2000 Patientenrechten in Aruba en de Nederlandse Antillen

download 2000 Patientenrechten in Aruba en de Nederlandse Antillen

of 47

Transcript of 2000 Patientenrechten in Aruba en de Nederlandse Antillen

  • 8/18/2019 2000 Patientenrechten in Aruba en de Nederlandse Antillen

    1/47

    PATIENTENRECHTEN IN ARUBA EN DE NEDERLANDSE ANTILLEN

    UNIVERSITEIT VAN ARUBA

    mr. dr. drs. H.B. van Aller 

    CAHIER NUMMER 1, ORANJESTAD, JUNI 1994

    Oorspronkelijke uitgave Universiteit van Aruba, 1991 en 1994

    Eerste en tweede druk 

    DERDE DRUK, POS CHIQUITO, ARUBA ,

    DECEMBER 1999 - JANUARI 2000

  • 8/18/2019 2000 Patientenrechten in Aruba en de Nederlandse Antillen

    2/47

    PATIENTENRECHTEN IN ARUBA EN DE NEDERLANDSE ANTILLEN

    UNIVERSITEIT VAN ARUBA

    Eerste en tweede druk, 1991 en 1994

    mr. dr. drs. H.B. van Aller 

    POS CHIQUITO, ARUBADERDE DRUK 

    DECEMBER 1999 – JANUARI 2000

  • 8/18/2019 2000 Patientenrechten in Aruba en de Nederlandse Antillen

    3/47

    In de serie Arubaanse Verkenningen zijn eerder verschenen de cahiers:

    H.B. van Aller, Patiëntenrechten in Aruba en de Nederlandse Antillen, 1991, tweede herziene

    druk, 1994.

    H.B. van Aller, Rechtsvergelijkend jurisprudentie onderzoek Staatsrecht en Bestuursrecht, Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba, 1992.

    H.B. van Aller, Filosofische legitimatie van de staat, eerste druk, 1991, tweede herziene druk,

    1994.

    H.B. van Aller, De vrijheid van meningsuiting en het onschendbaar bekladden, 1992, tweede

    herziene druk, 1994.

    D.G. Kock en A.E. Harteveld, Een eenvoudige strafzaak volgens het wetboek van strafvordering

    van Aruba en de Nederlandse Antillen, 1994.

    H.B. van Aller, De slavernij in de kolonie Curaçao en onderhorigheden. Oorzaken en gevolgen vande Nederlandse slavernij voor de staatkundige ontwikkeling van de Nederlandse Antillen en

    Aruba, 1994, eerste en tweede druk. Derde druk H.B. Van Aller, Pos Chiquito, Aruba, december 

    1999 – januari 2000.

    © H.B. van Aller, Aruba, 1994.

    Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in eengeautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij

    elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande

    schriftelijke toestemming van de auteursrechthebbende.

    Voorzover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912

     juncto het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij het besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471

    en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan

    de auteursrechthebbende. Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers

    en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich eveneens tot de

    auteursrechthebbende of de uitgever te wenden.

  • 8/18/2019 2000 Patientenrechten in Aruba en de Nederlandse Antillen

    4/47

  • 8/18/2019 2000 Patientenrechten in Aruba en de Nederlandse Antillen

    5/47

    i

    INHOUDSOPGAVE

    Voorwoord

    1. Wat is recht? 1

    1.1. Publiek en privaatrecht 1

    1.2. Het strafrecht 1

    1.3. Het staatsrecht 3

    1.4. Het administratief recht 3

    1.5. Het tuchtrecht 3

    2. Het burgerlijk- of privaatrecht 5

    2.1. Overeenkomst tussen patiënt en arts 6

    2.2. Wetsvoorstel Geneeskundige Behandelingsovereenkomst 7

    3. Verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid 83.1. Burgerrechtelijke aansprakelijkheid 8

    3.2. Aansprakelijkheid werkgever 10

    3.3. Strafrechtelijke aansprakelijkheid 11

    4. Het beroepsgeheim 12

    4.1. Het verschoningsrecht 12

    4.2. Schending beroepsgeheim 13

    5. Patiëntenrecht 13

    5.1. Arubaanse Staatsregeling 14

    5.2. Grondrechten 14

    6. De goederen van de patiënt 15

    6.1. Aandachtspunten 16

    7. Medisch handelen door onbevoegden 17

    7.1. De wet en de praktijk 17

    7.2. De verlengde arm 18

    8. Grondrechten en rechten van de patiënt 20

    8.1. De Arubaanse Staatsregeling, hoofdstuk I 21

    8.2. Het karakter van de grondrechten 22

    8.3. Het beperken van de grondrechten 228.4. Procedure en competentie voorschriften 23

    8.5. De horizontale werking van grondrechten 23

    8.6. Toetsing van een landsverordening

    aan de grondrechten in de Staatsregeling 23

    8.7. Belangrijke grondrechten in de gezondheidszorg 24

    8.8. Ethische Code 25

    9. Ontstaan van het patiëntenrecht 27

    9.1. Toelichting patiëntenrechten 27

    9.2. Klachtrecht van de patiënt 34

    10. Fouten Ongevallen en Near-Accidents (FONA) 34

  • 8/18/2019 2000 Patientenrechten in Aruba en de Nederlandse Antillen

    6/47

    ii

    10.1. Vermijdbare en verwijtbare risico’s 35

    11. Patiëntenwet op de Nederlandse Antillen 36

    12. Regeren is vooruitzien 37

    13. Conclusie 37

    14. Geraadpleegde literatuur 38

  • 8/18/2019 2000 Patientenrechten in Aruba en de Nederlandse Antillen

    7/47

    iii

    VOORWOORD

    In 1991 kwam de eerste druk uit van het cahier ‘‘Patiëntenrechten in Aruba en de Nederlandse

    Antillen’’, in de serie Arubaanse verkenningen van de Universiteit van Aruba. Daar het cahier 

    reeds geruime tijd uitverkocht was, leek het zinvol een tweede aangepaste en herziene druk het

    licht te doen zien. In Nederland is het patiëntenrecht de laatste jaren sterk ontwikkeld. In Aruba

    en de Nederlandse Antillen gaat het wat langzamer. Daar het de bedoeling was en is om een

    eenvoudige inleiding in het patiëntenrecht te presenteren, zijn uitgebreide juridische

    uiteenzettingen vermeden. Voor degenen die meer over een bepaald onderdeel willen weten

    geven de verwijzingen voldoende aanknopingspunten. Aangegeven wordt waar belangrijke

    rechterlijke uitspraken kunnen worden gevonden.

    De laatste ontwikkelingen in Nederland zijn verwerkt. Gedacht wordt dan aan de invoering

    van de “euthanasie’’ wet, die weinig verandert aan de bestaande praktijk. Euthanasie blijft

    strafbaar tenzij aan een aantal scherp omschreven vereisten wordt voldaan, zoals uitgewerkt inde rechtspraak.

    De wet op de Beroepsuitoefening Individuele Gezondheidszorg (BIG) in Nederland waarin

    alle vormen van tuchtrecht zullen worden ondergebracht en de beroepsbescherming zal worden

    vervangen door een titelbescherming, is nog steeds niet ingevoerd. De wet op de medische

     behandelingsovereenkomst is ook nog in het stadium van wetsontwerp. De Wet Bijzondere

    Opnemingen in Psychiatrische Ziekenhuizen (BOPZ) is op 17 januari 1994 in werking getreden.

    Mr. dr. M. Tratnik en mr. dr. A.E. Harteveld wil ik gaarne dank zeggen voor hun waardevolle

    commentaren en opmerkingen.

    H.B. van Aller, juni 1994

  • 8/18/2019 2000 Patientenrechten in Aruba en de Nederlandse Antillen

    8/47

  • 8/18/2019 2000 Patientenrechten in Aruba en de Nederlandse Antillen

    9/47

    1

    Het recht en de gezondheidszorg

    1.   Wat is recht?

    In de samenleving leven we volgens een aantal regels van moraal, fatsoen en beleefdheid. Het

    verschil tussen deze voorschriften en rechtsregels is, dat de rechtsregels van hogerhand (deoverheid) worden gehandhaafd en dat op niet naleving ervan meestal straf (een sanctie) is

    gesteld. Dit kan als de overheid zelf ingrijpt (zoals bij het strafrecht), of omdat de overheid de

    individuele burger behulpzaam is bij het verkrijgen van zijn recht door middel van een

     burgerlijk proces.

    1.1.Publiek- en privaatrecht

    Het recht wordt onderverdeeld in een aantal gebieden, waarvan het burgerlijk recht, het

    strafrecht en het staatsrecht wel de belangrijkste zijn. Voor een goed begrip van het

    gezondheidsrecht is het nodig eerst op het rechtssysteem in te gaan, vooral het onderscheid

    tussen publiekrecht en privaatrecht. Tot het publiekrecht worden gerekend die rechtsregels, die

    op welke manier dan ook de speciale rol van de overheid in de maatschappij aan de orde stellen.De organisatie van de overheid behoort hiertoe en de verhouding van overheidsorganen

    onderling, maar ook de verhouding tussen overheidsorganen enerzijds en burgers anderzijds. In

    het privaatrecht gaat het om de rechtsregels, die de onderlinge verhoudingen tussen personen

    regelen. Een instelling als het ziekenhuis, een bedrijf of een overheidsorgaan kan ook aan het

    maatschappelijk leven deelnemen als ‘persoon’. Men spreekt dan van een rechtspersoon. Toch

    zijn de grenzen tussen publiekrecht en privaatrecht soms vaag. De verhouding tussen huisarts en

     patiënt heeft een grotendeels privaatrechtelijk karakter. De maatregelen ter voorkoming van

     besmettelijke ziekten (bijvoorbeeld cholera) worden genomen door de overheid en zijn dus

     publiekrechtelijk van aard. Ook stelt de overheid eisen aan opleidingen in de gezondheidszorg.

    Tot het publiekrecht behoren: het staatsrecht, het administratief recht (of bestuursrecht), het

    straf- en strafprocesrecht en het medisch tuchtrecht.

    1.2.Het strafrecht

    Het strafrecht geeft de geboden en verboden, waar elke burger zich aan heeft te houden, evenals

    de voorschriften die aangeven met welke middelen de overheid op overtreding van deze regels

    kan en mag reageren. In een strafproces staat de overheid (de Officier van Justitie) tegenover de

    overtreder van de strafrechtsregel, bijgestaan door zijn advocaat. De rechter beslist of er 

    inderdaad sprake is van overtreding van de regel en zo ja, welke straf moet worden opgelegd.

    Enige voorbeelden van artikelen uit het wetboek van strafrecht (WvSr) waarmee een (leerling)

    ziekenverzorgende/verpleegkundige of andere beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg te

    maken zou kunnen krijgen:

    artikel 285 WvSr NA/Aruba : schending beroepsgeheim,

    artikel 306, : euthanasie artikel,

    artikel 308 t/m 311, : abortusartikelen,

    artikel 320, : dood door schuld,

    artikel 321, : zwaar lichamelijk letsel door schuld.

    Artikel 285 WvSr   luidt: Hij die opzettelijk enig geheim, hetwelk hij, uit hoofde van zijn hetzij

    tegenwoordig, hetzij vroeger ambt of beroep, verplicht is te bewaren, bekend maakt, wordt gestraft met

    ten hoogste zeshonderd gulden. Indien dit misdrijf tegen een bepaald persoon gepleegd is, wordt het

    slechts vervolgd op diens klacht.

    Artikel 306 WvSr   luidt: Hij die een ander op zijn uitdrukkelijk en ernstig verlangen van het

  • 8/18/2019 2000 Patientenrechten in Aruba en de Nederlandse Antillen

    10/47

    2

    leven berooft, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren.

    Artikel 310 WvSr   luidt: Hij die opzettelijk de afdrijving of den dood der vrucht van eene

    vrouw met hare toestemming veroorzaakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste

    vier jaren en zes maanden.

