hoogste 1 juli 2011 blijven onderhouden.
Verloskundige praktijken dienen vóór deze datum
op een cliënt-server- of een webbased systeem over
te stappen. Inmiddels kan hierbij uit drie leveranciers
worden gekozen, te weten:
MicroWare (http://www.onatal.nl),
Orfeus (http://www.orfeus.nl) en
Vrumun (http://www.vrumun.nl).
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:04 Pagina 64
BERICHTEN
TvV december 2010 • KNOV 65
technische informatiewaarde immers maar één van de
aspecten van een bericht – amuseren, onthullen, het
belichten van de menselijke kant van een verhaal, ze
spelen allemaal een rol.
NtvG 15-11-2010.
Eerste post-hbo-opleiding leef-stijlcoach voorziet in leemteIn januari 2011 start de eenjarige post-hbo-opleiding tot
leefstijlcoach aan de Academie voor Leefstijl en
Gezondheid. Initiatiefnemers zijn ir. Yneke Vocking,
bekend van het SBS6-programma ‘De Afvallers’, en
verloskundige en wetenschapsjournalist Mariël Croon.”
Onze opleiding voorziet in een leemte”, aldus Vocking.
“We zijn als voedingskundigen, diëtisten,verloskundigen,
fysiotherapeuten of sportleerkrachten allemaal eenzijdig
opgeleid. We hebben kennis van voeding of beweging,
maar zelden van allebei. Dat is wel nodig voor een leef-
stijlaanpassing. Maar nog belangrijker zijn vaardigheden
om mensen te motiveren hun gedrag te veranderen.”.
De opleiding is waar mogelijk gebaseerd op wetenschap-
pelijk onderzoek. De docenten zijn voedingskundigen,
bewegingswetenschappers en coaches.
Leefstijlveranderingen zijn hard nodig, stelde de
Nederlandse Public Health Federatie (NPHF) in april 2010.
Een ongezonde leefstijl leidt tot ziekteverzuim, arbeids-
ongeschiktheid en hoge zorgkosten.
De Inspectie voor de Gezondheidszorg stelt dan ook dat de
preventie faalt. Algemene voorlichting werkt niet. De aan-
pak van een ongezonde leefstijl moet harder en gerichter.
Allround professionals om deze begeleiding te bieden, zijn
er echter niet. De Academie voor Leefstijl en Gezondheid
wil met een eenjarige opleiding professionals toerusten
voor deze beroepspraktijk en hoopt daarmee een bijdrage
te leveren aan de volksgezondheid.
www.academievoorleefstijlengezondheid.nl
Tergooiziekenhuizen heeftWHO/UNICEF borstvoedings-certificaat Borstvoeding is de eerste keus van het Vrouw Moeder
Kind Centrum van Tergooiziekenhuizen voor baby’s die
geboren worden in het ziekenhuis of daar opgenomen
zijn. Werken volgens de 10 vuistregels van WHO/UNICEF,
betekent in de praktijk dat vrouwen tijdens de zwanger-
schap professionele voorlichting krijgen en na de bevalling
en tijdens het kraambed begeleid en ondersteund worden
bij het geven van borstvoeding.
Om het WHO/UNICEF borstvoedingscertificaat te behalen,
moet het ziekenhuis voldoen aan de "10 vuistregels voor
het welslagen van de borstvoeding". Het ziekenhuis
organiseert maandelijks voorlichtingsavonden over borst-
voeding en informeert zwangere vrouwen zowel
mondeling als door middel van foldermateriaal over
borstvoeding.
Alle betrokken medewerkers van het Vrouw Moeder
Kind Centrum leren vaardigheden aan die noodzakelijk
zijn voor het uitvoeren van het borstvoedingsbeleid van
Tergooiziekenhuizen. Ook hebben het ziekenhuis en de
kraamzorg en verloskundigen in de regio vier keer per
jaar met elkaar overleg om hun beleid rondom borst -
voeding op elkaar af te stemmen. Tergooiziekenhuizen
respecteert uiteraard de wens van (zwangere) vrouwen
om geen borstvoeding te geven. Voor het ziekenhuis
blijft borstvoeding echter de eerste keus.
Persbericht Tergooiziekenhuizen ■
Diep bedroefd hebben wij veel te vroeg afscheid moeten
nemen van onze lieve collega Janneke Huisman.
In 1989 is zij afgestudeerd aan de Verloskunde
Academie Amsterdam en in 1990 werd zij na waar -
genomen te hebben maat bij Verloskundigenpraktijk
De Vooroever in Medemblik. Ze had altijd veel aan-
dacht voor de mensen en deed met liefde haar werk.
