1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

121

description

1979_Kinderversjes en liederen uit Zeeland o.a. Klein zieltje gezongen samen met de rommelpot langs de deuwern op nieuwjaarsdag

Transcript of 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

Page 1: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland
Page 2: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

Kinderversjes en volksliederen uit Zeeland

door

E.J. van den Broecke-de Man

samen met

Drs. J .H. Kluiver

en

B. Oele

Uitgegeven door de Zeeuwsche Vereeniging voor Dialectonderzoek te Middelburg ter gelegenheid van haar 50-jarig jubileum 1929-1979

Page 3: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

Componisten en tekstschrijvers van nu, die eigen werk afstonden, door ons dank­baar aanvaard:

Componisten: Mevr. Marie Cecile Moerdijk Cor Schijve W . L . Harthoorn Adr. Kousemaker Evert Heyblok Leen de Broekert Bram Beekman Engel Reynhoudt

Tekstschrijvers( sters): Dr. Tjaard W.R. de Haan Mevr. D . K . Soldaat-Poortvliet Mevr. L . Huisman-Griep Mevr. A . Wiebrens-Beekman

Page 4: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

VOORWOORD

Anna stoeng te wachte... Het is misschien teveel gezegd te stellen, dat we op dit Zeeuwse liederenboek stonden te wachten, maar nu het er eenmaal is mogen we toch zeggen: hadden we het maar eerder gehad. Als kind hebben we al medelijden gehad met Jan, die dan wel een smeerlap was, maar toch niet verdiende, door Anna met een dikke stok op z'n kop geslagen te worden. Wij zongen, dat toen de buren kwamen er niks aan de hand was, maar in het boek lezen we, dat Jan al van kant was. Men kan zich afvragen of dit boek past bij een jubileumviering van een respectabele vijftigjarige, die met een zesde druk van het Woordenboek op een goede staat van dienst kan terugzien. Onder de doelstellingen van de officieel in 1929 opgerichte Zeeuwsche Vereeniging voor Dialectonderzoek kunnen we o.a. lezen: het bevorderen der uitgave van geschriften, betrekking hebbende op of geschreven in de Zeeuwse dialecten. Nu, aan deze omschrijving voldoet het liederenboek geheel. "Geen dierder plek voor ons op aard", kunnen we ook in de bundel vinden - het Zeeuwse volkslied - met in het tweede couplet:

"Waarvan in de historieblaen De Evertsen en Bankerts staan, Dat immer hoog in eere houdt De onverschrokken Naerebout''.

Het is wat deftig gezegd, heel anders dan in een andere versie van een Zeeuws volkslied:

"Waer de Evertsen en Bankerts, Jöös de Moor en Bestevaer, Zêêlands naem en roem ver'öögden Op de zêê mit döödsgevaer, Daer is 't land, dat ons ewrocht ên Daer is 't land dat God bewaer".

In de tijd dat het Zeeuwse volkslied ontstond - 1919 - was er sprake van een groeiend Zeeuws besef, maar het volkslied appelleerde minder op dat besef dan de Zeeuws-Vlaamse hymne: "Waar eens 't gekrijs der meeuwen", dat nog uit volle borst gezongen wordt. Veel gemoedelijker, veel "hartelijker" klinkt daar:

"Daar klinkt de echte landstaal, Geleerd uit moeders mond, Eenvoudig, zonder omhaal, Goed Zeeuwsch en dus goed rond".

Dat Zeeuwse besef groeide in de jaren twintig. In 1928 worden oudheidkundige verenigingen gesticht: in Oost Zeeuwsch-Vlaanderen, op de Bevelanden, op Schouwen en Duiveland, terwijl ook een groep jongeren een Zeeuwse dialecten­vereniging oprichtte, die in 1929 officiële erkenning kreeg met statuten van een jaar later. Merkwaardig genoeg telt men in die vijftig jaren maar twee secretarissen: mevrouw dr. H . C . M . Ghijsen en mevrouw E.J. van den Broecke-de Man. Me­vrouw van den Broecke is een waardig opvolgster van dr. Ghijsen, die in 1976 overleed. Beiden mogen de ziel van de Vereniging worden genoemd. Wanneer we thans over een bloeiperiode spreken is dit te danken aan onze tweede secretaris in successie aan wie wij in korte tijd de samenstelling van het werk "Dialect in West Zeeuwsch-Vlaanderen" en dit liedjesboek te danken hebben. Werken als deze zijn de producten van samenwerking van velen, die Zeeland en de Zeeuwse tongval een goed hart toedragen. Mogen wij ook thans spreken van een groeiend Zeeuws besef, of is dit ook teveel gezegd en kunnen we beter zeggen: Utemetuut, m'n liedje is uut?

M.P . de Bruin Voorzitter van de Zeeuwsche Vereeniging voor Dialectonderzoek

Page 5: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

VERANTWOORDING

De Zeeuwse Vereniging voor Dialectenonderzoek wilde bij de viering van haar 50-jarig bestaan, zo veel mogelijk, jong en oud betrekken, uit alle delen van Zeeland en Goeree-Overflakkee. Het in 1977 begonnen onderzoek naar oude Zeeuwse kinderliedjes, kon worden uitgebreid: van kindervers tot volkslied; en dan "volks" in de ruimste zin van het woord: van het volk, voor het volk. Door onze, van origine, Zeeuwse Volksliedzangeres, Mevrouw Marie Cécile Moerdijk, Direkteur van de Nederlandse Vereniging voor Volkszang, werd enthou­siast alle medewerking toegezegd, meteen een zeer welkome persoonlijke bijdrage gezonden, waarbij twee liederen met tekst van Dr. Tjaard W.R. de Haan. Velen volgden dit voorbeeld. Menig, per brief ontvangen, of via de telefoon toegezongen liedje, werd later op de band vastgelegd. Ons bestuurslid Drs. J.H. Kluiver zocht bovendien in het Volksliedarchief van het "Instituut voor Dialectologie, Volkskunde en Naamkunde" te Amsterdam, alles op, wat van Zeeuwse herkomst was, en waarvan wij, in overleg met de bureauleider Ate Doornbosch, eveneens gebruik mochten maken. Veel bleek overeen te stem­men, of gelijkenis te vertonen met wat ons via mondelinge overlevering bereikte. Ook in andere archieven werd belangrijk materiaal gevonden, met prettige mede­werking van o.a. de heer K.R. van Leerdam van het Administratief Dienstencen­trum Midden-Zeeland, betreffende het Archief J. A. Hubrechtse; van de heer P.J. Aarssen van het Documentatiecentrum Zeeuws Deltagebied, waaronder ook de collectie Altorffer ressorteert; van de dames van de Muziekbibliotheek en van Ir. A. Louwerse, die een studie maakte van een paar honderd, in Westkapelle, nog altijd-vooral-op-bruiloften-gezongen volksliedjes, die men smartlappen pleegt te noemen, en waaraan mogelijk, ook onzerzijds later eens extra aandacht kan wor­den geschonken, hoewel er geen woord dialect in voorkomt. Dit geldt eveneens voor de vele-coupletten-tellende Zeeuwse volksballaden, zoals "Roosje" van Jacobus Bellamy, waarvan we een dialect-vertaling bezitten. Het geldt ook voor de zogenaamde "centsprenten, en de, in de vorige eeuw, in dichtvorm gegoten moord verhalen, die, meestal op bekende wijzen, aan de deur gezongen, en in druk verkocht werden, en die evenmin als de lange gelegenheidsverzen bij provinciale en plaatselijke gebeurtenissen, in deze bundel pasten. Intussen zullen mogelijk hier of daar nog oude liedjes bekend zijn, die wel opgeno­men hadden moeten worden, doch ons niet bereikten. Die worden alsnog gaarne op ons secretariaat ontvangen en in ons bulletin doorgegeven en becommentarieerd. Een aantal van de toegezonden kinderversjes, vooral speelliedjes, behoorden tot het algemeen Nederlands repertoire. Ze werden ook zo Nederlands mogelijk gezongen; andere gaven een mengelmoes van dialect en algemeen beschaafd Ne­derlands. Wij namen daarvan alleen datgene op, waarin we iets specifiek Zeeuws meenden te ontdekken. Voorts naast de echte dialectliedjes: het Zeeuws volkslied, plaatselijke en streek-volksliederen, en enige verzen, waarin, soms ook in Neder­landse bewoordingen, eigen provincie, streek of woonplaats wordt bezongen, of iets, dat daarmee op enigerlei wijze in verband staat. Enkele teksten werden, op ons verzoek, van een melodie voorzien, door Zeeuwse componisten van nu, die, naar wij meenden, in dit liedboek ook, zoveel mogelijk, vertegenwoordigd moesten zijn. Leerlingen van basisscholen hebben, onder leiding van hun leerkrachten, in teke­ning weergegeven, hoe zij de inhoud van een in hun woonplaats of streek gesigna­leerd liedje opvatten. Een jury, bestaande uit Mevrouw L. Binkhorst en de heer H.G.J. de Meij zochten daarvan ruim 80 stuks uit, die het meest in aanmerking kwamen voor de illustratie van ons jubileumboek. Bij elke geplaatste tekening vindt men in de marge: de naam, leeftijd en woonplaats

Page 6: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

van degene, die ze maakte. Dan volgen de namen van tekstschrijver en componist van het bijbehorende liedje, voorzover bekend, benevens de eventuele uitgever, die toestemming gaf voor overname, waarvoor we zeer erkentelijk zijn. Drs. J.H. Kluiver transponeerde de kinderversjes zoveel mogelijk, voor de omvang van de kleuter- en kinderstem. Hij zorgde ook, met assistentie van de Directeur van de Zeeuwse Muziekschool G.W. Bergman, de leraar L. de Broeken en Monique Engels, voor het uitwerken en optekenen van de muziek van de bandjes, waarvan een en ander opgenomen werd door ons bestuurslid R. Willemse. Tenslotte werd de muziek gezet door C. Proos en Drs. Kluiver, en van de opgenomen tekst voorzien door onze penningmeester B. Oele, die mede bij de lay-out hielp, de nodige verklarende tekeningetjes toevoegde, en het omslag, met daartoe gekozen kinder­tekening verzorgde, terwijl Mevrouw H.J. Quasters en Mevrouw J.A. Oele-Leijs hun aandeel bij het typewerk leverden. Aan de medewerking van alle genoemden en de velen, die hielpen "putten uit de levende bron", wier namen vastgelegd werden in een "lijst van medewerkers", dankt de Zeeuwse Vereniging voor Dialectonderzoek dit resultaat: een staalkaart van Zeeuwse liedjes, oud en nieuw, ons jubileumboek 1979. Moge het zijn weg vinden naar Zeeuwse scholen, Zeeuwse gezinnen, Zeeuwse verenigingen, en bovenal naar Zeeuwse harten!

E.J. van den Broecke-de Man

Page 7: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

6 MET DE KLEINTJES

Janita van Haaf ten 11 jaar Stavenisse

Nao - ne nao - ne k i n - n e t j e , wat e i t dat kinnetje

in der'and, 'n mooi mooi boek - j e , wat staet

daer i n te l e -zen, vao-der en moe-der die slaepe op

É •é # bed en ik slaep i n de krib-be, de krib-be was

h l u h\i J u M J > zo diep, toen v i e l ik i n het r i e t het r i e t dat

# ë X was zo mooi, toen v i e l ik i n het hooi, het hooi

Page 8: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

dat was zo glad, toen v i e l ik i n de ooi - e - vaar

z i j n poep - gat.

spin-netje pap - pe - t j e n i e t i n ' t spinne-tje staet

Rien de Vos 12 jaar Stavenisse

Nao - ne Nao - ne k i n - n e t j e pap-pe-tje stae i n het

k i n - n e - t j e kin - n e - t j e k i n - n e - t j e kaet.

Page 9: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

W I E G E L I E D 1944

I J- J > Margaret Rottier 12 jaar Borssele Tekst: J.P. Paulusse Muziek:

'kZade g ' r - d i e - nen gae s l u - te. 'kSlu-te den H A J Franke Uitgever: Ars Nova Goes

doenker bu- ten. Bu - ten i s ' t d o e n - ker en'twêêris

i tdróóg.

Slaepmar m'n wuuf-je slaep zach-te, Moeder-tje ouwt

i er de wach-te, Slaep mar m'n wuuf-je slaep zach-te,

Moeder-tje ouwt er de wach- te.

boog. Bu- ten staet'twae- ter, marnier i s 'tdróóg. Refrein I

Page 10: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

2. 'Oor toch die sturmen is jaege - - 3. Waerom bin ik zó 'ejoge? Meeuwen en lievens die klaege. 't Waeter riest uut de zêê om 'öög, Overaol waeter, maer 'ier is 't droog. Refrein

'kè 't a zö dikkels 'evroge: Leeft nog je Vaeder, of is 'n dóód? 'k Raek van da dienke nog in m'n 'ööd' Refrein

4. .k Za de g'rdienen gae slute, 9

'k E z'ööre schiete dae buten. Wat ik wou wete, da weet ik noe: Aoles bin'k kwiet noe, be'aolve joe. Refrein

Danny Siepman en John Holle stelle 11 jaar Colijnsplaat

rj m <s»—0 a 0 D u - j e du - je kinne-tje. Binne je voetjes koud

ê 1 M \77 q é \ rJ é \ a ë \n vuur - t j e zum-men stooke. Pap je zum - me kooke. Wieg-je

77 hae van krik-krak Vo die kleine d i k - z a k !

Suja, Suja kinnetje 't Papke staet in't spinnetje. Moeder is nae Damme Om un volle mamme. Nö, nö kinnetje, Vaoder is nae Slikkeslööt Je moeder is je minnetje, Om un kurfje wittebrood. Je vaoder is je winnebróöd, Zó wor wor dan eus kindje gróót. Over 'n jaer is kindje gróót.

Dou - dou-die-ne kwam van Brug-ge, mee de pap-pot

op z'n rug-ge, mee de l e - pel i n z'n *andf zo kwam

Dou - dou - dien in 11 land .

Page 11: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

10 NAE DOMBURG NAE'T WAEFELUUS

\ \ \ <3v^

i i LD El # 4r d& ^

Daphne van de Sande 11 jaar Middelburg

Nae Dom - burg nae ' t w a e - f e l - uus,Me kom - me den

ee - len dag nie tuus, Dan gae - me nae Moe Jan-ne - ke

JIJ. > J P p p p l J ^ É f j É Dan drienke me k o f - f i e uut 't ka n - n e - k e , Dan ee -

te me van da lek-ke-re goed,dat moe - der in kind-

je z ' n p a p - j e doet.

Schommele, schommele bootje, 't Schuutje vaere nae 't ootje, 't Schuutje vaere nae Rotterdam. Moeder krieg Keesje een boter'am? Een boter'am mee kaes, Dan 'ord Keesje een grööte baes.

Schommele, schommele, bootje, Merge kom Oom Jöösje. En as Oom Jöösje dan nie komt, Dan komt Jantje Franse. Die laet de poppetjes danse. Van boven op de zolder In de plasse polder. Van je één, twee drie... Schuutje kapt om, Schuutje kapt om, Schuutje kapt 'êêlemael om!!

Page 12: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

11

Ben Zuidwijk 11 jaar Middelburg

Naer Domburg, naer Domburg Die groote weg met putten. Dan gae we naer 't waefeluus En komme de 'eele nacht nie tuus Naer Domburg, naer Domburg, Die groote weg met putten, Putten, putten, putten!

Draeje, draeje wieletje Morrege komt Michieletje As Michieletje dan nie komt, Dan komt Jacob Janse. Die laet de poppetjes danse Van boven op de zolder In de Goesse polder.

Klappe, klappenandje Poele, poelezandje 'n Stikje lever, 'n stikje pens Is goed vö de zieke méns.

Klappe nandje, Oölef santje Stikje lever, Stikje paanse, Goed vo de zieke maanse. Kiete, kiete, kit. Klappen 'and, Luien 'ant Sluusje. Wat staet terop? 'n uusje. Wat staet terop? 'n 'aentje. Oe êê je vrouw? Arjaentje. Kiele, kiele, kiele.

Dit voetje en dat voetje gienge de lammetjes wachte 't Eene liep in't koren verloren en't andere dat bleef achter.

Keetje van Zon zat achter den trap Voerde d'r kindertjes suuker mit pap Suuker mit pap mit een lepeltje Moeder 'k hoa gêên klompen Doew je vaoders z'n schoenen an Moeder die binnem'n veuls te groat Douwt d'r in 'n bosje mit stroa Moeder, noe binne ze net van pas Of 't an m'n voeten gemete was. Dag moeder, dat voader Tien ure thuus, Ellef ure in't spinnehuus Toen kwam d'r een vareke mit een

lange snuut, in die blies't 'eêle vertelsel uut.

Een poelevoetje en nog'n poelevoetje Die giengen de schaopjes wachten Eentje liep 'r in't köör'n verlöör'n En't andere liep t'r achter.

Page 13: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

12 OP DE KNIE

h J J u ^

ê Op - l a pae-retj e ! r i e nae stee, Brienk fo paot-je

koekjes mee, koekjes mee un d u i t - j e , Ap - p e l - t j e s

mee un f l u i t j e , Peertjes van de mast, Meis-jes

o u - t e r j e broekje v a s t .

Ieteke dieteke daere! De boer zat op z'n maere En ie riep van vaere: Ieteke dieteke daere!

De maere missen stieve rik. Toen viel de boer missen Hat in de slik.

'Op, 'op, pèrretje Mit je vlasse sterretje, Mit je kopere bellegat. Wat'n mooi pèrretje is dat!

Ee pèrretjezeule Dat rie nae de meule, Dat rie nae de bonte koe Ee pèrd, waer mö je nae toe? Om'n bennetje wikke, Wa zulle die pèrretjes slikke Om'n bennetje kaf, Rie dan pèrretje op'n draf! Dan kom Jan d'n Akkerman, Kerbies, kerbas, van achteran, D'n Akkerman mie z'n slee, Die neem kleine Keesje mee!

Ieteko, ieteko derrie Jantje zat op de merrie De merrie brak de rik, Toen viel Jantje mit Z 'n gatje in de slik.

'Upsa, 'upsa paeretje Wae moe jie toch naetoe? Mee je gevlochte staeretje, Nae't koekestalletje toe. Upsa paeretje, lope, Me gae'n koeke kope, 'nKoeke mee'n krentje, Voor ons kleine ventje.

U ju ju Jan Jansen's pèrd 'tls zö'n aordig blisje. 'tls'n blisje zonder stèrt, Riet'r mee nao't smisje. 'tSmisje is geslööt'n. Riet'r mee nao Nööt'n. Op Nööt'n is't zo hlad, Dao valt pèrretje op z'n hat!

Page 14: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

J U T E K A S S E PÈRRETJE

MARJoUllv UêR

Jutekasse-pèrretje Nae Gent al om'n sterretje Naer Ieperen om azien. Ister in Ieperen gêêne, Dan riej'nme d'rom naor Mêêne. Is ze te Mêêne goejekööp, Me nêêm'n d'r tien of twaolf t 'ööp' Pèrtje wï'je wad'arder lööp'n Dan zumme'n zakje meej'aover kööp'n Me gaon gaon rijen Naer Lombardije Om daor te leer'n lóóp'n.

Raod's wad ik daor vernam: De kattepoes waste de schotel 't'Ondje karnde de boter, De vlêêremuus kwam 's aoves tuus De koekoek en't leeuwèrrikje Die bouwden saomen'n kèrrikje Gunter in de zêê - -Toen kwam'r'n dööve kwakkel Meej'n rott'n appel -Die góojde't kèrrikje in twee - -Noe bouw'n ze n ö öjt mêêr 'n Kèrrikje in de zêê!

Jute kasse pèrretje Mee z'n blisse sterretje Mee z'n kopere pietepan Jute, jute, Jan. En .oe.arder da da pèrretje reej 'Oe korter da z'n sterretje wier. 'Up, 'up, 'up!

Jutekasse paeretje Nae de briele vis. Wie weet wa mooi weertje O f t morrege wêê is. Dan komme die'êêren M i tie mooie klêêren. Dan komme die vrouwen M i tie mooie mouwen. Dan kom Thijs de timmerman, Die spieker joe gatje'r wêêr an.

Uto kasse paeretje Waer gae jie naer toe? Mee'n opgekoppeld staeretje, Naer je grótemoeder toe, Om'n niewe rok, D'n ouwen is verslete D'r zaete zövêêl kabietertjes in Die zouwe ons ventje opete!

D'n ouwen is verslete En Vaeder wil't nie wete, En Moeder ei zö vêêl geld Z'eit't nog nooit geteld.

M ' n moeder mag't nie wete M ' n vaeder ei gin geld 'tls zö treurig gesteld.

Marjolein Leer 8 jaar Sluis

Page 15: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

Eene Pier zat op'n stier ie wis nie wae of z'n schuutje vier. Z 'n schuutje vier an'tlêênde en ie begon te schrêêjen ie wis nie war o f n slaepe mog ie sliep al bie z'n memmetje z'n memmetje wou't nie ebbe toen sliep ie in de krebbe de krebbe was te maeke ie sliep er in't laeke 't laeke was te wasse ie sliep in de plasse

'kEb'r nog'n klein'oentje op't kot Dat mot'r van aevend an. Toen ik m'n oentje koke wou, Toen stond m'n potje vuul. Toen ik m'n potje afschure wou, Toen tientelde m'n duum. Toen ik m'n duumpje werme wou, Toen vloog m'n deurtje op slot. Toen ik m'n deurtje open wou doen Toen viel'k bie't vèrke in't kot. Mè't vèrke wou me nie 'ebbe.

de plasse waere te diep ie sliep in't riet 't riet was te langk ie sliep in't zand 't zand was te fien ie sliep in de rienk de rienk was te rond ie sliep bie d'n ond d'n ond die wou'm biete in z'n dikke kiete d'n ond die wier zö dol en beet'n stikje - -uut diejen Pier z'n krullebol.

Eén, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven Jantje mee de bulte kwam ik tegen al op dad'oute bruggetje Ie keek op de kas 'Oe laet't was 'tWas nog gin negen uure Toen liep Jan nae de schuure De schuure was op slot Toen giengtie naer't verkeskot 'tVèrke begon te knorre Toen liep Jan nae de ouwe lorre De ouwe lorre vlogen in brand Toen giengtie nae de dullefskant De dullefskant die was zö glad Toen viel Jantje op z'n gat.

Janke Wisse 11 jaar Oost-Souburg

D'n domenie ei'n koeje gekocht de koster eit'n tuus ebrocht de slachter eit'n dood edae de meid eit'n opgebrae en't kleine pienkje ei aoles opgegete.

Antje de bult die kwam ik tege Op't glaeze bruggetje Ze keek op de kass' 'Oe laet of het was 't Was a zeven uure 't Vrouwtje mos gae schuure 't Vrouwtje mos gae waereke A in de kleine kaereke De Kaereke was geslote Toen ging ze nae de gote De gote was zö vuul Toen ging ze nae d'n uul D'n uul die wou se pikke Van achter in d'r nikke. 't Vrouwtje da lei dood Mït'n kosje dröögen brood.

Page 16: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

Tekstschrijver en componist onbekend 18e-19e eeuw

Rembrandt 1606-1669

EN KOOPT DA KINT UN VALLEN 'OET 15

é' '« _ En koopt da kint un v a l - l e n 'oet, ie - l e a l - l e

ie - l e a l - l e e i ie - l e a l - l e i e - le a l - l e e i

dat v a l t dat ' t'um geen zee - re doet ' k w i l t hier

'k w i l t daar ' k w i l t ie - be lab - be loar, dat' t v a l t dat

'turn geen zee - re doet a daor

2. En koopt da kint un pannetje, Iele, alle, iele alle ei (bis) 'tZal dansen liek un mannetje 'kWil't ier, 'kwil't daor 'kWil't iebe, labbe laer. 'tZal danse liek un mannetje adaor!

3. En koopt da kint un kleuterspaon Iele, alle, iele alle ei (bis) 'tZal mêê un jaor allêêne gaon 'kWil't ier, 'kwil't daor 'kWil't iebe labbe laor. 'tZal mêê un jaor alêêne gaon adaor!