    Artikel 313 WvSr luidt: Mishandeling wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee

     jaren of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.

    - Indien het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met

    gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren.

    - Indien het feit den dood ten gevolge heeft, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten

    hoogste zes jaren.

    - Met mishandeling wordt gelijk gesteld opzettelijke benadeling der gezondheid.

    Artikel 320 WvSr luidt: Hij aan wiens schuld de dood van een ander te wijten is, wordt gestraft

    met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste negen maanden.

    Artikel 321 WvSr luidt: Hij aan wiens schuld te wijten is dat een ander zwaar lichamelijk letsel

     bekomt of zoodanig lichamelijk letsel waaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening

    zijner ambts-of beroepsbezigheden ontstaat, wordt gestraft met gevangenisstraf of hechtenis van

    ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.

    Artikel 322 WvSr  luidt: Indien de in dezen Titel omschreven misdrijven worden gepleegd in

    de uitoefening van eenig ambt of beroep, kan de straf met een derde worden verhoogd, kan

    ontzetting worden uitgesproken van de uitoefening van het beroep waarin het misdrijf is

    gepleegd en kan de rechter de openbaarmaking zijner uitspraak gelasten.

  • 8/18/2019 2000 Patientenrechten in Aruba en de Nederlandse Antillen

    11/47

    3

    1.3.Het staatsrecht

    Het staatsrecht geeft de regels die een goede ordening en funktionering beogen van onze

    samenleving als geheel. De regels betreffen de verdeling van de overheidsmacht over 

    verschillende organen, zoals wetgeving door de volksvertegenwoordiging, de Staten en de

    regering. Uitvoering door de regering en rechtspraak door de rechterlijke macht. Anderevoorbeelden zijn: regeling van de verkiezingen, hoe komt een landsverordening tot stand en hoe

    krijgt de burger een studietoelage of onderstand van de overheid?

    1.4.Het administratief recht

    Bij het administratief recht gaat het om de verhouding tussen overheid en burgers en om

     bijzondere aspecten van de verhouding tussen overheidsorganen onderling. Eisen die gesteld

    worden aan de opleiding van artsen liggen op dit terrein, maar ook bepaalde speciale

    organisatieregels inzake de preventieve gezondheidszorg.

    1.5.Het tuchtrechtHet tuchtrecht is te vinden in de Landsverordening van de 4de Maart 1957 houdende regeling

    van de tuchtrechtspraak over personen die geneeskunst uitoefenen, zomede voor apothekers.1

    Deze regeling geldt voor de Nederlandse Antillen, maar is hangende een aanpassing

    overgenomen door het Land Aruba, bij de status aparte. De Landsverordening geldt voor:

    artsen, tandartsen, verloskundigen, tandheelkundigen en apothekers.

    De hoofdfunctie van het tuchtrecht is de handhaving van het niveau van de medische

     beroepsuitoefening. Er zijn drie categorieën van gedragingen die iemand voor de tuchtrechter 

    kunnen brengen:

    1. ondermijning van het vertrouwen in de medische stand;

    2. nalatigheid, waardoor ernstige schade ontstaat voor de patiënt;3. blijk geven van grove onkunde in de uitoefening van het beroep;

    4. ongeschiktheid tot uitoefening van het beroep wegens ziels-, lichaams-, of 

    ouderdomsgebreken;

    5. misbruik van sterke drank of verdovende middelen.2

    In de meeste uitspraken gaat het om het ondermijnen van het vertrouwen van de medische

    stand. Voorbeelden daarvan zijn:

    - het afgeven van een onjuiste medische verklaring,

    - het verstrekken van onvoldoende zorg aan de patiënt,

    - nalatigheid,

    - weigering van hulp of bijstand aan de patiënt,- schending van het beroepsgeheim,

    - onzedelijke gedragingen ten aanzien van de patiënt.3

    De tuchtrechter behandelt alleen een klacht als door iemand een klacht is ingediend bij het

    College. Dit kan gebeuren door:

    1. Publicatieblad 1957, 30.

    2. Zie de artt. 2 t/m 6 Landsverordening Tuchtrechtspraak.

    3. Zie de uitspraken in de Gids Jurisprudentie Gezondheidsrecht, met name het onderdeeltuchtrechtelijke uitspraken.

  • 8/18/2019 2000 Patientenrechten in Aruba en de Nederlandse Antillen

    12/47

    4

    - de rechtstreeks belanghebbende (meestal de patiënt of diens familieleden);

    - het bestuur van een organisatie, waarbij de persoon in kwestie is ingeschreven of in dienst is

    (bijvoorbeeld het bestuur van een ziekenfonds, of de werkgever van een arts);

    - de Inspecteur van het Staatstoezicht op de Volksgezondheid in Nederland. In de

     Nederlandse Antillen en Aruba is dat de Directeur van de Directie Volksgezondheid4 die

    eveneens de Inspectie taak uitoefent.

    Op grond van art. 5 sub 3 van de Samenwerkingsregeling (SWR) 5  behoort het procesrecht

    inzake het Medisch Tuchtrecht bij eenvormige landsverordening te worden geregeld. Dat is tot

    dusverre niet gebeurd. Voorzover er nog geen eenvormige landsverordening bestaat heeft de

     bestaande landsverordening Medisch Tuchtrecht de status van eenvormige landsverordening.6

    Het medisch tuchtprocesrecht is nader geregeld in het landsbesluit houdende algemene

    maatregelen (ham) ter uitvoering van de artikelen 16 en 19 van de landsverordening Medisch

    Tuchtrecht.7 In beginsel valt elk handelen of nalaten van de medische beroepsbeoefenaar onder 

    het tuchtrecht.8 Het Medisch Tuchtcollege is gevestigd te Willemstad. Tegen beslissingen van

    het College staat hoger beroep open bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.9 De volgende

    straffen kunnen worden opgelegd:

    1. waarschuwing,

    2. berisping,

    3. geldboete,

    4. schorsing in de uitoefening van het beroep,

    5. ontzegging van de bevoegdheid tot het uitoefenen van het beroep. 10

    In de Nederlandse Antillen zijn tussen 1980 en medio 1986 slechts 17 klachten ingediend bij het

    medisch tuchtcollege. Hiervan zijn 15 klachten rechtstreeks door de patiënt ingediend. Eenmaal

    diende het bestuur van een instelling een klacht in. Een klacht werd aanhangig gemaakt door de

    Officier van Justitie. In Nederland is het tuchtrecht enkele malen herzien en op het ogenblik iseen algehele herziening in voorbereiding en zullen onder andere verpleegkundigen ook onder 

    het tuchtrecht gaan vallen. In Nederland kunnen de zittingen van het medisch tuchtcollege om

    redenen van algemeen belang openbaar zijn. De beslissing in eerste aanleg kan om dezelfde

    redenen in het openbaar worden uitgesproken. Een uitspraak van het Centraal Medisch

    Tuchtcollege (hoger beroep)   moet   in het openbaar worden uitgesproken. Dat is in de

     Nederlandse Antillen en Aruba niet het geval. De klager ontvangt niet steeds een afschrift van

    de beslissing van het tuchtcollege. Het onderscheid is mede te verklaren door het verschil in

    mondigheid van de patiënt en de aandacht die in Nederland aan de patiëntenrechten en een

    4. Artikel 6 lid 1 van de Gezondheidsverordening, AB 1989, GT 28. In de Gezondheidsverordeningwordt niet gesproken over het behandelen van klachten. Het uitoefenen van toezicht houdt tevens

    in de controle van de kwaliteit van de gezondheidszorg. Dit betekent dus ook het behandelen van

    klachten.

    5. Samenwerkingsregeling Nederlandse Antillen en Aruba, PB 1985, 88; AB 28.

    6. Zie art. 67 lid 1 SWR.

    7. Landsbesluit houdende algemene maatregelen van de 14de juni 1958 ter uitvoering van deartikelen 16 en 19 van de Landsverordening van de 4de maart 1957 houdende regeling van de

    tuchtrechtspraak over personen die geneeskunst uitoefenen, zomede over apothekers,

    Publicatieblad, 1957, 30.

    8. HR 6 juni 1975, NJ 1975, 475; Gids Jurisprudentie Gezondheidsrecht T 75/2. Vertrouwens-ondermijnende handelingen kunnen in bepaalde gevallen ook zijn handelingen, die een arts buiten

    verband met de geneeskunde verricht.

    9. Artikel 17 Landsverordening Medisch Tuchtrecht.10. Zie art. 7 Landsverordening Medisch Tuchtrecht.

  • 8/18/2019 2000 Patientenrechten in Aruba en de Nederlandse Antillen

    13/47

    5

    goede klachtenregeling wordt gegeven.

    Het is moeilijk om te achterhalen hoeveel zaken er bij het Medische Tuchtcollege sinds 1986

    aanhangig zijn gemaakt. De Directie Volksgezondheid brengt geen jaarlijkse rapporten uit,

    zoals dat in Nederland gebeurt door de Inspectie voor de Volksgezondheid.11 Bekend is dat in

    Aruba in ieder geval sinds 1991 een aantal klachten zijn ingediend. Het zullen er voor de

     Nederlandse Antillen en Aruba niet meer dan 20 zijn sinds 1986. De pers besteedde in 1993 iets

    meer aandacht aan medische fouten.12

    2.   Het burgerlijk- of privaatrecht

    Het burgerlijk recht of privaatrecht geeft de regels aan, waaraan de burgers zich in hun familie-

    en onderlinge betrekkingen hebben te houden. Het regelt ook de hieruit voortvloeiende

     bevoegdheden en verplichtingen. Bij een conflict kan een uitspraak van de burgerlijke rechter 

    worden gevraagd. Gedacht kan worden aan: verplichtingen uit huwelijk, ouderschap, huur,

    echtscheiding, koop, arbeidsovereenkomst enz. Ook de regels die betrekking hebben op,

    instellingen van gezondheidszorg zijn meestal van privaatrechtelijke aard. Ziekenhuizen zijn

    meestal eigendom van stichtingen. Zo is het ziekenhuis van Aruba een stichting. Stichtingenzijn rechtspersonen, met een ideëel doel, die als normale privé-personen aan het rechtsverkeer 

    deelnemen. Tussen ziekenhuisbestuur en werknemers bestaat een arbeidsrechtelijke verhouding,

    die beheerst wordt door dezelfde overwegende privaatrechtelijke regels als de verhouding

    tussen werkgevers en werknemers in het algemeen.

    2.1.Overeenkomst tussen patiënt en arts

    De verhouding tussen beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg en patiënten is, behoudens

    enkele uitzonderingen, evenzeer van privaatrechtelijke aard. Dat betekent dat ervan moet

    worden uitgegaan dat tussen hen een overeenkomst bestaat. De overeenkomst wordt beheerst

    door de goede trouw. De arts moet zich inspannen ten behoeve van de gezondheid van de patiënt. Hoe hij dat doet is zijn zaak, als hij maar handelt zoals een gemiddeld bekwaam arts zou

    kunnen beslissen te handelen. Een wezenlijk verschil met veel andere overeenkomsten is dat

    van de arts niet bepaald een concreet resultaat mag worden verwacht.

    Tussen patiënt en arts bestaat geen resultaatsovereenkomst. De arts wordt geacht zijn best te

    doen. Er is dus sprake van een inspanningsovereenkomst. 13 Van groot belang bij een dergelijke

    overeenkomst is dat voldoende informatie wordt verstrekt, zodat de patiënt een juiste afweging

    kan maken tussen de verschillende behandelingsmethoden, dit wordt ‘informed consent’

    11. In Nederland maakt het Staatstoezicht op de Volksgezondheid een autonoom onderdeel uit vanhet ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (WVC). Er bestaan zeven inspecties. De

    inspecties oefenen toezicht uit op de onder hen ressorterende gebieden van de volksgezondheidop grond van de Gezondheidswet, Van Gijn e.a. (red.), Wegwijs in de gezondheidszorg (1990)

     pp. 62-63.

