12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op...

108
Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden De in het vet gedrukte tekst: de in werking getreden artikelen - Bijgewerkt tot 01 09 2019 In oranje : commentaar - bijgewerkt tot 18 december 2014

Transcript of 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op...

Page 1: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen

en de rechtspositie van de gedetineerden De in het vet gedrukte tekst: de in werking getreden artikelen - Bijgewerkt tot 01 09 2019

In oranje : commentaar - bijgewerkt tot 18 december 2014

Page 2: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 2 -

INHOUDSTAFEL

TITEL I. - ALGEMENE BEPALINGEN

TITEL II.- BASISBEGINSELEN

HOOFDSTUK I. - ALGEMENE BASISBEGINSELEN HOOFDSTUK II. - BASISBEGINSELEN VAN TOEPASSING OP SPECIFIEKE CATEGORIEËN VAN GEDETINEERDEN

Afdeling I. – Veroordeelden Afdeling II. – Verdachten

TITEL III. – GEVANGENISSEN

HOOFDSTUK I. - INDELING EN BESTEMMING HOOFDSTUK II. - HUISHOUDELIJK REGLEMENT HOOFDSTUK III. - PLAATSING, OVERPLAATSING EN ONTHAAL HOOFDSTUK IV. – TOEZICHT

Afdeling I. - Algemene bepaling Afdeling II. - Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen Afdeling III. - Commissies van toezicht

HOOFDSTUK V. - TOEGANG TOT DE GEVANGENIS

TITEL IV. – DETENTIEPLANNING

HOOFDSTUK I.- ONDERZOEK NAAR DE PERSOON EN DE LEVENSSITUATIE VAN DE VEROORDEELDE HOOFDSTUK II. - INDIVIDUEEL DETENTIEPLAN

TITEL V. - LEVENSVOORWAARDEN IN DE GEVANGENIS

HOOFDSTUK I. - MATERIËLE LEVENSVOORWAARDEN HOOFDSTUK II. – SAMENLEVINGSVOORWAARDEN

Afdeling I. – Algemeen Afdeling II. – Gemeenschapsregime Afdeling III. - Regime van beperkte gemeenschap Afdeling IV. - Bijzondere bepaling voor verdachten

HOOFDSTUK III. - CONTACTEN MET DE BUITENWERELD Afdeling I. - Algemeen beginsel Afdeling II. – Briefwisseling Afdeling III. – Bezoek Afdeling IV. - Gebruik van de telefoon en andere telecommunicatiemiddelen Afdeling VI. - Schriftelijke en mondelinge contacten met consulaire en diplomatieke ambtenaren Afdeling VII. - Contacten met de media

HOOFDSTUK IV. - GODSDIENST EN LEVENSBESCHOUWING HOOFDSTUK V. - VORMINGSACTIVITEITEN EN VRIJETIJDSBESTEDING HOOFDSTUK VI. – ARBEID

Afdeling I. - Algemene bepalingen Afdeling II. - Inkomsten uit arbeid

HOOFDSTUK VII. - GEZONDHEIDSZORG (…) HOOFDSTUK VIII - (…) HOOFDSTUK IX. - SOCIALE HULP- EN DIENSTVERLENING HOOFDSTUK X. - RECHTSHULPVERLENING EN JURIDISCHE BIJSTAND HOOFDSTUK XI. - INHOUDING OP DOOR DE PENITENTIAIRE ADMINISTRATIE VERSCHULDIGDE GELDSOMMEN

TITEL VI. - ORDE, VEILIGHEID EN GEBRUIK VAN DWANG

HOOFDSTUK I. - ALGEMENE BEGINSELEN HOOFDSTUK II. - ALGEMENE GEDRAGSVOORSCHRIFTEN HOOFDSTUK III. - CONTROLE- EN VEILIGHEIDSMAATREGELEN

Afdeling I. – Controlemaatregelen Afdeling II. - Bijzondere veiligheidsmaatregelen

Page 3: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 3 -

Afdeling III. - Plaatsing in een individueel bijzonder veiligheidsregime HOOFDSTUK IV. - MAATREGELEN VAN RECHTSTREEKSE DWANG

TITEL VII. – TUCHTREGIME

HOOFDSTUK I. - ALGEMENE BEPALINGEN HOOFDSTUK II. - TUCHTRECHTELIJKE INBREUKEN HOOFDSTUK III. – TUCHTSANCTIES

Afdeling I. - Algemene tuchtsancties Afdeling II. - Bijzondere tuchtsancties Afdeling III. - Opsluiting in een strafcel Afdeling IV. - Afzondering in de aan de gedetineerde toegewezen verblijfsruimte

HOOFDSTUK IV. - DE TOEMETING VAN TUCHTSANCTIES HOOFDSTUK V. - DE TUCHTPROCEDURE

TITEL VIII. - AFHANDELING VAN KLACHTEN EN VAN BEZWAAR TEGEN PLAATSING OF OVERPLAATSING

HOOFDSTUK I. – KLACHTEN HOOFDSTUK II. – HOGER BEROEP TEGEN DE UITSPRAAK VAN DE KLACHTENCOMMISSIE HOOFDSTUK III. - BEZWAAR TEGEN DE PLAATSING OF OVERPLAATSING EN BEROEP TEGEN DE BESLISSING OVER HET

BEZWAARSCHRIFT

TITEL IX. - TIJDELIJKE BEPALING

TITEL X. - OPHEFFINGSBEPALING EN WIJZIGINGSBEPALINGEN

HOOFDSTUK I. – OPHEFFINGSBEPALING HOOFDSTUK II. - BEPALINGEN TOT WIJZIGING VAN HET STRAFWETBOEK HOOFDSTUK III. - BEPALINGEN TOT WIJZIGING VAN HET WETBOEK VAN STRAFVORDERING HOOFDSTUK IV. HOOFDSTUK V. - BEPALINGEN TOT WIJZIGING VAN DE WET VAN 20 JULI 1990 BETREFFENDE DE VOORLOPIGE HECHTENIS HOOFDSTUK VI. – SLOTBEPALING

Page 4: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 4 -

TITEL I. - Algemene bepalingen

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. Art. 2. Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder :

1° Minister: de Minister van Justitie; 2° vrijheidsstraf: opsluiting, hechtenis, gevangenisstraf, militaire gevangenisstraf,

vervangende gevangenisstraf (…); 3° vrijheidsbenemende maatregel: elke vorm van vrijheidsbeneming op andere dan de in 2°

genoemde gronden, met uitsluiting van de internering op basis van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering;

4° gedetineerde: de persoon ten aanzien van wie de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf

of van een vrijheidsbenemende maatregel geheel of gedeeltelijk plaatsvindt in een gevangenis;

5° veroordeelde: de gedetineerde ten aanzien van wie een veroordeling tot een vrijheidsstraf

werd uitgesproken die in kracht van gewijsde is gegaan; 6° verdachte: de gedetineerde die het voorwerp uitmaakt van een strafrechtelijke vervolging

en ten aanzien van wie geen veroordeling werd uitgesproken die in kracht van gewijsde is gegaan, ongeacht of het gaat om een verdachte die nog niet naar het vonnisgerecht werd verwezen, om een beklaagde of om een beschuldigde;

7° orde: een toestand waarin de gedragsregels worden nageleefd die noodzakelijk zijn voor

het tot stand brengen of het handhaven van een menswaardig samenlevingsklimaat in de gevangenis;

8° veiligheid: de interne en externe veiligheid; 9° interne veiligheid: een toestand waarbij in de gevangenis de fysieke integriteit van

personen gevrijwaard wordt en waarin roerende of onroerende goederen geen gevaar lopen van wederrechtelijke beschadiging, vernieling of ontvreemding;

10° externe veiligheid: een toestand waarbij de samenleving beschermd wordt door middel

van de verzekerde bewaring van gedetineerden en door het voorkomen van misdrijven die zouden gepleegd kunnen worden vanuit de gevangenis;

11° penitentiaire administratie: het openbaar bestuur belast met de uitvoering van

veroordelingen tot vrijheidsstraffen en van vrijheidsbenemende maatregelen waarvan de bevoegde overheid de uitvoering heeft gevorderd;

12° directeur-generaal: de leidende ambtenaar die verantwoordelijk is voor het algemeen

bestuur van de penitentiaire administratie;

Page 5: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 5 -

13° directeur: ambtenaar van niveau A bekleed met de functie van directeur of ambtenaar van niveau A aangewezen door de directeur-generaal om onder gezag van het inrichtingshoofd de taken uit te voeren die de wet aan de directeur heeft toevertrouwd;

14° inrichtingshoofd: de als dusdanig door de minister aangestelde directeur die belast is met

het bestuur van één of meer gevangenissen; 15° gevangenis: een door de Koning aangewezen inrichting bestemd voor de tenuitvoerlegging

van veroordelingen tot een vrijheidsstraf en van vrijheidsbenemende maatregelen; 16° strafinrichting: een door de Koning specifiek aangewezen gevangenis die bestemd is voor

de tenuitvoerlegging van veroordelingen tot een vrijheidsstraf; 17° afdeling: een onderdeel van een gevangenis met een bijzondere bestemming. 18° zorgverlener:

‒ de aan de gevangenis verbonden beroepsbeoefenaar, zoals bedoeld in artikel 2, 3° van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt, die met een opdracht van gezondheidszorg in de gevangenis is belast;

‒ de aan de gevangenis verbonden psycholoog of maatschappelijk assistent die met een

opdracht van gezondheidszorg in de gevangenis is belast; 19° expert: de aan de gevangenis verbonden arts, psycholoog, maatschappelijk assistent of

gediplomeerde die met een medico-psychosociale expertise in de gevangenis is belast.

De basiswet is van toepassing op veroordeelden en op verdachten. De basiswet is eveneens van

toepassing op geïnterneerden, tenzij de basiswet anders bepaalt (Via een tijdelijke bepaling,

opgenomen in artikel 167 §1 van de basiswet - CB nr. 107 van 16 juni 2011 betreffende de

inwerkingtreding van verscheidene bepalingen van titels III en V van de basiswet, deel II)

Art. 3. Deze wet heeft betrekking op de uitvoering van veroordelingen tot vrijheidsstraffen die in kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen.

TITEL II.- Basisbeginselen

HOOFDSTUK I. - Algemene basisbeginselen Art. 4. Behoudens de door of krachtens de wet bepaalde uitzonderingen wordt een vrijheidsstraf of een vrijheidsbenemende maatregel ten uitvoer gelegd door de insluiting in een gevangenis van de persoon ten aanzien waarvan deze straf of maatregel is uitgesproken. Art. 5. § 1. De vrijheidsstraf of de vrijheidsbenemende maatregel wordt ten uitvoer gelegd in psychosociale, fysieke en materiële omstandigheden die de waardigheid van de mens eerbiedigen, die het behoud of de groei van het zelfrespect van de gedetineerde mogelijk maken en die hem aanspreken op zijn individuele en sociale verantwoordelijkheid.

Page 6: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 6 -

§ 2. Bij de uitvoering van de vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel wordt er zorg voor gedragen dat de orde en de veiligheid worden gevrijwaard.

K.B. 22 juni 2018 - CB 143

Art. 6. § 1. De gedetineerde wordt aan geen andere beperkingen van zijn politieke, burgerlijke, sociale, economische of culturele rechten onderworpen dan deze die uit de strafrechtelijke veroordeling of uit de vrijheidsbenemende maatregel voortvloeien, deze die onlosmakelijk met de vrijheidsbeneming verbonden zijn en deze die door of krachtens de wet worden bepaald. § 2. Bij de uitvoering van de vrijheidsstraf of de vrijheidsbenemende maatregel dient vermijdbare detentieschade voorkomen te worden. Art. 7. § 1. In elke gevangenis wordt een klimaat van overleg nagestreefd. Daartoe wordt in elke gevangenis een overlegorgaan opgericht teneinde de gedetineerden in de gelegenheid te stellen inspraak te hebben in aangelegenheden van gemeenschappelijk belang die voor hun medewerking in aanmerking komen. § 2. De Koning bepaalt de wijze van samenstelling en de werkwijze van de overlegorganen. Art. 8. § 1. Alle beslissingen die in het kader van deze wet worden genomen, zijn met redenen omkleed, behalve in de gevallen waarin de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen geen motivering vereist, of in de gevallen waarin de kennisgeving van de motivering de veiligheid ernstig in gevaar zou brengen.

Artikel 8 impliceert dat, ongeacht het al dan niet gaat om een bestuurshandeling, alle

beslissingen die genomen worden in het kader van deze wet, gemotiveerd moeten worden.

M.a.w. elke beslissing die door of namens de directeur ten aanzien van een individuele

gedetineerde genomen wordt, moet de redenen aangeven waarom ze werd genomen. De

motivering moet de gedetineerde toelaten de draagwijdte van de beslissing die hem betreft, te

begrijpen.

Beslissingen die geen rechtsgevolgen met zich meebrengen én die niet genomen worden in het

kader van de Basiswet, moeten bijgevolg niet gemotiveerd worden.

Voorbeelden:

een celmutatie waarbij de gedetineerde onderworpen blijft aan hetzelfde regime is een

maatregel van inwendige orde die niet gemotiveerd dient te worden;

de beslissing om een gedetineerde niet aan te stellen als diender.

Op de motiveringsplicht bestaan twee uitzonderingen:

De wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandeling

voorziet vier uitzonderingen, met name wanneer de motivering:

1. de uitwendige veiligheid van de Staat in het gedrang kan brengen;

2. de openbare orde kan verstoren;

3. afbreuk kan doen aan de eerbied voor het privé-leven;

4. afbreuk kan doen aan de bepalingen inzake de zwijgplicht

Page 7: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 7 -

Een specifieke uitzondering voorzien in de basiswet: wanneer de kennisgeving van de

motivering de veiligheid ernstig in gevaar brengt.

(MO nr. 1791 van 11 januari 2007, punt 6.1 en 6.2 en PV Informatievergadering voor

gevangenisdirecteurs van 24 januari 2007, punt I.2)

Indien een beslissing niet met redenen is omkleed, wordt de directeur-generaal er onmiddellijk van in kennis gesteld, alsook van de redenen waarom de motivering ontbreekt. Indien de beslissing niet beantwoordt aan de in het eerste lid bedoelde motiveringsplicht, beveelt hij dat de beslissing met redenen wordt omkleed. De beslissingen die niet met redenen zijn omkleed, worden ingeschreven in een bijzonder daartoe bestemd register, volgens de door de Koning bepaalde regels. Dit register wordt uitsluitend ter beschikking gesteld van de toezicht- en klachtenorganen.

Het in de gevangenis bij te houden register bevat volgende rubrieken:

Volgnummer Naam gedetineerde Datum beslissing

directeur

Datum beslissing directeur-

generaal

Er dient een dossier te worden samengesteld dat het volgnummer van het register draagt en dat

volgende stukken bevat:

1. een kopie van de beslissing die aan de gedetineerde werd overhandigd;

2. de motivering van de ten aanzien van de gedetineerde genomen beslissing;

3. de motivering, zowel in feite als in rechte, van de beslissing van de directeur om de redenen

van de op de gedetineerde betrekking hebbende beslissing hem niet mee te delen;

4. de beslissing van de directeur-generaal. Wanneer hij beveelt dat de motivering van de

beslissing aan de gedetineerde moet worden meegedeeld, moet een kopie van de aan de

gedetineerde overhandigde gemotiveerde beslissing aan het dossier worden toegevoegd.

De gevangenisdirecteur is als enige gerechtigd om het register te vervolledigen en stukken aan

het dossier toe te voegen.

Alle stukken van het dossier worden genummerd en de inventaris van de stukken wordt

vervolledigd bij het toevoegen van elk nieuw stuk, met vermelding van de datum van de

toevoeging aan het dossier.

De toegang tot het register en tot het dossier is uitsluitend voorbehouden aan de directeur,

alsook aan de leden van de toezicht- en klachtenorganen. Met dit doel worden ze bewaard op

een afgesloten plaats.

Een gelijkaardig register zal ook door de centrale administratie worden bijgehouden, met

vermelding van de gevangenis waar de gedetineerde zich bevindt.

(Artikel 3 Koninklijk besluit van 28 december 2006 betreffende het gevangeniswezen en de

rechtspositie van de gedetineerden en M.O. nr. 1791 van 11 januari 2007 betreffende de

basiswet- titel II: basisbeginselen, punt 6.3)

Page 8: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 8 -

§ 2. De uitzonderingen bepaald in § 1, eerste lid, zijn niet van toepassing op de beslissingen die krachtens titel VII genomen worden.

In tuchtzaken kan geen uitzondering gemaakt worden op de motiveringsplicht van

bestuurshandelingen.

HOOFDSTUK II. - Basisbeginselen van toepassing op specifieke categorieën van gedetineerden

Afdeling I. – Veroordeelden Art. 9. § 1. Het strafkarakter van de vrijheidsstraf bestaat uitsluitend in het geheel of gedeeltelijk verlies van de vrijheid van komen en gaan en de daarmee onlosmakelijk verbonden vrijheidsbeperkingen. § 2. De tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf wordt gericht op het herstel van het door het misdrijf aan de slachtoffers aangedane onrecht, op de rehabilitatie van de veroordeelde en op de geïndividualiseerde voorbereiding van zijn reïntegratie in de vrije samenleving. § 3. De veroordeelde wordt in de gelegenheid gesteld constructief mee te werken aan de realisering van het individueel detentieplan, bedoeld in titel IV, hoofdstuk II, dat wordt opgesteld met het oog op een schadebeperkende, op herstel en op reïntegratie gerichte en veilige uitvoering van de vrijheidsstraf.

Afdeling II. – Verdachten Art. 10. § 1. Verdachten worden geacht onschuldig te zijn zolang zij niet veroordeeld zijn door een veroordeling die in kracht van gewijsde is gegaan. § 2. Bij de omgang met verdachten moet elke schijn vermeden worden dat hun vrijheidsbeneming het karakter heeft van een straf. Art. 11. Behoudens wanneer zij met het oog op de deelname aan gemeenschappelijke activiteiten schriftelijk met het tegendeel instemmen, worden verdachten gescheiden van de veroordeelden gehouden.

Dit principe van scheiding van verdachten van veroordeelden is bepaald in artikel 10, 2, van het

Internationaal verdrag van 19 december 1966 inzake burgerrechten en politiek rechten,

goedgekeurd bij wet van 15 mei 1981, en wordt in de basiswet in herinnering gebracht.

Het principe van de scheiding van verdachten betekent dat een verdachte in geen geval dezelfde

verblijfsruimte kan delen met een veroordeelde.

Page 9: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 9 -

De Basiswet voorziet één uitzondering op de scheiding van veroordeelden en verdachten:

wanneer de verdachte zich schriftelijk akkoord verklaart om deel te nemen aan

gemeenschappelijke activiteiten. (zie bijlage BW 11 bij de M.O. nr. 1791 van 11 januari 2007

betreffende de basiswet- titel II: basisbeginselen)

Het begrip “gemeenschappelijke activiteiten” dient op zodanige wijze gedefinieerd te worden

dat aan de gedetineerden een maximum aan mogelijke activiteiten gegeven kan worden. De

gemeenschappelijke wandeling, de maaltijden die gemeenschappelijk genomen worden, het

bezoek aan tafel dienen bijgevolg beschouwd te worden als gemeenschappelijke activiteiten.

De verdachten die geen toestemming gegeven hebben voor de deelname aan

gemeenschappelijke activiteiten met de veroordeelden moeten gescheiden blijven tijdens het

bezoek aan tafel. Het aanbrengen van een scheidingswand (mobiele wand, planten) in de

bezoekzaal volstaat hiervoor.

Het principe van de scheiding van de verdachten van de veroordeelden dient beoordeeld te

worden in het licht van de aanwezige belangen; het is mogelijk dat een hoger belang primeert

op dat van de scheiding (bv. noodzaak medische zorgen, verblijf op psychiatrische afdeling, …).

Steeds zal er een belangenafweging in concreto moeten gebeuren door de gevangenisdirecteur.

Wanneer de gedetineerde hierom verzoekt, zal de gemotiveerde beslissing het voorwerp vormen

van een document waarvan een kopie wordt meegedeeld aan de gedetineerde.

Wanneer een persoon een dubbel statuut heeft, met name zowel dat van veroordeelde als

verdachte, wordt hij binnen dit kader als veroordeelde beschouwd. Er is immers een definitieve

rechterlijke beslissing voor handen ten aanzien van deze persoon.

Om dezelfde reden worden ook geïnterneerden gelijkgesteld met veroordeelden.

Verdachten die gescheiden wensen te blijven van veroordeelden, dienen een zo normaal

mogelijk regime te hebben, niettegenstaande de materiële moeilijkheid om alle activiteiten te

ontdubbelen.

Zij hebben:

gemeenschappelijke wandeling met andere verdachten (eventueel kunnen groepjes verdachten

toegelaten worden op de individuele wandelplaatsen, die beantwoorden aan aanvaardbare

normen);

werk op cel indien dit voorradig is;

vorming en onderwijs voor zover dit voorradig is (vb. afstandsonderwijs);

De verplichting tot scheiding is niet van toepassing tijdens de overbrenging van gedetineerden

(justitiepaleis, naar een andere gevangenis, enz.).

(PV Informatievergadering voor gevangenisdirecteurs van 24 januari 2007, punt I.1)

Art. 12. De verdachten dienen de nodige faciliteiten, verenigbaar met de orde en de veiligheid, te genieten om hun recht van verdediging zo goed mogelijk te behartigen in de rechtsprocedure waarin zij betrokken zijn. Art. 13. § 1. Bij de uitvoering van de vrijheidsbenemende maatregel wordt het regime aangepast aan de vereisten inzake de eerbiediging van het beginsel van het vermoeden van onschuld. § 2. Behoudens de beperkingen door of krachtens de wet gesteld worden aan verdachten alle faciliteiten verleend die verenigbaar zijn met de orde en de veiligheid.

Page 10: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 10 -

TITEL III. – Gevangenissen

HOOFDSTUK I. - Indeling en bestemming

Art. 14. De Koning deelt de gevangenissen in volgens hun bestemming. Hij kan de gevangenissen indelen volgens andere criteria dan volgens hun bestemming. Art. 15. § 1. De Koning bepaalt de bestemming van de gevangenissen. Hij kan één of meer delen van een gevangenis aanwijzen als een afdeling met een bijzondere bestemming. § 2. Onverminderd andere aan gevangenissen te geven bestemmingen, wijst de Koning gevangenissen of afdelingen van gevangenissen aan die specifiek bestemd zijn voor de onderbrenging van :

1° verdachten; 2° vrouwelijke gedetineerden; 3° gedetineerden die in de gevangenis worden opgenomen samen met hun kind van minder drie jaar; (…)

Koninklijk besluit van 17 augustus 2019 tot uitvoering van de bepalingen van de basiswet van

12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden

inzake de bestemming van de gevangenissen en de plaatsing en de overplaatsing van de

gedetineerden (art. 14;15;17 en 18,§1;180) klik hier

HOOFDSTUK II. - Huishoudelijk reglement

Art. 16. § 1. In iedere gevangenis wordt door het inrichtingshoofd een huishoudelijk reglement opgesteld overeenkomstig de bij of krachtens deze wet gestelde bepalingen en overeenkomstig de door de minister gegeven instructies.

§ 2. De huishoudelijke reglementen worden ter goedkeuring aan de minister voorgelegd. § 3. Een exemplaar van het huishoudelijk reglement wordt ter beschikking gesteld van de gedetineerden.

Het inrichtingshoofd beslist of hij één huishoudelijk reglement voor alle afdelingen van de

gevangenis, dan wel een huishoudelijk reglement per afdeling (arresthuis, strafhuis, afdeling

vrouwen, psychiatrische afdeling, enz.) opstelt.

De wet legt de verplichting op om een exemplaar van het huishoudelijk reglement ter

beschikking te stellen van de gedetineerden. Aan deze verplichting kan op verschillende

Page 11: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 11 -

manieren tegemoet gekomen worden: een exemplaar van het huishoudelijk reglement wordt aan

elke gedetineerde overhandigd, elke cel wordt voorzien van een exemplaar of enkele

exemplaren worden ter beschikking gesteld op sectie. De bedoeling is dat elke gedetineerde op

een vlotte en gemakkelijke manier toegang heeft tot het op hem toepasselijke huishoudelijk

reglement. Daarenboven dienen enkele exemplaren van het/de huishoudelijk(e) reglement(en)

aanwezig te zijn in de bibliotheek van de gevangenis.

(CB nr. 107 van 16 juni 2011 betreffende de inwerkingtreding van verscheidene bepalingen van

titels III en V van de basiswet, deel III)

HOOFDSTUK III. - Plaatsing, overplaatsing en onthaal Art. 17. De gedetineerden worden geplaatst in een gevangenis of afdeling dan wel overgeplaatst naar een gevangenis of afdeling, rekening houdend met de bestemming of andere criteria zoals bepaald in artikel 14 of 15, en voor de veroordeelden mede rekening houdend met het individuele detentieplan. Art. 18. § 1. Onverminderd andersluidende wettelijke bepalingen wordt over de plaatsing of overplaatsing van gedetineerden beslist door ambtenaren van de penitentiaire administratie die daartoe door de directeur-generaal worden aangewezen. § 2. Tegen een beslissing tot plaatsing of overplaatsing die door de in § 1 bedoelde ambtenaren genomen is, kan een bezwaar worden ingediend, zoals bepaald in titel VIII, hoofdstuk III. (…) Art. 19. § 1. De gedetineerde wordt bij zijn onthaal geïnformeerd over zijn rechten en plichten, over de in de gevangenis of afdeling geldende regels, over de rol van het personeel en over de aldaar bestaande of van daaruit toegankelijke mogelijkheden van medische, juridische, psychosociale, familiale hulpverlening, van morele, levensbeschouwelijke of godsdienstige ondersteuning en van maatschappelijke hulp- en dienstverlening. § 2. De Koning stelt de nadere regels vast om, voorzover mogelijk, de informatie bedoeld in § 1 in een voor de gedetineerde verstaanbare taal of op een begrijpelijke wijze te verstrekken. § 3. De Koning stelt de nadere regels vast voor het onthaal van de gedetineerde in de gevangenis of in een afdeling ervan.

Elke gedetineerde die van zijn vrijheid beroofd werd, heeft recht op één kosteloos nationaal of

internationaal telefoongesprek van drie minuten binnen 24 uur na zijn insluiting in de

gevangenis. De kosten van het gratis telefoongesprek vallen ten laste van de begroting (BA

12.31 – onderhoud en voeding van de gedetineerden).

(CB nr. 107 van 16 juni 2011 betreffende de inwerkingtreding van verscheidene bepalingen van

titels III en V van de basiswet, Deel VI, punt 3.2; CB nr. 107bis van 1 augustus 2011

betreffende de inwerkingtreding van verscheidene bepalingen van titels III en V van de

basiswet: kosteloos telefoongesprek bij insluiting)

Elke gedetineerde heeft bij aankomst in de gevangenis een gesprek met de directeur, met een lid

van de psychosociale dienst en met de arts van de gevangenis. Indien de gedetineerde de taal

van de regio waar de gevangenis gelegen is, niet begrijpt, wordt een beroep gedaan op elk

Page 12: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 12 -

redelijk vertaalmiddel teneinde hem toe te laten de inhoud van de inlichtingen die hem worden

verstrekt te bevatten.

(art. 2 van het Koninklijk besluit van 8 april 2011 tot bepaling van de datum van

inwerkingtreding en uitvoering van verscheidene bepalingen van de titels III en V van de

basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de

gedetineerden)

onderhoud met de directeur:

De directeur moet een onderhoud hebben met elke binnenkomende gedetineerde binnen 24 uur

na zijn aankomst in de gevangenis.

Indien de gedetineerde de taal van de regio waar de gevangenis gelegen is niet begrijpt, wordt in

de mate van het mogelijke een beroep gedaan op een personeelslid. Indien dit niet mogelijk is,

kan de directeur een beroep doen op een extern persoon (vertaaldienst, aalmoezenier, bezoeker,

docent, lid van een ambassade of consulaat,…), of zelfs een medegedetineerde, tenzij de

gedetineerde zich hiertegen verzet.

Tijdens het onderhoud licht de directeur de gedetineerde in over:

zijn wettelijke en penitentiaire toestand: de detentietitel, de mogelijkheid voor een

verdachte om zijn akkoord tot deelname aan de gemeenschappelijke activiteiten te

geven,…;

de grote lijnen van het huishoudelijk reglement:

de wijze waarop de gedetineerde een onderhoud kan hebben met de directie, met de arts

van de gevangenis en met de vertegenwoordigers van de erediensten en erkende

levensbeschouwingen;

het bestaan van de commissie van toezicht en de wijze waarop met de maandcommissaris

contact kan worden opgenomen.

De directeur overhandigt tevens de lijst van de in de gevangenis beschikbare brochures en

infodocumenten aan de gedetineerde.

(art. 3 KB van 8 april 2011 tot bepaling van de datum van inwerkingtreding en uitvoering van

verscheidene bepalingen van de titels III en V van de basiswet van 12 januari 2005 betreffende

het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden en CB nr. 107 van 16 juni 2011

betreffende de inwerkingtreding van verscheidene bepalingen van titels III en V van de

basiswet, deel IV punt 2

onderhoud met een lid van de psychosociale dienst

Een lid van de psychosociale dienst moet met elke binnenkomende gedetineerde een gesprek

hebben uiterlijk binnen 4 dagen na aankomst in de gevangenis.

Tijdens dit onderhoud informeert het lid van de psychosociale dienst de gedetineerde over de

mogelijkheden die in de gevangenis bestaan of die vanuit de gevangenis toegankelijk zijn met

betrekking tot sociale, psychosociale, juridische en familiale bijstand.

Hij bevraagt de gedetineerde omtrent de onmiddellijk noodzakelijk te ondernemen acties met

het oog op het beperken van de detentieschade.

(art. 4 KB van 8 april 2011 tot bepaling van de datum van inwerkingtreding en uitvoering van

verscheidene bepalingen van de titels III en V van de basiswet van 12 januari 2005 betreffende

het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerdenen CB nr. 107 van 16 juni 2011

betreffende de inwerkingtreding van verscheidene bepalingen van titels III en V van de

basiswet, deel IV punt 3)

Page 13: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 13 -

onderhoud met de arts

De gedetineerde wordt binnen 24 uur na zijn aankomst in de gevangenis gezien door de arts.

(art. 5 KB van 8 april 2011 tot bepaling van de datum van inwerkingtreding en uitvoering van

verscheidene bepalingen van de titels III en V van de basiswet van 12 januari 2005 betreffende

het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden en CB nr. 107 van 16 juni 2011

betreffende de inwerkingtreding van verscheidene bepalingen van titels III en V van de

basiswet, deel IV punt 4)

Uit het feit dat de gedetineerden volgens de bestreden bepaling ook moeten worden

geïnformeerd over het aanbod van onder meer de hulp- en dienstverlening, waarvoor de

gemeenschappen exclusief bevoegd zijn, blijkt niet dat de federale wetgever de uitoefening van

die bevoegdheid aan zich trekt. De bestreden bepaling verhindert ook niet dat de

gemeenschappen zelf de inhoudelijke informatieverstrekking kunnen organiseren over de hulp-

en dienstverlening waarvoor zij exclusief instaan. Verder houdt de aan de Koning toegekende

delegatie houdt op zich geen bevoegdheidsoverschrijding in. Aldus houdt artikel 19, § 1, van de

bestreden wet geen schending van de bevoegdheidsregels in. (Grondwettelijk Hof nr. 109/2006

van 28 juni 2006).

HOOFDSTUK IV. – Toezicht

Afdeling I. - Algemene bepaling Art. 20. Onverminderd de door of krachtens de wet bepaalde opdrachten of machtigingen tot inspectie, controle of toezicht door gerechtelijke, administratieve of andere overheden, wordt een onafhankelijk toezicht gehouden op de gevangenissen en op de bejegening van de gedetineerden, door de Centrale toezichtsraad voor het gevangeniswezen en door de commissies van toezicht.

Afdeling II. - Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen Art. 21. Bij de Kamer van volksvertegenwoordigers wordt een Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen opgericht, hierna de "Centrale Raad" genoemd. Art. 22. De Centrale Raad heeft tot taak :

1° een onafhankelijk toezicht te houden op de gevangenissen, op de bejegening van de

gedetineerden en op de naleving van de hen betreffende voorschriften;

2° aan de Kamer van volksvertegenwoordigers, aan de minister bevoegd voor Justitie en aan de minister bevoegd voor de penitentiaire gezondheidszorg, hetzij ambtshalve, hetzij op hun verzoek, advies te verlenen over het gevangeniswezen en de uitvoering van vrijheidsstraffen en vrijheidsbenemende maatregelen;

3° Commissies van toezicht, zoals bedoeld in artikel 26, op te richten en de werking ervan te

ondersteunen, te coördineren en te controleren;

Page 14: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 14 -

4° jaarlijks ten behoeve van de Kamer van volksvertegenwoordigers en van de minister bevoegd voor Justitie en de minister bevoegd voor de penitentiaire gezondheidszorg, een verslag op te stellen betreffende de gevangenissen, de bejegening van gedetineerden en de naleving van de hen betreffende voorschriften. Het verslag omvat onder meer alle adviezen die conform de bepaling onder 2° zijn uitgebracht, een beleidsplan en de jaarverslagen zoals bepaald in artikel 26, § 2, 4°.

Tevens hebben de leden van de Centrale Toezichtsraad vrije toegang tot alle plaatsen in de

gevangenissen en, mits voorafgaande instemming van de gedetineerde, tot diens verblijfsruimte.

Bovendien hebben zij het recht om ter plaatse (behoudens wettelijk bepaalde uitzonderingen) alle

op de gevangenis betrekking hebbende documenten in te zien, met inbegrip van het register van de

tuchtsancties en, mits voorafgaandelijke schriftelijke instemming van de gedetineerde, alle

stukken die individuele gegevens bevatten van de gedetineerde.

Daarenboven hebben de leden van de Centrale Raad het recht om zonder controle briefwisseling

te voeren met de gedetineerden en zonder toezicht met hen in contact te treden.

Steeds zijn zij ertoe gehouden de geldende veiligheidsregels binnen de gevangenis na te leven.

[CB 146 van 13.12.2018]

Het verslag is publiek. Het ontwerp van verslag wordt voorafgaandelijk aan de bekendmaking bezorgd aan de minister bevoegd voor Justitie en aan de minister bevoegd voor de penitentiaire gezondheidszorg, die binnen een termijn van twee maanden vanaf datum van ontvangst hun gebeurlijke bemerkingen bezorgen. Art. 23. § 1. Voor zover dit voor de uitoefening van hun taken noodzakelijk is, hebben de leden van de Centrale Raad vrije toegang tot alle plaatsen in de gevangenissen en, mits voorafgaandelijke instemming van de gedetineerde, tot de verblijfsruimte van de gedetineerde en hebben zij het recht om ter plaatse, behoudens wettelijk bepaalde uitzonderingen, alle op de gevangenis betrekking hebbende boeken en bescheiden in te zien, met inbegrip van het register van de tuchtsancties en, mits voorafgaandelijke schriftelijke instemming van de gedetineerde, alle stukken die individuele gegevens bevatten van de gedetineerde. Zij zijn ertoe gehouden de geldende veiligheidsregels na te leven. § 2. Zij hebben het recht zonder controle briefwisseling te voeren met de gedetineerden en zonder toezicht in contact te treden met hen. § 3. Op verzoek van de voorzitter van de Centrale Raad brengt de directeur-generaal verslag uit over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van de Centrale Raad behoren. De directeur-generaal antwoordt binnen een termijn van twee maanden na ontvangst van het verzoek op de vragen om inlichtingen vanwege de Centrale Raad. Art. 24. § 1. De Centrale Raad bestaat uit twaalf effectieve leden en uit een gelijk aantal plaatsvervangers, die door de Kamer van volksvertegenwoordigers worden benoemd met een meerderheid van twee derden van de uitgebrachte stemmen.

