1500 jaar boerderijbouw op onbedijkte kwelders

51
Wonen op de Wadden 1500 jaar boerderijbouw op onbedijkte kwelders Met een terugblik op een halve eeuw bemoeienis met het terpenonderzoek H. T. Waterbolk Dit boekje is een bewerking van de lezing ‘Vijftien eeuwen boerderijbouw op onbedijkte kwelders’, voorgedragen door Tjalling Waterbolk op 10 december 2009 ter gelegenheid van het derde symposium van de Waddenacademie. Dit is de eerste publicatie in een serie die zal worden uitgeven naar aanleiding van bijzondere lezingen uit het programma van de symposia van de Waddenacademie. Ambitie De Waddenacademie heeft de ambitie het waddengebied te (laten) ontwikkelen tot een kraamkamer voor breed toe- pasbare, integrale kennis over duurzame ontwikkeling van een kustgebied, waar natuurwaarden centraal staan en een dragend onderdeel vormen van de lokale en regionale economie. Het gebied ontwikkelt zich tot een ontmoetings- plaats voor wetenschappers uit binnen- en buitenland, bestuurders, beleidsmakers en beheerders. Samen zoeken zij op basis van interdisciplinaire kennis duurzame en innovatieve oplossingen. In 2020 vormt het trilaterale waddengebied het best gemonitorde en best begrepen kustsysteem in de wereld. Waddenacademie Ruiterskwartier 121a 8911 BS Leeuwarden Nederland t 058 233 90 30 e [email protected]

Transcript of 1500 jaar boerderijbouw op onbedijkte kwelders

Page 1: 1500 jaar boerderijbouw op onbedijkte kwelders

Wonen opde Wadden1500 jaarboerderijbouwop onbedijktekwelders

Met een terugblik op een halve eeuw bemoeienis met het terpenonderzoekH. T. Waterbolk

Hulplijn wand

Hulplijn dragende structuur

Hulplijn stalscheiding en palissade

Paalkuil

Ingangkuil, drempelkuil, stalgoot

Haardkuil, voorraadkuil

Standspoor wand of stalscheiding

Vlechtwerk wand of stalscheiding

Planken van wand of vloer

Verdiepte vloer, potstal

Plag, plaggenwand

Overige kuilen

Grens opgraving

LegendaOnderstaande legenda geeft een overzicht

van de betekenis van de gekleurde elementen

in de plattegronden.

Hulplijnen

Onderdeel gebouw / sporen

01 Wo

nen op

de W

add

en

Dit boekje is een bewerking van de lezing ‘Vijftien eeuwen

boerderijbouw op onbedijkte kwelders’, voorgedragen door

Tjalling Waterbolk op 10 december 2009 ter gelegenheid

van het derde symposium van de Waddenacademie. Dit is

de eerste publicatie in een serie die zal worden uitgeven

naar aanleiding van bijzondere lezingen uit het programma

van de symposia van de Waddenacademie.

AmbitieDe Waddenacademie heeft de ambitie het waddengebied

te (laten) ontwikkelen tot een kraamkamer voor breed toe-

pasbare, integrale kennis over duurzame ontwikkeling van

een kustgebied, waar natuurwaarden centraal staan en

een dragend onderdeel vormen van de lokale en regionale

economie. Het gebied ontwikkelt zich tot een ontmoetings-

plaats voor wetenschappers uit binnen- en buitenland,

bestuurders, beleidsmakers en beheerders. Samen zoeken

zij op basis van interdisciplinaire kennis duurzame en

innovatieve oplossingen. In 2020 vormt het trilaterale

waddengebied het best gemonitorde en best begrepen

kustsysteem in de wereld.

WaddenacademieRuiterskwartier 121a8911 BS LeeuwardenNederlandt 058 233 90 30e [email protected]

Page 2: 1500 jaar boerderijbouw op onbedijkte kwelders

Tijdperk Vroegebronstijd

Bronstijd IJzertijd

Middenbronstijd

Latebronstijd

Vroegeijzertijd

Middenijzertijd

Lateijzerijd

Jaartal 1800-1500 v. Chr.

1500-1100v. Chr.

1100-800v. Chr.

800-500 v. Chr.

500-250 v. Chr.

250-0 v. Chr.

Type boerderijen op zand-gronden

Emmerhout(afb 9)

Elp(afb 10)Borger A (afb 29-31)

Borger A(afb 29-31)Een(afb 11)Wachtum(afb 12)

Hijken(afb 6, 13)Dalen (afb 14)

Dalen (afb 14)

Type boerderijen inhet wadden-gebied

Hatzum(afb 26-28)

Hijken (afb 13)Zeijen(afb 15, 32)

Tijdperk VroegeRomeinsetijd

Romeinse tijd Middeleeuwen

LateRomeinsetijd

VroegeMiddel-eeuwen

LateMiddel-eeuwen

Jaartal 0-200na Chr.

200-400na Chr.

400-1000na Chr.

1000-1500na Chr.

Type boerderijen op zand-gronden

Fochteloo B(afb 8)

Wijster B(afb 16)

Odoorn A(afb 17)Odoorn C (afb 18)

Gasselte A(afb 19)Gasselte B(afb 20)Gasselte B’(afb 21)

Type boerderijen inhet wadden-gebied

Zeijen (afb 15, 32)

Leens(afb 34)

Gasselte B(afb 20, 35, 36)Pesse (afb 35)

Klei

Moerasveen

Hoogveen

Zand

Midsland

Hallum

Middelzee

Dollart

Fivelboezem

Lauwerszee

Foudgum

Leeuwarden

Wartena

Wijnjeterp

Fochteloo

Leens

Ezinge

MiddelstumAppingedam

Dorkwerd

Groningen

24 Neerwolde

EenNorg

Zeijen

Peelo

Borger

Hijken

Elp

Orvelte

Haren

Neerwolde

Midlaren

Heveskesklooster

Gasselte

Odoorn

Hatzum

Jemgum

Emmen

Noordbarge

Sleen

Dalen

Pesse

Wijster

RuinenHavelte

Lutjelollum

Wijnaldum

Harlingen TritsumTolsum

Wommels

Sneek

Boornbergum

Wachtum

Tabel informatieDe informatie van alle boerderijtypen die

in deze publicatie voorkomen zijn in de tabel

hiernaast overzichtelijk weergegeven met jaartal

en tijdperk en het bijbehorende grondtype.

Kaart opgravingenDeze kaart van Noord Nederland, met de zeearmen Middelzee,

Lauwerszee, Fivelboezem en Dollart, toont de plaatsen waar de

in de tekst genoemde opgravingen zijn verricht.

Page 3: 1500 jaar boerderijbouw op onbedijkte kwelders

Wonen op de Wadden1500 jaarboerderijbouwop onbedijktekwelders

Met een terugblik op een halve eeuw bemoeienis met het terpenonderzoek1

Page 4: 1500 jaar boerderijbouw op onbedijkte kwelders

03Inhoud

04 Voorwoorddoor Jos Bazelmans

10 Inleiding10 Delta-archeologie10 Iets over de geschiedenis van het onderzoek12 Persoonlijke belangstelling13 Opzet en inhoud

16 Verdwijnende en verschijnende woongebieden

20 Opgravingen van gebouwen in de terpen en op de zandgronden

30 Opgravingen in de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw 30 Onderzoeksbeleid31 Gouden tijden voor opgravingen

32 Woonstalhuizen: indeling in typen32 Mens en vee onder één dak32 Bronstijd (1500-800 v. Chr.)33 IJzertijd (800 v. Chr.-0)44 Romeinse tijd (0-400 na Chr.)44 Middeleeuwen (400-1500 na Chr.)

50 Woonstalhuizen in het waddengebied 50 Weinig gegevens51 De oudste bewoning:

kolonisatie vanuit de zandgronden?66 Vroege Romeinse tijd:

terugkeer naar het zand?68 Vroege middeleeuwen:

nieuwkomers uit het oosten?72 Late middeleeuwen:

ook de veengebieden raken bewoond

76 Tot slot: archeologie en maatschappij

Page 5: 1500 jaar boerderijbouw op onbedijkte kwelders

04 05Voorwoord

nederzettingen en grafvelden in staat voor de meeste regio’s binnenNederland een gedetailleerd beeld te geven van de ontwikkelingvan lokale boerengemeenschappen van enkele duizenden jarenvoor Christus tot diep in de Middeleeuwen. Het omvangrijkewerk van prof. dr.Tjalling Waterbolk is hiervan het beste voorbeeld(zie Bazelmans, Kolen en Waterbolk 1997).

Archeologen hadden met plezier de hunebedden achterwegegelaten en geopteerd voor een venster waarin de boerderij, hetvee, het erf en de omliggende in- en outfields centraal staan. Onzegeschiedenis is over een periode van wel vijfduizend jaar, en totver in de twintigste eeuw, vooral een verhaal van kleine boeren-gemeenschappen.Archeologen schrijven de canon liever met eenkleine dan met een hoofdletter ‘C’. Ook Waterbolks Vijftien eeuwenboerderijbouw op onbedijkte kwelders is daar een voorbeeld van. Endaarbij is niet de nieuwe wijze van voedselproductie het belang-rijkst, maar de ervaring vast te wonen op één plek; het ontstaanvan de praktijk en het idee van ‘huis en haard’.Voor het belang-rijkste deel van de pre- en protohistorie gaat het overigens voorNederland over betrekkelijk kleine aantallen mensen. Het is moei-lijk voorstelbaar maar Nederland werd vanaf het Neolithicum totin de Karolingische periode bewoond door enkele tienduizendenmensen, met uitzondering van de Romeinse tijd toen het aantalopliep tot wellicht een kwart miljoen. Tot de dichtstbevolktegebieden hoorde ongetwijfeld het onbedijkte Noord-Nederlandseterpengebied, waar de hoge natuurlijke biomassaproductie op dekwelders een intensieve veeteelt toeliet.

De overgang naar de landbouw voor de Nederlandse delta ver-dient enkele belangrijke kanttekeningen. Nederland lag ver buitenhet gebied waar de oorspong ligt voor deze nieuwe bestaans- en

Voorwoord

‘Teleurstellend’, zo luidde de reactie van veel archeologen op dein 2006 gepresenteerde historische canon (zie www.entoen.nu).In vijftig vensters wordt een overzicht gegeven van ‘het geheelvan belangrijke personen, teksten, kunstwerken, voorwerpen,verschijnselen en processen die samen laten zien hoe Nederlandzich heeft ontwikkeld tot het land waarin we nu leven’.Met tweevensters - hunebedden en de Romeinse limes - speelt de archeo-logie van en in Nederland in de canon slechts een bescheiden rol.Vier procent van de canonieke geschiedschrijving gaat over onzelange voorgeschiedenis terwijl 96% betrekking heeft op de laatste1500 jaar! Veronachtzaming van de pre- en protohistorie is echterniet het enige probleem van de canon. Bij de beschrijving van heteerste venster, dat niet alleen betrekking heeft op de hunebedden,maar ook op de ‘revolutionaire’ overgang van jagen, vissen en ver-zamelen naar landbouw, moet ook een aantal kritische kantteke-ningen geplaatst worden. Het laat zien dat historici geen flauwbenul hebben van het wetenschappelijke onderzoek naar de ge-schiedenis van Nederland en (West-)Europa vóór 1500 na Chr.

Hoewel de hunebedden ongetwijfeld een bijzonder fenomeenvormen - en uiteraard moet iedere Nederlander weet hebbenvan het bestaan en de betekenis ervan - mag niet de indrukontstaan dat de bewoning in Nederland begint met de bouwersvan deze monumentale grafkelders. Hiermee reproduceert decanon een sterk verouderd beeld dat in het onderwijs tot in dejaren zestig gemeengoed was, maar waarmee in de wetenschap altientallen jaren is afgerekend. De eenzijdige en exclusieve aandachtvoor de hunebedden doet geen recht aan een diepere voorge-schiedenis, die wel tot 300.000 jaar terug gaat, en ook niet aan deenorme vooruitgang in het archeologische onderzoek in Neder-land.Archeologen zijn op basis van grootschalig onderzoek van

Page 6: 1500 jaar boerderijbouw op onbedijkte kwelders

06

levenswijze.Voor de autochtone bevolking was een onvoorwaar-delijke en volledige overgang naar een agrarische voedselproductieook helemaal niet vanzelfsprekend. Minstens duizend jaar, in hetzesde en vijfde millennium voor Chr., bleef een wijze van voedsel-verzameling dominant, waarin oude en nieuwe voedselbronnenwerden gecombineerd. In dat verband is het ook goed te besef-fen dat de overgang naar een bestaanswijze als boer niet alleente begrijpen is als een positieve stap in het menselijke beschaving:het betekende ook de definitieve stap uit het Paradijs. In verge-lijking met jagers en verzamelaars bijvoorbeeld zijn landbouwersgedwongen een veel groter deel van hun tijd te besteden aan eco-nomische activiteiten. In de overgang naar landbouw ligt, doorhet ontstaan van mogelijkheden tot kapitaalvorming, ook heteinde van een egalitaire vormgeving van de samenleving beslotenen komt, door sedentarisatie, een versterkt besef van het verschiltussen ‘wij’ en ‘zij’ tot stand.