    12. Voor de verhouding tussen strafrecht en medisch tuchtrecht en de terzake doende jurisprudentiezie: Beets (1989). Beets geeft op p. 17 een overzicht van de in Nederland opgelegde maatregelen

    in het kader van het medisch tuchtrecht tussen 1973 en 1983. De maatregelen werden opgelegd

    omdat de beroepsbeoefenaar een onjuiste behandeling gaf of onvoldoende zorg verstrekte. In

    1973 werden 172 zaken aangebracht, in 38 gevallen werd een maatregel opgelegd. In 1983

    werden 370 zaken aangespannen en werden er 67 maatregelen opgelegd. Tussen 1975 en 1985

    werd in 17.6% van de medische tuchtzaken een maatregel opgelegd; H.B. van Aller (red.), 1989

     p. 41.

    13. HR 9 november 1990, NJ 1990, 26; TvGr 1991/18, pp. 117-119. Of er sprake is van een

    resultaatsverbintenis of inspanningsovereenkomst zou aan de hand van redelijkheidscriteria per geval moeten worden bezien.

  • 8/18/2019 2000 Patientenrechten in Aruba en de Nederlandse Antillen

    14/47

    6

    genoemd. Ontbreekt dit dan zal de rechter al snel concluderen tot wanprestatie en/of 

    onrechtmatige daad

    De patiënt is volgens de overeenkomst verplicht ervoor te zorgen dat een honorarium betaald

    wordt. De beëindiging van de overeenkomst tussen patiënt en arts kan op veel manieren plaats

    vinden, bijvoorbeeld omdat de patiënt de relatie wenst te verbreken. Het recht dat te doen wordt

    soms wel genoemd als een sociaal grondrecht, maar is niet meer dan een logisch gevolg van het

     privaatrechtelijk karakter van de relatie tussen patiënt en arts. Ook de arts is partij bij de

    overeenkomst en kan de overeenkomst dus opzeggen, maar aan dat recht zit een publiekrechte-

    lijke beperking. Het bestaan van het recht op gezondheidszorg brengt met zich mee dat iedereen

    de mogelijkheid moet hebben in geval van ziekte de hulp van een arts in te roepen. Als een

    uitermate lastige patiënt al door alle artsen uit de omgeving is weggestuurd, of als er in de wijde

    omtrek geen andere arts te vinden is, heeft de arts in tegenstelling tot bijvoorbeeld een

    loodgieter, die in een vergelijkbare situatie verkeert, niet het recht de overeenkomst te

    verbreken. De besproken vorm van overeenkomst is in beginsel ook van toepassing op een

     patiënt en zijn ziektekostenverzekering, de patiënt en andere beroepsbeoefenaren in de

    gezondheidszorg en tussen de patiënt en instellingen van gezondheidszorg.In een burgerlijk proces staan twee burgerlijk partijen, bijvoorbeeld de arts en zijn patiënt,

    meestal bijgestaan door hun advocaten, tegenover elkaar en de rechter beslist over hun geschil.

    2.2.Wetsvoorstel Geneeskundige behandelingsovereenkomst

    In 1986 verscheen een voorontwerp van wet geneeskundige behandelingsovereenkomst

    (WGBO). De algemene patiëntenrechten zullen daarin wettelijk worden geregeld in een nieuw

    onderdeel van het Burgerlijk Wetboek (BW) te weten: in boek 7 titel 7 van het BW. 14 Daar een

    zeer belangrijk deel van het gezondheidsrecht van privaatrechtelijke aard is, is het voorspelbaar 

    dat nu het nieuwe vermogensrecht is ingevoerd, dat grote invloed zal hebben op de

    ontwikkeling van het gezondheidsrecht in Nederland.

    15

    De in te voeren artikelen 1653b en 1653c regelen de informatieplicht van de hulpverlener.

    Het toestemmingsvereiste is vastgelegd in art. 1653d en vormt een uitwerking van art. 1356 BW

    (oud).16 De patiënt zal over de consequenties en risico’s van de verschillende behandelingen

    deugdelijk moeten worden ingelicht. De informatie mag worden nagelaten indien dat voor de

     patiënt ernstig nadeel zou opleveren.17 Ingevolge art. 1653e moet de hulpverlener zich naar 

    vermogen inspannen ter uitvoering van de overeenkomst.18

    De artikelen 1653i tot en met 1653m regelen het bijhouden van een patiëntendossier, de

     bescherming hiervan en het inzagerecht. De patiënt heeft recht op inzage in zijn dossier en kan

    afschriften daarvan eisen.19 Het beroepsgeheim wordt nog eens benadrukt in art. 1653l. Het

    wetsvoorstel introduceert eveneens een centrale aansprakelijkheid van het ziekenhuis of andere

    14. Het wetsontwerp werd ingediend bij de Tweede Kamer op 29 mei 1990.

    15. E.H. Hondius is van mening dat de algemene regels van het NBW en de komende wettelijkeregelingen voor het geven van een opdracht voldoende zijn en de WGBO een overbodig

    gedetailleerde regeling is. De arts zal moeten bewijzen dat hij aan zijn vergaande verplichtingen

    op grond van de nieuwe wet heeft voldaan en dat zal in de praktijk vaak heel moeilijk zijn. Hij

    verwees naar de artt. 6:248 en 7:403 BW. Ook wees hij op de mogelijkheid van ontbinding van

    de overeenkomst op grond van onvoorziene omstandigheden (art. 6:258); Verslag

     Najaarsvergadering Vereniging voor Gezondheidsrecht 1993, TvGr, 1993, pp. 148-154.

    16. De artt. 3:33 t/m 3:35 en 6:217-6:230 BW.

    17. Artikel 1653b.

    18. Vergelijk art. 7:401 BW; de opdrachtnemer moet bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed

    opdrachtnemer in acht nemen.19. Zie de artt. 1653i-1653k.

  • 8/18/2019 2000 Patientenrechten in Aruba en de Nederlandse Antillen

    15/47

    7

    vergelijkbare instellingen voor alle verrichtingen van de in de instelling werkzame

    hulpverleners. Als het voorstel van wet wordt ingevoerd dan behoeft de patiënt niet meer uit te

    zoeken of het bijvoorbeeld om een arts in dienstverband gaat of een vrijgevestigde arts. De

     patiënt kan zich dan direct tot het ziekenhuis wenden.20 Artikel 1653s stelt dat uitsluiting van

    aansprakelijkheid van een hulpverlener of de instelling niet mogelijk is. Artikel 1653t stelt dat

    degene die anders dan krachtens een behandelingsovereenkomst geneeskundige handelingen

    verricht, aansprakelijk is als ware hij bij een behandelingsovereenkomst partij. Deze bepaling

    ziet met name op de behandeling van comateuzen en verrichtingen van bedrijfs- en

    keuringsartsen. De grote waarde van het wetsvoorstel is gelegen in het dwingend rechtelijk 

    vastleggen van de verhouding tussen hulpvrager en hulpverlener. De codificatie van een aantal

    reeds in de praktijk en rechtspraak uitgekristalliseerde patiëntenrechten is een grote

    vooruitgang.21

    3.   Verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid

    Verantwoordelijkheid kan zijn:

    - moreel,- rekenschap afleggen aan een persoon, bestuur enz. betreffende eigen daden of daden van

    ondergeschikten.

    3.1.Burgerrechtelijke aansprakelijkheid

    Indien er sprake is van een behandelingsovereenkomst, dan is het voorwerp van de verbintenis

    de behandeling door de arts. Presteert de arts niet of onzorgvuldig en is dat aan de arts toe te

    rekenen dan is er sprake van  wanprestatie. Dit is het geval zowel bij onachtzaamheid als bij

    opzet, maar ook als andere factoren die in de risicosfeer van de arts liggen een rol spelen, zoals

    onervarenheid. Staat de wanprestatie vast dan is de arts wettelijk verplicht de schade te

    vergoeden.Burgerrechtelijke (civiele aansprakelijkheid) betekent de verplichting schade die is

    toegebracht te vergoeden. In zo’n geval moet er over het algemeen sprake zijn van schuld, van

    een fout die verwijtbaar is. Als een medewerker in het ziekenhuis slordig werkt en een fout

    maakt, die hij niet zou maken als hij met zijn hoofd bij zijn werk was geweest is dat een

    verwijtbare fout. Daarbij komt dan nog de maatstaf hoe een gemiddelde

    verpleegkundige/ziekenverzorgende of arts onder vergelijkbare omstandigheden zou hebben

    gehandeld. De fout die gemaakt is moet in een directe relatie staan tot het (ernstige) gevolg.

    Indien op onjuiste wijze een (intramusculaire) injectie is toegediend, terwijl de betrokkene de

    handeling goed heeft aangeleerd bijvoorbeeld (niet in het bovenste buitenste bilquadrant) en de

     patiënt houdt een verlamd been over, dan is er onzorgvuldig en verwijtbaar gehandeld. De

    schade is een gevolg van de door de beroepsbeoefenaar gemaakte fout.

    De wanprestatie van het ziekenhuis staat vast wanneer de patiënt een aan de beroepsbeoefenaar 

    toerekenbaar handelen kan aantonen (art. 6:74-75 BW). Voor de schadevergoeding is de

    verjaringstermijn op 5 jaren gesteld (art. 3:310 BW) en is niet de algemene termijn van 20 jaren

    aangehouden. De rechter kan desgewenst het bedrag van de schadevergoeding matigen (art.

    6:109 BW).

    Indien er geen overeenkomst is gesloten, kan de patiënt de veroorzaker van de medische

    fout aanspreken op grond van onrechtmatige daad  (art. 6:162 BW). De patiënt zal voordat een

    actie tot schadevergoeding kan worden toegewezen moeten bewijzen dat de schade is ontstaan

    20. Artikel 1653r.21. H.B. van Aller (red.), 1989, pp. 18-19.

  • 8/18/2019 2000 Patientenrechten in Aruba en de Nederlandse Antillen

    16/47

    8

    door de handeling of het nalaten en daar een direct gevolg van is. Bovendien moet het handelen

    of nalaten onrechtmatig zijn. Bijvoorbeeld overgaan tot sterilisatie van een vrouw zonder 

    toestemming.

    Ook kunnen beide acties gelijktijdig worden ingesteld. Dan moet er sprake zijn van een

    handelswijze van de beroepsbeoefenaar die onafhankelijk van het feit of er sprake is van de

    schending van contractuele verplichtingen, tevens onrechtmatig is. Bij de aansprakelijkheid uit

    onrechtmatige daad is de arts in alle gevallen verplicht de schade te vergoeden. Bij de

    aansprakelijkheid uit wanprestatie kan de arts zich onttrekken aan de eis schadevergoeding door 

    overmacht aan te tonen. Vaak komt arts niet eens aan bewijs van overmacht toe, omdat in de

    meeste gevallen zijn inspanning hem reeds bevrijdt. Dit betekent dat als de arts kan aantonen

    dat hij zich voldoende heeft ingespannen, hij niet aansprakelijk is voor eventuele onvoldoende

    resultaten.

    Pas wanneer de patiënt het bewijs heeft geleverd dat de arts zich onvoldoende heeft

    ingespannen, kan de arts zich beroepen op overmacht. Als er sprake is van overmacht dan geldt

    naar algemeen burgerlijk recht dat beide partijen hun eigen schade dragen. 22

    Het ziekenhuis maakt in de uitoefening van de overeenkomst met de patiënt gebruik van

    hulppersonen, zoals arts-assistenten en verpleegkundigen.

    Onder het begrip ‘hulppersonen’ wordt ook verstaan elke ondergeschikte of niet-ondergeschikte

    waarvan het ziekenhuis of de arts zich bedient om de overeenkomst met de patiënt uit te voeren.