Page 15: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 15 -

Bij de samenstelling van Centrale Raad wordt de taalpariteit in acht genomen, op basis van de taal waarin de kandidaat-leden hun kandidatuur hebben ingediend en voor de leden bedoeld in paragraaf 3, op basis van hun diploma. § 2. De leden worden benoemd op grond van hun deskundigheid of ervaring met betrekking tot de taken die aan de Centrale Raad worden toevertrouwd. De leden genieten de burgerlijke en politieke rechten. § 3. De Centrale Raad telt onder haar effectieve leden en onder haar plaatsvervangende leden ten minste:

1° twee Nederlandstaligen en twee Franstaligen die houder zijn van een diploma (…) master in de rechtswetenschappen waaronder minstens één Nederlandstalige magistraat van de zetel en één Franstalige magistraat van de zetel;

2° een Nederlandstalige en een Franstalige arts. § 4. De Kamer van volksvertegenwoordigers wijst onder de effectieve leden van de Centrale Raad een (…) bureau aan, bestaande uit twee Nederlandstalige leden en twee Franstalige leden, waarvan minstens één lid per taalrol houder is van een diploma (…) master in de rechtswetenschappen. De leden van het bureau oefenen hun ambt voltijds uit en kunnen geen enkele andere beroepsactiviteit uitoefenen tijdens de duur van hun mandaat. De Kamer van volksvertegenwoordigers kan afwijkingen op dat verbod toestaan op voorwaarde dat zij de betrokkene niet hinderen bij de behoorlijke uitoefening van zijn opdracht § 5. De Kamer van volksvertegenwoordigers wijst één lid van het (…) bureau aan als voorzitter en één lid als ondervoorzitter. De voorzitter en de ondervoorzitter zijn van een verschillende taalrol. § 6. Het lidmaatschap van de Centrale Raad is tijdens de duur van het mandaat onverenigbaar met:

1° het lidmaatschap van een Commissie van toezicht;

2° de uitoefening van een ambt bij of de uitvoering van een opdracht voor de penitentiaire administratie;

3° het uitoefenen van een functie bij de Beleidcel van een regeringslid;

4° het uitoefenen van een verkozen mandaat of het lidmaatschap van een uitvoerend orgaan

op Europees niveau, federaal niveau, gemeenschapsniveau of gewestniveau;

5° de uitoefening van een ambt bij de strafuitvoeringsrechtbank. § 7. De effectieve leden van de Centrale Raad worden benoemd voor een termijn van vijf jaar, die tweemaal hernieuwd kan worden en die begint te lopen vanaf de eedaflegging. Na afloop van die termijn blijven de leden hun functie uitoefenen tot de eedaflegging van hun opvolger.

Page 16: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 16 -

De plaatsvervangers worden benoemd voor een termijn van vijf jaar, die tweemaal hernieuwd kan worden, en die begint te lopen vanaf de eedaflegging van het lid van wie ze de plaatsvervanging verzekeren. Het lid wiens mandaat een einde neemt voor het verstrijken van de termijn van vijf jaar, wordt voor de resterende duur van het mandaat vervangen door zijn plaatsvervanger. In dit geval valt de opvolger onder de toepassing van het eerste lid. Indien de resterende duur van het mandaat minder dan een jaar bedraagt, geldt dit niet als een mandaat voor de toepassing van de beperking van het aantal mandaten vastgesteld in deze bepaling. Bij het openvallen van een plaats van plaatsvervangend lid gaat de Kamer van volksvertegenwoordigers onverwijld over tot de benoeming van een nieuw plaatsvervangend lid. § 7/1. Alvorens hun ambt te aanvaarden, leggen de effectieve leden en de plaatsvervangende leden in handen van de voorzitter van de Kamer van volksvertegenwoordigers de volgende eed af: “Ik zweer de plichten van mijn opdracht gewetensvol en onpartijdig te vervullen. § 8. De Kamer van volksvertegenwoordigers kan een einde maken aan het mandaat van de leden van de Centrale Raad :

1° op hun verzoek;

2° om ernstige en dwingende redenen.

Treedt in werking op 1 april 2019 [K.B. 19.07.2018]

Art. 25. § 1. De Centrale Raad wordt bijgestaan door een secretariaat dat naar taal paritair samengesteld is. De taalpariteit van de leden van het secretariaat wordt in acht genomen op basis van hun diploma. Het statuut en de wijze van aanwerving van de leden van het secretariaat worden bepaald door de Centrale Raad. § 2. De voorzitter van de Centrale Raad geeft leiding aan het secretariaat. Art. 25/1. § 1. De Centrale Raad stelt zijn huishoudelijk reglement op. Het reglement bepaalt in het bijzonder de wijze van oproeping van de leden, de wijze van beraadslaging en de wijze van controle van de werking van de Commissies van toezicht. De leden van de Centrale Raad nemen geen kennis van zaken waarbij zij een persoonlijk belang hebben of waarbij hun bloed- of aanverwanten tot en met de vierde graad een persoonlijk belang hebben en laten zich in voorkomend geval vervangen. Het huishoudelijk reglement wordt goedgekeurd door de Kamer van volksvertegenwoordigers en bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. § 2. De Centrale Raad houdt ten minste één zitting per maand, op bijeenroeping van zijn voorzitter of op verzoek van één derde van zijn leden. De Centrale Raad kan slechts vergaderen wanneer de helft plus één van de leden aanwezig is.

Page 17: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 17 -

§ 3. De Centrale Raad stelt zowel voor haar werking als die van de Commissies van toezicht een deontologische code op. § 4. De artikelen 458 en 458bis van het Strafwetboek zijn van toepassing op de leden van de Centrale Raad en de leden van het secretariaat zonder afbreuk te doen aan de taak van de Centrale Raad. Art. 25/2. § 1. De Centrale Raad stelt uit zijn leden een Franstalige en een Nederlandstalige Beroepscommissie samen, elk samengesteld uit drie leden. De Centrale Raad wijst eveneens drie plaatsvervangende leden per taalrol aan. Elke Beroepscommissie wordt voorgezeten door een magistraat van de zetel. § 2. De Beroepscommissie is belast met de behandeling van:

1° de beroepschriften ingediend tegen de uitspraken van de klachtencommissies zoals bepaald in artikel 31;

2° de beroepschriften ingediend tegen de beslissingen tot plaatsen in een individueel bijzonder veiligheidsregime, zoals bepaald in titel VI, hoofdstuk III, afdeling III;

3° de beroepschriften ingediend tegen de beslissingen die genomen worden naar aanleiding van

bezwaarschriften tegen een plaatsing of overplaatsing, zoals bepaald in titel VIII, hoofdstuk III.

§ 3. Bij de behandeling van het beroepschrift wraakt de Beroepscommissie, ambtshalve, op vraag van één van de partijen of op vraag van het lid zelf, elk lid van de Beroepscommissie van wie de onafhankelijkheid ten aanzien van de behandeling van de klacht kan worden betwist. Art. 25/3. § 1. De leden van de Centrale Raad die lid zijn van het bureau genieten een jaarlijkse wedde van 54 990 euro. De magistraten en ambtenaren die lid zijn van het bureau behouden tenminste hun wedde met de daaraan verbonden verhogingen en voordelen. De leden van de Centrale Raad en van de Beroepscommissie die geen lid zijn van het bureau hebben recht op een presentiegeld waarvan het bedrag per gepresteerde dag 150 euro bedraagt. Werkzaamheden die per dag minder dan vier uur bestrijken, geven recht op de helft van het vastgesteld presentiegeld. De wedde bedoeld in het eerste lid en het presentiegeld bedoeld in het tweede lid vallen onder de indexeringsregeling die geldt voor de wedden van het personeel van de federale overheidsdiensten. Zij worden gekoppeld aan de spilindex 138,01. § 2. Voor de werking van de Centrale Raad en van de commissies van toezicht wordt een dotatie uitgetrokken op de algemene uitgavenbegroting van het Rijk. De Centrale Raad stelt jaarlijks een ontwerp van begroting op voor zijn werking en de werking van de commissies van toezicht. Bijgestaan door het Rekenhof, onderzoekt de Kamer van volksvertegenwoordigers de gedetailleerde begrotingsvoorstellen van de Centrale Raad, keurt ze goed en controleert de uitvoering van zijn begroting. Zij onderzoekt ze en keurt daarenboven de gedetailleerde rekeningen goed.

Page 18: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 18 -

De Centrale Raad hanteert voor zijn begroting en rekeningen een schema dat vergelijkbaar is met het schema van de begroting en rekeningen van de Kamer van volksvertegenwoordigers.

Afdeling III. - Commissies van toezicht Art. 26. § 1. De Centrale Raad richt bij elke gevangenis een Commissie van toezicht op en deelt dit mee aan de Kamer van volksvertegenwoordigers. § 2. De Commissie van toezicht heeft tot taak:

1° een onafhankelijk toezicht te houden op de gevangenis waarvoor ze bevoegd is, op de bejegening van de gedetineerden en op de naleving van de hen betreffende voorschriften;

2° aan de Centrale Raad, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek, advies en inlichtingen te geven betreffende aangelegenheden in de gevangenis die rechtstreeks of onrechtstreeks met het welzijn van de gedetineerden verband houden en voorstellen te doen die zij gepast acht;

3° te bemiddelen tussen de directeur en de gedetineerden omtrent problemen die ter kennis

worden gebracht van de leden;

4° jaarlijks een verslag betreffende de gevangenis, de bejegening van gedetineerden en de naleving van de hen betreffende voorschriften op te stellen.

Art. 27. § 1. Voor zover dit voor de uitoefening van de taken noodzakelijk is, hebben de leden van de Commissies van toezicht vrije toegang tot alle plaatsen in de gevangenis en, mits voorafgaandelijke instemming van de gedetineerde, tot de verblijfsruimte van de gedetineerde en hebben zij het recht om ter plaatse, behoudens wettelijk bepaalde uitzonderingen, alle op de gevangenis betrekking hebbende boeken en bescheiden in te zien, met inbegrip van het register van de tuchtsancties en, mits voorafgaandelijke schriftelijke instemming van de gedetineerde, van alle stukken die individuele gegevens bevatten van de gedetineerde. Zij zijn ertoe gehouden de geldende veiligheidsregels na te leven. § 2. Ze hebben het recht zonder controle briefwisseling te voeren met de gedetineerden en zonder toezicht in contact te treden met hen. § 3. Op verzoek van de voorzitter van de Commissie van toezicht brengt de directeur verslag uit over de aangelegenheden die tot de bevoegdheid van de Commissie behoren. De directeur antwoordt uiterlijk binnen een maand na ontvangst van het verzoek op de vragen om inlichtingen vanwege de Commissie van toezicht. Art. 28. § 1. Elke Commissie van toezicht bestaat uit ten minste zes en maximum achttien leden. De leden worden benoemd op grond van hun deskundigheid of ervaring met betrekking tot de taken die aan de Commissie van toezicht worden toevertrouwd. § 2. Elke Commissie van toezicht telt onder haar leden ten minste:

1° twee personen die houder zijn van een diploma (…) master in de rechtswetenschappen;

Page 19: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 19 -

2° een arts.

§ 3. De Centrale Raad wijst, op voordracht van de Commissie van toezicht, bij elke Commissie van toezicht één lid aan als voorzitter en één lid als ondervoorzitter. Voor de Commissies van toezicht bij een gevangenis gelegen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, behoren de voorzitter en de ondervoorzitter tot een verschillende taalrol, wat bepaald wordt op basis van de taal waarin de kandidaat-leden hun kandidatuur hebben ingediend en voor de leden bedoeld in § 2, op basis van hun diploma. § 4. Het lidmaatschap van een Commissie van toezicht is tijdens de duur van het mandaat onverenigbaar met:

1° het lidmaatschap van de Centrale Raad;

2° de uitoefening van een ambt bij of de uitvoering van een opdracht voor de penitentiaire administratie;

3° de uitoefening van een ambt bij de strafuitvoeringsrechtbank;

4° de uitoefening van een ambt bij de Beleidscel van een regeringslid;

5° het uitoefenen van een verkozen mandaat of het lidmaatschap van een uitvoerend orgaan op Europees niveau, federaal niveau, gemeenschapsniveau of gewestniveau.

§ 4/1. De leden van de Commissie van toezicht worden, na schriftelijk advies van de voorzitter van de Commissie van toezicht, door de Centrale Raad benoemd voor een termijn van vijf jaar, die tweemaal hernieuwd kan worden en die begint te lopen vanaf de aanwijzing. Na afloop van die termijn blijven de leden hun functie uitoefenen tot de aanwijzing van hun opvolger. § 5. De Centrale Raad kan een einde maken aan het mandaat van de leden:

1° op hun verzoek;

2° om ernstige en dwingende redenen. Art. 29. § 1. Elke Commissie van toezicht wordt bijgestaan door een secretariaat, waarvan de leden niet behoren tot de penitentiaire administratie. De leden van het secretariaat worden op voordracht van de Commissie van toezicht aangewezen door de Centrale Raad. Het statuut en de wijze van aanwerving van de leden van het secretariaat worden bepaald door de Centrale Raad. § 2. De aanwijzing van een lid van het secretariaat van de Commissie van toezicht kan om ernstige redenen bij gemotiveerde beslissing worden opgeheven door de Centrale Raad. § 3. De taak van de leden van het secretariaat wordt bepaald door de voorzitter van de Commissie van toezicht.

Page 20: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 20 -

Art. 30. § 1. Elke Commissie van toezicht stelt haar huishoudelijk reglement op, dat ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de Centrale Raad. Het reglement bepaalt in het bijzonder de wijze van oproeping van de leden en de wijze van beraadslaging. De leden van de Commissie van toezicht onthouden zich bij een beraadslaging over zaken waarbij zij een persoonlijk belang hebben of waarbij hun bloed- of aanverwanten tot en met de vierde graad een persoonlijk belang hebben. § 2. De Commissie van toezicht houdt ten minste één zitting per maand. (…) § 3. Eén of meer leden van de Commissie van toezicht zijn er beurtelings mee belast gedurende één maand tenminste éénmaal per week als maandcommissaris de gevangenis of gevangenissen waarbij zij zijn ingericht te bezoeken, inzonderheid met het oog op de uitoefening van de taken bedoeld in artikel 26, § 2, 1° en 3°. De maandcommissarissen houden wekelijks spreekuur ten behoeve van de gedetineerden. § 4. De artikelen 458 en 458bis van het Strafwetboek zijn van toepassing op de leden van de Commissie van toezicht en de leden van het secretariaat zonder afbreuk te doen aan de taak van de Commissie voor toezicht. Art. 31. § 1. Elke Commissie van toezicht stelt uit haar leden een Klachtencommissie van drie leden samen, voorgezeten door een persoon die houder is van een diploma (…) master in de rechtswetenschappen. In geval van verhindering van een of meer leden van de Klachtencommissie wijst de voorzitter de leden van de Commissie van toezicht aan die hen kunnen vervangen. § 2. De leden van de Klachtencommissie zijn uitsluitend belast met de behandeling van de klachten, zoals bepaald in titel VIII, hoofdstuk I. § 3. Bij de behandeling van de klacht wraakt de Klachtencommissie, ambtshalve, op vraag van een van de partijen of op vraag van het lid zelf, elk lid van wie de onafhankelijkheid ten aanzien van de behandeling van de klacht kan worden betwist.

L'article 31 entrera en vigueur le 01/04/2020 [K.B. 19.07.2018]

Art. 31/1. De leden van de Commissies van toezicht en de leden van de klachtencommissie hebben recht op een presentiegeld waarvan het bedrag per gepresteerde dag 90 euro bedraagt. Werkzaamheden die per dag minder dan vier uur bestrijken, geven recht op de helft van het vastgesteld presentiegeld. Dit presentiegeld valt onder de indexeringsregeling die geldt voor de wedden van het personeel van de federale overheidsdiensten. Het wordt gekoppeld aan de spilindex 138,01.

HOOFDSTUK V. - Toegang tot de gevangenis Art. 32. De toegang tot de gevangenis wordt afhankelijk gesteld van controle- en veiligheidsmaatregelen waarvan de Koning de aard en de nadere regels bepaalt.

Page 21: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 21 -

In afwachting dat de controle- en veiligheidsmaatregelen waarvan de toegang tot de gevangenis

afhankelijk wordt gesteld bij koninklijk besluit geregeld zijn, is de M.O. nr. 1728 van 19 april

2001 betreffende de toegangscontrole van toepassing.

Vereiste identiteitsdocumenten

Als algemene regel geldt dat iedereen die de gevangenis betreedt in het bezit moet zijn van een

officieel identiteitsdocument. Onder “officieel identiteitsdocument” wordt verstaan elk

document dat uitgaat van een officiële instantie (dit hoeft niet noodzakelijk een Belgische

instantie te zijn), waaruit de identiteit (naam en voornaam) van de bezoeker blijkt en waarop een

foto van de betrokkene prijkt. Voorbeelden zijn: een identiteitskaart, een rijbewijs, een

studentenkaart, ….

(CB nr. 105 van 16 mei 2011 betreffende verduidelijkingen omtrent de toelating tot het bezoek

en de toegang tot de gevangenis, punt 3.1)

Het feit dat dit identiteitsdocument vervallen is, speelt hierbij geen rol.

(Syntheseverslag van 30 augustus 2011 betreffende vragen en antwoorden m.b.t. tot CB nr. 107

van 16 juni 2011 en CB nr. 109 van 27 juni 2011, vraag 23).

Voor kinderen onder de twaalf jaar wordt niet vereist dat het identiteitsdocument een foto moet

bevatten. Een identiteitsstuk zoals dat wordt afgegeven aan elk kind onder de twaalf jaar bij zijn

eerste inschrijving in de bevolkingsregisters of in het wachtregister van een Belgische gemeente

(het zgn. kinderpasje) volstaat.

(CB nr. 105 van 16 mei 2011 betreffende verduidelijkingen omtrent de toelating tot het bezoek

en de toegang tot de gevangenis, punt 3.2)

Bijkomende vereisten voor minderjarigen

1. Begeleiding

Minderjarigen onder de zestien jaar moeten altijd vergezeld zijn door een volwassene,

behoudens andersluidende beslissing van de directeur.

2. Toelating

Minderjarigen die op bezoek komen bij een gedetineerde die het ouderlijk gezag uitoefent,

dienen niet in het bezit te zijn een schriftelijke toelating van een niet-gedetineerde persoon die

het ouderlijk gezag uitoefent. Beide ouders zijn immers gezamenlijk verantwoordelijk voor de

opvoeding van hun kinderen. Beslissingen worden verondersteld gezamenlijk genomen te zijn

door beide ouders ten opzichte van de derde ter goeder trouw (i.c. de gevangenisdirectie).

Indien één ouder zich schriftelijk niet akkoord verklaart met het bezoek van zijn minderjarig

kind aan de gedetineerde ouder, wordt het bezoek niet toegelaten. De gedetineerde dient

uitgenodigd te worden om zich te wenden tot de jeugdrechtbank indien hij zijn recht van

omgang wenst uit te oefenen.

Minderjarigen die op bezoek komen bij een gedetineerde die niet het ouderlijk gezag uitoefent

en die niet vergezeld zijn van een persoon die het ouderlijk gezag uitoefent, dienen in het bezit

te zijn van een toelating van een persoon die het ouderlijk gezag uitoefent (toelatingsbrief

vergezeld van een kopie van de identiteitskaart).

(CB nr. 105 van 16 mei 2011 betreffende verduidelijkingen omtrent de toelating tot het bezoek

en de toegang tot de gevangenis, punt 3.3 en modelformulier bij Syntheseverslag van 30

augustus 2011 betreffende vragen en antwoorden m.b.t. tot CB nr. 107 van 16 juni 2011 en CB

nr. 109 van 27 juni 2011)

Bezoekers met een pacemaker of defibrillator

Bezoekers die drager zijn van een pacemaker of defibrillator en dit aantonen aan de hand van

een medisch attest, kunnen weigeren door de metaaldetectieportiek te gaan. In dat geval dienen

deze bezoekers gecontroleerd te worden met een handdetector.

Page 22: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 22 -

Indien de bezoeker zich, om welke reden ook, tegen de controle via een handdetector verzet,

kan hij enkel tot het bezoek achter glas worden toegelaten nadat een onderzoek aan de kledij

heeft plaatsgevonden (de bezoeker wordt verzocht om de voorwerpen uit zijn zakken te

verwijderen en de armen en benen te spreiden om toe te laten over te gaan tot een vluchtige

aftasting).

Indien de bezoeker zich verzet tegen deze procedure, dient het personeel contact op te nemen

met de directeur of met een door hem aangewezen personeelslid zodat een escalatie van het

incident in de mate van het mogelijke vermeden wordt.

(CB nr. 105 van 16 mei 2011 betreffende verduidelijkingen omtrent de toelating tot het bezoek

en de toegang tot de gevangenis, punt 3.4).

Art. 33. § 1. De leden van de Kamer van volksvertegen-woordigers,de Senaat, het Vlaams Parlement, het Parlement van de Franse Gemeenschap, het Parlement van het Waalse Gewest, het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap en het Parlement van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, hebben toegang tot de gevangenissen door van hun hoedanigheid te doen blijken. Om een bewoonde verblijfsruimte te betreden of om in contact te treden met bepaalde gedetineerden is een bijzondere toelating van de minister vereist. Deze bezoekers worden vergezeld door de directeur of door het personeelslid dat hij aanwijst. § 2. Behoudens andersluidende wettelijke bepalingen stelt de Koning, in aanvulling op deze wet, de regels vast voor de toegang tot de gevangenissen:

1° voor personen of instanties die met leden van het personeel van de gevangenis gelijk te stellen zijn op grond van hun professionele of statutaire betrokkenheid bij de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf of de vrijheidsbenemende maatregel;

2° voor personen of instanties die belast zijn met het toezicht of de controle op de

gevangenissen of de bejegening van de gedetineerden of met het verlenen van advies daarover aan de minister;

3° voor openbare officieren of ambtenaren die zich in de gevangenis aanmelden voor de

uitoefening van hun ambt of het volbrengen van hun opdrachten. Art. 34. § 1. Behoudens andersluidende wettelijke bepalingen hebben andere personen geen toegang tot de gevangenissen dan na toelating door de minister. § 2. Zij worden vergezeld door de directeur of door het personeelslid dat hij aanwijst. § 3. Tenzij zij hiertoe een bijzondere toelating van de minister ontvingen, mogen zij noch in de bewoonde verblijfsruimtes binnentreden, noch in contact komen met de gedetineerden, noch zich in verbinding stellen met andere personeelsleden dan deze die ermee belast werden hen in de gevangenis te begeleiden.

TITEL IV. – Detentieplanning

Page 23: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 23 -

HOOFDSTUK I.- Onderzoek naar de persoon en de levenssituatie van de veroordeelde

Art. 35. § 1. Zodra de veroordeelde ingesloten en onthaald werd, wordt een aanvang gemaakt met een onderzoek naar zijn persoon en levenssituatie met het oog op het opstellen van het in artikel 38 bedoelde individueel detentieplan. § 2. Van het in § 1 bedoelde onderzoek kan worden afgezien wanneer dit, gelet op de korte duur van het te ondergaan gedeelte van de vrijheidsstraf, niet aangewezen is en de veroordeelde hiermee instemt of wanneer de veroordeelde geen detentieplan wenst. De instemming of de omstandigheid dat de veroordeelde geen detentieplan wenst, waarop door de veroordeelde steeds kan worden teruggekomen, wordt opgetekend in het dossier van de veroordeelde. § 3. Indien de veroordeelde reeds een vrijheidsstraf ondergaat, mag het onderzoek beperkt blijven tot aangelegenheden die rechtstreeks van belang zijn om een reeds bestaand individueel detentieplan eventueel bij te stellen. Art. 36. § 1. Het onderzoek naar de persoon en de levenssituatie van de veroordeelde omvat een onderzoek naar de omstandigheden waarvan de kennis noodzakelijk is:

1° om het door artikel 6, § 2, geformuleerde schadebeperkingsbeginsel te individualiseren;

2° 2om de in artikel 9, § 2, bedoelde doelstellingen bij de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf te individualiseren;

3° om, zo nodig, de beslissing tot plaatsing oordeelkundig bij te stellen op grond van gegevens

die worden verkregen tijdens het in de bepalingen onder 1° en 2° bedoelde onderzoek. § 2. De veroordeelde heeft het recht kennis te nemen van de onderzoeksresultaten. (…) Art. 37. (…)

HOOFDSTUK II. - Individueel detentieplan Art. 38. § 1. Op basis van het in de artikelen 35 en 36 bedoelde onderzoek wordt, in overleg en met medewerking van de veroordeelde, een individueel detentieplan uitgewerkt. § 2. (…) § 3. Het individueel detentieplan bevat een schets van het detentietraject en, in voorkomend geval, van de activiteiten die op herstel gericht zijn, met name de schade die de slachtoffers opgelopen hebben. Het detentieplan bevat ook eventuele adviezen over overplaatsingen die voor de veroordeelde redelijkerwijze in het vooruitzicht kunnen worden gesteld, rekening houdend met de duur van de uitgesproken straffen, met de criteria voor de toepassing van bijzondere wijzen van tenuitvoerlegging en van vervroegde invrijheidstelling of met de datum van definitieve invrijheidstelling.

Page 24: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 24 -

Dit plan bevat bovendien voorstellen van activiteiten waaraan de veroordeelde zal deelnemen, zoals:

1° in het kader van de strafuitvoering beschikbare of beschikbaar te stellen arbeid;

2° onderwijs- of vormingsprogramma's, opleidings- of omscholingsactiviteiten en andere activiteiten die op reïntegratie gericht zijn;

3° psychosociale begeleidingsprogramma's of medische of psychologische behandelingsprogramma's.

Het detentieplan wordt opgesteld rekening houdend met de mogelijkheden van de gedetineerde en van de penitentiaire administratie. § 4. Het detentieplan wordt opgenomen in een samenwerkingsprotocol dat ondertekend wordt door de veroordeelde en door de directeur. § 5. (…) Art. 39. Het individueel detentieplan wordt, in samenwerking met de veroordeelde, in de loop van de detentie zoveel als nodig aangevuld, nader geconcretiseerd en bijgestuurd, onder meer in functie van de evolutie van de veroordeelde en van gerechtelijke of administratieve beslissingen die zijn detentietraject beïnvloeden of kunnen beïnvloeden. Art. 40. (…)

Zoals het detentieplan is opgevat in de artikelen 35 tot en met 40 van Basiswet, beoogt het de

planning vast te leggen van het detentietraject van de individuele gedetineerde, wat behoort tot

de bevoegdheid van de federale wetgever om de strafuitvoering te regelen. Hoewel de

gemeenschappen exclusief bevoegd zijn voor de sociale hulpverlening aan gedetineerden met

het oog op hun sociale reïntegratie, komt het de federale wetgever toe te bepalen op welke wijze

die hulp- en dienstverlening kan worden ingepast in het geheel van de individuele

strafuitvoering, rekening houdend met de specifieke situatie van elke afzonderlijke

gedetineerde en met de ruimte die het detentieregime in een concreet geval daartoe laat. Zoals

de bepalingen zijn geformuleerd, laten zij de noodzakelijke ruimte voor het aanbod aan

hulpverlening dat ter zake van de gemeenschappen mag worden verwacht en schenden zij de

bevoegdheidsregels niet. (Grondwettelijk Hof nr. 109/2006 van 28 juni 2006)

TITEL V. - Levensvoorwaarden in de gevangenis

HOOFDSTUK I. - Materiële levensvoorwaarden Art. 41. § 1. De gedetineerde heeft het recht de verblijfsruimte die hem toegewezen wordt naar eigen goeddunken in te richten, mits eerbiediging van hetgeen in het belang van de orde of de veiligheid door het huishoudelijk reglement wordt bepaald.

Page 25: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 25 -

Niettegenstaande artikel 41 van de wet nog niet in werking treedt, bepaalt het huishoudelijk

reglement reeds dat de gedetineerde het recht heeft zijn verblijfsruimte naar eigen goeddunken

in te richten, weliswaar mits eerbiediging van de regels vastgelegd in het huishoudelijk

reglement omtrent de orde en de veiligheid.

Elke cel bevat een standaarduitrusting bestaande uit een tafel, een stoel, een bed, een wastafel en

een toilet.

De gedetineerde is gehouden de verblijfsruimte en de celuitrusting correct te onderhouden.

Indien hij schade veroorzaakt aan de verblijfsruimte en/of de celuitrusting kan hij hiervoor

tuchtrechtelijk gesanctioneerd worden enerzijds, en burgerlijk aansprakelijk gesteld worden

voor de door hem veroorzaakte schade anderzijds. In dit verband is het nuttig een

plaatsbeschrijving van de verblijfsruimte op te stellen vóór de ingebruikname ervan door de

gedetineerde. Dit document, opgesteld in aanwezigheid van de gedetineerde, wordt ondertekend

door het personeelslid en de gedetineerde en bewaard in het persoonlijk dossier van de

gedetineerde.

(CB nr. 107 van 16 juni 2011 betreffende de inwerkingtreding van verscheidene bepalingen van

titels III en V van de basiswet, deel V punt 1)

§ 2. De Koning bepaalt de voorwaarden waaraan de verblijfsruimtes en de ruimtes voor gemeenschappelijke activiteiten moeten voldoen inzake gezondheid, brandveiligheid en hygiëne, en stelt daartoe regels vast die minstens betrekking hebben op de omvang, de verlichting, de verluchting, de sanitaire voorzieningen en het onderhoud. Art. 42. De gedetineerde krijgt voldoende voedsel dat voldoet aan de normen van de moderne hygiëne en zo nodig aangepast is aan de vereisten van zijn gezondheidstoestand.

Om dit recht te waarborgen dienen per dag drie maaltijden, die zijn aangepast aan de normen van de

evenwichtige voedingsleer, gegeven te worden. In de gevangenissen waar meerdere menu’s (vegetarisch

enz.) worden aangeboden, duidt de gedetineerde zijn menu van keuze aan. Hij heeft het recht om tijdens

de detentie van keuze van menu te veranderen. De eventuele veranderingen worden aanvaard

overeenkomstig de toepasselijke regels uit het huishoudelijk reglement van de gevangenis.

Dieetvoeding aangepast aan de gezondheidstoestand van de gedetineerde wordt enkel op medisch

voorschrift aangeboden.

De vrijheid van eredienst omvat de naleving van de religieuze voedingsvoorschriften die eraan verbonden

zijn. De administratie dient gedetineerden toe te laten dit aspect van hun geloofsovertuiging te belijden en

dient – binnen de grenzen van het redelijke – de hiervoor vereiste maatregelen te nemen. Het begrip

“redelijk” wordt beoordeeld met betrekking tot de noodzaak om al dan niet specifieke producten aan te

kopen, deze te bereiden of te serveren op een specifieke wijze zonder dat hierbij de organisatie van de

gevangenis in het gedrang komt.

(CB nr. 107 van 16 juni 2011 betreffende de inwerkingtreding van verscheidene bepalingen van titels III en

V van de basiswet, deel V punt 2)

Art. 43. § 1. De gedetineerde heeft het recht om in de gevangenis zijn eigen kledij en schoeisel te dragen, mits deze voldoen aan de normen die door een gedwongen samenleven met anderen gesteld worden op het vlak van de hygiëne, de welvoeglijkheid, de orde of de veiligheid. Aan gedetineerden die hun eigen kledij en schoeisel niet wensen te dragen, wordt door de gevangenis behoorlijke kledij en schoeisel ter beschikking gesteld. § 2. De directeur kan de gedetineerde verplichten door de gevangenis ter beschikking gestelde, behoorlijke kledij of schoeisel te dragen, wanneer de eigen kledij en het eigen schoeisel van de gedetineerde niet aan de in § 1, eerste lid, gestelde normen beantwoorden.

Page 26: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 26 -

§ 3. De gedetineerde kan verplicht worden tijdens de arbeid of andere activiteiten aangepaste kledij en schoeisel te dragen die hem daartoe ter beschikking worden gesteld. § 4. In het huishoudelijk reglement worden de in de gevangenis geldende regels met betrekking tot het dragen en het onderhoud van kledij en schoeisel nader omschreven. Art. 44. Het inrichtingshoofd draagt er zorg voor dat de gedetineerde in staat wordt gesteld zijn uiterlijk en zijn lichamelijke hygiëne dagelijks behoorlijk te verzorgen.

Deze zorgplicht houdt de verplichting in om volgende toiletartikelen gratis ter beschikking te

stellen van de gedetineerde bij zijn aankomst in de gevangenis en, wanneer hij niet over de

nodige financiële middelen beschikt om zich behoorlijk te verzorgen, op elk ander ogenblik

tijdens de detentie:

zeep;

tandenborstel;

toiletpapier;

shampoo;

tandpasta;

scheermesje;

scheerschuim;

maandverband voor de vrouwelijke gedetineerden.

De aankoop van deze toiletartikelen valt ten laste van de basisallocatie 12.31.

Deze wettelijke bepaling houdt eveneens in dat er voldoende douchemomenten dienen te worden

georganiseerd. Ook de gedetineerden die in de veiligheidscel of in de strafcel verblijven, dienen

de mogelijkheid te krijgen om zich dagelijks te wassen.

(CB nr. 107 van 16 juni 2011 betreffende de inwerkingtreding van verscheidene bepalingen van

titels III en V van de basiswet, deel V punt 3)

De wet creëert de verplichting voor de overheid om gedetineerden toe te laten hun uiterlijk en

lichamelijke hygiëne dagelijks behoorlijk te kunnen verzorgen. Daarom moet aan gedetineerden

die niet over de financiële middelen daartoe beschikken gratis toiletartikelen verschaft

worden. Indien een onvermogende gedetineerde artikelen ontvangt en later vermogend wordt,

dient hij deze niet terug te betalen. Wanneer een gedetineerde al zijn geld kantineert aan bv. chips

en cola, kunnen hem geen toiletartikelen ontzegd worden. Wel kan hij aangesproken worden op

zijn kantinegebruik. In voorkomend geval heeft de directeur de mogelijkheid om de hoeveelheden

die de gedetineerde van een product kan bestellen, te beperken.

(Syntheseverslag van 30 augustus 2011 betreffende vragen en antwoorden met betrekking tot CB

nr. 107 van 16 juni 2011 (inwerkingtreding verscheidene bepalingen Titels III en V van de

Basiswet) en CB nr. 109 van 27 juni 2011 (tuchtregime), vraag 3)

Art. 45. § 1. De voorwerpen die de gedetineerde bij zijn insluiting in de gevangenis bij zich draagt en de voorwerpen die hij tijdens zijn verblijf verwerft, worden overeenkomstig de regels die de Koning zal vaststellen in het belang van de orde en de veiligheid, naargelang het geval, en onverminderd andere wettelijke bepalingen, hetzij in zijn bezit gelaten, hetzij voor hem in bewaring genomen onder afgifte van een bewijs van ontvangst, hetzij op zijn verzoek uit de gevangenis verwijderd.

Page 27: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 27 -

§ 2. De gedetineerde heeft het recht de hem toebehorende voorwerpen waarvan het bezit niet onverenigbaar is met de orde en de veiligheid in zijn verblijfsruimte onder te brengen dan wel bij zich te hebben, overeenkomstig door het huishoudelijk reglement te bepalen regels.

Het huishoudelijk reglement hanteert een gecombineerd systeem van verboden voorwerpen en

toegelaten voorwerpen. De in de verblijfsruimte toegelaten voorwerpen worden nog eens

onderverdeeld in persoonlijke kledij, persoonlijke voorwerpen en voorwerpen die deel uitmaken

van het dagelijkse leven van de gedetineerde.

Teneinde een zekere flexibiliteit te behouden en rekening te kunnen houden met de behoeften

van de gevangenispopulatie binnen de inrichting, kan de directeur, voor zover dit niet

onverenigbaar is met de orde en de veiligheid, gedetineerden toestaan om andere persoonlijke

voorwerpen of een grotere hoeveelheid van de toegelaten voorwerpen bij zich te hebben. Het is

belangrijk de gedetineerde er op te wijzen dat de toelating om andere voorwerpen of een grotere

hoeveelheid bij zich te hebben een gunst en geen recht is. Dit heeft onder andere voor gevolg

dat indien de gedetineerde wordt overgeplaatst naar een andere inrichting, hij een nieuw verzoek

zal moeten indienen om deze voorwerpen bij zich te hebben.

Op het principe van de verboden voorwerpen kunnen geen uitzonderingen worden gemaakt

(behoudens overgangsbepalingen).