Het is duidelijk dat in de Noordwest-Europese laagvlakte zichnooit zeer uitgesproken sociaal-politieke verschillen tussen men-sen en binnen groepen hebben ontwikkeld, ook niet in het ter-pengebied. De mensen woonden in geïsoleerde boerderijen ofgehuchten van ten hoogste twee of drie boerderijen. Echte dorpenkwamen tot in de late ijzertijd of de Romeinse tijd niet voor.In afwijking tot wat in de grootste delen van Europa gebruikelijkwas, leefde men in Nederland samen met het vee onder één dak.Deze traditie, waaraan pas in de loop van de twintigste eeuw eeneinde is gekomen, gaat terug tot in de midden-bronstijd.Waterbolkweet deze millennialange traditie op basis van meer dan hon-derd jaar wetenschappelijk onderzoek, en op basis van een per-soonlijke betrokkenheid van meer dan zestig jaar, tot in detailte tekenen voor de periode tussen de eerste kolonisatie van hetwaddengebied in de vroege IJzertijd en de eerste bedijking in

de Volle Middeleeuwen. Zijn essay vormt een belangrijke stimu-lans voor een nadere tekening van de onderzoeksagenda voor hetNoord-Nederlandse bodemarchief, dat zowel in nationale alsinternationale zin van de grootste waarde is.

Jos Bazelmans

07Voorwoord

Page 7: 1500 jaar boerderijbouw op onbedijkte kwelders

Boerderij uit de ijzertijdIn de omgeving van Orvelte is een boerderij met bijbehorende korenopslagplaats

(spieker) uit de ijzertijd (ca. 200 v. Chr.) gereconstrueerd. Twee ingangen tegen-

over elkaar scheiden een woon en een stalgedeelte. De plattegrond werd gevon-

den bij opgravingen in Hijken. Voor vergelijkbare plattegronden zie afb. 5, 6 en 13.

Voor het reconstructiemodel zie pag. 49. (foto Staatsbosbeheer Drenthe)

Page 8: 1500 jaar boerderijbouw op onbedijkte kwelders

Inleiding

11Hoofdstuk 1

beeldjes. Een enkele maal kwam een bijzonder voorwerp vanhout aan het licht, zoals het schrijfplankje van Tolsum uit deRomeinse tijd.3 Andere topvondsten zijn het aardewerken maskervan Middelstum uit de ijzertijd en de grote fibula (mantelspeld)van Wijnaldum uit de vroege middeleeuwen. Er kwamen ook veelbeenderen van geslachte huis- en jachtdieren tevoorschijn. Som-mige waren bewerkt tot schaats; van andere waren kammen enandere gebruiksvoorwerpen gemaakt. In de mestlagen kondenzaden en andere plantenresten worden herkend.Deze oudheden uit de terpen en wierden vormen de oorsprongvan de collecties van het Fries en het Groninger Museum.

Het is aan de Leidse hoogleraar in de scheikunde Jakob Maartenvan Bemmelen (1830-1911) te danken, dat het NatuurkundigGenootschap in Groningen in 1907 het Centraal bureau voor de ken-nis van de provincie Groningen en omgelegen streken in het leven riep.Deze commissie kreeg de taak om de commerciële afgravingenwetenschappelijk te begeleiden. De wierde van Dorkwerd, vlakbijde stad Groningen, werd toen juist afgegraven. Een student, eenkandidaat in de biologie, was bereid er eens in de week een kijkjete nemen. Die student was Albert Egges van Giffen.Van Giffenwerd later landelijk en internationaal bekend door zijn opgravin-gen in de wierde van Ezinge in de jaren ’30, maar ook door zijnonderzoek naar hunebedden, grafheuvels en urnenvelden op dezandgronden.4

In 1920 stichtte hij het Biologisch-Archaeologisch Instituut van deRijksuniversiteit Groningen. Na zijn pensionering in 1954 kreegik daarvan de leiding. Bij het terpenonderzoek raakte ik betrokken,toen in 1958 bij Ruinen (Drenthe) op een tot sportveld bestemdakkercomplex een groot grafveld uit de ijzertijd (800 v. Chr.-0)werd opgegraven. Daar kwamen enkele urnen tevoorschijn, die

10

Delta-archeologieNederlanders wonen en werken nu ongeveer duizend jaar veiligachter de dijken.Aan die duizend jaar gaat een periode van vijftieneeuwen vooraf, waarin onze voorouders akkerbouw en veeteeltbedreven op regelmatig overstromende en daardoor boomlozekwelders. De huizen waarin zij toen woonden - althans de platte-gronden daarvan - vormen het centrale onderwerp van dit boek.

De bewoning in het kustgebied is een van de meest karakte-ristieke thema’s van de Nederlandse archeologie. Men kan diedelta-archeologie noemen, omdat ze zich vooral richt op de be-woning in de gezamenlijke delta van de rivieren Schelde, Maas,Rijn,Vecht en Eems.2 Het studiemateriaal ligt voor een grootdeel begraven onder natuurlijke afzettingen van rivierklei, zeeklei,duinzand of veen.Bij het onderzoek werken archeologen dan ooknauw samen met geologen, biologen en geografen.De voor- en vroeghistorische bewoning van het noordelijke kust-gebied boeit mij omdat er zoveel directe verbindingen zijn methet huidige cultuurlandschap. Het onderzoek van de huizen isnoodzakelijk als men inzicht wil krijgen in de structuur van deoude nederzettingen en in de herkomst van de bewoners.

Iets over de geschiedenis van het onderzoekHet archeologisch onderzoek naar bewoning van het wadden-gebied begon in de vroege negentiende eeuw. Toen werdenonbebouwde delen van de terpen om commerciële redenen afge-graven. De mineraalrijke terpaarde werd per schip vervoerd naarde onvruchtbare veen- en zandgronden in het achterland. Bij hetgraafwerk kwamen allerlei oudheden tevoorschijn die door lief-hebbers werden verzameld. Er werden scherven van aardewerkgevonden, zowel inheems als geïmporteerd. Ook vond men me-talen werktuigen, allerlei soorten sieraden, en bronzen goden-

Page 9: 1500 jaar boerderijbouw op onbedijkte kwelders

1312 Hoofdstuk 1

in vorm, versiering en baksel grote overeenkomst vertoondenmet potten die bij de commerciële afgravingen van de terpen inGroningen en Friesland waren gevonden. Deze worden in demusea van Leeuwarden en Groningen bewaard.

Na verder onderzoek raakte ik overtuigd dat de oudste bewonersvan de kleistreken afkomstig waren van de Drentse zandgrondenen dat ze dus niet, zoals de Friese mythe wilde, ergens uit hetoosten waren gekomen. De ouderdom, ontwikkeling en ver-spreiding van het onderzochte aardewerk duidt daar volgens mijop.5 Bovendien was er ook een aanleiding tot emigratie vanuitDrenthe. In dezelfde tijd kwamen daar op allerlei plaatsen zand-verstuivingen voor die de akkers bedreigden. Deze stelling riepveel reacties op.Er volgde allerlei onderzoek naar milieu en bewo-ning en naar het verband daartussen, zowel in de kleistreken alsop de zandgronden.

Persoonlijke belangstellingDe archeologie van het zo gevarieerde cultuurlandschap in hetnoorden van ons land is mij sindsdien bezig blijven houden. Zohield ik in 1984 de Kroon-lezing6 en publiceerde ik, meer recenteen overzichtsartikel in de bundel Landschap in Meervoud, uitge-geven onder redactie van Jan Kolen en Ton Lemaire.7

Die belangstelling heeft mogelijk ook te maken met het feit datmijn wortels in dit gebied liggen. Mijn voorouders van vaderszijdevoeren als schippers op het Reitdiep of woonden in dorpen alsUlrum, Leens en Wehe in het Marnegebied. Mijn betovergroot-vader Harm Tjallings Waterbolk was ‘waarman’ (opzichter) bij hetSchouwerzijl. Hij ligt begraven op het mooie kleine kerkhof vanKlein Maarslag, bezit van de Stichting Het Groninger Landschap.Ook diens vader en grootvader waren ‘waarman’ bij het Schou-

werzijl geweest. Mijn voorouders van moederszijde woonden inde dorpen Ruinerwold en De Wijk in zuidwest-Drenthe en daar,in Havelte, ben ik ook opgegroeid.Als schooljongen zwierf ik errond in de heidevelden, zandverstuivingen, bossen en madelanden.Als student ontdekte ik vlak na de oorlog in de vele zandgroevenaan de rand van het door de Duitsers aangelegde vliegveld deprehistorische zandverstuivingen, die ik hiervoor al noemde.8

Ook mijn voorganger Van Giffen heeft een deel van zijn jeugddoorgebracht op het platteland van Noord-Nederland.Als zoonvan een predikant, die vaak van standplaats wisselde, bracht hijhet grootste deel van zijn lagereschooltijd door in het DrentseDiever en bezocht hij de gymnasia in Sneek (vanuit het Frieseterpdorp Bozum) en in Zutphen.9 In zijn studententijd was zijnvader predikant in Zuidhorn en Goutum. Zijn speciale verbonden-heid met Drenthe blijkt uit de persoonlijke zorg die hij besteeddeaan het landschap rondom de hunebedden, en aan de vele week-enden die hij doorbracht in zijn zomerhuis in Diever. In dat dorpligt hij ook begraven.

Opzet en inhoudNa bovenstaande algemene opmerkingen geef ik in dit boekjeeerst een kort overzicht van de leefomstandigheden in de kwel-dergebieden. Vervolgens beschrijf ik hoe in het begin van devorige eeuw bij opgravingen in de terpen en op de zandgrondende huizen van de vroegere bewoners zijn ontdekt. Daarna volgteen overzicht van de ontwikkeling van boerderijtypen op de zand-gronden van de midden-bronstijd (ca. 1500 v. Chr.) tot en metde middeleeuwen (ca. 1500 na Chr.). Deze indeling is uitgebreidgeïllustreerd met plattegronden die in de afgelopen decenniazijn opgegraven.Tegen deze achtergrond worden vervolgens dein de kleistreken opgegraven huizen besproken. Daarbij komen

Page 10: 1500 jaar boerderijbouw op onbedijkte kwelders

1514 Hoofdstuk 1

problemen aan de orde over de herkomst van de bewoners ende wisselwerking met de bewoning op de zandgronden.Aan debinnenkant van de omslag vindt de lezer alle boerderijtypen diein dit boekje voorkomen in een overzichtelijke tabel. In de achter-omslag staan een legenda en een overzichtskaart van de plaatsenwaar de in dit boekje genoemde opgravingen zijn verricht. In eenslothoofdstuk geef ik mijn visie op de maatschappelijke functievan de archeologie.

Page 11: 1500 jaar boerderijbouw op onbedijkte kwelders

17Hoofdstuk 2

De woongebieden werden door brede zeearmen van elkaar ge-scheiden en moesten groot genoeg zijn om een in sociaal en bio-logisch opzicht levenskrachtige gemeenschap te herbergen in eenreeks van nederzettingen.

Sinds het begin van het terpenonderzoek in onze streken heeftmen vergelijkingen gemaakt met de bewoning op de zogenaamdeHalligen in het waddengebied van Sleeswijk-Holstein (zie fotoop de volgende pagina). Daar is een in de middeleeuwen inge-dijkt waddengebied door overstromingen getroffen, maar menis er blijven wonen op terpen. Die liggen nu buitendijks en ziener bij extreem hoog water uit als eilanden.Een principieel verschilmet de vroegere bewoning in ons waddengebeid is dat er op deHalligen alleen veeteelt werd beoefend; voor landbouwproductenwas men aangewezen op het vasteland. Momenteel leeft men ervooral van het toerisme.

16

Verdwijnende en verschijnende woongebiedenDe stijging van de zeespiegel en de voortdurende verlegging

van de kust en van de zeearmen hadden grote invloed op debewoonbaarheid van het kwelderlandschap. Sommige woonge-bieden moesten mensen na enkele eeuwen weer verlaten, nieuwegebieden kwamen beschikbaar. Soms werden ooit verlaten gebie-den in een latere periode opnieuw bewoonbaar. Er zijn maarweinig streken die gedurende de 25 eeuwen, waarvan dit boek deeerste vijftien beschrijft, blijvend bewoond zijn geweest. Eenvoorbeeld is het gebied Middag-Humsterland langs de linkeroevervan het Reitdiep. Daarin ligt de wierde van Ezinge, die later tersprake zal komen.