    Het ziekenhuis is voor de gedragingen van deze personen op gelijke wijze aansprakelijk als

    voor eigen gedragingen (art. 6:76 BW).23 De vrijgevestigde arts die gebruik maakt van de

    diensten van een verpleegkundige in loondienst van het ziekenhuis, in de uitoefening van zijn

    contractuele verplichting met de patiënt, is voor haar handelen of nalaten aansprakelijk.24 Bij

    aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad is de arts verantwoordelijk voor de fouten van zijn

    ondergeschikten, ongeacht of de ondergeschikte de schade toebracht in het kader van een

    dienstopdracht of niet. Een functioneel verband tussen de taakvervulling en de onrechtmatige

    daad is hier voldoende (art. 6:170 BW). Ook voor niet-ondergeschikten is de arts in eendergelijke situatie aansprakelijk (art. 6:171 BW).

    De schuldenaar moet in beginsel instaan voor de geschiktheid van bij een verbintenis gebruikte

    zaken (art. 6:77).25

    Ten slotte kan er nog sprake zijn van  zaakwaarneming . Zaakwaarneming doet zich voor als een

    22. W.D.H. Asser, Stelplicht en bewijslastverdeling en medische aansprakelijkheid in het Nederlandse recht, Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, 1991, pp. 63-76.

    23. Zie ook de artt. 6:74 en 6:75, een tekortkoming kan niet aan de schuldenaar worden toegerekendals deze niet aan zijn schuld is te wijten noch krachtens een rechtshandeling, noch krachtens in

    het verkeer geldende opvattingen. Artikel 6:76 gaat over hulppersonen en art. 6:77 over hulpzaken. Een tekortkoming kan dus ook aan een hulpzaak worden toegerekend. De schuldenaar 

    moet altijd instaan voor hulppersonen, maar niet altijd voor hulpzaken; Verslag

     Najaarsvergadering Vereniging voor Gezondheidsrecht 199, TvGr, 1993, pp. 148-154.

    24. HR 17 oktober 1986, NJ 1987, 124.

    25. HR 5 januari, 1968, NJ 1968, 102, Fokker-Zentveld en HR 13 december 1968, NJ 1969, 174,Cadix. Zie afdeling 7.1.3. BW en Rechtbank Haarlem 25 februari 1986, TvGr, 1987, 3. Het ging

    hier om een defecte chip van een geimplanteerde pace-maker. De arts werd niet aansprakelijk 

    geacht voor de later defect gebleken chip. Zie verder art. 6:173. Op ziekenhuis en arts rust een

    risico-aansprakelijkheid als zij bezitter zijn van gebrekkige medische hulpmiddelen. Maken zij

    gebruik van zaken waarvan zij geen bezitter zijn dan kan art. 6:181 BW van toepassing zijn. In

    1988 bepaalde het Hof Amsterdam dat een pace-maker wel een hulpzaak was. Het doel van de

     pace-maker was het verminderen van hartklachten en niet het implanteren als zodanig; Verslag Najaarsvergadering Vereniging voor Gezondheidsrecht 1993 TvGr, 1993, pp. 148-154.

  • 8/18/2019 2000 Patientenrechten in Aruba en de Nederlandse Antillen

    17/47

    9

    arts een patiënt behandelt zonder dat er een overeenkomst bestaat (de artt. 6:198 t/m 202 BW).

    Zaakwaarneming is het vrijwillig (mede) behartigen van de belangen van een ander voor diens

    rekening en risico, terwijl er een zekere noodzaak tot handelen bestaat. Zo’n situatie doet zich

     bijvoorbeeld voor als de patiënt ten gevolge van bewusteloosheid niet in staat is zijn wil

    kenbaar te maken. De wilsovereenstemming is een van de constitutieve vereisten voor een

    rechtsgeldige overeenkomst (de artt. 3:33 t/m 3:35 en 6:217 t/m 6:230 BW). Zonder 

    wilsovereenstemming komt een overeenkomst niet tot stand. Zodra de patiënt weer bij

     bewustzijn is en er overlegd kan worden met hem of de naaste familie over zijn behandeling,

    wordt er geacht een overeenkomst tot behandeling te zijn gesloten. Daarom wordt een actie uit

    zaakwaarneming zelden ingesteld.

    3.2.Aansprakelijkheid werkgever

    De patiënt die schade heeft ondervonden van een behandeling in het ziekenhuis kan zowel de

    ondergeschikte die de fout heeft gemaakt als het ziekenhuis aanspreken. Meestal zal het

    ziekenhuis worden aangesproken, omdat de werkgever draagkrachtiger is dan een werknemer in

    loondienst. Volgens het Burgerlijk Wetboek (BW) zowel in Nederland, Aruba als de Nederlandse Antillen is het ziekenhuis aansprakelijk voor fouten door ondergeschikten

    gemaakt. De CAO die van toepassing is op de rechtspositie van medewerkers in het ziekenhuis

    in Aruba gaat uit van het BW en geeft enige uitleg over de aansprakelijkheid van de werkgever 

    voor de werknemer. Artikel 7 van de CAO regelt de verplichtingen van de werknemer en de

    werkgever. Voornamelijk worden hier de verplichtingen van de werknemer genoemd. Artikel

    7.9 zegt:

    “Werknemer is niet aansprakelijk voor tijdens de dienstuitoefening door hem toegebracht letsel aan

    derden, dan wel schade aan goederen van derden en/of werkgever, dan in geval van opzet of grove

    nalatigheid van de werknemer.”

    Wie wel verantwoordelijk is vermeldt de Arubaanse ziekenhuis CAO niet, maar dat zalongetwijfeld het ziekenhuis zelf zijn. Als aan een ondergeschikte grove schuld of opzet voor 

    onzorgvuldig handelen valt toe te rekenen is het ziekenhuis óók aansprakelijk maar niet

    draagplichtig. Het ziekenhuis kan als het wordt aangesproken om de schade te vergoeden, die

    onder die omstandigheden vervolgens op de werknemer verhalen.26

    Leerling- verpleegkundigen en verzorgenden, benevens al het andere personeel in loondienst

    van het ziekenhuis vallen onder de CAO. In de préklinische periode van het verplegend en

    verzorgend personeel zal de opleiding een verzekering hebben afgesloten. Het is altijd

    verstandig om als personeelslid even te informeren of dat ook inderdaad zo is.

    In Nederland kan het ziekenhuis als er een fout is gemaakt door opzet of grove schuld van eenwerknemer en er schadevergoeding is betaald door het ziekenhuis, dit bedrag niet terugvorderen

    26. Voor de verdeling van de interne draagplicht zie HR 26 juni 1959, NJ 1959, 551, De Bont vsZuid-Ooster. Het ging hier om een verkeersfout van een buschauffeur waardoor de werkgever 

    schade leed. De werkgever sprak de arbeider aan uit wanprestatie. Uit dit arrest blijkt dat

    uitoefening van het regresrecht niet aanvaardbaar kan blijken als het gaat om lichte fouten van de

    werknemer. De aard van de arbeidsovereenkomst kan met zich meebrengen dat de werkgever de

    gevolgen moet dragen van geringe fouten die de arbeider bij de verrichting van zijn

    werkzaamheden op grond van zijn dienstbetrekking begaat. De aard van de onderlinge

    arbeidsovereenkomst bepaalt de zwaarte van het uit te oefenen verhaal (regresrecht) van de

    werkgever op de werknemer voor schade door de werknemer toegebracht op grond van art. 1403

    BW (oud). Het gaat dan uiteraard om die gevallen waarin de werkgever door derdenaangesproken de betreffende schade heeft betaald.

  • 8/18/2019 2000 Patientenrechten in Aruba en de Nederlandse Antillen

    18/47

    10

    van degene die de fout maakte. Dit zogenaamde regresrecht is in de CAO in Nederland

    uitgesloten. Deze regeling bestaat nog niet in de Arubaanse CAO, maar zou er wel moeten

    komen. Door een betrekkelijk geringe fout kan in een ziekenhuis grote schade voor een patiënt

    ontstaan. Een schade die in geen verhouding staat tot het salaris van degene die de fout maakte.

    De meest gangbare regeling is dat het ziekenhuis een aansprakelijkheidsverzekering heeft

    afgesloten, waarbij dekking wordt gegeven voor:

    - de aansprakelijkheid van het ziekenhuis voor eigen fouten,

    - de aansprakelijkheid van het ziekenhuis in zijn hoedanigheid van werkgever, dus voor 

    fouten van ondergeschikten.

    Het zou juist zijn als het ziekenhuis de verzekering zou uitbreiden tot de eigen aansprakelijkheid

    van de in dienst van het ziekenhuis werkzame personen. Eveneens zou dat moeten gelden voor 

     personen die niet in dienstverband van het ziekenhuis werken, maar wel diensten verrichten

    voor het ziekenhuis. De meeste artsen werkzaam in het ziekenhuis zijn eigen ondernemer en

    huren goederen en diensten in het ziekenhuis.

    3.3.Strafrechtelijke aansprakelijkheid

    Wegens overtreding van een strafrechtsregel kan men voor de strafrechter worden gedaagd. In

    het beroep van ziekenverzorgende/verpleegkundige of arts kan het maken van een ogen-

    schijnlijk kleine fout al tot gevolg hebben, dat men terecht komt bij de ‘‘zware’’ artikelen uit

    het WvSr over dood door schuld of zwaar lichamelijk letsel door schuld. Er moet sprake zijn

    van schuld, wil er sprake zijn van strafbaarheid. Hiermede wordt bedoeld grove onachtzaam-

    heid, ernstige onoplettendheid of aanmerkelijke schuld. Niet een geringe fout, welke ons

    allemaal kan overkomen leidt tot strafrechtelijke aansprakelijkheid, maar (ernstige) onacht-

    zaamheid, zorgeloosheid of verzuim van elementaire plichten, welke goede ziekenver-

    zorgenden/verpleegkundigen of artsen onder dezelfde omstandigheden in acht zouden nemen. Ineen strafproces zal minder gauw van schuld worden gesproken, dan in een proces voor de

     burgerlijke rechter. De graad van verwijtbaarheid is in een strafproces aanzienlijk zwaarder.

    Hieruit volgt in ieder geval, dat een medewerker nooit een handeling moet verrichten, die hij

    niet beheerst. Het gaat om mensenlevens. En elk mensenleven is kostbaar.

    4.   Het beroepsgeheim (op het terrein van de volksgezondheid)

    De grenzen van het beroepsgeheim worden bepaald door de wet en de uitspraken van (vooral)

    straf- en tuchtrechter. Uit deze uitspraken blijkt hoezeer maatschappelijke ontwikkelingen

    medebepalend zijn voor de opvattingen omtrent het beroepsgeheim.

    Er bestaat een beroepsgeheim ten behoeve van de patiënt en  niet  ten behoeve van de medische beroepsbeoefenaar. Een beroepsgeheim is noodzakelijk in het belang van de individuele patiënt

    en in het algemeen belang. Niemand mag uit vrees voor het bekend worden van bepaalde feiten

    ervan weerhouden worden geneeskundige hulp te zoeken.

    Het beroepsgeheim is op twee manieren wettelijk beschermd, strafrechtelijk en tuchtrechtelijk.

    Artikel 285 WvSr stelt straf op het opzettelijk schenden van het beroepsgeheim. Dit artikel

    wordt weinig gebruikt. De meeste schendingen van een beroepsgeheim worden behandeld door 

    de tuchtrechter. Voor verpleegkundigen en ziekenverzorgenden bestaat (nog) geen

     beroepsgeheim. Dit bestaat in beginsel alleen voor artsen en soms naar analogie voor 

    verpleegkundigen.

