17.2 Tijdschrift van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap ...

11
Zeeland 17.2 Tijdschrift van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen Secretariaat Zeeuws Genootschap Kousteensedijk 7 4331 JE Middelburg (0118) 654347 kzgw@zeeuwse bibliotheek.nl Op maandag-, woensdag- en vrijdagmorgen is het secretariaat van 8.30 tot 12.00 uur geopend. Jaargang 17 nummer 2 juni 2008 Zeeland verschijnt vier keer per jaar, te weten in de maanden maart, juni, september en december. Zeeuwse sloten Dominee Zeeman te Zonnemaire Oe praet jie? In deze rijkbegroeide sloot in de buurt van het vliegveld Midden-Zeeland zwemmen dikkopjes van gewone padden, wat erop duidt dat de sloot zoet water bevat. Foto C.J.M. Musters.

Transcript of 17.2 Tijdschrift van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap ...

Page 1: 17.2 Tijdschrift van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap ...

Zeel

and

17.2

Tijd

schr

ift v

an h

et K

onin

klijk

Zee

uwsc

h Ge

noot

scha

p de

r Wet

ensc

happ

enSecretariaatZeeuws GenootschapKousteensedijk 74331 JE Middelburg(0118) 654347kzgw@zeeuwse

bibliotheek.nl

Op maandag-, woensdag- en vrijdagmorgen is het secretariaat van 8.30 tot 12.00 uurgeopend.

Jaargang 17nummer 2juni 2008

Zeeland verschijnt vier keer per jaar,te weten in de maandenmaart, juni, september en december.

Zeeuwse sloten

Dominee Zeeman te Zonnemaire

Oe praet jie?

In deze rijkbegroeide sloot in de buurt van het vliegveld Midden-Zeeland zwemmen dikkopjes van gewone padden,

wat erop duidt dat de sloot zoet water bevat. Foto C.J.M. Musters.

Page 2: 17.2 Tijdschrift van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap ...

Zeeland 16.4

Inhoud

Foto omslag:

Veel Zeeuwse sloten staan een groot deel van het jaar droog. Deze

sloot in de buurt van Arnemuiden begon half mei al droog te vallen.

Foto C.J.M. Musters.

Bijdragen voor Zeelandkunnen aan de hoofdredacteur wordengezonden.

Op verzoek worden de’Aanwijzingen voor auteurs’toegestuurd.

© Koninklijk ZeeuwschGenootschap derWetenschappen

ISSN 0927-1279

Drs. E.J. Weterings

Introductie

Dr. C.J.M. Musters

Zeeuwse sloten

Drs. L.M. Verseput

Een negentiende-eeuwse Zeeuwse dorpspredikant. C.F. Zeeman, dominee teZonnemaire van 1862-1904

Lic. V. De Tier, dr. H. Van de Velde,M. Schrier M.A., dr. J. Swanenberg,drs. T. van de Wijngaard

Oe praet jie? Zeeuwen, Brabanders enLimburgers over hun eigen dialecten

Prof. dr. P. Henderikx

In memoriam ir. Jan Adriaan Trimpe Burger

Rubrieken

Aanwinsten juni

Boekbesprekingen

Signaleringen

37

38

47

53

62

65

67

76

Inhoudsopgave

Redactie

E.-J. Weterings, hoofdredacteurG.J. Gerestein, redactievoorzitterL.M. Hollestelle, beeldredacteurV. De Tier, tekstredacteurA.J. BeenhakkerA.H.L. HuiskesA.L. KortB.I. SensF.F.X. Smulders

Redactieadres

Drs. E.-J. WeteringsBurgemeester Dregmansstraat 34335 BG [email protected]

Vormgeving, productie en druk:

Drukkerij BaremanTerneuzen

Page 3: 17.2 Tijdschrift van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap ...

38 Zeeuwse s loten

Zeeuwse sloten

Kees Musters

Afgelopen voorjaar is in de serie Fauna Zeelandicaeen schitterend boek uitgekomen: Libellen in Zee-land (Geene et al., 2007). Daarin wordt geconclu-deerd dat het aantal libellensoorten dat in Zeelandwordt waargenomen de laatste jaren is toegeno-men en dat de meeste libellensoorten ook in aantalzijn gestegen. Deze ontwikkelingen worden toege-schreven aan een aantal factoren zoals de klimaat-verandering, waardoor er steeds meer zuidelijkesoorten in ons land opduiken, en de toename vanzoete wateren die schoon genoeg zijn voor libellenom zich in voort te planten, zoals tuinvijvers endrinkputten.