Alle voorwerpen die de gedetineerde bij insluiting in de gevangenis bij zich draagt en die

ressorteren onder één van de volgende categorieën van voorwerpen worden hetzij voor hem in

bewaring genomen onder afgifte van een bewijs van ontvangst, hetzij op zijn verzoek via een

persoon van zijn keuze uit de gevangenis verwijderd:

de verboden voorwerpen;

de voorwerpen die niet voorkomen in de lijst van toegelaten voorwerpen;

de voorwerpen die voorkomen in de lijst van toegelaten voorwerpen, waarvan de controle

die vereist is om de orde of veiligheid te waarborgen, hetzij onmogelijk is zonder de

voorwerpen te beschadigen, hetzij een onredelijk grote arbeidsbelasting voor de

administratie meebrengt;

de voorwerpen die voorkomen in de lijst van toegelaten voorwerpen, die de gedetineerde in

de gevangenis niet bij zich wenst te dragen.

De bederfbare goederen worden hetzij op verzoek van de gedetineerde via een persoon van zijn

keuze uit de gevangenis verwijderd, hetzij vernietigd.

De verkopen, ruilingen, leningen, schenkingen en andere gelijkaardige handelingen tussen

gedetineerden zijn verboden, behoudens toelating van de directeur. De niet-naleving van het

verbod kan aanleiding geven tot een tuchtsanctie. De voorwerpen die zonder toelating van de

directeur via verkoop, ruil, lening, schenking of een gelijkaardige handeling verkregen zijn,

worden tegen ontvangstbewijs in bewaring genomen voor de gedetineerde die er eigenaar van is

(geworden). Bederfbare goederen worden vernietigd.

Als algemene regel geldt dat via het bezoek of naar aanleiding van een

strafuitvoeringsmodaliteit geen voorwerpen kunnen worden binnengebracht. Er bestaat echter

een limitatieve lijst met voorwerpen die via het bezoek of naar aanleiding van een

uitgaansvergunning, penitentiair verlof of beperkte detentie kunnen worden binnengebracht;

deze lijst kan door de lokale directie niet worden uitgebreid.

Voorwerpen die in bewaring werden genomen, kunnen nadien via het bezoek of naar aanleiding

van een strafuitvoeringsmodaliteit uit de gevangenis verwijderd worden. De hiervoor te volgen

procedure staat beschreven onder punt 6.2. van de CB nr. 113 van 5 augustus 2011 betreffende

de voorwerpen van gedetineerden:

Page 28: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 28 -

a. De gedetineerde die voorwerpen via het bezoek uit de gevangenis wenst te verwijderen, vult

het luik A van het formulier voor het verwijderen van voorwerpen (bijlage 4 van de CB nr. 113)

in. Dit formulier vermeldt de identiteit van de gedetineerde en de persoon aan wie de goederen

overhandigd moeten worden. Het bevat tevens een opsomming van de te verwijderen

voorwerpen. Per bestemmeling wordt een nieuw formulier ingevuld. Het personeelslid dat de

goederen in ontvangst neemt, ondertekent het formulier. De gedetineerde ontvangt een kopie

van het formulier.

Bij de overhandiging van de goederen wordt het luik B van voormeld formulier ingevuld en

ondertekend door de persoon die de goederen in ontvangst neemt en het personeelslid.

Het formulier wordt bewaard in het persoonlijk dossier van de gedetineerde.

b. De gedetineerde die de gevangenis verlaat via een strafuitvoeringsmodaliteit, kan op dat

moment voorwerpen uit de gevangenis verwijderen. Hiertoe vult hij voorafgaandelijk het luik A

van het formulier voor het verwijderen van voorwerpen (bijlage 4 van de CB nr. 113) in. Dit

formulier vermeldt de identiteit van de gedetineerde. Het bevat tevens een opsomming van de te

verwijderen voorwerpen. Het personeelslid dat de goederen in ontvangst neemt, ondertekent het

formulier. De gedetineerde ontvangt een kopie van het formulier.

Bij de overhandiging van de goederen aan de gedetineerde wordt het luik B van voormeld

formulier ingevuld en ondertekend door de gedetineerde en het personeelslid. Het formulier

wordt bewaard in het persoonlijk dossier van de gedetineerde.

Indien bij een gedetineerde andere dan toegelaten voorwerpen worden aangetroffen, worden

deze in beslag genomen. Afhankelijk van de aard van de voorwerpen worden deze voorwerpen

of substanties:

hetzij ten behoeve van de gedetineerde bewaard onder afgifte van een bewijs van

ontvangst;

hetzij met zijn schriftelijke toestemming vernietigd;

hetzij ter beschikking gehouden van de bevoegde overheden met het oog op de voorkoming

of vaststelling van strafbare feiten.

De penitentiaire administratie is verantwoordelijk voor alle voorwerpen die voor de

gedetineerde in bewaring worden genomen (bij insluiting, tijdens de detentie of voorafgaand

aan een overbrenging). Voor elke gedetineerde wordt een inventaris van bewaargeving

bijgehouden; deze inventaris maakt deel uit van het persoonlijk dossier van de gedetineerde.

Er werd eveneens een gedetailleerde procedure voor de overbrenging van voorwerpen

uitgewerkt.

Bij het einde van de detentie moet steeds, in aanwezigheid van de gedetineerde, worden

nagegaan of het aantal en de staat van de in bewaring genomen voorwerpen nog in

overeenstemming zijn met de inhoud van de inventaris van bewaargeving. Na de controle tekent

de gedetineerde de inventaris af voor akkoord én voor ontvangst van de goederen. Indien er

schade of een verdwijning van voorwerpen vastgesteld wordt en de gedetineerde wenst hiervoor

vergoed te worden, dan meldt de gedetineerde dit aan de gevangenisdirectie door middel van

een rapportbriefje. Een kopie van dit rapportbriefje wordt aan de gedetineerde overhandigd (art.

6-9 KB van 8 april 2011 tot bepaling van de datum van inwerkingtreding en uitvoering van

verscheidene bepalingen van de titels III en V van de basiswet van 12 januari 2005 betreffende

het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden en CB n° 113 van 5 augustus

2011 betreffende voorwerpen van gedetineerden)

De voorwerpen die de gedetineerden die de gevangenis verlaten hebben, achterlaten in de

gevangenis worden gedurende ten minste zes maanden in de gevangenis bijgehouden.

Page 29: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 29 -

Voorwerpen die reeds langer dan zes maanden achtergelaten zijn, worden jaarlijks in januari

bezorgd aan het Bestuur der Registratie en Domeinen opdat de opbrengst van de verkoop ervan

zou kunnen worden geconsigneerd. De achtergelaten voorwerpen moeten in goede staat

bewaard worden tot de overhandiging ervan aan het Bestuur der Registratie en Domeinen.

Het geld dat zich op de rekening van de gedetineerden bevindt, wordt na zes maanden gestort

naar de Deposito-en Consignatiekas. (Ministeriële omzendbrief n° 1494 van 26 september 1985

betreffende de voorwerpen achtergelaten door invrijheidgestelde, ontvluchte of niet uit

penitentiair verlof teruggekeerde gedetineerden en JustAsk 52)

Wat de overleden personen betreft, bepaalt artikel 205 van de Algemene Instructie dat na

terugbetaling van de begrafeniskosten, in voorkomend geval, de gerechtskosten en de

geldboeten die niet door het overlijden vervallen, afgehouden worden van het door de

overledene nagelaten bezit.

Het eventuele overschot van het bezit evenals de door de overledene nagelaten voorwerpen,

worden ter beschikking gehouden van zijn erfgenamen of erfopvolgers gedurende een termijn

van zes maanden. Indien zij zich binnen die termijn niet hebben aangemeld, wordt dit overschot

in de Deposito- en Consignatiekas gestort en worden de nagelaten voorwerpen aan het Bestuur

der Domeinen gezonden, opdat de opbrengst van de verkoop ervan ten voordele van de

rechthebbenden zou kunnen geconsigneerd worden.

(Artikel 205 Algemene Instructie en JustAsk 52)

Art. 46. § 1. De gedetineerden hebben niet het recht in de gevangenis contant geld te bezitten. § 2. De gedetineerde wordt in de gelegenheid gesteld om, overeenkomstig de door de Koning vast te stellen regels, te beschikken over een individuele rekening. § 3. Het inrichtingshoofd en de personen die instaan voor het beheer van deze individuele rekening zijn gehouden tot een discretieplicht.

Deze individuele rekening wordt geopend bij de insluiting van de gedetineerde. De gedetineerde

beschikt vrij over het geld dat op zijn rekening staat, zonder dat het saldo van de rekening

negatief kan zijn. De gedetineerde kan het saldo van zijn rekening telefonisch consulteren. Op

aanvraag en maximum één keer per maand kan de gedetineerde een uittreksel van zijn

individuele rekening krijgen. Ingevolge het normaliseringsbeginsel kan de gedetineerde geld

ontvangen van en overmaken aan eender welke persoon buiten de gevangenis. Financiële

transacties tussen gedetineerden zijn wegens veiligheidsredenen verboden, behoudens

individuele toelating door de directeur. De gedetineerde kan geld ontvangen via overschrijving,

cheque of mandaat. Indien er twijfel bestaat omtrent de herkomst van de fondsen die de

gedetineerde ontvangt, dient de gevangenisdirectie met de regionale directie contact op te

nemen.

Er kan geen geld van de rekening van de gedetineerde worden afgehouden, tenzij hij hiermee

schriftelijk en uitdrukkelijk heeft ingestemd. (art. 10-11 KB van 8 april 2011 tot bepaling van

de datum van inwerkingtreding en uitvoering van verscheidene bepalingen van de titels III en V

van de basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van

de gedetineerden; CB nr. 107 van 16 juni 2011 betreffende de inwerkingtreding van

verscheidene bepalingen van titels III en V van de basiswet, deel V punt 5)

In artikel 11 van het koninklijk besluit van 8 april 2011 is gesteld dat “Financiële transacties

tussen gedetineerden zijn verboden, behoudens individuele toelating door de directeur.”. Voor

wat financiële transacties tussen gedetineerde echtgenoten betreft, dient men rekening te houden

met artikel 213 van het Burgerlijk Wetboek: “Echtgenoten zijn jegens elkaar tot samenwoning

Page 30: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 30 -

verplicht; zij zijn elkaar getrouwheid, hulp en bijstand verschuldigd” (art. 213). Met

inachtneming van de hiërarchie der normen moet de voorkeur worden gegeven aan de plicht van

hulp. Het Burgerlijk Wetboek moet immers de overhand hebben op het eventuele verbod dat

voortvloeit uit een koninklijk besluit. Een gedetineerde mag dan ook geld storten aan zijn/haar

echtgenoot/echtgenote die eveneens is opgesloten. (JustAsk 48)

Op grond van artikel 78 van het Koninklijk besluit van 21 mei 1965 houdende algemeen

reglement van de strafinrichtingen kan de directeur, ingeval een gedetineerde opzettelijk of

ingevolge nalatigheid schade heeft toegebracht aan goederen die eigendom zijn van de overheid,

de verschuldigde sommen afhouden van de sommen die door de penitentiaire administratie aan

de gedetineerde verschuldigd zijn. De afhouding op de vergoeding voor penitentiaire arbeid

mag niet meer dan 40 % van de maandelijkse vergoeding bedragen. (art. 78 KB van 21 mei

1965 houdende algemeen reglement van de strafinrichtingen en CB nr. 107 van 16 juni 2011

betreffende de inwerkingtreding van verscheidene bepalingen van titels III en V van de

basiswet, deel V punt 5)

Artikel 78 Algemeen reglement voorziet dat gedetineerden verplicht zijn om de schade die ze

hebben veroorzaakt te vergoeden. Indien de gedetineerde niet vrijwillig overgaat tot betaling

van de schadevergoeding, kan de gevangenisdirectie een bepaald gedeelte van de vergoeding

voor arbeid inhouden ter vergoeding van de schade. Dit kan enkel wat betreft de nog over te

maken vergoeding voor arbeid, niet de vergoeding voor arbeid die reeds op de individuele

rekening van de gedetineerde werd gestort. Voor de inhouding op de vergoeding voor arbeid is

geen akkoord van de gedetineerde vereist. De gedetineerde moet dus niet, zoals bij een betaling

op vrijwillige basis, zijn schriftelijke toestemming geven. (JustAsk 61)

Art. 47. § 1. Tenzij het hem bij wijze van tuchtsanctie werd ontzegd, heeft een gedetineerde het recht, binnen de door het huishoudelijk reglement bepaalde perken, op eigen kosten gebruiks- en verbruiksgoederen aan te schaffen uit een aanbod dat door tussenkomst van een in elke gevangenis in te richten kantinedienst wordt verstrekt en dat zoveel mogelijk tegemoet komt aan de behoeften van de gedetineerden. § 2. Goederen die de orde of de veiligheid in gevaar kunnen brengen, worden uit het aanbod geweerd.

De directeur kan de hoeveelheden die de gedetineerde van een product kan bestellen, beperken.

Op het ogenblik dat de gedetineerde zijn bestelling doorgeeft, dient het saldo op zijn

individuele rekening toereikend te zijn.

De verbruiksgoederen die via de kantine van een gevangenis zijn aangekocht, zijn toegelaten in

de gevangenis waarnaar de gedetineerde wordt overgebracht.

Wanneer de gedetineerde die via de kantine goederen besteld heeft, vóór de ontvangst ervan

naar een andere gevangenis wordt overgebracht en de bestelling niet kan worden geannuleerd,

worden de bestelde goederen steeds nagezonden, met uitzondering van de bederfbare goederen.

Indien de gedetineerde op het ogenblik van de bestelling niet op de hoogte was van de datum

van overbrenging, zal hij via het steunfonds van de inrichting worden vergoed voor de kostprijs

van de bederfbare goederen. Hiertoe maakt de gevangenis van herkomst het verschuldigde

bedrag over op de individuele rekening van de gedetineerde in de gevangenis van bestemming.

Het recht om te kantineren kan bij wijze van tuchtsanctie worden beperkt of ontzegd.

(CB nr. 107 van 16 juni 2011 betreffende de inwerkingtreding van verscheidene bepalingen van

titels III en V van de basiswet, deel V punt 6)

Page 31: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 31 -

HOOFDSTUK II. – Samenlevingsvoorwaarden

Afdeling I. – Algemeen Art. 48. Behoudens de door of krachtens de wet bepaalde uitzonderingen vindt de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf en de vrijheidsbenemende maatregel plaats in een gemeenschapsregime of in een regime van beperkte gemeenschap, tenzij plaatsing in een individueel bijzonder beveiligingsregime noodzakelijk is. (…)

Afdeling II. – Gemeenschapsregime Art. 49. In een gemeenschapsregime verblijven de gedetineerden, behoudens wanneer zij daarvan vrijgesteld zijn of wanneer zij verplicht of gerechtigd zijn zich in hun verblijfsruimte op te houden, in gemeenschappelijke leef- en werkruimten en nemen zij gemeenschappelijk deel aan in de gevangenis georganiseerde activiteiten. Art. 50. § 1. De directeur kan, voor de duur die hij bepaalt, de veroordeelde die een gemeenschapsregime geniet op diens verzoek vrijstellen van een verblijf in gemeenschappelijke leef- en werkruimten of van deelname aan één of meer gemeenschappelijke activiteiten, wanneer hij de ingeroepen gronden voor die vrijstelling als redelijk beschouwt. § 2. De gedetineerden verblijven in hun verblijfsruimte tijdens de voor de nachtrust bepaalde tijd en tijdens andere in het huishoudelijk reglement bepaalde periodes of activiteiten.

Afdeling III. - Regime van beperkte gemeenschap Art. 51. In een regime van beperkte gemeenschap worden de gedetineerden in de gelegenheid gesteld deel te nemen aan gemeenschappelijke activiteiten. Daarbuiten houden zij zich op in hun toegewezen verblijfsruimte.

Afdeling IV. - Bijzondere bepaling voor verdachten Art. 52. Behoudens de door of krachtens de wet bepaalde uitzonderingen wordt de verdachte te allen tijde in de gelegenheid gesteld om zich in zijn verblijfsruimte af te zonderen, onverminderd zijn recht om deel te nemen aan gemeenschappelijke activiteiten.

HOOFDSTUK III. - Contacten met de buitenwereld

Afdeling I. - Algemeen beginsel

Page 32: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 32 -

Art. 53. De gedetineerde heeft recht op contacten met de buitenwereld binnen de beperkingen die door of krachtens de wet worden bepaald.

Afdeling II. – Briefwisseling Art. 54. § 1. Onverminderd andersluidende wettelijke bepalingen heeft de gedetineerde het recht, onder de voorwaarden bepaald in de artikelen 55 tot 57, een onbeperkt aantal brieven te verzenden en te ontvangen.

De gevangenisdirectie kan in geen geval het recht op briefwisseling van gedetineerden beperken,

ongeacht of het veroordeelden dan wel verdachten betreft en ongeacht de bestemmeling van de

brief (met inbegrip van een medegedetineerde).

De enige uitzonderingen op het recht op vrije briefwisseling worden bepaald door de Wet van 20

juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, m.n.

‘het secreet’, m.n. het verbod dat de onderzoeksrechter kan opleggen aan de verdachte om vrij

verkeer te hebben met andere personen dan zijn advocaat. Dit verbod geldt ten hoogste voor 3

dagen na het eerste verhoor (artikel 20 §2 wet voorlopige hechtenis).

indien er ernstige redenen bestaan om te vrezen dat een verdachte zou pogen bewijzen te laten

verdwijnen of zich zou verstaan met derden kan de onderzoeksrechter de briefwisseling

verbieden die gericht is aan of uitgaat van individueel in het bevel vermelde personen en dit

voor een duur die hij bepaalt. De verdachte behoudt echter steeds het recht om te

corresponderen met zijn raadsman. Hij behoudt eveneens het recht om te corresponderen met

de personen met wie hij zonder controle briefwisseling mag voeren (artikel 20 §§3 en 5 wet

voorlopige hechtenis).

(CB nr. 107 van 16 juni 2011 betreffende de inwerkingtreding van verscheidene bepalingen van

titels III en V van de basiswet, deel VI, punt 1.1).

§ 2. Voorzover geen andere regeling geldt, is de gedetineerde verplicht zijn brieven te verzenden en te ontvangen door tussenkomst van de directeur. Art. 55. § 1. De brieven die aan de gedetineerde worden toegezonden kunnen, voor ze overhandigd worden, aan de controle van de directeur of van het personeelslid dat deze aanwijst, onderworpen worden. Met het oog op de handhaving van de orde of de veiligheid, heeft deze controle betrekking op de aanwezigheid van de aan de briefwisseling vreemde voorwerpen of substanties.

In de regel kunnen er geen voorwerpen via de post overgemaakt worden. Uitzondering hierop

vormen papierwaren (zoals tijdschriften, boeken, …) alsook de voorwerpen die via het bezoek

binnengebracht mogen worden waarvoor de directeur zijn toelating heeft gegeven om deze via

de post te ontvangen. (CB nr. 107 van 16 juni 2011 betreffende de inwerkingtreding van

verscheidene bepalingen van titels III en V van de basiswet, deel VI, punt 1.2.1).

Postzegels zijn te beschouwen als geld en mogen dus niet via de post bezorgd worden

(Syntheseverslag van 19 maart 2012 betreffende vragen en antwoorden m.b.t. CB nr. 107 van

16 juni 2011, CB nr. 109 van, 27 juni 2011 en CB nr. 113 van 5 augustus 2011, vraag 42)

Wenskaarten met elektronica worden geweigerd (CB nr. 80 van 11 oktober 2004)

Page 33: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 33 -

De controle laat het lezen van de brief niet toe, tenzij er geïndividualiseerde aanwijzingen bestaan dat dit noodzakelijk is voor de handhaving van de orde of de veiligheid. In voorkomend geval kan het lezen van de brief in afwezigheid van de gedetineerde gebeuren. § 2. De directeur heeft de bevoegdheid om de brieven of de bijgesloten voorwerpen en substanties niet te bezorgen aan de gedetineerde, wanneer dit volstrekt noodzakelijk is voor de handhaving van de orde of de veiligheid. § 3. Indien de directeur beslist brieven of bijgesloten voorwerpen of substanties niet te bezorgen, wordt de gedetineerde daarvan schriftelijk in kennis gesteld, alsmede van de motieven die aan deze beslissing ten grondslag liggen.

Deze brieven of bijgesloten voorwerpen worden in bewaring genomen onder afgifte van een

bewijs van ontvangst, tenzij er redenen zijn om deze ter beschikking te houden van de

gerechtelijke overheden. (Artikel 12 KB 8 april 2011 tot bepaling van de datum van

inwerkingtreding en uitvoering van verscheidene bepalingen van de titels III en V van de

basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de

gedetineerden)

Wanneer de voorwaarden vervuld zijn om tot lezing van de briefwisseling over te gaan in

afwezigheid van de gedetineerde, zal de gedetineerde daar niet van op de hoogte zijn. Wanneer

uit die controle echter volgt dat de brief hem niet wordt bezorgd, zal hij daarvan met een

gemotiveerde beslissing in kennis moeten gesteld worden. In het andere geval, d.i. als de brief

hem toch wordt bezorgd, is het wenselijk hem ook in dat geval spontaan de motieven ter kennis

te brengen die aanleiding gaven tot de lectuur.

(Syntheseverslag van 19 maart 2012 betreffende vragen en antwoorden m.b.t. CB nr. 107 van

16 juni 2011, CB nr. 109 van, 27 juni 2011 en CB nr. 113 van 5 augustus 2011, vraag 44)

§ 4. De Koning stelt nadere regels vast met betrekking tot de controle van de aan de gedetineerde toegezonden brieven en bijgesloten voorwerpen. Art. 56. § 1. De brieven die de gedetineerden verzenden, worden vóór de verzending ervan niet aan de controle van de directeur of van het personeelslid dat deze aanwijst, onderworpen, tenzij er geïndividualiseerde aanwijzingen bestaan dat controle noodzakelijk is in het belang van de orde of de veiligheid.

De gedetineerde geeft zijn brieven voor verzending onder gesloten omslag af, weliswaar steeds

met vermelding van zijn identiteit op de keerzijde van de omslag. (Artikel 13 KB. 8 april 2011

tot bepaling van de datum van inwerkingtreding en uitvoering van verscheidene bepalingen van

de titels III en V van de basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de

rechtspositie van de gedetineerden)

Hoewel de wet de mogelijkheid geeft aan de directeur of aan het personeelslid dat hij aanwijst

om de brief te openen in afwezigheid van de gedetineerde, is het wenselijk dat dit gebeurt in het

bijzijn van de gedetineerde. (CB nr. 107 van 16 juni 2011 betreffende de inwerkingtreding van

verscheidene bepalingen van titels III en V van de basiswet, deel VI, punt 1.2.2).

In voorkomend geval kan de brief, met het oog op controle en, indien nodig, met het oog op het lezen ervan, geopend worden in afwezigheid van de gedetineerde. § 2. In geval van toepassing van § 1 heeft de directeur de bevoegdheid de voor verzending aangeboden brieven niet te verzenden, wanneer dit volstrekt noodzakelijk is voor de handhaving van de orde of de veiligheid.

Page 34: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 34 -

De gedetineerde heeft het recht om briefwisseling te voeren. De directie kan niet zonder meer

gevolg geven aan een verzoek van derden om brieven van een gedetineerde aan hen gericht niet

meer te verzenden.

De directie is echter verantwoordelijk voor de handhaving van de orde en de veiligheid. Het

begrip veiligheid betreft zowel de interne als de externe veiligheid. De externe veiligheid is een

toestand waarbij de samenleving beschermd wordt door een middel van de verzekerde bewaring

van gedetineerden en door het voorkomen van misdrijven die zouden gepleegd kunnen worden

vanuit de gevangenis

Indien de directie van oordeel is dat het verzenden van de brieven een misdrijf zou kunnen

inhouden (vb. stalking) , dan kan de directie overeenkomstig art 56, §2 beslissen de brieven niet

te verzenden. Krijgt de directie hierbij kennis van een misdaad of een wanbedrijf dan dient zij

de procureur des Konings hiervan in te lichten (art. 29 Sv). (JustAsk 84)

§ 3. Indien de directeur beslist de brief niet te verzenden, wordt de gedetineerde schriftelijk in kennis gesteld van de motieven die aan de basis liggen van deze beslissing. De brief wordt aan de gedetineerde terugbezorgd, tenzij er redenen zijn om de brief ter beschikking te houden van de gerechtelijke overheden. § 4. De Koning stelt nadere regels vast met betrekking tot de controle van de uitgaande briefwisseling van de gedetineerde.

Samenvatting van art. 55 en 56 Basiswet

Inkomende briefwisseling Uitgaande briefwisseling

Openen briefwisseling Ja, om na te gaan of er zich geen verboden

voorwerpen bevinden bij de briefwisseling

Neen, tenzij er geïndividualiseerde

aanwijzingen bestaan dat dit onontbeerlijk is

in het belang van de orde of de veiligheid

Lectuur briefwisseling Neen, tenzij er geïndividualiseerde

aanwijzingen bestaan dat dit absoluut

noodzakelijk is in het belang van de orde of

de veiligheid. Deze lectuur kan in

afwezigheid van de gedetineerde gebeuren.

Neen, tenzij er geïndividualiseerde

aanwijzingen bestaan dat dit werkelijk

noodzakelijk is in het belang van de orde of

de veiligheid. Het is wenselijk dat de

gedetineerde aanwezig is bij de lectuur.

Verplichting om de

gedetineerde in te lichten

van het feit dat zijn

briefwisseling gelezen

werd

indien de brief hem niet

overhandigd wordt : de gedetineerde

moet hiervan ingelicht worden d.m.v.

een schriftelijke en gemotiveerde

beslissing.

indien de brief hem overhandigd

wordt: het is wenselijk de gedetineerde

mondeling in te lichten van het feit dat

zijn briefwisseling gelezen werd.

indien de brief niet verzonden

wordt : de gedetineerde moet hiervan

ingelicht worden d.m.v. een schriftelijke

en gemotiveerde beslissing.

indien de brief verzonden wordt: het

is wenselijk de gedetineerde mondeling

in te lichten van het feit dat zijn

briefwisseling gelezen werd.

(Syntheseverslag van 19 maart 2012 betreffende vragen en antwoorden m.b.t. CB nr. 107 van

16 juni 2011, CB nr. 109 van, 27 juni 2011 en CB nr. 113 van 5 augustus 2011, vraag 44)

Page 35: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 35 -

Art. 57. § 1. De brieven afkomstig van of gericht aan de volgende personen of overheden zijn niet onderworpen aan de in de artikelen 55 en 56 bepaalde controle:

1° de Koning;

2° de voorzitter van de Senaat, de Kamer van volksvertegenwoordigers, het Vlaams Parlement, het Parlement van de Franse Gemeenschap, het Parlement van het Waalse Gewest, het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap en het Parlement van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;

Met uitzondering van de briefwisseling van of aan de voorzitters van de wetgevende kamers

kan de briefwisseling tussen een gedetineerde en een parlementariër geopend en gecontroleerd

worden indien dit noodzakelijk is voor de handhaving van de orde of de veiligheid. (JustAsk

80).

3° de ministers en staatssecretarissen van de Federale Regering; de ministers en

staatssecretarissen van de Gemeenschaps- en Gewestregeringen;

4° de voorzitter van het directiecomité van de FOD Justitie, de directeur-generaal, de adviseurs-generaal en de regionale directeurs van het directoraat-generaal waaronder de penitentiaire administratie ressorteert;

5° de directeur van de gevangenis;

Het gaat om de directeur van de gevangenis waar de gedetineerde op dat moment verblijft.

(Syntheseverslag van 30 augustus 2011 betreffende vragen en antwoorden m.b.t. tot CB nr. 107

van 16 juni 2011 en CB nr. 109 van 27 juni 2011, vraag 21)

6° de voorzitter en de leden van de Centrale Raad;

7° de maandcommissaris, de voorzitter en de leden van de commissies van toezicht;

8° de voorzitter van het beschermingscomité van het arrondissement waar de gevangenis

gelegen is;

9° de voorzitters van het Grondwettelijk Hof;

10° de rechterlijke overheden;

11° de eerste voorzitter van de Raad van State, de auditeur-generaal bij de Raad van State, de hoofdgriffier van de Raad van State;

12° de syndicus van de gerechtsdeurwaarders en de voorzitters van de Kamer van notarissen van het arrondissement waar de gevangenis gelegen is;

13° de voorzitter van het Europees Comité ter voorkoming van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing;

14° de ombudsmannen van de federale overheid en de gemeenschappen en gewesten;

Page 36: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 36 -

15° de stafhouder van de Orde van advocaten van het arrondissement waar de gevangenis

gelegen is;

16° de voorzitter van de Hoge Raad voor de Justitie;

17° de twee codirecteurs van het interfederaal Centrum voor gelijke kansen en bestrijding van discriminatie en racisme opgericht door het samenwerkingsakkoord van 12 juni 2013;

18° de bij de Federale Commissie opgerichte ombudsdienst « Rechten van de patiënt »;

19° de voorzitter van het Vast Comité van toezicht op de politiediensten. Om van deze mogelijkheid gebruik te maken, richten de gedetineerden hun brieven aan het adres waar deze personen of overheden hun ambt uitoefenen. § 2. De Koning kan deze lijst van personen en overheden aanvullen.

Deze lijst van instanties waarmee niet aan controle onderworpen briefwisseling kan worden

gevoerd, werd uitgebreid met volgende personen en instanties:

de voorzitter van de Penitentiaire Gezondheidsraad;

de Orde van geneesheren;

de voorzitter van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens

(Artikel 14 KB 8 april 2011 tot bepaling van de datum van inwerkingtreding en uitvoering van

verscheidene bepalingen van de titels III en V van de basiswet van 12 januari 2005 betreffende

het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden)

Ook briefwisseling afkomstig van of gericht aan de advocaat van de gedetineerde mag niet

gecontroleerd worden. (Artikel 66 Basiswet)

Afdeling III. – Bezoek Art. 58. § 1. Behoudens de door de wet bepaalde uitzonderingen hebben de verdachten het recht om dagelijks bezoek te ontvangen.

De onderzoeksrechter kan:

aan een verdachte het vrij verkeer met andere personen dan de advocaat verbieden gedurende

ten hoogste 3 dagen na het eerste verhoor (secreet).

bevelen om het bezoek te verbieden van individueel in het bevel vermelde personen van

buiten de inrichting voor een door hem bepaalde duur indien er ernstige redenen bestaan om

te verzen dat een verdachte zou pogen bewijzen te laten verdwijnen of zich zou verstaan met

derden. De onderzoeksrechter kan het bezoek van de personen vermeld in artikel 59 § 1

Basiswet enkel beperken indien deze personen in verdenking gesteld werden. De verdachte

kan evenwel steeds bezoek blijven ontvangen van zijn advocaat.

(art. 20 Wet Voorlopige Hechtenis en CB nr. 107 van 16 juni 2011 betreffende de

inwerkingtreding van verscheidene bepalingen van titels III en V van de basiswet, punt 2.5.2).

De leden van de Commissie van Toezicht en de maandcommissarissen kunnen de gedetineerde

met een verbod van vrij verkeer bezoeken (JustAsk 3)

Page 37: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 37 -

§ 2. Behoudens de door de wet bepaalde uitzonderingen hebben de overige gedetineerden recht op minimum drie bezoeken per week, gespreid over drie dagen, waarvan op zijn minst een dag in het weekend en de woensdagnamiddag.

Geïnterneerden worden op dit punt gelijkgesteld met veroordeelden. Zij zijn immers van hun

vrijheid beroofd op basis van een in kracht van gewijsde getreden rechterlijke uitspraak.

(Syntheseverslag van 30 augustus 2011 betreffende vragen en antwoorden m.b.t. tot CB nr. 107

van 16 juni 2011 en CB nr. 109 van 27 juni 2011, vraag 9)

Gedetineerden die zowel veroordeeld als onder aanhoudingsmandaat geplaatst zijn, worden

gelijkgesteld met veroordeelden en hebben recht op minimum 3 bezoeken per week.

(Syntheseverslag van 30 augustus 2011 betreffende vragen en antwoorden m.b.t. tot CB nr. 107

van 16 juni 2011 en CB nr. 109 van 27 juni 2011, vraag 10)

De bezoekregeling moet begrepen worden als de verplichting voor de penitentiaire administratie

om voor veroordeelden minstens bezoek te organiseren op woensdagnamiddag en in het

weekend. De achterliggende idee is dat bezoek georganiseerd moet worden op ogenblikken dat

bezoekers, en in het bijzonder de kinderen, daadwerkelijk naar het bezoek kunnen komen.

(Syntheseverslag van 30 augustus 2011 betreffende vragen en antwoorden m.b.t. tot CB nr. 107

van 16 juni 2011 en CB nr. 109 van 27 juni 2011, vraag 7)

Het ongestoord bezoek kan aangerekend worden op het aantal wekelijks toegelaten gewone

bezoeken.

De bezoeken van de advocaat van de gedetineerde en van de consulaire en diplomatieke

ambtenaren mogen niet aangerekend worden op het aantal wekelijks toegelaten bezoeken.

(CB nr. 107 van 16 juni 2011 betreffende de inwerkingtreding van verscheidene bepalingen van

titels III en V van de basiswet, deel VI, punt 2.1.1).

§ 3. De duur van een bezoek is minimum één uur. § 4. Behoudens de door de wet voorziene uitzonderingen heeft iedere gedetineerde minstens eenmaal per maand recht op ongestoord bezoek gedurende minimum twee uur, overeenkomstig de door de Koning te bepalen voorwaarden en nadere regels.

Na één maand detentie kan de gedetineerde een verzoek tot ongestoord bezoek indienen met

zijn bloed- en aanverwanten in de rechte lijn, voogd, echtgeno(o)te, wettelijk of feitelijk

samenwonende partner, broers, zusters, ooms en tantes (art. 15, 1e lid KB van 8 april 2011 tot

bepaling van de datum van inwerkingtreding en uitvoering van verscheidene bepalingen van de

titels III en V van de basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de

rechtspositie van de gedetineerden)

Na één maand detentie kan de gedetineerde een verzoek tot ongestoord bezoek indienen met een

andere persoon dan voormelde personen, die gedurende minstens 6 maanden belangstelling

heeft getoond die toelaat te geloven in de oprechtheid van de relatie met de gedetineerde (art.

15, 2de lid KB van 8 april 2011 tot bepaling van de datum van inwerkingtreding en uitvoering

van verscheidene bepalingen van de titels III en V van de basiswet van 12 januari 2005

betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden)

De voorwaarde van zes maanden belangstelling tonen betekent dat wanneer de gedetineerde na

één maand detentie kan aantonen dat hij reeds geruime tijd een relatie heeft met een bepaalde

persoon (via brieven, foto's, gesprek met de bezoeker, ...), deze toegelaten dient te worden tot

het ongestoord bezoek, op voorwaarde dat geen van de in de wet vermelde weigeringsgronden

dient te worden ingeroepen. De voorwaarde van de zes maanden belangstelling ... is zo

geformuleerd om te vermijden dat via het ongestoord bezoek een systeem van prostituees zou

Page 38: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 38 -

worden opgezet (Syntheseverslag van 30 augustus 2011 betreffende vragen en antwoorden

m.b.t. tot CB nr. 107 van 16 juni 2011 en CB nr. 109 van 27 juni 2011, vraag 17)

Voor wat betreft het ongestoord bezoek kan de gedetineerde, die van ongestoord bezoek genoot

in de oorspronkelijke gevangenis, ook van dat ongestoord bezoek genieten in de gevangenis van

aankomst zonder opnieuw een termijn van 1 maand te doorlopen (JustAsk 15).

Ook gedetineerden die penitentiair verlof of beperkte detentie genieten, komen in aanmerking

voor ongestoord bezoek (Syntheseverslag van 19 maart 2012 betreffende vragen en antwoorden

m.b.t. CB nr. 107 van 16 juni 2011, CB nr. 109 van, 27 juni 2011 en CB nr. 113 van 5 augustus

2011, vraag 48)

Kunnen meerdere personen tegelijk toegelaten worden tot het ongestoord bezoek. Ook

minderjarigen kunnen deelnemen aan het ongestoord bezoek. Net zoals bij het gewoon bezoek

kan de lijst van bezoekers die toegelaten worden tot het ongestoord bezoek niet beperkt worden

(CB nr. 107 van 16 juni 2011 betreffende de inwerkingtreding van verscheidene bepalingen van

titels III en V van de basiswet, deel VI, punt 2.2.2.)