Mensen bouwden hun huizen op de van nature wat hogere plek-ken in het landschap. Men wierp ook wel eens een lage heuvelvan kleizoden op om zo beter tegen wintervloeden beschermdte zijn. De grote woonheuvels, die we in Friesland terpen en inGroningen wierden noemen, zijn ontstaan doordat men lang opdezelfde plek bleef wonen. Door nederzettingsafval, mest en aan-gevoerde klei kwam het woonniveau bij elke nieuwbouw wathoger te liggen.

Of men ergens kon wonen werd echter niet zozeer door dehoogte van de terp of wierde bepaald. Belangrijker was de moge-lijkheid om daarbuiten, op de open kwelder, zomergranen, peul-vruchten en planten met oliehoudende zaden te verbouwen. Dathing weer af van de frequentie van de stormvloeden. Kritischwaren vooral de perioden waarin het zaad ontkiemde en waarinde vruchtzetting plaats vond. Een enkele overstroming tijdensde lengtegroei van het gewas kon geen kwaad.10 Het vee vond opde kwelders voldoende te eten. Het zal ’s nachts op stal hebbengestaan en daar de mest hebben geproduceerd, die zoveel heeftbijgedragen aan de hoogtegroei van de terpen.

Page 12: 1500 jaar boerderijbouw op onbedijkte kwelders

HalligenLangs de westkust van Sleeswijk-Holstein liggen buiten de

huidige dijken bewoonde kweldergebieden, zogenaamde

Halligen, waar mensen op terpen woonden. Ze leefden van

de veeteelt en de visserij. Hun levensomstandigheden zijn

vaak vergeleken met die van de bewoners van het wadden-

gebied vóór de aanleg van dijken. Tegenwoordig leeft men

er vooral van het toerisme. Hier een beeld van

de terp Gröde-Appelland.

Page 13: 1500 jaar boerderijbouw op onbedijkte kwelders

Hoofdstuk 3 2120

Opgravingen van gebouwen in de terpen en op de zandgronden

Van Giffen vond de eerste duidelijke resten van gebouwen in deondergrond van de afgegraven wierde Wierhuizen bij Appinge-dam. De opgraving vond plaats in 1916 en 1917 in opdracht vande Vereniging voor Terpenonderzoek (afb. 1).11 De gebouwrestenbestonden uit paalstompen, die in de vochtige klei- en mestlagenonder in de wierde bewaard waren gebleven.Van Giffen inter-preteerde ze als de resten van de palen, die daken en wanden vanhuizen hadden gedragen. De oudste vondsten ter plaatse dateerdenuit de Romeinse tijd (0-400 na Chr.).Van Giffen merkte wel datde palen op rijen stonden, maar duidelijke plattegronden konhij er niet van maken. Dat lukte hem pas omstreeks 1930 bij zijngrote opgravingen in Ezinge.12 Hij financierde die onder meerdoor zelf de terpaarde te verkopen. Ook kreeg hij, het was crisis-tijd, de mogelijkheid om werklozen in te schakelen. In de diepstelagen van de wierde was het vlechtwerk van de wanden van dehuizen voor een deel bewaard gebleven (afb. 2).

De oudste huizen dateerden al van enkele eeuwen vóór de Ro-meinse tijd.Van Giffen zag dat de gebouwen driebeukig waren,dat wil zeggen dat de bovenbouw gedragen werd door een reeksvan paren dakdragende palen (stijlen) binnen het gebouw. Af-beelding 3 toont een klein gebouw met vier paar stijlen (zie ookafb. 28: e op p. 62).

Driebeukige gebouwen uit de voor-Romeinse tijd vond VanGiffen kort daarna ook op de Drentse zandgronden, het eerst bijSleen en Zeijen in 1934. Op de zandgronden is het hout van depalen zelf niet bewaard gebleven, maar daar zijn de kuilen waarinde palen zijn geplaatst bij zorgvuldig schaven onder de bouwvoorte herkennen. Hun donkergrijze, humusrijke vulling contrasteertmet de meestal geel en bruin getinte, ongeroerde zandgrond.Soms kan men binnen de vulling nog de vergane paalkern onder-scheiden.Afbeelding 4 geeft een beeld van de opgraving van een

Afbeelding 1Opgraving ondergrond terp

Wierhuizen bij Appingedam in 1917.

Paalstompen, deels op zuiltjes van

klei, van boerderij uit de Romeinse tijd

(archief GIA).

Page 14: 1500 jaar boerderijbouw op onbedijkte kwelders

Hoofdstuk 3 2322

Afbeelding 2Opgraving Ezinge in 1932.

Palen en vlechtwerk van de wand

van een huis zijn in de mestlagen

aan de voet van de terp bewaard

gebleven (archief GIA).

Afbeelding 3Opgraving Ezinge in 1930.

Scheefgezakte wandpalen, vlechtwand

en stijlparen van kort driebeukig huis uit

de midden-ijzertijd (500-250 v. Chr.)

(archief GIA).

Page 15: 1500 jaar boerderijbouw op onbedijkte kwelders

24

bronstijdhuis bij Elp. Het vloerniveau zelf is door het ploegenof de werking van bodemdieren en de doorworteling onherken-baar geworden.

In de terpen worden bij elke nieuwbouw de huisresten op elkaargestapeld. Door de inklinkende mestlagen komen ze vaak scheefte liggen en zijn daardoor moeilijk te vervolgen. Op de zandgron-den is echter al het organische materiaal vergaan en kunnen weop één niveau de paalkuilen van opeenvolgende boerderijen vin-den. Het uiteenrafelen van de verschillende plattegronden is danniet eenvoudig. Kleine verschillen in de richting van de paalrijenen in de diepte, kleur en vorm van de paalkuilen kunnen helpen.Maar delen van de plattegrond kunnen vernield zijn of onherken-baar zijn geraakt door latere graafwerkzaamheden van andere aard.Ook kunnen door de werking van bodemdieren en boomwortelsde contouren van de paalkuilen zijn vervaagd. Schone, eenduidige,complete plattegronden zijn op de zandgronden dan ook zeld-zaam.Als voorbeelden een foto en een getekende plattegrond vaneen gebouw uit de midden-ijzertijd, dat bij Hijken is opgegraven(afb. 5 en 6) en van een gebouw uit de vroege Romeinse tijd,dat bij Peelo is opgegraven (afb. 7 en 8).13

Het huis van Hijken is vijf meter breed en 15 meter lang. Hetstalgedeelte is herkenbaar aan de korte afstanden tussen de parenpalen die het dak dragen (stijlen). De dubbele stalboxen, die samenruimte bieden aan 12 stuks vee, worden gescheiden door steun-palen.De stalscheidingen zelf zijn in dit geval niet bewaard geble-ven. Ook de vlechtwand is maar gedeeltelijk bewaard. Op descheiding van het woon- en stalgedeelte bevinden zich een paarbrede ingangen. Buiten langs de wanden staan palen die de dakvoetsteunden. Het gebouw van Peelo is zes meter breed en 36 meterlang; het heeft vijf ingangen. Het stalgedeelte is een keer verlengd;het bood uiteindelijk ruimte aan ongeveer 50 stuks vee.

Hoofdstuk 3 25

Afbeelding 4Opgraving van boerderij uit de

late bronstijd (1100-800 v. Chr.)

bij Elp in 1959-1962. Paalkuilen

met donkergrijze vulling; ongeroerde

grond geel met donkerbruine plekken

oergrond (archief GIA).

Page 16: 1500 jaar boerderijbouw op onbedijkte kwelders

Hoofdstuk 3 27

Afbeelding 5Opgraving van boerderij 18

uit de midden-ijzertijd (500-250

v. Chr.) bij Hijken in 1969-1972

(archief GIA).

Afbeelding 6Getekende plattegrond van

boerderij 18 uit de midden-ijzertijd

(500-250 v. Chr.) bij Hijken.

(type Hijken). Schaal 1:200

Page 17: 1500 jaar boerderijbouw op onbedijkte kwelders

Hoofdstuk 3 29

Afbeelding 8Getekende plattegrond van

boerderij 58 uit de vroege

Romeinse tijd (0-200 na Chr.)

bij Peelo (type Fochteloo B).

Schaal 1:250

Afbeelding 7Opgraving van boerderij 58

uit de vroege Romeinse tijd (0-200 na Chr.)

bij Peelo in 1987. Op de voorgrond het

eenmaal verlengde stalgedeelte met door

zware paalkuilen gekenmerkte ingang

(archief GIA).

Page 18: 1500 jaar boerderijbouw op onbedijkte kwelders

30

Opgravingen in de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw

OnderzoeksbeleidAl vóór de Tweede Wereldoorlog kwam er een eind aan de com-merciële terpafgravingen. Na de oorlog kwam het accent bijnederzettingsonderzoek op de zandgronden te liggen. Ruilver-kavelingen, stedenbouw en wegenaanleg tastten overal oudewoongronden aan, wat leidde tot meldingen van archeologischevondsten. Bij de keuze voor op te graven objecten en de omvangvan de opgravingen lieten wij ons leiden door het wetenschap-pelijke belang. In de jaren van 1958 tot 1961 hadden we in deruilverkaveling Wijster een groot aantal plattegronden uit de Ro-meinse tijd (0-400 na Chr.) opgegraven.14 In Elp van 1959 tot1962 stuitten we aan de voet van een grafheuvel bij toeval opplattegronden uit de bronstijd (1800-800 v. Chr.).15 Het lag dusvoor de hand om te zoeken naar gelegenheden om huizen uitde ontbrekende perioden daartussen op te graven.We maaktendaarbij gebruik van de mogelijkheden die zich aandienden.

De aanleg van een sportveld bij Odoorn in 1966 en de bouwvan een autoweg bij Pesse van 1972 tot 197516 boden gelegenheidte zoeken naar huizen uit de vroege middeleeuwen (400-1000na Chr.). De ruilverkaveling Hijken van 1968 tot 197417 gaf degelegenheid de ijzertijd (800 v. Chr. -0) te onderzoeken. De latemiddeleeuwen (1000-1500 na Chr.) kwamen aan bod bij de aan-leg van een weg in Gasselte van 1975 tot 1977.18 Opgravingenin de nieuwe woonwijken Angelslo en Emmerhout bij Emmentussen 1960 en 1968 brachten veel nieuwe plattegronden uit debronstijd (1800-800 v. Chr.) aan het licht.19 Bij veel van deze

31Hoofdstuk 4

opgravingen vonden we ook bijgebouwen en waterputten, ensoms ook de omheiningen van de erven. Zo kregen we een beeldvan de structuur van de nederzettingen en kwam ook de studievan het cultuurlandschap als geheel in zicht.

Gouden tijden voor opgravingenDe financiering voor opgravingen was geen groot probleem.Viade toenmalige Dienst Uitvoering Werken (D.U.W.) en zijn opvol-ger, de Dienst Aanvullende Civieltechnische Werken (D.A.C.W.),konden we gesubsidieerde, uit de krimpende landbouw afkomstigearbeidskrachten inschakelen.Verder voorzag de universiteit vanGroningen in ruime personele en financiële middelen. In ruil-verkavelingen betaalde de Cultuurtechnische Dienst (C.D.) mee.Het vondstmateriaal ging naar de musea van Assen, Groningen enLeeuwarden. De conservators van de archeologische afdelingennamen deel in het veldonderzoek. Zij waren voor 50 procent indienst van de universiteit.Vele vondstmeldingen kwamen bij henbinnen.

In de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw werden in totaal enkelehonderden plattegronden opgegraven in Friesland (Boornber-gum, Foudgum, Midsland,Wartena en Wijnjeterp), Groningen(Haren, Middelstum, Groningen) en in Drenthe (Een, Elp, Emmen,Gasselte, Hijken, Noordbarge, Norg, Odoorn, Orvelte, Sleen, Peelo,Pesse,Wijster en Zeijen). (zie kaart achterin).

Achteraf gezien waren het gouden tijden.Toen werd voor hetnoorden van het land de basis gelegd waarvan de huidige com-merciële archeologie nog steeds profiteert.

Page 19: 1500 jaar boerderijbouw op onbedijkte kwelders

3332

Woonstalhuizen:indeling in typen

Hoofdstuk 5

Mens en vee onder één dakDe opgegraven gebouwen zijn zogenoemde woonstalhuizen:huizen waarin mens en vee onder één dak woonden. Per periodevertonen die huizen verschillen in de patronen van onder anderedakdragende palen (stijlen), wandpalen, stalindeling, plaats enaantal ingangen. In mijn in 2009 verschenen boek GetimmerdVerleden heb ik ruim 30 gebouwtypen onderscheiden voor hetgebied tussen de rivieren Eems en (Oude) IJssel, dus inclusiefhet Reiderland en het Eemsland in het nabije Duitsland.20

Voor de zandgronden in dit gebied bestrijken die typen in totaalongeveer 3500 jaar, van de vroege bronstijd (vanaf 2000 voor Chr.)tot en met de late middeleeuwen (einde 1500 na Chr.). Elk typeis gedurende een periode van een klein aantal eeuwen in gebruikgeweest. Om de verschillen te illustreren laat ik in chronologischevolgorde enkele voorbeelden zien met telkens drie of vier platte-gronden per type. De keuze daarvan wordt mede bepaald doorde rol, die ze verderop in dit betoog zullen spelen als vergelijkings-materiaal voor de huizen die in het waddengebied zijn opgegraven.Rode lijnen geven het veronderstelde verloop van de wand aan;groene lijnen verbinden de belangrijkste elementen van de dragen-de structuur. (achterin staat een uitgebreide legenda).