Roel Hubregtse 12 jaar Sluis

Page 17: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

16 KALLEMOEJE

Yolijn de Zwart 11 jaar Aardenburg

Kallemoeie ree zo gèrr'n, Op 'n osje da nie zag, Kallemoeie ree zö vérre, Tot z'in de slööte lag.

En z'at zo gèrr'n appels en pèrr'n, Kèrremelk en witte brood -En noe is Kallemoeie dood.

KLOP KLOP MARIEKE

— » r w— Klop - klop - klop. Ma- rie-ke,Zedde g i j thuis?

Wel- j a l i e f kind, kom maar i n 'uis. Wa l i g t doar op

Mede Volksarchief

da schoa-mel-ke?

Doa ligt'n boterammeke.

Wat staat 'r op dat schouwke? Ons lieve Vrouwke. Wat staat daor op da lêêrke? Ons Lieven Eêrke. Wie zit daor in da kamerke? Da's Thomas mee z'n 'amerke. Wat staat daor in dat 'oekske? 'n Manneke mee 'n leren broekske, 't E zijn lepelke pap opgheten En 't è z'n broekske volgescheten.

Elk antwoord wordt gezongen als een echo van de voorgaande vraag

Page 18: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

17

Mar co de Dreu 11 jaar Oudelande

Kakkestoele meije, Asje valt dan lei je.

't Is aevend geworre Ons klein kindje is moe Kom me liefje, zeg moeder Gae toch nï je beddetje toe.

Koele koele meije aje valt dan lei je op de blauwe leije.

Guusjes, doe je boekje toe Loop nae Jöösjes moedertje toe Jöösjes moedertje is nie tuus Wae is ze dan? In't achteruus! Wa doe ze dae? Outjes kraeke, Vuurtje maeke, Aoles doe ze in't vèrkeskot Mee de deur op slot.

Roland Gijzel 11 jaar Koewacht

MELANIE

G'hè zwarte kniejen Me- l a - n i e , Ge moet ze

wassen, da'k et zie. En as ze dan ge - was-sen

f f f m i j n , steek dan ouw voe - t j e s b i j de mijn.

Page 19: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

18 SPEELLIEDJES

"TFTT?—fV i - - - h N K k b i K k=k= Ik ( een ring

_« * • é' é''—#J—* * ^ — a l aon m'n and, an wien z a l ik

- - - K K K K Ik. die g« s - ven? An a l c

M ' ' ' 3e - geen die vöó me staot, die

r iJ M- I J F f # = —*—é' * z a l ik pr i s -

4= -se - t

n 1 êê - i J—J' JN ^ # L L ^ —

"en aon-staonde vrouw ik leg

~ * é * ff «

Oud kringspel

m'n and op jou, a l on-der mijne schou-wers ver - zoen

ik jou.

Dimitri Dagevos 11 Kattendijke

We gae nae de bakker om een broodje te 'aele -De bakker is niet tuus,

En as de bakker nie tuus is, Dan gaen we weer naer 'uus, Poortje open of toè

Page 20: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

I

2. Ze begon opeens te wenen, wenen, wenen 3. Toen kwam haar moeder bij haar staan 4. Lief Anna, waarom weent gij zo? 5. Omdat ik morgen sterven moet 6. Toen kwam de jager uit het bos. 7. Die stak klein Anna in de borst. 8. Maar Anna mag niet sterven. 9. Ons Anna is weer opgestaan.

Judith de Raat 12 jaar Waterlandkerkje

steen.Klein Anna zat op ee - ne steen, ee - ne steen.

K l e i n An-na zat op ee - ne steen, ee - ne steen ee - ne

Page 21: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

20 M A V I E J E T T E

E E N BOERINNETJE UIT F R A N K R I J K

Hl K J S I J > É Ow<i kringspel

Een boe - r i n - ne - t j e u i t Frank - r i j k met haar

> >|J J) i è blan - ke f a - t i o n 'k zou zo graag Mien-tje door

MIJI J> -i -i i •< J' > J' J> de tuin zien wand'len Z i e t daar gaat z i j r e i -

H » j | j l > > > J J i J > i > > ken Z i e t daar gaat z i j p r i j - ken dat doet z i j

voor haar l i e - ve man die z i j 1 s a-vonds zoenen

Wie kiest de maviejette Milantèn milanton (bis) en Annie maviejette Milantèn milanton (bis) enz.

Joke Korfker 10 jaar Aardenburg

Page 22: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

21

kan Rou - we rou - we rou - we S t r i k - j e s op de mou-

we 't'eer-ste jaar een of - f i - c i e r ' t der-de jaar

een jon-ker jon-ker jon - ker d r i e - maal door de

don - ker don - ker don - ker d r i e maal door de ma-ne

sc h i j n a l s Va - der en Moe - der naar bed toe z i j n

'k Heb mijn eer-ste b r i e f ont - van-gen Ma-ri - on

Ma - r i - o - net-te ' k Heb mijn eer - ste b r i e f ont - van -

gen Ma - r i - on.

Page 23: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

22 AERENOUT, DE SUUKEREBOUT

Ae - re - nout,de suu-ke-re-bout, die l i e p ' s langs de

kao - j e . Ie docht,dat'n ' n veu-hel schoot, en ie schoot

er un pap - pe - hao - je . En ie was zo b l i j en ie schoot

er d r e i . En ie was zo dol, en ie schoot'n 'êê - l e man-

Wilma Beun 11 jaar Veere Mede: Volksliedarchief

de v o l .

Jan Naerebout, Jan Sukerebout, Die liep er 'es langs de kaoie, Toen docht ie dattie 'n veugel schoot, En ie schoot er een pappegaoie. Toen wier ie zo berremèrtig, En toen schoot ie er zes en dertig. Toen wier ie biekans 'elemael dol En toen schoot ie 'n ele mande vol.

Aerenout, de suukerebout die liep is langs de kaoje Ie docht datten'n veuheltje schoot mae't was'n pappehaoje. De pappehaoje van't Nieuweiand en appeltjes van oranje peertjes van den groten boom, wie zal'ebbe de hou we kroon? De meisjes uut de kêête die werreke da ze zwêête Pief poef paf, de paeretjes ete kaf, de koetjes ete 'ööi; Mééster, is m'n les nie mooi?

Louwerientje van Sukerenhout, Die liep is langs de kaoi, Ze docht da ze een veugeltje schoot, Mè 't was een pappegaoi. Pappegaoi van Engeland, Van Engeland en Spanje, Appeltjes van Oranje, Peertjes van de beste boom, Wie za ebbe de gouwe kroon, De gouwe kroon al in de wei, Wè al die lieve meisjes zijn. Meisjes uut de kêête, Die werke da ze zwêête.

Page 24: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

Zeeuwse versie van oud liedje

23

An - na stoeng te wach -te te wachte op haer man

'Nachtsom twaelef uu - re kwam Jan de smeerlap an.

2. Goejenaeved Anna, goejenaeved Jan Waer ei je zölangk gezêête? Da gae je glad nie an.

3. Anna gieng nae boove al om 'n dikke stok En toen ze kwam benêêje toen sloeg z 'mopz 'n kop.

4. Jan begon te schrêêuwe te schrêêuwe moord en brand, En toen de bure kwaeme toen was Jan al van kant.

5. Jan die wier begraeve al in'n'oute kist mee twee glaeze deurkes zonder't iemand wist.

Zwart Willemientje Zat achter't gerdientje Wa dee ze daor? Ze kamde'eur'aor Ze waste'eur 'andjes A l in'n fontein Ze droogde ze af Ze stakz'in'eur zij Ze knielde 'r bij Ze sprong weeral op En danste op, op!

Moeder de vlo ze biete me zo, ze biete me zeer: ik laat'reen valle van bovenaf neer. Moeder de pop, ikraap'reenop. Anne de Pee, ik sleep'reen mee.

Peggy Oelrich 11 jaar Veere

Page 25: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

Eergisteraeved sloeg het halleftien toen waere 'r zövêêl moordenaers, 'keb z'achter 't raem gezien. Alloove, alloove wittebrood uut d'n ooven Jikkemientje, lekkere tand eet rezientjes uut 'r 'and.

Jan Peter Francke 11 jaar Gapinge Bolkie Wesdorp 12 jaar Gapinge

Page 26: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

25

ra

Johan Donze 12 jaar Vlissingen

Blok/ blok en een vierkan-te blok, Een blok

aan, Ik z a l je bak-ken i n de pan, ik z a l je

Erwin Meerman 12 jaar Vlissingen

sto - ven i n de o - ven tot je roept O - r a n - j e bo-ven.

1

Sliengertje, slangertje, Ertetangetje. Koffiedik - A f ben ik.

met ze - ven gaat-jes v i s - j e v i s - j e kom er eens

Page 27: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

TOUTER

* é-

Arjen v.d. Driest 10 jaar Serooskerke

Tou-ter,m'n tou-ter,m'n uus-je brand af. Wien doe-

ta? de kraö-je. De krao-je wou naer En-geland gae,En-ge-

land was ge-slo-te. Toen l i e p ' n nae de go-te. De go-te

was zó vuul. Toen l i e p 'n nae d'n uul. D'n uul die

za je pikke van ach-ter in je nikke, van vo - ren i n j'n

o -verschoot, Zo was't k a l l e f je a l l e f dood. A l - l e f dood

Page 28: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

Erwin de Mul 7 jaar IJzendijke

be-graeve, A l op un Zon-dag-ae - vond.En a je Moe-der

koeke bakt, dan loopt de but-ter deu 'tgoote-gat. Touterm'n outer m'n'uusje bran af Wien ei da gedaon? De kraoje, de maoje Stiert de kraoje naor Engeland toe Engeland is geslööt'n Twee deurtjes in de pöórt'n Juffrouw-is meneer nie tuus? Nêêje, meneer, die is nao Sluus Om twee emmertjes waoter Raod 's wie tie tegen kwam -Twee ouwe baozinnetjes Ze vochten as katinnetjes Ze riepen: schok schok, de dubbele schok, de schok is van Camille Trouwt'r buurman z'n dochter nie, dan trouwt die vuule Camille. Vuule Camille, wien is t'r dóód? Jan van't ènde z'n'öónd is dood, we zullen'm gaon begraov'n achter dien'öögen 'aoge achter't staonde riet, waor gin mèns'm 'öórt of ziet.

Utemetuut, mun liedje is uut Dat gaet er nae ter Veere en as de speelmans dochter trouwt, dan trouwt de vuulekemaere Vuulekemaere, wie is t 'erdööt Jan van Bergen, bi z'n bröót Wie moet er dan te lieke gae De vaoder en de kappelaen.

Vuule kommêêre, Wien ister dood? Jan van Bierenbrood. Ze zien'm gaon begraoven Achter de döörn'aogen, Achter't riet, Dat't niemand ziet.

Ik kwam 's in 'n bosje Wat vond ik daor 'n ghouden ring, Die stak ik in mijn koffertje. Laot bloeien, laot bloeien, De kraoi is dood Gêêf die kraoi 'n 'arden snok, Dat ie van de touter af rok.

Page 29: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

28 BIJSLIEDJE

* # Sjors-ke wou naar school toe gaon. IJ aai gin schoe-

nen om aon te doen. Doet oe vao-ders s l o f f e n aon.Vaoders

s l o f f e n z i j n mijn te groot. Doet'r wad ooi of s t r o o i i n

Ooi of s t r o o i i s a l te mooi. De mes - kes van de vi e r

E

oe - ken fDie gin-gen ma - tres be-zoe-ken. Ma - très,ma

très,oe man i s dood. We zu l l e n em gaon be- graoven,

m> ë * — # — * — #

A l achter de dooie ao-ven, En die met te laaikenen komt,

Die moet de boer be - taolen.Tien pond un a l - l e - v e ,

s koeike staot op k a l - l e - v e . 1 t K a l f van daog of morri - ge

+* ë—ë ^=5 d* \* * * +

nie, 11 K a l f van êêl ut jaer nie. Nog êê - ne snok,

Mooi Lêêntje, sakkestêêntje, Je kaokjes bin zö kèsserööd. Lao groej'n en bloej'n, De kraoje die is dood. Schop da vintje onder z'n 'ol, Dat ie van de touwter rol!

Elona Barra 12 jaar Sluis

Page 30: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

Leo Bliek 9 jaar Hoedekenskerke

29

0 é nog êê -ne snok,Vlieg van i e r nao San-die de Kok.

Ach - ter de ker-ke daor l e i t un blauwe stêên, A l die

ter op staot, die brêêk zun bêên, Van êên, van

twêê, van d r i e !

Schippertje, out er je toutertje vast, da je nie in de kaoie valt. A l in de kaoie daar lag un sloot, Dae waere twee arreme schippertjes dööd. Die wouwe gae vaere nae Bresjes; Dae weune twee to veresjes.

Wat aete ze dae? Kaes en brood, Zoete melk en witte brood, A l mit un zilver lepeltje, A l uut un zilver kommetje. Koeiepööt, paerdepööt, nog un snok, En lae ze dan ma vliege!

Page 31: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

30 AFTELVERSJES

In de schuur bie Anke Franke dae verkope z'eiken 'out en dad 'out da wil nie brande mènse, mènse, wad 'n schande, mènse, mènse, wa verdriet Koop 't 'out bie Anke Franke niet.

Rommel, rommel in de pot waer is Klaes en waer is Zot? Zot is in z'n stalletje. Wat eitie dae verlore? Allebei z'n oore -Pief, poef, paf, Jie bin af.

M ' n popken eit 'n 'emdeken aon raod 's 'oeveel knööpkes d'r an staon gij moe 's gaon tellen van al die maddemesellen één, twee, drei. Ik, pik, drop stap jie noe maer op.

Ène, mène, meggele mie obbele, dobbele, domenie, eikebrood zonder lood koekemerelle zonder belle. Pief, poef, paf jie bin af.

Onder de groene bomen Daar lag un engels schip De fransen waren gekomen Die waren nog gekker dan ik. Ze droegen een hoed met pluimen Een pak van perkament En heel de stad moest rijmen Voor die gekke vent. Dubbele tien, vijftien De hond sprong in de zee 't Water spoelde mee, Afzijt gij.

Tierelierelier zeven tonnen bier de meisjes uut de schoole die spelen op de vioole -

Onder 't glaeze bruggetje dae lag 'n öópje stront en de duvel kwam 't 'aele al in z'n blöóte kont Ik, pik, paf, Jie bent 'r af.

In de tuun dae lag 'n brief in die brief dae stond te leze, da jie d'r noe an moe weze.

Coen Laurijs 10 jaar Vlissingen

Pot, iele, wiele, wallewot Gij zijt zot. Kruip maor gauw in de mosterdpot.

Onder de taofel daor lag 'n waofel die 'm 't éérste zag die was 'raf.

Aoke baoke baone kraoke ielke bielke baone poef.

Page 32: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

KLANKVERSJES 31

Mede: Volksliedarchief

Bon-zi - de - ron pa - pe - re A - r i - a - r i a - re-re

A - r i - a - r i - a ->n pa - pa , De bon-pa-pa, de

bon-pa-pa. A - r i - a - r i - a de bon - pa - pa de

bon - pa - pa .

Dialo de meisjes zitte De meisjes zitte dialo. Zeven centen de spinazie De spinazie dialo Do re mi fa sol la si do!

Eun, deu darrewie, Van de losie sarrewie, Van de losie goeie man, Pimpeldoris, frans kabinet, Eun, deu floep.

Foedel, die foedel die hup - hie - ho, Jimmetie, jammetie, jongers, Jimmetie, jammetie, blummetie blij, Jimmetie, jammetie, fort gaen wij.

Loe de sjoer de bazinette, Bazinette tialom. Onzebonze saminette, Saminette tialom. Do re mi fa sol la si do!

Lobre, sjotre ma sjanpetre ma sjanpet de iolie zeg o zeg o violette, viola de do-re mi.

Mede: Volksliedarchief

Zie me damme dore mère tsjie tsjie tsjie de tsja tsja tsja Madam de chocolère tsjie tsjie tsjie de tsja tsja tsja Madam de chocola, Bon swa!

J>U }J »1J f f j JIJ ) De lan - tre-zoe en de mas - sa b r i - t e , De mas - sa

} h Hf J'J ~é ar—-é—

ï

b r i t ' e n de t i - a - l o , De t i - a-lo de son ra-nasse

v V È E Ö

X X X X De son fa-nas en de t i - a-lo Do re mi fa s o l l a s i do

Page 33: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

On - zen 'aon, da pa r - t i g bêis-je, Die de boer uut

i !• J' t J' J' J ' I l i bed-de k r a o i t , Bêês-je kan ook maor êên d e u n - t j e

p As 't re-gent,sneeuwt of waoit. En z'n kop-je gao

nao boo-ven, en z'n oogjes niept i e toe. 'Oor j'mnog

' s pe - per ge-ven. ' t l s a l t i e d roekloe-re - koe! 3

• 0

T r a - l a - l a - l a - l a - l a - l a , dad i s m'n l i e d , t r a - l a - l a

Ingrid Cauwels 12 jaar Uzendijke Mede: Volksliedarchief

l a - l a - l a - l a , en an-ders n i e t .

Page 34: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

33

Jaap van Erkelens 13 jaar 0oievaer, lepelaer mit je lange bek. Goedereede J e m o e d e r ^ Q p , t h e R

Je vader heit'n kind estole Deer is ie mee nae de galge evloge,

Zeven huuzen höóge. De Ooievaer leit te drööge. Neemt'n blad Vaegtje gat, Foei, foei, wat stinkt dat!

Carlina v. Nimwegen 7 jaar Sommelsdijk

De ouwe Pieternelle Sprong in de welle Ze kwam er uut As 'n levendige puut.

— = : — = J j=:J _;—

— i

/ 1 i r T — 1 Ze zat in de welle Aerepels te schelle En ze kwam er uut En ze was 'n puut

Reiger, reiger, langenbek Lusje nog gestolen spek? Steekje kop in't waeter, Reiger ouw je snaeter!

Page 35: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

Pimpampole, vlieg over'ole, vlieg overal En zeg, wae da m'n zieltje weune zal!

Pimpampoentje vlieg over ons vlieg over'oentje Lieveneertje vlieg overal, z'npèrrestal!

Eric Sijnesael 11 jaar Nieuwvliet

Kom molenaar, kom tel je geld en gae tan nog's vliege Vlieg dan naer de mossen toe de mossenzü je wè ope doe!

Mosjepik Butter op stik Kaes en brood Mèrrege is mosjepik dood.

Vleeremuus, vleeremuus, Breng me'n nieuwe tand tuus, M ' n ouwen is versleet'n, Dao kan'k nie meer mee eet'n.

Muus, muus, Breng me'n nieuwe tand tuus Nie van stêên, Maer wel van bêên.

+ # Wij wij - ken n i e t , wij wij - ken ni e t , wij wij - ken

voor de he - ren en de da - mes n i e t , a l - leen voor

Annelies de Hollander 11 jaar Schoondijke

paard en wa - gen dat hoef je n i e t te vra-gen.

Kallenaone, snottebelle, kan nie roenken, kan nie proenken kan gêên êêns toe tiene tellen.

Page 36: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

Marion Tamboer 11 jaar Vlissingen

Er - rem an er - rem de Gort - straat i n , Moe - der ik heb

zo'n goe-je zin.

Lange lange reke, Potje kan nie breke.

ÉÉ Een twee d r i e v i e r , de Kao - je,de Kao - je,een twee

dr i e vier,de Kao-je die i s ' i e r . E n ad de Kaoj 1 r nie

ge-wist,dan ad 'r gin p l e z i e r ge-wist.Een twee d r i e

vier,de K a o - j e , d i e i s ' i e r .

Page 37: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

36 KERMIS-HOSLIEDJES

loog, dè maeke ze zêêpe van.

É m *—0

Vooruit Mi-na, voor u i t M i n a ! 1 t l s ker-mis i n Bre-da Joan Vogel 11 jaar Middelburg

hoera! Vooruit Mi-na, vooruit Mina! ' t l s ker-mis i n

Breda. O - l i e in loog, om zee - pe van te mae-ke,

O - l i e in loog,dae maeke men zêê- pe van.

Y V van. O - l i e e n loog om zêê- pe van te maeke, o - l i e en

y r r y Ze kocht 'n f l e s - j e o l i e en loog en miek er zêê-pe

'n Am-sterdam-se keukenmeid,die most 's leere wasèe,

Page 38: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

OP DE STRAODAG

Yvonne van den Hoek 12 jaar Renesse Aeremstokje

Turf in je rokje, Turf in je staert, Aeremstokje is gêên'alfje meer waerd. Aeremstokje Turf in je rokje, Buurman ei je m'n joengen nie ezieje? Wel ezieje mae nie esproke, Ie is verbie m'n deure eloape.

Ineke Hop 11 jaar Renesse

Page 39: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

38 NIEUWJAAR

0)Jj ft

• O

Nieuwe jaartje, ik sta hier buiten, Met mijn korfje aan mijn hand, Wil je mij wat geven? Ik zal het gaarne nemen. Want ik eet zo geerne een koekenbak En laat mij hier zo lang niet staan, Want ik moet nog op een ander gaan. Bij mijn meter en mijn peter, En 'k wens u allen een zalig nieuwjaar.

Nieuwe jaartje uit ander land, Ons verken heeft zijn gat gebrand. Van achter aan zijn steertje, Och wat brult dat beestje.

Ik zat is in 'n schuutje, Ik gooide mie 'n kluutje, 'k Riep: o spaer, o spaer, o spaer, Mergeochend is 't nieuwe jaer. 't Ouwe jaer uut, 't nieuwe jaer in, De bozze staet open en steekt 'r wat in.

Dag cousienetjes allegaor Ik kom joe zingen't nieuwe jaor Deur dik en dun gelööpen Gee'm'n stikje spek of twee Ik zal't nie verkööpen! En nog'n stikje wost dabie Dan zal ik wezen al zö blie! D'n'ond ei mien gebeeten D'n ouwe man éét 'r 'n stok gepakt En eit'r mee gesmeeten. Klaos Prinse mee zun vrouwe Zun'artje was van binnen bevroozen Zun voetjes vielen af van de kouwe En noe is 'r Moeje Jannetje dóód En noe zitten me zonder brood En da van dezen meiregen En noe kom ik voor je deurtje staon En ik'ooren je pannetje snèrreken Gee'm'n 'n koekje en lao me gaon Ik bin nie te lui om te wèrreken.

Emmy Bakx 9 jaar Axel

Lieve Peter oemeer da ge geeft oe beter. Geefde me maar'n bitsjen ge meugt nog zijn mijn Pitsjen maar geefde me nietsken, dan wik'k ou niemeer!

Page 40: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

Tekstschrijver en componist onbekend 18e-19e eeuw mogelijk nog ouder

39

A l was een met de - ze j a - re, Is ge-bo-

ren een kin-de - ke kleen. En te Beth' - lem

ê E *M # s >' » 4» '41.

uit-ver-ko - ren Je - zus Chris - tus i s ge-bo-ren.

Brengt de bood - schap i n het o - pen-baar.in een god-

za - l i - ge Nieu - we - jaar!

Nieuwe jaarke zoete, Ons verken heeft vier voeten, Vier voeten en eene steert, Is da nog geen oortje weerd? 't E i zo lang in 't kotje gestaan, Tot z'n voetjes 't vel afgaan, En 't Sjefke heeft het dood gedaan, Met z'n 'oute klomkes aan.

A spa, a spa, overmorgen is 't nieuwe jaer Nieuwe jaer in, ouwe jaer üut. Neem er een busje en steek er wat in, Steek er 'n gouwe dukaatje in Morgen komt je vrijer, En as je vrijer morgen nie komt, Dan komt Jakob Janse, Die zal op de viole spelen, Die zal je lere danse.