  • 8/18/2019 2000 Patientenrechten in Aruba en de Nederlandse Antillen

    19/47

    11

    4.1.Het verschoningsrecht

    Het verschoningsrecht is geregeld in de artt. 217 e.v. Wetboek van Strafvordering (WvSv)

     Nederland, art. 191 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering Nederland (BRv) en de artt. 149

    WvSv en 1928 BW Nederlandse Antillen (NA) en Aruba. Dit betekent dat men, wanneer men

    als getuige of deskundige in een proces wordt opgeroepen en daarom verplicht is aan de rechter te vertellen wat men weet, zich kan beroepen op zijn plicht tot geheimhouding uit hoofde van

    stand, beroep of ambt ten aanzien van die zaken, waarvan de wetenschap aan hem als zodanig is

    toevertrouwd. Niet iedereen die een zwijgplicht heeft, heeft ook een verschoningsrecht. De

    kring van geheimhouders is dus ruimer. De verpleegkundige en ziekenverzorgende hebben een

    geheimhoudingsplicht. De Hoge Raad oordeelde in 1990 dat de verpleegkundige een zelfstandig

    verschoningsrecht in een civiele procedure heeft.27

    Tot deze uitspraak was de jurisprudentie daar niet eenduidig over. De arts heeft vanzelf-

    sprekend een beroepsgeheim, een zwijgplicht en een verschoningsrecht. Hij kan het

     beroepsgeheim echter niet inroepen tegen de patiënt. Alle medewerkers in het ziekenhuis

    hebben op grond van de CAO (en ook het strafrecht) een plicht tot geheimhouding over datgene

    wat hen in hun beroepsuitoefening ter kennis komt over een patiënt. Dit betekent niet dat

    ziekenverzorgenden een eigen verschoningsrecht hebben. Tot op heden zijn er nog niet veel procedures gevoerd waarbij ziekenverzorgenden waren betrokken. Dit kan veranderen, zeker op

    Aruba, als het patiëntenrecht die aandacht krijgt die het verdient.

    4.2.Schending beroepsgeheim

    Er zijn omstandigheden die kunnen leiden tot het zich ontheven voelen van de plicht tot

    geheimhouding (bijvoorbeeld bij kindermishandeling, incest, het beramen van een ernstige

    misdaad). Ook zijn er landsverordeningen die het beroepsgeheim doorbreken (bijvoorbeeld de

    Landsverordening op de besmettelijke ziekten: aangifteplicht ten aanzien van bepaalde ziekten).

    Het is nuttig zich goed te realiseren dat een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg voor 

    schending van het beroepsgeheim ter verantwoording kan worden geroepen voor de rechter.Alle voor en tegens van zo’n schending moeten dus wel heel grondig worden overwogen. Het

    recht op geheimhouding wordt beschermd door een met straf bedreigde geheimhoudingsplicht

    in art. 285 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba (WvSr). Het recht op geheimhouding

    wordt tevens beschermd door het verschoningsrecht van art. 149 Wetboek van Strafvordering

    Aruba (WvSv).

    5.   Patiëntenrecht

    De afstand tussen de arts en de patiënt is in de loop van de laatste tientallen jaren, in Nederland

    en Aruba toegenomen. De patiënt wordt steeds afhankelijker, ondergaat steeds onbegrijpelijker 

     behandelingen; de arts wordt steeds gespecialiseerder en overziet steeds minder de patiënt als

    geheel (zowel ziel als lichaam). Naarmate verpleegkundigen en ziekenverzorgenden meer  betrokken worden bij ingewikkelde medisch-technische handelingen, dreigt ook tussen

    ziekenverzorgenden, verpleegkundigen en de patiënt een dergelijke kloof te ontstaan. Deze

    afstand moet overbrugd worden. Er wordt dan ook in toenemende mate gewerkt aan een meer 

    gelijkwaardige relatie tussen de arts, de patiënt en de ziekenverzorgende/verpleegkundige.

    5.1.Arubaanse Staatsregeling

    In de Staatsregeling van Aruba komen bepaalde grondrechten voor, zoals de vrijheid van

    godsdienst, de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van drukpers enz. Ook wordt in de

    27. HR 23 november 1990, NJ 1991, 761; TGr 1991, pp. 119-121,

  • 8/18/2019 2000 Patientenrechten in Aruba en de Nederlandse Antillen

    20/47

    12

    staatsregeling de regeling van bepaalde onderwerpen aan de wetgever opgedragen zoals

    onderwijs en sociale zorg. Artikel V.23/1 van de Arubaanse Staatsregeling draagt de wetgever 

    op maatregelen te treffen ter bevordering van de volksgezondheid. De Staatsregeling van de

     Nederlandse Antillen noemt in artikel 141 de zorg voor de openbare gezondheid. De

    grondrechten komen ook voor in de Staatsregeling van de Nederlandse Antillen, maar minder in

    aantal en minder uitgewerkt. De grondrechten in de Arubaanse Staatsregeling geven een betere

     bescherming aan de burger dan de Nederlands-Antilliaanse Staatsregeling. Temeer daar de

    rechter de formele wet (de landsverordening) mag toetsen aan hoofdstuk I van de Arubaanse

    Staatsregeling. Deze toetsingsbevoegdheid van de rechter bestaat niet in Nederland, noch in de

     Nederlandse Antillen. Indirect is de zorg voor de volksgezondheid verder erkend door 

    aanvaarding van het Statuut van de Wereldgezondheidsorganisatie (1947), waarin is vastgelegd

    het grondrecht van ieder menselijk wezen op het genot van een zo goed mogelijke gezond-

    heidstoestand en ook de verantwoordelijkheid van de regeringen voor de gezondheid van haar 

    volken.

    5.2.GrondrechtenOok in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (1948), het Europees Sociaal

    Handvest (1961) en de definitieve overeenkomst van de Verenigde Naties (1966) zijn sociale

    grondrechten op gezondheidsvoorzieningen terug te vinden. De bewustwording ten aanzien van

    deze rechten is een proces dat nu in volle gang is. In Nederland meer dan in Aruba of de

     Nederlandse Antillen. Rechtstreeks voortvloeiend uit de sociale grondrechten kan het recht op

     bescherming van de gezondheid worden geformuleerd. Het recht op privacy houdt weer het

    recht op geheimhouding in. Het recht op integriteit van het lichaam en het recht op

    zelfbeschikking, houdt het recht van goede medische informatie in en het recht geen

     behandeling te ondergaan zonder dat de patiënt daartoe toestemming heeft gegeven. Het

    aanvaarden van de rechten van de patiënt houdt ook in, dat elke medische instelling een

    onafhankelijke klachtencommissie dient te hebben. Een patiënt moet kunnen klagen over zijn behandeling zonder dat daar repercussies tegenover staan. De belangrijkste rechten van de

     patiënt zijn:

    - recht op informatie,

    - recht op zelfbeschikking,28

    - recht op privacy,

    - recht op geheimhouding (beroepsgeheim, zwijgplicht en verschoningsrecht),

    - recht op vrije keuze van de hulpverlener,

    - recht op klachtbehandeling,

    - recht op bescherming bij research.

    6.   De goederen van de patiënt

    28. Het recht op zelfbeschikking speelt een belangrijke rol bij het besluit om euthanasie (te laten) toe(te) passen. Dit is een zeer controversieel onderwerp. De wetgever is er niet in geslaagd om een

     parlementaire meerderheid te verkrijgen om het verbod van hulp bij zelfdoding uit het wetboek 

    van strafrecht te verwijderen. Bij Koninklijk Besluit van 17 december 1993, Stb. 1993, 688 is de

    Wet op Lijkbezorging gewijzigd (wet van 2 december 1993, Stb. 1993, 643). Op grond van art.

    10 van de wet op de Lijkbezorging moet een speciaal formulier worden ingevuld met vermelding

    van de doodsoorzaak, door de arts die de dood heeft geconstateerd. Daarop moet levens-

     beëindiging op uitdrukkelijk verzoek of zonder uitdrukkelijk verzoek worden vermeld.

    Inwerkingtreding van het betreffende KB zal op een bij KB nader te bepalen tijdstip geschieden, Nederlands Juristenblad (NJB) 1994, p. 73.

  • 8/18/2019 2000 Patientenrechten in Aruba en de Nederlandse Antillen

    21/47

    13

    Als een patiënt wordt opgenomen in het ziekenhuis ontstaat er een rechtsband tussen deze

     patiënt en het ziekenhuis. Op grond van die rechtsband hebben patiënt en ziekenhuis rechten en

     plichten. De patiënt heeft recht op verpleging en verzorging en bescherming van zijn of haar 

    eigendommen. De patiënt moet er wel rekening mee houden dat een ziekenhuiskamer geen

    veilige bewaarplaats is voor kostbaarheden. Kostbaarheden moeten bij het ziekenhuis in

     bewaring worden gegeven. Indien er schade ontstaat aan lijfgoederen van de patiënt, dan wil dat

    niet zeggen dat het ziekenhuis vrijuit gaat. Het ziekenhuis heeft een zorgplicht voor lijfgoederen

    van de patiënt.

    Lijfgoederen van de patiënt zijn:

    - noodzakelijke kleding, toiletgerei, lectuur, horloge, bril, eenvoudige sieraden en een klein

     bedrag aan geld (tussen de Al. 50,-. en Al. 100,-.). Het zal van de omstandigheden

    afhangen of de patiënt zelf de schade moet dragen of dat het ziekenhuis de schade moet

    vergoeden.

    Een voorbeeld:Verlies van goederen op een afdeling Eerste Hulp, waarnaar een zwaargewonde patiënt na een

    ongeval is vervoerd zal in het algemeen geen schuldverminderende omstandigheid voor het

    ziekenhuis zijn. Een patiënt die in een dergelijke situatie verkeert is niet in staat het beheer over 

    zijn eigen goederen te voeren. De zorg van het ziekenhuis moet dan zelfs nog groter zijn dan op

    de gewone afdelingen waar het rustig is en de patiënten wel hun eigen zaken kunnen beheren.

    Wordt er onder zeer hoge spanning en in grote haast gewerkt, dan zal dat onder omstandighe-

    den de zorgplicht van de verpleegkundige/verzorgende verlichten.

    Speciale aandacht moet worden gegeven in gevallen waar het gaat om minderjarige patiënten,

    zij die onder curatele staan en patiënten die in de war zijn. Voor minderjarigen en onder 

    curatele gestelden wordt het beheer over hun goederen uitgeoefend door hun wettelijkevertegenwoordigers. Zij zijn verantwoordelijk. Het ligt problematischer bij die patiënten die niet

     behoren tot de zojuist besproken groepen, maar ook niet over hun geestesvermogen beschikken

    om hun goederen te beheren. Gedacht kan worden aan comateuze patiënten, gedesintegreerde,

     psychiatrische patiënten of psychisch gestoorde patiënten. In zo’n geval zal het ziekenhuis,

    tenzij er overmacht is, verantwoordelijk zijn voor de goederen van de patiënt. Met name de

    verpleging en verzorging moet letten op de volgende punten.

    6.1.Aandachtspunten

    1. Wijs de patiënt bij opname op de huisregels, waarin vermeld dient te staan, dat de patiënt

    tegen ontvangstbewijs zijn/haar kostbaarheden in bewaring kan geven. Ook dient duidelijk 

    te zijn voor de patiënt wat hij moet doen als bij verlies of beschadiging van goederen de patiënt een eis tot schadevergoeding wenst in te dienen.

    2. Elke patiënt dient te beschikken over een eigen, deugdelijk afsluitbare kastruimte; is deze er 

    niet dan zal het verlies van lijfgoederen in principe voor rekening van het ziekenhuis zijn,

    tenzij het ziekenhuis kan bewijzen dat het verlies aan de patiënt is toe te rekenen.

    3. Verzorgenden en verpleegkundigen hebben een zorgplicht óók ten aanzien van lijfgoederen

    en kostbaarheden van patiënten.

    4. Bij afgifte van kostbaarheden of overplaatsing van de patiënt naar een andere afdeling

    moeten deze omstandigheden schriftelijk worden vastgelegd.