Libellenlarven kunnen niet tegen zout water. Al inde inleiding van het boek wordt dan ook geconclu-deerd dat gebieden met kleigrond en brak watervoor libellen ‘oninteressant’ zijn. Kleigrond en brakwater: als iets de Zeeuwse sloot kenmerkt, is het weldeze combinatie. De meeste Zeeuwse sloten lijkendus ongeschikt voor libellen. En wat voor libellengeldt, geldt ook voor de vele andere planten en die-ren die zoet water nodig hebben. Zeeuwse slotengenieten dan ook geen hoog aanzien in kringen vannatuurliefhebbers. In de natuurhistorische reeks diede provincie uitgeeft over het Zeeuwse landschapworden sloten eigenlijk nooit behandeld, als ze alworden genoemd (De Jong, 1999; Swiers, 2000;Kroese et al., 2003; Maas, 2003). Is dit gebrek aanaandacht wel terecht?

Voor ik op deze vraag kan ingaan moet ik eerstaangeven wat ik onder een sloot versta. Een slootis gegraven om water af te voeren. Hij staat danook altijd in verbinding met andere wateren, maarhet is geen (semi)natuurlijk element, zoals eenkreek of een beek. Het verschil tussen een sloot eneen greppel is klein. Greppels staan een groot deelvan het jaar droog, maar ook sloten kunnen droog-staan. Een watergang is breder en dieper dan eensloot en staat nooit droog. Een goede breedte omsloten van watergangen te onderscheiden zou 6meter kunnen zijn – wateren smaller dan 6 meterworden niet meegerekend in de CBS-landgebruiks-tatistiek en zijn in die zin ‘onzichtbaar’ -, maar ookin het onderscheid tussen deze twee typen wateren

kan ik niet al te streng zijn. Sloten zijn nietbedoeld als vaarwater. Sloten kunnen zowel in destad als in natuurgebieden en op het platteland lig-gen. Hieronder zal ik het vooral over sloten op hetplatteland hebben, boerensloten dus. Ik zal mebeperken tot een beschrijving van de waarde vandeze sloten voor landschap en natuur.

Landschap

De ligging van sloten verraadt de geschiedenis vaneen landschap. Als je het slotenpatroon van Zee-land bekijkt, zie je meteen dat grote delen ervaneen ingrijpende ruilverkaveling hebben ondergaan:daar zijn de sloten lang en liggen ze ver uit elkaar.De Yerseke Moer en de omgeving van Nisse enSinoutskerke zijn voorbeelden van gebiedjes inZuid-Beveland die daarbij gespaard zijn gebleven.Het gevolg van ruilverkaveling is ook mooi te zientussen Koewacht en Overslag: aan de Belgischekant van de grens is de dichtheid van sloten velemalen hoger dan aan de Nederlandse kant. Deslootdichtheid is in Zeeland laag in vergelijkingmet die in andere oude zeekleigebieden van Neder-land, zoals in Noord-Holland en Friesland. Hij lijktmeer op die van de IJsselmeerpolders. Alleen Wal-cheren is een groot aaneengesloten gebied waar desloten nog wat dichter bij elkaar liggen, waar-schijnlijk omdat hier de ruilverkaveling al direct nade inundatie op het eind van de Tweede Wereld-oorlog begon (Buth, 2004). De rest volgde na dewatersnoodramp.

Het slotenpatroon van Zeeland vertelt dus ietsover de recente geschiedenis, over inundaties, deRamp en de rationalisatie van de landbouw na deTweede Wereldoorlog. Er ligt in grote delen vanZeeland geen sloot te veel en dit geeft het Zeeuwselandschap zijn weidsheid. Je zou kunnen zeggendat sloten hier het Zeeuwse landschap karaktergeven door hun schaarsheid.

Natuur

Over het algemeen weinig sloten dus, maar hebbendeze sloten ook een geringe natuurwaarde? Een

Page 4: 17.2 Tijdschrift van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap ...

Zeeuwse s loten

Zeeland 17.2

sloot bestaat niet alleen uit water, maar ook uit eenbodem en een slootkant. Om de natuurwaarde tebepalen moeten we dus niet alleen kijken naar deplanten en dieren die in het water leven. Elk orga-nisme dat op enig moment in zijn leven van eensloot, in de ruimste zin, gebruik maakt zou meemoeten tellen bij de bepaling van de natuurwaarde.Daarmee is volledigheid al bij voorbaat uitgesloten.Wat is er in de diverse bronnen te vinden over denatuurwaarde van de Zeeuwse sloten?