Indien het ongestoord bezoek wordt aangevraagd door meerdere personen tegelijkertijd die geen

familieband hebben, kan de directeur voor het beperken van het aantal bezoekers de orde binnen

de gevangenis inroepen teneinde geen situaties die strijdig zijn met de goede zeden of de

veiligheid toe te laten. Bij een gerechtvaardigd verzoek tot een discreet bezoek, kan steeds de

mogelijkheid van een onderhoud in de spreekkamer overwogen worden (Syntheseverslag van

30 augustus 2011 betreffende vragen en antwoorden m.b.t. tot CB nr. 107 van 16 juni 2011 en

CB nr. 109 van 27 juni 2011, vraag 17)

Het ongestoord bezoek door meerdere personen tegelijkertijd die geen familieband hebben, kan

niet op algemene wijze verboden worden, maar dient geval per geval bekeken te worden

(Syntheseverslag van 19 maart 2012 betreffende vragen en antwoorden m.b.t. CB nr. 107 van

16 juni 2011, CB nr. 109 van, 27 juni 2011 en CB nr. 113 van 5 augustus 2011, vraag 49)

Procedure:

De gedetineerde én de bezoekers die ongestoord bezoek wensen, moeten een schriftelijke

aanvraag indienen bij de directeur. De directeur moet zich ervan vergewissen dat de kandidaten

volledig instemmen met het bezoek, zonder dwang of druk.

De PSD wordt op de hoogte gebracht van de aanvraag en brengt alle elementen ter kennis van

de directeur die zijn informatie kunnen vervolledigen en die hem toelaten met kennis van zaken

een beslissing te nemen. Indien het een aanvraag van een geïnterneerde betreft, is een

multidisciplinair advies van de PSD verplicht.

De directeur neemt binnen een maand na ontvangst van de aanvragen van gedetineerde en

bezoeker een beslissing.

De dokter van de inrichting wordt van de toekenning van de mogelijkheid tot ongestoord

bezoek op de hoogte gebracht.

Locatie

Het bezoek heeft plaats in een lokaal dat:

uitdrukkelijk voor dit gebruik is voorbehouden;

vlot en discreet bereikbaar is, zowel voor de gedetineerde als voor zijn bezoeker;

een veiligheid biedt vergelijkbaar met die van een cel;

uitgerust is met een oproepknop;

Page 39: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 39 -

langs de binnenzijde kan worden gesloten (lichte constructie om een snelle interventie langs

buiten toe te laten);

uitgerust is met een sanitaire installatie, aangepast meubilair, de nodige voorziening voor

persoonlijke hygiëne (washandjes, handdoeken, zeep, condooms, maandverband…).

De personen die van het bezoek gebruik maken, zijn belast met het terug op orde stellen van het

lokaal.

Veiligheidsaspecten

het lokaal wordt voor en na het bezoek gecontroleerd;

de gedetineerde en de bezoekers mogen in het lokaal dat voorbehouden is voor het ongestoord

bezoek geen enkel voorwerp (Sieraden worden geacht een onderdeel van de kledij te zijn, tenzij

zij een gevaar voor de orde en veiligheid inhouden.) binnenbrengen, behoudens andersluidende

beslissing van de directeur. Een afsluitbare vestiairekast wordt aan de bezoeker ter beschikking

gesteld om voorwerpen op te bergen;

dranken, snoepjes,… zullen te koop worden aangeboden aan de gedetineerde en de

bezoeker(s) voor ze het lokaal binnengaan.

Het toezicht op het bezoek wordt verzekerd door een beambte die beantwoordt aan een

aangepast profiel: tactvol en discreet, bekwaam om adequaat te reageren in noodgevallen inzake

veiligheid en in geval van oproep vanuit de bezoekkamer

(Artikel 15-19 KB 8 april 2011 tot bepaling van de datum van inwerkingtreding en uitvoering

van verscheidene bepalingen van de titels III en V van de basiswet van 12 januari 2005

betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden en CB nr. 107 van 16

juni 2011 betreffende de inwerkingtreding van verscheidene bepalingen van titels III en V van

de basiswet, punt 2.2).

Op het bezoek aan tafel en het ongestoord bezoek tussen gedetineerden onderling zijn de

gewone regels van respectievelijk het bezoek aan tafel en het ongestoord bezoek van toepassing

(CB nr. 107 van 16 juni 2011 betreffende de inwerkingtreding van verscheidene bepalingen van

titels III en V van de basiswet, deel VI, punt 2.4).

Art. 59. § 1. Bloed- en aanverwanten in de rechte lijn, de voogd, de echtgenoot, de wettelijk of feitelijk samenwonende partner, de broers, zusters, ooms en tantes worden toegelaten tot het bezoek aan de gedetineerden na van hun hoedanigheid te hebben doen blijken.

Dit bewijs kan worden geleverd aan de hand van officiële documenten, zoals bijvoorbeeld een

trouwboekje of een attest van gezinssamenstelling (CB nr. 107 van 16 juni 2011 betreffende de

inwerkingtreding van verscheidene bepalingen van titels III en V van de basiswet, punt

2.1.2.1).

Schoonouders, schoonzoon, schoondochter, stiefouders en stiefkinderen zijn aanverwanten in de

rechte lijn en behoren tot de categorie bezoekers bedoeld in artikel 59, §1 Basiswet.

Schoonbroer en schoonzus zijn geen aanverwanten in de rechte lijn en behoren tot de categorie

“andere bezoekers” bedoeld in artikel 59, §2 Basiswet (Syntheseverslag van 30 augustus 2011

betreffende vragen en antwoorden m.b.t. tot CB nr. 107 van 16 juni 2011 en CB nr. 109 van 27

juni 2011, vraag 12)

De directeur kan aan deze personen het bezoek enkel voorlopig ontzeggen, wanneer er geïndividualiseerde aanwijzingen bestaan dat het bezoek de handhaving van de orde of de veiligheid ernstig in gevaar kan brengen en wanneer de nadere regels voor het bezoek die bepaald zijn in artikel 60, § 3, ontoereikend zijn om dit gevaar af te wenden.

Page 40: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 40 -

De omstandigheid dat de bezoeker een ex-gedetineerde is op zich geen geïndividualiseerde

aanwijzing van een gevaar voor de orde of de veiligheid (CB nr. 105 van 16 mei 2011

betreffende verduidelijkingen omtrent de toelating tot het bezoek en de toegang tot de

gevangenis, punt 2)

De voorlopige ontzegging is gemotiveerd en wordt schriftelijk ter kennis gebracht van de

gedetineerde. Het is aan de gedetineerde om zijn bezoekers hierover te informeren. Indien een

bezoeker een schriftelijke beslissing wenst te ontvangen, dient deze hem bezorgd te worden.

De gedetineerde kan drie maanden na de beslissing van de directeur een nieuwe aanvraag

indienen (CB nr. 107 van 16 juni 2011 betreffende de inwerkingtreding van verscheidene

bepalingen van titels III en V van de basiswet, punt 2.1.2.1).

Een bezoeker die de hoedanigheid heeft van één van de in artikel 59, §1 basiswet vermelde

personen en die onder elektronisch toezicht staat, heeft het recht om op bezoek te komen in de

gevangenis, tenzij er geïndividualiseerde aanwijzingen bestaan dat het bezoek de handhaving

van de orde of de veiligheid ernstig in gevaar kan brengen en wanneer de nadere regels voor het

bezoek die bepaald zijn in artikel 60, § 3, ontoereikend zijn om dit gevaar af te wenden (JustAsk

59).

Onverminderd het vorige lid, kan de directeur het ongestoord bezoek tijdelijk weigeren:

1° wanneer de bezoeker of de gedetineerde eerder de bezoekregeling niet heeft nageleefd en er redenen bestaan om aan te nemen dat deze inbreuk op de bezoekregeling zich kan herhalen;

2° wanneer de gedetineerde of de bezoeker niet-toegelaten voorwerpen in de gevangenis heeft binnengebracht;

3° wanneer de persoonlijkheid van de gedetineerde een contra-indicatie vormt voor de toekenning van ongestoord bezoek.

De tijdelijke weigering van het ongestoord bezoek is gemotiveerd en wordt schriftelijk ter

kennis gebracht van de gedetineerde. Het is aan de gedetineerde om zijn bezoekers hierover te

informeren. Indien een bezoeker een schriftelijke beslissing wenst te ontvangen, dient deze hem

bezorgd te worden.

Wanneer het ongestoord bezoek geweigerd wordt, kan een nieuwe aanvraag ingediend worden

na 3 maanden, te rekenen vanaf de beslissing tot weigering. De aanvraag kan vroeger ingediend

worden indien de directeur akkoord is. (art. 18 KB van 8 april 2011) (CB nr. 107 van 16 juni

2011 betreffende de inwerkingtreding van verscheidene bepalingen van titels III en V van de

basiswet, punt 2.2.4).

§ 2. Andere bezoekers worden toegelaten tot het bezoek na een voorafgaande toelating door de directeur.

De directeur neemt een beslissing binnen de twee weken na de aanvraag en informeert de

gedetineerde. (CB nr. 107 van 16 juni 2011 betreffende de inwerkingtreding van verscheidene

bepalingen van titels III en V van de basiswet, punt 2.1.2.2).

De door een directie gegeven bezoektoelating is geldig in alle gevangenissen waar de

gedetineerde nadien tijdens eenzelfde detentie verblijft, tenzij de directie beschikt over nieuwe

individuele aanwijzingen waaruit blijkt dat het bezoek de handhaving van de orde of de

Page 41: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 41 -

veiligheid in gevaar kan brengen (CB nr. 107 van 16 juni 2011 betreffende de inwerkingtreding

van verscheidene bepalingen van titels III en V van de basiswet, punt 2.1.2).

Een toelating tot bezoek kan enkel worden geweigerd wanneer de betrokken persoon van geen gerechtvaardigd belang kan doen blijken of wanneer er geïndividualiseerde aanwijzingen bestaan dat het bezoek de handhaving van de orde of de veiligheid in gevaar kan brengen.

Indien er een gerechtvaardigd belang is en er geen geïndividualiseerde aanwijzingen zijn van een

gevaar voor orde en veiligheid, moet het bezoek worden toegelaten. Er mag dus geen limitatieve

lijst van bezoekers worden opgesteld (CB nr. 107 van 16 juni 2011 betreffende de

inwerkingtreding van verscheidene bepalingen van titels III en V van de basiswet, punt 2.1.2.2,

voetnoot 12)

Het is niet wenselijk om het begrip gerechtvaardigd belang te nauwkeurig te definiëren. De

bedoeling is dat personen (niet-familieleden) met wie de gedetineerde een band heeft, tot het

bezoek toegelaten worden. Het gerechtvaardigd belang dient beoordeeld te worden in functie van

het individueel dossier (kan bv. soepeler geïnterpreteerd worden ten aanzien van een gedetineerde

die weinig of geen bezoek krijgt). De bezoekers of de gedetineerde moeten duidelijk maken dat er

een gerechtvaardigd belang is (Syntheseverslag van 30 augustus 2011 betreffende vragen en

antwoorden m.b.t. tot CB nr. 107 van 16 juni 2011 en CB nr. 109 van 27 juni 2011, vraag 11)

De omstandigheid dat de bezoeker een ex-gedetineerde is, is op zich geen geïndividualiseerde

aanwijzing van een gevaar voor de orde of de veiligheid (CB nr. 105 van 16 mei 2011 betreffende

verduidelijkingen omtrent de toelating tot het bezoek en de toegang tot de gevangenis, punt 2)

De weigering van het bezoek is gemotiveerd en wordt schriftelijk ter kennis gebracht van de

gedetineerde. Het is aan de gedetineerde om zijn bezoekers hierover te informeren. Indien een

bezoeker een schriftelijk beslissing wenst te ontvangen, dient deze hem bezorgd te worden. De

gedetineerde kan drie maanden na de beslissing van de directeur een nieuwe aanvraag indienen

(CB nr. 107 van 16 juni 2011 betreffende de inwerkingtreding van verscheidene bepalingen van

titels III en V van de basiswet, punt 2.1.2.2).

De verplichting voor kandidaat-bezoekers om een uittreksel uit het strafregister voor te leggen is

onwettelijk. Het staat de directeur vrij om een uittreksel uit het strafregister te vragen, maar hij

kan de niet-voorlegging ervan nooit gebruiken als argument voor een weigering van het bezoek

(CB nr. 107 van 16 juni 2011 betreffende de inwerkingtreding van verscheidene bepalingen van

titels III en V van de basiswet, punt 2.1.2.3).

Onverminderd het vorige lid, kan de directeur het ongestoord bezoek tijdelijk weigeren:

1° wanneer de bezoeker of de gedetineerde eerder de bezoekregeling niet heeft nageleefd en er redenen bestaan om aan te nemen dat deze inbreuk op de bezoekregeling zich kan herhalen;

1° wanneer de gedetineerde of de bezoeker niet-toegelaten voorwerpen in de gevangenis heeft binnengebracht;

2° wanneer de persoonlijkheid van de gedetineerde een contra-indicatie vormt voor de toekenning van ongestoord bezoek.

De tijdelijke weigering van het ongestoord bezoek is gemotiveerd en wordt schriftelijk ter

kennis gebracht van de gedetineerde. Het is aan de gedetineerde om zijn bezoekers hierover te

Page 42: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 42 -

informeren. Indien een bezoeker een schriftelijke beslissing wenst te ontvangen, dient deze hem

bezorgd te worden.

Wanneer het ongestoord bezoek geweigerd wordt, kan een nieuwe aanvraag ingediend worden

na 3 maanden, te rekenen vanaf de beslissing tot weigering. De aanvraag kan vroeger ingediend

worden indien de directeur akkoord is. (art. 18 KB van 8 april 2011) (CB nr. 107 van 16 juni

2011 betreffende de inwerkingtreding van verscheidene bepalingen van titels III en V van de

basiswet, punt 2.2.4).

§ 3. De voorlopige ontzegging of weigering geschiedt schriftelijk en is met redenen omkleed. Art. 60. § 1. In het huishoudelijk reglement wordt de regeling van het bezoek bepaald, zowel wat de tijdstippen en de lokalen betreft als wat de regels betreft met betrekking tot de wijze waarop de gedetineerden en de bezoekers zich dienen te gedragen. § 2. Het inrichtingshoofd draagt er zorg voor dat het bezoek kan plaatsvinden in omstandigheden die de banden met het affectief milieu in stand houden of bevorderen, inzonderheid wanneer het een bezoek door minderjarigen aan hun ouder betreft.

Niettegenstaande dit niet geregeld wordt door de wet, dient elke inrichting maandelijks

minstens 1 activiteit te organiseren die specifiek tot doel heeft de nodige aandacht te besteden

aan de ouder-kind relatie teneinde de schade die mogelijk het gevolg is van de opsluiting tot een

minimum te herleiden.

Alle gedetineerden moeten ervan kunnen genieten, vanaf het begin van hun opsluiting, en dit

voor elk minderjarig kind.

De PSD wordt in kennis gesteld van de vraag van de gedetineerde.

Een weigeringsbeslissing wordt gemotiveerd en schriftelijk ter kennis gebracht van de

gedetineerde. Drie maanden na de beslissing tot weigering kan de gedetineerde een nieuwe

aanvraag indienen. Indien de directeur akkoord gaat, kan de aanvraag vroeger worden

ingediend.

De mogelijke weigeringsgronden zijn:

ontzetting uit de ouderlijke rechten;

een beslissing van de Jeugdrechtbank betreffende het contact tussen kind en ouders;

de weigering door een persoon of instelling die het hoederecht of voogdij over het kind

heeft;

de veroordeling of de aard van de begane feiten;

de persoonlijkheid van de gedetineerde wanneer deze een contra-indicatie vormt voor de

deelname aan het ouder-kind bezoek;

indien er geïndividualiseerde aanwijzingen bestaan dat het bezoek de handhaving van de

orde of de veiligheid in gevaar kan brengen;

indien door de bezoeker een inbreuk werd gepleegd op het bezoekreglement en er redenen

bestaan om aan te nemen dat deze inbreuk zich kan herhalen.

(CB nr. 107 van 16 juni 2011 betreffende de inwerkingtreding van verscheidene bepalingen van

titels III en V van de basiswet, punt 2.3)

De kinderen van de partner van de gedetineerde kunnen worden toegelaten worden tot het

ouder-kindbezoek, met name wanneer de gedetineerde met dat kind reeds een band had en deze

wil onderhouden. Het komt echter logisch voor om de voorrang te geven aan de eigen kinderen

Page 43: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 43 -

van gedetineerden, wanneer de capaciteit van het ouder-kindbezoek beperkt is (Syntheseverslag

van 30 augustus 2011 betreffende vragen en antwoorden m.b.t. tot CB nr. 107 van 16 juni 2011

en CB nr. 109 van 27 juni 2011, vraag 19)

De gevangenisdirectie kan een gedetineerde die in beperkte detentie gaat niet weigeren om

ouder-kind bezoek te ontvangen. Het ouder-kind bezoek staat open voor alle gedetineerden

zolang hun kinderen minderjarig zijn, tenzij een in de omzendbrief 1715 opgenomen

weigeringsgrond kan worden ingeroepen (JustAsk 40)

§ 3. De directeur kan beslissen dat de bezoeken aan een gedetineerde plaatsvinden in een lokaal voorzien van een transparante wand die de bezoekers van de gedetineerde scheidt, in de volgende gevallen :

1° wanneer er ernstige redenen bestaan dat er zich tijdens het bezoek incidenten kunnen voordoen die de orde of de veiligheid in het gedrang kunnen brengen;

3° op verzoek van de bezoeker;

4° op verzoek van de gedetineerde;

5° als de bezoeker of de gedetineerde eerder de bezoekregeling niet heeft nageleefd en er redenen bestaan om aan te nemen dat deze inbreuk op de bezoekregeling zich kan herhalen.

Het feit dat een gedetineerde beperkte detentie geniet en de directie hem om die reden

gescheiden wil houden van andere gedetineerden, kan geen grond zijn om hem bezoek achter

glas op te leggen. Het feit op zich dat iemand in beperkte detentie is, maakt geen aanwijzing uit

van een gevaar voor de orde en de veiligheid (JustAsk 40).

Het bezoek aan tafel kan niet ontzegd worden aan een inkomende gedetineerde enkel en alleen

in afwachting van het onderhoud met de directeur. Enkel wanneer één van de uitzonderingen

van artikel 60 § 3 van toepassing zou zijn, kan glasbezoek worden opgelegd (Syntheseverslag

van 19 maart 2012 betreffende vragen en antwoorden m.b.t. CB nr. 107 van 16 juni 2011, CB

nr. 109 van, 27 juni 2011 en CB nr. 113 van 5 augustus 2011, vraag 47).

Deze ordemaatregel wordt schriftelijk gemotiveerd en wordt ter kennis gebracht van de

gedetineerde. Het is aan de gedetineerde om zijn bezoekers hierover te informeren. Indien een

bezoeker een schriftelijke beslissing wenst te ontvangen, dient deze hem bezorgd te worden.

De wet legt geen maximumduur op voor deze ordemaatregel, doch het spreekt voor zich dat

deze moet beperkt worden in de tijd. De duur dient in verhouding te zijn met de feiten die de

ordemaatregel verantwoorden. Dergelijke ordemaatregel moet dan ook aan een regelmatige

evaluatie onderworpen worden (CB nr. 107 van 16 juni 2011 betreffende de inwerkingtreding

van verscheidene bepalingen van titels III en V van de basiswet, punt 2.1.3).

Art. 61. § 1. De directeur kan met het oog op de handhaving van de orde en de veiligheid het aantal personen dat tegelijkertijd tot de gedetineerde wordt toegelaten, beperken. § 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 32 kan hij het bezoek afhankelijk stellen van de vastlegging van de beeltenis van de bezoeker, van een voorafgaand onderzoek van de door de bezoeker meegebrachte voorwerpen of substanties of van een onderzoek aan de kledij van de bezoeker op de aanwezigheid van voorwerpen of substanties die de orde of de veiligheid in het gedrang kunnen brengen.

Dit onderzoek aan de kledij, waarbij de bezoeker wordt verzocht om de voorwerpen uit zijn

zakken te verwijderen en de armen en benen te spreiden om toe te laten over te gaan tot een

Page 44: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 44 -

vluchtige aftasting, gebeurt mits beslissing van de directeur indien er geïndividualiseerde

aanwijzingen zijn dat een gewone controle niet volstaat of onmogelijk is. Bij gevoelige situaties

(bijvoorbeeld bij een weigering van de bezoeker), gebeurt dit onderzoek aan de kledij in

aanwezigheid van de directeur. (CB nr. 107 van 16 juni 2011 betreffende de inwerkingtreding

van verscheidene bepalingen van titels III en V van de basiswet, punt 2.5.1).

Dit onderzoek aan de kledij geldt enkel voor de categorieën bezoekers die door Titel V,

Hoofdstuk III, Afdeling III, worden geviseerd: familie (artikel 59, §1) en ‘andere bezoekers’

(artikel 59, §2). Dit geldt niet voor advocaten. (Syntheseverslag van 30 augustus 2011

betreffende vragen en antwoorden m.b.t. tot CB nr. 107 van 16 juni 2011 en CB nr. 109 van 27

juni 2011, vraag 25)

In voorkomend geval kunnen de in het eerste lid bedoelde voorwerpen, in de mate dat het bezit ervan onverenigbaar is met de gestelde regels voor het bezoek, gedurende het bezoek in bewaring genomen worden of ter beschikking gehouden worden van de gerechtelijke overheden. Art. 62. § 1. Tijdens het bezoek wordt toezicht uitgeoefend met het oog op de handhaving van de orde of de veiligheid. § 2. (…) Art. 63. Een bezoek mag voortijdig beëindigd worden wanneer een bezoeker of de gedetineerde handelingen stelt die in strijd zijn met de voor het bezoek geldende regels van het huishoudelijk reglement.

De beslissing tot voortijdige beëindiging kan eventueel mondeling genomen worden door de

toezichthoudende beambte, na overleg met de hiërarchisch overste. De directeur wordt hiervan ingelicht.

Indien de bezoeker of gedetineerde dit vraagt, worden hem schriftelijk door de directeur de redenen van

beëindiging meegedeeld. (Syntheseverslag van 30 augustus 2011 betreffende vragen en antwoorden

m.b.t. tot CB nr. 107 van 16 juni 2011 en CB nr. 109 van 27 juni 2011, vraag 20)

De gedetineerde heeft eveneens het recht om op ieder ogenblik het bezoek te weigeren. (CB nr. 107 van

16 juni 2011 betreffende de inwerkingtreding van verscheidene bepalingen van titels III en V van de

basiswet, punt 2.5.4).

Afdeling IV. - Gebruik van de telefoon en andere telecommunicatiemiddelen

Onderafdeling I. - Gebruik van de telefoon

Art. 64. § 1. Behoudens de door of krachtens de wet bepaalde uitzonderingen heeft de gedetineerde het recht om op zijn kosten dagelijks te telefoneren met personen van buiten de gevangenis op de tijdstippen en voor een duur die bepaald wordt door het huishoudelijk reglement.

Het recht om te telefoneren kan enkel beperkt worden in de door of krachtens de wet bepaalde

gevallen. De volgende uitzonderingen werden bij wet bepaald:

- art. 20, §2 Wet Voorlopige Hechtenis: het ‘secreet’, m.n. het verbod dat de onderzoeksrechter

kan opleggen aan de verdachte om vrij verkeer te hebben met andere personen dan zijn

advocaat. Dit verbod geldt ten hoogste voor drie dagen na het eerste verhoor. De

contactmogelijkheden met de advocaat blijven echter onverlet. Het nummer van de advocaat

dient door het personeel gevormd te worden teneinde erover te waken dat de beschikking van de

onderzoeksrechter gerespecteerd wordt (JustAsk 55) ;

Page 45: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 45 -

- art. 20, §3, 3° Wet Voorlopige Hechtenis: indien er ernstige redenen bestaan om te vrezen dat

een verdachte zou pogen bewijzen te laten verdwijnen of zich zou verstaan met derden kan de

onderzoeksrechter de telefonische contacten verbieden met individueel in het bevel vermelde

personen en dit voor een duur die door de onderzoeksrechter wordt bepaald. De verdachte

behoudt echter steeds het recht zijn raadsman per telefoon te contacteren;

- art. 64 § 3 Basiswet

(CB nr. 107 van 16 juni 2011 betreffende de inwerkingtreding van verscheidene bepalingen van

titels III en V van de basiswet, deel VI, punt 3.1)

§ 2. Behoudens de wettelijk bepaalde uitzonderingen heeft elke gedetineerde, die pas van zijn vrijheid beroofd werd, het recht op één kosteloos telefoongesprek binnen de landsgrenzen, of buiten de landsgrenzen wanneer er geen diplomatieke of consulaire instantie bestaat in België.

Elke gedetineerde die van zijn vrijheid beroofd werd heeft binnen 24 uur na zijn insluiting in de

gevangenis het recht één kosteloos nationaal of internationaal telefoongesprek van drie minuten

te voeren.

De kosten van het gratis telefoongesprek vallen ten laste van de begroting (BA 12.31-

onderhoud en voeding van de gedetineerden).

(Zie CB nr. 107 van 16 juni 2011 betreffende de inwerkingtreding van verscheidene bepalingen

van titels III en V van de basiswet, deel VI, punt 3.2 + CB 107bis van 1 augustus 2011

betreffende het kosteloos telefoongesprek bij insluiting).

§ 3. De directeur kan de gedetineerde het recht om te telefoneren geheel of gedeeltelijk ontzeggen wanneer er geïndividualiseerde aanwijzingen bestaan dat het telefonisch gesprek de handhaving van de orde of de veiligheid kan bedreigen. De beslissing van de directeur is gemotiveerd en wordt schriftelijk meegedeeld aan de gedetineerde.

Uit de paragrafen 1 en 3 van artikel 64 van de basiswet blijkt dat de gedetineerde de

mogelijkheid heeft om naar iedereen te telefoneren, behoudens wanneer de directeur hem die

mogelijkheid ontneemt op basis van geïndividualiseerde aanwijzingen.

§ 4. Onverminderd andersluidende bepalingen bepaalt de Koning met wie de gedetineerde niet mag telefoneren. § 5. Teneinde een controle van de telefoongesprekken van de gedetineerde mogelijk te maken om redenen van orde en veiligheid, kunnen de door de gedetineerde gevormde telefoonnummers worden geregistreerd, bewaard en geraadpleegd door de penitentiaire administratie en worden meegedeeld aan de gerechtelijke overheden in de gevallen door de wet bepaald, overeenkomstig de nadere regels en de termijnen die bij koninklijk besluit bepaald worden, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De gedetineerde wordt, overeenkomstig de door de Koning bepaalde nadere regels, geïnformeerd van de mogelijkheid van registratie, bewaring en raadpleging van telefoonnummers door de penitentiaire administratie, evenals van de mogelijkheid die hij heeft om aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer de uitoefening van het recht te vragen, bedoeld in artikel 13 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.

Page 46: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 46 -

De controle betreft enkel de door de gedetineerde gevormde telefoonnummers en niet de inhoud

van de telefoongesprekken.

De directeur of het personeelslid dat hij daartoe aanwijst, kent aan elke gedetineerde die de

telefoon gebruikt, een gebruikersaccount en een toegangscode toe die strikt persoonlijk zijn.

Het is de gedetineerde verboden te telefoneren via de gebruikersaccount of de toegangscode die

behoren aan een andere gedetineerde.

Registratie van gegevens

De telefoniegegevens worden geregistreerd om enerzijds het financiële beheer van de

gebruikersaccount van de gedetineerde mogelijk te maken en, anderzijds om een controle van

de telefoongesprekken van de gedetineerde mogelijk te maken om redenen van orde en

veiligheid.

In het kader van het financieel beheer van de gebruikersaccount van de gedetineerde worden

de volgende gegevens geregistreerd op de gebruikersaccount van elke gedetineerde:

1. de kostprijs van elk telefoongesprek;

2. de totale kostprijs van de telefoongesprekken;

3. het beschikbare geld.

Teneinde de controle van de telefoongesprekken met het oog op de orde en veiligheid

mogelijk te maken, worden de volgende gegevens geregistreerd op de gebruikersaccount van

elke gedetineerde:

1. de datum en het uur van elk telefoongesprek;

2. het gevormde telefoonnummer;

3. het toestel waarmee het telefoongesprek gevoerd is;

4. de verboden nummers;

5. de poging contact op te nemen met een door de directeur verboden nummer.

De gegevens met betrekking tot het financieel beheer van de gebruikersaccount van de

gedetineerde moeten worden verwijderd uiterlijk 10 jaar nadat ze werden geregistreerd.

De gegevens in verband met de orde en de veiligheid die gedurende de detentie zijn

geregistreerd, worden uit het telefoniesysteem verwijderd binnen een maximumtermijn van een

maand na de definitieve invrijheidstelling van de gedetineerde.

De geregistreerde gegevens kunnen meegedeeld worden aan de gerechtelijke overheden in de

gevallen bepaald bij wet, in het bijzonder aan de onderzoeksrechter die de gegevens vordert op

grond van art. 88bis Sv (opsporen en lokaliseren van telecommunicatie) in het kader van een

gerechtelijk onderzoek.

Toegang tot gegevens

Binnen de gevangenis heeft enkel de directeur of het personeelslid dat hij daartoe aanwijst,

toegang tot de gegevens van de gebruikersaccounts.

Wanneer de gedetineerde een aanvraag indient voor het gebruik van de telefoon, krijgt hij een

formulier dat overeenkomstig artikel 9 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de

persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens de volgende

informatie bevat :

de doeleinden van de controle;

het type van geregistreerde gegevens;

Page 47: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 47 -

de ontvangers van de gegevens;

het bestaan van zijn recht op directe en indirecte toegang en op verbetering van de gegevens;

de gegevens van de verantwoordelijke voor de verwerking en van zijn vertegenwoordiger.

(Artikelen 20-25 KB 8 april 2011 tot bepaling van de datum van inwerkingtreding en uitvoering

van verscheidene bepalingen van de titels III en V van de basiswet van 12 januari 2005

betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden).

§ 6. In aanvulling bij de wet stelt de Koning nadere regels vast met betrekking tot het gebruik door de gedetineerde van de telefoon en van de daarmee gelijk te stellen communicatiemiddelen.

Onderafdeling II. - Gebruik van andere telecommunicatiemiddelen

Art. 65. Elk telecommunicatiemiddel dat niet ter beschikking wordt gesteld van de gedetineerden door de penitentiaire administratie of dat niet toegelaten is door of krachtens deze wet, is verboden. Afdeling V. - Schriftelijke en mondelinge contacten met advocaten Art. 66. § 1. De briefwisseling tussen de gedetineerde en de advocaat van zijn keuze is niet onderworpen aan de in de artikelen 55 en 56 bedoelde controle van de directeur. Teneinde de vrije briefwisseling te verzekeren worden de hoedanigheid en het beroepsadres van de advocaat en de identiteit van de gedetineerde op de briefomslag vermeld. § 2. Indien de directeur ernstige gronden heeft om aan te nemen dat de briefwisseling tussen de advocaat en de gedetineerde geen betrekking heeft op rechtshulpverlening, kan hij de ter verzending aangeboden of toegezonden brieven aan de controle onderwerpen van de Stafhouder van de Orde van advocaten van het gerechtelijk arrondissement waar de gevangenis gelegen is. Art. 67. § 1. Advocaten die van hun hoedanigheid doen blijken, mogen in de gevangenis de gedetineerden die op hen een beroep doen of waarvan zij de belangen behartigen bezoeken, tijdens de uren van de dag die, voor elke gevangenis, worden vastgelegd door de Koning, na advies van de Orde van Vlaamse balies en de “Ordre des Barreaux francophones et germanophone”. Deze regeling wordt opgenomen in het huishoudelijk reglement.

Advocaten die van hun hoedanigheid doen blijken, hebben dagelijks toegang tot de gevangenis

tussen 7 uur en 20.30 uur. De consultatie van de advocaat dient uiterlijk om 21.00 een einde te

nemen.(Artikel 26 KB 8 april 2011 tot bepaling van de datum van inwerkingtreding en

uitvoering van verscheidene bepalingen van de titels III en V van de basiswet van 12 januari

2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden)

§ 2. De op grond van artikel 32 door de Koning te bepalen veiligheids- en controlemaatregelen zijn op hen toepasselijk overeenkomstig de door Hem te bepalen nadere regels.

In afwachting dat de controle- en veiligheidsmaatregelen waarvan de toegang tot de gevangenis

afhankelijk wordt gesteld bij koninklijk besluit geregeld zijn, is de M.O. nr. 1728 van 19 april

2001 betreffende de toegangscontrole van toepassing.

Page 48: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 48 -

§ 3. Tijdens het gesprek van de advocaat met de gedetineerde kan geen ander dan visueel toezicht uitgeoefend worden. § 4. Aan de advocaten die niet in het bezit zijn van een Europese beroepskaart of die niet in één van de Lidstaten van de Europese Unie gevestigd zijn, wordt toegang verleend op grond van een bijzondere machtiging van de minister, na advies van de procureur des Konings en van de stafhouder van de Orde der advocaten van het arrondissement waar de gevangenis gelegen is.

Het bewijs van de vestiging in één van de Lidstaten van de Europese Unie wordt geleverd aan

de hand van het voorleggen van de nationale beroepskaart van de Lidstaat. Wanneer er twijfel is

omtrent de authenticiteit van een beroepskaart van een Lidstaat van de Europese Unie, dient

men het advies van de stafhouder hieromtrent in te winnen. (CB nr. 107 van 16 juni 2011

betreffende de inwerkingtreding van verscheidene bepalingen van titels III en V van de

basiswet, deel VI, punt 5.2)

§ 5. Indien de directeur ernstige gronden heeft om aan te nemen dat het bezoek van de advocaat de veiligheid ernstig in gevaar kan brengen, deelt hij dit onmiddellijk mee aan de stafhouder van de Orde der advocaten van het arrondissement waar de gevangenis gelegen is. In afwachting van een beslissing van de stafhouder kan de directeur de advocaat voorlopig de toegang tot de gevangenis ontzeggen. Art. 68. § 1. Behoudens de door of krachtens de wet bepaalde uitzonderingen heeft de gedetineerde het recht om op zijn kosten dagelijks te telefoneren met zijn advocaat. De nadere regels hiervoor worden, voor elke gevangenis, vastgelegd door de Koning, na advies van de Orde van Vlaamse balies en de Orde des Barreaux francophones et germanophones. De desbetreffende regeling wordt opgenomen in het huishoudelijke reglement van de gevangenis.

Behoudens wettelijk bepaalde uitzonderingen, heeft de gedetineerde het recht om op zijn kosten

dagelijks tussen 8 uur en 20.30 uur te telefoneren met zijn advocaat. De duur van het

telefoongesprek met de advocaat kan beperkt worden tot 15 minuten indien de beschikbaarheid

van de in de gevangenis aanwezige telefoontoestellen niet toelaat om meer tijd toe te kennen.

(Artikel 27 KB 8 april 2011 tot bepaling van de datum van inwerkingtreding en uitvoering van

verscheidene bepalingen van de titels III en V van de basiswet van 12 januari 2005 betreffende

het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden

§ 2. De ontzegging van het recht om te telefoneren, zoals bepaald in artikel 64, § 3, is niet van toepassing op telefoongesprekken van de gedetineerde met zijn advocaat. Ze kan er echter op toepasselijk worden gemaakt na gunstig advies van de stafhouder van de Orde van advocaten van het arrondissement waar de gevangenis gelegen is.

Afdeling VI. - Schriftelijke en mondelinge contacten met consulaire en diplomatieke ambtenaren

Art. 69. § 1. De gedetineerden van vreemde nationaliteit mogen, zo zij dit wensen, in verbinding treden met de consulaire en diplomatieke ambtenaren van hun land, in voorkomend geval overeenkomstig de regelingen vastgesteld in of krachtens internationale overeenkomsten en behoudens het wettelijk uitgevaardigd verbod van vrij verkeer zoals bepaald in artikel 20 van de

Page 49: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 49 -

wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis en onverminderd de uitzonderingen bepaald in internationale verdragen. § 2. De briefwisseling tussen de gedetineerde en de consulaire en diplomatieke ambtenaren van hun land is niet onderworpen aan de in de artikelen 55 en 56 bedoelde controle van de directeur. Teneinde de vrije briefwisseling te verzekeren worden de hoedanigheid en het beroepsadres van de consulaire en diplomatieke ambtenaren en de identiteit van de gedetineerde op de briefomslag vermeld. § 3. De Koning stelt nadere regels voor het bezoek van consulaire en diplomatieke ambtenaren en betreffende de telefonische contacten tussen gedetineerden van vreemde nationaliteit en de consulaire en diplomatieke ambtenaren van hun land.