    5. Lijfgoederen van een overleden patiënt kunnen altijd zonder ontvangstbewijs aan de familie

    worden afgegeven, tenzij er problemen zijn te verwachten. Afgifte van kostbaarheden moet

    altijd geschieden tegen ontvangstbewijs.6. Juridisch gezien is het niet verstandig dat een verpleegkundige/verzorgende of arts bij

  • 8/18/2019 2000 Patientenrechten in Aruba en de Nederlandse Antillen

    22/47

    14

    verlies of beschadiging schuld erkent. Geef het verlies, de diefstal of de beschadiging wel

    direct door aan het hoofd of de directie. Raadpleeg zonodig een advocaat. Laat niet toe dat

    zonder meer de medische dienst, de verpleging of verzorging beschuldigd wordt, maar wees

    wel eerlijk als door toedoen van de verpleging/verzorging of arts iemand schade is

    toegebracht. Zorg in voorkomende gevallen voor goede rechtskundige hulp. Het is

    verstandig u op de hoogte te stellen, van de voorwaarden waaronder het ziekenhuis haar 

     personeel heeft verzekerd tegen wettelijke aansprakelijkheid en tegen fouten en

    onzorgvuldigheden die schade opleveren voor derden.

    7.   Medisch handelen door onbevoegden

    Met het ingewikkelder worden van de technologie in de gezondheidszorg is ook het aantal

    geneeskundige verrichtingen toegenomen. Omdat de arts die handelingen niet allemaal zelf kan

    uitvoeren gebeurt dat vaak door een verpleegkundige of verzorgende. Volgens de wet mag dat

    niet, noch in Nederland noch in de Nederlandse Antillen en Aruba. De Landsverordening van

    19 december 1958 regelende de uitoefening der geneeskunde29 stelt dat alleen de arts bevoegd istot het verrichten van geneeskundige handelingen. Onder invloed van de toegenomen

    mondigheid van de patiënt en omdat de overheid de patiëntenrechten wil honoreren staan er in

     Nederland verschillende nieuwe wetten op stapel.

    7.1.De wet en de praktijk 

    Sinds 16 mei 1986 is in Nederland een ontwerp van wet Beroepen in de Individuele

    Gezondheidszorg (BIG) in behandeling. Deze wet regelt het tuchtrecht voor bepaalde

     beroepsgroepen in de gezondheidszorg (waaronder verpleegkundigen), stelt kwaliteitseisen aan

    de medische zorg en wil de geneeskunde voor een groot deel vrijlaten. Behalve een aantal

    voorbehouden handelingen, zoals onder andere het geven van injecties, het inbrengen van eeninfuus en het toedienen van sondevoeding. Deze handelingen zouden onder bepaalde

    voorwaarden wel door onbevoegden mogen worden uitgevoerd. En daar wringt nu juist de

    schoen in de dagelijkse praktijk. Deze voorwaarden zoals scholing en bekwaamheid tot het doen

    van geneeskundige handelingen door de onbevoegde, bijstand en toezicht van de arts en

    duidelijke opdrachten van de arts die te controleren zijn blijken in de praktijk meestal niet te

    realiseren. Zeker niet in de wijkverpleging. Voor veel verpleegkundigen en verzorgenden is

    deze onduidelijke en afhankelijke positie een zware belasting. Wie zelf niet mag meedenken

    over handelingen, die zij of hij moet verrichten wordt tot een instrument gemaakt en is geen

    handelend mens maar een ding.

    In het verleden werd dit juridisch probleem praktisch opgelost. Men deed gewoon de

    handelingen die de arts opdroeg en realiseerde zich niet zo zeer de consequenties daarvan.

    Immers de gezondheidszorg zou niet kunnen functioneren zonder het onbevoegde handelen vanverpleegkundigen en verzorgenden. Met uitzondering van noodgevallen is de ziekenver-

    zorgende/verpleegkundige niet bevoegd tot het zelfstandig en op eigen initiatief verrichten van

    geneeskundige handelingen. Met name in de ambulancepraktijk verrichten niet-medische

     beroepsbeoefenaren regelmatig medische handelingen en overschrijden daarmee de grens van

    hun bevoegdheid.30 Het verrichten van geneeskundige handelingen door daartoe niet bevoegden

    is een strafbaar feit. Artikel 1 van de Landsverordening van de 19de december 1958 regelende

    29. PB 1958, 174.

    30. Van Wijmen e.a., Een soms heel erg verlengde arm, Juridische beschouwingen rondom de

    uitvoering van medische handelingen in de ambulance, Tijdschrift voor Gezondheidsrecht (TvGr)1993, pp. 419-429.

  • 8/18/2019 2000 Patientenrechten in Aruba en de Nederlandse Antillen

    23/47

    15

    de uitoefening van de geneeskunst stelt duidelijk in artikel 1:

    “1. Uitoefening van de geneeskunde, waaronder wordt verstaan het verlenen van genees-, heel-,

    verlos-, of tandheelkundige raad of bijstand als beroep, is alleen geoorloofd aan degenen, die de

     bevoegdheid daartoe volgens artikel 2 bezitten.”(genoemd in artikel 2 wordt de arts).”

    De landsverordening geeft de arts niet de bevoegdheid medische handelingen aan onbevoegden

    te delegeren (door hen te laten uitvoeren). Naar algemeen juridisch inzicht (het gevolg van

    rechterlijke uitspraken om de praktijk ‘juridisch’ mogelijk te maken) is het de verpleegkundige

    toegestaan medische handelingen te verrichten als verlengde arm van de arts. Voor de

    ziekenverzorgende bestaat deze ‘bevoegdheid’ naar algemeen juridisch inzicht niet. Voor de

    verlengde arm is nodig:

    a. dat de arts toezicht  houdt op de wijze van uitvoering;

     b. dat de arts de   wettelijke   en   morele verantwoordelijkheid   blijft houden voor wat de

    verpleegkundige of ziekenverzorgende in zijn opdracht op geneeskundig terrein doet;

    c. dat de arts de ziekenverzorgende/verpleegkundige wijst op bijverschijnselen en complicatiesen aangeeft hoe te handelen;

    d. dat de arts de handeling opdraagt of toevertrouwt aan een bekwame ziekenverzorgende-

    /verpleegkundige die de handeling beheerst, hetgeen hem/haar de vrijheid geeft de opdracht

    te weigeren;

    e. dat de arts de ziekenverzorgende/verpleegkundige op zodanige wijze op de hoogte houdt en

    in kennis stelt van de toestand van de patiënt, dat hij/zij voor de arts niet alleen verlengde

    arm is, maar ook oog, oor en geweten kan zijn.

    7.2.De verlengde arm

    De praktijk leert dat toezicht van de arts niet altijd gewaarborgd kan zijn. In de Nederlandse

    Antillen en Aruba is het aantal dienstdoende artsen in het ziekenhuis ‘s avonds en ‘s nachtsgeenszins toereikend. Men probeert dit probleem in Nederland op te lossen door autorisatie

    (ook wel genoemd: delegatie, mandaat, machtiging, volmacht, bekwaamheidsverklaring). Als er 

    een medische fout werd gemaakt door een verpleegkundige of verzorgende baseert de rechter 

    zich sinds 1953 in Nederland, op de verlengde arm theorie. De onbevoegde is als het ware het

    verlengstuk van de arts. Voor de opdracht van de verrichting is de arts verantwoordelijk.

    Gezien het gebrek aan een wettelijke regeling op het gebied van medische handelingen door 

    onbevoegden (officieel mag een ziekenverzorgende/verpleegkundige geen injectie geven) zijn

    ziekenhuizen overgegaan tot specifieke interne regelingen. De ziekenverzorgende of 

    verpleegkun-dige volgt een opleiding tot het verrichten van een bepaalde medische handeling

    (bijvoorbeeld intraveneus prikken) en legt daarover een examen af. Als het resultaat goed is

    krijgt zij een autorisatiebewijs om de handeling alleen op die afdeling te verrichten ondertekenddoor de geneeskundige, de directeur en degene die examen heeft gedaan. De

    ziekenverzorgende/verpleeg-kundige is dan bekwaam de handeling te verrichten, maar zij is

    daartoe niet bevoegd. De aansprakelijkheid voor fouten is bij deze constructie nog steeds niet

    helder.

    De zogenaamde bekwaamheidsverklaring (of autorisatiebewijs) gaat ervan uit dat de

    verantwoordelijkheid voor de   uitvoering    van de geneeskundige handeling bij de

    verpleegkundige of verzorgende ligt. Volgens de theorie van de verlengde arm blijft de arts

    echter aansprakelijk voor de uitvoering van de geneeskundige handeling door de onbevoegde. In

    veel gevallen maakte de rechter uit dat de onbevoegde verantwoordelijk was voor de uitvoering

    van de foutieve geneeskundige handeling of bestond er een gezamenlijke aansprakelijkheid van

    arts en verpleegkundige (ziekenhuis). In Nederland is een speciale Commissie belast geweest

  • 8/18/2019 2000 Patientenrechten in Aruba en de Nederlandse Antillen

    24/47

    16

    met het in categorieën indelen van medische handelingen voor verpleegkundigen.31

    Ziekenverzorgenden worden (in Nederland) niet geacht medische handelingen te verrichten. De

    handelingen werden in een viertal categorieën onderverdeeld:

    1. Handelingen die verpleegkundigen met een A, B, Z, MBO of HBO diploma mogen

    vervullen;

    2. Handelingen die alleen door gespecialiseerde verpleegkundigen mogen worden verricht,

    zoals anesthesiemedewerkers, intensive-care verpleegkundigen, etc;

    3. Handelingen waarvoor een autorisatie is vereist,

    4. Handelingen die nimmer door een verpleegkundige mogen worden uitgevoerd.

    Met name de handelingen in categorie 4 worden in Nederland en Aruba veelvuldig uitgevoerd.

    Daar deze Commissie geen wettelijke status had, maar alleen maar adviseerde aan een

     belangrijk adviesorgaan van de Minister van Volksgezondheid is de gemaakte indeling niet

     bindend. Alhoewel de meeste ziekenhuizen in Nederland in theorie deze indeling volgden, volgt

    het ontwerp van wet Beroepsuitoefening Individuele Gezondheidszorg (BIG) deze indeling niet.

    De verant-woordelijkheid wordt als volgt geconstrueerd, de verpleegkundige/ziekenverzorgendeis verant-woordelijk voor de juiste uitvoering van de medische handeling, de arts is

    verantwoordelijk voor de opdracht en het ziekenhuis is verantwoordelijk voor de vervulling van

    de voorwaarden, waaronder een foutloze uitvoering kan plaatsvinden. Helemaal juist is deze

    opvatting niet. In de theorie van de ‘verlengde arm’, dat wil zeggen de onbevoegde verricht een

    medische handeling als verlengstuk van de arts, blijft de arts verantwoordelijk, óók voor de

    uitvoering. In de rechtspraak is geen heldere lijn te ontdekken. De Hoge Raad veroordeelde in

    1986 een arts voor het niet goed tellen van de operatiegazen door de operatiezuster. 32 Er was

    een gaas in de patiënt achter gebleven, met alle gevolgen van dien. Ook worden artsen en

    verpleegkundigen veroordeeld als zij gezamenlijk onoplettend zijn geweest. Er is nauwelijks

     jurisprudentie met betrekking tot ziekenverzorgenden, omdat zij niet geacht worden medische

    handelingen uit te voeren, maar dat in de praktijk veelvuldig doen, zeker in de bejaardenzorg enhet verpleeghuis.

    In Nederland zijn een aantal jaren geleden stemmen opgegaan voor een eigen uitvoerings-

     bevoegdheid voor verpleegkundigen (en verzorgenden) na opdracht van de arts. Het is mogelijk 

    dat een dergelijke regeling in de wet BIG komt voor verpleegkundigen, maar zeker is dat niet.