Bronstijd (1500-800 v. Chr.)De typen Emmerhout (midden-bronstijd, 1500-1100 v. Chr.)(afb. 9) en Elp (late bronstijd, 1100-800 v. Chr.) (afb. 10.) latenzien in welke huizen men woonde op de zandgronden ruimvoordat de kleistreken werden gekoloniseerd.

Het zijn driebeukige gebouwen die onder meer verschillen in deplaats en uitvoering van het stalgedeelte: dubbele stalboxen in hetcentrale gedeelte van het huis bij het type Emmerhout, verdub-beling van de stijlparen in de helft van het huis bij het type Elp.Het huis van Emmerhout (afb. 9: a) vertoont uitzonderlijk veeldetails, zoals de vlechtwand buiten de wandpalen, drempelkuilenbij twee van de drie ingangen, sleuven waarin de schotten van destalboxen zijn geplaatst, en enkele stijlen die de nok van het huisondersteunden. Zulke goed bewaarde plattegronden zijn zeldzaam.

IJzertijd (800 v. Chr. - 0)De onderling nauw verwante typen Een (afb. 11) en Wachtum(afb. 12) zijn kenmerkend voor de vroege ijzertijd (800-500 v.Chr.), de periode direct voorafgaand aan de kolonisatie vanaf dezandgronden, waar ik eerder in dit boek al melding van maakte.

De gekoppelde buitenpalen hebben waarschijnlijk een dakdragen-de functie gehad, samen met een klein aantal stijlparen binnenhet huis. De typen verschillen maar weinig van elkaar. Bij hettype Wachtum is de wand in een diepe sleuf geplaatst, terwijl bijhet type Een de wand alleen te herkennen is aan vaak maar tendele bewaarde paalkuilen. Binnen het werkgebied is het typeWachtum ook meer zuidelijk verspreid. Het komt ook voor op deVeluwe en in Noord-Brabant.

Uit de midden-ijzertijd (500-250 v.Chr.) dateren zowel het drie-beukige type Hijken (afb. 13), als het tweebeukige type Dalen(afb. 14). Beide typen lopen waarschijnlijk door tot in de lateijzertijd (250 v. Chr.-0).

Page 20: 1500 jaar boerderijbouw op onbedijkte kwelders

Hoofdstuk 534

Afbeelding 10Voorbeelden van het type Elp

(late bronstijd, 1100-800 v. Chr.)

afkomstig van Elp (a, b) en

Deventer-Margijnenenk (c).

Schaal 1:300

Afbeelding 9Voorbeelden van het type

Emmerhout (midden-bronstijd,

1500-1100 v. Chr.), afkomstig

van Emmerhout (a), Hijken (b)

en Dalen-Huidbergsveld (c).

Schaal 1:300

35

a

b

c

a

b

c

Page 21: 1500 jaar boerderijbouw op onbedijkte kwelders

Hoofdstuk 5

Afbeelding 12Voorbeelden van het type Wachtum

(vroege ijzertijd, 800-500 v. Chr.)

afkomstig van Angelslo (a), Wachtum (b),

Emmerhout (c) en Winterswijk (d).

Schaal 1:300

36

Afbeelding 11Voorbeelden van het type Een,

(vroege ijzertijd, 800-500 v. Chr.)

afkomstig van Zwolle (a),

Een (b) en Peelo (c, d).

Schaal 1:300

37

a

b

a

c

d

b c

d

Page 22: 1500 jaar boerderijbouw op onbedijkte kwelders

Hoofdstuk 5

Afbeelding 14Voorbeelden van het type Dalen

(midden-ijzertijd, 500-250 v. Chr.),

afkomstig van Dalen (a), Colmschate

(b) en Borne (c). Schaal 1:250

38

Afbeelding 13Voorbeelden van het type Hijken

(midden-ijzertijd, 500-250 v. Chr.),

afkomstig van Hijken (a), Peelo (b)

en Colmschate (c). Schaal 1:250

39

a

c

a

c

b

b

Page 23: 1500 jaar boerderijbouw op onbedijkte kwelders

Afbeelding 16Voorbeelden van het type Wijster B

(late Romeinse tijd, 200-400 na Chr.),

afkomstig van Wijster. Schaal 1:250

Afbeelding 15Voorbeelden van het voorlopige

type Zeijen, afkomstig van Zeijen.

Schaal 1:250

Hoofdstuk 5 4140

a

b

c

a

b

c

Page 24: 1500 jaar boerderijbouw op onbedijkte kwelders

Afbeelding 18Voorbeelden van het type Odoorn C

(achtste eeuw na Chr.), afkomstig

van Odoorn (a, b) en Sleen (c).

Schaal 1: 250

42

Afbeelding 17Voorbeelden van het type Odoorn A

(zesde eeuw na Chr.), afkomstig

van Odoorn. Schaal 1:250

Hoofdstuk 5 43

a a

b

c

b

c

Page 25: 1500 jaar boerderijbouw op onbedijkte kwelders

44

Tegenover het principiële verschil in dakdragende structuur staanals punten van overeenkomst de dakvoetsteunen buiten de wanden de steunpalen voor de dubbele stalboxen binnen de wand.Het type Dalen komt in Drenthe alleen voor in het uiterste zuid-oosten; het is verder algemeen in Overijssel, Gelderland en in hetzuiden van het land.

Romeinse tijd (0-400 na Chr.)Het eenvoudige, voorlopige type Zeijen (afb. 15) dateert vanomstreeks het begin van de jaartelling.Het type Wijster B (afb. 16)met zijn gecompliceerde opbouw dateert uit de late Romeinsetijd. Dit type is driedelig en deels eenbeukig, deels driebeukig.De stalboxen zijn nu enkel.

Middeleeuwen (400-1500 na Chr.)De eenbeukige, driedelige typen Odoorn A (afb. 17) Odoorn B(niet afgebeeld) en Odoorn C (afb. 18) kenmerken de huizenbouwop de zandgronden in respectievelijk de zesde en achtste eeuwna Christus. Dubbelpalen dragen het dak, waarbij de wand zichverplaatst van de buitenste van de dubbelpalen naar de binnenste.De veestalling, ook nu met enkele stalboxen, bevindt zich ineen van de einddelen.

Uit de tiende tot veertiende eeuw na Christus dateren de typenGasselte A (afb. 19) en Gasselte B (afb. 20) en Gasselte B’ (afb. 21).Ze zijn zwaar gebouwd en hebben gebogen wanden en verbredin-gen, zogenoemde uitkubbingen.

Hoofdstuk 5 45

Afbeelding 19Voorbeelden van het type Gasselte A

(tiende eeuw na Chr.), afkomstig van

Gasselte (a), Pesse (b) en Peelo (c).

Schaal 1:250

a

b

c

Page 26: 1500 jaar boerderijbouw op onbedijkte kwelders

Hoofdstuk 5 4746

Afbeelding 20Voorbeelden van het type Gasselte B,

(elfde tot veertiende eeuw na Chr.),

afkomstig van Gasselte (a) en

Colmschate (b). Schaal 1:300

Afbeelding 21Voorbeelden van het type Gasselte B’

(elfde tot veertiende eeuw na Chr.),

afkomstig van Peelo (a) en Pesse (b).

Schaal 1:300

a a b

b

Page 27: 1500 jaar boerderijbouw op onbedijkte kwelders

Hoofdstuk 5 49

ReconstructieReconstructiemodel voor

een huis van het type Hijken,

gemaakt door Carlo Huijts.

48

In de aard, opeenvolging en verspreiding van de huistypen kunnennaast regionale tradities ook bouwtechnische ontwikkelingen,invloeden vanuit andere gebieden, aanpassingen aan het landschapen veranderingen in de bedrijfsvoering tot uiting komen. In deindividuele exemplaren van de huistypen kunnen verschillen inbedrijfsgrootte en in de sociale positie van de bewoners binnen degemeenschap te zien zijn.

De archeoloog dateert de plattegronden met behulp van het geas-socieerde vondstmateriaal. Hij signaleert de wetmatigheden inde plaats van de paalkuilen ten opzichte van elkaar en baseertdaarop zijn indeling in typen.Voor de vertaling van de gevondenpatronen in bouwtechnische constructies is de archeoloog echterafhankelijk van architecten, die gespecialiseerd zijn in landelijkebouwkunst. Een eerste poging daartoe is gedaan door Carlo Huijtsin 1992. 21 Sindsdien is het materiaal enorm gegroeid. Een nieuwestudie zou details in de plattegronden naar voren kunnen brengendie we nu wellicht over het hoofd zien.

Page 28: 1500 jaar boerderijbouw op onbedijkte kwelders

50 51Hoofdstuk 6

Weinig gegevensVoor de kleistreken is het beeld veel minder volledig dan voor dezandgronden. Een belangrijke oorzaak is dat er voor het verkrij-gen van een huisplattegrond in een terp veel meer grond verzetmoet worden dan op zand. Het aantal complete plattegrondenis erg klein en er zijn bovendien enkele hinderlijke geografischeen chronologische hiaten.Al tonen de plattegronden uit de terpensoms meer details van de wand en de ingangen van de huizen, eendoorlopend beeld kunnen we nog niet schetsen.Wel is er na VanGiffen nog het een en ander gebeurd op het gebied van onder-zoek. Ik noem als grotere projecten de opgravingen in Tritsumin de jaren 1958-1961,22 in de Groningse stadswijk Paddepoel in1964,23 in Foudgum in 1966,24 in Middelstum-Boerdamsterwegin 1970-1973,25 in Neerwolde in 1975-197626 en in Heveskes-klooster in 1982-1988.27 Na mijn pensionering in 1987 volgdenopgravingen in Wijnaldum in 1991-1993,28 op het Oldehoof-ster Kerkhof in Leeuwarden in 2004-200629 en in Hallum in2009 (zie kaart achterin).

Dit neemt niet weg dat de voorsprong die het terpengebied oparcheologisch gebied vóór de oorlog had, nadien is veranderdin een achterstand. In de nationale onderzoeksagenda voor dearcheologie, die onlangs op verzoek van de Waddenacademie isgeactualiseerd,30 vormen de late prehistorie en de protohistorie(bronstijd en ijzertijd) van het noordelijke kustgebied terecht eenzwaartepunt. In deze agenda wordt bovendien gewezen op het feitdat enkele van de bovengenoemde opgravingen naar de huidigemaatstaven niet volledig zijn uitgewerkt en gepubliceerd. Dit geldtmet name voor de projecten Ezinge,Tritsum, Middelstum-Boer-damsterweg en Heveskesklooster.

Woonstalhuizen in het waddengebied

Ik ga nu een aantal plattegronden behandelen, en de overeenkom-sten en verschillen bespreken met gelijktijdige plattegronden vande zandgronden. Zo kunnen we misschien iets te weten komenover de herkomst en verwantschap van de bewoners van het wad-dengebied. Dat is een oud thema dat ook bestudeerd wordt opbasis van andere archeologische resten, zoals aardewerk. Ik kies vierperioden: de oudste bewoningsfase omstreeks 500 voor Chr.,de Romeinse tijd, de vroege middeleeuwen en ten slotte de latemiddeleeuwen.

De oudste bewoning: kolonisatie vanuit de zandgronden?Als omstreeks 500 voor Chr. in de kleistreken van Friesland,Groningen en het Reiderland de bewoning begint, zijn er al drie-duizend jaar voorbij waarin mensen op aangrenzende zandgrondeneen gemengd boerenbedrijf uitoefenden. Zij woonden al ongeveerduizend jaar lang met hun vee onder één dak, zo blijkt uit onshuizenonderzoek sinds de midden-bronstijd (1500-1100 v. Chr.).Zij namen hun ervaring mee naar de nieuwe omgeving, toendie omstreeks 500 v. Chr. bij de overgang van de vroege naar demidden-ijzertijd voor permanente bewoning bruikbaar werd.Wonen op de kleigronden werd mogelijk als gevolg van een bij-zonder gunstige geologisch-klimatologische ontwikkeling die hierverder buiten beschouwing moet blijven.31

Aan de feitelijke kolonisatie van het kleigebied is waarschijnlijkeen korte pioniertijd voorafgegaan. ’s Zomers trok men met hetvee het gebied in en bouwde daar eenvoudige hutten en houtenplatformen (spiekers) waarin hooi werd verzameld.32 Zo’n zomer-nederzetting is waarschijnlijk in Middelstum-Boerdamsterwegopgegraven (afb. 22, westelijke kern).