In 2003 werd er kanker bij haar geconstateerd waar-
tegen zij hard heeft gestreden. Vol bewondering zagen
wij haar iedere keer weer terugkeren in de praktijk en
ze bleef zich ook altijd inzetten voor de Kring.
Het mooie gedicht van de rouwkaart verwoord prachtig
hoe ze was:
Luistert nooit naar argumenten,
laat logica nooit
de warme impulsen van haar hart verstoren.
Haar lied vult het huis,
een meisjesstem nog,
Een vogelhart.
Eigenzinnige, onvoorspelbare, vrijgevige, tactloze,
koppige, onredelijke en beminnelijke Janneke.
We hebben veel van haar geleerd en willen proberen
met evenveel enthousiasme en liefde ons werk voort
te zetten.
Janneke Saskia Huisman19 maart 1959 – 16 augustus 2010
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:04 Pagina 65
BERICHTEN
TvV december 2010 • KNOV66
Cong
res
en C
ursu
sU
itg
ebre
ide
info
rmat
ie o
ver
de
in d
it o
verz
ich
t o
pg
eno
men
cu
rsu
ssen
, co
ng
ress
en e
n s
ymp
osi
a vi
nd
t u
op
de
web
site
van
Ken
nis
po
ort
Ver
losk
un
de:
w
ww
.ken
nis
po
ort
-ver
losk
un
de.
nl o
f o
p d
e in
de
teks
t aa
ng
egev
en w
ebsi
tes.
CO
NG
RES
/CU
RSU
SD
ATU
MPL
AA
TSIN
FOA
CC
RED
ITA
TIE
KO
STEN
(€
)
Loka
le P
erin
atal
e Au
dit
15-1
2-20
10UM
C-Ut
rech
tw
ww
.per
inat
alea
udit.
nl/n
ieuw
s/5,
5 uu
rge
en
Assis
tent
ie b
ij ee
n ni
et fy
siolo
gisc
he b
arin
g: d
e kr
aam
verz
orge
nde,
van
ons
chat
bare
waa
rde
16-1
2-20
10Ke
nnis-
en
Ond
erzo
eksc
entru
m V
ARw
ww
.va-
r.nl
?
Cala
mite
itent
rain
ing
04-0
1-20
11G
roni
ngen
, Ski
lls C
entru
m U
MCG
.w
ww
.ver
losk
unde
-aca
dem
ie.n
l6
uur,
B09-
038
225,
-
Com
mun
icatie
train
ing
Prak
tijka
ssist
ente
n11
-01-
2011
AVAG
Am
ster
dam
ww
w.v
erlo
skun
de-a
cade
mie
.nl
Wor
ksho
p 'V
isie
ontw
ikke
len
in p
laat
s va
n br
andj
es b
luss
en'
13-0
1-20
11Zw
olle
ww
w.p
rakt
ijkon
dern
emer
.nl
8 uu
r, A
08-7
823
5,-
Prec
once
ptie
zorg
17-0
1-20
11; 0
9-02
-201
1Ei
ndho
ven
ww
w.a
v-m
.nl
16 u
ur, A
10-0
60
1, 5
uur
, D06
-01
vrije
keu
ze50
0,-.
Evid
ence
Bas
ed M
edici
ne18
-01-
2011
AVAG
Am
ster
dam
ww
w.v
erlo
skun
de-a
cade
mie
.nl
3,5
uur,
A10.
024
160,
-
Basis
curs
us C
AVE!
, 1-d
aags
18,1
9,20
-01
Boxm
eer
ww
w.a
cute
verlo
skun
de.n
l10
,5 u
ur33
5,-
Obe
sitas
21-0
1-20
11AV
AG A
mst
erda
mw
ww
.ver
losk
unde
-aca
dem
ie.n
l4,
5 uu
r, A0
9-07
417
5,-
Sym
posiu
m 'p
rakt
ijkge
richt
ond
erzo
ek in
de
verlo
skun
de'
21-0
1-20
11Ho
gesc
hool
Rot
terd
am,
ww
w.h
ro.n
l
Mus
eum
park
40,
301
5 CX
, Rot
terd
am
Tran
scul
ture
le Z
org
voor
zor
gver
lene
rs in
de
1ste
Lijn
25-0
1-20
11Po
llux,
Am
ster
dam
ww
w.ta
lmor
.nl
5,5
uur,
A19
8,-
Effic
iënt
adm
inist
ratie
voe
ren
26-0
1-20
11Ds
. Kuy
pers
traat
te N
ijker
kw
ww
.pet
erkl
uite
rstra
inin
gen.
nlA
10-0
7110
5,- e
xcl.