Page 41: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

40 DRIEKONINGEN

- F r j '* F Van kries kras krootje As mij moeder koeken bakt Dan loopt de boter langst goo-oo-ootje

Drie ko - nin - gen Drie ko - nin-gen geef mijn

% j) J)\J J J p lp ËÊp 'n Dubbeltje op de planken Ik za j 'er voe bedanke, 'Ouw wat en geef wat,

nen nieu-wen ' oed , mi j - n e n ou - wen i s ver - s l e - t e n Kommendejaar awee wat.

f$ j i J J > Ji r i r r | ) , i J Ons moe - der mag 'et nie we - ten On -ze va - der

i É

M ' n moeder doe niks as klaege, Bie nachten en bie daegen, Spek en vlêês dat 'è me nie, Da's voe moeder 'n groot verdriet.

m e i t 'et geld a l op de roos-ter neer - ge - t e l d

Carl Raas 12 jaar Kloosterzande

Op êênen Driekoningenaovend Kom ik het u verêêren Ik zijn zö naokt van klêeren 'kEb 'onger en grööten dust Geef mij ne verkeswurst Gezoêjen ge gebraojen Maor geld zou beter zijn Want op die 'eiligendaogen Ons borzeken is zöklein.

Frank Duerink 12 jaar Kloosterzande

Page 42: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

PASEN 41

Aldo de Krijger 11 jaar Sluis Ik plante un Mei

En ik brak'run ei En de dooier viel uut de schaole Vrouwe, wijjegie mien un andertje geven 'k Zal oe dochterke nie'aolen. Schiet diep in't nest: Eén ei is géén ei, Twee ei is één ei En drie ei is un Paosei.

Mede: Volksliedarchief

Loo-ne-moei-'tis Poassen. Eb -ben de tiekskens nie

ge - leid,Mag k 1 s kom-me kijkenom un tie-ken-ei-ken?

Jan Aossen, 'tis Paossen 'tis Kermis in de Groe Moeder krieg'k'n dubbeltje dan gaonk'r öök naortoe.

Page 43: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

42 MET DE KOENKELPOT

r \

J

4 " M i ) H | . M l |

uw iur^\ fe»f^

Arjan Blok 11 jaar 's-Gravenpolder

E S

'Kè zo lang mee de koenkelpot elööpe, 'kè hin cent j ' om een

ë ë broodje voe te kóópe,Vrouwe heef me ditv vrouwe heef me dat

r n é é # — # I Vier pööten en 'n staert, Vrouwe is dat gin centje waerd?

heef me 'n s t i k s j e van't verken z'n nat,

Rommelpotterij, rommelpotterij, hee me'n centje, dan gae'k voorbij Erreberrebie, errebere bae hee me'n centje, da'k eene gae.

Page 44: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

KLEIN ZIELTJE 43

K l e i n Z i e l t j e , k l e i n z i e l - t j e staat ach-ter de deur

Kl e i n z i e l t j e , k l e i n z i e l t j e , waar treurje toch veur?

Ik zou er niet treuren, want ik eb'r gin lot Val dan op je knietjes en bid dan tot God.

En bid dan tot God met 'n groot fassoen, Dan zal Hij den hemel wel open doen.

En als Hij den hemel heeft opengedaen, Dan zie je de arreme zondaartjes staen.

Een kistje met 'n strooien band Zo reizen we naar 't andere land.

Dat andere land is veel beter dan 'ier Daar zingen de engeltjes tierelier.

Parodie v.d. kinderen:

Klein zieltje, klein zieltje zat achter de trap, Klein zieltje, klein zieltje zeg, lust je geen pap? En a-je gin pap lust, dan eet je mè brie En a-je gin brie lust, dan vreet je mè nie.

Page 45: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

44 IN DE SCHEMERING

Sol - dee - re s o l - dee - re de ke - t e l i s ka-

pot, En briengt 'urn dan bie sche-le Pie t , die

z a l urn mae-ke dat nie - mand 't z i e t s o l - dee - re

/aa/? Brand 11 Domburg

s o l -dee - re de ke - t e l i s ka - pot .

En briengt um dan bie dikke Floor, die maekt um mi s'n linker oor enz.

Kiek is naebove, Een mannetje in de stove. Kiek is nae benee, Een mannetje in de plee.

Bim bam baers, Den kostere lust gjin aers Wa lustij tan? Spek in de pan. Oe, diene lujleken kosterjan!

Tussen lakens, onder dekens, Slaap ik achter't bedgordijn. 'kWou je wel eens even vragen: Zeg, waar zou 't beter zijn? 'tls te zeggen, weetje, 's avonds, Als 't donker wordt op straat, En de klepperman, gewapend, Ook voorbij mijn huisje gaat!

Page 46: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

RIJMPJES EN RAADSELS 45

Keuman mö nè schole gae 'k wil nie, zei Keuman. Stokje mö Keuman slae, 'k wil nie, zei stok; vier, je mö stok brande, 'k wil nie, zei vier; waeter, je mö vier blusse, 'k wil nie, zei waeter; koeie, je mö waeter slinde. En toen de koeie achter't waeter, 't waeter achter't vier, 't vier achter de stok, de stok achter Keuman, en zö is Keuman nè schole gegae.

Vier 'ammerollen twee kakkedrollen vier stampestollen en'n lêêre poepzak mie'n lange zwiepzwap, die d'r bovenop zat -Ra ra wat is dat?

Niep men is en nap men is, Die zaete in een boatje. Nap me nis die viel d'r uut, / Wie bleef er toen nog over.

Oe laet ist? Nehen ure. Wie zeit dat? - De meid. Waer is ze? - In de keuken. Wat doet ze? - Ze breit. Wat brei ze? - Witte kousen. Vo wie? - Vo de kleine poppedijne, Vo de grote

Ruhe, ruhe, rupe Heel zie te pupe Zwart zie 't gat, Daer at te ruhe, rupe in zat

Er liep een mannetje over d'n diek Met z'n oogjes kiekerdekiek Met z'n aortjes krullerdekrul, Je kan 't niet raoj'n A l wordt je öök dul!

Hik, sprik, sproe 'k geef de hik an joe 'k geef de hik an vrouw of man, die 'm best verdraege kan.

Achter in moe Joannetjes 'of Staet een 'uusje mie verlof Ze poepen d'r in en ze pissen d'r in En moe Joannetje dopt er d'r stuutjes in.

Ae jie wè 's goore van die Jansje Pansje Die metter gat op de pispot zat? Die kon schrokke, groote brokke, 'n Koeje en'n stier, Zeven tonnen bier, 'n Kérke vol mit schaepen, En nog kon die aerme Jansje Pansje Van d'n'onger nie slaepe.

Op Lillo ga ik op Lillo sta ik op Lillo ben ik welgemoed och, 'eeren, maak dit raadsel goed.

Mar ja Jansen 11 jaar Middelburg

Page 47: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

46 SAMEN ZINGEN

Jan Maas, die ad er un pae - r e - t j e , A l mee un krom-

ï

5 »i é 0 0-

tot ze mael - den, Om-dat Jan Maas, die 6 - l i k - ke

ë ë ëzzm baes,ge - v a l - l e n was uut de sae - l e !

Eawen Nuyts 12 jaar Lewedorp

me rug - ge . Daerop lee ie d'r un zae - d e l - t j e ,

I I

En ree d'r mee nae Brug - ge . En' tpae-re-tje op-peld'

'tpae-re-tje sprong: Jan Maas v i e l uut de sae

En groot-pa - paetje en groot - ma -maetje die l a c h - t e n

Page 48: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

K L I K K L A K OP DE STRAETE 47

É ISÈEËEÉ bru - ne paerd - je wip wap wip wap mee z'n staer-te gaet

het i n de mae - te r i - a - r i - a - r i - a rom mee de

vee - re wae - gen mee joe nae de koe-ke stad de koeke

V Y V TF#=? stad de koe-ke - stad mee joe nae de koe- ke-stad

a o l - l e dun - der - dae-gen.

Jantje slaed is mee de zwepe Boven Bruun z'n rikke Voader ouwt 'n bie z'n tuugje Dat 'n nie kan schrikke

Refrein

K l i k klak k l i k klak op de straete loopt het

Page 49: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

48 ZE TAPTE

D'r was i n Zee-land een b o e - r i n , die was zo g i e -

ES r i g a l s een spin. De koe die gaf geen melk ge-noeg

Dus dee z'r wa-ter b i j . Ja j e i - j e i , g e - l o o f maar

wat ik z e i : Ja ze tap-te tap-te tap-te tap-te

t a p - t e d'r wa-ter b i j

Toen kwam een controleur van 't riek En zei: Die melk is waterziek Ze zee: Dat is nog nooit 'ebeurd a miek je me noe een liek, Jei, jei, jei, geloof maar wat ik zei. Maar... ze tapte, tapte, tapte, tapte, Tapte d'r water bij.

Maar eind'lijk ging d'r melkkoe dood Ze keek eens peinzend naar de sloot En kocht toen bie een bure melk Zoo kwam ze toen an d'r brood. Jei, jei, jei, geloof maar wat ik zei Want... ze tapte, tapte, tapte, tapte, Tapte d'r water bij.

Page 50: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

DE KRAB 49

Tekst: E.J. v.d. Br. Muziek: Evert Heyblok

HE É M é * m è é m B i j Krab-ben - d i j - ke lag een krab f i j n aan de d i j k

-+-L-é Wr-te s l a - p e n , Een koe kwam lang-zaam op haar af en

stond toen s t i l , een beetje paf, haar kauwend aan te Refrein

ga-pen, B i j Krabben - d i j - ke aan de d i j k l i g je

voor ie - der-een te k i j k . Dat kan een krals voor

haar f a t - soen, Nooit en te nim-mer zo maar i n haar

~&* 3f *—9 een-tje doen. O - l a - l a f f l a

Toen krabje wakker werd op 't laatst - ze had lang liggen dromen -Keek ze verschrikt en stomverbaasd - wat wist zij van een koe, die graast? -Hoe was ze hier gekomen? Refrein

Ze zag geen water, zag geen pad, alleen maar gras en bomen, ze wist niet hoè, ze wist niet wat, haar "thuis" was in het Krabbegat -zou ze daar ooit nog komen? Refrein

Och, och, ons krabje rende wat, scheef op haar krabbepoten! Ik weet niet hoe, maar 'k weet wel, dat ze thuis kwam in het krabbegat, met kop en lijf en poten. Refrein

Page 51: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

50 AL ONDER DE WEG VAN MALDEGHEM

A l on-der de weg van Mal-de - ghem,Malle mal-le Mal-

le mal-le Mal-de-ghem, A l onder de weg van Mal-de

Fine

ghem,Daar zat eenwuuf en spon Dat wuuf dat zat en

spon, Gie-le-gon, Dat wuuf dat zat en spon, A l op

een houten w i e - l e - k e , Wie-le wie-le wie-le wie - l e

wie - le-ke, A l op een hou-ten wie - le-ke: Daar was

P geen draoi-ing aon, Daar was geen draoi-ing aon!

Patrick de Sutter 12 jaar Oostburg Tekstschrijver en componist onbekend

Page 52: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

Dat wuuf 'ad un schapraoi, Gielegaoi Dat wuuf 'ad un schapraoi: Van boven zet z'eur boter neer, Bobo, bobo, bobo, bobo, boterke, Van boven zet z'eur botere, Van onder'euren kaos. (bis)

Dat wuuf dat ging op zee, Gielegee Dat wuuf dat ging naer zee, A l op ün 'outen lepelke, Lele, Iele, Iele, Iele, lepelke, A l op un 'outen lepelke: Daar was geen steelken aon. (bis)

Dat wuuf verdronk in zee, Gielegee, 51 Dat wuuf verdronk in zee. A l in dat diepe waoterke, Waowao, waowao, waowao, waoterke, A l in dat diepe waoterke: D'r was geen doen meer aon. (bis)

IN EEN BLAUW GERUITE KIEL

Jurjen Swiers 12 jaar Vlissingen Tekst: A.L. deRop Muziek: Richard Hol

In een blauwgerui - te k i e l draai - de h i j aan'tgroote

wiel den gan-

ÉÉüÉ sen dag; Maar Mi - c h i e l - t j e s

jon-gens-hart, Leed on-dra-ge-lij-ke smart, A — ach!

a-ach ! a-ach! a - ach!

Als matroosje vlug en net Heeft hij voet aan boord gezet, Dat hoorde zoo. Naar Oost-in-je, naar de West, Jongens, dat gaat opperbest! Ho - jo, ho - jo, ho - jo, ho - jo!

Daar staat Hollands Admiraal, Nu een man van vuur en staal, De schrik der zee. 't Is een Ruiter naar den aard; Glorierijk zit hij te paard! Hoezee, hoezee, hoezee, hoezee!

Page 53: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

52 KLIM-KLIM KLAUTER DAN

Klim - klim klauter dan bo-ven op de lange Jan

Uit Kindercantate: ' 'Een schoolreis naar Walcheren". Tekst: E.J. v.d. B. Muziek: Jan Kuiler

klim klim klauter door, we z i j n nog ni e t bo-venhoor!

"P # *~ mis - schien? Toe l a a t mij er ook eens door zien.

Draaien, draaien, wat een grap, klimmen op een wen-

t e l - t r a p . A l l e s d r a a i t nu i n mijn bol,'kben zo d r a a i r i g

a l s een t o l . Pas op, hou me vast, o, ik v a l !

Hoe- ra-! Hoe-ra - ! We z i j n er a l , wat i s het

Peter Marteyn 11 jaar Middelburg

helder, wat een l i c h t ! Jon-gens,wat een vergezicht.

# # # Overal zee en overal duin, Walcheren l i j k t zo wel een tu i n ! F m

Een k i j k - g a t ! z i e je wat? Da-ken van hui-zen

Page 54: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

'I -

OUDEJAARSAVOND 53

Esther van Gorp 12 jaar Oostburg Mede: Volksliedarchief A l op nen ou-wejaarsa - vond, daar sloeg de bak-ker

z i j n wuuf, A l mee nun dik - ke knup-pele zo doa- nig

0 0 5 op eur l i e f . De knuppel wil-de nie bre-ken, En't wuuf

da wilde nie spre-ken. De knuppel die brak, en'twuuf

Op enen Ouwejaorsaevend Toen sloeg de bakker z'n wijf Mee enen outen klippel Zö daonig op eur lijf 'tWijf da wou nie spreken De klippel die wou nie breken De klippel die brak En't wijf da sprak En de bakker viel op z'n jèsgat 't Wijf kroop in den oven Den bakker eur achternao Ze waoren zö witbestoven As enen nieuwejaor.

0 0 =V 1 1 NI J | 1 \ da sprak, En 1 1 l e e d da was ge - lee - jen.

'tWas op'n ouwejaorsaovend De bakker sloeg z'n wuuf A l meej'n ovenpaole Zö dèrlik op 'r lief Wa zunne me de bakker geev'n A l vö z'n nieuwejaor? 'n Kindje in de wiege Mee mooi gekrulde 'aor.

Hoe zunne me da kindje 'êêt'n? Sieske uut de kêête. Wie gaota kindje dööp'n - -D'n dominé mee z'n knööp'n - -Hier'n stoel en daor'n stoel Op iedere stoel'n kussen Ouw noe mao je kinnebak O f k slaon d'r de koekepan tussen.

Page 55: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

54 DE KARREKASSE

Van Oos-burg naer Ke - zandje r i e noe d'n nieu-wen

Madeion Prins 11 jaar Zuidzande Tekst en muziek: Cor Schijve

tram, ie kan zo l e u - t i g f l u i t e n langs el-ken diek en

Refrein,

dam. Karre-kas-se, Karrekas - se i s de naom van

on-zen tram ,Karrekas-se, Karrekas - se das de naom

van on -zen tram. In komt ie an de Brugge, In komt ie op Suusande, Toch rijdt ie deu nao Potjes, In komt ie op Kezandje, dan moeten me d'r uut, verschrikt ie van un pêêrd, die lieve Karrekas, dan bluuft ie even staon, in nestig elpen douwen, dan valt ie van z'n zeiven, dao moet ie ook wee stoppen dan moet'n me even wachten, anders komt ie nie vooruut. en is tie niks mêê wêêrd. mao raokt dan uut de pas, vooda me terug gaon. Refrein Refrein Refrein. Refrein.

Page 56: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

SPOTLIEDJES 55

Adri Hollestelle 9 jaar Kapelle

Heeren van Zeeland Hoghe van dijcke V Diep van slijcke V, De kordewaegen in die hand "' Dat zijn die Heeren van Zeeland

Drie-twee Drie Middelburgers, twee koopluu Drie Vlissingers, twee stroopluu Drie Veerenaers, twee nassauluu Drie Goersenaers, twee bouwluu Drie Zierikzeëenaers, twee advokaeten Drie Tertolenaers, twee soldaeten.

Op twee eeuwig ruziëende families De koekoek en de maerelaer die vochte mie mekaer, ze vochte, dat de plumen stove, mae altied kwam de koekoek boven.

Op Goes Wie wil stele en nie'ange, Gae nae Goes en lae zich vange; Want de'eeren van Ter Goes, Bin zözacht as appelmoes.

Op Brouwershaven Brouwershaeven is 'n stad. 'tls'n stad van steenen. Daer is vanzeleven 'n paerd verbrand, Ze kluve nu nog an de beenen.

Op Bresjes De Bressiaonen zien'aonen Mao kommen die van de Groe, Dan'ouw'n ze beter de deuren toe.

Biggekerke: Kwaelik van aerd, ruug van baerd, weinig van vertêêre, en altoos werreke, da bin de spekbuuken van Békerreke.

'n Juffra van Terneuzen Eur emde ang langer as eur keuzen.

Sluis: Schellen, pellen, graoten en gruus, da bin de erme burgers van Sluus.

Middelburg: Mallelanders Koffiebranders Maneblussers Meidekussers.

Van Axel nao Terneuzen Dao weunen de meeste Geuzen Van Zwalemslag nao Biervliet Dao deugen ze gin van alle niet.

Page 57: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

w—w

naor de stad, a l mee z'n'on -de-kèr-re. As i j me

i z i e t , dan roept i j a l van ver- re: A l - lee,steek

van ach - t e r an m'n k è r - r e ! En Siesje Lampaert, dat is 'n manneke Saore en Miete Da nie en spaert Eit ie 'n stuver, 't is voor jeniever Eit ie 'n frank, 't is veur d'n drank

Marien Kokien-kokaenegat Die van agter op de waegen zat De waegen liet 'n schêête Dat wou Marien Kokien-kokaenegat Nie we te.

Saore Zandzak en Miete Prènte waor'n daomes uut de stad en ze leefden van ulder sénten maor'add'n gin'èmde an ulder gat.

Leve Piet Zaojman, leve Ko Ket D'n êênen ei'n 'oedje op, d'n aoren'n pet.

Frankie Bleijenberg 13 jaar Nieuw Namen Volksliedarchief

Ed-de-gij nie ge- zien mijn On-kel Stien? IJ i s

Page 58: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

ST. PAULUS 57 Volksliedarchief

Marjolein Leer 11 jaar Sluis

Komde g i j van St. Pau-lus te voet? Ja me-neer.

0' 0

Kende g i j Mie Kassei dan nie? Ja me-neer. E i t

ze dan un 1 êê-te kop? Kruipen er b r u i n e bêês-jes op?

Ja, me - n eer.

Op'n lantarenopsteker (Sluis 1870) Turtelbööm lantèrretje Pelisie 'ouwt'm vast en pakt'm bie z'n sterretje en stêêkt'm in de kast.

Op de dorpskoopman Merien de Waerd Mie kar en paerd Mie gaeren en twien 'tls altied Wullem en Merien Wullem past op paerd en prentjes Merien die tippelt om de centjes 'tEëne 'uusje in, en't aere uusje uut En zö verdien Merien Mechuut 'n Lekkeren duut.

Bij't scherpen van de zeis: Wiete wetten; tijd verletten 't verzacht de snee, en ge rust'r wat mee!

Op familie Gruis 1850 Vaoder Gruis predikant Moeder gruis felbiedant Jan Gruis vêê verstand Piet Gruis vrêêd astrant Meine en Geure ziin twee slett'n Om'n ander te besmett'n Piet en Miete tot besluut Jaog'n Trijne de deure uut.

Mee-delver, lange spae, Laet jun annen wa dichter gae Eet je stuute wa gauwer op Anders pikke de kraoje ze op.

Krotespitter, verroeste spae Laet je tingels wa dichter gae.

Noardsjen Noardsjen Schjir mijn boardsjen Schjir dem schjunne Schjir dem rond Lijk nen dubbelen koe-stront.

Page 59: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

58

Koejewachter, dikvel 'Oöge schient de zunne fel Tusse zeven en achte Kü je gin koetjes mi wachte 'k Laet m'n 'eksjes open stae Dan kun me koetjes ni uus toe gae.

Zonnewiesder van een koeiewachter

Thoke de Kater 12 jaar Wissenkerke Tekst: W. Barendse 1939

\/ 6 • 1 k — i — 1 ~ — I r ' P I J S l i e p scl

F # = T = P F

i M

laar en n

1 —

-±— ies - se n d

- J -

i e - ne s

1**'-"

J J 'J J l i e p i s mijn co-

-] 1 I s H r -1 i sijn,daar z i j n zo veel ma - tres-sen maar gean ee - ne

voor mien.

Page 60: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

I

59

Thoke de Kater 12 jaar Wissenkerke

Koeiwachtertje opper en top, Wanneer komt de zunne op? Tussen zevene en achte, 'k Wil geen koeien meer wachte.

'k Laet m'n koeien deur't koren gae, Dan komt'r'n boer en die wil me slae, En dan roep ik au-au-au-we Sinte Maerten kwa gauwe!

Antonio Balsani 10 jaar Sluis

Jʱ Voor - u i t maar pot-ten en pan-nen zoek u i t maar

A l - l e s voor n i e t s , wie een - ten biedt,maar bor-gen doen bor-qen aoi

we n i e t .

Page 61: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

60 SPELLEWERKERSLIEDJES

negentiene: de Paus z'n uus achtiene: de Biskop z'n kasteele zeventiene: in 't wit en blauw satien gekleed zestien: stukken mee roö wien vuuftien: alvetjes mee bruun biere veertien: kopere ketels en kopere kasserollen dertien: kristalle zoutvatjes mee wit ivoore tekkeltjes

d'r-an twaalf: lepels en forcetten ellef: messen mee zeiveren tellooren geleid tien: koekebrooien mee korinten negen: ammen-espen op zelvren tellooren geleid

acht: kuupjes beutere zeven: tonnetjes me ingeleide hoelevere zes: tellooren mee goê riestpap vuuf: ronde geblomde tafels meê een slot en een dia-

mante zonne der op en an iedere kant een hou-oud slot

vier: dozien nieuwe keukenstoelen drie: glaze pienten en flassen mee roemerse wien twee: salabiere sala mee eiers een: nis-ei mee 'n boteram niemendalle: riengetjes en horretjes en eet en drienk

mao mee, 't is al voo mien.

Tien franc van d ' e l - l e kreeg I - sa - bel-le,Mao

t ' i s zo'n f e l - Ie ze kiekt nie eens om - hoog ,De

vien-gers r o l - l e n , De stok-ken knol-len, Ze z i t te

Fine

draoi - en op eur s t o e l een t r a - l i e e - ma-lie

Tekstschrijver en componist onbekend

Page 62: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

Ingrid Faas 11 jaar Sluis

Johnny Vonk 11 jaar Sluis

61

te groef ge - wrocht en't k a n - t j e van W'antje

I bluuft on-ver - kocht.

Den eersten dag is zij ziek geworden, Den tweeden dag is zij gestorven, Den derden dag naar Gods behagen Zag men dat vrouwtje naar 't kerkhof dragen. 't Werd nacht, 't werd middernacht, Dat vrouwtje verrees al uit haar graf. A l uit haar graf is zij verrezen En naar haar huis is zij getreden, Zij gaf een klopje op de deur En heur man zei: wie is er daar? Ach lieve man verschrik niet zere, Ik ben gezonden van God den Heere.

4 w

Zijt gij gezonden van God den Heer? Zeg waarom dat gij wederomkeert. Omdat gij ons kindertjes wél zoudt leren En brengen tot 's hemels Heren, Omdat gij ons kindertjes wel zoudt spijzen En brengen tot 's hemels paradijzen. Zij is al 't achterpoortje uitgegaan En zei: och God hier zal ik staan, Ze zei: och God hier zal ik rusten Met alle zesse mijn onnozele dutsen, Ze zei: och God hier zal ik slapen Met alle zesse mijn onnozele schapen.