Page 29: 1500 jaar boerderijbouw op onbedijkte kwelders

Hoofdstuk 6 5352

Afbeelding 22Middelstum-Boerdamsterweg, periode 1.

Nederzetting uit de ijzertijd aan de oever van een kreek

met zijkreken. De westelijke kern bestaat uit enkele malen

vernieuwde hutten met spiekers en representeert waar-

schijnlijk een fase met alleen zomerbewoning; de iets jongere

oostelijke kern bestaat uit een door gegraven sloten omgeven,

permanent bewoonde boerderij (type Hatzum) met aangren-

zend platform en door sloten begrensde akkerpercelen.

Schaal 1: c.1500

Afbeelding 23Hatzum-Boomborg, periode 1a.

Boerderijen en spiekers. In het

centrum een woonhuis zonder stal.

Schaal 1:600

open water (gulleys)

ditches

Page 30: 1500 jaar boerderijbouw op onbedijkte kwelders

Hoofdstuk 6

complete huisplattegronden.36 In Hatzum konden de opgraverszes woonniveau’s boven elkaar onderscheiden, elk met vier tot vijfhuizen en bijbehorende spiekers.Afbeelding 23 geeft een overzichtvan de gebouwen van het oudste niveau.

Uiteindelijk werd de nederzetting verlaten. Ook bij Middelstumgaat het om een nederzetting die na enkele eeuwen werd overslibd,en wel zodanig dat er aan de oppervlakte niets meer te zien was.Zij werd dan ook pas ontdekt toen op het betreffende perceelklei gegraven zou worden voor een steenfabriek en de klei onge-schikt bleek om daarvan stenen te bakken. De oostelijk van depioniershutten gelegen permanente nederzetting bestond uiteen door gegraven sloten omgeven boerderij. Bij de boerderijlagen een platform en enkele spiekers, met aansluitend een paareveneens door sloten begrensde, niet bebouwde percelen. Mogelijkdienden deze percelen als akkers (afb. 22, oostelijke kern). InEzinge lag het oudste volledig bewaarde huis op de vlakke kweldernet buiten een bewoonde kern. Die kern kon niet verder onder-zocht worden, want ze lag onder het kerkhof (afb. 24).

De huizen van de vier genoemde plaatsen blijken onderling nauwverwant te zijn en kunnen tot één type gerekend worden. Dit hebik het type Hatzum genoemd, omdat in Hatzum de meeste platte-gronden zijn gevonden. Ik onderscheid twee subtypen: Hatzum(met een wand bestaande uit palen met vlechtwerk) (afb. 26)en Jemgum (met een wand bestaande uit tussen dubbelpalengeklemde planken (afb. 27).

De huizen van het type Hatzum zijn driebeukig. Bij een breedtevan ongeveer vijf meter variëren ze nogal in lengte. Soms is ereen duidelijk woon- en staldeel te onderscheiden,met in het stal-gedeelte een kortere en meer regelmatige afstand tussen de stijl-

5554

Tussen een stelsel van natuurlijke geulen herkennen we de platte-gronden van vijf of zes, elkaar kennelijk opvolgende, lichtge-bouwde driebeukige huisjes, met daarnaast een achttal spiekersvan verschillende vorm, die ook niet gelijktijdig kunnen hebbenbestaan. Ook op het Groningse industrieterrein Eemspoort, opde oever van de Hunze en binnen zichtafstand van de Hondsrug,zijn aanwijzingen gevonden voor vroege pionieractiviteiten opde kwelders zonder permanente bewoning.33 Die plek is bijzonderinteressant, omdat ze laat zien dat de rivieren de verbindingswegvormden met de vanouds bewoonde wereld op de zandgronden.De in de Middelzee (de voormalige zeearm tussen Westergo enOostergo) uitstromende Boorne en Drait kunnen voor Westergoen Oostergo dezelfde rol hebben gespeeld als het Oude Diep,de Drentsche Aa, de Hunze en de Eems in het oostelijke deel vanhet terpengebied. Overigens is onze kennis van deze pionier-activiteiten nog zeer beperkt. Hier ligt een belangrijk thema voortoekomstig onderzoek.

Huisplattegronden uit de oudste fase van permanente bewoning,die uit het begin van de midden-ijzertijd dateren, kennen we vanvier plaatsen. Dat zijn Ezinge langs de Hunze, Middelstum-Boer-damsterweg langs de Fivel, en tot slot Jemgum34 en Hatzum-Boomborg35, beide gelegen langs de Beneden-Eems in Duitsland(zie kaart achterin). De laatste twee zijn in de jaren ’50 en ’60van de vorige eeuw opgegraven door Werner Haarnagel van hetInstitut für Historische Küstenforschung in Wilhelmshaven.Het is jammer dat we uit Westergo en Oostergo nog geen huizenuit de ijzertijd kennen. Onze eigen opgraving in Tritsum wasnegatief, want het voor onderzoek beschikbare deel van de terpbleek buiten de oude kern te liggen. Het onderzoek van de zoolvan de terp Stapert bij Wommels in 1992 leverde wel een oudewaterput uit de pioniertijd op, en enkele palen, maar helaas geen

Page 31: 1500 jaar boerderijbouw op onbedijkte kwelders

Hoofdstuk 6 57

Afbeelding 25Ezinge, periode 2. Stalgedeelte

van grote boerderij met enkele

bijgebouwen (type Hatzum).

Schaal 1:600

56

Afbeelding 24Ezinge, periode 1c.

De oudste volledig opgegraven

boerderij (type Hatzum) met

aangrenzend platform.

Schaal 1:600

A

A

A = terp

Page 32: 1500 jaar boerderijbouw op onbedijkte kwelders

5958 Hoofdstuk 6

Afbeelding 27Voorbeelden van het type Hatzum,

subtype Jemgum, afkomstig van

Hatzum (a, b, d) en Jemgum (c).

Schaal 1:250

a

b c

d

Afbeelding 26Voorbeelden van het type Hatzum,

subtype Hatzum, afkomstig van

Hatzum. Schaal 1:250

a

b c

d

Page 33: 1500 jaar boerderijbouw op onbedijkte kwelders

Natuurlijk had ik verwacht dat op de zandgronden plattegrondenzouden voorkomen, verwant aan het type Hatzum. Dat leek ineerste instantie toch niet het geval te zijn.Tot voor kort kendenwe uit de vroege ijzertijd op de Drentse zandgronden alleen deonderling nauw verwante typen Een (afb. 11, zie p. 36) enWachtum (afb. 12, zie p. 37)

Het is al op het eerste gezicht duidelijk dat de verschillen met hettype Hatzum erg groot zijn en niet op verwantschap wijzen. Eendirect verband is er echter wel met een type, dat pas kort geledenbij opgravingen in Borger is herkend, het op het eerste gezichtweinig karakteristieke type Borger A (afb. 29).

Een enkele ouderdomsbepaling wijst op de late bronstijd of devroege ijzertijd. Het type bleek bij nadere beschouwing ook inNoordbarge (afb. 30) en Hijken (afb. 31) voor te komen. Er zijngoede gronden om aan te nemen dat het type op die plaatsendoorloopt tot de midden-ijzertijd. Het gaat hier om plattegronden,die ik in eerste instantie als atypisch terzijde had gelegd.

Hatzum en Borger A hebben een aantal overeenkomsten. De af-standen tussen de stijlparen variëren. Soms is er één ingang in eenvan de lange zijden, soms is er een wand van dubbelpalen.Watvooral opvalt is dat in beide typen de kenmerken van de oudereen jongere huistypen ontbreken. Ik concludeer hieruit dat de eer-ste bewoners van de kleistreken afkomstig zijn uit nederzettingenop de zandgronden, waar men woonde in huizen van het typeBorger A.

Dit betekent dat er in Drenthe tegen het einde van de vroegeijzertijd kennelijk twee huistypen naast elkaar in gebruik waren.In dit verband is het interessant dat er in die tijd ook in het aarde-

paren dan in het woongedeelte. Soms zien we ook dwarse schot-ten in het stalgedeelte. Daarnaast zijn er korte gebouwen met eencentrale haard en een grote afstand tussen de beide stijlparen.Het zijn kennelijk woonhuizen zonder stal. Ook de plaats van deingangen varieert. Bij de grotere huizen is er een ingang in dekorte stalzijde. Opvallend is dat er in de lange zijden op de grensvan het woon- en stalgedeelte soms maar één ingang is. Dit geldtook voor de huizen van Middelstum en Ezinge (afb. 28: a, b).Bij alle andere huistypen uit de ijzertijd vinden we op deze plaatstwee ingangen tegenover elkaar (zie afb. 11-14 op p. 36-39).

Ook de huizen van de volgende bewoningsfase in Ezinge (afb. 25 en28: c-e) behoren tot het type Hatzum. De verdere ontwikkelingin Ezinge kunnen we door middel van opgegraven plattegrondenof delen ervan (typen Hijken en Noordbarge) vervolgen tot in deRomeinse tijd. In tegenstelling tot de woonplaatsen bij Middel-stum en Hatzum bleef Ezinge bewoond tot op de huidige dag.

Op de boomloze kwelders zal men het bouwmateriaal voor dehuizen en brandstof van ver hebben moeten aanslepen, uit debossen op de rivieroevers en de zandkoppen in het uitgestrekte,met hoog- en moerasvenen bedekte achterland.Van de menselijkeactiviteiten in dit voor de kwelderbewoners ongetwijfeld belang-rijke gebied hebben we nog maar weinig concrete sporen kunnenontdekken. Ook hier ligt een belangrijk veld voor toekomstigonderzoek.Alleen ter hoogte van de stad Groningen dringen devanouds bewoonde hoge zandgronden van de Hondsrug door totbijna direct in het kleigebied.

61Hoofdstuk 660

Page 34: 1500 jaar boerderijbouw op onbedijkte kwelders

6362 Hoofdstuk 6

Afbeelding 29Voorbeelden van het type Borger A,

afkomstig van Borger (a), Peelo (b)

en Colmschate (c). Schaal 1:250

a

b

c

Afbeelding 28De oudste volledig opgegraven boerderijen

van Middelstum-Boerdamsterweg (a) en Ezinge,

periode 1 (b), met drie gebouwen van Ezinge,

periode 2 (c-e) (alle type Hatzum). Schaal 1:250

a

d

c

b

e

f

Page 35: 1500 jaar boerderijbouw op onbedijkte kwelders

6564 Hoofdstuk 6

Afbeelding 31Boerderijen van het type Borger A,

afkomstig van Hijken.

Schaal 1:250

Afbeelding 30Boerderijen van het type Borger A,

afkomstig van Noordbarge.

Schaal 1:250

Page 36: 1500 jaar boerderijbouw op onbedijkte kwelders

6766 Hoofdstuk 6

Afbeelding 32Boerderijen van het voorlopige

type Zeijen (vroege Romeinse tijd),

afkomstig van Wartena (a),

Wierhuizen (b) en Sneek (c).

Schaal 1:250

a

b

c

werk en de grafvormen binnen Drenthe van plaats tot plaats groteverschillen zijn. Een mogelijke verklaring is dat vreemde groepenmensen - met huizen van het type Wachtum of Een - vanuit hetzuiden Drenthe zijn binnengedrongen. De oude bevolking trokmogelijk voor een deel naar het kleigebied. Dit proces kan be-halve door de eerder genoemde zandverstuivingen op de hogegronden, ook zijn bevorderd door de weer op gang gekomengroei van het hoogveen, sinds ongeveer 800 voor Christus. Dekwaliteit en de omvang van het woongebied op de hoge grondengingen door die twee factoren in de ijzertijd geleidelijk achteruit.Deze werkhypothese, die ik in ander verband verder heb uitge-werkt37, zal door verder onderzoek moeten worden getoetst.

Vroege Romeinse tijd: terugkeer naar het zand?Een duidelijke, maar kleine plattegrond uit de vroege Romeinsetijd is al in 1965 opgegraven in Warstiens, in de ruilverkavelingGarijp-Wartena (afb. 32: a). Enkele minder duidelijke plattegron-den kennen we van Sneek (afb. 32: c) en ook de door Van Giffenin Wierhuizen opgegraven huizen (afb. 32: b) lijken verwant tezijn. In mijn boek ‘Getimmerd Verleden’ heb ik de plattegrondenvergeleken met enkele gebouwen, die op de zandgronden zijnopgegraven in een versterkte nederzetting bij Zeijen (op de zand-gronden nabij Assen) en die ik tot het voorlopige type Zeijen hebgerekend (afb. 15, zie p. 40)

Juke Dijkstra en Johan Nicolay leidden in 2005-2006 opgravin-gen op het Oldehoofster kerkhof in Leeuwarden. De onlangsgepubliceerde plattegronden die dat opleverde verschaffen meerduidelijkheid.38 Het zijn soms zeer lange, driebeukige gebouwenmet een eenvoudige wand van palen en vlechtwerk. Steunpalenvoor de stalschotten en de dakvoetsteunen, kenmerkend voor deplattegronden zowel op het zand als de klei uit de voorafgaande

Page 37: 1500 jaar boerderijbouw op onbedijkte kwelders

6968 Hoofdstuk 6

late ijzertijd, zijn er niet. In Drenthe krijgen we in deze tijd weerte maken met geografische verschillen in de huizenbouw. Derecente opgravingen in Midlaren39 tonen aan dat de ontwikke-ling in het noorden van Drenthe in de Romeinse tijd heel andersis verlopen dan die in Wijster in midden Drenthe. Het is denk-baar dat we in dit geval te maken hebben met een omgekeerdemigratie: een trek van terpenbewoners terug naar het zand. Er zijnstudies van het aardewerk die deze theorie ondersteunen. Het zouvan groot belang zijn als meer goede huisplattegronden uit deRomeinse tijd uit het terpengebied voor vergelijking beschik-baar zouden komen.