BTW
Ik z
ie ie
ts b
ij uw
kin
dje
…..
28-0
1-20
11De
Ree
hors
t, Ed
ew
ww
.sce
m.n
lIk
zie
iets
bij
uw k
indj
e …
..28
-01-
2011
Path
olog
ie k
raam
bed
moe
der e
n ki
nd01
-02-
2011
AVAG
Am
ster
dam
ww
w.v
erlo
skun
de-a
cade
mie
.nl
4,5
uur,
A09-
033
175,
-
Effic
iënt
adm
inist
ratie
voe
ren
01-0
2-20
11Ds
. Kuy
pers
traat
te N
ijker
kw
ww
.pet
erkl
uite
rstra
inin
gen.
nlA1
0-07
010
5,- e
xcl.
BTW
Basis
curs
us C
AVE!
, 1-d
aags
5,8,
9 en
10-
02-2
011
Boxm
eer
ww
w.a
cute
verlo
skun
de.n
l10
,5 u
ur33
5,-
Tria
ge; p
ijn ti
jden
s de
zw
ange
rsch
ap08
-02-
2011
AVAG
Am
ster
dam
ww
w.v
erlo
skun
de-a
cade
mie
.nl
155,
-
Prak
tijko
rgan
isatie
09-0
2-20
11Ds
. Kuy
pers
traat
te N
ijker
kw
ww
.pet
erkl
uite
rstra
inin
gen.
nl10
-068
105,
- exc
l. BT
W
Wor
ksho
p 'V
isie
ontw
ikke
len
in p
laat
s va
n br
andj
es b
luss
en'
11-0
2-20
11Zw
olle
ww
w.p
rakt
ijkon
dern
emer
.nl
8 uu
r, A0
8-78
235,
-
Vaar
digh
eid
hech
ten
14-0
2-20
11AV
AG G
roni
ngen
ww
w.v
erlo
skun
de-a
cade
mie
.nl
4 uu
r, A1
0-08
322
5,-
Vaar
digh
eids
toet
s st
uit e
n re
anim
atie
15-0
2-20
11AV
AG A
mst
erda
mw
ww
.ver
losk
unde
-aca
dem
ie.n
l4
uur,
B09-
035
100,
-
Obe
sitas
15-0
2-20
11AV
AG G
roni
ngen
ww
w.v
erlo
skun
de-a
cade
mie
.nl
4,5
uur,
A09-
074
175,
-
Dag
van
de A
ssist
ent
15-0
2-20
11Po
llux,
Am
ster
dam
ww
w.ta
lmor
.nl
198,
-
De 2
e N
oord
elijk
e ee
rste
lijns
dag
16-0
2-20
11Co
ngre
scen
trum
, Dra
chte
nht
tp://
ww
w.e
erst
elijn
sdag
.nl/
Intra
cuta
an h
echt
en17
-02-
2011
Eind
hove
nw
ww
.av-
m.n
l2,
5 uu
r, A0
8-00
122
0 l 2
00
Prak
tijkh
oude
r als
wer
kgev
er17
-02-
2011
Ds. K
uype
rstra
at te
Nijk
erk
ww
w.p
eter
klui
ters
train
inge
n.nl
A 10
-069
210,
- exc
l. BT
W
Dag
van
de A
ssist
ent
17-0
2-20
11O
penl
ucht
mus
eum
, Arn
hem
ww
w.ta
lmor
.nl
198,
-
Barin
gspi
jn v
anui
t neu
row
eten
scha
ppel
ijk p
ersp
ectie
f25
-02;
04-
03; 2
1-03
-201
1Ha
arle
mw
ww
.stic
htin
gito
n.nl
16 u
ur /
5 uu
r55
0,-
Vaar
digh
eid
hech
ten
07-0
3-20
11AV
AG A
mst
erda
mw
ww
.ver
losk
unde
-aca
dem
ie.n
l4
uur,
A10-
083
225,
-
Uitw
endi
ge v
ersie
07-0
3-20
11; 1
1-04
-201
1;
09-0
5-20
11AV
AG A
mst
erda
mw
ww
.ver
losk
unde
-aca
dem
ie.n
l16
uur
, A09
-128
1650
,-
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:04 Pagina 66
BERICHTEN
GEBOREN
Jolijn, dochter van Yvonne Eikens en Bert Wever, Watersnip 10, 7827 KJ
Emmen
Roos, dochter van Marijke en Bart Groesz-Pollaart, Ganzenhoek 13,
3214 TW Zuidland
Evelien, dochter van Marja en Bart van den Heuvel-van Loon, De Wingerd
21, 5741 DH Beek en Donk
Job & Amber, zoon en dochter van Ilse en Michel Jonkers, Gruttostraat 6,
7523 WX Enschede
Berit, dochter van Robert en Aaltje de Leeuw-Rijpma, Kon. Wilhelminalaan
40, 8501 KW Joure