Bezoek

De consulaire en diplomatieke ambtenaren mogen de gedetineerden dagelijks bezoeken tussen 7

uur en 20.30 uur. Het bezoek dient uiterlijk om 21.00 een einde te nemen. Tijdens het gesprek

van de consulaire of diplomatieke ambtenaar met de gedetineerde wordt uitsluitend visueel

toezicht uitgeoefend.(Artikel 28 KB 8 april 2011 tot bepaling van de datum van

inwerkingtreding en uitvoering van verscheidene bepalingen van de titels III en V van de

basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de

gedetineerden)

Alle gedetineerden met de Belgische én een andere nationaliteit zullen in België worden

beschouwd als uitsluitend Belgisch onderdaan en kunnen geen bezoek krijgen van consulaire of

diplomatieke ambtenaren van andere landen.(JustAsk 60).

Telefoon

Behoudens wettelijk bepaalde uitzonderingen heeft de gedetineerde het recht om op zijn kosten

dagelijks tussen 8 uur en 20.30 uur te telefoneren met zijn consulaire of diplomatieke instantie.

De duur van het telefoongesprek met de consulaire of diplomatieke ambtenaar kan beperkt

worden tot 15 minuten indien de beschikbaarheid van de in de gevangenis aanwezige

telefoontoestellen niet toelaat om meer tijd toe te kennen. (Artikel 29 KB 8 april 2011 tot

bepaling van de datum van inwerkingtreding en uitvoering van verscheidene bepalingen van de

titels III en V van de basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de

rechtspositie van de gedetineerden).

Afdeling VII. - Contacten met de media Art. 70. § 1. Op schriftelijke contacten met de media zijn de regels betreffende de briefwisseling van toepassing. § 2. Behoudens de door of krachtens de wet bepaalde uitzonderingen kan de directeur, mits voorafgaande machtiging door de minister, de toestemming geven aan een gedetineerde om een gesprek te voeren met een vertegenwoordiger van de media, voorzover dit verenigbaar is met de handhaving van de orde en de veiligheid, met de goede zeden, met de bescherming van de rechten en vrijheden van derden en met het respect voor de slachtoffers van misdrijven.

De aanvraag van de gedetineerde wordt door de directeur voor machtiging overgemaakt aan de

minister via de Cel Externe Relatie van het DG EPI. Bij aanvragen tot contact met een

gedetineerde uitgaande van journalisten moet er eveneens steeds verwezen worden naar de Cel

Page 50: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 50 -

Externe Relaties van het DG EPI. (CB nr. 107 van 16 juni 2011 betreffende de inwerkingtreding

van verscheidene bepalingen van titels III en V van de basiswet, deel VI, punt 7)

§ 3. De minister kan de in § 2 bedoelde toestemming afhankelijk maken van voorwaarden ter vrijwaring van de daarin vermelde belangen.

HOOFDSTUK IV. - Godsdienst en levensbeschouwing Art. 71. § 1. De gedetineerde heeft het recht om zijn godsdienst of zijn levensbeschouwing individueel en in gemeenschap met anderen te beleven en te belijden, mits inachtneming van de rechten van anderen. § 2. Hij heeft recht op godsdienstige, geestelijke of morele bijstand van een daartoe bij de gevangenis aangestelde of tot de gevangenis toegelaten vertegenwoordiger van zijn godsdienst of levensbeschouwing.

De gedetineerde mag zonder beperkingen deelnemen aan de uitoefening van erediensten en de

daarmee samenhangende gemeenschappelijke activiteiten.

Het recht op deelname aan de uitoefening van de gemeenschappelijke eredienst en de daarmee

samenhangende gemeenschappelijke activiteiten van de gedetineerde kan echter beperkt worden

wanneer de uitoefening van dit recht onverenigbaar is met de bijzondere veiligheidsmaatregel of

het individueel bijzonder veiligheidsregime waaraan de gedetineerde onderworpen is. Deze

onverenigbaarheid kan zich bijvoorbeeld voordoen wanneer de gedetineerde bij wijze van

bijzondere veiligheidsmaatregel of individueel bijzonder veiligheidsregime wordt uitgesloten

van alle gemeenschappelijke activiteiten of wanneer hij verplicht in zijn verblijfsruimte moet

verblijven.

De gedetineerde heeft echter steeds de mogelijkheid om zijn godsdienst individueel te beleven

en kan hiertoe dagelijks op cel bezoek ontvangen van de vertegenwoordiger van zijn godsdienst

of levensbeschouwing. (JustAsk 39).

Art. 72. Aalmoezeniers, consulenten die deel uitmaken van een van de erkende erediensten, evenals de morele consulenten van door de wet erkende organisaties die morele dienstverlening geven op basis van een niet-confessionele levensbeschouwing worden aangewezen bij de gevangenissen, in overeenstemming met de door de Koning vast te leggen regels.

Zie hieromtrent het KB van 25 oktober 2005 houdende vaststelling van het kader van de

aalmoezeniers en de islamconsulenten van de erkende erediensten en van de moreel consulenten

van de Centrale Vrijzinnige Raad der niet confessionele levensbeschouwing bij de

Strafinrichtingen, zomede tot vaststelling van hun weddenschalen.

(…) Art. 72/1. De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en in overleg met de representatieve organen van de erkende erediensten en de door de wet erkende niet-confessionele levensbeschouwelijke organisaties, het statuut en de uitoefening van de functie van de aalmoezeniers, de consulenten van de erkende erediensten en de moreel consulenten van de door de wet erkende niet-confessionele levensbeschouwelijke organisaties in de gevangenissen

Page 51: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 51 -

Art. 73. § 1. De in artikel 72 bedoelde personen hebben het recht de gedetineerden die het gevraagd hebben te bezoeken in hun verblijfsruimte en met hen niet aan toezicht onderworpen briefwisseling te voeren binnen de gevangenis. Met inachtneming van de veiligheidsvoorschriften ontmoeten zij de gedetineerden die het gevraagd hebben en bij voorrang de gedetineerden die zich in afzondering bevinden ingevolge een bijzondere veiligheidsmaatregel, een bijzonder individueel beveiligingsregime of een tuchtsanctie.

De vertegenwoordigers van de erediensten kunnen het dossier van de gedetineerden niet inzien.

(JustAsk 50).

§ 2. Voor het ontvangen van de gedetineerden beschikken de in artikel 72 bedoelde personen over een passende ruimte waarin ze hen in een vertrouwelijke sfeer kunnen ontmoeten. Art. 74. § 1. De gedetineerde heeft het recht om zonder beperkingen, naar eigen keuze deel te nemen aan de uitoefening van de erediensten en aan de daarmee samenhangende gemeenschappelijke activiteiten, evenals aan de bijeenkomsten en activiteiten die georganiseerd worden door de morele consulenten. § 2. De gedetineerde brengt zijn intentie tot deelname aan de in § 1 bedoelde activiteiten ter kennis aan de aalmoezenier, aan de consulenten die deel uitmaken van een van de erkende erediensten of aan de morele consulent en wordt tot deze activiteiten toegelaten mits hij zich verbindt tot naleving van voorwaarden van orde, waardigheid en verdraagzaamheid die met deze activiteiten samengaan.

In de basiswet werd afstand genomen van de op grond van artikel 16 Algemeen Reglement

voorgeschreven praktijk waarbij de gedetineerde bij zijn aankomst in de gevangenis werd

uitgenodigd een (herroepbare) verklaring af te leggen i.v.m. zijn godsdienst of

levensbeschouwing; een dergelijke verklaring werd strijdig geacht met het door artikel 8 EVRM

beschermde recht op privé-leven. Deze praktijk is dan ook verlaten (communicatie naar

inrichtingshoofden).

Overeenkomstig art. 74, §2 basiswet brengt de gedetineerde zijn intentie om deel te nemen aan

de eredienst of daarmee samenhangende activiteiten kenbaar aan de betrokken aalmoezenier of

consulent; ingevolge het normaliseringsbeginsel en naar analogie met het pluralisme dat geldt in

de vrije samenleving hebben gedetineerden de mogelijkheid om in contact te treden met

meerdere godsdienstige of levensbeschouwelijke strekkingen tegelijkertijd.

(Syntheseverslag van 19 maart 2012 betreffende vragen en antwoorden m.b.t. CB nr. 107 van

16 juni 2011, CB nr. 109 van, 27 juni 2011 en CB nr. 113 van 5 augustus 2011, vraag 50)

§ 3. De organisatie van de gemeenschappelijke activiteiten in het kader van godsdienst of de niet-confessionele levensbeschouwing kunnen het voorwerp zijn van overleg zoals bepaald in artikel 7. In voorkomend geval worden de aalmoezeniers, de consulenten die deel uitmaken van een van de erkende erediensten en de morele consulenten betrokken bij het overleg. § 4. In elke gevangenis wordt voorzien in een passende ruimte voor de in § 1 bedoelde gemeenschappelijke activiteiten die kaderen in het recht van de gedetineerde om zijn godsdienst of levensbeschouwing vrij te beleven en te belijden. § 5. De Koning bepaalt de gedragsregels van de in artikel 72 bedoelde personen.

Page 52: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 52 -

Art. 75. De Koning stelt, in aanvulling op deze wet, nadere regels vast tot vrijwaring van het recht van de gedetineerde omschreven in artikel 71, inzonderheid de faciliteiten waarover aalmoezeniers, morele consulenten en kunnen beschikken tot verwezenlijking van het recht van de gedetineerde op het vrij beleven en belijden van zijn godsdienst en niet-confessionele levensbeschouwing en van het daaraan verbonden recht op godsdienstige, geestelijke en morele ondersteuning.

Koninklijk besluit van 17 mei 2019 betreffende de aalmoezeniers, de consulenten van de

erediensten en de moreel consulenten bij de gevangenissen kliek hier

HOOFDSTUK V. - Vormingsactiviteiten en vrijetijdsbesteding Art. 76. § 1. De penitentiaire administratie draagt er zorg voor dat aan de gedetineerde een zo ruim mogelijke toegang wordt verleend tot het geheel van vormingsactiviteiten die ter beschikking worden gesteld met het oog op zijn persoonlijke ontplooiing, op het zinvol doorbrengen van zijn detentietijd, en op het behoud of de verbetering van vooruitzichten op een geslaagde reïntegratie in de vrije samenleving.

Deze bepaling betekent concreet dat de penitentiaire administratie het nodige dient te doen

opdat de gemeenschappen en de gewesten hun aanbod van vormingsactiviteiten in de

gevangenis ter beschikking kunnen stellen van de gedetineerden. (CB nr. 107 van 16 juni 2011

betreffende de inwerkingtreding van verscheidene bepalingen van titels III en V van de

basiswet, deel VII, punt 1)

§ 2. Als vormingsactiviteiten in de zin van § 1 worden onder meer beschouwd: onderwijs, alfabetisering, beroepsopleiding of voortgezette beroepsopleiding, sociaal-culturele vorming en sociale vaardigheids-training, creatieve en culturele activiteiten, lichamelijke opvoeding § 3. (…) Art. 77. § 1. De gedetineerde heeft het recht door bemiddeling van de gevangenis, voor eigen rekening, kranten, tijdschriften en andere publicaties te ontvangen waarvan de verspreiding niet wettelijk of bij rechterlijke beslissing is verboden. § 2. In de gevangenis wordt aan de gedetineerde de mogelijkheid gegeven een beroep te doen op bibliotheekvoorzieningen die de gedetineerden in de gelegenheid stellen, overeenkomstig de in het huishoudelijk reglement bepaalde regels, een keuze van lectuur te maken uit een voldoende groot aanbod.

Wanneer de gedetineerde tengevolge van een bijzondere veiligheidsmaatregel verplicht verblijft

in de toegewezen verblijfsruimte of in een beveiligde cel, of tengevolge van een tuchtsanctie

verblijft in de strafcel, dient de directeur er voor te zorgen dat de gedetineerde voor de duur van

deze afzondering over voldoende lectuur beschikt. (Artikel 113, § 2, 2° en artikel 136, 2°

Basiswet).

§ 3. De directeur kan een gedetineerde alleen de kennisneming van bepaalde publicaties of gedeelten van publicaties ontzeggen, wanneer dit voor de handhaving van de orde of de veiligheid volstrekt noodzakelijk is.

Page 53: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 53 -

In voorkomend geval wordt de beslissing tot ontzegging met redenen omkleed en schriftelijk ter kennis gebracht van de gedetineerde.

De wet op de voorlopige hechtenis voorziet niet in de mogelijkheid voor de onderzoeksrechter

om het recht van de verdachte tot toegang tot publicaties te beperken. (CB nr. 107 van 16 juni

2011 betreffende de inwerkingtreding van verscheidene bepalingen van titels III en V van de

basiswet, deel VII, punt 2 en CB nr. 114 van 5 augustus 2011 betreffende de ontzegging aan

verdachten van radio, televisie en publicaties).

§ 4. De gedetineerde heeft het recht om radio- en televisieprogramma's te volgen overeenkomstig door het huishoudelijk reglement vast te stellen regels.

Dit voor zover hij over een radio en televisie beschikt en hij, in het bijzonder ’s nachts, de

andere gedetineerden niet stoort. (CB nr. 107 van 16 juni 2011 betreffende de inwerkingtreding

van verscheidene bepalingen van titels III en V van de basiswet, deel VII, punt 3).

Vanaf 1 september 2011 is enkel het huren van een TV-toestel toegestaan. Vanaf die datum kan

de gedetineerden dan ook geen TV-toestel meer aankopen. Als overgangsbepaling geldt dat

gedetineerden aan wie voor 1 september 2011 de toelating gegeven werd om een TV-toestel aan

te kopen, hierover kunnen blijven beschikken voor een termijn van maximum 5 jaar te rekenen

vanaf 1 september 2011. (CB nr. 112 van 1 augustus 2011 betreffende het bezit van een tv-

toestel op cel)

Wanneer dit voor de handhaving van de orde of de veiligheid volstrekt noodzakelijk is, kan de directeur de gedetineerden het volgen van bepaalde programma's ontzeggen. In voorkomend geval wordt de beslissing tot ontzegging met redenen omkleed en schriftelijk ter kennis gebracht van de gedetineerde.

Er is geen wettige basis voor de onderzoeksrechter om verdachten de toegang tot radio en

publicaties te ontzeggen. De toegang tot televisie mag hen evenmin ontzegd worden voor zover

het mogelijk is deze toegang te beperken tot televisiekanalen die geen chatmogelijkheid

aanbieden (m.n. openbare omroepen). (CB nr. 107 van 16 juni 2011 betreffende de

inwerkingtreding van verscheidene bepalingen van titels III en V van de basiswet, deel VII,

punt 3 en CB nr. 114 van 5 augustus 2011 betreffende de ontzegging aan verdachten van radio,

televisie en publicaties).

Art. 78. § 1. De veroordeelde die daartoe bereid en bekwaam is, heeft het recht, conform het individueel detentieplan en naargelang van de wijze van strafuitvoering die op hem van toepassing is, binnen, buiten of vanuit de gevangenis een onvoltooide opleiding af te maken, zich om te scholen of bij te scholen, of een beroepsopleiding of voortgezette opleiding te volgen.

Artikel 78, §1 basiswet verwijst naar het individueel detentieplan. De artikelen hieromtrent zijn

echter nog niet in werking getreden.

§ 2. Verdachten hebben het recht voorzover de duur van de detentie het mogelijk maakt en behoudens door of krachtens de wet bepaalde uitzonderingen, om binnen of vanuit de gevangenis, gelijkaardige activiteiten uit te oefenen.

Page 54: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 54 -

Art. 79. § 1. De gedetineerde heeft recht op lichamelijke oefeningen en sport gedurende ten minste twee uren in de week en recht op een dagelijkse wandeling of een andere recreatieve activiteit van minstens één uur in de buitenlucht.

Wandeling

De wandeling is gemeenschappelijk. De gedetineerde kan enkel van de deelname aan de

gemeenschappelijke wandeling uitgesloten worden in het kader van een bijzondere

veiligheidsmaatregel, een individueel bijzonder veiligheidsregime of een tuchtsanctie. In deze

gevallen behoudt de gedetineerde echter altijd het recht op een (individueel) verblijf in de

buitenlucht gedurende minstens één uur per dag. De individuele wandeling moet op een redelijk

tijdstip plaatsvinden. (CB nr. 107 van 16 juni 2011 betreffende de inwerkingtreding van

verscheidene bepalingen van titels III en V van de basiswet, deel VII, punt 4)

Gedetineerden mogen niet beroofd worden van hun recht op één uur wandeling per dag. Het

feit dat men in een strafcel of in een afzondering in de verblijfsruimte is geplaatst, raakt niet aan

dit recht. De gedetineerde moet dus niet vragen om naar de wandeling te gaan. (JustAsk 18).

De gemeenschappelijke wandeling mag niet ontzegd worden aan een inkomende gedetineerde

enkel en alleen om het onderhoud met de directeur af te wachten. De gedetineerde kan enkel

van de deelname aan de gemeenschappelijke wandeling uitgesloten worden in het kader van een

tuchtsanctie, bijzondere veiligheidsmaatregel of een individueel bijzonder veiligheidsregime.

(Syntheseverslag van 19 maart 2012 betreffende vragen en antwoorden m.b.t. CB nr. 107 van

16 juni 2011, CB nr. 109 van, 27 juni 2011 en CB nr. 113 van 5 augustus 2011, vraag 47).

Sport

De 2 uur sport staan los van de dagelijkse wandeling van minstens 1 uur.

Een gedetineerde kan nooit het recht op sport of lichamelijke oefeningen ontzegd worden.

Sportongevallen : omte kunnen deelnemen aan sportactiviteiten, heeft de gedetineerde geen

voorafgaande goedkeuring nodig van de gevangenisarts. De deelname aan sportactiviteiten door

gedetineerden gebeurt volledig op eigen risico. De Belgische Staat kan enkel aansprakelijk

gehouden worden voor schade ontstaan naar aanleiding van een sportactiviteit indien de schade

veroorzaakt werd door een fout of nalatigheid van haar aangestelden of een gebrek in de zaak.

Indien de gedetineerde twijfels heeft of raad wenst te krijgen omtrent zijn medische

geschiktheid tot het beoefenen van een bepaalde sport, wordt hem geadviseerd de arts van de

gevangenis te raadplegen.

(CB nr. 107 van 16 juni 2011 betreffende de inwerkingtreding van verscheidene bepalingen van

titels III en V van de basiswet, deel VII, punt 5)

De Belgische Staat verstrekt gratis medische zorgen aan gedetineerden gedurende de periode

van hun detentie. De lichamelijke letsels die een gedetineerde oploopt naar aanleiding van een

sportongeval in de gevangenis zullen dus door en op kosten van de Belgische Staat verzorgd

worden.

Indien een gedetineerde echter na zijn invrijheidsstelling zijn medische kosten (tengevolge van

het sportongeval) door de Belgische Staat wil laten betalen, dient hij een fout of nalatigheid in

hoofde van de administratie of van één van haar aangestelden aan te tonen.

Ook in het geval hij door dergelijk sportongeval een blijvende ongeschiktheid zou oplopen en

hij hiervoor een schadevergoeding wenst te ontvangen, zal hij dergelijke fout of nalatigheid

moeten kunnen aantonen.

Page 55: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 55 -

(Syntheseverslag van 19 maart 2012 betreffende vragen en antwoorden m.b.t. CB nr. 107 van

16 juni 2011, CB nr. 109 van, 27 juni 2011 en CB nr. 113 van 5 augustus 2011, vraag 46)

§ 2. Behoudens de door of krachtens deze wet bepaalde uitzonderingen heeft hij het recht aan gemeenschappelijke ontspanningsactiviteiten deel te nemen gedurende de uren die in het huishoudelijk reglement worden bepaald. Art. 80. De gedetineerde mag, met de toestemming van de directeur, een niet-winstgevende activiteit van intellectuele of artistieke aard uitoefenen. Die toestemming wordt in principe verleend. Ze kan echter door de directeur op elk moment worden geweigerd of ingetrokken op grond van de eigen behoeften van de instelling, wanneer :

- de bedoelde activiteit gevaar oplevert voor de orde of de veiligheid;

- de activiteit wordt aangewend voor illegale doeleinden;

- de controle die vereist is om de orde of de veiligheid te waarborgen, een onredelijk grote arbeidsbelasting voor de administratie meebrengt.

Deze bepaling dient als volgt te worden geïnterpreteerd: enkel wanneer de gedetineerde een

niet-winstgevende activiteit van intellectuele of artistieke aard wenst uit te oefenen die een

impact heeft op de werking van de gevangenis, dient hij de toestemming van de directeur te

vragen. De directeur kan de activiteit enkel weigeren op basis van de in de wet vermelde

weigeringsgronden. (CB nr. 107 van 16 juni 2011 betreffende de inwerkingtreding van

verscheidene bepalingen van titels III en V van de basiswet, deel VII, punt 7).

HOOFDSTUK VI. – Arbeid

Afdeling I. - Algemene bepalingen Art. 81. De gedetineerde heeft het recht om deel te nemen aan de in de gevangenis beschikbare arbeid. Art. 82. De penitentiaire administratie draagt er zorg voor dat arbeid beschikbaar gesteld wordt of beschikbaar gesteld kan worden die aan de gedetineerden de mogelijkheid biedt om zinvol hun detentietijd door te brengen, om na hun invrijheidstelling de geschiktheid tot een bestaansactiviteit te behouden, te bevorderen of te verwerven, om hun detentie te verzachten, om verantwoordelijkheden op te nemen, in voorkomend geval ten aanzien van hun naastbestaanden en de slachtoffers en om, zo daartoe grond bestaat, met het oog op herstel of met het oog op reïntegratie, schulden geheel of gedeeltelijk af te betalen. Art. 83. § 1. De tewerkstelling van de gedetineerde in de gevangenis geschiedt in omstandigheden die, voorzover de aard van de detentie zich daartegen niet verzet, zoveel mogelijk overeenstemmen met die welke in de vrije samenleving identieke activiteiten kenmerken. § 2. De arbeidsduur en de arbeidstijden worden vastgesteld in het huishoudelijk reglement. In geen geval mag de duur van de arbeidstijd de duur overschrijden die voor overeenkomstige activiteiten in de vrije samenleving door of krachtens de wet worden bepaald.

Page 56: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 56 -

De gedetineerde heeft recht op 2 rustdagen per week. Deze zijn verplicht, ook indien de

gedetineerde ze niet wenst. Wanneer de gedetineerde een dag afwezig was wegens bijvoorbeeld

penitentiair verlof of een uitgaansvergunning, kan deze dag als rustdag worden beschouwd.

(Syntheseverslag van 19 maart 2012 betreffende vragen en antwoorden m.b.t. CB nr. 107 van

16 juni 2011, CB nr. 109 van, 27 juni 2011 en CB nr. 113 van 5 augustus 2011, vraag 45)

§ 3. De Koning bepaalt, in aanvulling op de wet, onder welke voorwaarden de tijd besteed aan vormingsactiviteiten met arbeidstijd kan worden gelijkgesteld.

In afwachting van de inwerkingtreding van dit artikel blijft de M.O. nr. 1773 van 21 februari

2005 betreffende de aanmoedigingspremies voor studies door gedetineerden- B.A. 10.11.11 van

toepassing.

Art. 84. § 1. De directeur staat in voor de toewijzing van de in de gevangenis beschikbare arbeid aan de gedetineerden die om arbeid verzocht hebben. Dit verzoek wordt opgetekend in een door de Koning vastgesteld formulier. § 2. De toegewezen arbeid mag de waardigheid van de gedetineerde niet aantasten en mag evenmin het karakter hebben van een disciplinaire bestraffing. § 3. Bij de toewijzing van arbeid aan veroordeelden wordt rekening gehouden met het in titel IV, hoofdstuk II bedoelde individueel detentieplan.

De beëindiging van de tewerkstelling (behoudens gevallen van tuchtrechtelijke inbreuk of van

redenen van orde en veiligheid, in welke gevallen een tuchtprocedure, resp. de procedure

voorzien in artikel 110 e.v. basiswet gerespecteerd dient te worden) is mogelijk na een

mondeling onderhoud, waarbij de gedetineerde gehoord wordt en hem de beslissing en de

redenen ervan mondeling worden meegedeeld. Indien de gedetineerde dit vraagt, moet de

gemotiveerde beslissing schriftelijk meegedeeld worden. (Syntheseverslag van 30 augustus

2011 betreffende vragen en antwoorden m.b.t. tot CB nr. 107 van 16 juni 2011 en CB nr. 109

van 27 juni 2011, vraag 22)

§ 4. De in de gevangenis beschikbaar gestelde arbeid maakt niet het voorwerp uit van een arbeidsovereenkomst in de zin van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. Art. 85. De gedetineerde is gerechtigd, mits toelating van de directeur, andere dan in de gevangenis beschikbaar gestelde arbeid te verrichten. De directeur kan de toelating weigeren wanneer, rekening houdend met de behoeften van de inrichting:

- de bedoelde arbeid gevaar oplevert voor de orde of de veiligheid;

- de controle die nodig is om de orde of de veiligheid te waarborgen voor de administratie een onredelijk grote arbeidsbelasting meebrengt.

De weigering van de toelating wordt met redenen omkleed en schriftelijk ter kennis gebracht van de gedetineerde.

Afdeling II. - Inkomsten uit arbeid

Page 57: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 57 -

Art. 86. § 1. Onverminderd andersluidende wettelijke bepalingen wordt het bedrag van de inkomsten voor de in de gevangenis beschikbaar gestelde arbeid vastgesteld bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad. § 2. Gedetineerden voor wie de tijd voor vormingsactiviteiten overeenkomstig artikel 83, § 3, met arbeidstijd wordt gelijkgesteld, wegens deelname aan programma's van beroepsopleiding, voortgezette beroepsopleiding, omscholing, of andere opleidings- en vormingsactiviteiten, ontvangen een opleidingstoelage, overeenkomstig de regels vastgesteld bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad. Die toelage is erop gericht de gedetineerden ertoe aan te zetten opleidingen te volgen, onder andere door hen in staat te stellen hun noodzakelijke uitgaven die niet langer door de inkomsten uit arbeid zouden kunnen worden gedekt deels of geheel te betalen. § 3. Bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad worden de regels vastgesteld voor de toekenning van de vergoeding aan gedetineerden die het slachtoffer zijn van een arbeidsongeval in de gevangenis.

In afwachting van de inwerkingtreding van dit artikel blijft de M.O. nr. 1773 van 21 februari

2005 betreffende de aanmoedigingspremies voor studies door gedetineerden- B.A. 10.11.11 van

toepassing

HOOFDSTUK VII. - Gezondheidszorg (…) (…) Art. 87. De gezondheidszorg in de gevangenissen beoogt het lichamelijk, geestelijk en sociaal welzijn van de gedetineerden te bevorderen, te behouden of te herstellen. Art. 88. De gedetineerde heeft recht op een gezondheidszorg die gelijkwaardig is met de gezondheidszorg in de vrije samenleving (…). Art. 89. (…) De gedetineerde wordt zo spoedig mogelijk na zijn opname door een aan de gevangenis verbonden arts gezien en daarna op de raadpleging ingeschreven telkens hij erom verzoekt. Art. 90. (…) Art. 91. § 1. De gedetineerde heeft het recht het bezoek te ontvangen van een arts van zijn keuze. De vrij gekozen arts heeft de bevoegdheid om de gedetineerde met raadgeving te dienen. Na onderzoek van de gedetineerde deelt de vrij gekozen arts zijn advies betreffende diagnose, voorgestelde diagnostische onderzoeken en behandeling schriftelijk mee aan de aan de gevangenis verbonden arts. Indien de artsen, na overleg, het niet eens zijn, vragen zij, met instemming van de gedetineerde, het advies van een derde arts die zij in onderling overleg aanwijzen. § 2. Indien daartoe redelijke gronden bestaan kan de gedetineerde zich, op zijn verzoek, in de gevangenis laten behandelen door een vrij gekozen arts, mits toestemming van de referentiearts van de centrale dienst ter coördinatie van de medische zorg bij de penitentiaire administratie. De referentiearts brengt de verzoeker binnen zeven dagen na de indiening van het verzoek schriftelijk op de hoogte van zijn met redenen omklede beslissing. Bij afwijzing van het verzoek wijst

Page 58: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 58 -

de referentiearts hem op de beroepsmogelijkheid bij de Beroepscommissie van de Centrale Raad alsmede op de termijnen waarbinnen en de wijze waarop dit beroep moet worden ingesteld. De artikelen 165 en 166 zijn van overeenkomstige toepassing. § 3. De Koning regelt bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de nadere regels voor het bezoek en de tenlasteneming van de kosten verbonden aan het advies, aan de behandeling op advies van de vrij gekozen arts en aan de behandeling door een vrij gekozen arts. Hij bepaalt de nadere procedure bij meningsverschil tussen de artsen. Art. 92. (…) Art. 93. § 1. Wanneer een gedetineerde een diagnostisch onderzoek of een medisch aanbevolen gespecialiseerde behandeling nodig heeft waarvoor de gevangenis niet of onvoldoende is uitgerust, wordt hij op verzoek van de aan de gevangenis verbonden arts overgebracht naar een gespecialiseerde gevangenis of doorverwezen naar een ziekenhuis of naar een instelling voor gezondheidszorg die over de vereiste uitrusting beschikt. § 2. (…) § 3. (…) § 4. Wanneer de gedetineerde naar een ziekenhuis of naar een instelling voor gezondheidszorg wordt overgebracht wordt dit beschouwd als een bijhuis van de gevangenis (…). Art. 94. Wanneer een behandelende arts van oordeel is dat de geestelijke of lichamelijke gezondheid van een gedetineerde ernstig wordt geschaad door de voortzetting van de detentie of door enigerlei daarmee verband houdende omstandigheden, meldt hij dit, met instemming van de gedetineerde, aan de directeur en aan het diensthoofd van de dienst voor gezondheidszorg bij de penitentiaire administratie. Art. 95. In geval van levensgevaar of overlijden van de gedetineerde draagt de directeur er zorg voor dat de door de gedetineerde aangewezen personen, of bij gebreke daarvan, zijn naastbestaanden en in voorkomend geval, zijn voogd of zijn bewindvoerder daarvan onmiddellijk in kennis worden gesteld. (…) Art. 96. § 1. De zorgverleners behouden hun professionele onafhankelijkheid en hun evaluaties en beslissingen met betrekking tot de gezondheid van de gedetineerde worden enkel gefundeerd op medische criteria. § 2. Zij kunnen niet gedwongen worden handelingen te stellen die hun vertrouwensrelatie met de gedetineerde in het gedrang brengen. § 3. (…) Art. 97. (…) Art. 98. Er wordt een (…) Penitentiaire Gezondheidsraad opgericht die aan de minister bevoegd voor Justitie en de minister bevoegd voor Volksgezondheid adviezen verleent teneinde de kwaliteit

Page 59: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 59 -

van de gezondheidszorg te bevorderen in het belang van de gedetineerde patiënt. De Koning bepaalt de samenstelling, de bevoegdheden en de werking ervan.

(Zie hieromtrent het KB van 12 december 2005 tot bepaling van de datum van inwerkingtreding

van artikel 98 van de basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de

rechtspositie van gedetineerden en tot regeling van de samenstelling, de bevoegdheden en de

werking van de Penitentiaire Gezondheidsraad, gewijzigd door het KB van 9 juni 2009.)

Art. 99. (…)

HOOFDSTUK VIII - (…) Art. 100. (…) Art. 101. (…)

HOOFDSTUK IX. - Sociale hulp- en dienstverlening Art. 102. De gedetineerde heeft in het kader van het uitwerken en het beheer van zijn detentieplan recht op voorbereiding en opvolging door de aan de gevangenis verbonden dienst. Art. 103. § 1. De gedetineerde heeft recht op het in de gevangenis aanwezige aanbod inzake sociale hulp- en dienstverlening.

Door de gedetineerde het recht toe te kennen om gebruik te maken van het in de gevangenis

aanwezige aanbod inzake sociale hulp- en dienstverlening en om zich te laten bijstaan door de

aan de gevangenis verbonden dienst regelt de federale wetgever die dienstverlening niet.

Evenmin legt hij de gemeenschappen of de gedetineerden ter zake verplichtingen op of maakt

hij de uitoefening van de gemeenschapsbevoegdheden onmogelijk of overdreven moeilijk. Er is

derhalve geen schending van de ter zake geldende bevoegdheidsregels. (Grondwettelijk Hof nr.

109/2006 van 28 juni 2006)

§ 2. Het inrichtingshoofd neemt alle maatregelen opdat de diensten voor sociale hulp- en dienstverlening hun aanbod ter beschikking van de gedetineerden kunnen stellen, mits inachtneming van de orde en de veiligheid.

Een lid van de psychosociale dienst moet met elke binnenkomende gedetineerde een gesprek

hebben uiterlijk binnen 4 dagen na aankomst in de gevangenis.

Tijdens dit onderhoud informeert het lid van de psychosociale dienst de gedetineerde over de

mogelijkheden die in de gevangenis bestaan of die vanuit de gevangenis toegankelijk zijn met

betrekking tot sociale, psychosociale, juridische en familiale bijstand. (art. 4 KB van 8 april

2011 tot bepaling van de datum van inwerkingtreding en uitvoering van verscheidene

bepalingen van de titels III en V van de basiswet van 12 januari 2005 betreffende het

gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden en CB nr. 107 van 16 juni 2011

betreffende de inwerkingtreding van verscheidene bepalingen van titels III en V van de

basiswet, deel IV punt 3)

Page 60: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 60 -

HOOFDSTUK X. - Rechtshulpverlening en juridische bijstand Art. 104. § 1. De gedetineerde heeft recht op alle vormen van in de samenleving beschikbare rechtshulpverlening en op juridische bijstand zoals bepaald in artikel 508/1 van het Gerechtelijk Wetboek. § 2. De penitentiaire administratie overlegt met de commissie voor juridische bijstand op welke wijze de gedetineerden in de gelegenheid worden gesteld hun in § 1 bedoelde rechten te doen gelden en op welke wijze collectieve informatie- en vormingsinitiatieven kunnen genomen worden rond belangrijke juridische thema's. § 3. Eenieder die in het kader van dit hoofdstuk rechtshulp of juridische bijstand verleent, is gebonden door het beroepsgeheim. § 4. In de gevangenis wordt een lokaal ter beschikking gesteld voor de rechtshulpverlening en de juridische bijstand, tijdens een aantal uren waaromtrent met het inrichtingshoofd afspraken worden gemaakt. De rechtshulp en de juridische bijstand worden verstrekt in materiële omstandigheden die de vertrouwelijkheid van het gesprek met de gedetineerde waarborgen.

De penitentiaire administratie dient de gedetineerde in te lichten over de wijze waarop hij

toegang heeft tot rechtshulpverlening en juridische bijstand. Het komt de penitentiaire

administratie echter niet toe zelf enige vorm van juridisch advies te verstrekken. (CB nr. 107

van 16 juni 2011 betreffende de inwerkingtreding van verscheidene bepalingen van titels III en

V van de basiswet, Deel IX).

HOOFDSTUK XI. - Inhouding op door de penitentiaire administratie verschuldigde geldsommen

Art. 104/1. Indien de gedetineerde door nalatigheid of kwaadwilligheid schade veroorzaakt aan

goederen die hem door de penitentiaire administratie ter beschikking worden gesteld, kan de

directeur het bedrag van de veroorzaakte schade verhalen op de geldsommen die door de

penitentiaire administratie aan de gedetineerde verschuldigd zijn. De inhouding op de inkomsten

uit penitentiaire arbeid mag per maand echter niet meer dan veertig procent van het uit te betalen

bedrag bedragen.