WaterlevenLaten we beginnen met het water. Het water in demeeste sloten is brak, dat wil zeggen dat het eenchloridegehalte heeft tussen 0,5 en 10 ‰/l. Al lang

is bekend dat brakke wateren soortenarmer zijndan zowel zoute als zoete wateren. Het verbandtussen het zoutgehalte en de soortenrijkdom wordtbeschreven in de Kromme van Remane die eendieptepunt heeft bij 3-5 Cl- ‰/l (figuur 1; Wetzel,2001). Maar dat is niet het enige. Zeeuwse slotenwateren meestal intensieve akkers af. Daardoorkunnen er veel gewasbeschermingsmiddelen enmeststoffen in het slootwater terechtkomen. In alledelen van Zeeland worden nog steeds overschrij-dingen van de bestrijdingsmiddelennormen in hetoppervlaktewater gevonden (www.bestrijdingsmid-delenatlas.nl). Ook de concentraties meststoffenzijn nog steeds te hoog (Projectgroep RegionaleWatersysteem Rapportage, 2007). Het gevolg is dui-

39

Slotenpatroon in de Yerseke Moer. Foto Chiel Jacobusse.

Figuur 1. De Kromme van Remane, overgenomen uit Peijpers (2005).

Page 5: 17.2 Tijdschrift van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap ...

Zeeuwse s loten40

delijk: bij de biologische beoordeling van hetoppervlaktewater gebaseerd op algen, waterplan-ten, bodemdieren en vissen scoort vrijwel heel Zee-land slecht (Projectgroep IKS, 2004). Uitzonderin-gen zijn, onder andere, delen van Walcheren en deduinen van Schouwen, die matig scoren. Let wel,dit is een beoordeling van de grote waterlichamen,niet van de sloten. Maar we mogen daarom mis-schien ook niet al te hoge verwachtingen koesterenvan het waterleven in de sloten.

Wat de planten betreft lijkt deze verwachting teworden bevestigd: over het algemeen zijn deZeeuwse sloten arm aan waterplanten. In de meestesloten groeit alleen een kroos- en sterrenroosvege-tatie, waartoe behalve diverse soorten kroos ookenkele waterranonkels behoren (Van Haperen,1984; Mooij, 1986). In de wat diepere sloten komteen schedefonteinkruidvegetatie voor die niet alserg waardevol wordt beschouwd en kenmerkend isvoor brak en verontreinigd water. Er zijn wel waar-devolle planten die juist kenmerkend zijn voorbrakke, kleine wateren, zoals ruppiasoorten, soor-ten die gelukkig nog steeds op een aantal plaatsenin Zeeland gevonden worden (Fortuin, pers. mede-deling). In gebieden met relatief veel zoete sloten,zoals in Oost-Zeeuws-Vlaanderen komen duidelijkveel meer waterplanten voor (Mooij, 1986).

Toch vond Weeber in 1977 opvallend veel soor-ten waterdiertjes in de 32 Zeeuwse sloten en water-gangen (Weeber, 1979). In die tijd waren de slotenbeslist niet minder brak of voedselrijk dan nu en degewasbeschermingsmiddelen waren toen waar-schijnlijk zelfs schadelijker dan die welke nugebruikt worden. Hij vond zelfs meer soorten dan

Tramper in 31 drinkputten (Tramper, 1979), diealgemeen als rijker worden beschouwd dan sloten,ook buiten Zeeland (Williams et al., 2004). Maarhieraan kunnen methodologische verschillen tengrondslag liggen, hoewel Weeber ons verzekert datbeide onderzoeken op dezelfde wijze waren opge-zet.

Sinds 2002 worden jaarlijks op ca. 50 plaatsenmonsters in sloten genomen om de waterdiertjes tetellen (Fortuin, pers. mededeling). In overeenstem-ming met de Kromme van Remane, is het aantalsoorten meestal laag, maar er komen wel soortenvoor die juist kenmerkend zijn voor brakke waterenzoals allerlei soorten kleine kreeftjes, wormen,slakken en schelpen, en bijzondere insecten. Bij-zonder is ook het Palingbrood, een mosdiertje datnet als koraal riffen vormt. Jammer genoeg zijn deresultaten van deze telling nog nergens beschik-baar. Wel zijn in het bestand van Limnodata/Pisca-ria (www.limnodata.nl) van 74 kleine brakke wate-ren in Zeeland soortentellingen beschikbaar. Dezetellingen laten een vooruitgang van het aantalsoorten zien (figuur 2). Onder kleine brakke wate-ren vallen ook inlagen, kreken en welen. Daaromstaat in de figuur naast de regressielijn van allekleine brakke wateren ook de lijn van alleen dewatergangen en sloten. Die geeft eenzelfde beeld.Omdat dit beeld veroorzaakt kan zijn doordat inhet begin van de periode toevallig op locatiesgeteld is met een lagere soortenrijkdom dan op heteind van de periode, heb ik de 34 locaties waaropin twee of drie jaar is gemeten apart bekeken. Danblijkt dat het gemiddeld aantal soorten in hettweede jaar hoger is dan in het eerste, en het derde

Figuur 2. Het aantal soorten

waterdiertjes (macrofauna) van

74 kleine brakke wateren uit-

gezet tegen de tijd (gegevens

uit www.limnodata.nl). De

getrokken regressielijn is bere-

kend op grond van alle gege-

vens (gesloten en open ruiten),

de onderbroken regressielijn

alleen op grond van de

15 watergangen en sloten

(gesloten ruiten).