    Tot voor kort ging de het wetsontwerp uit van een ingewikkelde verlengde armconstructie. 33

    31. Centrale Raad voor de Volksgezondheid, Advies inzake de verantwoordelijke enaansprakelijkheid van verpleegkundigen en leerling-verpleegkundigen in de intramurale

    gezondheidszorg, ‘s-Gravenhage, mei 1972; Centrale Raad voor de Volksgezondheid, Advies

    inzake nadere regelingen met betrekking tot de verantwoordelijkheid van de verpleegkundige en

    de leerling-verpleegkundige in het algemene ziekenhuis, Rijswijk, september 1976; Centrale

    Raad voor de Volksgezondheid, Vijfde deelrapport bij het basisrapport betreffende specialisatiesin de verpleegkunde; de verpleegkundige belast met taken bij het ambulance vervoer, Rijswijk,

     juli 1976; Centrale Raad voor de Volksgezondheid, Advies inzake het voorontwerp van wet op

    de beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG), VAR 38, VOMIL, Leidschendam, 1982;

    Ministerie van WVC, Eerste Interimrapport van de Commissie Verantwoordelijkheid

    Verpleegkundigen in algemene ziekenhuizen, VAR 51, Leidschendam, 1985; Ministerie van

    WVC, Tweede Rapport van de Commissie Verantwoordelijkheid verpleegkundigen in algemene

    ziekenhuizen, VR 85/29, Leidschendam, 1985; Advies inzake verantwoordelijkheid

    verpleegkundigen in de extramurale gezondheidszorg, Vaste Commissie Verpleging van de

     Nationale Raad voor de Volksgezondheid, Zoetermeer, juni 1986.

    32. HR 17 oktober 1986, NJ 1987, 124.

    33. Volgens de laatste wijzigingen in de BIG zal iedereen medische handelingen mogen verrichten,

    niet alle geneeskundige handelingen worden echter vrij gegeven. Verpleeg-kundigen zullen nietlanger als verlengde arm fungeren maar eigen bevoegdheden hebben als zij medische

  • 8/18/2019 2000 Patientenrechten in Aruba en de Nederlandse Antillen

    25/47

    17

    In Nederland zijn in 1989, criteria34 ontworpen voor het omgaan met medische handelingen

    door onbevoegden, door ondermeer de vereniging voor Anesthesiemedewerkers. Dit is met

    name van belang voor de bewijslast, indien er fouten zijn gemaakt en het niet duidelijk is of de

    arts wel de juiste opdracht heeft gegeven. Daarom moet een opdracht van een arts tot een

    medische handeling altijd schriftelijk worden gegeven. Zowel ter bescherming van de patiënt,

    als de arts en degene die de handeling uitvoert. In noodgevallen kan het telefonisch, maar de

    opdracht zou dan op een band moeten worden opgenomen en achteraf schriftelijk moeten

    worden bevestigd.35

    7.3.De Wet BIG

    Op 25 juni 1992 is het voorstel van wet BIG door de Tweede Kamer aangenomen. Daarna is het

     behandeld in de Eerste Kamer. De wet BIG is in Nederland van kracht geworden op 1 januari

    1994. Zoals vermeldt regelt de wet de beroepsuitoefening in de individuele gezondheidszorg.

    Artikel 1 van de wet verstaat onder “individuele gezondheidszorg” geneeskunst en daarnaast

    alle andere handelingen inclusief onderzoek en advies) “rechtstreeks betrekking hebbende op

    een persoon en ertoe strekkende diens gezondheid te bevorderen of te bewaken”. Het gaat dusom het hele terrein van de Wet Uitoefening Geneeskunst, vergelijkbaar met de gelijknamige

    landsverordening plus alle andere handelingen die tot de (gezondheids) zorg behoren,

    rechtstreeks gericht op een persoon. De wet regelt de opleiding en het toekennen van een

     beschermde titel aan de opgeleiden, alsmede zogenoemde voorbehouden handelingen en de te

    stellen kwaliteitseisen. Het beroepsmonopolie wordt in de wet opgeheven, een aantal

    voorbehouden handelingen mag echter alleen door bevoegden worden uitgeoefend. Het doel

    van de wet is de bevordering van de kwaliteit van de zorg die beroepsbeoefenaren leveren en de

     bescherming van de patiënt tegen ondeskundig en onzorgvuldig handelen van

     beroepsbeoefenaren. De kwaliteit wordt beschermd door:

    - constitutieve registratie;- titelbescherming;

    - regeling specialismen;

    - bepalen van het deskundigheidsterrein;

    - voorbehouden handelingen;

    - tuchtrecht;

    - maatregelen wegens ongeschiktheid;

    - strafbepalingen.

    Het voeren van een door de wet beschermde titel impliceert deskundigheid op het terrein

    waarop de titel betrekking heeft. De wet vormt de basis voor de tuchtrechtspraak voor al

    diegenen die in een register ingeschreven staan. Tevens bevat de wet enkele strafbepalingen ten

    aanzien van:- het veroorzaken van schade bij het verlenen van zorg door een niet-gekwalificeerde

     beroepsbeoefenaar (dat is ook de hulpverlener die buiten het gebied van zijn deskundigheid

    treedt);

    handelingen verrichten in opdracht van de arts. De beroepsbeoefenaar die gezondheidsschade

    toebrengt aan de patiënt of de aanmerkelijke kans daarop veroorzaakt, is strafbaar. De wet regelt

    een titelbescherming, maar geen beroepsbescherming meer. Met de wet BIG wordt ook het

    tuchtrecht ingrijpend gewijzigd. Niet alleen artsen, tandartsen, apothekers en verloskundigen

    vallen onder de wet, maar ook verpleegkundigen fysiotherapeuten, klinisch psychologen en

     psychotherapeuten zullen onder de wet vallen, NJB, 1994, p. 73.

    34. H.B. van Aller in: Wegwijs in de gezondheidszorg (1990) pp. 48-49.35. H.D.C. Roscam Abbing, Beroepenregeling in de gezondheidszorg, TvGr, 1992, pp. 135-146.

  • 8/18/2019 2000 Patientenrechten in Aruba en de Nederlandse Antillen

    26/47

    18

    - het onbevoegd uitoefenen van voorbehouden handelingen;

    - het ten onrechte voeren van een beschermde titel.

    Het zal zeker tot 1997 duren voordat alle onderdelen van de wet fasegewijs zijn ingevoerd. De

    gehele registratie moet worden opgezet en in werking treden. En veel moet nader geregeld

    worden door middel van algemene maatregelen van bestuur (AMvB’s), die worden voorbereid

    door de BIG-Raad. Op 1 december 1995 treedt de wet voor verpleegkundigen (van het eerste

    deskundigheidsniveau) in werking op de onderdelen: opleidingseisen, deskundigheidsgebied en

    registratie. Beroepsbeoefenaren moeten een verzoek tot inschrijving indienen. Men zal hiertoe

     per regio worden uitgenodigd. De wet schrijft voor dat aan de aanvrager inschrijfgeld moet

    worden gevraagd. Eind november 1995 werd nadere informatie over de registratie gegeven door 

    middel van een registratiekrant die binnen het ziekenhuis werd verspreid. Eind 1997 startte de

    registratie van artsen en andere art. 3 beroepen, zoals apotheker, klinisch psycholoog,

    fysiotherapeut, tandarts en verloskundige. Deze beroepsbeoefenaren hebben een algemene

    zelfstandige beroepsbevoegd-heid op het gebied van hun beroep in samenhang met hun

    opleiding.

    Ten aanzien van verplegenden en verzorgenden van het tweede deskundigheidsniveau geldt

    geen constitutieve registratie. Ze hebben een beschermde opleidingstitel op basis van artikel 34

    BIG. Net als in het oude systeem verkrijgt men onder de wet BIG de titel verpleegster, verpleger 

    of ziekenverzorger na het voltooien van de opleiding en behoudt men de titel levenslang. De

    registratie is slechts administratief van aard. Daar de wet BIG voor verplegenden en

    verzorgenden van het tweede deskundigheidsniveau niet voorziet in een constitutief register,

    heeft tot gevolg dat zij niet onderworpen worden aan tuchtrecht en dat er voor hen geen

    wettelijke regeling komt voor eventuele specialismen.

    De hoofdlijnen van de wet BIG houden in een beroepstitelbescherming, gekoppeld aan de

    inschrijving van de desbetreffende beroepsbeoefenaar in een, door de Minister van WVC

    ingesteld en beheerd register. De belangrijkste voorwaarden hiertoe zijn voldoen aan door dewet gestelde opleidingseisen en periodieke registratie. De wettelijke beroepstitelbescherming

    heeft betrekking op: arts, Tandarts, apotheker, klinisch psycholoog, psychotherapeut,

    fysiotherapeut, verloskundige en verpleegkundige. De beroepsbescherming (dat wil zeggen: een

    verbod een gebied van beroepsuitoefening te betreden behalve met een wettelijke toestemming)

    komt hiermee te vervallen.

    Daarnaast kent de wet een opleidingstitelbescherming, een “lichtere” regeling (via een

    AMvB), waarbij onder andere gedacht wordt aan een diëtist, doktersassistente, ergotherapeut,

    logopedist, mondhygiëniste, oefentherapeut Cesar/Mensendieck, radiodiagnostisch laborant,

    radiotherapeutisch laborant. Hierover vindt nog advisering plaats. Voorbehouden handelingen

    die een hoog risico voor de patiënt opleveren, worden aan gekwalificeerde beroepsbeoefenaren

    voorbehouden. Het betreft de volgende handelingen:

    - heelkundige handelingen;- verloskundige handelingen;

    - catheterisaties en endoscopieën;

    - puncties en injecties;

    - narcose;

    - gebruik radio-actieve stoffen en ioniserende straling;

    - (effectieve) cardioversie;

    - electroshock;

    - defibrillatie;

    - steenvergruizing;

    - kunstmatige fertilisate.

    Artikel 38 BIG geeft een uitdrukkelijk verbod voorbehouden handelingen over te dragen, tenzij

  • 8/18/2019 2000 Patientenrechten in Aruba en de Nederlandse Antillen

    27/47

    19

    degene aan wie opdracht wordt gegeven bevoegd en bekwaam is. Ten aanzien van de

     bevoegdheid het volgende. Er worden drie niveaus van bevoegdheid onderscheiden:

    1.   Volledig bevoegd: dat wil zeggen bevoegd de indicatie te stellen en de handeling feitelijk te

    verrichten (art. 36), heeft betrekking op bovenstaande lijst. Deze bevoegdheid kan alleenwettelijk worden toegekend. Let wel: de bevoegdheid strekt uitsluitend voor zover zij

    redelijkerwijs mogen aannemen dat zij beschikken over de bekwaamheid die vereist is voor 

    het behoorlijk verrichten van die handelingen.

    2.   Zelfstandig uitvoeringsbevoegd: (functioneel zelfstandig bevoegd), dat wil zeggen

     bevoegd de handeling feitelijk zelfstandig te verrichten in opdracht van een volledig

     bevoegde (art. 39). De bevoegdheid kan worden toegekend bij AMvB, aan registerberoepen,

     beroepen met opleidingstitelbescherming, of aan categorieën van dergelijke beroepen.

    3.   Uitvoeringsbevoegd met toezicht: bevoegd onder voorbehoud; dat wil zeggen als bij twee,

    maar niet zelfstandig, doch volgens aanwijzingen van de opdrachtgever en met een adequate

    mogelijkheid van tussenkomst (toezicht) (art. 35 juncto art. 38).

    Bij 2 kan worden opgemerkt dat “zelfstandige uitvoeringsbevoegdheid” voor verpleegkundigeninhoudt dat daarbij geen tussenkomst of toezicht nodig is van een zelfstandig bevoegde

     beroepsbeoefenaar (zoals een arts). De uitvoerende moet bekwaam zijn, dat wil zeggen in staat

    te zijn de context van de situatie te beoordelen, zonodig daarop te reageren en een zekere mate

    van beoordelings- en beslissings- vrijheid te hebben bij het uitvoeren van de voorbehouden

    handeling. De Raad BIG adviseert hieronder de volgende handelingen te laten vallen:

    -   Injecties   im/sc/iv/inbrengen perifeer infuus;

    -   Catheterisaties blaas/maagsonde/toedienen geneesmiddelen via pomp/kolf/zakje;

    -   Puncties   venapunctie/hielprik bij neonaten.