Page 63: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

62 OOGSTLIED

We slaen de ze - kels i n 11 graen,En moe-ten in ons

y J A l } i J J ' J r,

Marja Bustraan 12 jaar Vrouwenpolder Oude Tekst Muziek: Bram Beekman

em - de staen.'tZweet loopt mee straelen langs óns l i e f ,

<f»b J> Ir Al JSIJ A Hl Noem dat noe mer i s t i e d v e r d r i e f !

De zunne brandt zo op ons rug, Het terwestroo is ard en stug. Mar toch bin me vol goeien moed, Het werken zit ons in het bloed.

De kopere Ko draeit aoltied voort, Den dag gaet verder ongestoord. En strekjes, as het aevend is, Dan gaen we wi naer uus gewis.

Nae 't werken is het rusten zoet, Voraol mee onberoerd gemoed. En as weer 't oesten is gedaen, Dan doen we aolles kalmer aen.

Vooruut mè! 't Werken is gezond, A l loopt het zweet je langst je kont. A l smelt de reuzel in je lief. Het werk gaet deur, da's buten kief.

Daerom, m'n vrienden aoltegaer, Me willen oesten, jaer op jaer. Want wie te lui vö d'erbied is, Gaet vast nae de verdoemenis.

Gestaedig werk en noeste vliet, Nee! - daevan eit nooit iemand spiet. Ik bin te vree en blie van zin, En slae de zekel der weer in.

Komt joengers, hopsa, pak weer aen, En bluuft dae nie zö doelloos staen. Het stik moe af, id'aevend valt, Want strakjes is 't weer: "Mannen, halt!"

Page 64: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

HET EIGEN LAND 63

ZEEUWS VOLKSLIED

Tekst: D.A. Poldermans Muziek: Jan Morks

D.A. Poldermans

. h J, J* * — *

Geen dierder plek voor ons op aard, Geen oord

• p— 1* 1* J } J ï — J

ter we - r e l d meer ons waard, Dan waar be - schermd

i É É M M door d i j k en duin, ons toe-lacht veld en bos en

n f l H 1 h— i * 1 K 1 A —J L J 3

1 -M —n • * i m .

duin. Waar steeds d ' a l - o u - d e een -dracht woont,

^ En wel - vaart 'slandsman werk be-króont,Waar k l i n k t

LXJ J ir r H ü l r J des leeuwen for - se stem: Ik worstel moe - dig

E I en ont - zwem:

Het land, dat fier zijn zonen prijst, En ons met trots de namen wijst Van Bestevaer en Joost de Moor, Die blinken zullen d'eeuwen door; Waarvan in de historieblaan De Evertsen en Bankerts staan, Dat immerhoog in eere houdt Den onverschrokken Naerebout.

Gij, Zeeland, zijt ons eigen land. Wij dulden hier geen vreemde hand, Die over ons regeeren zou, Aan onze vrijheid zijn wij trouw. Wij hebben slechts één enk'le keus: "Oranje en Zeeland!" da's de leus! Zoo blijven wij met hart en mond Met lijf en ziel: goed Zeeuwsch goed rond.

Page 65: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

V

È Ner-gens g r o e i t de t e r - v e mil-der,Ner-gens groener

I É malser wei. Ner-gens lek - ker-der pe-ta-ten,Dan ge-

ffirnr 22 É groeid i n Zeeuwse k l e i , Ner-gens v i n je schoner dre-

— p*—0-

< — h

ven,Nergens mooier duun en strand; Ner-gens ru-mer

* verge - zichten, Dan bie oans i n ' tZeeuwse land!

Nergens vin je, waer j 'ok rondkiekt, Zö een schat van kleurenpracht. Nergens op de eêle wereld Zö een keus van kleêderdracht. Nergens is 't zö schoan en elder, Nergens 't uusje zö an kant. Nergens die schoan geschuurde straetjes Dan bie ons in 't Zeeuwsche land.

Nergens bin de jikkeminen, Zoeter en zö lekker versch. Nergens krieg je bie de koffie, Zeeuwsche beuterbabbelaers. Nergens bin d'r mooier misjes, Mie eur mus' van fiene kant, Nergens leuker boerenjongers, Dan bie oans in 't Zeeuwsche land.

Elina de Bruijn 12 jaar Vrouwenpolder

Jaep uut de Wilhelminapolder

Nergens bluuft het je zö trokken Nergens voel je je zö thuus. Altied ei je nog 't verlangen, Naer dat ouwe Zeeuwsche uus. Waer j 'ok bint, 't zie ier of elders, Altied voel je nog dien band, Die je bindt en stevig vastoudt, An je ouwe Zeeuwsche land.

Page 66: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

„_ EEN LIED VAN ZEELAND 65

3 « 3 *

Waer de brêê - je stroamen ruu-sen o-ver schor en

i s l i k en zand, Waer de stur-men juulend jae-gen o-ver

zee en diek en strand, Daer i s ' t land, dat ons 'e -

"f 1 #—ff-1—#•

=1= J wrocht ên, Daer i s ons ge-boor-te-land. Daer i s ' t

l r r i f F land, dat ons 'e -wrochten, Daer i s ons geboor-

ZZZl

Helène Lazeroms 12 jaar Vlissingen Tekst: J.P. Paulusse Muziek: H.A.J. Franke Uitgeverij: Ars Nova Goes

te - land.

Waer de waetren ööger rieze Dan waer öök in 't ganse land Waer de boer mit diek en dieken, 't Waeter uut z'n erfdeel bant, Daer is 't land, dat ons ewrocht ên Daer is ons geboorteland.

Waer de zwaere paerden kloefend d'Eêgde trokken deur de klei Waer de dichte böögerds bloeie Onder d'olmen in de Mei, Daer is 't land, dat ons ewrocht ên, Vruchtbre aerde en groene wei.

Waer de Evertsen en Bankerts, Jöös de Moor en Bestevaer, Zêêlands naem en roem ver'oogden Op de zêê mit döödsgevaer, Daer is 't land, dat ons ewrocht ên, Daer is 't land dat God bewaer.

Page 67: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

66 DE ZEEUWSE LEEUW

zz Op ons waepen staet'n Leeuw, Bo-ven wae ter 1aolvèr

^ J J M j J JJ'J'I|- J' J-l J D we-ge En ie l e e r t an e l k e Zeeuw, Dat'n vechte kon

van de-ge, vechte te-gen golfgevaer, Dat besprong van

k—| _j — •

«—J p ' ' J J a o l l e zieën, Mae de Leeuw was a o l t i e d klaer, On-vervaerd

—-^n-— = -# 1 1

in bange tie-ën.

Op ons waepen staet 'n leeuw, Flienk en ferm, z'n kop nae bove En zoo stond 'n eeuw nae eeuw Oe de baeren rond z'n stove Onze leeuw, zoo fier van aerd, Éoept ons toe mit forsche stemme: "Bluuf den naem van Zeeuwen waerd! Aoltied worst-le toch ontzwemme!"

Tekst: D.A. Poldermans Muziek: A. Lijssen

Uitgeverij: J.J. v.d. Peijl Yerseke

Paul Pouwelse 13 jaar Westkapelle

Page 68: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

I

reciterend MIJN ZEELAND 67

Zeeland met je b l i j d e bongerds met je ko-ren geel a l s

N . J t g i W H f r f E g i f p J y goud met je dijkenen je duinen en je volk waarvan ik

Refrein

houd. Als ik op je duinen sta , a l s ik langs je dijken ga

ad 0— z i e ik je zee en zie ik je la n d / v o e l ik mij met jou ver-

"ff ff ff-[?iJ J Jffffppff want.Als ik op je duinen sta ,als ik langs je dijken ga,

& & 0 1 . 0 •

voel ik mi j met jou verwant,mi jn Zee-land. l a -

rkih> ff' 17 ff i « — 5 ~ n — 1 ^ »

t y p b p p P =—1 a.

7e&sf en muziek: Marie Cécile Moerdijk

Zeeland met je mooie steden, Waar der eeuwen stem verstilt, Met je vlekken en je dorpen, Met je zee zo wijd en zilt, Refrein

Zeeland met je klederdrachten, Met je hoeven en je land, Met je licht en luchteprachten, Zeeland jij! Mijn eigen land! Refrein.

Janita van Haaften 11 jaar Stavenisse

Page 69: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

68 ZEELAND BOVEN AL

In Zee - land v i e r t men ker - mis , As ner-gens i n et

land. Dan draegt men de beste s p u l - l e - t j e s en de musse

van fie-ne kant! Op Wal-chren en op Schou-wen, In

é # # É Goes en Zie-rik-zee, Daer r i e - j e de boer - t j e s naer

Refrein

pp de stad, En ze ne-me 'tmis-je mee.

—9 Zee - land,

Zee - land bo-ven-al, Zee- land, Zee - land roe - me w'ali

i Van a l - l e lan-den op deez' aard i s Zee-land ons et

Ard Verhoeven 11 jaar Vlissingen

Jaep uut de Wilhelminapolder

Page 70: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

i Zee-land roe-me w'al. Van a l - l e lan-den op deez' a a r d i s

K 1 — ^ I Zee-land 'meeste waard!

In Zeeland groeie juuntjes En pee-en in de klei. Van daer die slechte wegen, In 't natte jaargetij. Je loopte er in de regen, Een polderbaes geliek En je zakt er tot je ienkels toe In de modder en de slik.

In Zeeland weune misjes, Die ouwen van gin zoen. En asje d'r eentje pakke wil, Dan roepe ze: "Nie doen". Mè bin je mie z'n beidjes, Dan zên ze wè van neê, Mè ze steke eur arige snoetjes toe En dan lusse z'er wè twee.

Tekst: D.A. Poldermans Muziek: A. Lijssen Uitgeverij: J.J. v.d. Peijl Yerseke

D E N BOOGERD BLOEIT

3E M N Ï R

Den boo-gerd b l o e i t , den boo -gerd b l o e i t , In f r i s s e

I É 2 ± é é *— fie-ne kleuren; De bo-men bin mit dons be-sneeuwd,En

JE

ie-der taksjewienkt en weeuwt,vol zachte zoe-te geuren,

Den boogerd bloeit, den boogerd bloeit, 't Is aolles licht en leven, Het vienkje schelt z'n toontjes uut En zit in pienkend, werm geluud Z'n artje lucht te geven.

Den boogerd bloeit, den boogerd bloeit, De locht is lauw en geurig, Het jonge gos spruut uut de grond En brommend vliegt het bietje rond de struken, frisch en fleurig.

meeste waard. Zee- land, Zee - land boven-al, Zee-land

Page 71: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

70 DEN ZEEUW Z'N AERD

Un Zeeuw i s over 1talge-mêên zó kei'ard az un

klienkersteen. Die ze i noe êênmael te - gen zwart

gin wit. En mot ie soms wel op z'n kant, dan bin

- * * * * je nog nie uut de brand, om - dat er zó vêê p i t van

bin - nen z i t . Jae, me bin Zeeuwen van top tot

f têên, mae toch vêê leu-te, da's nummer êên. En'tZeeuw-

se spreekwoord, van óóst tot west: l u k t ' t van-dae-ge

nie, dan lukt'tmèrge best.

h

Mensen ' t i s nog nie

5 É 3 te lae-te, Neem un hoeje raed te bae-te: maek pl e -

zier,zó langk az a je kan, 'ang je zur - gen an un

Oude tekst Muziek: W.L. Harthoorn

Page 72: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

71

spie-ker,wan die maeke je nie ri e k e r . Doe je Zeeuwse

naem tog êê -re an! Refrein

EEN ZEEUW BLUUFT ZEEUW

Je kunt'n Zeeuw wè zet-te op el-ke plek op aerd,

Me 1 tZeeuws geboorte grond je i s ' n a o l - t i e d nog vêê

p J. J '| , Js JS J J> >J l } waerd. Ie z i e zo i n ge-dachten 't goe-je Zeeuwse land»

En v o e l t , a l i s 'n var-re, toch nog een echte band.

A l lóópt 'n onder palmen, A l vaert'n op 'n bóót, A l weunt'n in 't noorden, toch dienkt'n tot z'n dóód An Zeeland mit z'n mossels, z'n oesters en z'n kreeft, De Thoolse bot en aoles, wat in de Schelde leeft.

De Schouwse bollevelden, de blomen van 't Zwin, De Zeekraal op de schorren, 't komt z'n gedacht aol in; De Lange Jan op Walcheren, de toorn van Zurruksee, Ie dienkt ók an de terve, en an de suukerpee!

Tekst: L.N. Huijsman-Griep Muziek: Adr. Kousemaker

/Vis k

r ~ 3 , a r a » mui

Nina Rimoud 12 jaar Vlissingen

Toen d'oorlog kwaem in Zeeland, toen 't trof 'n vrêêsluk lot, Toen Walcheren was verdronke, toen aoles was kepot, Docht'r de Zêêuw, di varre: ze rêêje 't wel, 'eus, Wan "Luctor et Emergo", dat is de Zeeuwse leus.

't Is waer, wan kom vandaege in 't eigen Zeeuwse land: Ons Walch'ren is 'erreze, ons Walch'ren wier weer land. Waetersnóód trof Zeeland en kostte goed en bloed; Wêêr vochten er de Zeeuwen mit vast gelóóf en moed.

Wêêr wier de zêê bedwonge, de dieken kwaeme dicht, Goddank wier noe de toekomst vó mêênigêên wêêr licht. De Zeeuwen motte vechte mie 't waeter, d'r is gêên keus, Mè "Luctor et Emergo" dat is en bluuft de leus!

Page 73: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

72 ZEEUWS-VLAAMS VOLKSLIED

E Waar eens 1 t g e k r i j s der meeu-wen v e r - s t i e r f aan

te 22

'teenzaam strand, Daar schie-pen zich de Zeeuwen u i t

22 # schoren s l i k hun land. En kwam de stormwind woe-den,

Hen dreigend met v e r - d e r f , Dan keer-den z i j d e vloeden

ft.)IJ J> Refrein

van 1tpas gewonnen er f . Van d'Ee tot Hon-te-nis-se,

van Hulst tot aan Cad - zand,dat i s ons ei-gen landje

maar deel van Nederland!

Waar eens de zeeën braken Met donderend gedruisch, Daar glimmen nu de daken En lispelt bladgesuis. Daar trekt de ploeg de voren, Daar klinkt de zicht in 't graan, Daar ziet men 't Zeeuwsche koren, Het allerschoonste staan. Refrein

Tekst: J.N. Pattist en J. Vreeken Muziek: A. Lijssen

Daar klappen rappe tongen Den ganschen lieven dag, Daar klinkt uit frische longen Gejok en gulle lach. Daar klinkt de echte landstaal, Geleerd uit moeders mond, Een voudig, zonder omhaal, Goed Zeeuwsch en dus goed rond. Refrein

Daar werd de oude zede Getrouwelijk bewaard, En 't huis in dorp en steden, Bleef zuiver Zeeuwsch van aard. Daar leeft men zoo eendrachtig En vrij van droef krakeel, Daar dankt men God almachtig Voor 't toegemeten deel. Refrein

De worstelstrijd met Spanje Bracht ons het hoogste goed, De vrijheid door Oranje, Betaald met hartebloed. Dat goed gaat nooit verloren, De Nederlandsche vlag Zal wappren van de toren Tot op den jongsten dag. Refrein

Page 74: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

LAND VAN KEZAND

O land van de boe-ren bie joe i s 't goed;je ploe-

Johny Beerens 12 jaar Oostburg Tekst en muziek: Cor Schijve

genen zao-jen,je wie-jen en mao-jen,de duimen die weren

d'n vloed. Land van Ke-zand, Land vanKe-zand,

Land vanKe-zand, ge- groet!

O land van de vissers bij joe is het goed; je dobb'rende botters, je schomm'lende kotters van Bresjes, die doen het zö goed.

O land mee verleden, bij joe is het goed; mee Jan op d'n toren, die gao nooit verloren, mee z'n klienkende klokken zö zoet.

Refrein Refrein

O land mee je werkers, bij joe is het goed; je volk, da kan klappen, serieus is in grappen. O land mee je schoon "bettendoet".

O land mee je féésten, bij joe is het goed; op joe zü me klienken, een lekker glas drienken, de zonnen d'r in in de moed.

Refrein Refrein

Page 75: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

Wie gaar-ne zingt het ha r i n g l i e d en zee-banket w i l

Robert Langendoen 12 jaar Biervliet Tekst en muziek: C. de Dreu

sma - ken,Vergeet dan Wil-lem Beu-kels n i e t , de va-der

van het ka-ken. Hij was het,die de bron ont-sloot,waar-

u i t een r i j k e goudstroom vloot. H i j was het,die de

bron ont-sloot, waar-uit een r i j k e goud - stroom vloot.

Hoe dikwerf heb ik d'oude vlag, zien wapp'ren aan de masten. Als ik mij op een buisjesdag, aan 't schouwspel mocht vergasten.

Vlecht ik verrukt een erekroon,

Wie ooit het oude Biervliet ziet, Waar Willem werd geboren, Doet bij dit schone Haringlied Zijn lof als kaker horen.

En dankbaar staar ik op het graf, voor onze Willem Beukelszoon. (bis) Van hem die ons de haring gaf. (bis)

Page 76: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

OOST ZEEUWS-VLAAMSE KALENDER

1. Op moandag op moandag tan gao m'n peentsjen drinken, me drinken de ijen me drinkn dr twije me drinken dr vijf n twintig.

Refrein: Doen ze da, doen ze da, doen ze da Jan, èn ze da gedoan? èn ze da gedoan? " a " zai Jan.

4. In donderdag ja tan est alve weke, in goa ten fleren joinkman uit, om mee sij lief te spreken.

Refrein

In vrijdag tan kommen de boerinnen, mee ulder muts op uldern kop in lujepen lijk zotinnen.

Refrein

2. Op dinsdag ja tan est vastenoavend, in emme tan gjin brujed in uis, tan vaste me tot ten oavend.

Refrein

7.

3. In woensdag tan gaome om n kruisken, in es menijer de poster nie tuis, tan gaome naer de koste re. Refrein

Sjantee, sjantee, sjantaotere k'èn liever bier dan waotere

Mietje katoen, 't is mèrrege noen En we gaon d'r eentje pakken Mietje katoen, 't is mèrrege noen En me gaon d'r eentje doen.

In zoaterdag tan est ten dag van schuren, in emme tan gjin woater in uis, tan goame bij de geburen.

Refrein

In zondag tan est ten dag des IJeren, tan doeme n vès emdeken oan in al ons beste klijeren.

Refrein

Toen Willem d'n Eersten keuningk was Toen wier gegraoven 't Neuzen-Sas. En Jantje van Doorn, de Gouverneur, Die vaorden 'r 't eerste deur Tot'eil van de stad Gent, Aon ieder welbekend.

Page 77: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

p m 0 0 0 HeilVan den Decker,reef het z e i l , de storm-wind gaat m

« — # d d d -0 0 0 te keer: G i j t a r t het woe-dend e -le-mentvgij t a r t ook

God,de Heer! Wat maalt mij storm of te -genweer? Ik

VS ë 0

vaar a l wat ik mag. Zorgt God voor wind,ik zorg voor

z e i l a l was 't ten jong - sten dag! Zorgt God voor wind _ 1

ik zorg voor z e i l , a l v as 11 ten jong- ste f TT f n pag! H<p - j o

ho-jo ho-j o ho

Mare u.a\ Meer 70Jaar Terneuzen Tekst: Dr. Tjaard W.R. de Haan Muziek: Marie Cécile Moerdijk

Page 78: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

De kapitein zet grijnzend door de zeilen volgebrast, A l krijst de vogel Albatros, al kraakt de zware mast. Voor straf kruist hij nu eeuwenlang de zeven zeeën door, Daar hij zijn ziel in't bloed verdrag met Satan zelf verloor. Hojo hojo hojo hojo!

Een dodenboot, een zwart gevaar, hij zelf een levend lijk; Zijn manschap stierf en werd bevrijd, hij leeft een rif gelijk. Slechts eenmaal in de zeven jaar, dan komt hij weer aan land -Hij wordt verlost, schenkt hem een vrouw voorgoed haar hart en hand. Hojo hojo hojo hojo!

77 Wie is zo dwaas dat hij zich geeft, aan zulk een duivelsknecht? Er zijn nog vrijers bij de vleet, vol deugd en zeer oprecht. Laat varen dus dat spokenschip, tot aan de jongste Dag; Vier feest Terneuzen, zing dit lied, en ga niet overstag! Hojo hojo hojo hojo!

Tekst en muziek: Marie Cécile Moerdijk

SIEDURPS LIEDSJEN

J , | J_J '1J Jtl M J Ji 0—0-p 0 0

Den boer z i j n uus es af-gebrand, tes i n den brand ge-

ble-ven,Den boer z i j n w i j f was op et land, De was es nie

ge-ste-ven, 'Was i n denvas-ten t i j d , mijn zieleken was

ver-blijd,Moar den boer, den boer , den boer, ach irm, die

* stond er b i j te be-ven.

Nou et den boer gjin eten mjir zijn pjerd da ston te stjirven Zijn vra die o gjin kljirren mjir der woas juk niks mjir t'irven 'tWoas in den Vastentijd mijn zieleken woas verblijd. Moar den boer, den boer, den boer, och jerm, kapot woas al zijn tjirve.

Tan et den boer nen trok gedoan, de kasse van de irmen! Den paster die von ta misdoan, in tuegde gjin erbirme. 'tWoas in den Vastentijd mijn zieleken woas verblijd. Moar den boer, den boer, den boer, och jerm, die stonter bij de kjirmen.

Den boer die most noar't gevank, 't gevank da ston in Noamen; De straffe duurdne toch zue lank, in zijn wijf zat eur te schoamen. 'tWoas in den Vastentijd, mijn zieleken woas verblijd. Moar den boer, den boer, den boer, och jerm, die zaai: "Tes uit in oamen".

Page 79: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

DE KLOK VAN ARNEMUIDEN

Wendt het roer! we ko - men thuisgeva - ren. Rijk

è

Adrie van Belzen 12 jaar Arnemuiden Tekst: Dico v.d. Meer Muziek: H. Mengers Uitgeverij: Buschmann Utrecht

was de buit maar bang en zwaar de n a c h t . Land i n

z i c h t ! en on - ze ogen s t a - r e n Naar de kust, die

lokkend op ons wacht Als de k l o k v an

I O—a)

Ar-ne-mui-den "Wel - kojn thu i s " voor ons z a l l u i -

Rijke zee, waarvan de vissers dromen, Wrede zee, jij hebt zoveel genomen, Want jij geeft brood aan man en vrouw en kind In jouw schoot rust menig trouwe vrind. Refrein

Page 80: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

I

De Dorus (Westkappel 1907) De "Dorus" is gezoenke Da kwam van't slechte weer De Schroevers ziin de redders 'tis de zegen van d'n 'Eer!

79

den wordt de vreugde soms ver-mengd met droe-fe-

niS' Als een schip op zee ge-ble -ven i s

Tekst: D.A. Poldermans Muziek: Jan Morks Uitgeverij: Gebrs. Hildernisse

DE LANGEJAN

Zie je wel de lang-e Jan, Fors en f i e r van l i j f

— * —

en le-den? Die zó heel ver kijken kan, O-ver

i dor- pen, o - ver steden? 1 tHaan-tje l a a t z i j n wak-ker

oog langs de groe - - ne wei-den wa-ren. Ja het

tuurt daarvan omhoog, O - ver 'tduinen op de ba-ren.

Hoor je wel de Lange Jan Met z'n vele, vele tongen, Die zo heel goed zingen kan, Uit z'n zwaar metalen longen. Ja, zelfs in de stille nacht, Laat hij nog z'n zangstem horen, Hij is onze trouwe wacht, Onze eigen slanke toren.