Page 6: 17.2 Tijdschrift van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap ...

Zeeuwse s loten

Zeeland 17.2

jaar is weer hoger dan het tweede (figuur 3). Ditzou kunnen wijzen op een verbetering van dewaterkwaliteit of het gevolg kunnen zijn van ver-zoeting, maar de verandering is niet statistisch sig-nificant (p>0,05; getoetst wordt met behulp van hetprogramma TRIM, beschikbaar op www.cbs.nl).

Het beeld van de soortenrijkdom van waterdie-ren in sloten dat ontstaat uit Libellen in Zeeland,komt ook overeen met wat op grond van deKromme van Remane verwacht mag worden. Tabel1 laat zien dat er minder soorten libellen gezienzijn bij sloten dan bij de andere watertypen,behalve de brakke kreken en watergangen. Bijzoete sloten zijn er meer gezien dan bij brakke enbij weidesloten meer dan bij akkersloten. Maar ookhier zit een methodologisch addertje onder het

gras: hoe groter de oppervlakte is die wordt onder-zocht of hoe langer de periode dat gezocht wordt,hoe groter het aantal soorten dat gezien wordt. Iser wel evenveel moeite gedaan om soorten te zienbij alle typen wateren? Voor ecologen is dit eenbekend probleem en er zijn dan ook allerlei trucjesbedacht om de soortenrijkdom te berekenen endaarbij te corrigeren voor verschillen in ‘onder-zoeksinspanning’. Eén daarvan staat weergegevenin tabel 1 en daaruit blijkt dat zoete sloten geenlagere soortenrijkdom hebben dan andere zoetewateren, maar dat brakke sloten wel degelijk soor-tenarm zijn.

Maar er is nog meer af te leiden uit de gege-vens van Libellen in Zeeland. De verhouding tussenhet aantal libellen dat gezien is en het aantal soor-ten waartoe die behoren, verschilt namelijk nogalper watertype. Ecologen drukken deze verhoudinguit in de ‘eveness’, de mate waarin de verdelingvan het aantal individuen over de soorten even-wichtig is. Hoe hoger ‘eveness’, hoe evenwichtiger.Bij ‘eveness’ van 1 zijn van alle soorten evenveelindividuen geteld. Tabel 1 laat zien dat ‘eveness’duidelijk hoger is bij de brakke sloten dan bij deandere watertypen. Ik kom hier later op terug.

Bij de waterdieren van sloten horen natuurlijkook de amfibieën en vissen. Er zijn volgens hetamfibieën en reptielenarchief van het RAVON inieder geval Bruine kikkers, Gewone padden, Rug-streeppadden en Kleine watersalamanders inZeeuwse sloten waargenomen en ikzelf hoor gere-geld Groene kikkers kwaken in Walcherse sloten.Behalve van de Rugstreeppad, wordt van amfibieënalgemeen aangenomen dat zij strikt gebonden zijn

41

Figuur 3 Het gemiddeld aantal

soorten waterdiertjes (macro-

fauna) in het eerste, het tweede

en derde meetjaar in 34 kleine

brakke wateren. De streep geeft

de standaarddeviatie.

Gewone pantserjuffer. Foto Chiel Jacobusse.

Page 7: 17.2 Tijdschrift van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap ...

Zeeuwse s loten42

aan zoete wateren. Larven van de Rugstreeppadkunnen tot een zoutgehalte van ca. 3 Cl- ‰/l wor-den aangetroffen (Verboom et al., in prep.) en deRugstreeppad is dan ook een algemene amfibieën-soort van de Zeeuwse poldersloten. Zeeland is lan-delijk een belangrijk gebied voor deze soort die inEuropa als zo bedreigd wordt beschouwd dat hij opde Habitatrichtlijn, bijlage IV, is geplaatst.

Gevist wordt er zelden in sloten. Gegevens overvissen in sloten zijn dan ook zeldzaam. Als je inhet bestand van Limnodata/Piscaria (www.limno-data.nl) zoekt bij ‘Gebufferde sloten’ van Zeelandkom je op 21 soorten, maar bij nadere inspectievan de vindplaatsen blijken die uitsluitend uitsingels, grachten en kreken te komen. Het water-schap heeft inmiddels vijftien bevissingen uitge-voerd (Fortuin, pers. mededeling). Kenmerkendesoorten van brakke sloten zijn de Brakwatergron-del, Driedoornstekelbaars en Paling. Daarnaastkomen uitgezette zoetwatersoorten voor zoals deKarper.