De beslissing van de gevangenisdirecteur inzake de buitencontractuele aansprakelijkheid van de

gedetineerde, genomen op grond van artikel 104/1 Basiswet, kan bij de bevoegde rechter van de

rechterlijke macht worden betwist. De rechten van de verdediging en het recht op gelijke

toegang tot de rechter wordt aldus niet geschonden. (Grondwettelijk Hof nr. 20/2014 van 29

januari 2014)

TITEL VI. - Orde, veiligheid en gebruik van dwang

Page 61: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 61 -

HOOFDSTUK I. - Algemene beginselen Art. 105. § 1. Het handhaven van de orde en de veiligheid impliceert een dynamische wisselwerking tussen het gevangenispersoneel en de gedetineerden, enerzijds, en een evenwichtige verhouding tussen de technische middelen die worden ingezet en een constructief detentieregime, anderzijds. De aan de gedetineerde opgelegde plichten en beperkingen van rechten met het oog op de handhaving van de orde en de veiligheid moeten, zowel door hun aard als door hun duur, in verhouding staan tot deze doelstellingen.

Dit artikel verwoordt de dialectiek van de controle. Naast de dynamische wisselwerking tussen

gedetineerden en personeel en het evenwicht tussen technische controlemiddelen en een

constructief gevangenisregime, houdt dit tevens het beginsel van de proportionaliteit en

subsidiariteit in. Het principe van de proportionaliteit is de verplichting zich er van te

verzekeren dat, voor elke genomen orde- of veiligheidsmaatregel, de verplichtingen en de

beperkingen van de rechten die worden opgelegd aan de gedetineerde, door hun duur en hun

aard, in verhouding staan tot het nagestreefde doel. Bovendien moet de genomen maatregel

aangepast zijn aan de situatie en van die aard zijn dat ze er aan verhelpt. Het principe van de

subsidiariteit stelt dat er slechts een toevlucht kan genomen worden tot een beperking van een

recht wanneer andere middelen gefaald hebben of ontoereikend zijn. (Gecoördineerde MO nr.

1792 van 11 januari 2007, A. Basisbeginselen – algemene gedragsregel)

§ 2. Het inrichtingshoofd en het onder zijn leiding en gezag staand personeel dragen de verantwoordelijkheid voor de handhaving van de orde en de veiligheid.

HOOFDSTUK II. - Algemene gedragsvoorschriften Art. 106. § 1. De gedetineerde heeft tot plicht er zorg voor te dragen dat hij door zijn gedrag ten opzichte van het personeel, medegedetineerden en andere personen de orde en de veiligheid niet in gevaar brengt of verstoort. § 2. De gedetineerde moet de voorschriften van het huishoudelijk reglement die op hem van toepassing zijn eerbiedigen en de bevelen of instructies opvolgen van het personeel met betrekking tot de handhaving van de orde en de veiligheid en tot de uitvoering van de reglementen, behoudens wanneer het hem door een beslissing van de directeur of van diens gemachtigde toegestaan wordt daarvan af te wijken.

HOOFDSTUK III. - Controle- en veiligheidsmaatregelen

Afdeling I. – Controlemaatregelen

Page 62: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 62 -

Art. 107. § 1. Het inrichtingshoofd kan de gedetineerde verplichten een legitimatiebewijs bij zich te dragen. § 2. Met het oog op de identificatie van de gedetineerde tijdens de detentie, dient de gedetineerde zijn medewerking te verlenen aan het vastleggen van zijn vingerafdrukken, zijn beeltenis, en aan handelingen met het oog op de beschrijving van zijn uiterlijke lichamelijke kenmerken.

Koninklijk besluit van 11 maart 2019 betreffende de nadere regels voor de rechtstreekse

bevraging van de Algemene Nationale Gegevensbank bedoeld in artikel 44/7 van de wet op het

politieambt ten behoeve van de Federale Overheidsdienst Justitie met het oogmerk bij te dragen

tot de unieke identificatie van gedetineerden klik hier

Art. 108. § 1. De gedetineerde mag wanneer dit in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid noodzakelijk is, aan zijn kledij onderzocht worden door leden van het bewakingspersoneel, overeenkomstig de door de directeur gegeven richtlijnen. Dit onderzoek heeft tot doel na te gaan of de gedetineerde in het bezit is van voorwerpen of substanties die verboden of gevaarlijk kunnen zijn.

Het onderzoek aan de kledij dient plaats te vinden bij interne bewegingen (wandeling, werk,

…) en contacten met externen die aanwezig zijn voor professionele of daarmee gelijk te stellen

redenen (advocaten, sociale werkers van de gemeenschappen, …), na een transfert, na een

verschijning voor de rechtbank, na een dossierinzage en na een verhoor door de politie of door

de onderzoeksrechter.

Het onderzoek aan de kledij wordt op volgende wijze uitgevoerd:

de gedetineerde blijft aangekleed en wordt verzocht om alle voorwerpen die hij op zich

draagt te overhandigen (incl. eventueel hoofddeksel);

de beambte controleert deze voorwerpen;

de gedetineerde wordt uitgenodigd zich met de rug naar de beambte te plaatsen, armen

en benen te spreiden en de handpalmen te tonen;

de beambte fouilleert de gedetineerde door de nek, kraag, armen, schouders, borst, rug

en benen te betasten;

in functie van de instructies van de directeur wordt de gedetineerde uitgenodigd de jas,

broeksriem, schoenen en kousen uit te doen en zijn voetzolen te tonen; zijn jas, riem,

schoenen en kousen worden onderzocht.

Het onderzoek aan de kledij wordt uitgevoerd door leden van het bewakingspersoneel

overeenkomstig de door de directeur gegeven richtlijnen, zonder dat een geïndividualiseerde

en gemotiveerde beslissing van de directeur vereist is. Het onderzoek aan de kledij is mogelijk

wanneer dit noodzakelijk is voor de handhaving van de orde of de veiligheid.

Het wordt aanbevolen dat het onderzoek aan de kledij wordt uitgevoerd in aanwezigheid van

minimum één ander lid van het bewakingspersoneel.

(CB nr. 141 van 30 januari 2017 betreffende het onderzoek aan de kledij- fouillering op het

lichaam- onderzoek van de verblijfsruimte)

§ 2. (…)

NOTA: bij arrest nr. 20/2014 van 29/01/2014 heeft het Grondwettelijk Hof artikel 108, §2, L1,

zoals vervangen bij artikel 5 van Wet van 01/07/2013, vernietigd.

Page 63: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 63 -

Door in een stelselmatige fouillering op het lichaam te voorzien, telkens als een gedetineerde de

gevangenis betreedt, telkens als een gedetineerde in een beveiligde cel wordt geplaatst of in een

strafcel wordt opgesloten en telkens als een gedetineerde bezoek heeft ontvangen, gaat de

bestreden bepaling verder dan strikt noodzakelijk is om de orde en de veiligheid in de

gevangenis te handhaven en het plegen van misdrijven te voorkomen. Er kan immers niet

worden aangenomen dat elk van die situaties, voor elke gedetineerde, een verhoogd risico voor

de veiligheid of de orde in de gevangenis doet ontstaan. De bestreden bepaling doet derhalve,

door in een stelselmatige fouillering te voorzien, zonder precieze verantwoording die te maken

heeft met het gedrag van de gedetineerde, op discriminerende wijze afbreuk aan het verbod om

op een vernederende wijze te worden behandeld. (Grondwettelijk Hof nr. 20/2014 van 29

januari 2014)

De gedetineerde wordt gefouilleerd op het lichaam wanneer de directeur van oordeel is dat er individuele aanwijzingen zijn dat het onderzoek aan de kledij niet volstaat om het in § 1, tweede lid, omschreven doel te bereiken. De directeur bezorgt zijn beslissing schriftelijk aan de gedetineerde uiterlijk vierentwintig uur nadat de fouillering heeft plaatsgevonden. De fouillering op het lichaam laat toe de gedetineerde te verplichten om zich uit te kleden tot op het lichaam en de openingen en de holten van het lichaam uitwendig te schouwen.

De fouillering op het lichaam is mogelijk wanneer er individuele aanwijzingen zijn dat een

onderzoek aan de kledij niet volstaat voor de handhaving van de orde of de veiligheid.

De directeur neemt hiertoe een individuele gemotiveerde beslissing en gebruikt hiervoor het

formulier opgenomen als bijlage 2. Dit formulier wordt zorgvuldig en in twee exemplaren

ingevuld en door de gedetineerde ondertekend. De eventuele weigering om te tekenen wordt

vermeld. De gedetineerde ontvangt het dubbel van het document.

De fouillering op het lichaam wordt op volgende wijze uitgevoerd:

de beambte overhandigt de gedetineerde een handdoek

de gedetineerde wordt uitgenodigd zich volledig te ontkleden achter een kamerscherm

de gedetineerde wordt uitgenodigd om alle kledij en alle voorwerpen die hij op zich

draagt te overhandigen

de beambte nodigt de gedetineerde uit om met zijn handdoek voor hem te komen staan

de gedetineerde wordt uitgenodigd om zijn haar los te maken (in voorkomend geval) en

door zijn haar te gaan

de gedetineerde wordt uitgenodigd zijn voetzolen te tonen

de beambte onderzoekt daarnaast op visuele wijze de mondholte, door de gedetineerde

te vragen de mond te openen,

de beambte vraagt de gedetineerde de armen te spreiden

de beambte vraagt de gedetineerde de handdoek weg te nemen

de beambte vraagt aan de gedetineerde om 360° rond te draaien

de gedetineerde keert terug achter het kamerscherm

de beambte controleert de kledij grondig

de gedetineerde wordt uitgenodigd zich terug aan te kleden

(CB nr. 141 van 30 januari 2017 betreffende het onderzoek aan de kledij- fouillering op het

lichaam- onderzoek van de verblijfsruimte)

Bij de uitvoering van de fouillering op het lichaam is aanraking van het lichaam van de

gedetineerde uitgesloten. Elke inbrenging, welke ook, in de openingen en de holten van het

lichaam van de gedetineerde is a fortiori verboden. (Gecoördineerde MO 1792 nr. van 11

Page 64: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 64 -

januari 2007, B. De verschillende controlemaatregelen - I. De identificatie en de fouillering -

2.1.2)

Onderzoek van een haarstukje, prothesen, enz. is geen onderzoek aan de kledij, maar een

fouillering op het lichaam. Dit betekent dat een individuele, gemotiveerde beslissing van de

directeur nodig is om deze controlemaatregel uit te voeren.

De fouillering op het lichaam beperkt zich tot een visuele controle, zonder enige vorm van

aanraking. (JustAsk 21))

De Raad van State heeft geoordeeld dat wanneer een personeelslid aan een gedetineerde vraagt

om zijn mond te openen, dit moet beschouwd worden als een fouillering op het lichaam.

Derhalve moet het personeelslid, wanneer hij vaststelt of denkt dat een gedetineerde een

verdacht voorwerp of een verdachte substantie in zijn mond heeft, de gedetineerde vragen dit

voorwerp of deze substantie aan hem te overhandigen. Indien de gedetineerde weigert, wordt dit

beschouwd als een weigering van een bevel, waarvoor een tuchtsanctie kan worden opgelegd.

Indien het personeelslid aan de gedetineerde vraagt om zijn mond te openen om te controleren,

betreft het een fouillering op het lichaam overeenkomstig artikel 108, § 2, van de basiswet. Het

personeelslid moet dus toestemming vragen aan de directeur om tot deze fouillering te kunnen

overgaan. Dit kan telefonisch gebeuren, op voorwaarde van een schriftelijke bevestiging zodra

dit mogelijk is. Als aan de gedetineerde gevraagd werd om zijn mond te openen, en hij zulks

weigert, dan is dat weigering van een bevel, hetgeen kan leiden tot een tuchtrechtelijke

procedure.

De gedetineerde moet in alle gevallen worden geïnformeerd over de risico’s voor zijn

gezondheid indien hij het voorwerp of de substantie in zijn mond, inslikt. Het volstaat dit

mondeling te doen. Indien wordt gevreesd voor de gezondheid van de gedetineerde moet een

beroep worden gedaan op een arts van de inrichting. (JustAsk 56)

De fouillering op het lichaam mag enkel plaatsvinden in een gesloten ruimte bij afwezigheid van andere gedetineerden en moet uitgevoerd worden door minimum twee leden van het bewakingspersoneel van hetzelfde geslacht als de gedetineerde.

De wetgever heeft gewild dat het onderzoek niet kan worden uitgevoerd zonder dat een ander

personeelslid hiervan getuige is.

§ 3. Het onderzoek aan de kledij en de fouillering op het lichaam mogen geen tergend karakter hebben en dienen te geschieden met eerbiediging van de waardigheid van de gedetineerde.

Als model van ontvangstbewijs dient de bijlage 2 bij de collectieve brief n° 113 van 5 augustus

2011 betreffende voorwerpen van gedetineerden te worden gebruikt.

§ 4. Indien bij een onderzoek aan de kledij of de fouillering op het lichaam van de gedetineerde voorwerpen of substanties worden aangetroffen die niet in het bezit van de gedetineerde mogen zijn, kunnen deze in beslag genomen worden en onder afgifte van bewijs van ontvangst ten behoeve van de gedetineerde worden bewaard, hetzij met diens toestemming vernietigd worden, hetzij ter beschikking gehouden worden van de bevoegde overheden met het oog op de voorkoming of vaststelling van strafbare feiten. Art. 109. § 1. Met het oog op de handhaving van de orde en de veiligheid wordt de verblijfsruimte van de gedetineerde overeenkomstig de richtlijnen van het inrichtingshoofd door de leden van het bewakingspersoneel geregeld doorzocht op de conformiteit ervan met de in de gevangenis geldende regels.

Page 65: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 65 -

Deze controlemaatregel mag niet ongerechtvaardigd zijn ten opzichte van het doel ervan.

Het onderzoek van de verblijfsruimte dient te gebeuren met eerbiediging van de waardigheid en

de persoonlijke levenssfeer van de gedetineerde. Na de beëindiging van het onderzoek wordt

alles in de oorspronkelijke staat terug gesteld. Wanneer de gedetineerde niet aanwezig was op

het ogenblik dat zijn verblijfsruimte doorzocht werd, wordt een bericht achtergelaten dat een

onderzoek van de verblijfsruimte heeft plaatsgevonden. Een model van bericht is voorzien in

bijlage 4.

Het lezen van brieven en andere persoonlijke documenten die in de cel liggen, is verboden.

Overeenkomstig de regels betreffende de persoonlijke levenssfeer is enkel de controle op de

aanwezigheid van aan de brieven of documenten vreemde voorwerpen of substanties mogelijk.

Elke andere controle vereist een gemotiveerde beslissing van de directeur, genomen op basis

van geïndividualiseerde aanwijzingen dat deze controle noodzakelijk is voor de handhaving van

de orde en de veiligheid en op voorwaarde dat deze reactie proportioneel is aan het risico.

Het wordt aanbevolen dat het onderzoek van de verblijfsruimte wordt uitgevoerd in

aanwezigheid van minimum één ander lid van het bewakingspersoneel.

Het onderzoek van de verblijfsruimte wordt op volgende wijze uitgevoerd:

de verblijfsruimte wordt onderzocht teneinde na te gaan of deze in overeenstemming is met de

in de gevangenis geldende regels

het onderzoek van de verblijfsruimte dient te gebeuren met eerbiediging van de waardigheid

en de persoonlijke levenssfeer van de gedetineerde

na de beëindiging van het onderzoek wordt alles in de oorspronkelijke staat terug gesteld,

rekening houdend met de in de gevangenis geldende regels

wanneer de gedetineerde niet aanwezig was op het ogenblik dat zijn verblijfsruimte doorzocht

werd, wordt hem een bericht bezorgd dat zijn verblijfsruimte werd onderzocht

wanneer de gedetineerde op het ogenblik dat dit onderzoek een aanvang neemt aanwezig is in

de verblijfsruimte, wordt dit onderzoek van de verblijfsruimte altijd gecombineerd met

o een onderzoek aan de kledij of

o mits geïndividualiseerde motivering, een fouillering op het lichaam.

(CB nr. 141 van 30 januari 2017 betreffende het onderzoek aan de kledij- fouillering op het

lichaam- onderzoek van de verblijfsruimte)

Voor een huiszoeking binnen de gevangenis is steeds een bevel van de onderzoeksrechter

vereist, tenzij de huiszoeking gebeurt op vraag van de directeur of met zijn toestemming.

Voor een huiszoeking in een cel is de toestemming van de gedetineerde zelf niet nodig; een cel

heeft immers niet het statuut van een privéwoning. Er moet een duidelijk onderscheid worden

gemaakt tussen twee situaties:

De directie kan, indien de omstandigheden dit verantwoorden (zoals in het kader van een

gerichte of grootschalige inspectie van lokalen en personen), de bijstand vragen van

politiediensten voor een onderzoek van gedetineerden of lokalen, waarbij detectieapparatuur

en/of honden kunnen worden aangewend. In dit geval gebeurt de celinspectie met politie en

parket op vraag van de directeur, een huiszoekingsbevel van de onderzoeksrechter is niet nodig.

Indien de celinspectie gebeurt op vraag van de politie (bv. bij vermoedens van strafbare

feiten), stelt zich de vraag naar de toegang van de politie tot de gevangenis. In principe zal hier

steeds een bevel tot huiszoeking van de onderzoeksrechter vereist zijn. Als uitzondering hierop

kan de politie de toestemming vragen aan de gevangenisadministratie. Deze aanvragen dienen

schriftelijk en gemotiveerd gericht te worden aan de minister van Justitie, die zal beslissen over

Page 66: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 66 -

de toegang tot de gevangenis. Voor het betreden van bewoonde individuele kamers is immers

een bijzondere toelating van de minister van Justitie vereist. Aangezien het onderzoek van een

cel een schending van het recht op privacy inhoudt, zal een dergelijke aanvraag moeten worden

onderzocht op haar wettelijke basis, doel en proportionaliteit.

(JustAsk 35)

§ 2. Ingeval verboden voorwerpen of substanties worden aangetroffen, kunnen deze in beslag genomen worden en onder afgifte van bewijs van ontvangst ten behoeve van de gedetineerde worden bewaard, hetzij met diens toestemming vernietigd worden, hetzij ter beschikking gehouden worden van de bevoegde overheden met het oog op de voorkoming of vaststelling van strafbare feiten.

Als model van ontvangstbewijs dient de bijlage 2 bij de collectieve brief n° 113 van 5 augustus

2011 betreffende voorwerpen van gedetineerden te worden gebruikt.

Afdeling II. - Bijzondere veiligheidsmaatregelen Art. 110. § 1. Onverminderd de door de Koning te bepalen algemene veiligheidsvoorschriften, kan de directeur, wanneer er ernstige aanwijzingen bestaan van een gevaar voor de orde of de veiligheid, ten aanzien van een gedetineerde bijzondere veiligheidsmaatregelen bevelen. De bijzondere veiligheidsmaatregel moet evenredig zijn aan de bedreiging en van die aard zijn dat hij ze verhelpt.

De bijzondere veiligheidsmaatregelen hebben als doel een aangepast en proportioneel antwoord

te bieden op een situatie waarin de orde of de veiligheid binnen de gevangenis bedreigd wordt

door een gedetineerde die er het voorwerp van uitmaakt. (Gecoördineerde MO nr. 1792 van 11

januari 2007, B. De verschillende controlemaatregelen - II. De bijzondere

veiligheidsmaatregelen )

§ 2. Vooraleer de directeur een beslissing neemt over het opleggen van een bijzondere veiligheidsmaatregel, wordt de gedetineerde gehoord. In de gevallen waarin de situatie van gevaar geen uitstel duldt, wordt hij zo spoedig mogelijk gehoord.

De directeur wordt over de bedreiging van de orde en de veiligheid ingelicht door een

mondeling of schriftelijk verslag van een personeelslid. De gedetineerde wordt medegedeeld dat

hij in het kader van een procedure bijzondere veiligheidsmaatregel gehoord zal worden en wordt

daartoe uitgenodigd. (Gecoördineerde MO nr. 1792 van 11 januari 2007, B. De verschillende

controlemaatregelen - II. De bijzondere veiligheidsmaatregelen 1.3. procedure

De gedetineerde wordt schriftelijk in kennis gesteld van deze beslissing, alsmede van de motieven die aan deze beslissing ten grondslag liggen.

Deze beslissing, waarvan de gedetineerde een kopie ontvangt, moet steeds individueel

gemotiveerd zijn. De gedetineerde moet in staat zijn de feitelijke en juridische overwegingen

die de directeur er toe aangezet hebben de beslissing te nemen, te kunnen begrijpen en,

bijgevolg, met kennis van zaken de wettigheid van de beslissing en de opportuniteit om er tegen

in rechte op te treden te kunnen beoordelen. De motivering zal moeten aantonen dat er een

Page 67: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 67 -

bedreiging bestaat, dat de bedreiging afkomstig is van de gedetineerde, dat de genomen

maatregel aangepast is aan de aard van de bedreiging en in verhouding staat tot de ernst ervan.

De beslissing geeft nauwkeurig de toepasselijke maatregel(en) weer. De directeur kan alle

maatregelen bevelen die in artikel 112 van deze wet worden opgesomd. Zij zullen afzonderlijk

of cumulatief bevolen worden wanneer zij noodzakelijk zijn voor het beantwoorden van de

bedreiging van de orde en de veiligheid.

Elke maatregel, opgelegd aan de gedetineerde, zal afzonderlijk gemotiveerd worden. De

motivering van de beslissing dient immers toe te laten om vast te stellen, dat elke genomen

maatregel beantwoordt aan de noodzaak inzake het behoud van de orde en veiligheid, dat zij in

verhouding staat tot de bedreiging en dat ze van die aard is dat ze verhindert dat de bedreiging

zich realiseert. Wanneer er een reden bestaat om een uitzondering te maken op de regel van

motivering van bestuurshandelingen, dient verwezen te worden naar art. 8 van de wet.

(Gecoördineerde MO nr. 1792 van 11 januari 2007, B. De verschillende controlemaatregelen - I.

De identificatie en de fouillering - 1.4 Beslissing)

§ 3. Wanneer de situatie van gevaar geen enkel uitstel duldt, kunnen ook andere personeelsleden van de gevangenis, voorlopig bijzondere veiligheidsmaatregelen opleggen, mits onmiddellijke kennisgeving ervan aan de directeur. De directeur neemt een definitieve beslissing overeenkomstig de in § 2 bedoelde procedure. Hij kan de onmiddellijke intrekking bevelen van de krachtens § 3, eerste lid genomen maatregel.

Nadat de directeur onmiddellijk in kennis werd gesteld, zal hij, wanneer hij beslist de

voorlopige maatregel te behouden, zonder uitstel overgaan tot het horen van de gedetineerde.

(Gecoördineerde MO nr. 1792 van 11 januari 2007, B. De verschillende controlemaatregelen -

II. De bijzondere veiligheidsmaatregelen - 1. De bijzondere veiligheidsmaatregel - 1.3.

Procedure)

Art. 111. § 1. De bijzondere beveiligingsmaatregelen mogen onder geen voorwendsel het karakter hebben van een tuchtsanctie, ook al zouden zij genomen worden op grond van feiten die tevens aanleiding kunnen geven tot tuchtsancties zoals bepaald in titel VII. § 2. Wanneer de feiten die aanleiding kunnen geven tot een bijzondere beveiligingsmaatregel eveneens het karakter hebben van een tuchtrechtelijke inbreuk, wordt enkel de tuchtprocedure ingesteld. § 3. De noodzaak tot het opleggen van een bijzondere veiligheidsmaatregel na een tuchtsanctie kan slechts beoordeeld en beslist worden na het beëindigen van de tuchtsanctie. Art. 112. § 1. Als bijzondere veiligheidsmaatregelen zijn toelaatbaar, afzonderlijk of in combinatie, mits zij uitsluitend tot dat doel worden aangewend en voor de daartoe strikt noodzakelijke tijd:

1° het ontnemen of onthouden van voorwerpen;

2° de uitsluiting van deelname aan bepaalde gemeenschappelijke of individuele activiteiten;

3° de observatie overdag en tijdens de nacht, maar met maximale eerbiediging van de nachtrust;

4° het verplicht verblijf in de aan de gedetineerde toegewezen verblijfsruimte;

Page 68: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 68 -

5° de onderbrenging in een beveiligde cel, zonder voorwerpen waarvan het gebruik

gevaarlijk kan zijn. § 2. Deze bijzondere veiligheidsmaatregelen mogen niet langer duren dan zeven dagen. Zij kunnen niet verlengd worden zonder een met redenen omklede beslissing van de directeur, na de gedetineerde te hebben gehoord. De maatregel kan maximaal driemaal verlengd worden.

De maatregel wordt genomen met het uitsluitende doel een bedreiging voor de orde en de

veiligheid te beantwoorden voor de daartoe strikt noodzakelijke tijd met een maximum van 7

dagen. Een overeenkomstig artikel 110, §3 van deze wet genomen voorlopige bijzondere

maatregel wordt inbegrepen in deze maximum termijn van 7 dagen.

Een bijzondere veiligheidsmaatregel kan driemaal verlengd worden en kan bijgevolg een totale

duur van 28 dagen niet overschrijden. Elke verlenging zal het voorwerp uitmaken van dezelfde

procedure als de oorspronkelijke beslissing, overeenkomstig artikel 110 van deze wet. Alvorens

een beslissing tot verlenging te nemen, is het van belang opnieuw te evalueren of er ten aanzien

van de gedetineerde nog steeds ernstige aanwijzingen van een gevaar voor de orde of de

veiligheid bestaan.

(Gecoördineerde MO nr. 1792 van 11 januari 2007, B. De verschillende controlemaatregelen -

II. De bijzondere veiligheidsmaatregelen - 1. De bijzondere veiligheidsmaatregel - 1.4.

Beslissing, punt 3)

§ 3. In geval van overbrenging naar een andere gevangenis beslist de directeur van die gevangenis of er nog gronden bestaan voor de handhaving van die maatregelen. Art. 113. § 1. De gedetineerde die het voorwerp is van een maatregel bedoeld in de artikelen 112, § 1, en 117, § 1, behoudt het recht tot deelname aan de in de gevangenis aangeboden activiteiten als bepaald in titel V, hoofdstukken IV tot VI, en het recht op contacten met de buitenwereld, als bepaald in titel V, hoofdstuk III, voorzover de uitoefening van deze rechten niet onverenigbaar is met de veiligheidsmaatregel. § 2. In de gevallen bepaald in artikel 112, 4° en 5°, draagt de directeur er zorg voor dat de gedetineerde:

1° de maaltijden kan gebruiken onder betamelijke omstandigheden, behoorlijke kledij en schoeisel van de gevangenis ter beschikking krijgt en zijn uiterlijk en lichamelijke hygiëne fatsoenlijk kan verzorgen;

2° over voldoende lectuur beschikt;

3° de mogelijkheid heeft om minstens één uur per dag in de buitenlucht te verblijven;

Gedetineerden mogen niet beroofd worden van hun recht op één uur wandeling per dag. Het feit

dat men bv. in een beveiligde cel is geplaatst raakt niet aan dit recht. De gedetineerde moet dus

niet vragen om naar de wandeling te gaan. (JustAsk 18)

Een gedetineerde kan bovendien nooit het recht op sport of lichamelijke oefeningen ontzegd

worden.

Net zoals hij dagelijks één uur in de buitenlucht moet kunnen verblijven, moet hij de

mogelijkheid krijgen om twee uur per week aan sport te doen ook al wordt dit niet uitdrukkelijk

Page 69: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 69 -

door de wet bepaald. Dit sporten kan desgevallend plaatsvinden in de ruimte waar hij

individueel wandelt.

4° briefwisseling kan voeren onder de in titel V, hoofdstuk III, afdeling II, bepaalde voorwaarden;

5° zijn godsdienst of zijn levensbeschouwing individueel kan beleven en belijden en daartoe dagelijks het bezoek kan ontvangen van de daarvoor aan de gevangenis verbonden of tot de gevangenis toegelaten vertegenwoordiger van zijn godsdienst of levensbeschouwing;

6° een beroep kan doen op een advocaat en op de in artikel 104 bedoelde juridische bijstand;

7° een beroep kan doen op psychosociale en medische hulpverlening. In dezelfde gevallen wordt de gedetineerde zorgvuldig opgevolgd door de directeur en een adviserende arts, die de gedetineerde daartoe regelmatig bezoeken, zich vergewissen van zijn toestand en nagaan of hij geen klachten of opmerkingen te formuleren heeft.

Wanneer de directeur beslist tot het opleggen van een verplicht verblijf in de verblijfsruimte of tot

de plaatsing in de beveiligde cel:

bezoekt de arts de gedetineerde uiterlijk de derde dag na het begin van de maatregel in zijn

cel;

vervolgens ontmoet de arts de gedetineerde minimaal 1 keer per week ; de arts beslist of deze

ontmoetingen plaatsvinden in de cel van de gedetineerde of in zijn dokterskabinet;

bij deze gelegenheid:

informeert de arts naar de gezondheidstoestand van de patiënt en biedt, zo nodig, zorg aan;

zal de arts eventuele opmerkingen van de gedetineerde op medisch vlak inwinnen;

de arts zal nauwgezet de opmerkingen en aanbevelingen voor de directie en de door de

gedetineerde geformuleerde opmerkingen noteren in een ad hoc; het spreekt voor zich dat in

dringende gevallen de arts daarenboven onmiddellijk contact opneemt met de directeur;

indien de gedetineerde weigert om de arts te zien, zal die weigering op duidelijke wijze

worden vermeld in het register.

(CB nr.116 van 5 december 2011 betreffende de rol van de arts in procedures m.b.t.

veiligheidsmaatregelen en tuchtsancties, punt 2.1.2.)

§ 3. De personen of instanties die belast zijn met het toezicht en de controle over de gevangenissen of de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel zijn gerechtigd de gedetineerde in de beveiligde cel te bezoeken. Art. 114. Bij een ernstige gebeurtenis die de veiligheid in gevaar kan brengen, neemt de directeur alle dringende maatregelen die de omstandigheden vereisen en brengt hij hiervan de minister langs de vlugste weg op de hoogte. Art. 115. Bij toepassing van een in deze afdeling bepaalde veiligheidsmaatregel wordt daar melding van gemaakt in een bijzonder register met precisering van de omstandigheden die tot het nemen

Page 70: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 70 -

van de veiligheidsmaatregel aanleiding hebben gegeven, het tijdstip waarop de maatregel werd genomen en de duur van de maatregel. Het bijzonder register wordt ter beschikking gehouden van de toezicht- en klachtenorganen.

In elke gevangenis dient een register opgesteld te worden waarin volgende vermeldingen zijn

opgenomen:

Volgnummer Naam en voornaam van de gedetineerde Datum van de maatregel Eventuele verlenging

1)……………………..

2)……………………..

3)..…………………...

De dossiers met kopieën van de hoorzittingen, van de beslissingen en van elk stuk, nuttig voor

een volledig begrip van het geval, zullen geklasseerd worden per volgnummer en zullen op elk

ogenblik ter beschikking worden gehouden van de organen van toezicht. (Gecoördineerde MO

nr. 1792 van 11 januari 2007, II. De bijzondere veiligheidsmaatregelen, 1. De bijzondere

veiligheidsmaatregel. 1.6 Controle)

Afdeling III. - Plaatsing in een individueel bijzonder veiligheidsregime Art. 116. § 1. Wanneer uit concrete omstandigheden of uit de gedragingen van een gedetineerde blijkt dat hij een voortdurende bedreiging uitmaakt voor de veiligheid, en gebleken is dat zowel de in afdeling I vermelde controlemaatregelen als de in afdeling II vermelde bijzondere beveiligingsmaatregelen ontoereikend zijn, kan hij in een individueel bijzonder veiligheidsregime worden geplaatst.

De gedetineerde moet een voortdurende bedreiging uitmaken voor de veiligheid; in

tegenstelling tot de hypothese zoals voorzien voor de bijzondere veiligheidsmaatregel, die een

punctuele situatie beantwoordt, dient er een voortdurend gevaar te zijn. Het bestaan van deze

bedreiging dient haar oorzaak te vinden in concrete omstandigheden of gedragingen van de

gedetineerde. (Gecoördineerde MO nr. 1792 van 11 januari 2007, II. De Bijzondere

veiligheidsmaatregelen, 2. Plaatsing in een individueel bijzonder veiligheidsregime. 2.1

Toepassingsvoorwaarden)

§ 2. Tot de plaatsing in een individueel bijzonder regime kan enkel worden besloten wanneer de veiligheid op geen enkele andere wijze gevrijwaard kan worden en voor de daartoe strikt noodzakelijke tijd.

De MO nr. 1792 van 11 januari 2007 maakt duidelijk dat de plaatsing in een individuele

bijzonder veiligheidsregime moet beantwoorden aan een reeks cumulatieve

toepassingsvoorwaarden die het uitzonderlijk karkater ervan benadrukken. De wet bevestigt zo

tweemaal het principe van subsidiariteit; de plaatsing in een individueel bijzonder

veiligheidsregime kan niet in het begin worden beslist: zij volgt op de toepassing van de

bijzondere veiligheidsmaatregel, zoals beschreven in artikel 110 (in voorkomend geval, drie

keer verlengd), wanneer deze niet voldoende is gebleken om het hoofd te bieden aan de

Page 71: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 71 -

bedreiging. (Gecoördineerde MO nr. 1792 van 11 januari 2007, II. De Bijzondere

veiligheidsmaatregelen, 2. Plaatsing in een individueel bijzonder veiligheidsregime. 2.1

Toepassingsvoorwaarden)

Art. 117. De plaatsing in een individueel bijzonder veiligheidsregime bestaat in één van de hierna vermelde maatregelen of in een combinatie van meerdere ervan :

1° uitsluiting van deelname aan gemeenschappelijke activiteiten;

2° systematische controle van uitgaande en inkomende briefwisseling overeenkomstig de in artikel 55 en 56 bepaalde regels,

3° beperking van bezoek in een lokaal dat voorzien is van een transparante wand die de bezoekers van de gedetineerde scheidt, zoals bepaald in artikel 60, § 3;

4° gedeeltelijke ontzegging van het gebruik van de telefoon, zoals bepaald in artikel 64, § 3;

5° systematische toepassing van de in artikel 108, § 1, bepaalde controlemaatregel;

6° toepassing van één of meerdere bijzondere in artikel 112, § 1, bepaalde veiligheidsmaatregelen.

De basisbeginselen vermeld in titel II blijven onverkort van toepassing op het individueel bijzonder veiligheidsregime.

De gedetineerde die het voorwerp uitmaakt van dergelijke maatregel of maatregelen zal het

recht behouden om deel te nemen aan de in de gevangenis aangeboden activiteiten met

betrekking tot de eredienst, vorming, vrijetijdsbesteding, arbeid, evenals het recht op contacten

met de buitenwereld via briefwisseling, bezoek en telefoon (de contacten met de diplomatieke

of consulaire autoriteiten inbegrepen) voor zover de uitoefening van deze rechten niet

onverenigbaar is met de veiligheidsmaatregel. (Gecoördineerde MO nr.1792 van 11 januari

2007, II. De bijzondere veiligheidsmaatregelen, 2. Plaatsing in een individueel bijzonder

veiligheidsregime. 2.3 De beslissing, punt 3)

Art. 118. § 1. De beslissing tot plaatsing in een bijzonder individueel veiligheidsregime wordt genomen door de directeur-generaal van de penitentiaire administratie of zijn gemachtigde, op voorstel van de directeur. § 2. Het voorstel vermeldt de concrete omstandigheden of gedragingen van de gedetineerde waaruit blijkt dat hij een voortdurende bedreiging uitmaakt voor de veiligheid. Het voorstel vermeldt de concrete nadere regels van de plaatsing in een individueel bijzonder veiligheidsregime, met omstandige motivering van elk van de voorgestelde maatregelen. Het voorstel wordt vergezeld van een medisch advies met betrekking tot de verenigbaarheid van de nadere regels van het voorgestelde regime met de gezondheidstoestand van de gedetineerde.