Vroege middeleeuwen: nieuwkomers uit het oosten?In de vroege middeleeuwen geven de huisplattegronden weerandere interpretatieproblemen. Onze kennis baseren we ook indit geval op onderzoek van Van Giffen. Het gaat om een opgravingin 1939 in een van de Tuinster wierden tussen Wehe en Leens.40

Daar werden driebeukige gebouwen opgegraven met een bredewand van gestapelde kleizoden, met daartegenaan een binnen-wand van vlechtwerk. In korte tijd groeiden deze terpen snel inde hoogte (afb. 33).

Zodenwandhuizen van wat ik het type Leens (afb. 34) heb ge-noemd, zijn sindsdien ook gevonden in Foudgum en Hallum en,zonder bewaard gebleven dakdragende palen, in Wijnaldum enHeveskesklooster (zie kaart achterin).

Op de Drentse zandgronden komen in dezelfde tijd heel anderehuizen voor. In en na de Romeinse tijd verdwijnt de driebeukigestructuur geleidelijk en wordt vervangen door een eenbeukige.De sleutel tot deze ontwikkeling vonden we bij opgravingen inWijster, Eursinge en vooral in Odoorn. Het dak wordt nu ge-

Afbeelding 33Opgraving van de Tuinster Wierde

bij Leens in 1939. Doorsnede door

brede huiswanden van gestapelde

kleizoden, met daartussen mestlagen

(archief GIA).

Page 38: 1500 jaar boerderijbouw op onbedijkte kwelders

7170 Hoofdstuk 6

dragen door paren dubbelpalen ter hoogte van de wand. De wandzelf verschuift geleidelijk van de buitenste van de dubbelpalennaar de binnenste. Op grond daarvan heb ik de typen Odoorn A(afb. 17, zie p. 42) Odoorn B en Odoorn C (afb. 18, zie p. 43)onderscheiden.

Eenbeukige huizen verwant aan de Odoorn-typen, komen voorin Westfalen (Warendorf), op de Veluwe (Kootwijk, Hoog-Buur-loo), in het rivierengebied (Dorestad) en in het west-Nederlandsekustgebied (Den Haag, Katwijk, Rijnsburg, Uitgeest,Texel).Verderoostelijk op de zandgronden langs de Duitse kust in Oldenburgen in het gebied tussen de rivieren Elbe en Wezer, en ook in hetzuiden en midden van Jutland blijft in de Romeinse tijd en devroege middeleeuwen het klassieke driebeukige bouwprincipebestaan.

De oorsprong van het driebeukige type Leens vormt dus eenprobleem. De dichtstbijzijnde huizen met zodenwanden vindenwe op het Noordfriese eiland Sylt, waar ze dateren uit de midden-Romeinse tijd. Ze komen ook voor in het noorden van Jutlanden in Noorwegen.Aan de ene kant zou men kunnen denken, dathet op al deze plaatsen gaat om een lokale ontwikkeling, in ganggezet door het ontbreken of niet toegankelijk zijn van voldoendebouwmateriaal in de omgeving. De dakdragende structuur ver-andert immers niet.Aan de andere kant valt het verschijnen vandit huistype in onze kleistreken, vermoedelijk al in de vijfde eeuw,samen met een hernieuwde bewoning van het terpengebied. Opgrond van studies van het aardewerk en de metaalimporten lekendelen van het gebied een periode ontvolkt te zijn geweest. Samenmet de bouwwijze van de wand zou het driebeukige bouw-principe op een nieuwe kolonisatiegolf kunnen wijzen, die in ditgeval zeker niet uit Drenthe, maar uit het Noord-Duitse kust-gebied afkomstig zou zijn. Ook hier is nog veel onderzoek nodig.

Afbeelding 34Voorbeelden van het type Leens,

afkomstig van Leens (a-c) (vroege

middeleeuwen 0-200 na Chr.) en

Foudgum (d). Schaal 1:300

a

b c

d

Page 39: 1500 jaar boerderijbouw op onbedijkte kwelders

7372 Hoofdstuk 6

In de late middeleeuwen vinden we bewoning op grote schaal inhet achterland van de terpen. Dat was eerst een met rivieren door-sneden gebied van moerasbossen en hoogvenen. Het kon pasdoor de groeiende bevolking geëxploiteerd worden nadat het ont-waterd was.Van het begin van die bewoning weten we eigenlijkmaar heel weinig. Wel is het duidelijk dat de exploitatie begonzowel vanuit het terpengebied als vanuit de Drentse zandgronden.Uiteindelijk heeft dit geleid tot het uitgestrekte wegdorpenland-schap, dat de gehele ruimte tussen het terpengebied en de hogeredelen van het Drents plateau opvult. Denk aan gebieden als deFriese Wouden, het Westerkwartier, Duurswold en het Oldambt.Van Giffen groef al in 1926 kleine gebouwen op in Peizerwold(afb. 35) die meer zeggen over het huistype.

De gebouwen die in 1962 bij Wijnjeterp (afb. 36) zijn opge-graven verschaffen verdere inzichten voor het huizenonderzoek.Deze gebouwen dateren uit de late middeleeuwen. In dit gebiedis het echter vooral belangrijk om meer greep te krijgen op devoorafgaande perioden. Aanwijzingen voor kleinschalige exploita-tie van de rand van de venen vinden we al in de Romeinse enMerovingische tijd. De ontginningen van de veengebieden zelflijken in de Karolingische tijd te beginnen (vanaf de achtste eeuwna Chr.). Over de details van deze activiteiten is heel weinig bekend.Dit zou een zwaartepunt moeten zijn voor toekomstig onderzoek.

Het klei-, veen- en zandgebied van noord-Nederland kent eenboeiende variatie aan nog redelijk intacte cultuurlandschappenvan verschillende ouderdom en structuur, die op een intrigerendemanier met elkaar vervlochten zijn. Willen we hun ontstaan engroei begrijpen dan is een interregionale studie van de materiëlecultuur met een grote tijdsdiepte nodig. Ik hoop te hebben aange-toond dat het huizenonderzoek daartoe een bijdrage kan leveren.

Late middeleeuwen: ook de veengebieden raken bewoondAan de regionale verschillen in huisvormen lijkt een eind tekomen in de late middeleeuwen,wanneer overal in ons werkgebiednieuwe huistypen gaan overheersen: de typen Gasselte B (afb. 20,zie p. 46) en Gasselte B’ (afb. 21, zie p. 47).Ze zijn gekenmerkt door grote breedte, zware gebintstijlen, lichtgebogen wanden, een brede ingang aan de korte stalzijde en hetvaak voorkomen van verbredingen, zogenaamde uitkubbingen.Bij het type Gasselte B’ is het woongedeelte gekenmerkt doorgrotere afstanden tussen de stijlparen.We werden voor het eerstmet deze typen geconfronteerd bij de opgravingen in Gasselte.In de negende eeuw begon hier een ontwikkeling met gebogenwanden bij driedelige huizen met buitenpalen, die nog tot deOdoorn-serie behoorden (het type Odoorn C’, hier niet afgebeeld).Een probleem bij deze huizen is dat we niet goed de voordelenvan de gebogen wand begrijpen en ook niet weten waar mendie voor het eerst toepaste.Wel is duidelijk dat het principe in denegende eeuw al wijd verbreid was in onze streken en ten noord-oosten daarvan.41

Huizen van het type Gasselte B zijn inmiddels op tal van plaatsenop de zandgronden van noord- en midden-Nederland gevonden,en ook op een paar plaatsen in de kleistreken zijn fragmentenontdekt (Groningen-Westerseweg 242, Groningen-Aquamarijn-straat43 en Lutjelollum44). Dat we in de kleistreken nog voorverrassingen kunnen komen te staan blijkt uit de bijna recht-hoekige vroegmiddeleeuwse gebouwen met enkelvoudige wand,die opgegraven zijn in Groningen-Paddepoel45. Ook de tweerechthoekige gebouwen uit de late middeleeuwen die in Harlingenzijn ontdekt waren in dat opzicht verrassend.46

Page 40: 1500 jaar boerderijbouw op onbedijkte kwelders

7574 Hoofdstuk 6

Afbeelding 36Plattegrond van de opgraving van een laatmiddel-

eeuwse nederzetting bij Wijnjeterp in 1962, met

huizen van het type Gasselte B, schuren, een

spieker en gegraven sloten. Schaal 1: c. 650

Afbeelding 35Plattegrond van de opgraving van een laatmiddel-

eeuwse veenterp in Peizerwold in 1928. Een klein

gebouw met gebogen wanden (type Gasselte B

wordt opgevolgd door een gebouw met parallelle

wanden (type Pesse). Schaal 1:250

Page 41: 1500 jaar boerderijbouw op onbedijkte kwelders

76 77Tot slot

Friesland, Groningen en Drenthe. Nieuw opgerichte instituten aande universiteiten van Amsterdam en Leiden gingen opgravingenverrichten en legden hun eigen accenten. Ook het Rijksmuseumvan Oudheden voegde zich weer in het patroon. De Monumentenwetvan 1961 regelde de aanwijzing van archeologische monumentenen bepaalde wie bevoegd was tot het verrichten van opgravingen.

Er gebeurde in een tijd van economische groei zoveel in de bo-dem, dat er voor iedereen werk was. In de jaren ’60 en ’70 ont-stond er geleidelijk een effectieve thematische en geografischetaakverdeling die in het buitenland respect en bewondering af-dwong. Het onderzoek van het paleolithicum (steentijd, tot10.000 v. Chr.) in ons land vond vooral plaats vanuit het instituutin Groningen, dat zich overigens concentreerde op de drie noor-delijke provincies. Het instituut in Amsterdam was vooral actiefin de provincies Noord- en Zuid-Holland. Het Leidse instituutverrichtte opgravingen in Noord-Brabant en Limburg. De ROBrichtte zich speciaal op de middeleeuwse archeologie.

De geschiedenis van de Nederlandse Archeologie in de jaren ’80en vooral de jaren ’90 moet nog worden geschreven. Het lijkt mijdat de forse bezuinigingen bij de universiteiten en het afstoten vanveldonderzoek door musea en de ROB mede tot een completeherstructurering dwongen. Het in Amsterdam in de schaduw vande universiteit opgerichte Regionale Archeologische Archiverings-projekt (RAAP) heeft bij die herstructurering een belangrijke rolgespeeld. De nationale politiek van afstoten van overheidstakenmaakte dat er ruimte kwam voor organisaties die tegen betalingarcheologisch onderzoek gingen verrichten.Voordien deden alleenuniversiteiten en musea dat.

Tot slot:archeologie en maatschappijRuim zestig jaar ben ik bij de Nederlandse archeologie betrokken

geweest. In die periode is het vak enorm veranderd. Natuurlijk:schop en kruiwagen zijn vervangen door graafmachines. Er zijnnieuwe methoden voor datering, veldverkenningen en analyse.Het aantal betaalde onderzoekers is van een tiental gegroeid totenkele honderden. Onze kennis is enorm toegenomen en wehebben ons moeten specialiseren. Maar de grootste veranderingbetreft toch wel de maatschappelijke context van ons werk.

Vóór de tweede wereldoorlog werd het archeologisch onderzoekalleen verricht op de Groningse universiteit, op het Rijksmuseumvan Oudheden te Leiden, in een paar regionale musea en door eenenkele particulier.Verspreid over het land richtten enkele amateur-archeologen zich verder in hun eigen omgeving vooral op hetverzamelen van vuurstenen werktuigen uit de oudere steentijd.Heideontginningen en zandverstuivingen vormden hun voor-naamste werkterrein.Vakmensen in ons land verwaarloosden dieperiode in feite. In de landen om ons heen kreeg de oudere steen-tijd wel aandacht.Archeologen waren voor opgravingen in onsland afhankelijk van de medewerking van grondeigenaren.Wette-lijke beperkingen waren er niet.