SlootkantenSloten hebben niet aleen een mogelijke ecologischewaarde vanwege de planten en dieren die in hetwater leven, ze hebben ook oevers waarin geleefdwordt en waarlangs dieren kunnen trekken.

Veel Zeeuwse sloten hebben rietkragen langs deoevers staan. Hoewel de Zeeuwse rietkragen meestalniet erg rijk zijn aan bijzondere planten (Van Hape-

ren, 1984; Mooij, 1986), hebben ze een grotewaarde voor vogels en zoogdieren (Vergeer & VanZuijlen, 1994). Soorten als Rietgors, Kleine Karekieten Rietzanger kunnen in rietkragen langs sloten eenuitstekende biotoop vinden (Foppen, 1993). En hetis juist langs sloten dat je in Zeeland in de winterregelmatig een IJsvogeltje kunt zien. IJsvogels heb-ben rijk begroeide oevers langs open water nodigom te kunnen vissen en dankzij het brakke watervriezen de Zeeuwse sloten niet snel dicht.

Van een zestal vleermuissoorten wordt in deAtlas van de Nederlandse vleermuizen aangegevendat oeverruigtes van groot belang zijn (Jansen &Limpens, 1997). Al deze soorten, namelijk de Water-vleermuis, Meervleermuis, Gewone dwergvleermuis,Ruige dwergvleermuis, Rosse vleermuis (Rode Lijst:kwetsbaar) en Laatvlieger (RL: kwetsbaar) komenook in Zeeland voor (Limpens et al., 1997; Zoog-diervereniging VZZ, 2007). Ze gebruiken wateren enoevervegetaties niet alleen om er te jagen, maarsmalle watergangen worden ook gebruikt om erbeschut langs te vliegen op weg van en naar hunjachtgebied (Bongers & Limpens, 1997).

Ruige oeverbegroeiing en rietkragen vormenook een uitstekend leefgebied voor muizen enratten (Huijser et al., 2001). Soorten als de Bos-spitsmuis, Waterspitsmuis (RL: kwetsbaar), Onder-grondse woelmuis, Noordse woelmuis (RL: kwets-baar), Veldmuis, Bosmuis, Dwergmuis, Woelrat enMuskusrat kun je in Zeeland in slootkanten ver-

Geteld Berekendaantal aantal aantallibellen soorten soorten ‘eveness’

Duin 60 15 28,50 0,63Bos/park 69 15 40,00 0,45Tuinvijver zoet 97 18 20,00 0,62Poel zoet 313 23 23,50 0,52Meer zoet 250 24 33,00 0,54Kreken brak 43 9 15,00 0,48

zoet 103 17 21,50 0,52Watergangen brak 15 5 5,00 0,76

zoet 92 19 41,50 0,52Sloten akker brak 5 4 8,50 0,89

zoet 18 8 24,00 0,65weide brak 6 4 8,00 0,90

zoet 32 12 30,00 0,64

Tabel 1: aantal waargenomen libellen en soorten uit Geene et al. (2007), het berekend aantal soorten (Chao 1) en de ‘eveness’ (1/D) van een

aantal typen Zeeuwse biotopen. Zie voor een uitleg van de berekeningen Magurran (2004).

Page 8: 17.2 Tijdschrift van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap ...

Zeeuwse s loten

Zeeland 17.2

wachten, net als roofdieren zoals Hermelijn (RL:gevoelig), Wezel (RL: gevoelig) en Bunzing dieweer van die muizen leven (Broekhuizen et al.,1992; Zoogdiervereniging VZZ, 2007). En het zoume niets verbazen als de Ree en de Vos juist deslootkanten gebruiken om een grootschalig akker-landschap als het Zeeuwse te doorkruisen.

Natuurlijk leven er ook allerlei kleinere dierenin slootkanten, zoals insecten, spinnen en slakken,maar hier is weinig van bekend. De libellen vormenweer een uitzondering dankzij Libellen in Zeeland.Ik heb hierboven laten zien dat brakke sloten integenstelling tot zoete sloten relatief arm aan soor-ten zijn. Dat kan worden verklaard doordat de lar-ven van libellen vrijwel uitsluitend in zoet waterleven. Maar de libellen die langs sloten wordengezien, hoeven natuurlijk niet geboren te zijn in desloot waar ze langs vliegen en ze hoeven er ookniet hun eieren in te leggen. De libellen kunnen deslootkanten gebruiken als jachtgebied of om langste trekken. Dat verklaart misschien waarom de‘eveness’ van de libellenwaarnemingen zo hoog is(tabel 1): je ziet weinig libellen langs brakke sloten,maar de weinige die je tegenkomt kunnen soortenuit allerlei biotopen zijn die er toevallig langsko-men. De kans is dan groot dat elke libel een anderesoort blijkt te zijn, zodat de ‘eveness’ hoog is.