De arts van de gevangenis bezorgt de directeur een medisch advies betreffende de te nemen

maatregelen om de verenigbaarheid van de modaliteiten van het regime met de continuïteit van

de zorgverlening te waarborgen (eventuele behandelingen van de gedetineerde, …). (CB nr.116

Page 72: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 72 -

van 5 december 2011 betreffende de rol van de arts in procedures m.b.t. veiligheidsmaatregelen

en tuchtsancties, punt 2.2.2. a))

§ 3. Alvorens het voorstel in te dienen, stelt de directeur de gedetineerde in kennis van de inhoud en de motieven van het voorstel en geeft hem de gelegenheid, desgewenst bijgestaan door een raadsman of door een door de directeur daartoe aanvaarde zelf gekozen vertrouwenspersoon, zijn verweermiddelen te laten gelden. Daarvan wordt akte genomen ten behoeve van de door de directeur-generaal te nemen beslissing. § 4. De beslissing van de directeur-generaal tot plaatsing in een individueel bijzonder veiligheidsregime vermeldt de nadere regels betreffende de plaatsing, met omstandige motivering van elk van de maatregelen. De beslissing wordt ter kennis gebracht van de directeur, van de gedetineerde en, wanneer de beslissing betrekking heeft op een verdachte, van de onderzoeksrechter. De beslissing is onmiddellijk uitvoerbaar, ongeacht of er al dan niet hoger beroep wordt ingesteld. § 5. De gedetineerde die het voorwerp uitmaakt van een plaatsing in een individueel bijzonder veiligheidsregime die zijn afzondering uit de gemeenschap tot gevolg heeft, wordt minstens eenmaal per week bezocht door de directeur en een arts, die zich vergewissen van de toestand van de gedetineerde en nagaan of de gedetineerde geen klachten of opmerkingen te formuleren heeft.

Indien de plaatsing in een individueel bijzonder veiligheidsregime inhoudt dat de gedetineerde

in zijn cel of in een beveiligde cel moet blijven, en dat hij niet kan deelnemen aan de

gemeenschappelijke activiteiten:

bezoekt de arts de gedetineerde uiterlijk de derde dag na het begin van de maatregel in

zijn cel;

vervolgens ontmoet de arts de gedetineerde minimaal 1 keer per week ; de arts beslist

of deze ontmoetingen plaatsvinden in de cel van de gedetineerde of in zijn

dokterskabinet;

bij deze gelegenheid:

informeert de arts naar de gezondheidstoestand van de patiënt en biedt, zo nodig, zorg

aan;

zal de arts eventuele opmerkingen van de gedetineerde op medisch vlak inwinnen;

de arts zal nauwgezet de opmerkingen en aanbevelingen voor de directie en de door de

gedetineerde geformuleerde opmerkingen noteren in een ad hoc register; het spreekt

voor zich dat in dringende gevallen de arts daarenboven onmiddellijk contact

opneemt met de directeur;

indien de gedetineerde weigert om de arts te zien, zal die weigering op duidelijke

wijze worden vermeld in het register.

(CB nr.116 van 5 december 2011 betreffende de rol van de arts in procedures m.b.t.

veiligheidsmaatregelen en tuchtsancties, punt 2.2.2. b))

§ 6. Elke beslissing tot plaatsing in een individueel bijzonder veiligheidsregime en elke aanpassing van het regime door de directeur-generaal wordt bijgehouden door de penitentiaire administratie in een centraal register en door de directeur in een lokaal register, met vermelding van de identiteit van de gedetineerde en de afwijkingen van het normale regime die door de directeur-generaal worden beslist.

Page 73: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 73 -

Voor de ganse duur van de plaatsing wordt door de directeur per week het verloop van de plaatsing in het lokaal register genoteerd. Naar aanleiding van het bezoek dat de directeur en een arts hem brengt krachtens § 5, kan de gedetineerde zelf opmerkingen met betrekking tot zijn toestand en situatie doen optekenen in dat register.

De directeur stelt wekelijks een verslag op over het verloop van de plaatsing. Naast dit

wekelijks verslag dient in elke gevangenis een register opgesteld te worden waarbij elke

genomen bijzondere veiligheidsmaatregel binnen een individueel veiligheidsregime moet

worden ingeschreven, en dat de volgende gegevens bevat:

Volgnummer Naam en voornaam van de

gedetineerde

Datum van de beslissing van de

directeur-generaal

Een gelijkaardig register bevindt zich op het hoofdbestuur waarin eveneens wordt aangegeven

in welke gevangenis de gedetineerde zich bevindt.

De dossiers met kopieën van de hoorzittingen, de voorstellen van de directeur, de beslissingen

van de directeur-generaal, het wekelijks verslag van de directeur, de bemerkingen van de

gedetineerde en van elk stuk, nuttig voor een volledig begrip van het geval, zullen geklasseerd

worden per volgnummer en zullen op elk ogenblik ter beschikking worden gehouden van de

organen van toezicht.

Alle stukken van het dossier zijn genummerd en de inventaris van de stukken zal vervolledigd

worden bij elke indiening van een nieuw stuk, met vermelding van de datum waarop het aan het

dossier werd toegevoegd.

(Gecoördineerde MO nr. 1792 van 11 januari 2007, II. De bijzondere veiligheidsmaatregelen, 2.

Plaatsing in een individueel bijzonder veiligheidsregime. 2.8 Controle)

Personen of instanties die belast zijn met het toezicht en de controle over de gevangenissen of de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel kunnen zich gedurende de ganse duur van de plaatsing dit register doen voorleggen. Zij kunnen er hun eigen opmerkingen optekenen evenals deze van de gedetineerde. § 7. De beslissing tot plaatsing in een individueel bijzonder veiligheidsregime geldt voor een door de directeur-generaal bepaalde termijn van maximaal twee maanden die eventueel hernieuwbaar is. Eenmaal per maand brengt de directeur aan de directeur-generaal omstandig verslag uit betreffende het verloop van de plaatsing in het individueel bijzonder veiligheidsregime. Op basis hiervan kan de directeur-generaal beslissen een einde te maken aan de plaatsing of de plaatsingsmaatregelen milderen.

Indien de directeur-generaal, na het maandelijkse rapport van de directeur, beslist om de regels

te versoepelen, wijzigt de termijn, zoals vastgelegd bij de initiële beslissing tot plaatsing, niet.

Alleen bij een hernieuwing van de beslissing zal een nieuwe termijn (van maximum twee

maanden) starten. (JustAsk 8)

Noch de basiswet, noch de MO nr. 1792 voorziet dat het document van de maandelijkse

evaluatie aan de gedetineerde moet worden overhandigd.

Op basis van de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur (en van de

collectieve brief nr. 134), kan de gedetineerde, door bijlage 1 van de CB nr. 89 in te vullen, een

kopie vragen van de maandelijkse evaluatie van zijn plaatsing in een individueel bijzonder

Page 74: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 74 -

veiligheidsregime. Deze evaluatie is opgenomen in de lijst met documenten die onmiddellijk

door de directeur kunnen worden gegeven. De gedetineerde kan deze kopie eenmalig gratis

verkrijgen.

De beslissing over de aanvraag tot toegang moet zo snel mogelijk worden genomen. In elk

geval dient deze beslissing te worden genomen binnen een termijn van maximum 30 dagen.

Indien deze termijn niet kan worden gerespecteerd, kan deze met 15 dagen worden verlengd. De

aanvrager dient hiervan, alsook van de reden, binnen de oorspronkelijke termijn van 30 dagen te

worden ingelicht. (JustAsk 20)

De beslissing kan slechts worden hernieuwd, mits een voorafgaand verzoek van de directeur, vergezeld van een psycho-medisch verslag, en met inachtneming van de bepalingen van §§ 1 tot 4.

Dit verzoek van de directeur tot hernieuwing doorloopt dezelfde procedure als deze van de

oorspronkelijke beslissing. Bijgevolg wordt de gedetineerde gehoord alvorens het verzoek tot

hernieuwing wordt overgemaakt aan de directeur-generaal. Dit verzoek zal, net zoals het

oorspronkelijke voorstel, gemotiveerd zijn. Alvorens het verzoek aan de directeur-generaal over

te maken zal de geneesheer-psychiater de gedetineerde onderzoeken. Zijn verslag wordt aan het

verzoek tot hernieuwing toegevoegd. (Gecoördineerde MO nr. 1792 van 11 januari 2007, II. De

bijzondere veiligheidsmaatregelen, 2. Plaatsing in een individueel bijzonder veiligheidsregime.

2.5 Hernieuwing)

Wanneer de directeur aan de directeur-generaal de hernieuwing vraagt van de plaatsing in een

individueel bijzonder veiligheidsregime, zal de psychiater van de psychosociale dienst een

advies uitbrengen over de verenigbaarheid van de voorgestelde hernieuwing van het regime met

de gezondheidstoestand van de gedetineerde en zijn psychologische evolutie. In voorkomend

geval vermeldt hij de aanpassingen die naar zijn oordeel nodig zijn opdat de voorgestelde

hernieuwing van het regime verenigbaar zou zijn met de gezondheidstoestand van de

gedetineerde. (CB nr.116 van 5 december 2011 betreffende de rol van de arts in procedures

m.b.t. veiligheidsmaatregelen en tuchtsancties, punt 2.2.2. c))

§ 8. In geval van overbrenging naar een andere gevangenis beoordeelt de directeur van die gevangenis, na de gedetineerde te hebben gehoord, of er nog gronden bestaan voor de handhaving van de maatregel, en brengt hieromtrent advies uit aan de directeur-generaal. De beslissing van de directeur-generaal vermeldt de individuele gronden die de verdere plaatsing eventueel noodzaken. § 9. Zodra een beklaagde of beschuldigde, die in een individueel bijzonder veiligheidsregime werd geplaatst, veroordeeld is, beoordeelt de directeur de noodzaak van een handhaving of aanpassing van de plaatsing in een individueel bijzonder veiligheidsregime, en brengt hierover advies uit aan de directeur-generaal. Op basis hiervan kan de directeur-generaal een einde maken aan de plaatsing of de plaatsingsmaatregelen milderen.

De wet vereist niet dat de veroordeling in kracht van gewijsde is getreden. (Gecoördineerde MO

nr. 1792 van 11 januari 2007)

§ 10. De gedetineerde heeft het recht beroep aan te tekenen tegen de beslissingen van de directeur-generaal genomen overeenkomstig § 1, eerste lid, § 7, eerste en tweede lid, en §§ 8 en 9. Dit beroep dient te worden ingediend bij de Beroepscommissie van de Centrale Raad.

Page 75: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 75 -

De artikelen 165 en 166 zijn van toepassing op de beroepsprocedure. De directeur-generaal of een door hem afgevaardigde vertegenwoordigt hierbij de penitentiaire administratie. § 11. Plaatsing in een individueel bijzonder veiligheidsregime is niet van toepassing op minderjarige gedetineerden.

Om geplaatst te kunnen worden in een individueel bijzonder veiligheidsregime, dient de

gedetineerde de burgerlijke meerderjarigheid te hebben bereikt. (Gecoördineerde MO nr. 1792

van 11 januari 2007, II. De bijzondere veiligheidsmaatregelen, 2. Plaatsing in een individueel

bijzonder veiligheidsregime. 2.1 Toepassingsvoorwaarden)

HOOFDSTUK IV. - Maatregelen van rechtstreekse dwang Art. 119. § 1. Met het oog op de handhaving van de orde of de veiligheid mag ten aanzien van de gedetineerden alleen rechtstreekse dwang gebruikt worden, wanneer deze doelstellingen op geen andere wijze kunnen worden bereikt en voor de daartoe strikt noodzakelijke tijd. § 2. Onder dezelfde voorwaarden mag tegenover andere personen dan de gedetineerden rechtstreekse dwang worden gebruikt, in afwachting van de tussenkomst van de politiediensten, wanneer zij pogen gedetineerden te bevrijden, wederrechtelijk de gevangenis binnen te dringen of zich daarin ophouden zonder daartoe gerechtigd te zijn. § 3. Onder gebruik van rechtstreekse dwang in de zin van § 1 wordt verstaan het gebruik van fysieke dwang op personen, al dan niet met het gebruik maken van materiële of mechanische hulpmiddelen, van dwangtuigen die de bewegingsvrijheid beperken of van wapens die krachtens de wapenwet tot de reglementaire uitrusting behoren.

Volgende dwangmiddelen zijn toegestaan:

Daarnaast zijn volgende interventiemiddelen toegestaan:

handboeien;

voetboeien.

In de afdeling voor individuele bijzondere veiligheid van de gevangenis te Brugge en te Lantin

kan naast de hierboven vermelde dwang- en interventiemiddelen tevens ook gebruik gemaakt

worden van de peperspray. (MO nr. 1810 van 19 november 2009 betreffende de dwangmiddelen

en interventieuitrusting, 3. De dwang- en interventiemiddelen)

wapenstok;

schild;

beschermkledij;

helmen.

De ministeriële omzendbrief betreffende de veiligheidsmaatregelen die van toepassing

zijn op het transport van een gedetineerde naar het hospitaal, gedurende een

doktersconsult of gedurende een hospitalisatie, laat het gebruik van interventiemiddelen

niet toe. Enkel het gebruik van de dwangmiddelen (handboeien en voetboeien) zijn

toegelaten. In het kader van een transport naar het hospitaal, kan ook gebruik gemaakt

Page 76: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 76 -

worden van handboeien in stof. (MO nr. 1780 van 23 december 2005 betreffende de

veiligheidsmaatregelen die van toepassing zijn op het transport van een gedetineerde

naar het hospitaal, gedurende een doktersconsult, gedurende een hospitalisatie,

Algemene principes, punt 2 en JustAsk 70)

Art. 120. § 1. Bij meerdere geschikte mogelijkheden van rechtstreekse dwang moeten deze gekozen worden die het minst schadelijk zijn.

Het in dit artikel geponeerde subsidiariteitsbeginsel kan worden verduidelijkt als volgt: het doel

moet op de minst schadelijke manier bereikt worden en wanneer er verschillende mogelijke

benaderingswijzen zijn om aan een conflictsituatie te verhelpen dient geopteerd te worden voor

de minst schadelijke. Hiervoor kan verwezen worden naar het 5-fasenmodel: dialoog,

onderhandelingen, overreding en beroep op een neutrale persoon. Slechts wanneer blijkt dat

deze aanpak ondoeltreffend is of deze als ongeschikt moet worden beschouwd, kan overgegaan

worden tot het gebruik van dwang- en interventiemiddelen. Hierbij moet eveneens steeds voor

het minst schadelijke middel dat toelaat het doel te bereiken, gekozen worden. (MO nr. 1810

van 19 november 2009 betreffende de dwangmiddelen en interventieuitrusting, 2.

Basisprincipes voor het gebruik van dwang, punt b)

§ 2. Elk gebruik van rechtstreekse dwang moet redelijk zijn en in verhouding staan tot het nagestreefde doel.

Het gebruik van dwang moet niet alleen in verhouding staan tot het nagestreefde doel, maar

eveneens tot de omstandigheden ter zake. Dit is het principe van proportionaliteit. (MO nr.

1810 van 19 november 2009 betreffende de dwangmiddelen en interventieuitrusting, 2.

Basisprincipes voor het gebruik van dwang, punt c)

§ 3. Alvorens tot rechtstreekse dwang over te gaan dient eerst met deze dwang gedreigd te worden, behoudens wanneer de omstandigheden dit niet toelaten of wanneer een voorafgaande bedreiging het gebruik van rechtstreekse dwang onwerkzaam zou maken. Art. 121. Bij toepassing van een maatregel van rechtstreekse dwang wordt daar melding van gemaakt in een bijzonder register met precisering van de omstandigheden die tot het nemen van de veiligheidsmaatregel aanleiding hebben gegeven, het tijdstip waarop de maatregel werd genomen en de duur van de maatregel.

In elke gevangenis dient een register opgesteld te worden waarbij ieder beroep op rechtstreekse

dwang moet worden ingeschreven:

Datum Identiteit

van de

beambten

die de

fysieke

dwang

moeten

uitoefenen

Identiteit en

hoedanigheid (

gedetineerde/andere)

van de persoon ten

aanzien van wie de

dwang werd

uitgeoefend

Omstandigheden

die fysieke

dwang

rechtvaardigden

Gebruikte

maatregelen

Duur (exact

aanvangsuur/

exact uur

van

beëindiging)

(Gecoördineerde MO nr. 1792 van 11 januari 2007, III. Maatregelen van rechtstreekse dwang,

punt 5)

Page 77: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 77 -

Het bijzonder register wordt ter beschikking gehouden van de voorzitter van de Commissie van toezicht, van de maandcommissaris en van de andere controlerende instanties.

TITEL VII. – Tuchtregime

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen Art. 122. Het tuchtregime strekt ertoe de orde en de veiligheid te vrijwaren met eerbiediging van de waardigheid, het zelfrespect en de individuele en sociale verantwoordelijkheid van de gedetineerden. Het beroep op de tuchtprocedure moet beperkt blijven tot situaties waarin de handhaving van de orde en de veiligheid van de inrichting dit gebiedend rechtvaardigen en er geen enkel ander middel kan worden gebruikt om dit te verzekeren.

Het subsidiariteitsbeginsel veronderstelt, alvorens gebruik te maken van de tuchtprocedure, het

hanteren van andere beschikbare conflictoplossende middelen om de orde en de veiligheid te

vrijwaren. De gevangenissen worden er dan ook toe aangespoord andere conflictoplossende

middelen te ontwikkelen zoals bemiddeling en het aanbieden van excuses. Deze

conflictoplossende middelen mogen dan ook niet het karakter hebben van een sanctie. Een

tuchtsanctie veronderstelt immers het voeren van een tuchtprocedure. (CB nr. 124 van 6

september 2013 betreffende het tuchtregime van gedetineerden, II. Algemene bepalingen, Punt

1)

Art. 123. Een gedetineerde mag niet belast worden met de handhaving van de tucht in de gevangenis. Art. 124. § 1. Een gedetineerde mag tuchtrechtelijk niet gestraft worden voor andere inbreuken en met andere sancties dan die welke omschreven worden door deze wet. § 2. Indien de tuchtsanctie, ten tijde van de tuchtrechtelijke beslissing vastgesteld, verschilt van die welke ten tijde van het tuchtrechtelijk misdrijf was bepaald, wordt de minst zware sanctie toegepast. Art. 125. Samenloop van een tuchtrechtelijke inbreuk en een misdrijf staat de tuchtprocedure en de mogelijkheid van tuchtrechtelijke bestraffing niet in de weg. Art. 126. Een gedetineerde mag voor één en dezelfde tuchtrechtelijke inbreuk slechts eenmaal tuchtrechtelijk gestraft worden. Art. 127. § 1. De bevoegdheid tot het opleggen van tuchtsancties berust bij de directeur. § 2. Werd de tuchtrechtelijke inbreuk gepleegd tijdens de overbrenging naar een andere gevangenis, dan is de directeur van de gevangenis van bestemming bevoegd.

Page 78: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 78 -

§ 3. Indien de tuchtrechtelijke inbreuk gepleegd werd ten aanzien van een persoon die bevoegd is om tuchtsancties op te leggen, dient deze zich van de zaak te onthouden. Naar gelang van het geval wordt de tuchtrechtelijke bevoegdheid dan uitgeoefend door de directeur of een hiërarchisch hoger lid van de penitentiaire administratie dat aangewezen werd door de minister. Indien de tuchtrechtelijke bevoegdheid uitgeoefend wordt door een hiërarchisch hoger lid van de penitentiaire administratie, wordt diens beslissing gelijkgesteld met een beslissing van de directeur zoals bedoeld in artikel 148. § 4. Een tuchtsanctie kan worden opgelegd of worden uitgevoerd in een andere gevangenis of afdeling dan deze waarin de tuchtrechtelijke inbreuk werd gepleegd of waarin het tuchtrapport werd opgesteld.

HOOFDSTUK II. - Tuchtrechtelijke inbreuken Art. 128. De tuchtrechtelijke inbreuken worden volgens hun ernst ingedeeld in twee categorieën. Art. 129. Als tuchtrechtelijke inbreuken van de eerste categorie worden beschouwd:

1° de opzettelijke aantasting van de fysieke integriteit van personen, of de bedreiging daarmee;

2° de opzettelijke aantasting van de psychische integriteit van personen, of de bedreiging daarmee;

3° de opzettelijke beschadiging of vernieling van andermans roerende of onroerende goederen, of de bedreiging daarmee;

4° de wederrechtelijke ontvreemding van goederen;

5° de opzettelijke aantasting van de orde, zoals omschreven in artikel 2, 7°;

6° het aanzetten tot of het voeren van collectieve acties die de veiligheid of de orde in de gevangenis ernstig in gevaar brengen;

De door de wetgever bedoelde door of krachtens de wet verboden voorwerpen of substanties

zijn de voorwerpen en substanties die in de buitenwereld verboden zijn. (Syntheseverslag van

30 augustus 2011 betreffende vragen en antwoorden m.b.t. tot CB nr. 107 van 16 juni 2011 en

CB nr. 109 van 27 juni 2011, vraag 27)

7° het bezit van of de handel in door of krachtens de wet verboden voorwerpen of

substanties;

8° ontsnapping of deelname aan een ontsnapping;

Hiermee worden enkel de ontsnappingen of deelname aan ontsnappingen vanuit de gevangenis

bedoeld. De laattijdige terugkeer uit UV/PV kan dan ook niet worden gelijkgesteld met de

tuchtrechtelijke inbreuk “ontsnapping of deelname aan een ontsnapping” in de zin van art. 129,

8° Basiswet. De laattijdige terugkeer uit UV/PV betreft geen tuchtrechtelijke inbreuk die de

Page 79: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 79 -

orde en veiligheid binnen de gevangenis in gevaar kan brengen. Bovendien maken

tuchtinbreuken en tuchtsancties deel uit van de interne rechtspositie van een gedetineerde en

behoort het toekennen of weigeren van een UV en PV tot de externe rechtspositie. In geval van

een laattijdige terugkeer komt het aan de bevoegde instanties (DDB of SURB) toe om hier

eventueel gevolgen aan te verbinden (bvb. door de UV of het PV in te trekken).

(Syntheseverslag van 19 maart 2012 betreffende vragen en antwoorden m.b.t. CB nr. 107 van

16 juni 2011, CB nr. 109 van, 27 juni 2011 en CB nr. 113 van 5 augustus 2011, vraag 56)

9° het bezit of gebruik van technologische middelen die onregelmatige communicatie met

de buitenwereld mogelijk maken.

Art. 130. Worden beschouwd als tuchtrechtelijke inbreuken van de tweede categorie :

1° het beledigen van personen die zich in de gevangenis bevinden; 2° het niet naleven van de door het huishoudelijk reglement voorgeschreven bepalingen;

Artikel 46, §1, van de basiswet bepaalt weliswaar dat de gedetineerde niet het recht heeft in de

gevangenis contant geld te bezitten. Met het begrip ‘door of krachtens de wet verboden

voorwerpen of substanties’ worden echter die voorwerpen en substanties geviseerd die voor

iedereen (ook buiten de gevangeniscontext) verboden zijn, zodat contant geld niet beschouwd

kan worden als “een door of krachtens de wet verboden voorwerp”. (Syntheseverslag van 30

augustus 2011 betreffende vragen en antwoorden m.b.t. tot CB nr. 107 van 16 juni 2011 en CB

nr. 109 van 27 juni 2011, vraag 27)

3° het geen gevolg geven aan de aanmaningen en de bevelen van het personeel van de

gevangenis;

4° het zich zonder toelating bevinden in een ruimte buiten de toegestane tijdsperiode of in een ruimte die men niet gerechtigd is te betreden;

5° het op onregelmatige wijze communiceren met een medegedetineerde of een persoon vreemd aan de gevangenis, met uitzondering van de in artikel 129, 9° vermelde tuchtrechtelijke inbreuk;

6° het niet of onvoldoende rein houden van de verblijfsruimte en de gemeenschappelijke lokalen of het bevuilen van terreinen;

7° het veroorzaken van lawaaihinder die het goede verloop van de activiteiten van de gevangenis verstoort.

Art. 131. De poging tot het plegen van en deelneming aan een in de artikelen 129 en 130 bedoelde tuchtrechtelijke inbreuk wordt gestraft met dezelfde straffen als de tuchtrechtelijke inbreuk zelf.

HOOFDSTUK III. – Tuchtsancties

Afdeling I. - Algemene tuchtsancties

Page 80: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 80 -

Art. 132. Ongeacht de aard van de tuchtrechtelijke inbreuk kunnen de volgende tuchtsancties worden opgelegd:

1° berisping met inschrijving in het in artikel 146 bedoelde register voor tuchtsancties;

Een berisping die niet ingeschreven wordt in het tuchtregister, is geen tuchtsanctie. (CB nr. 124

van 6 september 2013 betreffende het tuchtregime van gedetineerden, IV. De tuchtsancties)

2° beperking of ontzegging, voor een maximumduur van dertig dagen, van het recht om in

de kantine bepaalde voorwerpen aan te schaffen, met uitzondering van toiletartikelen en artikelen voor briefwisseling;

De ontzegging kan volledig zijn of enkel betrekking hebben op bepaalde voorwerpen of

hoeveelheden. (CB nr. 124 van 6 september 2013 betreffende het tuchtregime van

gedetineerden, IV. De tuchtsancties)

3° afzondering in de aan de gedetineerde toegewezen verblijfsruimte, zoals hierna in

afdeling IV nader bepaald, voor een maximumduur van dertig dagen voor een inbreuk van de eerste categorie en voor een maximumduur van vijftien dagen voor een inbreuk van de tweede categorie;

Zie geannoteerde artikelen 140 t.e.m. 142

4° opsluiting in een strafcel, zoals hierna in afdeling III nader bepaald, voor een

maximumduur van negen dagen voor een inbreuk van de eerste categorie en voor een maximumduur van drie dagen voor een inbreuk van de tweede categorie.

Deze sanctie kan voor een maximumduur van veertien dagen worden opgelegd in geval van gijzelneming.

Maakt een gijzeling uit, het feit een persoon van zijn vrijheid te beroven door hem te bedreigen

(zelfs impliciet) met de dood, ernstige geweldplegingen of met gevangenschap en hem in die

toestand te houden met als doel een derde ertoe te dwingen bepaalde handelingen te stellen of te

laten (CB nr.124 van 6 september 2013 betreffende het tuchtregime van gedetineerden, IV. De

tuchtsancties).

Zie geannoteerde artikelen 134 t.e.m. 139

Afdeling II. - Bijzondere tuchtsancties Art. 133. De volgende tuchtsancties kunnen voor een maximumduur van dertig dagen worden opgelegd voor een inbreuk van de eerste categorie en van vijftien dagen voor een inbreuk van de tweede categorie, mits er een verband is met de aard of de omstandigheden van de tuchtrechtelijke inbreuk:

1° de ontzegging van bezit van bepaalde voorwerpen;

2° de ontzegging of beperking van het recht om een beroep te doen op de bibliotheekvoorzieningen, onverminderd het recht van de gedetineerde om vanuit de bibliotheek informatie te bekomen die bestemd is voor een door hem aangevatte

Page 81: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 81 -

opleiding, of die kadert in het recht op de vrije beleving van godsdienst of levensbeschouwing;

3° de ontzegging of beperking van de omgang met bezoekers van buiten de gevangenis;

betreft het de in artikel 59, § 1, bedoelde personen, dan bestaat de sanctie in het organiseren van het bezoek in een lokaal dat is voorzien van een transparante wand die de bezoekers van de gedetineerde scheidt;

4° de ontzegging of beperking van het in artikel 64 bedoelde recht om te telefoneren;

5° het verbod om deel te nemen aan culturele, sportieve of ontspanningsactiviteiten in

gemeenschappelijk verband;

De wandeling moet worden beschouwd als een gemeenschappelijke ontspanningsactiviteit. Als

de gesanctioneerde feiten verband houden met de wandeling, kan als tuchtsanctie de ontzegging

van de gemeenschappelijke wandeling worden opgelegd. De gedetineerde blijft wel het recht

behouden op één uur individuele wandeling per dag. (Syntheseverslag van 30 augustus 2011

betreffende vragen en antwoorden m.b.t. tot CB nr. 107 van 16 juni 2011 en CB nr. 109 van 27

juni 2011, vraag 34)

6° het verbod om deel te nemen aan werk in gemeenschappelijk verband;

7° het verbod om deel te nemen aan opleidingsactiviteiten in gemeenschappelijk verband.

Afdeling III. - Opsluiting in een strafcel Art. 134. § 1. Opsluiting in een strafcel bestaat erin de gedetineerde te plaatsen in een speciaal daartoe uitgeruste cel waarin hij alleen verblijft. § 2. De strafcel dient te voldoen aan de eisen inzake veiligheid, gezondheid en hygiëne die de Koning nader bepaalt en dient in ieder geval voorzien te zijn van een oproepsysteem.

De opsluiting in een strafcel dient in overeenstemming te zijn met de menselijke waardigheid

(CB nr.124 van 6 september 2013 betreffende het tuchtregime van gedetineerden, IV. De

tuchtsancties)

§ 3. Zwangere vrouwen of gedetineerden wier kind van minder dan drie jaar in de gevangenis verblijft, zijn uitgesloten van opsluiting in een strafcel. Art. 135. § 1. Behoudens andersluidende beslissing van de directeur blijft de gedetineerde voor de duur van deze tuchtsanctie ontzegd van het recht :

1° om in de kantine bepaalde voorwerpen aan te schaffen, met uitzondering van toiletartikelen en artikelen voor de briefwisseling;

2° om bezoek te ontvangen van personen van buiten de gevangenis zoals bepaald in artikel

58; indien de tuchtsanctie meer dan drie dagen duurt, wordt bezoek toegestaan aan de in artikel 59, § 1, bedoelde personen in een lokaal dat voorzien is van een transparante wand die de bezoekers van de gedetineerde scheidt;

Page 82: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 82 -

In de gevangenissen die niet over een lokaal met een transparante wand beschikken, moet in

geval van de sanctie ‘opsluiting in de strafcel’ die langer duurt dan 3 dagen, in ieder geval de

bezoekmogelijkheid gegarandeerd worden. Het komt de lokale directie toe om te beslissen hoe

dit bezoek het best kan worden georganiseerd (Syntheseverslag van 30 augustus 2011

betreffende vragen en antwoorden met betrekking tot CB nr. 107 van 16 juni 2011 en CB nr.

109 van 27 juni 2011, vraag 31)

3° om te telefoneren, behoudens met een advocaat of met de persoon die rechtshulp of juridische bijstand verleent in de zin van artikel 104;

4° om contacten te hebben met de media;

5° om deel te nemen aan activiteiten in gemeenschappelijk verband;

6° om in het bezit te blijven van de hem toebehorende voorwerpen;

7° om voorwerpen of materialen in zijn bezit te hebben voor individuele vrijetijdsbesteding, behoudens de in artikel 136 bepaalde uitzonderingen.

§ 2. De gedetineerde ontvangt voor de duur van de opsluiting in een strafcel geen inkomsten uit arbeid of opleidingsbijdrage. Art. 136. De directeur draagt er zorg voor dat de gedetineerde die in een strafcel is opgesloten :

1° de maaltijden kan gebruiken onder betamelijke omstandigheden, behoorlijke kledij en schoeisel van de gevangenis ter beschikking krijgt en zijn uiterlijk en lichamelijke hygiëne fatsoenlijk kan verzorgen;

2° over voldoende lectuur beschikt;

3° de mogelijkheid heeft om minstens één uur per dag in de buitenlucht te verblijven;

Gedetineerden mogen dus niet beroofd worden van hun recht op één uur wandeling per dag. Het

feit dat men in een strafcel is opgesloten raakt niet aan dit recht. De gedetineerde moet dus niet

vragen om naar de wandeling te gaan. (JustAsk 18)

Sport en lichamelijke oefeningen kan nooit aan de gedetineerde ontzegd worden. Net zoals hij

dagelijks één uur in de buitenlucht moet kunnen verblijven, moet hij de mogelijkheid hebben

om twee uur per week aan sport te doen, zij het dan individueel. Sport en lichamelijke oefening

is een recht toegekend door artikel 79, § 1 van de Basiswet dat door de bepalingen inzake

tuchtregime niet wordt beperkt. Dit sporten kan desgevallend plaatsvinden in de ruimte waar hij

individueel wandelt. (Syntheseverslag van 30 augustus 2011 betreffende vragen en antwoorden

met betrekking tot CB nr. 107 van 16 juni 2011 en CB nr. 109 van 27 juni 2011, vraag 29)

4° de individuele vormingsactiviteiten verder kan zetten die niet onverenigbaar zijn met de

opsluiting in een strafcel;

5° briefwisseling kan voeren onder de in titel V, hoofdstuk III, afdeling II bepaalde voorwaarden;

Page 83: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 83 -

6° zijn godsdienst of zijn levensbeschouwing individueel kan beleven en belijden en daartoe dagelijks het bezoek kan ontvangen van de daarvoor aan de gevangenis verbonden of tot de gevangenis toegelaten vertegenwoordiger van zijn godsdienst of levensbeschouwing;

7° een beroep kan doen op een advocaat en op de in artikel 104 bedoelde juridische bijstand;

8° een beroep kan doen op psychosociale en medische hulpverlening.

Eveneens draagt de directeur er zorg voor dat de gedetineerde:

Zich via de kantine toiletartikelen en artikelen voor briefwisseling kan aanschaffen

Bezoek van personen, die deel uitmaken van de familie in de zin van artikel 59, § 1,

basiswet, kan ontvangen in een lokaal dat voorzien is van een transparante wand die de

bezoekers van de gedetineerde scheidt, indien de tuchtsanctie meer dan drie dagen duurt;

Kan telefoneren met een advocaat (of met een persoon die belast is met rechtshulp of

juridische bijstand) en met de federale ombudsman; (CB nr. 124 van 6 september 2013

betreffende het tuchtregime van gedetineerden, IV. De tuchtsancties)

Art. 137. § 1. Op positief advies van de arts kan een observatie door middel van een camera, microfoon of enig ander technisch middel plaatsvinden wanneer het voor de vrijwaring van de fysieke integriteit van de gedetineerde geboden is. De gedetineerde wordt hiervan in kennis gesteld.

Tijdens de uitvoering van de sanctie opsluiting in de strafcel, kan de directeur beslissen om een

cameratoezicht uit te oefenen op de gedetineerde na hiervoor een positief advies te hebben

ontvangen van de arts. Dit advies heeft betrekking op de vraag of het geboden is dit toezicht uit

te oefenen om de fysieke integriteit van de gedetineerde te vrijwaren. De gedetineerde dient

ervan te worden ingelicht. (CB nr. 116 van 5 december 2011 betreffende de rol van de arts in

procedures met betrekking tot veiligheidsmaatregelen en tuchtsancties, punt 3.2.2. c))

Bij gebreke aan adviserende arts, is het de arts van de dienst gezondheidszorg gevangenissen die

het advies uitbrengt. Er is geen termijn bepaald, maar het cameratoezicht is niet mogelijk zonder

het advies van de arts. Dit advies is een conditio sine qua non.

De wet bevat geen voorschriften met betrekking tot de wijze van kennisgeving. De essentie is

dat de gedetineerde moet weten of en wanneer de camera werkt. In die zin is het systeem

waarbij er bvb. een lichtje brandt wanneer de camera werkt, zodat de gedetineerde kan zien dat

hij wordt gefilmd, een goed systeem. De gedetineerden moeten hiervan dan op algemene wijze

geïnformeerd worden. (Syntheseverslag van 30 augustus 2011 betreffende vragen en

antwoorden met betrekking tot CB nr. 107 van 16 juni 2011 en CB nr. 109 van 27 juni 2011,

vraag 32)

§ 2. Dagelijks bezoeken de directeur en een arts de gedetineerde om zich te vergewissen van diens toestand en situatie en om na te gaan of de gedetineerde geen klachten of opmerkingen te formuleren heeft.

Wanneer de gedetineerde het voorwerp uitmaakt van de sanctie van opsluiting in de strafcel:

bezoekt de arts de gedetineerde dagelijks in de strafcel;

bij dat onderzoek:

informeert de arts naar de gezondheidstoestand van de patiënt en biedt, zo nodig, zorg aan;

Page 84: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 84 -

zal de arts eventuele opmerkingen van de gedetineerde op medisch vlak inwinnen;

bij elk bezoek aan de gedetineerde moet de arts op het daartoe voorziene formulier het begin-

en einduur van zijn bezoek noteren en verwijzen naar het ad hoc register, waarin hij zijn

opmerkingen en aanbevelingen voor de directie en de door de gedetineerde geformuleerde

opmerkingen noteert. Het spreekt voor zich dat in dringende gevallen de arts daarenboven

onmiddellijk contact opneemt met de directeur;

indien de gedetineerde weigert om de arts te zien, zal deze weigering op duidelijke wijze

vermeld worden in het ad hoc register.