Page 81: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

80 WASCHAPPELS VOLKSLIED

2 ë ë

An driekanten in-e - s l o - t e tussen 1 twaeter van de

Tekst: P. de Vos Muziek: Houtekamer

zee l i g t m'n ouwe durpWaschap- p e l en zo v i n je d'r

gin twee. Nergens zou 'kzö kunne t i e - r e , en ' t i s daerom

nog a glad, Da'ket nooit zou w i l l e r u i l e vó un an-der

É -O durp of stad. Op Waschap -pel bink ge-bo-re, Op was-

chappel 'oor ek tuus . Di kenk eiken-deen b i e nae-me van de 'k Moe langs de strange kunne dwaele Kunne kuire langs de diek Bie een zachtjes rusend zêêtje as 'n spiegeltje zö gliek

— Mè 'k geniete 'r net zo vêê van ouwsten t o t de guus. En d i w i l 'k bluve-weu-ne en d i zoek as'n bnes de golven krult

as de baeren dreunend neerslae en de sturmwind loeit en brult.

Refrein 0 F

i k m'n b e - d r i e f . Ak per on-gluk nog v e r - u u - z e , k r i e k de N ê ê i k zou nie kunnen wenne ergens rententomme in 't land of in straeten en op pleinen mee aoge uuzen an de kant Ik moe varre kunne kieke

l a n d - z i e k t ' op m'n l i e f . l i e f . op de dune da's mijn lust Di kiek j'over t'êle eiland en tot an de Belse kust.

^)bJ- p J J|J . :||J. j

Refrein

Page 82: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

DE WILLEM II 81

Renée de Visser 12 jaar Westkapelle

Wanneer de storm g i e r t over de ho-ge zee- en ,Een

2Z<

men-sen-le-ven verkeert i n ban-gen nood. De zeemans-

vrouw haar hart krimpt in vanwe-nen, want voor

haar man

22

i s het ge-vaar zo groot!

Dan gaan de golven gestadig op en neder, De Willem II rust in haar killen schoot. Geen man of vrouw keert ooit weer tot haar weder, Matrozengraf zij zijn nu allen dood.

Hoe vele mensen zijn door die zee verslonden Vonden hun graf in de woeste oceaan Die nooit of nimmer terug meer zijn gevonden De Willem II het schip is ook vergaan Met man en muis zijn allen daar gebleven En sluimren zacht op de bodem van de zee Met levensmoed trokken zij allen henen Geen keert terug op vaderlandse ree

Dan gaan de golven enz.

Sluimert dan zacht nu onder de groene golven Gij scheepsvolk van den verdronken Willem II Een zware storm die heeft U daar bedolven Sluimert dan zacht aan d'eindeloze zee In diepe rouw zijn weduwen en wezen Om man en vader die ginds verdronken zijn Zo'n tragisch einde doet een ieder vrezen Geeft velen smart en doet het harte pijn

Dan gaan de golven enz.

Page 83: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

82 LIEDJE VAN WESTKAPPEL

Te&sr en muziek: P. de Vos

West - kap - pel dat l i g t er heel dicht b i j de zee

be - schermd door een reus van een dij k En a l s

je 't n i e t g ' l o o f t kom dan met ons maar mee, geen

3 t w i j - f e l je geeft ons ge - l i j k Soms bul-dërt de zee,

è P s l a a t met krachtig ge - bruis haar gol - ven nu op

l a

P P ÉL ngzamer

en dan neer Wij b l i j - v e n dan rus - t i g en kalmpjes

r in huis en heb - ben geen vrees voor zulk weer, en

heb - ben geen vrees voor zulk weer.

Sarina Minderhoud 12 jaar Westkapelle

Page 84: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

83

2. Westkappel dat legt er heel dicht bij de zee Beschijnt haar bij donkere nacht, Geeft koers aan het schip naar een veilige ree Waar 't dagen en weken naar smacht. Soms buldert de zee slaat met krachtig gebruis, Haar golven nu op en dan neer Wij blijven dan rustig en kalmpjes in huis En hebben geen vrees voor zulk weer. (bis)

3. Maar wreed werd Westkappel door d'oorlog bezocht Vernield werd die reus van een dijk Tot puin en versplinterd werd have en goed Wie 't noodlot ontkwam nam de wijk En bulderd'de zee weer met krachtig gebruis Werd vruchtbaar land een woest meer Dan scholen wij angstig in andermans huis Dan hadden wij vrees voor zulk weer. (bis)

4. Westkappel dat lag er lang hulploos terneer Maar eindlijk toch sloot men de dijk Met 't dalen van't water is hoop in ons hart Westkappel herrijst uit het slijk En liefderijk bood men ons hulp in de nood Door tallozen dankbaar aanvaard Wie eerst in vertwijfeling de toekomst in keek Vond 't leven toen't leven weer waard, (bis)

5. Westkappel ons dorpje het wordt wel herbouwd Maar dat is najaren gebeurd En nooit wordt't zo eigen zo knus, zo vertrouwd Als't oude zo diep nog betreurd Toch draagt ons d'aloude geboortegrond weer En buldert de zee als weleer Dan zitten wij rustig en kalm weer in huis En hebben geen vrees voor zulk weer. (bis)

Paul Pouwelse 13 jaar Vrouwenpolder

Page 85: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

84 E E N V O G E L V L I E G T DE W E R E L D IN

Jolanda de Pagter 12 jaar Westkapelle

naar den vreemde gaan. De we - r e l d i s zo mooi en

J prach-tig, Moe- ders tranen z i j n onmach - t i g .

22 22

"Ach Moe-der ween toch n i e t zo teer , Wij zien e i -

i B E 22 22 t5> #

kaar nog wel eens weer". En ge-dre-ven door de

smar- te, Drukt z i j hem ste-vig aan het har-

Ref reiln

te. De vo-gel v l i e g t de we - r e l d i n ,

TV

En

I I I De moe-der weent in droef getraan. Haar zoon w i l

Page 86: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

85

l u i - s t e r t n i e t naar moeders min. Hij l e e f t i n

weel - de kent geen ver- d r i e t , Maar z i j n moeder

t j e ver-geet hem niet

En in dat grote wijde veld Verdient de zoon veel sommen geld Maar ach, hij kent geen zorgen Leeft van heden maar tot morgen Terwijl de moeder lijdt in nood En werkt en zwoegt voor daag'lijks brood En als zij uit het venster kijkt Snikt zij weer in tranen uit. De vogel vliegt de wereld in En luistert niet naar moeders min Hij leeft in weelde, kent geen verdriet Maar zijn moedertje vergeet hem niet.

Vervlogen is 't geluk der zoon Hij keert terug naar moeders woon Geheel alleen en gans verlaten Dwaalt hij nu eenzaam door de straten Hij slaat een blik op 't huisje neer Maar wie hij zoekt is er niet meer En gelijk een snijdend koor Klinkt het hem zo duidelijk door. De vogel vliegt naar 't kerkhof heen Rust moeders lijk hij gaat er heen Weent voordat hij henen gaat Maar zijn berouw komt steeds te laat.

BRUILOFT OP NOORD-BEVELAND

Mensen laet ons noe es sienge Op een wieze wel bekend. Laet ons es een loflied brienge Op de vrouwe en der vent. Dat ze groeie, dat ze bloeie Dikke worre, sterk en oud. Lekker ete, lekker stoeie Oaltied frisch en nooit verkoud.

Dat den baes zen krachten wieë An de voorspoed van z'n wuuf. Nooit ze dreine, nooit verbieë Want gezemel is mè stuuf. Oaltied ellepe, oaltied zurrege As ze soms es schielik is. Pront betaele, nooit nie burrege Oaltiet butter bie de visch

Wieze: Oostenrieks Volkslied

Dat de vrouwe goed bedienke, Wat een man toch eig'lijk is. Nooit te vee in 't glasje schienke Want dan loopt het wel es mis. Eldre biesjes mot en draege Want een man mo netjes zien. En ie zajoe anders plaege, Mee een scheldnaam vuul kenien.

Van je vent zaje wè wete Of 't en kietelachtig is. Me je mot toch nie vergete Vee gekietel da gae mis. As en zuur begint te kieke Kietelt en dan an z'n lief. Laet en lache tot bezwieke Beter is 't dan aol 't gekief.

Mensen laet ons noe es klienke, Drienk je glasje nog es uut. Asje ziengt dan mo je drienke, Anders zieng je as een puut. Laete m'en noe nie langer plaege Kiek ze worre gloö'k a kwaed. Noe je mot et maer verdraege Tot de klokke tiene slaet.

Page 87: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

86 EEN LIEDEKEN VAN ORANJEZON

Oranjezon, Oranjezon, Ik wou dat jij eens klappen kon Van al het feestgenoegen. Dat, op den negenden van Mei, in uw zoo schone duinvallei, den boezem heeft doen zwoegen!

De blijde tocht en 't gul onthaal, bij 't zwieren van de feestbokaal deen allen dwang verdwijnen. En, zag de lucht nog al wat zuur, Toch stak de zon, in 't feestelijk uur, 't hoofd uit de wolkgordijn.

't Was in de Mei klonk vrolijk rond; Steeds groter werd het dansverbond Dat zoet genot zou schenken. De Pater gaf zijn non een zoen, En mocht dat nog wel zes-maal doen, Soms méér ook - zonder krenken.

Fluks weer naar 't steile duin gesneld, Bleek menig klimmer meer een held -In 't vallen, dan in 't stijgen. Men riep de hulp eens buurmans in, Om eindlijk dan toch óók zijn zin: De hoogte te verkrijgen.

Janet Duvekot 10 jaar Vrouwenpolder Tekst: J.C. Altorffer Wijze: De wereld is in rep en roer

Eerst werd, met opgewekten geest, het brandpunt van het Bruiloftsfeest Een welkom toegezongen. Dat - was de kunst soms niet voldaan -Toch blijken aanbood van 't bestaan Van... ruime en forse longen.

En, nu de theetaak was vervuld, Toen stoof de Jeugd vol ongeduld, Ja, ieder schier naar buiten, 't Scheen, dat Natuur het zelf verbood, - Zo dacht thans elke feestgenoot -Zich binnen op de sluiten.

Inmiddels ging de zon naar bed. - De maan was nog niet in toilet -Men toefde in schemerdonker. Daar wist, zoals dat meermaal gaat, Daar wist een zeker krijgsman raad: Er lichtte een kunstgeflonker.

En naar die kleurenwisseling, Scheen ook, in gindse manteling, De nachtegaal te wachten, En stortte in streelend maatgeluid, Zijn lieflijke zangen uit, Zijn tedere minneklachten...

Page 88: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

L A N D J E V A N TER GOES 87

Tekst: D.A. Poldermans Muziek: A. Lijssen Uitgeverij: J.J. v.d. Peijl Yerseke

Eerlik landje van Ter Goes: Waer andre streken roeme, Jie mag j 'eig' een lustoord noeme, Mit je rieke boogerspracht, Waerin 't fruit ons tegenlacht, Mit je wonderschoone oorden, Mit je Schelde langs je boorden, Puik van Zeeland, lieflik oord: Jie bluuft eenig in je soort.

I I P zaam stre-ven, Mit je v e l den en je dre-ven, Mit je durp-

E i

jesjkeu-rig net, As op groen ferweel 'e-zet; Waer et

KT) * » É f aentje van den to- ren kiekt op goud-geel,gol-vend koren

Goe-se land j e , k o s t l i k oord, Je bin eenig i n je soort

Z A E T E R D A G IN B E V E L A N D

22 i z j r - * — * Men weet de Zae- terdag op Beev' land i s an de l i e f - d e

# Z2I

toe-ge wied. En êêst desae-ves wordt de schoa-ne Deu duut

Z2 ^ # vèr ko-re-ne vriend gevried.

1

Tekstschrijver en componist onbekend Uit: Jaep uut de Wilhelminapolder

Bemint een jonge man een misje, Ie maekt van gloed noch min gewag. Alleênig doet ie eur deze vraege: "Mag ik is kommen 'n Zaeterdag?"

Zeit zie dan "neê" , zö weet die minnaer, Dat ie het misje nie bekoard. Mè ziet zie " ja" dan za het blieken, Da ziene beê wordt angehoord.

Zè gaet 's Zaeterdags in Beev'land, Daer staen nog d'ouwe zeden pal. En een groat ervormer za het wezen, Die 't eênmal is veranderen zal.

Aor-dig landje van Ter Goes, land van wakker werk-

Page 89: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

88 SCHOUWS VOLKSLIED

5 Kent g i j ons land, ons Schouw-se land, Be- laagd

Tekst: Bz. Muziek: CA. Swenne Uitgeverij: de Mooy Zierikzee

door wa-tert 1 a l - l e n kant, Het land, dat eeuwen lang

22 'tgeweld, Met moed weerstond van zee en Scheld', Het

land,dat wij met man-nen-moed, Met heel ons hart,met

goed en bloedwet land,dat wij met ei-gen hand be- hou-

den voor het Va- der- land.

Geen schooner land dan 't Schouwsche land, Wijl wij daar zijn in Godes hand. Zijn wil maakt duin en dijken sterk, Gezegend wordt door Hem ons werk. De woeste zee die ons omringt, Hij is het die ze steeds bedwingt. De stormwind meet vergeefs zijn kracht, Met wat door ons tot stand gebracht.

Wij zijn het volk van 't Schouwsche land, Door taal en zeden nauw verwant. Wij scharen ons, als waren w'een, Om d'ouden grijzen toren heen. Hij rijst van ver uit 't golfgeklots, En staat daar eeuwen als een rots, Die met een ongebroken kracht, Houdt over 't Schouwsche land de wacht.

Blijf één, blijf één, houdt moedig stand O volk, dat aan het Schouwsche strand, Het pand bewaart, dat schoon en goed, De trots van Neerland blijven moet. Gedenk de woorden die de Leeuw, Sinds eeuwen brengt aan ied're Zeeuw; Het schoone lied dat nooit verstom', "Ik worstel moedig en ontkom!"

Page 90: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

Westenschouwe, 't zal je rouwe, Datje geroofd hebt m'n vrouwe, Westenschouwe zal vergaan, En de stompe toren zal blijven staan.

WESTENSCHOUWENS STRAND

Angelina Geleijns 10 jaar Burgh-Haamstede

18e/19e eeuw

Ik heb den gan-sen nacht mijn zinnen la-ten dwa-len,

i mijn zinnen laten dwa-len. Zoobergt'n h o l - l e boom

É m veel vreugd,verdriet en schroom. (bis)

In 't duister van den nacht Zag ik een schip laveeren, Zoo sierlijk mooi gebouwd Geheel van eikenhout.

Zijn vlag was rood satijn Sneeuwwit waren zijn zeilen Twee ankertjes ten toon Van goud en zilver schoon.

De stuurman van dat schip Deed anders niet dan peilen Met angst was hij belaan Dat zijn schip zou vergaan.

Des morgens met den dag Zag ik dat schip laveeren Toen is op Schouwens bank Nooit schooner schip gestrand.

Page 91: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

STAVENISSE'S VOLKSLIED

Ons mooi-e, dorp daar aan het Schel-de-strand op

Ellen van Haaf ten 12 jaar Stavenisse Tekst en muziek: L.A. Ver burg

k è 0 0

ons dier - bre Thoolse land. Het i s n i e t groot,

h * 9 0

0*- É 0 0

maar 1 tmag er toch wel z i j n ; ' t l s i n ' t kleine vast Refrein

k ^ :eir

É v\" f f f r t n i e t k l e i n . 'tMooie dorp ,met z i j n land ,met z i j n

k=ft JE

d i j - ken en z i j n strand. Men brengt er sa - men graag

i e t s groots tot stand, een - drachtig, hand i n hand.

Page 92: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

Een grote haven en een sluis erbij, die regelt het getij. Een scheve toren en een grote kerk, 't resultaat van liefdewerk.

Refrein

Laatste couplet zonder refrein

Een korenmolen, die er maalt het graan en zijn wieken blij laat gaan. De laatste resten van een oud kasteel en het Bos, een pronkjuweel.

Refrein

In ons klein dorp leeft de traditie voort, die ons allen steeds bekoort. Hetgeen de vaad'ren brachten eens tot stand, daaraan houden wij de hand.

Refrein

En als een vijand eens ons dorp belaagt, of een ramp ons angst aanjaagt, dan staan we moedig gaarne zij aan zij, als het moet vóór in de rij.

Refrein

Zo blijven w'allen aan ons dorp verpand, wijl wij zijn in Godes hand. Voor Stavenisse zij ons aller beê: "Geve God ons rust en vree"!

(Zonder refrein)

DE ZURR1KZEESE TOREN

Tekst: J.P. Paulusse Muziek: H.A.J. Franke Uitgeverij: Ars Nova Goes

•é wr-ê—* De wae - r e l d l e i t te droa -men i n s t i l - l e zeu-mer

nacht. De brêê-je wae - ter - stroamen rond Schou-wen

ru - sen zacht. Ze schu-ren l i n g s de kus - ten van'tou-

we Schouwse land. Ze we - ten nie van rus - ten,En knae-

i i mm gen an z ' n s t r a n d .

De Zurriksêêse toren Blikt over diek en strand. Ie dróómt van aol 't verloren, En van 't verzoenken land. Geslachten bin verschenen, Geslachten bin vergaen, Mar wat er is verdwenen, De reus is bluven staen.

De Zêêuw ouwt mit z'n dieken De Schelde in z'n macht. De toren zal nooit wieken: 'n Beeld van Zêêlands kracht. De waereld leit te dróömen In stille zeumernacht. De brêêje waeterstróómen Rond Schouwen rusen zacht.

Page 93: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

FLAKKEES VOLKSLIED

es4 * 1 g) Flakkee i s un e i - land en ' twaeter i s brêêd.

* — a f — * Wie d'r weunt,ken d'r wel o - ver praete . Het l i e k t

a»—*— meuglik v e r - l a e - t e , Mar ik gloave, dat juust deur

é + dat wae - ter zö wied, Waer j'op plekken ni e t o-ver ken

0 0 0—0

k i e - k e , Hier un volk - je weunt met un ei-gen i -

Tekst: M. van Immerzeel Muziek: J. Borgman

Ü dee, Tussen gor-zen in slikken in d i e - k e n , Refrein

1

Kom saem ge - zonge van't mooi-e Flakkee, Waer m'n

m 5 3 "J J! I 1 J f f we-te van zwêête en zwoege. Mar a l mot-te me

Page 94: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

sjouwe, me bin-ne tevree, Bie twie-jen, b i e ' t oes-ten

in ploe-gen.Want van ons ken je lêê -re,hoe deur

i + é+ • er - beid en kracht, De bes- te vrucht as un ze - gen

je wachtJWant van ons ken je lêêre, hoe deur er - beid

en kracht, De bes-te vrucht as un ze-gen je wacht.

As de zunne in 't Oosten de wolleken kleurt Dan stae m'n hier klaer op den akker, M'n ha al een schoft in de kluten gesjouwd In dan wordt er een stadsmens pas wakker. Mar komt in de zeumer es an op Flakkee In kuiert es over de velden, Dan zie je pas goed, wat 'n boer hier bereikt Hie wint vruchten, zoo zie je ze zelden.

En as op den aevend het werk is gedaen Dan gaemen gezellig staen praete, Mit een dampende pupe ïn een doöze tebak Op de kaoie, de heule of de straete. Daer wordt wat verhandeld, daer hoor je wat an, Daer stae je echt voor je genoegen. Dan lache m'n smaekelijk ïn verzaemle weer moéd Voor den volgende dag om te zwoege.

Page 95: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

94 VOORJAAR

0 . M 3 - , f

* * ' kRee o-ver de diek nae D i r - r e k s l a n d toe. De voor-

jaerswind maek-te m'n loam in moe. Goud glanst het

mè ZE w koal - zaed in zunne-gloed.Wat i s ' t v r e - d i g , wat i s ' t

ï goed, Te r i e j e n op zó'n s t i l l e n diek, Tus-sen Dirreks-

Fine

22 — * —

land i n Som-melsdiek! Hoag i n de lauwe len-te-lucht een

hêêle kro meeuwen i n wil-de vlucht. Bo -ven m'n hoad

ME t Z2I ziengtde lêêuwrik 'tuut In in de ver-te wat mensege-

i i D.SdFine b4j > JS J H J j 13- 'II luud. Wat i s ' t goed op dien s t i l l e n diek.

Geert Jan Zijlstra 10 jaar Sommelsdijk Tekst: D.K. Soldaat-Poortvliet Muziek: L. de Broekert

Page 96: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

95

Weer groei j e , in weer b l o e i je Flakkee. Nae allés

wat de winter je dee. Weer vroe - te de men - sen

in je schoot , In graeve a l je schatten bloot.

D.S.alFine

ONS MOOIE FLAKKEE

int

Werm wóóit de windo-ver de s t i l - l e diek.

Un w i t - te meule in un groene wei- e, un bóó-gerd v o l

Tekst: D.K. Soldaat-Poortvliet Muziek: L. de Broekert

m I ,1 \ \\ \ Jll

te

bloe - sem in mei - e, un diek mit bot-tend boo - men l e i t

» ' A A ï i n de zunne te droo-men. Un durpje mit een to -

—en w ren, un meel t mit on - riep ko - ren, in bc

»—w oven dat a l - l e s

de lucht mit wol-ken,in om dat a l - l e s de wa-tergol-

ven. Daer l e i je noe, r u s - t i g i n te vree,Ons mooi-e,ons groe-ne, ons goei - je Flakkee

Page 97: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

W—hé* ét te —0.

Un polderweg mit un s l o o t j e , Un mosje, dat sleept

S S i J J hij JVrJlJ I mit un st r o o t j e , Un mêêt in bon-te blommen, Un kik-ker,

die de weg op-spriengt,Un leeu-we-rik, die jui-chend

Js Js > h h > k ziengt, Bo-ven de mêêt mit blommen. De s t i l t e , d i e i n je

. h i f i > n MJ > J j j ) ïf--é—-—é * é J é * é é éV-éV-

66-ren suust,De wind, die deur de terve ruust,In de rook

van al" die blommen. Wat koei-en i n de wei - e zo i s t

ier in mei-e in mei - e ie r bie die mêêt mit blommen,

Marlies van Lente 11 jaar Sommelsdijk Tekst: D.K. Soldaat-Poortvliet Muziek: L. de Broekert

Page 98: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

Tekstschrijver onbekend Oude melodie

Eline de Bruijn 12 jaar Vrouwenpolder

HOE EEN BOERENKNECHT ZICH GENEERT 1796 97

E É A l op een mor - gen vroeg ging ik mijn paere-tjes

— . — ^ _ r u. ^ l=f==l L -J s--A A M E-J é 1

van-gen. Ik spande ze voor de ploeg, och bees - t j e s wees

i a i É ï 0 '#•

nie bange Ik z'al het met plezier,doen op een goei ma-

I 1 IJ- JM II nier ma - nier.

Ja't was seer aangenaam, Want al de vogelen songen Sij waren soo bekwaam Met allerlye tongen. Ik acht het voor plaijzier, Ja soo te woonen hier. (bis)

6. Den dageraad komt aan, Het gareel weer in de handen Om die te steeken aan. Het sijn de paarden wel tot banden. Het is tot ons vermaak, Ja't is de boer sijn smaak, (bis)

7. Komen wij op het land, Daar moeten wij gaan mollen. Past dan op met verstand, Om het mollebord te vollen, Of gij krijgt wel een slag, Dat gij nooijt meer siet den dag. (bis)

3. Hier in ons Zeeuwsche Land Ja wel bij braave boeren Daar woonen wij zeer plaijsant En lopen bij geen hoeren Maar bij een boeremeid In eer en deugdzaamheid, (bis)

4. Rijden wij na het land Met de eg om de kluijten te breeken Dan singen wij plaijsant, Daar wil ik nog van spreeken A l met een groot plaijsier Op onse boers manier, (bis)

5. Den avond die komt aan, Men trekt weer na sijn luijken Om weer na bed te gaan, Ja daar weer op de kruijpen. Dan denkt men om de Meid, A l in sijn eensaamheid. (bis)

8. Maar siet't is haast gedaan, Dan is men blij van geesten. Dit moet gij wel verstaan, 't Gaat swaar voor onse beesten, Wanneer sij daarvoor staan, En wel voort moeten gaan. (bis)

9. De week die is ten end, Men jaagt haar in de weijde, Mijn Beestjes pertinent, Sij kunnen een dagje peijde. Dan gaat men naar de Meijd In min en deugdsaamheijd. (bis)

10. Die dit liedje heeft gedicht Is in Seeland geboren, Dus wensch ik na mijn plicht, Dat elk na behooren, Die achter de paarden gaat, Tot mijn doch overslaat, (bis)

Page 99: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

98 H E T WAS OP E E N D R I E K O N I N G E N A V O N D

É

Mag- da- l e - na Op haar ei-ge- ne graf-

Zeeuwse versie van een Middeleeuws lied

ke zat.