De huidige waarden

Geeft het bovenstaande genoeg redenen om over-tuigend te concluderen dat sloten op dit moment alwaardevolle elementen van het Zeeuwse landschapzijn? Niet helemaal, denk ik. Landschappelijk bena-drukken ze in veel polders vooral de recentegeschiedenis en de weidsheid, een weidsheid dievanuit de auto prachtig is, maar voor wandelaarsen fietsers ook vaak onherbergzaam. De waterkwa-liteit is nog niet op orde. De waarde van het water-leven lijkt beperkt, maar er zijn nog steeds soortente vinden die kenmerkend zijn voor brakke sloten.Voor Rugstreeppadden zijn onze sloten zondermeer belangrijk. De slootkanten kunnen belangrijkzijn voor sommige vogels en zoogdieren, waarvaner ten minste één is die we juist liever niet in onslandschap willen: de Muskusrat. Over het gebruikvan slootkanten als trekroute is eigenlijk nog heelweinig bekend. Daarbij is het maar de vraag of deeventueel verdere verspreiding van de Vos viaslootkanten wel gewenst is (Jacobusse, 2001).

De toekomst

Hoe zal het de Zeeuwse sloten vergaan in de toe-komst? Zal de waarde ervan kunnen toenemen? Er

43

Een sloot bij de Weel van Wolphaartsdijk met een sterrenkroosvegetatie waarin ook waterranonkel. Foto C.J.M. Musters.

Page 9: 17.2 Tijdschrift van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap ...

Zeeuwse s loten44

is een aantal ontwikkelingen gaande die de waardevan sloten kunnen gaan bepalen.

Allereerst is er de klimaatsverandering. Hetgevolg ervan voor sloten is dat er meer regen gaatvallen en er dus meer zoet water door de sloten zalgaan stromen. Bovendien kunnen door de hogeretemperaturen zuidelijke soorten gemakkelijker inons land overleven. Bij de libellen heeft dit waar-schijnlijk al tot een grotere soortenrijkdom geleid.Voor veel andere diergroepen die van zoet waterafhankelijk zijn, kan hetzelfde gaan gelden.

Dan zijn er de ontwikkelingen in het waterbe-leid. Sinds kort is de Kaderrichtlijn water vankracht, Europese wetgeving waarvan verwachtwordt dat ze de kwaliteit van het oppervlaktewaterzal gaan verbeteren. Overigens vallen de meestesloten niet direct onder de kaderrichtlijn: slotenworden niet als waterlichaam beschouwd en hoe-ven dus ook niet aan de kwaliteitscriteria vanwaterlichamen te voldoen. Maar sloten voeren welhun water af op waterlichamen en via de eisen aandeze waterlichamen kan het nodig blijken ook dekwaliteit van het slootwater te verbeteren. Enomgekeerd: doordat de Kaderrichtlijn water bij-voorbeeld vereist dat de vispopulaties in de water-lichamen evenwichtiger van samenstelling zullenworden, zullen ook de sloten een evenwichtigervisfauna krijgen.

Al enige tijd worden overal in Zeeland water-gangen verbreed en natuurlijke, brede oevers aan-gelegd. Het waterschap voert deze werkzaamheden

onder andere uit om voor een grotere waterbergingte zorgen, nodig om de toename van regen door deklimaatverandering op te kunnen vangen. Ook slo-ten moeten wellicht worden verbreed en van bre-dere oevers voorzien. Voor de natuur kan dit zeergunstig uitpakken doordat er een simpele positieverelatie tussen oppervlakte en soortenrijkdombestaat: hoe groter de oppervlakte sloot, hoe meerwaterleven en hoe breder de slootkant, hoe meerplanten- en diersoorten (CUR, 1999; CUR, 2000).Ook het vervangen van beschoeiing door natuur-lijke oeverbegroeiing zal de waarde doen toene-men. Daarbij komt dat bij bredere slootkanten, denegatieve invloed van de landbouw op de sloot zalafnemen doordat er minder bestrijdingsmiddelenen meststoffen het slootwater zullen bereiken.

Dit laatste kan ook een gevolg zijn van eenandere ontwikkeling: die van het agrarisch natuur-beheer, meer in het bijzonder die van het aanleg-gen van akkerranden. Akkerranden hebben bewe-zen een positieve invloed te hebben op desoortenrijkdom van slootkantvegetaties (Musters etal., in prep.). Een goede afstemming tussen hetslootbeheer en het agrarisch natuurbeheer kan dusde natuurwaarde van sloten verder vergroten.