Na de oorlog veranderde de situatie geleidelijk. 47 In 1948 begonde Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) haarwerk. De dienst ging op grote schaal opgravingen uitvoeren,met veel aandacht voor de middeleeuwen. Ook bouwde ze eennetwerk op van correspondenten.Velen van hen waren lid vande in 1951 opgerichte Archeologische Werkgemeenschap WestelijkNederland (AWWN), later de AWN. Ook kwamen er provincialearcheologen naar het Groningse voorbeeld. Aan mijn instituutwaren destijds drie archeologen verbonden, die voor de helft ookals conservators in dienst waren bij de provinciale musea van

Page 42: 1500 jaar boerderijbouw op onbedijkte kwelders

78 79Tot slot

bedreigde locaties zijn gebonden, weinig aandacht krijgen. Na degrote bezuinigingen in de jaren ’80 en ’90 missen de universitei-ten en musea hiervoor de mankracht. Het is dan ook essentieeldat er financiële middelen komen om die problemen aan te pak-ken. Een aantal wensen voor toekomstig onderzoek heb ik alaangeduid en voorzover die betrekking hebben op het wadden-gebied zou daarbij de Waddenacademie een rol kunnen spelen.Van de resultaten van dat onderzoek zal de commerciële archeo-logie, die nu werkt op basis van de in het verleden opgedanekennis, dan weer kunnen profiteren. Zo krijg je een wisselwerkingtussen praktijk en wetenschap waarmee in de jaren ’60 en ’70 vande vorige eeuw bij het onderzoek van nederzettingen in Drenthezoveel succes is geboekt.

Voor de wetenschap is dat zeker van belang. Maar wat betekentde archeologie voor de samenleving? Kennelijk veel, want onsparlement heeft het verdrag van Valletta geratificeerd. Dit inter-nationale verdrag heeft de regels vastgelegd waaraan archeologischonderzoek en archeologische monumentenzorg moeten voldoen.Op grond daarvan is in 2007 de al genoemde Wet op de archeo-logische monumentenzorg ingevoerd en zijn er gedetailleerdeuitvoeringsbesluiten gekomen.We hebben provinciale en stads-archeologen gekregen, het aantal studenten is enorm gegroeid, deamateurs hebben zich verenigd en laten zich horen. In NRCHandelsblad lezen we regelmatig bijdragen over bijzondere ontwik-kelingen in de archeologie; het Dagblad van het Noorden berichttein de herfst van 2009 vrijwel dagelijks over het onderzoek op deGrote Markt in Groningen. Ons forum is niet meer zoals voorheende in de regionale historie geïnteresseerde en musea bezoekendeelite. Ons forum is de hele bevolking. Dat roept de vraag op watdie van ons archeologen verwacht.

De stofwolken lijken inmiddels zijn opgetrokken. Sinds 2007 geldtde Wet op de archeologische monumentenzorg. Het opgraven is nu aanstrikte wettelijke regels onderworpen.‘Behoud in situ’ staat voor-op. Niet bedreigde objecten worden in beginsel niet opgegraven.Verder geldt het principe ‘de verstoorder betaalt’. Archeologischvooronderzoek is een verplicht element in de voorbereiding vanbouwprojecten. Commerciële organisaties houden zich bezig metdit vooronderzoek. Ze houden onder strikte regels en in onder-linge competitie verkenningen. Ze verrichten binnen tevorenbepaalde grenzen en tijd opgravingen en rapporteren daarover.Hun interpretatie baseren ze op bestaande kennis, maar ze hebbenweinig tijd voor aansluitend wetenschappelijk onderzoek. De‘Oogst van Malta’ was een succesvol project van De NederlandseOrganisatie voor Wetenschappelijk onderzoek (NWO) waarbijis geprobeerd de interpretatie van de vele zo verzamelde gegevensop een hoger niveau te brengen.

De enorme toename van archeologische activiteiten heeft ooknegatieve kanten.Volgens de huidige hoogleraar in Groningen,Daan Raemaekers,48 wordt veel tijd en geld besteed aan onder-zoek van beperkt belang; de gewenste resultaten worden vaakniet behaald.Tijdgebrek en werken in ongunstige graafseizoeneneisen hun tol.Als ik de huisplattegronden die nu worden opge-graven, vergelijk met wat een halve eeuw geleden werd gepro-duceerd, moet ik concluderen dat de gemiddelde kwaliteit ergachteruit is gegaan.

Archeologie is en blijft een vak waarin vaak toevallige ontdek-kingen de richting van het verdere onderzoek bepalen. Die ont-dekkingen worden ook gedaan tijdens een commerciële opgra-ving, maar daar is bijsturing maar zelden mogelijk. Belangrijkervind ik, dat allerlei onderzoeksvragen die niet aan specifieke

Page 43: 1500 jaar boerderijbouw op onbedijkte kwelders

80 81Tot slot

stelt dat de commerciële archeologen niet alleen volgens formelecriteria uitgebreide rapporten moeten opstellen. Ze zouden ookin eenvoudige taal korte brochures met hun bevindingen moetenschrijven.51 Daarvoor is nu meestal geen tijd en geld.

In het museum kan de archeoloog de bijzondere voorwerpenlaten zien die de mensen vroeger hebben gemaakt en versierd.In het landschap wijst hij de heuvels, wallen en grachten aan alsresten van menselijke activiteiten in het verre verleden.

Die verhalen, beelden en monumenten in het veld vormen eentegenwicht tegen de desoriënterende en vervreemdende werkingvan de moderne communicatiemiddelen en techniek. Ze verster-ken de band met de eigen omgeving en helpen de mens om zijnplaats in de wereld te bepalen.

Haren, januari 2010

In het verleden dacht men dat de archeologie zou kunnen bijdra-gen aan het bepalen van de identiteit van de bevolking.Aan devorm of versiering van archeologische voorwerpen zou een volkof taalgemeenschap te herkennen zijn.Archeologen spraken vanKeltische munten, Frankische grafvelden en Angelsaksisch aarde-werk. Van Giffen betitelde zijn huizen in Ezinge als ‘Westger-maans’.Tijdens de tweede wereldoorlog zochten leidende Duitsearcheologen in België en Frankrijk naar ‘Germaanse’ archeologi-sche vondsten, die de expansiepolitiek van de nazi’s zouden recht-vaardigen.49

De archeologie heeft nu een heel andere functie gekregen. Dehuidige generatie archeologen stelt veel van de oude identiteitenter discussie. De identiteitskwestie speelt nu alleen nog een rol opregionaal niveau: denk aan de hunebedden in Drenthe of, uiter-aard, aan de terpen en wierden in ons waddengebied.

Enige jaren geleden heb ik mij in een artikel ‘Archaeology inthe modern world’ aangesloten bij de ideeën van de Duitse filo-soof Odo Marquard.50 De moderne mens heeft volgens Marquardbehoefte aan een tegenwicht tegen de voor hem vaak volstrektonbegrijpelijke technologische ontwikkelingen. Geestesweten-schappen – en dus ook archeologie – beantwoorden aan diebehoefte.Verhalen van de archeoloog over hoe de mens zich inopeenvolgende perioden in leven hield, hoe hij vuursteen bewerk-te, potten bakte en metaal smolt zijn wel begrijpelijk.Verhalenover hoe de mens zijn doden bezorgde, hoe sociale verschillentot uiting kwamen zijn te bevatten. De archeoloog kan vertellenhoe het klimaat, de plantengroei en de dierenwereld veranderden,waar men woonde en in wat voor soort huizen. Daan Raemaekers

Page 44: 1500 jaar boerderijbouw op onbedijkte kwelders

82 83Literatuur

Es,W.A. van1967:Wijster, a Native Villagebeyond the Roman Frontier,125-450 AD. Palaeohistoria 11.

Es,W.A. van1970: Paddepoel. Excavation offrustrated terps 200 BC-250 AD.Palaeohistoria 14, 187-352.

Es,W.A. van1972:The Origins and Develop-ment of the State Service forArchaeological Investigations inthe Netherlands. Berichten van deRijksdienst voor het OudheidkundigBodemonderzoek 22, 17-71.

Galestin, M2009: Het Romeinse schrijfplankjeuit het Friese Tolsum eindelijkontcijferd. Paleo-Aktueel 20, 69-76.

Geel, B. van, J. van der Plicht,M.R. Kilian, E.R. Klaver,J.H.H. Kouwenberg,H. Renssen, I. Reynaud-Farrera& H.T.Waterbolk1998:The sharp rise of delta 14Cca. 800 cal BC: possible causes,related climatic teleconnections

and the impact on human environ-ments. Radiocarbon 40, 535-550.

Gerrets, D.A. & J. de Koning1999. Settlement developmenton the Wijnaldum-Tjitsma terp.In: J.C. Besteman e.a. (red.),Excavations at Wijnaldum. Reportson Frisia in Roman and Medievaltimes, vol. 1. Rotterdam/-Brook-field, 73-123.

Gerrets, D.A. & N.M. Prangsma 2003. Lutjelollum ‘Welsrijperweg/-terrein 5G-W en 5G-119’ (= ADCRapport 170). Amersfoort.

Giffen, A.E. van1918:Verkort verslag. Opgravingte Wierhuizen 1917. TweedeJaarverslag van de Vereeniging voorTerpenonderzoek, 4-22.

Giffen, A.E. van1936: Der Warf in Ezinge, Prov.Groningen, Holland, und seinewestgermanischen Haüser.Germania 20, 40-47.

Literatuur

Bazelmans, J., J. Kolen & H.T.Waterbolk,1997: On the natural history ofthe peasant landscape. An archa-eological dialogue with TjallingWaterbolk, Archaeological dialogues4 (1), 71-101.

Bakker, A.M. & S.J.Tuinstra2001: Een twaalfde- tot veertiende-eeuwse huisterp in het uitbreidingsplanvan de Harlinger haven, gemeenteHarlingen (=ARC-Rapport 49).Groningen.

Bazelmans, J., H. Groenendijk,G. de Langen, J. Nicolay & A. Nieuwhof,2009: De late prehistorie en protohis-torie van holoceen Noord-Nederland:versie 2.0. Nationale onderzoeks-agenda archeologie, hoofdstuk 12.Leeuwarden.

Boersma, J.W.1988, Een voorlopig overzichtvan het archeologisch onderzoekin de wierde Heveskesklooster.In: M. Bierma e.a. (red.), Terpenen wierden in het Fries-Groningsekustgebied. Groningen, 61-87.

Bos, J.M., H.T.Waterbolk,J. van der Plicht & E.Taayke2002: Sporen van ijzertijdbewo-ning in de terpzool van Wommels-Stapert. Palaeohistoria 41/42,177-223.

Casparie,W.A.1988: Laat-middeleeuwse veenterpen in Neerwolde. In:M. Bierma e.a. (red.), Terpen enwierden in het Fries-Groningsekustgebied. Groningen, 196-213.

Delvigne, J.J. &H.T.Waterbolk,2010: J.F. Steenhuis, A.E. vanGiffen en het begin van hetwierdenonderzoek. Jaarverslagenvan de Vereniging voor Terpenonder-zoek, 93, 35-62.

Nicolay, J.A.W.2008: Sporen van gebouwen enwoonerven uit de Romeinsetijd, de Volksverhuizingstijd ende Vroege Middeleeuwen. In: J.Dijkstra & J.A.W. Nicolay (red.),Een terp op de schop. Archeologischonderzoek op het Oldehoofsterkerkhofte Leeuwarden. Amersfoort.

Page 45: 1500 jaar boerderijbouw op onbedijkte kwelders

84 85Literatuur

Langen, G.L. de1992: Middeleeuws Friesland. Deeconomische ontwikkeling van hetgewest Oostergo in de vroege envolle middeleeuwen. Groningen.

Legendre, J.-P., L. Olivier & B. Schnitzler (Eds.)2007: L’archéologie nationale-socialistedans les pays occupés à l’ouest duReich. Actes de la table rondeinternationale «Blut und Boden»tenue á Lyon (Rhône) das le cadredu Xme congrès de la EuropanAssociation of Archaeologists (EAA),les 8 et 9 septembre 2004.

Nicolay, J.A.W.& H.T.Waterbolk2008: Huisplattegronden:de ontwikkeling van de bronstijdtot in de middeleeuwen. In:J.A.W. Nicolay (red.), Opgravingenbij Midlaren. 5000 jaar wonen tussenHondsrug en Hunzedal. Deel 1.Groningen, 91-126.

Raemaekers, D.C.M.2008: Het einde van Malta?Archeobrief 12, 3.

Waterbolk, H.T.1964:The Bronze Age settlementof Elp. Helinium 4, 97-131.

Waterbolk, H.T.1970: Die Deutung der Wurtenin historischer Sicht. Probleme derKüstenforschung im südlichenNordseegebiet 9, 1-12.

Waterbolk, H.T.1973: Odoorn im frühenMittelalter. Bericht der Grabung1966. Neue Ausgrabungen und For-schungen in Niedersachsen 8, 25-89.