2. " Staat op Maria Magdalena Staat op van Uw bittere dood: Uwe zonden zijn U al vergeven A l waren ze nog zo groot.''

3. "Zijn mijn zonden al mij vergeven, A l waren ze al nog zo groot, Naar de kerke wil ik gaan treden En aanbidden den goeden God!"

6. Die weg naar die pijnen der helle Die ligt er zo maklijk te gaan En met rooskens, ja met rooskens Zo ligt er die weg te gaan.

7. Die weg naar die hemelse glorie Die ligt er zo moeilijk te gaan En met doornen, ja met doornen Zo ligt er die weg te gaan.

4. En als zij op het kerkhofke kwamen, Wie zagen zij daar wel staan? Heere Jezus met zijn vijf wonden Aan het kruisje genageld staan.

8. En wat lag er al in de wiege? Een kindeke en dat is zoet: Geheel bleek al van couleure Met een mondeke lief, zo goed.

5. En zijn voetjes die lagen gebonden En zijn handjes die lagen op hout En een scherpe doornenkroontje Op Heer Jezus zijn hoofd gedouwd.

9. Och mocht ik dat kindeke kussen A l op zijne rode mond. Waar ik ongezond van harte, Och ik ware wel weer gezond!

e- ne Drieko-nin-gen-dag, Dat Ma-ri- a-

' t Was op e-ne Drieko- nin-gen a - vond 'tWas op

Page 100: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

SANCTINNENLIED 99

Tekst: Dr. Tjaard W.R. de Haan Muziek: Marie Cécile Moerdijk Sanc-tam, sanc - tam se-cu-la se-cu - l o - rum,Sanctam

sanc-tam ad ma-jo-rem g l o - r i - am, Sinte K a - t r i jn zuiver

* é en r e i n , zwe - ren en pfai-sten die doen ons geen pijn ,

Wie haar z i j n l i e d e n ge-bed-je w i l schenken z a l z i j met

0 0 0 * — #

ga - ve van gaafheid beden - ken.Sinte Katrij n , z u i - v e r en

re i n , zwe-ren en puisten die doen ons geen pijn ,

2. Sanctamenz. Sinte Margriet spookt in het riet, Brengt zeven weken van boerenverdriet. Hagel en regen, daar kunnen wij tegen, En ook geen donderbui maakt ons verlegen. Sinte Margriet enz.

3. Sanctamenz. Sinte Geertruid prijzen wij luid, Helpt en beschermt ons, en dat zonder kruit Hoedt ons voor mollen en muizen en ratten Die zij maar zo bij hun staart kan vatten Sinte Geertruid enz.

4. Sanctamenz. Sinte Ceciel, schone van ziel, Zingen en klingen, dat is haren stiel. Lovend en prijzend op stemmen en snaren, Willen wij samen den hemel bevaren. Sinte Ceciel enz.

5. Sanctamenz. Sinte Marij, stemt ons zo blij; Door de geboorte zo maakt zij ons vrij. Want in een kribbeke, tussen twee beesten Ligt kleine Jesu, de grootste, de meeste! Sinte Marij enz.

Page 101: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

100 ZON BOERENMEID

at Een jon- ge f r i s - se boe-ren-meid kwam die-nen i n

de stad. Zie 1 ad er a l t i e d zogezeid vee zin - n i g ' e i d

in g'ad. Mê wei-dra naer un dag of wat,be-viel et'eur

toch n i e t . Zie juulde 'eur de kae-kennat, en snik-te van Refrein

# ff

v e r d r i e t : 'kVerlang zo naer mien paer-den en mien koe-

Den, ' kWil we-ten of mien ver-reksjes goed groe-jen.

Ik bin un doad- ge-wo- ne boe-ren - meid. En

Tekstschrijver en componist onbekend Uit: Jaep uut de Wilhelminapolder

voe et le - ven in de stad nie i n de wieg ge - l e i d

Er kwam een knappe vriegezel, die vroeg eur voe een bal Die docht den eelen aovend wel, Wat doet die meid toch mal Want midden onder spel en daans, Daer bost'aons misje uut In wild gejuul, gesnik, gedraans En jammert overluud: refrein.

Toch iew die flienke vriegezel, Nog bie het misje aen Ie docht 't is nog een bitje vremd 't Zou laeter beter gaen. Ie trok eur teeder op een bank, Zien ermen om eur eên. Mê wee begoeng dat droef gejuul, Gejammer en geween: refrein.

En wat ie zei, of wat ie dee, Het gaf um niemendal. Toen docht ie kindje 't doet mien leed, Mè dat wordt al te mal. A jie alleen van beesten oudt, Dan schee ik er mee uut. Zie dan mè da j ' n verksje trouwt, Ik kies een andre bruud. Vrie dan mè mie joe paerden en joe

koeier En zurg mè da je verksje s goed groeier Je bint een beste, brave boeremeid, Mè voe het leven in de stad, nie in de wieg geleid.

Page 102: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

WALCHERSE VRIJAGE 101

Zeeuwse versie van oud liedje

Me vaeder z e i - l e s t te-gen mien : Ar- j a e n , j i e

i É moe uut v r i e - j e gae ,Arjaen,jie moe gae v r i e - j e !

Ar-j a e n , j i e moe gae v r i e - j e - !

2. Mae Vaederlief, ik ben zö bang Ik weet nog van geen vrieje van Ik du's geen meidje an te raeke. (bis)

3. En die meid waer'k ok mee vrieje mot Is Jikkemien van't schaepekot Zo'n dikke boeretriene. (bis)

4. Die Zondagaeved mos'k op stap Ik stak m'n puupske in mien zak Zö gieng ik opmarchêêre. (bis)

5. En toen ik kwam al bie dad'uus Liep ik nog stiller as'n muus In'k gluurde deur de glaezen. (bis)

6. Dae zaete d'ouweluu bie't vier De klok op't durp sloeg net acht ier Toen stapten ik nae binne. (bis)

7. Goenaeved saem, oe gaet't oe? De groetenisse van me moe Gezond'eid van me vaeder. (bis)

8. En't wier dien aeved beestig laet En ik mos praete as'n affekaet En'k docht glad nie an vrieje. (bis)

9. Te tiene: d'ouwe luu nae bed Ze wensten ons tesaem vêê pret Toen was'k mee'eur allêênig! (bis)

10. Ze schoof eur stoel wa korter bie Begon te friemelen an me knie Ik zei: da moe je laete. (bis)

11. Ze pakte mien al bie me nek Ik docht: verdorie, die doe gek Da sa'k me vaeder zegge! (bis)

12. Toen kwam se zitte op mien schóót En mee d'r snuut al bie mien'óöd Gieng z'in mien kaeke biete! (bis)

13. Ik docht: a'k zö uut vrieje mot Dan gae'k'r glad nog an kepot En ik liep'ard nae buuten' (bis)

14. A l wor'knoeoud, al wor'k noe gries A l wor'k noe'onderd jaere wies Ik gae nooit meer uut vrieje! (bis)

Page 103: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

102

NEEFJE ADRlftM

i

SIEMEN OALE

EE5 Z2

Sie-men Oa - l e van Ter Nis-se kreegt wa ren t i g i n z'n oad,

fa J'Jlf r M r J Hlr- f JJU II Om 'nmis-je te haen vrieën,En te trouwe voe z'n doad.

Gilbert Hoek van Dijke 11 jaar ' s-Gravenpolder Tekst: J.P. Paulusse Muziek: H.AJ. Franke Uitgeverij: Ars Nova Goes

2. Ieder stieng d'r van te kieke Neef Arjaen was nae kapot, Want ie most van nöömpje erve En noe dêê nööm Siemen zot.

3. 't Eêle dorp stieng o verende En Arjaen zei: wat 'n strop, Mar ik mot 't nog zien gebeure, Want ie eit 'n kaele kop.

4. Siemen Oale van Ter Nisse Gieng uut vrieên kael en oud, Tot verbaezing van z'n neefje, Was-sen in 'n wup 'etrouwd.

Binnen 't jaer was Siemen Oale Mit z'n wuufje pao en moe Dat er wonderen gebeure Wist ik nie, mar weet ik noe.

Op 'n aevend nae den eten Zuchtte Siemen lang en zwaer, Ie wou o zo graeg is wete: Van wie oa dat kind z'n aer.

Lieve Siemen, zei z'n vrouwe, 'k Oöp dat jie 't nooit vergeet: Dat is noe vöö joe 'n vraege; Mar vöó mien is 't 'n weet.

Page 104: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

T REGENT 103

Tekst: D.A. Poldermans Muziek: A. Lijssen Uitgeverij: J.J. v.d. Peijl Yerseke

Kom i n uus, kom i n uus! kin-ders l i e - v e , w a t un waeter

0 0

plenst en p l a s t mee kles-ge - k l a e t e r , 1 t o o r t 'r duus-ter-mm

P ach-tig van. Gun-ter loopt't i n de kree-ke, z i e t die bel

f 0

len daer i s bree-ke, bol - l e breeke keer op keer,

tregent bob-bels, wat un weer!

Ier voe 't raem, kijk 's an! 't Stroomt 'r langs mit groote struilen, Langs de straeten sliert't guilen, 't Is t'r duusterachtig van. 't Kletst en spettert op de glaezen, In de plassen groote blaezen, Bollend, brekend, keer op keer, 't Regent bobbels, wat 'n weer!

Bij slecht weer Zunnetje, zunnetje Kruup uut je tunnetje In sprêê je wiekjes Over die aareme veldkriekjes.

't Gae regene, 't gae waeje Klepperman zit in de kaeje Klepperman zit in de bööme Wintertje gae kööme.

Page 105: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

104 SCHAESE RIEJE

M e - c h i e l - t j e zou gae sch a e s e - r i e - j e , Nae den e-

ten as 'n'aêr. Lienks en rechts en gins en waer, i n

Marianne Harmsen 12 jaar Vlissingen Tekst: J.P. Paulusse Muziek: H.A.J. Franke Uitgeverij: Ars Nova Goes

de mid - den en b e - z i e - j e Op de vae- te, l i n g s de

straete,Op de vae- te gins en waêr,Op de vae-te,lings

de strae-te,Op de vae-te, gins en waêr

Mechieltje ao nog noait'ereje Mè da vond'n gin bezwaer. Chieltje was van zessen klaer, Sterk van lief en vlug van leje Op de vaete, lings de straete Op de vaete aol tegaer. (bis)

3. Mechieltje stieng'n stuit te kieke Nae de kroo mit volk op't ies: Oud en jong en zot en wies. O f n't kust, da most noe blieke Op de vaete, lings de straete Op de vaete van baes Dries, (bis)

Page 106: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

105 4. Vooruut! zei Chiel, ik gae't prombere

Daegunt riejt Antje mit'n aor En ze lachen op mekaor! Da za'k z'eve gae verlere Op de vaete lings de straete Op de vaete mit mekaor. (bis)

5. Mechieltje bleef nie prakkezere Mè gieng stout op't gladde ies. Nie benauwd zien, bi je wè wies: Wa'k nie kan, da kan'k toch lere Op de vaete lings de straete Op de vaete van baes Dries, (bis)

6. Mechieltje stoof mit reuzekrachten Midden in de kroo op't ies. Ielkendean riep: bi je nie wies? Van aole kanten kwaemen klachten, Mè mooi Antj'èn um die lachten Op de vaete noe tegaer Op de vaete lings de traete Op de vaete noe tegaer!

WIJ ZIJN AL BIJEEN

z.v.o. Tekstschrijver en componist onbekend

ë ë Wij z i j n a l bijeen, a l goe ka - d u l - l e - t j e s , a l goe ka-

dul-lenJWij z i j n a l bijeen a l goe ka - dul-le-tj'es groot en

Fine ë—ë

f kleen. Zou me nie meu-gen eenpeentsje drinken zonder

daorom een dronkaord te z i j n ? Zou me nie meugen een

peentsje drinken zonder daorom een dronkaord te z i j n ?

2. Zou me nie meugen een visje eten, Zonder daarom een snoeper te zijn?

3. Zou me nie meugen een kusje nemen, Zonder daarom een dief te zijn?

4. Zou me nie meugen eens vrolijk wezen, Zou me nie meugen vrolijk zijn?

Page 107: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

MANSEFIENE

Man - se-f ie-ne mee eur on-de- karre, E i ! f i - d e l d i - d e l

dei dei dom.En ze reej van den diek en ze v i e l om-var-re

32 0 0 E i ! f i d e l d i d e l dei dei dom. En de as - se brak van in

kas - se en den ond die be - gon te bas - se. Man - se

Ê m fiene r i e p zo ard as da ze 1 kon: E i ! fi-<!lel d i - d e l

dei dei dom!

z.v.w. Tekstschrijver en componist onbekend

JANNETJE

Jannetje gieng overdwors, Kiek zo gaet de wieke, Kiek zo gaet ze strieke. 'tls mar om'n schoon jonkman, Die ze daegliks zoene kan. Strikjes op d'r mouwe Gouwe rienge, trouwe; 't Ierste jaer 'n appeltje road 't Twiede jaer 'n kind op sehoat 't Derde jaer 'n meisje klein

't Er stik tien twaelef zijn Stik tien twaelef an d'n dis Dan weet ze pas wat trouwen is: Trouwen is gêên zaoligheid Kerkegaen gêên braovigheid. 'k Zag er 'n bruid te kerke gaen 'k Riep er al: Bruid, bruid, Je beste daegen binne uit, Je slechte daegen komme an, Vanaevend slaep je bie je man.

Page 108: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

EEN BOEREMISJE 107

Tekst: W. Gijssels/K. Koets Muziek: J. Spoel Uit Jaep uut de Wilhelminapolder

Miranda Hermus 12 jaar Lewedorp

Des zondags a de klokken, ' tbe-gun der kerke slae, Dan

ku - je mien zien stappe , Dan ku - j,e mien zien gae. Vol

—r schoane maniere, Bom-la-de-rie-re, Vol schoane ma-niere,

Êi Bom-la-de-ra. 1 k Bin ups en pront en'k proenk zo f r i s , a't

zon-dag i s , a't zondag i s . T r a - l a - l a - l a - l a - l a - l a - l a - l a ,

Tra-la-la-la-la- Tra-la-la-la-la-la-la-la-la, T r a - l a - l a - l a - l a .

2. Mien klompjes meugen rusten, nae 't wekendaegsche werk. Daerom ok gae'k zo gaerne, Des zondags nae de kerk. Dan mö je me zie zwiere, Bomladeriere, Dan mö je me zie zwiere, Bomladera. Dan bleus ik en blink ik gliek vernis, A' t zondag is, a't zondag is.

3. En d'ouwe ventjes kieke, Ze noemen het een schand! En zên: "Dat is er eentje, Die ad eur netten spant, Om kermis te viere, Bomladeriere, Om kermis te viere, Bomladera, Mie Piet of Jewannes, Ko of Chris, A' t kermis is, a't kermis is."

4. De jongers van mien durpje, geef ik een blik en lach. En mie een vriend'lik kniksje, wéns ik un "goeien dag". Zo bin mien maniere, Bomladeriere, Zo bin mien maniere, Bomladera, Em ielk wil mien vrieje, gewis, A ' t zaeterdag is, a't zaeterdag is.

Page 109: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

108 SCHERPENISSE E N SMERDIEK

Tekst en muziek: Engel Reinhoudt

ne - me een slok.

2. 't Geld dat mö ligge, wan geld dat is plat Wees zuunig en spaer toch, wan 't verk' ei 'n gat 't Geld dat mö rolle, wan het geld dat is rond Toe doe mer 's deur, ja toe mikt't is bont

4. De politiek die kent twi richtingen slechts Soms waoit't van lienks en dan wee's van rechts Mè bluuf toch je n'eigen en zieng mè is mee Wan Jan mie de pette ei aars ok nie vee

herhaling le couplet

3. De mode is dinne, mè merg'is't wee vet Je wor zenewachtig, aaj d'r eêl vee op let De wind eênmal tegen, eenmal achterop Be'alv'atn draoit, wan dan gït dat nie op

herhaling le couplet

5. Te lank Scherpenisse, te vee van Smèrdiek De mensen verdeeld, ja de wereld is ziek Me lach'en me zienge, mè oud het gezond, Wan d'uutschieters komme t'êêst onder de grond.

hethaling le couplet herhaling le couplet

Van dae - ge Scherpenis-se en merge Smerdiek,Zo b i je

ge - zond en zo mik je me ziek,Zo b i ' j erm as Job en

zo e'j wee's ge-luk, Me doe nog een rond-je en me

Page 110: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

POEIERTJE VAN SINTE PATHIE 109

Tekst en muziek: Engel Reinhoudt

Di bin van die men-sen mie stie-ve nik - ken,Gin

É knik-je, gin goei-en dag kan d'r af, Ze loa - pe

langs j'e-ne mie stoe - re blik-ken, Ze kriege een stren-Refrein

-*—<r ge mae vriendle-ke s t r a f . Poei-er-tje poei-er-tje

Sinte p a - t h i e 'tmikt er de men-sen mild en b l i e .

2. Dï bin van die mensen, die a aoltied mekere Dan an d'r maege en dan an d'r gat Oaltied wat voele, van oales probere Mè z'è nog nooit 't goeie ehad

Refrein

3. Sinterklöas, Sint Jan en Sint Joris Oal goeie mensen, dat s toch waer Mè boven Jan, Klaas of Joris Stï Sintepathie dat is toch klienklaer.

Refrein

4. Oorlog en ebzucht, angsten en beven De waereld is ziek en ons d'r bie A je straks tied eit, dienkt dan 's even An dat poeiertje, poeier van Sintepathie.

Refrein

5. Beste mensen a de meziek is Net zö zou werken as Sintepathie Dan zou me toch spele van uusje tot deure Wat zou me dan spele en zienge d'r bie.

Refrein

Page 111: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

110 A. Wiebrens-Beekman Uit de oude doos

Z A O ' T V R O E G E R WAS, IS'T NOE NIE M E E R M U N K O M M E V A N B R U

As de ouwe schippers uut vroeger daegen Weé vromme kwaeme, zouwe ze vraege: Is dat noe ier "ons duuveland", Dae kank nie bie mi mun verstand. As ze dan op de koaje kwaeme, In ze laeze dae oal die naemen Op van die groate moaie schepen, Dan rochte ze nie uut e kéke. Ze zouwe vraege: wae bin onze boatjes e bléve, Wae mun op voere eël ons leven? De oagaezen in de Lemster jachten Wae mun op zwoegde eéle nachten?

Die ouwetjes zouwe echt nie wëte, Daje noe de metor mè an mot stëke In daje vaere kan aje wil, O f t noe aard woait o f t is bladstil. Dat de percelen noe lè in't noorden, Ze zouwe nie weete wat of ze oorde. Ok da ze nie meê nae België gae, Omdat ter noe laozen in Thole stae. Mè, de jeugd die vindt ut wè goed, zoa as nu, In ze vaere nes vroeger: mi mossels van Bru.

Mun komme van Bru, in mun weete van niks, Mè aol die dat zè, slae de planke glad mis. Mun bin nie van gistere, mun weete wè wat Soms mear dan de mensen, die komme uut de stad. Den dracht is verdwene, die zie je nie mear. In un vrouwe mi un muste op, nog un éél inkle kear. "In stoofboaie keusen wae zaj ze nog zië? In wie komt ter nog mi un schorte an verbie.

Gaen man draegt er noe nog un duffelse rok. Mun droage de waste nie mear op un stok. Laezekousen in klompen, ok die binne zoek, In wie draegt ter noe nog un engels lere broek. De schippers dat binne noe eëren, 't is waer. Ze rie in un auto, je zou zè oe komt klaer. In de vrouwtjes die laope ok piekfijn der bie, In ze stappe in der auto want ze kunne zelf rië.

De jongers in de meisen, die draege lang air 't Ang soms op der kraegen 't is gek, mè toch waer. Je mo wel us vraege, ok dat komt wè voor Beje un jongen of un meise, wantje zietet nie oór. Vee is ter veranderd in vee is verbie, Mè verlange nae vroeger, dat doe mun mè nie. 'tls noe beter dan toen; mè toch zè mun ok nu: Mun weëte van niks, want mun komme van Bru.

Eline de Bruijn 12 jaai Vrouwenpolder

Page 112: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

ONS ZEELAND BLIJFT BESTAAN 111

Tekst en muziek: Marie Cécile Moerdijk

0 0 0—p Zoek je ven-nen om te vissen,wil je zwem-men in

i

de zee, w i l je lek-ker mossels e - ten,ga dan naar

—0 -0 0 pr ons Zee -land mee. ' t i s zo f i j n aan Scheldes kust,

*j ~* 0-

waar men werkt met gro-te l u s t , waar men drinkt

i

* • 0

en waar men danst, waar men zingt en waar men Refrein

jr (Hf É sjanst. ' tKan ver-ke-ren. ' tkan ver-gaan, maar ons

f — ^ JJ j i j J Zee -land b l i j f t bestaan, 'tKan ver-ke-ren, 1 kan ver-

gaan, maar ons Zeeland b l i j f t bestaan!

Wordt het Zeeuwsche water woelig, Ons beschermen dijk en duin Aan de mooie Schelde oevers Ligt daar Walcheren Hollands tuin. Waar Michieltjes jongenshart Leed ondragelijke smart Varen schepen 't zeegat uit En de loodsen gaan vooruit 't Kan verkeren... enz.

Maar hoe mooi de Zeeuwse zeekant En het landschap ook mag zijn. Zeeuwse mensen maken Zeeland Tot een oord van welkom zijn. Bij de Zeeuwen ben je thuis Ook al is een tent je huis. Want van lijf en ziel gezond Is 't hier steeds: goed Zeeuws goed rond. 't Kan verkeren... enz.