Zijn al deze ontwikkelingen positief voor denatuurwaarde van sloten en slootkanten? Daar lijkthet wel op, maar we moeten wel bedenken dat detoename van de natuurwaarde door verzoeting infeite gelijk staat met een afname van het typischZeeuwse van de sloten. Soorten als de Rugstreep-

De rugstreeppad is echt een soort van Zeeuwse sloten. Foto C.J.M. Musters.

Page 10: 17.2 Tijdschrift van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap ...

Zeeuwse s loten

Zeeland 17.2

pad en het Palingbrood, maar ook de ruppiavegeta-ties zouden erdoor achteruit kunnen gaan. We krij-gen meer planten en dieren in onze sloten, maaronze sloten gaan tegelijkertijd meer lijken op desloten elders in Nederland. Omdat de verzoetingsamenhangt met de klimaatverandering lijkt daarvoorlopig weinig tegen te doen. Bovendien is hetnog maar de vraag of toenemende regenval wel tot een merkbare verzoeting van het slootwater zalleiden.

De gevolgen van een verbeterde waterkwaliteiten van bredere sloten met meer natuurlijke oeverszullen in ieder geval positief kunnen zijn, of hetslootwater nu wel of niet zoeter wordt.

Of de ontwikkelingen ook werkelijk positief uit-pakken voor de natuurwaarde van de sloten zal nogmoeten blijken. De waarde van een sloot en sloot-kant wordt immers niet alleen bepaald door globaleontwikkelingen in de natuur en het nationaalnatuur- en waterbeleid, maar vooral ook door hetonderhoud van die sloot of slootkant (Melman &Van Strien, 1993; Musters et al., 2006). Het is

daarom goed dat het waterschap inmiddels op eengroot aantal plaatsen de ontwikkelingen in sloten isgaan volgen. Ook beheer en onderhoud verdientonze aandacht, juist nu er kansen zijn voor eenverhoging van de waarden van onze Zeeuwsesloten.

Dankwoord

Dit artikel is mede mogelijk geworden dankzij deinformatie en suggesties van Anne Fortuin (Water-schap Zeeuwse Eilanden) en Michiel Bil (ProvincieZeeland).

Literatuur

Bongers, W. & H.J.G.A. Limpens, 1997. Hoe leven vleermuizen.

In: Limpens, H.J.G.A., K. Mostert & W. Bongers (red.),

1997. Atlas van de Nederlandse vleermuizen. Onderzoeknaar verspreiding en ecologie. Natuurhistorische biblio-

theek 65, KNNV, Utrecht.

45

In veel Zeeuwse sloten groeien nauwelijks waterplanten. Deze sloot werd medio mei 2007 in de buurt van Arnemuiden gefotografeerd.

Foto C.J.M. Musters.

Page 11: 17.2 Tijdschrift van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap ...

Zeeuwse s loten46

Broekhuizen, S., B. Hoekstra, V. van Laar, G. Smeenk, T.B.M.

Thissen, 1992. Atlas van de Nederlandse Zoogdieren.KNNV, Utrecht.

Buth, G.J.C., 2004. De moderne tijd, het landschap vanaf 1940.

In: Hemminga, M.A. (red.), 2004. Deltalandschap. Natuuren landschap van Zuidwest-Nederland in historisch per-spectief. Het Zeeuwse Landschap, Heinkenszand.

CUR, 1999. Natuurvriendelijke oevers: fauna. Stichting CUR,

Gouda.

CUR, 2000. Natuurvriendelijke oevers: water- en oeverplanten.Stichting CUR, Gouda.

Foppen, R.P.B., 1993. Versnippering en landinrichting inZeeuws-Vlaanderen. Deel II Moerasvogels. IBN-rapport

053. Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek, Wagenin-

gen.

Geene, P.A., J.A. Goedbloed & Ch. Jacobusse (red.), 2007. Libel-len in Zeeland. Het Zeeuws Landschap, Heinkenszand.

Haperen, A.M.M. van, 1983. De vegetatie van Midden-Zeeland.Provinciale Planologische Dienst voor Zeeland, Middel-

burg.

Hemminga, M.A. (red.), 2004. Deltalandschap. Natuur en land-schap van Zuidwest-Nederland in historisch perspectief.Het Zeeuwse Landschap, Heinkenszand.

Huijser, M.P., B.G. Meerburg, B. Voslamber, A.J. Remmelzwaal

& R. Barendse, 2001. Mammals benefit from reducedditch clearing frequency in an agricultural landscape.Lutra 44: 23-40.