Bibi, dochter van Marieke van Maaren en Roel Stavorinus, Zonstraat 43,
4818 NE Breda
Boaz, zoon van Marcella Pesie en Gideon Haringsma, Morgen 51,
3762 WG Soest
Bram, zoon van Wendie Verhallen en Ralf van der Pas, Canadasweg 11,
5406 TS Uden
Siemen, zoon van Conny en Harmen Versluis-Kaljouw, Multatulistraat 5,
4207 SB Gorinchem
Roel, zoon van Marjolein en Frank Wartena-Gravendeel, Jan Duikerlaan 36,
5622 BS Eindhoven
Silke, dochter van Suzanne en Herman Wiersma-Snijder, Kwekershof 3,
9679 DC Scheemda
Teun, dochter van Carlijn van Gisbergen en Lex van der Heijden, De Hoeve
14, 5534 AD Netersel
Cato, dochter van Marjolein Maas en Flip Verhagen, Melkweg 48, 5642 CT
Eindhoven
SECTOR NOORDOOST NEDERLAND
Nieuwe leden (m.i.v. 01-10-2010)
Mw. L. Althof, Skûtsje 44, 9051 PR Stiens – Asp
Mw. A. Bardelmeijer, Rustenburgstraat 34, 7311 JA Apeldoorn – Asp
Mw. Y. Combee, Zevenweg 45, 7021 BE Zelhem – Asp
Mw. J. Dijksterhuis, Beekpunge 109, 7761 KD Schoonebeek – Asp
Mw. J. Huitema, De Wildbaan 67, 7631 KC Ootmarsum – Asp
Mw. S. Hulshof, Hertmerweg 39, 7625 RH Zenderen – Asp
Mw. L. Jansema, Dokter Mansholtweg 20, 9356 BH Tolbert – Asp
Mw. Y. Kacar, Leeuwerikstraat 21, 8262 AH Kampen
Mw. M. Lieman, Prof. Lindeboomlaan 71, 3853 GJ Ermelo - Asp
Mw. L. Meeuwis, Kleine Zilverreiger 7, 9648 DH Wildervank – Asp
Mw. A. Menninga, Petrus Compersingel 53, 9713 AD Groningen – Asp
Mw. C. Nap-de Bruin, Griffensteijnselaan 10, 3703 AA Zeist – Asp
Mw. M. Renkens, Benedenschap 9, 6611 DC Overasselt – Asp
Mw. M.H. Smit, van Renessestraat 9, 3626 BA Nieuwer ter Aa – Asp
Mw. M. van Stiphout, Schansdijk 16, 6088 NZ Roggel – Asp
Mw. W. van der Zee, Blekerslaan 58, 9724 EJ Groningen – Asp
Nieuw lid (m.i.v. 01-01-2011)
Mw. C. Stam, Reigerskamp 67a, 3607 HD Maarssen – VID-zhs
Beëindiging lidmaatschap (per 01-01-2011)
Mw. P. IJsseldijk, Nicolaasleane 3, 9086 CN Hempens – VV-m
Mw. M. Klensmann, Vogelweide 11, 3815 HA Amersfoort – VID-zhs
Mw. G. Knauff-Meester, van Campenstraat 13, 3818 BA Amersfoort – BL
Mw. G. Kok, Groen van Prinstererstraat 58, 7021 BJ Zelhem – VID-zhs
Mw. J.M.J. Kool-van den Berg, Graaf Florisstraat 1 F1, 7415 LK Deventer – BL
Mw. W. Meiberg-van Dijk, Roerdomp 2, 8131 HE Wijhe – VID-zhs
Mw. I. Rosink, Wijmersweg 83, 9919 BK Loppersum - BL
SECTOR NOORDWEST NEDERLAND
Nieuwe leden (m.i.v. 01-10-2010)
Mw. A. Bravo, Groenhof 27, 1352 AC Almere – Asp
Mw. K. Denkers, Pijnenburg 4, 3328 DA Dordrecht – Asp
Mw. L.L. Does, Leeuwerikhof 1, 2941 RE Lekkerkerk – Asp
Mw. C. Geusebroek, Florijnstraat 130, 1827 GM Alkmaar – Asp
Mw. C. Heikens, A.L. Vosstraat 22, 4207 JC Gorinchem – Asp
Mw. L. Kroon, Waverbancken 30, 3645 VS Vinkeveen – Asp
Mw. N. Mostert, Willem Dreeshof 26, 2953 AW Alblasserdam – Asp
Mw. J. Poot, De Groene Zoom 10, 2825 BA Berkenwoude – Asp