Page 113: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

112 COMMENTAAR en VERKLARINGEN Zoveel mogelijk werd de spelling, die de tekstschrijvers gebruik­ten, voor de eigen liedjes aangehouden, overigens is genoteerd volgens ons Woordenboek der Zeeuwse Dialecten, waaruit ook de afkortingen zijn overgenomen: D: Duiveland; G: Goeree; L.v .Ax. : Land van Axel; L . v . H . : Land van Hulst; N . B . : Noord-Beveland; Ofl.: Overflakkee; Sch: Schouwen; T.: eiland Tholen; W.: Wal­cheren; Z .B . : Zuid-Beveland; Z.eil.: Zeeuwse eilanden; Z.V.W.: Zeeuws-Vlaanderen, westelijk deel; Z .V.O. : Zeeuws-Vlaanderen, oostelijk deel; Z.dl.: zuidelijk deel van Z.V.O. - Daarbij Z.V1.: Zeeuws-Vlaanderen. De vertaling van woorden, die voor niet-dialectsprekers onbegrij­pelijk zouden kunnen zijn, volgt hier, per bladzijde. Om verwarring te voorkomen, nog een algemene opmerking: in veel teksten is het voegwoord "en" geschreven, zoals het vrijwel overal wordt uitgesproken: " i n " . We hebben gemeend, dit onver­anderd te moeten laten. Bij de muziek zijn, gesproken strofen met stervormige noten aan­gegeven. 6/7. Oude wiege- of schootliedjes, T.; Z.B. Naone: woordje, waar­mee een kindje wordt gesust, als "suja". Spinnetje: kleine spinde, kastje. 8/9. In de oorlog op Sch. Boog wêêr: ruw weer. Lievens: schol­eksters; bonte Pieten (Haematopus ostralegus). 'ejoge: gejaagd. Duje kinnetje, ook Sch.D., ong. 80 jaar oud, evenals Suja en Nó, nö van Z .B . Dou-dou-dêêne: N . B . , in heel Zeeland bekend. 10/11't Waefeluus in Domburg, waar men met kinderen heenreed, om wafels te gaan eten; bekend, vooral de variant met de "put­ten", waarin het kind op schoot, meer malen mocht "dukele", en waar men de 'eele nacht nie tuus kwam. De dichter J.C. van Schagen schrijft: het was een huis van slechte reputatie, maar dat wist kindje niet. - Schommele böötje: N.B.-öötje: havenhoofd, aanlegsteiger. - Met Oom Jöósje: Sch.-Draeje wieletje: Z.B.-Keetje van Zon: Ofl.-Klappe: Ofl.-Klappe nandje: T.; Z.V1.-Klappen'and: Sch. Luien an't sluusje: de vallen van de sluis op­draaien; zie tekening. Overal varianten.-Dit voetje: N.B.-Poele­voetje: Z.V1. en varianten. Wachten: bewaken, hoeden. Spinne-huus: tuchthuis. 12. Oplapaeretje, nog op Sch. notatie Ieteke daere;idem. Dr. A. de Vin schrijft: In navolging van ons Woordenboek, blz. 565 en van Dr. Tj. de Haan in "Kroniek" v.h. land v.d. zeemeermin, zouden we a.h. woord "maere" de betekenissen "luchtgeest, nachtmer­rie" moeten geven. Hier ligt echter "merrie" evenzeer voor de hand.-In de variant, Ieteko derrie, zit Jantje op de merrie!-Overige Var.: Sch.W., Z.B.-Jan Jansen's pèrd: Z .V.O. A l gekend in 1894.-Nööt'n: gehucht Othene, bij Terneuzen. 13. Jutekasse I: Z. V .W .-twaolf t'ööp': te hoop: te samen, -kwakkel: kwartel. Jutekasse II: Z.V.O.-Jutekasse III: Z.B.-Uto kasse: W.-Kabietertjes: luizen. Overal varianten. Uto: rechtsom. 14. Eene Pier: Z.B.-7 lêê-ènde: bepaalde plaats in de Westerschel-de. Klein 'oentje op't kot (gez. door 91 j . overgrootvader, Nieuw-dorp, Sch.): kippetje in 'n hok. - Jantje en Antje varianten: Z.eil. -dullefskant: slootkant. - nikke: nek. - D'n domenie: vingerspelletje, variant op Duimelot enz. 15. Z . V . W . oud liedje, mogelijk 18e eeuw. - un vallenoet: 'n val­hoed, 'n soort valhelmpje. In de "Spiegel Historiaal, 8e jaargang, Nr 9, Sept. 1973, schrijft G.T. Haneveld een artikel over "De Val-hoedt", die twee, drie eeuwen geleden diende, om het kleine kind, bij vallen, te beschermen tegen beschadigingen aan hoofd en gezicht: een soort lichte uit linnen of geitevel - later ook zwart fluweel - gemaakte ronde band, met watten opgevuld, en als een koningskroon in vieren gedeeld. Afbeeldingen ervan komen vooral

voor op schilderijen van Hollandse en Vlaamse meesters: Rubens, Jan Steen, Pieter de Hoogh en Cornelis de Vos. De meeste echter vindt men bij Rembrandt. De opvoedingsleer van Rousseau ver­oordeelde de valhoed, en begin 19e eeuw verdween de val-hoedt van het toneel. - allêêne gaon: alleen lopen. In het 2e couplet: 'n pannetje en in 't 3e couplet: een kleuterspaon, luidden mogelijk oorspronkelijk: 'n spannetje: tuugje en kleuterpaon: loopmand? het is voor ons een vraag gebleven. 16. Kallemoeje: tovenares, toverheks. - moeje: tante. Kalle: kal­koen. Z . V . W . Klop, Marieke: Z .V.O. Schaomelke: houten bank­je. - schouwke: schoorsteenmanteltje. - lêêrke: laddertje. Mn noemde "de vervolging van Christus" (De imatione Christi) van Thomas a Kempis 1379-1471: het hamerke van Thomas, we­gens het hameren op de plichten en de oorspr. Ned. naam: Thomas Hemerken. 17. Kakkestoele: Z .V .W. ; var: W.Z.B. , Z .V.O. - Koele meije: Sch-D. - dan lei je: dan lig je. - de blauwe leije: hardsteen a.d. haven van Zierikzee. Guusjes: kindertjes. W. - G'hè zwarte kniejen: Z . V . O . ; ook in Volksliedarchief. 18. Ik èn un ring: kringspel, Z .V.W. - prissetêêren: presenteren. Laatste regel bij overlevering waarschijnlijk vervormd. Variant: 'n 'ansvol blommen: handvol. Nae de bakker: 2 rijen tegenover el­kaar, handen vast, waar telkens twee onder door kruipen en var. Z . E i l . 19. Zeeuwse versie van bekend Nederlands en Duits liedje (Ma-riechen). Inhoud verwant aan verhalen als die van Heer Halewijn met grote opluchting a.h. slot. 20. Z . V . W . 't zou uit de tijd v.d. Hugenoten stammen. Fr. Ma fdlette: mijn meisje. Anderen zoeken verband met de Franse Revo­lutie: Generaal La Fayette. - Telkens kiest een kind het volgende uit een rij, steeds herhalend. - Boerinnetje in Z .V.O. , 1910 nog gezongen. - fation, mogelijk afgeleid v. Fr. face: gelaat. Voor Mientje en Annie elke willekeurige naam te noemen. 22. Aerenout. Drie op W. en Z.B. opgetekende varianten, gezon­gen in combinatie met gedeelten van andere versjes, o.a. bij het kaatsen. 23. Anna stoeng te wachten: Zeeuwse versie van bekend liedje, bij kaatsen enz. Jan was al van kant, toen de de bure kwaeme. Va­riant: toen was er niks van an, In Z .V.O. stoeng Jan al in de brand. Moeder de vlo: bikkelversje. W. Zie Wbk.Ze.Dialecten. - Zwart Willemientje: idem, ook bij kaatsen; var. Z.V1.: Juffrouw Katrijn-tje. 24. Eergisteraeved: W. bij kaatsen, touwtje springen en schomme­len. 25. Blok: springversje Z .V.O. en W. - Sliengertje, slangertje: korte schommelbeweging op ketting tussen stenen palen aan de stoep-grens; of op schommeltouw, gebonden aan twee palen, ook wel in de travalje, strevalje: hoefstal vóór de smidse. Voor velen 'n jeugdherinnering. 26/27. Touter: schommel. 26: W. - 27: Variant Z .V.W. - Uteme-tuut: var. W. op laatste deel Vuule kommêêre: var. Z .V.W. -kwaadspreekster. - Bij veel schommelleidjes is sprake van een kraai. - 'n'arden snok: een harde ruk. - te lieke gae.n.e. begrafenis gaan. 28. Bijsliedje: schommelliedje, Z.dl. Vergelijk blz. 11: Keetje van Zon (Ofl.) zelfde onderwerp in schootliedje. - matres: schoolmees­teres, of vrouw van schoolhoofd. - te laaikenen gaon: naar de begrafenis. - Mooi Lêêntje: Z .V.W. 29. Bresjes: Breskens. 30. Onder de groene bomen (1795: Zeeland door de Fransen bezet).

Page 114: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

W. en Z .V .W. Rommel. Ofl. - M'n popken. Z.V.O. - Pot, iele: idem. Onder de taofel, en Aoke baoke: Z .V. - de overige aftelvers­jes: Z.eil. - Ene, mène behoort al bij 31. 31. Klankversjes: waarschijnlijk van Franse versjes (uit de Huge-notentijd) overgenomen klanken, zonder betekenis nu. Bonzide-ron: handjeklapspel. Z.Vl.-Dialo: bij touwtje springen: W. - 'n Oude leraar in Z .V .O. meende, dat Foedel en Loe de sjoer met de Middeleeuwen te maken hadden. - Lobre, sjotre kende men op Sch. sjanpetre: Fr. garde champètre: veldwachter. 32. Onzen'aon. Z .V.W. -partig bêêsje: vlug, levendig. Ookpertig, 'n pertig kind: bij de hand. 33. Ofl. - de welle: de welput. -puut: kikker. 34. Pimpampoentje: Lieveheersbeestje. Z .V.W. (Coccinella duo-decim punctata). Pimpampole: W. - Kom molenaar: Ofl. en overal varianten; Molenaer: meikever (Melolontha vulgaris). - Het bewe­gen van de pootjes deed aan geld tellen denken. - mossen: mussen, die de meikever wel zullen opeten, vandaar ook: mosjepik. - Vlee­remuus: Z .B . , als 'n kind 'n tand verliest, wordt die bij het zingen, over het hoofd weggegooid. In Z.V1.: "muus, muus" bij het tanden wisselen. - Kallenaone: kalkoense haan - Z. VI. en varianten: Z.eil. Wij wijken niet: in de stad; Lange reke: in de dorpen. Errem an errem: Middelburg. Een twee drie vier: Aardenburg.

36. Sch-D.: Bij de kermis-hosleidjes is de melodienotatie van het eerste lied van Mevr. Bolkenbaas van Hoek, die van het tweede lied is van Mevr. G. de Vin-Kruit. 37. Sch-D. - Straodag: stranddag. Het typisch Schouwse Straorie-je in de Westhoek: met de paarden naar het strand. Zie ons Bulle­tin, afl. 14, blz. 26. De feestelijkheden zetten 8 weken vóór Pasen in, evenals het bakken en versieren van de "broodvogels" op stokjes: de aeremstokjes, als een vervroegd palmpaas. Dr. C C . van de Graft vroeg of men niet eerder moet denken in de richting v.e. carnavalsviering, verbonden met oer-oude, vóór­christelijke riten. (Volkskunde, 17e jaargang 1905, blz. 42 en 129). Nog in 1905 was er ook een vrije dag met aeremstokjes-optocht op de derde dinsdag in oktober, en omstreeks Sint Nicolaas, stond in de dorpswinkels een emmer op de toag (toonbank), met zand, waarin een aantal aeremstokjes. Op elke stok een met papieren lint versierde koek, die een haan moest voorstellen. Daarmee gingen de kinderen dan zingend rond. Na de eerste wereldoorlog zijn de aeremstokjes weinig meer gezien, het straorieje werd weer een jaarlijks gebeuren. 38/39. Nieuwjaarswensen aan de deur. Z.dl. - cousienetjes: nicht­jes en neefjes. - bevrozen: bevroren. - snerken: sissend knetteren bij het braden. - bitsjen: beetje. - Pitsjen: Peter. - Ik zat is in'n schuutje: W. - de bozze: de beurs. A l was een: oud religieus lied, in 1910 nog in Axel aan de deur gezongen door jongens van de Koewacht. - Nieuwe jaarke: Z.V.O. - dood ge dae n: gedood. A spa: W. 40. Driekoningen:Z.V.O. - Na de gezongen melodie, nog gespro­ken: van kries kras, enz., met een uithaal in goo-ootje. - gröóten dust: veel dorst. - gezoêjen en gebraojen: gekookt en gebraden. -borzeken: beursje. Z .V .O. - M'n moeder: W., vaak gevolgd door: 'n Dubbeltje op de planke, dat ook met Nieuwjaar gezongen wordt. 41. Ik plante un Mei: Z .V .W. - wijjegie mien: wil jij mij ('n ander ei geven). - Loone-moej: tante Loone. Z.V.O. - tieken: kip. Jan Aossen: Z .V .W. - de Groe: Groede. 42. Koenkelpot: rommelpot (blikken bus, overspannen met een varkensblaas, waarin een rietje is gestoken. Door dit te bewegen, werd "muziek" voortgebracht). Op Z.B. gingen kinderen op Ou­dejaar hiermee zingend langs de deuren, na de melodie, nog spre­kend: vier pööten enz.; ook de variant: 'tis gin 'allefje mi waerd. -Rommelpotterij op W. - Meestal ook: Dubbeltje op de planken, zie blz. 40.

113 43. Klein Zieltje: de Zeeuwse versie van een bekende zieleklacht uit de Middeleeuwen, in de vorm v.e. samenspraak tussen Jezus en de ziel. (Zie: Overblijfsels van geestelijke liederen vóór de hervor­ming - M . Ramondt Tijdschrift voor Ned. Taal en Letterkunde 1914 pag. 303-320). Een kistje met 'n strooien band: doodkist met stro omwonden, volgens Middeleeuws gebruik. Het "achter de deur staan" zou verband houden met: aan de deur kloppen, verlan­gen naar 't hemelse land. De kinderen, die dit lied op Z.B. op oudejaarsdag aan deuren zongen, hebben de woorden niet altijd begrepen, getuige de vaak gezongen parodie. 44. Spelletje "tusen licht en doenker", als: Soldeere. De tweede regel was eindeloos variabel, samen met de derde; de vierde, tevens de slotregel, herhaalde de eerste als refrein. En de aardig­heid was, dan telkens een nieuwe manier van repareren te verzin­nen: en briengt'um dan bie dikke Floor, die maekt'm mit z'n linker oor, enz. - Bim bam baers: variant van Bim bam beieren: Z.dl. 45. Rijmpjes: Keuman: varken. N . B . en W. - Oe laet is't? Sch. T.W. - Jansje Pansje. W. is een variant van Hollebollegijs. - Hik, sprik, sproe: als een kind de hik heeft. Raadsels: Vier ammerollen (de wielen), twee kakkedrollen (de paarden), 'n lêêre poepzak (koetsier), Z .B. en W.Opl: een span paarden voor een wagen, met koetsier. 45. Niep men is: nijp me eens. - Ruhe, ruhe, heel zie te pupe: geel is de pijp. Opl: 'n wortel. - Er liep un mannetje; Opl: schaap (dul: boos). - Moe Joannetjes' of. Z .B. : tante Jannetjes tuin; stuutjes: boterhammetjes. - Opl: bijenkorf met honing. - De meeste raadsels komen in veel variaties voor, vooral de Zeeuwse "rechterraad-sels". Wie voor de rechter gebracht werd, kwam vrij, als hij een raadsel opgaf, dat de rechter niet kon oplossen, zoals: Op Lillo ga ik. Sch-D. - Lillo is hier de naam v.e. hond. - Van het hondenvel werden vaak schoenen gemaakt. - Zie: W. Geldof, Het Zeeuwse volksraadsel, Middelburg 1951. 46. Z .B . en Volksliedarchief. - de saele: het zadel. - maelen: malen. - ze lachen tot ze maelden (uitdrukking) als: ze lachten zich ziek (of wild). 47. De veerewaegen: wagen op veren. De koekestad op W.: Mid­delburg, alle donderdagen marktdag. Op Z.B. : Goes. (In de week werden op de dorpen geen koekjes gebakken.) rikke: rug. 49. Het Krabbegat: bijnaam van Bergen op Zoom. Melodie: Dir. v.d. Zeeuwse Koorschool. 50. Oud liedje, nog, op scholen, gezongen in Z .V.W. - Maldeghem: stadje, even over de grens in België. - Schapraoj: etenskast, kast met schappen: legplanken. 51. 19e eeuws "heldendicht" voor Michiel Adriaanszoon de Ruy-ter (1607-1676), die het van draaiersjongen bracht tot Ned. grootste admiraal. Zijn standbeeld staat op de Boulevard in Vlissingen. De tekenaar keek goed rond in het Vlissings Museum! 52. Uit de kindercantate "Schoolreis naar Walcheren". 1939. Lan­ge Jan: bijnaam v.d. Abdijtoren te Middelburg. 53. 3 versies, Z .V.O. en Z .V.W - Melodie Volksliedarchief. -Jèsgat (letterlijk); aarsgat; wortelstok van een omgehouwen boom­stam. Z.dl. - èsgat: Z .V.O. en Z.V.W. ovenpaole: ovenschop met lange steel, om brood in en uit de oven te schuwen, kinnebak: onderkaak. - uitdr: hou nu maar je mond. 54. Spotliedje op de stoomtram (My. Breskens-Maldegem) die op 23 sept. 1912 ging lopen tussen Oostburg en Cadzand. - Karrekas-se: geraamte van koperdraad, dat de Cadzandse muts in vorm moest houden. - nestig: ijverig. - Suusande: Zuidzande. - Potjes: buurtschap tussen Zuidzande en Cadzand. De tram is na de oorlog vervangen door autobusdienst. 55. plume: veer v.e. vogel. - kordewaegen: kruiwagen. - stroopluu:

Page 115: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

114 kapers. - nassauluu: in Veere sterke band met 'tHuis van Oranje Nassau. - Bresjes: Breskens; de Groe: Groede.- kwaelik: niet ge­makkelijk. - keuze: rok. - Zwalemslag: Zaamslag. 56. stêêken: duwen. Z .V.O. - Siesje: Z .V.W. - Saore: Z .V.W. -Marien: Sch-D. - kokaene: kokkel, kokhaan (Carduum edule). Piet Zaojman: Sch-D. 57. Komde gij: Z .V .O . - Volksliedarchief. - steekt'm in de kast: zet hem in de gevangenis. - felbieddnt: zeer bij de hand. - vrêêd astrant: erg brutaal. - (Sluis). - Merien: Z.B. - Mêêdelver: landar­beider in de mëekrapteelt, die circa 1870 ophield, toen langs chem. weg vervangende kleurstof werd bereid. - krotespitter: scheldnaam voor 'n mêêdelver. - kroten: wortels. - annen: handen. - tingels (ruwerwoord): handen Sch. - Z.B. - T. - Noardsjen: naam van een barbier Z.dl. 58/59. Koejewachter: jongen, die koeien hoedt op niet-afgesloten wegen, vaak polderwegen met veel bermgras. Nog omstreeks 1910 kon men, o.a. op N . B . horen, hoe koeiewachtertjes elkaar vanuit de verte toezongen en riepen met lange uithaal: ee-eeje-auw auw-la -lauwe-laleeee! of: lee la louwe louwe-la looi De koeien moesten op tijd in het dorp terug zijn. Daartoe maakten ze zelf van stokken een zonnewiesder: zonnewijzer, proefondervindelijk op de grond aangegeven met behulp van stokjes, volgens tekening, gevonden in archief-J.A. Hubregtse. - Liedjes N . B . en T. - wijze: tok, tok, alweer 'n ei. - Sliep: scharenslijper. - cosijn: neef (Fr.neveu èn cousin). - Matresse: schoolmeesteres. - Z .V.W. - ook liedje v.d. pottenkoopman: Z .V .W.

60/61. Spellewerkersliedjes gezongen, om de regelmaat van het werk te stimuleren, op de kantwerkstersscholen in Sluis (1854-1871 en 1910-1935), en Hulst (tot 1933), nadat het eerste uur gezwe­gen moest worden, en in het tweede de rozenkrans werd gebeden. -röó wien: rode wijn; alvetjes: halve stukjes; kasserollen: pannen; tekkeltjes: dekseltjes; forcetten: vorken; tellooren: diepe borden en schalen; ammen-espen: hammen; beutere: boter; ingeleide hoe-levere: in azijn ingelegde goede lever; 'n houd slot: een gouden slot; sala: sla; n nis-ei: een nest-ei. - Tien franc perellemaat (67 cm) bij hard en precies werken. - Stokken, enz: namen v. patroontjes. -Wantje: Johanna. Scholen gesloten, omdat er geen droog brood te verdienen was. 62. Oogstlied. Z.eil. uit de vorige eeuw, in 1979 op ons verzoek op muziek gezet met een cadans dat het ritme van het slaan met de sikkel suggereert door Bram Beekman te Middelburg, oesten: oogsten; zekel: sikkel; stik: stuk; erbied: arbeid. 63. Het Zeeuws Volkslied o.a., elk jaar gezongen aan het slot v.d. nieuwjaarsreceptie van de Commissaris van de Koningin, (ont­staan in 1919 naar aanleiding van de annexatieplannen, waarbij België aanspraak maakte op Zeeuws-Vlaanderen). 64. jikkeminen: soort gedraaide koeken, bolussen. Z.B. - N . B . Sch. W - beuterbabbelaers: met boter bereide stroopballetjes. 65. juulen: huilen; d'êêgde: de eg; Evertsen, Bankerts, Joost de Moor, Bestevaer: Vice-admiraals van Zeeuws eskader in de 17e eeuw. 66. aolverwege: halverwege; oe de baeren rond z'n stove: hoe ook de golven om hem heen woedden. 68/69. juuntjes: uien; pee-en: suikerbieten; dan zên ze: dan zeggen ze; wienkt en wee uw t: wenkt en wuift; gos: gras. 70. Oude tekst, bij overlevering bewaard, in 1979 op ons verzoek op muziek gezet door W. Harthoorn. - Z .B. 71. Tekst; na de ramp van 1953. Muziek 1979 op ons verzoek door Adr. Kousemaker. - Ze rêêje 't wel: ze spelen het wel klaar, rooien het wel. 72. Zeeuws-Vlaams Volkslied: evenals het Zeeuwse Volkslied

ontstaan n.a.v. de annexatieplannen, 1918, toen België aanspraak maakte op Zeeuws-Vlaanderen. d'Ee: de Eede; in de spreektaal d'Eê: de grensplaats Eede. - Z .V.W. 73. Land van Cadzand: Z .V.W. - Bresjes: Breskens. - "betten-doet": weineen. - Jan op d'n toren: Jantje van Sluus: beeldje van een man in klederdracht uit de Spaanse tijd, die op het Belfort van Sluis elk halfuur hamert, ter herinnering aan een zekere Jan, die in 1606 de redder van Sluis zou zijn geweest, door op de zelfde wijze de tijd aan te geven, toen het slagwerk van de torenklok defect bleek, doordat ze te stevig was opgewonden. 74. Haringlied, ongeveer 1930 ontstaan, ter herinnering aan de visser Willem Beukelszoon uit Biervliet, die eind 13e, begin 14e eeuw, het haringkaken uitvond. Er prijkt ook een haring op het torentje van het oude Gemeentehuis. 75. Z.dl. peentjes: biertjes; ijen: een; twije: twee; brujed: brood; menijer de paster: meneer pastoor; lujepen: lopen; ten dag des IJeren: de dag des Heren; klijeren: kleren. Nog bekend uit vorige eeuw. Meer bekend; in Z .V.O. en Z.V.W.: Sjantee en Mietje Katoen. Toen Willem d'n Eersten keuningk was: herinnering aan het graven van het kanaal bij Terneuzen, dat toen nog Neuzen heette, 1827. - Sas: sluis. - Gebeurtenissen als het graven van een kanaal of haven enz. o.a. de Nieuwe haven voor Middelburg in 1815, of de opening van de derde haven in 1817) werden gewoonlijk bezongen, evenals de komst van de eerste trein in 1872, op beken­de wijzen, in een groot aantal coupletten (resp: 22 en 39!). Dit was het meest beknopte vers op soortgelijk gebied. Gouverneur des Konings: Van Doorn.