Waterbolk, H.T.1974: l’Archéologie en Europe:une réaction contre le “new arch-aeology”. Helinium 14, 135-162.

Waterbolk, H.T.1976: Albert Egges van Giffen.Noordhorn 14 maart 1984 -Zwolle 31 mei 1973. Jaarboek vande Maatschappij der NederlandseLetterkunde te Leiden 1975-1976,122-151.

Giffen, A.E. van1940: Een systematisch onderzoekin een der Tuinster wierden teLeens. 20e-24e Jaarverslag van deVereeniging voor Terpenonderzoek,26-115.

Haarnagel,W.1957: Die spätbronze-früheisen-zeitliche Gehöftsiedlung Jemgumb. Leer auf dem linken Ufer derEms. Die Kunde N.F. 8, 2-44.

Haarnagel,W.1969: Die Ergebnisse der Grabungauf der ältereisenzeitlichen Sied-lung Boomborg-Hatzum, KreisLeer, in den Jahren von 1965 bis1967. Neue Ausgrabungen und For-schungen in Niedersachsen 4, 58-97.

Heidinga, H.A.1987: Medieval settlement and econo-my north of the Lower Rhine.Arch-aeology and history of Kootwijk andthe Veluwe (the Netherlands).Assen.

Harsema, O.H.1974:Archeologisch onderzoek op het Hijkerveld, gem. Beilen.Voorlopig bericht van de campag-nes 1969 en 1970. Nieuwe DrentseVolksalmanak 91, 161-168.

Huijts, C.S.T.J.1992: De voor-historische boerderij-bouw in Drenthe. Reconstructiemodel-len van 1300 vóór tot 1300 na Chr.Arnhem.

Kooi, P.B.1995: Het project Peelo. Hetonderzoek in de jaren 1981,1982, 1986, 1987 en 1988.Palaeohistoria 35/36, 169-306.

Kooi, P.B.2009: Nederzettingen uit debronstijd en ijzertijd in Angelslo-Emmerhout (Gem. Emmen).Palaeohistoria 49/50, 327-373.

Kortekaas, G.L.G.A.2004: Jaarverslag archeologie in2003. Hervonden Stad, 22-35.

Kortekaas, G.L.G.A.2005: Jaarverslag archeologie in2004. Hervonden Stad, 6-36.

Kortekaas, G.L.G.A.2007: Jaarverslag archeologie in2006/2007. Hervonden Stad, 6-59.

Page 46: 1500 jaar boerderijbouw op onbedijkte kwelders

86 87Literatuur

Waterbolk, H.T.1981: Archaeology in theNetherlands: delta archaeology.World Archaeology 13, 2, 240-254.

Waterbolk, H.T.1984. Archeologie en landschap.Zevende Kroon-voordracht, gehoudenvoor de Stichting Ned. Museum voorAnthropologie en Prehistorie teAmsterdam op 23 maart 1984.Haarlem.

Waterbolk, H.T.1990:Archaeology in the modernworld. In: E. Zürcher & T. Langen-dorff (eds.),The humanities in thenineties. A view from the Nether-lands. Amsterdam/Lisse, 297-336.

Waterbolk, H.T.1999a: From Wijster to Dorestadand beyond. In: H. Sarfatij,W.J.H.Verwers & P.J.Woltering(eds.), In Discussion with the Past.Archaeological studies presented toW.A. van Es. Zwolle, 107-117.

Waterbolk, H.T.1999b: Landschappen in mijnomgeving: cultuur en natuur inNoord-Nederland. In: J. Kolen& T. Lemaire (red.), Landschap inmeervoud. Perspectieven op het Neder-landse landschap in de 20ste/21steeeuw. Utrecht, 95-116.

Waterbolk, H.T.2001: Nogmaals Wierhuizen.In: H. Buitenhuis & W. Prummel(red.), Animals and Man in the Past.Essays in honour of Dr.A.T. Clason,emeritus professor of archaeozoologyRijksuniversiteit Groningen, theNetherlands (=ARC-publicatie 41).Groningen, 317-322.

Waterbolk, H.T.2009: Getimmerd Verleden. Sporenvan voor- en vroeghistorische hout-bouw op de zand- en kleigrondentussen Eems en IJssel. Groningen.

Waterbolk, H.T.2010: De oudste terpenhuizen.Jaarverslagen van de Vereniging voorTerpenonderzoek, 93, 63-84.

Waterbolk, H.T.& T.H. van Andel1951: Stuifzandprofielen teHavelte. Nieuwe Drentse Volks-almanak 69, 141-156.

Waterbolk, H.T.& J.W. Boersma1976: Bewoning in vóór- envroeghistorische tijd. In:W.J.Formsma e.a. (red.), Historie vanGroningen. Groningen, 13-74.

Waterbolk, H.T.& O.H. Harsema1979: Medieval farmsteads inGasselte. Palaeohistoria 21, 277-265.

Zeist,W. van,T.C.van Hoorn,S. Bottema & H.WoldringAn agricultural experiment in the unprotected salt marsh.Palaeohistoria 18, 111-153.

Page 47: 1500 jaar boerderijbouw op onbedijkte kwelders

8988 Voetnoten

24 De Langen 199225 Boersma 200526 Casparie 198827 Boersma 198828 Gerrets & De Koning 199929 Dijkstra & Nicolay 200630 Bazelmans et al. 200931 Van Geel et al. 199832 Waterbolk, 201033 Kortekaas 200434 Haarnagel 195735 Haarnagel 196936 Bos et al. 200237 Waterbolk, 201038 Nicolay 200839 Nicolay & Waterbolk 200840 Van Giffen 194041 Waterbolk 1999a42 Kortekaas 200443 Kortekaas 200744 Gerrets & Prangsma 200345 Van Es 1970. Deze gebouwen heb ik in Getimmerd Verleden

voolopig ondergebracht bij het type Gasselte A46 Bakker & Tuinstra 200147 Van Es 197248 Raemaekers 2008.49 Veel informatie hierover in Legendre et al. 200750 Waterbolk 199051 Raemaekers 2008

1 Bewerking van een voordracht gehouden op het symposium vande Waddenacademie op 9 en 10 december 2009 in Leeuwarden.Voor commentaar en discussie dank ik Stijn Arnoldussen, JosBazelmans, Henny Groenendijk, Johan Nicolay, Daan Rae-maekers en Annet Nieuwhof. Maartje Smeets en Martijn vanRijnsoever van Synergos Communicatie en Isabel van der Vel-den van Supernova Grafisch Ontwerp ben ik erkentelijk voorhun actieve rol bij de redactie, vormgeving en productie

2 Waterbolk 19813 Galestin 20094 Waterbolk 19765 Waterbolk 19596 Waterbolk 19847 Waterbolk 1999b8 Waterbolk & van Andel 19519 Delvigne & Waterbolk, 2010

10 Van Zeist et al. 197611Van Giffen 1918;Waterbolk 200112 Van Giffen 1936;Waterbolk & Boersma 197613 Kooi 199514 Van Es 196715 Waterbolk 196416 Lanting 197717 Harsema 197418 Waterbolk & Harsema 197619 Kooi 200920 Waterbolk 2009.Voor details betreffende de in dit artikel afge-

beelde plattegronden verwijs ik naar dit boek21 Huijts 199222 Waterbolk 196123 Van Es 1970

Voetnoten

Page 48: 1500 jaar boerderijbouw op onbedijkte kwelders

90

Colofon

91Colofon

Een uitgave van

WaddenacademieRuiterskwartier 121a8911 BS LeeuwardenNederlandt 058 233 90 30e [email protected]

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaargemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welkeandere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemmingvan de Waddenacademie.

De Waddenacademie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor even-tuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten vandit onderzoek of de toepassing van de adviezen.

Vormgeving Supernova Grafisch Ontwerp bNOProductie en eindredactie Synergos CommunicatieDruk Platform P

© 2010 Waddenacademie

ISBN/EAN 978-94-90289-18-8

Lezingenreeks nummer 1

Page 49: 1500 jaar boerderijbouw op onbedijkte kwelders
Page 50: 1500 jaar boerderijbouw op onbedijkte kwelders

Tijdperk Vroegebronstijd

Bronstijd IJzertijd

Middenbronstijd

Latebronstijd

Vroegeijzertijd

Middenijzertijd

Lateijzerijd

Jaartal 1800-1500 v. Chr.

1500-1100v. Chr.

1100-800v. Chr.

800-500 v. Chr.

500-250 v. Chr.

250-0 v. Chr.

Type boerderijen op zand-gronden

Emmerhout(afb 9)

Elp(afb 10)Borger A (afb 29-31)

Borger A(afb 29-31)Een(afb 11)Wachtum(afb 12)

Hijken(afb 6, 13)Dalen (afb 14)

Dalen (afb 14)

Type boerderijen inhet wadden-gebied

Hatzum(afb 26-28)

Hijken (afb 13)Zeijen(afb 15, 32)

Tijdperk VroegeRomeinsetijd

Romeinse tijd Middeleeuwen

LateRomeinsetijd

VroegeMiddel-eeuwen

LateMiddel-eeuwen

Jaartal 0-200na Chr.

200-400na Chr.

400-1000na Chr.

1000-1500na Chr.

Type boerderijen op zand-gronden

Fochteloo B(afb 8)

Wijster B(afb 16)

Odoorn A(afb 17)Odoorn C (afb 18)

Gasselte A(afb 19)Gasselte B(afb 20)Gasselte B’(afb 21)

Type boerderijen inhet wadden-gebied

Zeijen (afb 15, 32)

Leens(afb 34)

Gasselte B(afb 20, 35, 36)Pesse (afb 35)

Klei

Moerasveen

Hoogveen

Zand

Midsland

Hallum

Middelzee

Dollart

Fivelboezem

Lauwerszee

Foudgum

Leeuwarden

Wartena

Wijnjeterp

Fochteloo

Leens

Ezinge

MiddelstumAppingedam

Dorkwerd

Groningen

24 Neerwolde

EenNorg

Zeijen

Peelo

Borger

Hijken

Elp

Orvelte

Haren

Neerwolde

Midlaren

Heveskesklooster

Gasselte

Odoorn

Hatzum

Jemgum

Emmen

Noordbarge

Sleen

Dalen

Pesse

Wijster

RuinenHavelte

Lutjelollum

Wijnaldum

Harlingen TritsumTolsum

Wommels

Sneek

Boornbergum

Wachtum

Tabel informatieDe informatie van alle boerderijtypen die

in deze publicatie voorkomen zijn in de tabel

hiernaast overzichtelijk weergegeven met jaartal

en tijdperk en het bijbehorende grondtype.

Kaart opgravingenDeze kaart van Noord Nederland, met de zeearmen Middelzee,

Lauwerszee, Fivelboezem en Dollart, toont de plaatsen waar de

in de tekst genoemde opgravingen zijn verricht.

Page 51: 1500 jaar boerderijbouw op onbedijkte kwelders

Wonen opde Wadden1500 jaarboederijbouwop onbedijktekwelders

Met een terugblik op een halve eeuw bemoeienis met het terpenonderzoekH. T. Waterbolk

Hulplijn wand

Hulplijn dragende structuur

Hulplijn stalscheiding en palissade

Paalkuil

Ingangkuil, drempelkuil, stalgoot

Haardkuil, voorraadkuil

Standspoor wand of stalscheiding

Vlechtwerk wand of stalscheiding

Planken van wand of vloer

Verdiepte vloer, potstal

Plag, plaggenwand

Overige kuilen

Grens opgraving

LegendaOnderstaande legenda geeft een overzicht

van de betekenis van de gekleurde elementen

in de plattegronden.

Hulplijnen

Onderdeel gebouw / sporen

01 Wo

nen op

de W

add

en

Dit boekje is een bewerking van de lezing ‘Vijftien eeuwen

boerderijbouw op onbedijkte kwelders’, voorgedragen door

Tjalling Waterbolk op 10 december 2009 ter gelegenheid

van het derde symposium van de Waddenacademie. Dit is

de eerste publicatie in een serie die zal worden uitgeven

naar aanleiding van bijzondere lezingen uit het programma

van de symposia van de Waddenacademie.

AmbitieDe Waddenacademie heeft de ambitie het waddengebied

te (laten) ontwikkelen tot een kraamkamer voor breed toe-

pasbare, integrale kennis over duurzame ontwikkeling van

een kustgebied, waar natuurwaarden centraal staan en

een dragend onderdeel vormen van de lokale en regionale

economie. Het gebied ontwikkelt zich tot een ontmoetings-

plaats voor wetenschappers uit binnen- en buitenland,

bestuurders, beleidsmakers en beheerders. Samen zoeken

zij op basis van interdisciplinaire kennis duurzame en

innovatieve oplossingen. In 2020 vormt het trilaterale

waddengebied het best gemonitorde en best begrepen

kustsysteem in de wereld.

WaddenacademieRuiterskwartier 121a8911 BS LeeuwardenNederlandt 058 233 90 30e [email protected]