Mw. M. de Saegher, Hannie Schaftstraat 8, 1925 PA West-Knollendam – Asp
Mw. L. van der Sluis, de Korverplantsoen 1, 2807 BW Gouda - Asp
Mw. S. Spijkers, Gazellestraat 22, 1216 EG Hilversum – Asp
Mw. L. van der Waal, Molukkenstraat 109c, 1095 BA Amsterdam – Asp
Nieuwe leden (m.i.v. 01-01-2011)
Mw. M.C.C. Hendriks, Goudsbloemlaan 1, 2565 CN ’S-Gravenhage - WN
Mw. M. Lub, Stuurboord 59, 1602 CC Enkhuizen – WN
Beëindiging lidmaatschap (per 01-01-2011)
Mw. T. Aaftink, S. van Houtenweg 165, 1314 TP Almere – VID-g
Mw. R. van Graas-Hofman, Burg. Mijnlieffstr. 45, 1761 BL Anna Paulowna – BL
Mw. R. Jongejan- Meijer, Jan Switzerpad 4, 2441 AM NIEUWVEEN – VID-ep
Mw. T. Kamphuis, Beverwijkerstraatweg 146, 1901 NL Castricum – BL
Mw. M.M. McCartney-Aerts, Woensdrechthof 48, 2631 LD Nootdorp – VID-g
Mw. J.A. van der Tholen, Eksterlaan 88, 2026 XJ Haarlem – VID
Mw. K. van Velzen-van Rooden, Zuideinde 8, 2371 BV Roelofarendsveen –
VID-zhs
Mw. J.C. van de Ven-Lok, Patellabank 5, 2317 MK Leiden – VV
SECTOR ZUID NEDERLAND
Nieuwe leden (m.i.v. 01-10-2010)
Mw. N. Addink, Kamperseweg 12, 4543 PP Zaanslag – BL
Mw. E.L.C.M. Dorssers, Den Roover 21, 5953 BM Reuver – Asp
Mw. E. van Driel, Svendsenlaan 9, 3055 TN Rotterdam – Asp
Mw. D. Gomes Timas, Hammerstraat 65, 3036 MC Rotterdam – Asp
Mw. S. van Houten, Willem Landreplein 38, 3122 TM Schiedam – Asp
Mw. F. Jelsma, Herbenusstraat 176, 6211 RJ Maastricht – Asp
Mw. N. Konings, Bergsebaan 71, 4709 AK Nispen – Asp
Mw. M. Lussenburg, Rutgersstraat 100, 3052 PZ Rotterdam – Asp
Mw. J. Peters, Molenstraat 55, 6121 XE Born – Asp
Mw. S. Philips, Kerkstraat 7, 5298 CM Liempde – Asp
Mw. R. Verhees, Nutherweg 40, 6365 ER Schinnen – VID-o
Beëindiging lidmaatschap (per 01-01-2011)
Mw. S. Kroon, van Ostadelaan 32, 2923 AM Krimpen ad Ijssel – Asp
Mw. D. Martin, Schiekade 48c, 3032 AK Rotterdam – Asp
Mw. M. Minkels, St. Caeciliastraat 18, 5056 SK Berken Enschot – VID-zhs
Mw. W. Moors-Tissen, Bartelsstraat 30, 6074 HN Melick – BL
Mw. I. Parren, Concordiastraat 16, 6014 BC Ittervoort – VID-zhs
Mw. W.S. Oosterkamp, Neumannlaan 9, 5624 KL Eindhoven – BL
Mw. S. de Ruiter-van der Velden, Asselsestraat 277-2, 7312 CV Apeldoorn – BL
Mw. A. Tiggeloven-Kuijpers, Blauwververstraat 30, 5801 RM Venray – SL
Mw. G.K. van Zutphen, Jasmijnring 17, 4881 HT Zundert – VID-zhs
ART. 1
Leden, die bezwaar hebben tegen de toelating van een kandidaat
(aspirant-)lid, moeten hun bezwaar met redenen omkleed schriftelijk binnen
één maand na het verschijnen van het officiële verenigingsorgaan bij het
Bestuur kenbaar maken.
TvV december 2010 • KNOV 67
Personalia
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:04 Pagina 67
AA
200645 - TvV december:TvV 26-11-2010 17:04 Pagina 68