    Intuberen wordt voortaan gerekend tot de categorie catheterisaties maar wordt geen art. 39handeling. Verwacht wordt dat in de nieuwe opleidingen voornoemde handelingen zijn

    opgenomen. Tot die tijd kunnen verpleegkundigen zich in het ziekenhuis zich laten bijscholen

    in deze handelingen.

    De regeling van de specialismen zowel voor geneeskundigen als verpleegkundigen, wordt

    overgelaten aan de beroepsverenigingen. De Minister erkent daarna de bijbehorende titels. De

     bekende verpleegkundige aantekeningen (IC, kinderverpleging O&G) komen te vervallen. Het

    tuchtrecht is vernieuwd voor zover het betreft:

    - de tuchtnorm (niet meer “het schaden van het vertrouwen in de stand van de geneeskunst”,

    maar “[....] enig handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van

    de individuele gezondheidszorg”);

    - uitbreiding van het aantal beroepen dat aan het tuchtrecht wordt onderworpen;- openbaarheid wordt regel;

    - versterking van de positie van de patiënt; hij moet gehoord worden en krijgt inzage in de

     processtukken;

    - het aantal sancties, c.q. maatregelen (van licht naar zwaar):

    - waarschuwing

    - berisping;

    - geldboete van maximaal ƒ. 10.000,-;

    - schorsing van maximaal 1 jaar;

    - combinatie van geldboete en schorsing;

    - gedeeltelijke ontzegging van de bevoegdheid;

    - doorhaling van de inschrijving, of ontzegging van het recht wederom in het register te

  • 8/18/2019 2000 Patientenrechten in Aruba en de Nederlandse Antillen

    28/47

    20

    worden ingeschreven;

    - Bij de sancties gedeeltelijke ontzegging en doorhaling kan een voorlopige voorziening

    worden getroffen in afwachting van een beroepsprocedure in het belang van de bescherming

    van de individuele gezondheidszorg;

    - de samenstelling van het tuchtcollege, waarin het juridische element ten opzichte van het

     beroepsinhoudelijke element is versterkt;

    - de beroepsprocedures; tegen een uitspraak van een regionaal tuchtcollege (procedure in

    eerste aanleg) kan in alle gevallen beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege in

    Den Haag.

    De BIG kent een afzonderlijke procedure om maatregelen te treffen tegen personen die

    ongeschikt zijn voor de uitoefening van hun beroep. De Inspecteur van de Volksgezondheid kan

    dit beroep aanbrengen bij het te vormen ‘‘College van Medisch Toezicht’’. Beroep tegen een

     beslissing van dit college is mogelijk bij het Centraal Tuchtcollege. De patiënt die zich

     benadeeld voelt kan de volgende wegen bewandelen, als het gaat om:

    - tuchtrecht - kwaliteit beroepsuitoefening (zie boven);

    - klachtrecht - genoegdoening (via interne Wet Klachtrecht);

    - civiel recht - onder andere schadevergoeding (Burgerlijk Wetboek, waaronder WGBO);

    - strafrecht - strafbaar feit (Wetboek van Strafrecht én Wet BIG).

    In de wet BIG is een artikel (art. 88) opgenomen dat elke beroepsbeoefenaar van een beroep in

    de individuele gezondheidszorg (wettelijk geregeld of niet) tot geheimhouding verplicht. 36

    8.   Grondrechten en rechten van de patiënt

    Verpleegkundigen, ziekenverzorgenden, artsen en andere werkenden in de gezondheidszorgworden geacht rekening te houden met de rechten van de patiënt. De rechten van de patiënt zijn

    ontstaan als een nadere uitwerking van de mensenrechten. Belangrijke internationale

    documenten bevatten fundamentele grondrechten, zoals het recht op leven, het recht op

    zelfbeschikking, het recht op privacy, bescherming tegen (medische) experimenten, het recht op

    gezondheidszorg, het recht op sociale zekerheid, enz. Zo bestaat er in EEG verband sinds 1977

    een charter van de ziekenhuis-patiënt. Ook het nationale recht en met name de Staatsregeling of 

    Grondwet van een land kent belangrijke mensenrechten. Voorbeelden hiervan zijn: het recht op

    informatie op grond van het behandelingscontract met het ziekenhuis of de arts, het recht een

    klacht in te dienen, het recht op geheimhouding en ook het recht de dokter, de zuster of het

    ziekenhuis aan te klagen, indien er ernstige fouten zijn gemaakt waardoor de patiënt schade

    heeft geleden. De strafrechter kan de betrokkene een straf opleggen en de burgerlijke rechter 

    kan bijvoorbeeld het ziekenhuis veroordelen tot een schadevergoeding. De patiëntenrechtenliggen vaak ook verankerd in de Staatsregeling van een land. Hoofdstuk I van de moderne

    Staatsregeling van Aruba bevat de essentiële grondrechten. Grondrechten beschermen de burger 

    tegen inbreuk op de grondrechten door het optreden van de overheid. Soms kunnen

    grondrechten ook tussen burgers onderling worden ingeroepen bij de rechter. De grondrechten

    zijn ook van groot belang voor gedwongen opgenomen psychiatrische patiënten. De

    Krankzinnigenwet van 1884 zal in Nederland vervangen worden door de wet Bijzondere

    36. Reader Studiedag “De Wet BIG, kwaliteit van Protocollering”, School voor gezondheidszorg,Rotterdam-Zuid, Olympiaweg 350, 3078 HT Rotterdam, 1994; I.P.V. Sindram, BIG in zicht.

    Verplegenden en verzorgenden onder de wet BIG; NU’91, Postbus 6001, 3503 PA Utrecht,1993.

  • 8/18/2019 2000 Patientenrechten in Aruba en de Nederlandse Antillen

    29/47

    21

    Opnemingen in Psychiatrische Ziekenhuizen (BOPZ).37 Ook de Krankzinnigenverordening van

    Aruba en de Nederlandse Antillen die opgesteld is naar het voorbeeld van de Nederlandse

    Krankzinnigenwet behoeft dringend herziening.

    8.1.De Arubaanse Staatsregeling, hoofdstuk I

    Als uitgangspunten voor hoofdstuk I van de Staatsregeling zijn de volgende documenten

    gebruikt:

    - Verdrag van Rome van 4 november 1950, ter bescherming van de rechten van de mens en

    de fundamentele vrijheden en het daarbij behorende Eerste en het Vierde Protocol. 38 Het

    Verdrag van Rome is te beschouwen als een uitwerking van de Universele Verklaring van

    de Rechten van de Mens (1948).

    - De Amerikaanse Conventie van mensenrechten van 22 november 1969, de op 16 december 

    1966 te New York tot stand gekomen.

    - Internationale Verdragen inzake Burgerrechten en Politieke Rechten39 en inzake de Sociale,

    Economische en Culturele Rechten.40

    - Het Europees Sociaal Handvest van 18 oktober 1961.41

    - De Nederlandse Grondwet van 17 februari 1983.42

    - De Staatsregeling van de Nederlandse Antillen van 29 maart 1955.43

    8.2.Het karakter van de grondrechten

    Grondrechten zijn over het algemeen in rechte afdwingbare rechten. Zij hebben tot doel de

    individuele vrijheidssfeer van de burger te beschermen tegen een te vergaande ingreep van de

    overheid op het persoonlijk leven van de burger. Dit zijn de zgn. klassieke grondrechten. Ook 

    op Aruba zijn in de relatie tussen burger en overheid de grondrechten een vanzelfsprekende

    zaak. Voor een volk op weg naar zijn onafhankelijkheid is het daarom ook essentieel een politieke structuur te ontwikkelen waarin vrijheid en verdraagzaamheid voorop staan. Deze

     begrippen zijn echter inhoudsloos als ze niet gedragen worden door toereikende sociale,

    economische en culturele omstandigheden. Een aantal sociale grondrechten zijn daarom

    opgenomen in hoofdstuk V van de Staatsregeling. Grondrechten zijn niet absoluut. Beperkingen

    moeten mogelijk zijn. Het gebruik van de woorden “Allen die [......]”, “Ieder [...]”, “Niemand

    [.....]” wekken de indruk, dat alleen natuurlijke personen als gerechtigden van de

    grondrechtenartikelen moeten worden beschouwd. Dit is niet de bedoeling.

    Ook rechtspersonen, groepen en organisaties zonder rechtspersoonlijkheid vallen onder de

    werkingssfeer van de grondrechten, voorzover het passend is naar de aard van het betreffende

    grondrecht. Toch zijn er bepaalde groepen van personen waarvoor in bepaalde gevallen een

    37. P.J.H. Laurs, Een roman met een happy end? De novelle-BOPZ revisited, NJB, 1992, pp. 634-640. De BOPZ is op 17 januari 1994 in werking getreden, Stb. 1993, 671. Er is twintig jaar 

    verstreken sinds het voorstel van wet werd ingediend, NJB 1994, pp. 140-141. Over het verschil

    tussen de Krankzinnigenwet en de BOPZ zie: J.H. Hubben, De wet BOPZ en de opgenomen

     patiënt, NJB, 1994, pp. 213-217; J. de Boer, De Hoge Raad en de BOPZ, NJB, pp. 218-222.

    38. Trb. 1951, 154; Trb. 1952, 80; Trb. 1964, 80; 1969, 24.

    39. Trb. 1969, 99; 1970, 52; 1975, 60.

    40. Trb. 1969, 100; 1975, 61.

    41. Trb. 1962, nr. 3; 1963 nr. 90.

    42. Stb. 1983, nr. 70, PB 1983, nr. 24.43. PB 1955, nr. 32.

  • 8/18/2019 2000 Patientenrechten in Aruba en de Nederlandse Antillen

    30/47

    22

     beperking bij de uitoefening van de grondrechten zal moeten gelden. Bijvoorbeeld voor 

    gedetineerden (bewegingsvrijheid) en voor ambtenaren (recht op vrije meningsuiting).

    Dergelijke beperkingen zijn alleen gerechtvaardigd indien de Staatsregeling een

     beperkingsclausule terzake noemt.

    8.3.Het beperken van de grondrechten

    Dit kan gebeuren door middel van doelcriteria. Deze methode houdt in dat terwille van een

    aantal beleidsdoeleinden, die per artikel limitatief zijn opgesomd, inbreuk op grondrechten mag

    worden gemaakt. Deze methode van beperken van grondrechten wordt veel toegepast in

    internationale verdragen. Het voordeel van deze methode is, dat duidelijk is op welke gronden

    een grondrecht mag worden beperkt. Het nadeel is, dat grondrechten een ruim toepassings-

    gebied hebben, waardoor een lange opsomming van de beleidsdoeleinden onvermijdelijk wordt

    en sommige beperkingsgronden ook een zekere vaagheid hebben zoals: ‘‘in het belang van de

    openbare orde’’. Doelcriteria worden onder andere toegepast in de volgende gevallen:

    - de beperking van de godsdienst of levensovertuigingsvrijheid buiten gebouwen of besloten plaatsen;

    - de beperking van radio en televisie;

    - de beperking bij landsverordening van het recht van vergadering en betoging.

    8.4.Procedure en competentie voorschriften

    Competentie voorschriften wijzen de overheidsorganen aan die bevoegd zijn de beperkingen

    vast te stellen, terwijl de procedurevoorschriften de uitoefening van die bevoegdheden aan

     bepaalde voorschriften bindt. Alleen de formele wetgever (de Staten en de Regering) is bevoegd

    de uitoefening van een grondrecht bij landsverordening te beperken. Er is geen

    delegatiemogelijkheid (aan de lagere wetgever zoals de bijvoorbeeld de regering). Indien er zich

    een beperking van een grondrecht voordoet moet de wetgever er voor zorgen dat er eenrechtsgang naar een onafhankelijk rechtsprekend orgaan openstaat.

    8.5.De horizontale werking van grondrechten

    De horizontale werking van grondrechten, ook wel derdenwerking genoemd, betreft de vraag of 

    grondrechten alleen rechtswerking hebben in de verhouding o