Jacobusse, Ch., 2001. Vossen koloniseren Zeeland in sneltempo. Zeeuws Landschap 17 (4): 18-19.

Jansen, E.A. & H.J.G.A. Limpens, 1997. Vleermuizen hebben

bescherming nodig. In: Limpens, H.J.G.A., K. Mostert &

W. Bongers (red.), 1997. Atlas van de Nederlandse vleer-muizen. Onderzoek naar verspreiding enecologie. Natuur-

historische bibliotheek 65, KNNV, Utrecht.

Jong, A. de, 1999. De toestand van de Zeeuwse natuur. Milieu-reeks nr. 17. Provincie Zeeland, Middelburg.

Kroese, K., R.J. Swiers & W. Van Wijngaarden, 2003. Land inZicht! Natuur tussen zee en vroon. Provincie Zeeland,

Middelburg.

Limpens, H.J.G.A., K. Mostert & W. Bongers (red.), 1997. Atlasvan de Nederlandse vleermuizen. Onderzoek naar ver-spreiding enecologie. Natuurhistorische bibliotheek 65,

KNNV, Utrecht.

Maas, P., 2003. Van watersnuffel tot meidoornhaag. Kleinelandschapselementen in Zeeland. Provincie Zeeland,

Middelburg.

Magurran, A.E., 2004. Measuring Biological Diversity. Black-

well Publishing, Malden.

Melman D, A. van Strien (1993). Ditch banks as a conservation

focus in intensively exploited peat farmland. In: Vos C.,

P. Opdam (eds) Landscape ecology of a stressed environ-

ment. Chapman and Hall, London, UK, pp. 122-141.

Mooij, R.M. 1986. De vegetatie van Zeeuwsch-Vlaanderen.Provinciale Planologische Dienst voor Zeeland, Middel-

burg.

Musters, C.J.M., F. van Alebeek, R.H.E.M. Geers, H. Korevaar, A.

Visser & G.R. de Snoo, in prep. Developments of biodiver-sity in newly established arable field margins and adja-cent ditch banks.

Musters, C.J.M., W.J. ter Keurs & E.A.P van Well, 2006.

Natuurvriendelijk slootonderhoud in het westelijk veen-weidegebied. Eindverslag van het Slootexperiment

2003-2005. CML rapport 172. CML-EB, Leiden & CLM,

Culemborg.

Pijpers, M.D., 2005. Zoute natuur in Waterdune. Onderzoeknaar de mogelijkheden en beperkingen voor het creërenvan zoute natuur in Waterdune. Royal Haskoning, Nijme-

gen.

Projectgroep IKS, 2004. Karakterisering stroomgebied Schelde.Commissie Regionaal Waterbeheer (RBO Schelde), Mid-

delburg.

Projectgoep Regionale Watersysteem Rapportage, 2007.

Regionale Watersysteem Rapportage Zeeland. 2002-2005. Provincie Zeeland, Middelburg.

Swiers, R.J., 2000. Tussendijks. Natuur in Zeeuwse polders. Provincie Zeeland, Middelburg.

Tramper, N.M., 1979. Veedrinkputten als instabiele aquatischeoecosystemen. Een onderzoek naar de macrofauna en dedaarop van invloed zijnde milieufactoren van Zeeuwseveedrinkputten. Studentenverslagen nr. D2-1979, Delta

Instituut voor Hydrobiologisch Onderzoek, Yerseke.

Verboom, B., C.J.M. Musters & A. van der Lugt, in prep. Rug-

streeppad Bufo calamita Laurenti, 1768. In: Atlas Amfi-bieën en Reptielen van Nederland.

Vergeer, J.W. & G. van Zuylen, 1994. Broedvogels van Zeeland.KNNV Uitgeverij & Stichting Uitgeverij SOVON, Utrecht.

Weeber, I.J., 1979. Typologie van een aantal Zeeuwse binnen-wateren, voornamelijk sloten en watergangen, op grondvan de soortensamenstelling van hun makrofauna. Rap-porten en verslagen nr. 1979-2. Delta Instituut voor

Hydrobiologisch Onderzoek, Yerseke.

Wetzel, R.G., 2001. Limnology. Lake and river Ecosystems. Third

edition. Academic Press, San Diego.

Williams, P., M. Whitfield, J. Biggs, S. Bray, G. Fox, P. Nicolet &

D. Sear, 2004. Comparative biodiversity of rivers, streams,ditches and ponds in an agricultural landscape in Southern England. Biological Conservation 115, 329-

341.

Zoogdiervereniging VZZ, 2007. Basisrapport voor de Rode LijstZoogdieren volgens Nederlandse en IUCN-criteria. VZZ

rapport 2006.027. Tweede, herziene druk. Zoogdierver-

eniging VZZ, Arnhem.