76. De Volkskundige, Dr. Tjaard W.R. de Haan, schreef de tekst naar de bekende legende, over het spookschip van Kapitein Van den Decker uit Terneuzen, dat gedoemd is, te blijven rondvaren in de wateren beoosten Kaap de Goede Hoop. Mevrouw Marie Céci­le Moerdijk verzorgde de muziek, en wij ontvingen toestemming tot publicatie. In Terneuzen is door de "Stichting Vliegende Hol­lander" een monument opgericht, en het lied wordt bij feestelijke gelegenheden gezongen. 77. Een lied van Mevrouw Moerdijk, naar een oud volksgegeven uit haar geboortedorp: Zuiddorpe Z.dl. - ach irm: och arme; gjin eten mjir: geen eten meer; tjirve: tarwe; tuegde gjin erbirme: toonde geen erbarmen; gevank: gevangenis; kjirmen: kermen. 78. Algemeen bekend lied, niet uit, maar wel over Zeeland. Het tweede couplet geeft in enkele woorden weer (rijke zee en wrede zee), wat de zee betekent voor de Zeeuwse vissers. - De familie Schroevers kwam van Arnemuiden. 79. De Lange Jan: bijnaam van de Abdijtoren te Middelburg. De Middelburgse toren, het middelpunt, de blikvanger v. Walcheren. 80. Was-chappel: Westkapelle. - Di kenk eikendeen bie naeme: daar ken ik iedereen bij name; de guus: de kleine kinderen; de strange: het strand; baeren: golven; ergens rentetomme: zomaar ergens; Belse kust: Belgische kust. 81. De tekst uit de collectie van Ir. A . Louwerse, melodie opgete­kend uit Westkappelse mond, vroeger veel gezongen door dijkwer­kers bij het heien van de palen op het strand (driekwartsmaat), nu nog zeer geliefd op bruiloftspartijen. Ook kinderen zijn blijkens tekeningen nog emotioneel betrokken bij de ondergang van de Willem II. 82/83. Herinnering aan de oorlog: bombardement van de Engelsen, met dijkdoorbraak op 3 oktober 1944, èn de herrijzenis. 84. Evenals blz. 81. 85. Voorbeeld van een gelegenheidslied op N . B . , op bekende wijze, begin van deze eeuw; hoe het ideale huwelijk werd gezien. -eldre biesjes: schoon boezeroen; dreine: plagen; schielik: mis­selijk, onpasselijk.

Page 116: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

86. Verheerlijking van één van de vele in Oranjezon (bij Domburg) gevierde bruiloftsfeesten, in de 19e eeuw, door een tijdgenoot­feestgenoot: J.C. Altorffer overgenomen uit: "de Liefdebode". 87. Liefde voor Zuid-Beveland. - groen ferweel: groen fluweel; boogerspracht: de schoonheid van de bongerds. - Zaterdag: tradi­tie op Z.B. van deze eeuw. 89. Herinnering aan het verval en de ondergang van Westenschou-wen, in het laatst v.d. 15e eeuw, waarin nog iets van het Germaan­se heidendom doorklinkt: de geest der zee, hier: de meerman, is de schuldige aan die ondergang. Zijn bedreiging werd, volgens een handschrift in het archief Hubregtse nog vervolgd met: 'kZal oele, woele, droele (nl. tegen de dijk aan), totdat'k met m'n staert deur de polder spoele. - Droele is goed Zeeuws voor draaien, keren, ongeveer gelijk woelen. De wraakzuchtige meerman wil de dijk stuk maken waardoor het water binnenkomt, en hij door de polder -kan zwemmen. "Westenschouwens strand" was, volgens het zelfde handschrift, in de tweede helft van de vorige eeuw, nog het lijfliedje van "die van Westenschouwen". In een nachtelijke droom ziet de zanger in een visioen, wat reeds vooraf ging: vreugd en verdriet, nu opgebor­gen in het graf: de holle boom of dodenboom. Het lied, waarin de kracht van het noodlot wordt uitgedrukt, zou uit de Karolingische tijd stammen (18e/19e eeuw). 91. Sint Lievens Monstertoren te Zierikzee. 92/93. gorzen: buitendijks aangegroeid grasland; slikken: aange­slibde grond; 'n schoft: ononderbroken werktijd van twee en 'n halfuur; heule: stenen bruggetje over een watergang. 94/95 en 96. Poëtische ontboezeming over Flakkee in het voorjaar, door Mevrouw D.K. Soldaat-Poortvliet in de 70er jaren, op ons verzoek op muziek gezet door Leendert de Broekert, leraar aan de Zeeuwse Muziekschool. Een hêêle kro meeuwen: een groep meeuwen; een mêêt: een stuk land, meestal tussen twee greppels of twee voren; 'n mosje: musje. 97. Hier de oudste versie 1796 van een Zeeuws lied, dat nu nog wordt gezongen, met kleine variatie, afgedrukt in "De Walcherse Ploeg" van 1802. Z'n eigen goed kunnen generen: zich goed kun­nen schikken; men trekt weer na sijn luyken: men sluit de venster­luiken; mollen: de grond gelijk maken, plat, effen, met het molle-bord: wegschaaf, houten bord met handvat, over de grond ge­sleept \peijde: zou te maken kunnen hebben met Fr. païtre: grazen. 98. Ontleend aan een artikel van M . Ramondt "Overblijfsels van Geestelijke liederen voor de Hervorming" Tijdschrift Nederland­se Taal en Letterkunde 1914 pag. 303-319. Het lied van Maria Magdalena werd destijds door een vrouw te Goes opgegeven aan Marie Ramondt. Deze kwam aan de hand van vergelijking met andere middeleeuwse liederen tot de conclusie dat dit lied even­eens terug ging op een middeleeuws lied. 99. Tekst van Dr. Tjaard W.R. de Haan naar een Zeeuws-Vlaams

115 Volksgegeven, op muziek gezet door Mevrouw Marie Cécile Moerdijk. - Sanktinnen: vrouwelijke R.-K. heiligen. 100. Overgenomen uit "Jaep uut de Wilhelminapolder". - ze juul-de: ze huilde; daer bost' aons misje uut: daar barste ons meisje uit. 101. Eén van de vele Zeeuwse versies van een algemeen bekend oud volksliedje. 102. Z .B . oad: hoofd; nae kapot: bijna kapot; nöómpje: oompje; Vóö joe 'e vraege, mae vöó mien 'n weet: zegt men, als men de gestelde vraag niet wil beantwoorden. 103. Z.eil. struile,n: stralen; - sliert 't guilen: sleept het geulen; duusterachtig: enigszins, een beetje donker; de glaezen: de ramen. 104. Z.eil. de vaete: openbare drinkput voor het vee; mit'n aor: met een ander; lings: langs; gins en waer: heen en weer; 'ereje: gereden; vlug van leje: vlug van leden; stuit: poosje; kroo mit volk: menigte mensen; of n't kust: of hij het kon; prombere: proberen; daegunt: ginds; nie benauwd zien: niet bang zijn; tegaer: samen. 105. kadulletjes: vrindjes;pêêntsje: pintje, glaasje bier. - Z.V.O. 106. Z . V . W . In 1930 werd nog met de hondekar gereden, o.a. door de melkvrouw. In 1913 kom men b.v. in Aardenburg nog elke zaterdag, niet-in-eigenplaats-verkrijgbare delicatessen enz. laten meekomen uit Brugge, per hondekar! Jannetje gieng overdwors (OfL): stak dwars over; wieke: weg; strieke: met de enkels tegen elkaar wrijven (dit in de letterlijke betekenis; bedoeling: ze liep op opvallende wijze). Vergelijk met: Een boerinnetje uit Frankrijk (Z.V.O.) blz. 20. 107. Z.eil. 'k bin ups en pront: hups, kwiek en knap van uiterlijk, keurig netjes. 108. Z .B. De woordenspelling: Van daege Smèrdiek en mèrge Scherpenisse, wordt veel gebruikt: vandaag overvloed, morgen armoe. De moraal van dit eigentijds liedje van Engel Reinhoudt: houd 't gezond, bewandel de gulden middenweg. 109. De overlevering wil, dat in 't begin van deze eeuw op de wekelijkse markt in Goes een middel tegen alle kwalen te verkrij­gen was: het poeiertje van Sinte Pathie, dat grif werd gekocht. Naar aanleiding daarvan: een stukje filosofie in 'n notedop van een jonge Zeeuw van nu, met zijn gitaar (Engel Reinhoudt), bedoeld, om te worden meegezongen. - mekere: mankeren; ons d'r bie: wij erbij; van uusje tot deure: huis aan huis. 110. De liedjes van de dorpsdichteres van Bru: Bruinisse, Me­vrouw A . Wiebrens-Beekman (77 jr), wier bundel "Uit de oude doos", door het Gemeentebestuur werd uitgegeven; en door de Burgemeester werd genoemd: een populaire geschiedschrijving in dichtvorm, over een dertigjarige periode in Bruinisse. 111. Slotlied van Mevrouw Marie Cécile Moerdijk tot hen, die Zeeland niet kennen: Ons Zeeland blijft bestaan!

Page 117: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

116 MEDEWERKERS, aan wie we dank verschuldigd zijn:

J.S. Baas Sluis Mw. J. Moerdijk-de Kok Goes Mw. A . C . Barentsen-Geelhoed Terneuzen Mw. T.J.E. Moerland-v.d. Graaf Oud-Vossemeer Ir. A . J . Beenhakker Middelburg J. Moermond Goes Mw. J .H. Blacquière-Tissot van Patot Vlissingen Mw. J.A. Nieskens Aardenburg Mw. C. Blankenburgh-Vaane Goes G. de Nooijer Arnemuiden Mw. H.C. Bolkenbaas-van Hoek Burgh Mw. L M . van Oeveren Burgh Mw. J. Boone Middelburg Mw. J. Oosterling-Nieskens Schoondijke Mw. Borgman-Bieze Vlissingen Mw. N . de Pagter-Lievense Westkapelle Mw. J. Both-Roodzand Vlissingen Mw. A .T . de Pree Colijnsplaat Mw. E. de Brock-de Pape Sluis Mw. K J . v.d. Putte Domburg A.P . van den Broecke Breskens Mw. A . K . de Priester-Gubbels Oost-Souburg J. Cysouw Westkapelle G.J. Ras Tilburg Mw. C.J. Engbertse-Krijger Vlissingen Mw. E .C. de Koene-van Loo Vlissingen Mw. M . Engels Tilburg Mr. J.C. van Schagen Domburg L . Eversdijk Goes Mw. M.J . Scheele-de Jonge Terneuzen Mw. J.C. Franse Middelburg Mw. P .L . Schooff-van Hoeve Sluiskil Mw. J.J. Geldof-Bal Middelburg Mw. T.J.C. Schrijver-Liplijn Kruiningen Mw. C . N . van Gilst Colijnsplaat Mw. E. Slabbekoorn-Danker Biezelinge Mw. H . Harthoorn-Verburg Goes Mw. A . de Smet-v.d. Ven Sluis Mw. J. Hengst-de Pagter Westkapelle Mw. C.W. Smits-Eerland Stavenisse Mw. P.D. van Hoeve Axel Mw. D . K . Soldaat-Poortvliet Dirksland R. Impens IJzendijke A . Spee Kloetinge Mw. M . Janssens Hulst Mw. T . M . Speelman-Thijsse Goes J. de Klerk Arnemuiden Mw. S.C. Staal-v.d. Broecke Goes Mw. P.J.M.de Kok-de Wit Lewedorp Mw. M.J . Stevense Schore Mw. P.C. Koole Middelburg Mw. A .W. Suurmond-Sikkel Middelburg Mw. K . Koole-Joosse Middelburg Mw. J . E . M . Torbijn-de Roos Sas van Gent Mw. C.G. de Kraker Zaamslag Mw. S. Verhage-Westerbeke West-Souburg P.J. van Langeraad Noordgouwe Dr. en Mw. A . de Vin-Kruit Rotterdam Mw. M.J . van Leeuwen-Hamelink Zaamslag Mw. K . Visser Sluis Mw. M . Lourens-de Roo Cadzand W. Visser Sluis Ir. A . Louwerse Hilversum A . v.d. Vrie Wieringerwerf Mw. J. Van Male-Versprille Aardenburg Mw. J. Wallenburg-Verlinde Veere Mw. T. de Marée Aardenburg Mw. A . Wiebrens-Beekman Bruinisse Mw. C S . Matthijsse-Klooté Aagtekerke Mw. M . M . de Wolf-Mol Biggekerke Mw. J .H. Meiborg-Maljers Middelburg L . Wouters Westkapelle Mw. C. Minderhoud-van Leeuwen St. Laurens (M'burg) Mw. M . Wijffels-van Waes IJzendijke

Page 118: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

ALFABETISCHE LIJST VAN TITELS

A Aerenout de suukerebout A l onder de weg naar Maldegem Anna stoeng te wachten

B Bie oans in 't Zeeuwse land 64 Boerinnetje in Frankrijk 20 Bruiloft op Noord Beveland 85 Bijsliedje 28

D De Karrekasse 54 De klok van Arnemuiden 78 De krab 49 De lange Jan 79 Den boogerd bloeit 69 Den Zeeuw z'n aerd 70 De Vliegende Hollander 76 De Willem II 81 De Zurrikzeese toren 91 De Zeeuwse Leeuw 66 Dou Dou Dêêne 9 Driekoningen 40 Duje kinnetje 9

E Een boerenmeisje 107 Eene Pier zat op een stier 14 Een lied van Zeeland 65 Een liedeke van Oranjezon 86 Een vogel vliegt de wereld in 84 Een Zeeuw bluuft Zeeuw 71 En koopt da kint een vallen oet 15

F

Flakkees volkslied 92

H Haringlied 74 Het was op een Driekoningeavond 98 Hoe een boerenknecht zich geneert 1796 97 I In een blauw geruite kiel 51

J Jan Maas 46 Jannetje 106 Juttekasse-pèrretje 13 K Kallemoeie 16 Klein Anna 19 Klein Zieltje 43 Klik-klak 47 KJim Klauter dan 52 Klop-klop-Marieke 16 L Landje van Ter Goes 87 Land van Kezand 73 Liedje van Westkapelle 82

M Mansefiene Maviejette Meie Melanie Met de koenkelpot Mun komme van Bru Mijn Zeeland

N Nae Domburg nae 't Wafelhuus Naone Kinnetje

O Onkel Stien Ons mooie Flakkee Ons Zeeland blijft bestaan Oogstlied Oost Zeeuws-Vlaamse kalender Op de straodag Op-la paeretje Oudejaarsavond

P Pasen

Poeiertje van Sinte Pathie

R

't Regent

S Sanctinnenlied Schaese rieje Scherpenisse en Smerdiek Schouws volkslied Siedurps liedsjen Siemen Oale Spellewerkersliedjes Stavenisse's Volkslied St. Paulus T Touter

V

Voorjaar

W Walcherse vrijage Waschappels Volkslied Westenschouwens strand Wiegelied 1944 Wij zijn al bijeen Z Zaeterdag in Beveland Ze tapte Zeeland bovenal Zeeuws-Vlaams Volkslied Zeeuws Volkslied Zoat vroeger was, is't nie meer Zo'n boerenmeid

Page 119: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

118 REGISTER OP DE BEGINREGELS VAN DE LIEDEREN

De met een * gemerkte beginregels zijn versen die voorzien zijn van muziek notatie En Siesje Lampert 56 Eergisteraeved sloeg het halftien 24

A *Errem an er rem de Gortstraat in 35 Achter in moe Jannetjes 'of 45 Eun, deu darrewie 31

*Aerenout, de suukerebout 22 F Ae jie wè 's goore van die Jansje Pansje 45 *Flakkee is un eiland en 't waeter is breed 92 Aeremstokje 37 Foedel die foedel 31

*A1 onder de weg naar Maldegem 50 G * A l op een morgen vroeg ging ik mijn paeretjes vangen 97 *Geen dierder plek voor ons op aard 63 *A1 op nen ouwejaarsavond 53 *G'hé zwarte kniejen Melanie 17 *A1 was èèn met deze jare 39 Guusjes doe je boekje toe 17 *Aordig landje van Ter Goes 87 H *An drie kanten ingeslote 80 *Hei van den Decker reef het zeil 76 *Anna stoeng te wachten 23 Heeren van Zeeland 55 Aoke, baoke 30 Hik, sprik, sproe 45 Antje de bult 14 I

*hAmsterdamse keukenmeid 36 Ieteke dieteke daere 12 A spa-a overmorgen is 't nieuwe jaar 39 Ieteke, ieteko derrie 12 As d'ouwe schippers 110 *Ik èn 'n ring al aan m'n hand 18

B *Ik heb den gansen nacht 89 Bim bam baers 44 Ik kwam's in 'n bosje 27

*Blok, blok en een vierkante blok 25 Ik plante un mei 41 *Bonzideron 31 Ik zat is in 'n schuutje 38 Brouwershaven is 'n stad 55 In de schuur bie Anke Franke 30

*Bij Krabbendijke lag een krab 49 In de tuun dae lag 'n brief 30 D *In een blauw geruite kiel 51

Dag cousienetje allegaar 38 *In Zeeland viert men kermis 68 De Bressianoen zien 'Aonen 55 't Is aevend geworre 17 De koekoek en de maerelaer 55 J

*De lan-tre-zoe en de massa brite 31 Jan Aossen 't is paossen 41 *De moeder weent in droef getraan 84 *Jan Maas, die ad er un paertje 46

De maere missen stieve rik 12 Jan Naerebout, Jan Sukerebout 22 De ouwe Pieternelle 33 Jannetje gieng overdwars 106

*De waereld leit te droamen in stille zeumernacht 91 *Je kunt 'n Zeeuw we zette op elke plek op aerd 71 *De boer zijn 'uis es afgebrand 77 'n Juffra van Terneuzen 55 *Den boogerd bloeit 69 Jutekasse pèrretje 13

Den eersten dag is zij ziek geworden 61 K *Des Zondags a de klokken 107 Kakkestoele meije 17 *D'r was er in Zeeland een boerin 48 Kallemaone, snottebelle 34

D'n domenie ei 'n koeje 14 Kallemoeie ree zo gèrr'n 16 Dialo de meisjes zitten 31 Keetje van Zon 11

*Di bin van die mensen mie stieve nikken 109 *Kent gij ons land, ons Schouwse land 88 Dit voetje en dat voetje 11 *'Ké zo lang mee de koenkelpot elóöpe 42

*Dou-Dou-Dêê-ne kwam van Brugge 9 Keuman mo né schole 45 Draeje, draeje wieletje 11 Kiek is nae boven 44 Drie Middelburgers 55 Klappe, klappenandje 11

*Drie koningen geef mij nen nieuwen 'oed 40 *Klein Anna zat op een steen 19 'n Dubbeltje op de plank 40 * Klein Zieltje 43

*Duje Duje kinnetje 9 *Klik klak klik klak op de straete 47 E *Klim, klim, klauter dan boven op de lange Jan 52

'kEb'r nog'n klein 'oentje op' kot 14 *Klop-klop-klop Marieke 16 *Edde gij niet gezien mijn Onkel Stien 56 Koeiewachter, dikvel 58

Ee pèrretje zeule 12 Koeiewachtertje opper en top 59 *Een boerinnetje uit Frankrijk 20 Koele koele meije 17 Eene Pier zat op 'n stier 14 *Komde gij van St Paulus te voet 57 Ene, méne, meggele mie 30 *Kom in uus, kom in uus 103

* Eenjonge frisse boerenmeid kwam dienen in de stad 100 Kom molenaar 34 Een poelevoetje en nog'n poelevoetje 11 Krotespitter 57

*Een, twee, drie, vier, de Kaoje 35 Kwaelik van aerd 55 Eén, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven 14 L

*En koopt dat kint un valle 'oet 15 Lange, lange reke 35 Er liep een mannetje over de diek 45 Leve Piet Zaojman 56

Page 120: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

Lieve Peter 38 Saore en Miete

119 56

Lobre,sjotre 31 Schellen, pellen 55 Loe de sjoer 31 Schippertje outer er je toutertje vast 29

*Loone-moei 't is Paossen 41 Schommele, schommele bootje 10 Louwerientje van Sukerenbout 22 *Siemen Oale van Ter Nisse 102 M Sjantee, sjantee, sjantaotere 75 *Mechieltje zou gae schaese rieje 104 *Sjorske wou naar school toe gaen 28

Mallelanders, koffiebranders 55 Sliengertje, slangertje 25 *Mansefiene mee eur ondekarre 106 *Sliep scharen en messe 58 Marien Kokien-kokaenegat 56 *Soldeere soldeere de ketel is kapot 44 Mêê-delver, lange spae 57 Suja, suja kinnetje 9 M'n moeder doe niks as klaege 40 T Mensen Iaet ons noe es sienge 85 *Tien franc van d'elle kreeg Isabelle 60 M'n popken eit'n 'emdeken aon 30 Tierelier 30 Merien de Waerd 57 Toen Willem d'n Eersten keuningk was 75

*Me vader zei lest tegen mien 101 *Touter, m'n touter 26 *Men weet de Zaeterdag op Beev'land 87 Touter m'n outer 27 Mietje Ketoen 75 Turtelbööm lantèrentje 57 Moederde vlo 23 Tussen de lakens 44 Mooi Lêêntje 28 U Mosje pik 34 U ju ju Jan Jansen's perd 12 Mun komme van Bru, in mun weete van niks 110 *Un polderweg met un slootje 96 Muus, muus 34 *Un witte meule in un groene weie 95 N *Un Zeeuw is over 't algemeen 70 *Nae Domburg nae 't waefelhuus 10 Upsa upsa paeretje 12 *Nao-ne nao-ne kinnetje, wat eit dat kinnetje in der and 6 Utokasse pèrretje 13 *Naone Naone kinnetje, pappetje stae in 'et spinnetje 7 Uutemetuut m'n liedje is uut 27 Naer Domburg 11 V Negentiene: de Paus z'n uus 60 Vader Gruis predikant 57

*Nergens groeit de terve milder 64 Van Axel nae Terneuzen 55 Niep men is 45 *Van daege Scherpenisse en mergen Smerdiek 108 Nieuwejaartje, ik sta hier buiten 38 Van kries kras krootje 40 Nieuwe jaartje uit een ander land 38 *Van Oósburg naar Kezanje rie noe d'n nieuwen tram 54 Nieuwe jaarke zoete 39 Vier 'ammerollen 45 Noardsjen;noardsjen 57 Vleeremuus, vleeremuus 34 Nö, nö kinnetje 9 *Vooruit maar: potten en pannen 59 O *Vooruit Mina 36 Oe laet ist 45 Vuule kommêêre 27

*0 land van de boeren bie joe is 't goed 73 W Onder de groene bomen 30 *Waar eens 't gekrijs der meeuwen 72 Onder de taofel 30 *Waer de breeje stroamen ruusen 65 Onder 't glaeze bruggetje 30 *Wanneer de storm giert over de hoge zeeën 81

*Ons mooie dorp, daar aan het Scheldestrand 90 *'t Was op ene Driekoningenavond 98 *Onzen 'aan, da partig bêêsje 32 We gae nae de bakker 18 Ooievaar lepelair 33 *Wendt het roer we komen thuis gevaren 78 Op êênen Driekoningenaovond 40 *We slaen de zekels in 't graen 62

*Op la paertje rie nae stee 12 Westenschouwe, 't zal je rouwe 89 Op Lillo ga ik 45 *Westkappel ligt er heel dicht bij de zee 82

*Op ons waepen staet 'n leeuw 66 *Wie gaarne zingt het haringlied 74 Op, óp, pèrretje 12 Wiegelied 1944 8 Oranjezon, Oranjezon 86 Wiete, wetten 57 P Wie wil stele en nie 'ange 55

Pot, iele, wiele, wallewot 30 *Wij wijken niet 34 Pimpampole 34 *Wij zijn al bijeen, al goe kadulletje 105 Pimpampoentje 34 Z R *'k Za de gér-dienen gae slute 8 *'k Ree over de diek nae Dirreksland toe 94 *Zeeland met je blijde bongerds 67 Reiger, Reiger, langenbek 33 Zeven huuzen hööge 33 Rommelpotterij 42 *Zie je wel de lange Jan 79 Rommel, rommel in de pot 30 Zie me damme dore 31 Ruhe, ruhe, rupe 45 Zoek je vennen om te vissen 111 S Zunnetje, zunnetje 103 *Sanctam sanctam secula seculorum 99 Zwart Willemientje 23

Page 121: 1979 kinderversjes en liederen uit zeeland

120

INHOUD

Voorwoord 3 Verantwoording 4 Met de kleintjes 6 Op de knie 12 Naar bed 17 Speelliedjes 18 Schommelliedjes 26 Aftelversjes 30 Klankversjes 31 Bie de beesjes 32 Hosliedjes 35 Nieuwjaar 38 In de schemering 44 Rijmpjes en Raadsels 45 Samen zingen 46 Spotliedjes 55 Bij het werk 58 Het eigen land 63 Commentaar en verklaringen 112 Lijst van de medewerkers 116 Alfabetische lijst van titels 117 Register op de beginregels van de liederen 118 Inhoud 120