(CB nr. 116 van 5 december 2011 betreffende de rol van de arts in procedures met betrekking

tot veiligheidsmaatregelen en tuchtsancties, punt 3.2.2. b))

§ 3. De personen of instanties die belast zijn met het toezicht en de controle over de gevangenissen of de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel zijn gerechtigd de gedetineerde in de strafcel te bezoeken. Art. 138. Bij elke opsluiting in een strafcel stelt degene die de tuchtsanctie oplegt een formulier op met vermelding van de identiteit van de gedetineerde, van de feiten en van de omstandigheden die aanleiding hebben gegeven tot deze tuchtsanctie. Voor de ganse duur van de tuchtsanctie wordt per dag op het formulier genoteerd, met vermelding van het uur van aanvang en beëindiging, wie de gedetineerde heeft bezocht en om welke reden de gedetineerde de strafcel heeft verlaten. Naar aanleiding van het bezoek dat de directeur hem dagelijks brengt krachtens artikel 137, § 2, kan de gedetineerde zelf opmerkingen met betrekking tot zijn toestand en situatie doen optekenen op dat formulier. Personen of instanties die belast zijn met het toezicht en de controle over de gevangenissen of de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel kunnen zich dit formulier gedurende de ganse duur van de tuchtsanctie doen voorleggen. Zij kunnen er hun eigen opmerkingen optekenen evenals deze van de gedetineerde. Nadat de opsluiting in een strafcel is beëindigd, wordt dit formulier geklasseerd in het dossier van de gedetineerde.

(Bijlage 1 van CB nr. 124 van 6 september 2013 betreffende het tuchtregime van

gedetineerden)

Art. 139. Indien gedurende de tijd van zijn verblijf in de strafcel de gedetineerde een zware aanslag pleegt op de fysieke integriteit van een persoon, kan de opsluiting in de strafcel worden verlengd, op basis van een beslissing die genomen wordt overeenkomstig de in hoofdstuk V bepaalde procedure. Het verblijf in de strafcel kan in geen geval als gevolg van deze opeenvolgende beslissingen veertien dagen overschrijden.

De opsluiting in een strafcel kan worden verlengd indien de gedetineerde, gedurende de tijd van

zijn verblijf in de strafcel, een nieuwe tuchtrechtelijke inbreuk heeft gepleegd. De totale duur

van opsluiting in de strafcel kan in geen geval de maximumduur van 9 dagen overschrijden,

tenzij de gedetineerde een zware aanslag op de fysieke integriteit van een persoon pleegt, in

welk geval de sanctie verlengd kan worden tot de maximale duur van 14 dagen bereikt is. De

beslissing tot verlenging impliceert het opleggen van een nieuwe tuchtsanctie, waarvoor een

nieuwe tuchtprocedure gevoerd dient te worden. De sanctie van opsluiting in de strafcel wordt

Page 85: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 85 -

van uur tot uur berekend. (CB nr. 124 van 6 september 2013 betreffende het tuchtregime van

gedetineerden, IV. De tuchtsancties)

Afdeling IV. - Afzondering in de aan de gedetineerde toegewezen verblijfsruimte

Art. 140. § 1. Deze tuchtsanctie wordt uitgevoerd in de aan de gedetineerde toegewezen verblijfsruimte. § 2. Voor de duur van deze tuchtsanctie blijft de gedetineerde ontzegd van het recht om deel te nemen aan gemeenschappelijke activiteiten. De directeur kan de gedetineerde toestaan deel te nemen aan vormingsactiviteiten in gemeenschappelijk verband en aan activiteiten die verband houden met zijn eredienst of zijn levensbeschouwing. De directeur draagt er zorg voor dat de gedetineerde:

1° de mogelijkheid heeft om minstens één uur per dag in de buitenlucht te verblijven;

2° zijn godsdienst of levensbeschouwing individueel kan beleven en belijden en daartoe dagelijks het bezoek kan ontvangen van de daarvoor aan de gevangenis verbonden of tot de gevangenis toegelaten vertegenwoordiger van zijn godsdienst of levensbeschouwing.

Voor de duur van de tuchtsanctie ‘afzondering in verblijfsruimte’ blijft de gedetineerde ontzegd

van het recht om deel te nemen aan gemeenschappelijke activiteiten. Onder het begrip

‘gemeenschappelijke activiteiten’ valt ook de gemeenschappelijke wandeling en de

sportactiviteiten en lichamelijke oefeningen in gemeenschappelijk verband. Het recht om deel te

nemen aan deze gemeenschappelijke activiteiten vervalt dus automatisch bij het opleggen van

de sanctie. (Syntheseverslag van 30 augustus 2011 betreffende vragen en antwoorden met

betrekking tot CB nr. 107 van 16 juni 2011 en CB nr. 109 van 27 juni 2011, vraag 28)

Gedetineerden mogen echter niet beroofd worden van hun recht op één uur wandeling per dag.

Het feit dat men de tuchtsanctie afzondering op de toegewezen verblijfsruimte ondergaat raakt

niet aan dit recht. De gedetineerde moet dus niet vragen om naar de wandeling te gaan. (JustAsk

18)

Sport en lichamelijke oefeningen op zich kan evenwel nooit aan de gedetineerde ontzegd

worden. Net zoals hij dagelijks één uur in de buitenlucht moet kunnen verblijven, moet hij de

mogelijkheid hebben om twee uur per week aan sport te doen, zij het dan individueel. Sport en

lichamelijke oefening is een recht toegekend door artikel 79, § 1 Basiswet. Dit recht wordt door

geen enkele bepaling in de Basiswet beperkt.

Dit sporten kan desgevallend plaatsvinden in de ruimte waar hij individueel wandelt.

(Syntheseverslag van 30 augustus 2011 betreffende vragen en antwoorden met betrekking tot

CB nr. 107 van 16 juni 2011 en CB nr. 109 van 27 juni 2011, vraag 29)

De gedetineerde behoudt het recht om verder bezoek te ontvangen van de in artikel 59, § 1, bedoelde personen van buiten de gevangenis. Behoudens andersluidende beslissing vanwege de directeur vindt het bezoek plaats in een lokaal dat voorzien is van een transparante wand die de bezoekers van de gedetineerde scheidt.

In de gevangenissen die niet over een lokaal met een transparante wand beschikken, moet in het

geval van de sanctie van ‘afzondering in de toegewezen verblijfsruimte’, in ieder geval de

Page 86: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 86 -

bezoekmogelijkheid gegarandeerd worden. Het komt de lokale directie toe om te beslissen hoe

dit bezoek het best kan worden georganiseerd. (Syntheseverslag van 30 augustus 2011

betreffende vragen en antwoorden met betrekking tot CB nr. 107 van 16 juni 2011 en CB nr.

109 van 27 juni 2011, vraag 31)

Het gebruik van de telefoon wordt beperkt tot één telefoongesprek per week, zonder afbreuk te doen aan het recht om te telefoneren naar een advocaat of naar een persoon die belast is met rechtshulp of juridische bijstand, in overeenstemming met wat bedoeld is in artikel 104.

Dit artikel bepaalt uitdrukkelijk dat het gebruik van de telefoon wordt beperkt tot één

telefoongesprek per week, met uitzondering van advocaat. Er is geen reden of grond om daar

van af te wijken, ook niet in een voor de gedetineerde gunstige zin. (Syntheseverslag van 30

augustus 2011 betreffende vragen en antwoorden met betrekking tot CB nr. 107 van 16 juni

2011 en CB nr. 109 van 27 juni 2011, vraag 28)

De gedetineerde ontvangt voor de duur van de afzondering op de aan de gedetineerde toegewezen verblijfsruimte:

1° geen inkomsten uit arbeid, tenzij voor arbeid verricht buiten gemeenschappelijk verband;

2° geen opleidingsbijdrage voor vormingsactiviteiten in gemeenschappelijk verband die overeenkomstig artikel 83, § 3 met arbeid worden gelijkgesteld, behoudens wanneer de directeur hem heeft toegestaan aan dergelijke activiteiten deel te nemen.

Art. 141. De gedetineerde die het voorwerp uitmaakt van deze tuchtsanctie wordt minstens wekelijks bezocht door de directeur en een arts, die zich vergewissen van de toestand van de gedetineerde en nagaan of de gedetineerde geen klachten of opmerkingen te formuleren heeft.

Wanneer de gedetineerde het voorwerp uitmaakt van de sanctie van afzondering in de

verblijfsruimte:

bezoekt de arts de gedetineerde uiterlijk de derde dag na het begin van de sanctie in zijn cel;

vervolgens ontmoet de arts de gedetineerde minimaal 1 keer per week; de arts beslist of deze

ontmoetingen plaatsvinden in de cel van de gedetineerde of in zijn dokterskabinet;

bij deze gelegenheid:

informeert de arts naar de gezondheidstoestand van de patiënt en biedt, zo nodig, zorg aan;

zal de arts eventuele opmerkingen van de gedetineerde op medisch vlak inwinnen;

de arts zal nauwgezet de opmerkingen en aanbevelingen voor de directie en de door de

gedetineerde geformuleerde opmerkingen noteren in een ad hoc register; het spreekt voor zich

dat in dringende gevallen de arts daarenboven onmiddellijk contact opneemt met de directeur;

indien de gedetineerde weigert om de arts te zien, zal die weigering op duidelijke wijze

worden vermeld in het register.

(CB nr. 116 van 5 december 2011 betreffende de rol van de arts in procedures met betrekking

tot veiligheidsmaatregelen en tuchtsancties, punt 3.1.2.)

Art. 142. Indien, tijdens zijn periode van afzondering in de eigen cel, de gedetineerde een zware aanslag pleegt op de fysieke integriteit van een persoon, kan deze afzondering op cel verlengd

Page 87: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 87 -

worden, op basis van een beslissing die genomen wordt overeenkomstig de in hoofdstuk V bepaalde procedure. De afzondering in de aan de gedetineerde toegewezen verblijfsruimte kan als gevolg van deze opeenvolgende beslissingen in geen geval vijfenveertig dagen overschrijden.

De afzondering in de toegewezen verblijfsruimte kan worden verlengd indien de gedetineerde,

tijdens de duur van de afzondering, een nieuwe tuchtrechtelijke inbreuk heeft gepleegd. De

totale duur van de afzondering in de verblijfsruimte kan in geen geval de maximumduur van 30

dagen overschrijden, tenzij de gedetineerde een zware aanslag op de fysieke integriteit van een

persoon pleegt, in welk geval de sanctie verlengd kan worden tot de maximale duur van 45

dagen bereikt is. De beslissing tot verlenging impliceert het opleggen van een nieuwe

tuchtsanctie, waarvoor een nieuwe tuchtprocedure gevoerd dient te worden. De sanctie van

afzondering in de toegewezen verblijfsruimte wordt van uur tot uur berekend.(CB nr. 124 van 6

september 2013 betreffende het tuchtregime van gedetineerden, IV. De tuchtsancties)

HOOFDSTUK IV. - De toemeting van tuchtsancties Art. 143. § 1. Bij de keuze van de aard en de omvang van de tuchtsanctie wordt rekening gehouden met de ernst van de inbreuk, met de omstandigheden waarin zij plaatsvond, verzachtende omstandigheden en met de voorlopige maatregelen die eventueel overeenkomstig artikel 145, § 1, werden opgelegd.

Indien een gedetineerde de sancties van strafcel en afzondering in de verblijfsruimte opgelegd

tengevolge van meerdere van elkaar onderscheiden tuchtprocedures, achtereenvolgens

ondergaat, kan de totale duur van deze sancties niet langer dan 45 dagen bedragen. (Zie

geannoteerde artikelen 139 en 142 en CB nr. 124 van 6 september 2013 betreffende het

tuchtregime van gedetineerden, V. De tuchtprocedure. Punt 5 )

§ 2. Bij samenloop tussen tuchtrechtelijke inbreuken worden de verschillende inbreuken bestraft als één tuchtrechtelijke inbreuk van dezelfde categorie als de zwaarste van de samenlopende tuchtinbreuken.

Indien meerdere feiten afzonderlijk plaatsvinden op verschillende ogenblikken en ook al is er

geen verband tussen deze inbreuken, moeten, zolang er voor de eerste tuchtinbreuk nog geen

hoorzitting werd gehouden, de daaropvolgende inbreuken samen met de eerste worden

behandeld. Er kan in dat geval slechts één straf worden uitgesproken. Deze straf kan uiteraard

het wettelijke maximum niet overschrijden. Men kan het verbod op cumul van de sanctie

‘strafcel’ met een andere sanctie niet omzeilen door de twee feiten afzonderlijk te bestraffen.

Er kan wel een nieuwe, afzonderlijke sanctie worden opgelegd voor feiten gepleegd tijdens het

uitvoeren van de tuchtsanctie ‘strafcel’. In die hypothese is het cumulverbod niet meer van

toepassing. (Syntheseverslag van 30 augustus 2011 betreffende vragen en antwoorden met

betrekking tot CB nr. 107 van 16 juni 2011 en CB nr. 109 van 27 juni 2011, vraag 30) en CB

nr. 124 van 6 september 2013 betreffende het tuchtregime van gedetineerden, V. De

tuchtprocedure, punt 5).

§ 3. De tuchtsancties kunnen afzonderlijk of cumulatief worden opgelegd, met uitzondering van de tuchtsanctie van opsluiting in een strafcel en afzondering in de aan de gedetineerde toegewezen verblijfsruimte, die alleen kunnen worden opgelegd met uitsluiting van de andere tuchtsancties.

Page 88: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 88 -

Artikel 143, §3 van de wet, dat bepaalt dat de sancties van opsluiting in de strafcel en

afzondering in de toegewezen verblijfsruimte slechts kunnen worden opgelegd met uitsluiting

van de andere tuchtsancties, geldt uitsluitend voor inbreuken gesanctioneerd binnen éénzelfde

tuchtprocedure.

Dit artikel staat niet in de weg dat andere (algemene of bijzondere) sancties – zoals bvb. de

spiegelende sancties- worden opgelegd voor nieuwe tuchtrechtelijke inbreuken gepleegd tijdens

de uitvoering van de sanctie van opsluiting in de strafcel of van afzondering in de toegewezen

verblijfsruimte.

De directeur beoordeelt de opportuniteit van de al dan niet gelijktijdige uitvoering van de

sancties. Op voorwaarde dat de redelijke termijn wordt gerespecteerd, kan beslist worden dat de

nieuwe sanctie (die wel moet uitgesproken worden binnen de wettelijke termijnen) pas ingaat na

afloop van de lopende sanctie.

Voorbeeld: een gedetineerde ondergaat de sanctie van dertig dagen afzondering in de

toegewezen verblijfsruimte. Tijdens de uitvoering van deze sanctie pleegt hij een nieuwe inbreuk

door het niet naleven van de bepalingen van het huishoudelijk reglement m.b.t. de voorwerpen.

Een nieuwe tuchtprocedure wordt opgestart en aan de gedetineerde wordt uiteindelijk de

sanctie ontzegging van bezit van bepaalde voorwerpen gedurende 7 dagen opgelegd. De

directeur beslist of deze nieuwe sanctie tijdens de periode van ATV uitgevoerd wordt, dan wel of

de sanctie pas een aanvang neemt bij het einde van de sanctie van ATV.

Indien de sanctie van opsluiting in de strafcel wordt opgelegd aan de gedetineerde die een

nieuwe inbreuk pleegt tijdens de uitvoering van de sanctie van ATV, schorst de sanctie van

opsluiting in de strafcel de sanctie van ATV op. De sancties van ATV en strafcel kunnen

immers niet gelijktijdig uitgevoerd worden. De directeur kan ook beslissen de sanctie van

opsluiting in de strafcel te laten ingaan na het einde van de sanctie van ATV.

Uiteraard dienen de artikelen 139 en 142 van de wet m.b.t. de sancties van strafcel en ATV in

acht genomen te worden met betrekking tot de maximumduur van deze sancties. Daarenboven

geldt het volgende:

- als er tijdens de uitvoering van de sanctie ATV een sanctie opsluiting in de strafcel wordt

opgelegd (n.a.v. een nieuwe inbreuk tijdens de uitvoering van de sanctie van ATV)

óf

- als er tijdens de uitvoering van de sanctie opsluiting in de strafcel een sanctie ATV wordt

opgelegd (n.a.v. een nieuwe inbreuk tijdens de uitvoering van de sanctie van opsluiting in de

strafcel)

kan de totale duur van deze sancties samengenomen niet meer bedragen dan:

39 dagen indien geen van de inbreuken betrekking heeft op een zware aanslag op de

fysieke integriteit van personen

45 dagen indien één van de inbreuken betrekking heeft op een zware aanslag op de

fysieke integriteit van personen.

Het is de wil van de wetgever dat een gedetineerde zich nooit langer dan 45 dagen in een of

andere vorm van afzondering bevindt.

(Syntheseverslag van 19 maart 2012 betreffende vragen en antwoorden m.b.t. CB nr. 107 van

16 juni 2011, CB nr. 109 van, 27 juni 2011 en CB nr. 113 van 5 augustus 2011, vraag 51)

In alle gevallen worden de grenzen van de evenredigheid tussen de ernst van de inbreuk en de tuchtrechtelijke sancties alsook de vereisten inzake redelijkheid en billijkheid in acht genomen.

De genomen tuchtsanctie dient alle elementen te vermelden die deze motiveren: ernst van de

inbreuk, omstandigheden waarin deze zich hebben voorgedaan, verzachtende omstandigheden,

Page 89: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 89 -

eventuele tuchtrechtelijke antecedenten. (CB nr. 124 van 6 september 2013 betreffende het

tuchtregime van gedetineerden, V. De tuchtprocedure. punt 5)

§ 4. De tuchtsancties kunnen geheel of ten dele met uitstel worden opgelegd voor een proeftijd van maximaal drie maanden, mits de algemene voorwaarde dat de gedetineerde zich onthoudt van nieuwe tuchtrechtelijke inbreuken. Voor de duur van de proeftijd kunnen tevens bijzondere voorwaarden worden opgelegd voorzover de gedetineerde zich vooraf akkoord verklaart om deze na te leven en mits ze niet de aard van een sanctie hebben. Wanneer de proeftijd gunstig is verlopen, kan de uitgesproken tuchtsanctie niet meer ten uitvoer gelegd worden. Bij het niet naleven van de aan het uitstel verbonden voorwaarden kan de directeur bepalen dat de met uitstel uitgesproken tuchtsanctie geheel of gedeeltelijk ten uitvoer wordt gelegd.

De tuchtsanctie kan met uitstel worden opgelegd onder volgende voorwaarden:

dit uitstel kan geheel of gedeeltelijk zijn;

aan dit uitstel wordt de algemene voorwaarde verbonden dat de gedetineerde zich

onthoudt van nieuwe tuchtrechtelijke inbreuken;

aan het uitstel kunnen bijzondere voorwaarden verbonden worden (bv. vergoeden van

de schade, aanbieden van excuses,…), voor zover de gedetineerde de gestelde

voorwaarden aanvaardt en deze niet de aard van een sanctie hebben.

de aanvaarding door de gedetineerde van de aan het uitstel verbonden bijzondere

voorwaarden, wordt genoteerd in het verslag van de hoorzitting;

de duur van het uitstel dient te worden bepaald en mag niet meer dan drie maanden

bedragen;

de directeur kan bepalen dat de met uitstel uitgesproken sanctie (geheel of

gedeeltelijk) uitvoerbaar wordt in geval van een nieuwe tuchtrechtelijke inbreuk,

ongeacht de ernst ervan, en in geval van niet-naleving van de bijzondere voorwaarden

die verbonden zijn aan het uitstel.

(CB nr. 124 van 6 september 2013 betreffende het tuchtregime van gedetineerden, V. De

tuchtprocedure. Punt 5)

Bij de vaststelling van de niet-nakoming van de voorwaarden verbonden aan een tuchtsanctie

met uitstel, moet er geen nieuwe hoorzitting gehouden worden vooraleer deze tuchtsanctie in

uitvoering kan worden gebracht. Er dient over gewaakt te worden de eventuele bijzondere

voorwaarden verbonden aan het uitstel heel duidelijk te formuleren, zodat er geen discussie kan

bestaan over de al dan niet schending ervan. Wanneer er mogelijks discussie zou bestaan over

de niet-naleving van de voorwaarde, is het aangewezen de gedetineerde hierover kort te horen.

(Syntheseverslag van 30 augustus 2011 betreffende vragen en antwoorden met betrekking tot

CB nr. 107 van 16 juni 2011 en CB nr. 109 van 27 juni 2011, vraag 36)

Het is aangewezen reeds tijdens de zitting te anticiperen op een mogelijke beslissing met uitstel

en op dat moment aan de gedetineerde te vragen of hij akkoord zou gaan met de voorwaarden

aan dat uitstel verbonden. Dit akkoord wordt dan geacteerd in het verslag van de tuchtzitting. In

het andere geval dient de gedetineerde opnieuw gezien te worden om hem de voorwaarden van

het uitstel uit te leggen en zijn akkoord met de voorwaarden in te winnen. (Syntheseverslag van

Page 90: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 90 -

30 augustus 2011 betreffende vragen en antwoorden met betrekking tot CB nr. 107 van 16 juni

2011 en CB nr. 109 van 27 juni 2011, vraag 35)

Wanneer een tuchtsanctie met uitstel wordt uitgesproken, is daaraan de algemene voorwaarde

verbonden dat er binnen de proeftermijn geen nieuwe tuchtinbreuk wordt gepleegd. Wanneer er

binnen de proeftermijn opnieuw een tuchtinbreuk gepleegd wordt, moet de tuchtprocedure

worden doorlopen. Wanneer het feit als bewezen wordt beschouwd en er een tuchtsanctie wordt

opgelegd, moet in de nieuwe “beslissing tuchtsanctie” (d.w.z. op het nieuwe formulier

“beslissing tuchtsanctie”) melding gemaakt worden van het feit dat hierdoor ook de bij een

vorige beslissing met uitstel opgelegde sanctie ‘valt’. (Syntheseverslag van 19 maart 2012

betreffende vragen en antwoorden m.b.t. CB nr. 107 van 16 juni 2011, CB nr. 109 van, 27 juni

2011 en CB nr. 113 van 5 augustus 2011, vraag 53)

§ 5. De directeur kan een in uitvoering zijnde tuchtsanctie omzetten in een tuchtsanctie met uitstel en hij kan de in uitvoering zijnde sanctie voortijdig beëindigen wanneer hij van oordeel is dat het doel van de sanctie is bereikt vooraleer de uitvoeringstermijn verstreken is.

De directeur kan niet alleen de uitvoering van de sanctie vroegtijdig beëindigen. Hij kan

eveneens de strengheid van de sanctie verzachten (CB nr. 124 van 6 september 2013 betreffende

het tuchtregime van gedetineerden, V. De tuchtprocedure. Punt 5)

HOOFDSTUK V. - De tuchtprocedure Art. 144. § 1. Wanneer een lid van het personeel een feit vaststelt waarvan het vermoedt dat het een tuchtrechtelijke inbreuk uitmaakt of wanneer een dergelijke inbreuk hem ter kennis wordt gebracht, stelt hij een rapport op voor de directeur. Hij bezorgt dit rapport zo spoedig mogelijk aan de directeur die binnen zeven dagen na de ontvangst van dit rapport handelt overeenkomstig § 3.

Het melden van een tuchtrechtelijke inbreuk maakt deel uit van de taken van de penitentiaire

beambten, die bijdragen tot de handhaving van de orde en de veiligheid in de strafinrichtingen.

Het rapport aan de directeur moet ten laatste binnen twee dagen overgemaakt worden aan de

directeur.

(CB nr. 124 van 6 september 2013 betreffende het tuchtregime van gedetineerden, V. De

tuchtprocedure. Punt 1)

Het opstellen van het rapport brengt geen wijziging mee aan de levensvoorwaarden van de gedetineerde in de gevangenis, behoudens het bepaalde in artikel 145. Het rapport, dat ondertekend wordt door de opsteller, vermeldt de identiteit van de opsteller, de identiteit van de gedetineerde, de feiten die als tuchtrechtelijke inbreuk worden beschouwd, de plaats, het ogenblik en de concrete omstandigheden waarin de feiten plaatsvonden. De minister bepaalt het model voor dit rapport. De directeur laat zich alle nuttige informatie bezorgen voor de beoordeling van de zaak.

Page 91: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 91 -

(Bijlage 2 van CB nr. 124 van 6 september 2013 betreffende het tuchtregime van

gedetineerden)

Aangezien dit rapport het belangrijkste document is in de tuchtprocedure, dient het te

beantwoorden aan hoge kwaliteitseisen: nauwkeurigheid, juistheid, objectiviteit. Het is dus

nuttig om dit rapport voor te leggen aan een collega of een hiërarchisch meerdere om na te gaan

of aan deze voorwaarden voldaan is.

Bovenop de door de wet vereiste vermeldingen dient desgevallend de identiteit van de op het

ogenblik van de feiten aanwezige getuigen te worden genoteerd.

(CB nr. 124 van 6 september 2013 betreffende het tuchtregime van gedetineerden, V. De

tuchtprocedure. Punt 1)

§ 2. (…) § 3. Indien de directeur meent dat de feiten een tuchtrechtelijk gevolg vereisen, wordt de gedetineerde door afgifte van een formulier schriftelijk in kennis gesteld van de tenlastelegging, van het feit dat tegen hem een tuchtprocedure zal worden opgestart, dat hij zijn tuchtdossier kan raadplegen en dat hij gehoord zal worden op een door de directeur bepaalde dag en tijdstip. De gedetineerde die de schriftelijke tenlastelegging niet kan lezen, of die de taal ervan niet verstaat, wordt in de gelegenheid gesteld de inhoud en de omschrijving van de tenlastelegging te verstaan. De minister bepaalt het model van het in het eerste lid bedoelde formulier.

(Bijlage 3 van CB nr. 124 van 6 september 2013 betreffende het tuchtregime van

gedetineerden)

De gedetineerde tekent dit document. De eventuele weigering om te tekenen wordt vermeld. De

gedetineerde ontvangt het dubbel van het document.

Aan de gedetineerde wordt ook een kopie overhandigd van het rapport aan de directeur, van het

overzicht van reeds door hem opgelopen tuchtsancties en van elk element dat van aard is om de

te nemen beslissing te beïnvloeden (observatieverslagen betreffende zijn gedrag, …).

Voor de gedetineerde die de tenlastelegging niet kan lezen, of die een andere taal spreekt dan

deze waarin de tenlastelegging gesteld is, wordt de tenlastelegging voorgelezen of vertaald

zodat hij het voorwerp van de tuchtprocedure begrijpt.

De directeur heeft steeds de mogelijkheid om, alvorens een beslissing te nemen over het al dan

niet opstarten van een tuchtprocedure, een informeel onderhoud te hebben met de gedetineerde.

(CB nr. 124 van 6 september 2013 betreffende het tuchtregime van gedetineerden, V. De

tuchtprocedure. Punt 2.2)

§ 4. De gedetineerde heeft het recht zich tijdens de tuchtprocedure te laten bijstaan door een advocaat.

De gedetineerde die het voorwerp vormt van een tuchtprocedure moet in alle omstandigheden

een beroep kunnen doen op de bijstand van een advocaat.

Het personeel is gehouden om hem hiertoe de mogelijkheid te geven via het snelste

middel: telefoon, fax, …

Indien een gedetineerde de bijstand van een advocaat vraagt, wordt deze laatste

hiervan door de gevangenis verwittigd via de snelste en meest doeltreffende weg, en in

functie van de elementen die in het bezit zijn van de gevangenis. Een oproeping per

Page 92: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 92 -

mail of per fax dient in elk geval te gebeuren. Tijdens het weekend of buiten de

kantooruren, en uiteraard voor zover het GSM-nummer van de advocaat gekend is, is

het aangewezen om de advocaat op dit GSM-nummer te contacteren om hem/haar in

te lichten over de verzending van de oproepingsfax. Om de inspanningen die geleverd

werden om de bijstand van een advocaat te garanderen, te bewijzen, is het aanbevolen

om op de oproepingsfax melding te maken van de eventueel bijkomend gezette

stappen (telefonisch contact, boodschap op het antwoordapparaat, e-mail, …) en deze

aan het tuchtdossier toe te voegen.

De bijstand van een advocaat betekent dat deze zijn cliënt kan ontmoeten en met hem

het dossier kan bespreken, dat hem ter beschikking dient te worden gesteld. De termijn

die aan de advocaat gegeven wordt om naar de gevangenis te komen, evenals het uur

van de hoorzitting, dienen in alle redelijkheid te worden vastgesteld.

(CB nr. 124 van 6 september 2013 betreffende het tuchtregime van gedetineerden, VIII.

Tussenkomst van de advocaat in de procedure)

De principes van de tuchtprocedure zijn eveneens van toepassing op geïnterneerden, mits

volgend onderscheid: de geïnterneerde dient steeds te worden bijgestaan door een advocaat.

Indien de geïnterneerde geen advocaat kiest, meldt de directeur dit, met het oog op een

ambtshalve aanwijzing van een advocaat, aan de stafhouder van het gerechtelijk arrondissement

waar de gevangenis gelegen is.

(CB nr. 124 van 6 september 2013 betreffende het tuchtregime van gedetineerden, IX

Geïnterneerden)

§ 5. De directeur hoort de gedetineerde in zijn middelen van verdediging binnen zeven dagen na de overhandiging van het in paragraaf 3 bedoeld formulier.

Een verslag van deze hoorzitting, dat duidelijk datum én het tijdstip van het einde van de

hoorzitting vermeldt, wordt opgesteld door een daartoe door de directeur aangewezen

ambtenaar. (Bijlage 4 van CB nr. 124 van 6 september 2013 betreffende het tuchtregime van

gedetineerden en punt V. De tuchtprocedure. Punt 4)

Uitstel van de datum waarop de hoorzitting is voorzien, kan worden toegestaan wanneer de

directeur van mening is dat de ingeroepen reden ernstig is. Gelet op het belang van de bijstand

van een advocaat in het kader van de rechten van de verdediging, is het verkieslijk een kort

uitstel toe te kennen wanneer dit betekent dat de advocaat aanwezig kan zijn. In het verslag van

de hoorzitting dient dan te worden verwezen naar de concrete omstandigheden (bv. het verzoek

om uitstel van de advocaat) die tot dit uitstel aanleiding gaven.

Het is overigens ook altijd mogelijk om over te gaan tot een heronderzoek van het dossier en om

de hoorzitting over te doen, wanneer de specifieke omstandigheden van de zaak dit zouden

rechtvaardigen (ernst van de feiten, zwaarte van de sanctie, situatie van bijzondere spanning bij

de gedetineerde, enz.).

Als de directeur tijdens de hoorzitting beseft dat hij niet over voldoende gegevens beschikt om

een beslissing te nemen, kan hij de hoorzitting schorsen om kennis te nemen van bijkomende

gegevens. Deze nieuwe elementen moeten absoluut worden besproken met de gedetineerde

tijdens de nieuwe hoorzitting. Deze tweede zitting moet idealiter plaatsvinden binnen de termijn

van 7 dagen. Als de directeur deze termijn niet kan naleven, kan de termijn worden

overschreden op voorwaarde dat zulks gebeurt:

1) op vraag van de gedetineerde en/of zijn advocaat als hij aanwezig is ;

2) met het akkoord van de gedetineerde en/of zijn advocaat

Het is noodzakelijk over een schriftelijk bewijs te beschikken dat de gedetineerde en/of de

advocaat akkoord gaan met de overschrijding van de termijn.

Page 93: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 93 -

Zodra de directeur over alle elementen beschikt, kan hij binnen een redelijke termijn een nieuwe

hoorzitting plannen, waarna een beslissing zal worden genomen. Deze beslissing zal de dag na

de tweede hoorzitting aan de gedetineerde worden bezorgd.

Wanneer de gedetineerde wordt bijgestaan door zijn advocaat, vindt de hoorzitting plaats in de

door de directeur aangewezen ruimte (bv. advocatenzaal). De directeur neemt elke maatregel die

de veiligheid vereist.

(CB nr. 124 van 6 september 2013 betreffende het tuchtregime van gedetineerden, VIII.

Tussenkomst van de advocaat in de procedure en JustAsk 65)

Wanneer men te maken heeft met een manifeste onwilligheid van de gedetineerde om op de

hoorzitting te verschijnen, moeten de volgende stappen worden gevolgd:

1. De gedetineerde wordt uitgenodigd schriftelijk te bevestigen dat hij niet wenst

gehoord te worden. Dat gebeurt via het formulier dat als bijlage 7 van CB nr. 109 van

27 juni 2011 gaat. Als hij weigert een dergelijke verklaring te ondertekenen, wordt

daarvan melding gemaakt. Dit stuk wordt opgenomen in het tuchtdossier.

2. Het verhoor gebeurt op het daartoe geplande tijdstip. Het gegeven dat de gedetineerde

niet verschijnt en de reden daartoe (onder verwijzing naar de verklaring bedoeld onder

punt 1) worden opgenomen in het verslag van de hoorzitting.

3. De beslissing wordt genomen ‘bij verstek’.

4. Deze beslissing bij verstek wordt de gedetineerde meegedeeld op dezelfde wijze als

enige andere tuchtrechtelijke beslissing.

In het geval van een geïnterneerde wordt dezelfde procedure gevolgd, met dat verschil dat de

advocaat de tuchtprocedure moet bijwonen, zelfs als de geïnterneerde er niet is. Als de

geïnterneerde weigert te worden gehoord en zijn advocaat niet verschijnt tijdens de

tuchtprocedure, kan de directeur de tuchtprocedure evenwel voortzetten. In dat geval moet de

directeur de debatten heropenen als de advocaat daarna verschijnt.

(CB nr. 124 van 6 september 2013 betreffende het tuchtregime van gedetineerden, XI. Punt 4 en

bijlage 7 en JustAsk 44)

Indien de gedetineerde het voorwerp uitmaakt van een in artikel 145 bedoelde voorlopige maatregel, wordt hij gehoord binnen tweeënzeventig uur nadat deze in werking is getreden.

Het uitzonderlijke karakter van de voorlopige maatregel rechtvaardigt een verkorting van de van

toepassing zijnde termijnen:

De beslissing tot het al dan niet opstarten van de tuchtprocedure dient genomen te

worden binnen 24 uur volgend op het nemen van de voorlopige maatregel.

De gedetineerde dient gehoord te worden binnen 72 uur volgend op het nemen van

de voorlopige maatregel.

(CB nr. 124 van 6 september 2013 betreffende het tuchtregime van gedetineerden, VI. De

voorlopige maatregel. Punt 2 & 5

De geïnterneerde, bijgestaan door een advocaat, dient gehoord te worden binnen 72 uur

volgend op het nemen van de voorlopige maatregel. Indien de geïnterneerde geen advocaat

gekozen heeft, meldt de directeur dit, met het oog op een ambtshalve aanwijzing van een

advocaat, aan de stafhouder van het gerechtelijk arrondissement waar de gevangenis gelegen is.

Wanneer de advocaat niet komt opdagen, kan op volgende wijze gehandeld worden:

ofwel stelt de directeur het verhoor uit naar een later moment, zo kort mogelijk na de

vereiste 72 uur, met inschrijving van de redenen van deze beslissing; desgevallend

Page 94: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 94 -

neemt hij een gemotiveerde ordemaatregel waarbij de geïnterneerde in de

veiligheidscel gehandhaafd wordt.

ofwel hoort hij de geïnterneerde buiten de aanwezigheid van een advocaat, met

motivering van deze keuze.

In elk geval dient de mogelijkheid te bestaan de debatten te heropenen, met aanwezigheid van

een advocaat; het is aan de directeur om te beoordelen of dit dient te gebeuren. (JustAsk 4)

De gedetineerde dient gehoord te worden binnen 72 uur volgend op het nemen van de

voorlopige maatregel. Deze verkorting van de termijn is ter bescherming van de gedetineerde:

wanneer hij het voorwerp uitmaakt van een beperking van zijn regime, dient op zeer korte

termijn een beslissing genomen te worden omtrent de feiten die hem ten laste worden gelegd.

Indien de voorlopige maatregel voortijdig opgeheven wordt, bevindt de gedetineerde zich in het

normaal regime, zodat de reden voor de verkorting van de termijn niet langer aanwezig is. De

gedetineerde dient in dat geval gehoord te worden binnen 7 dagen vanaf de ontvangst van het

rapport aan de directeur. (JustAsk 6)

De directeur stelt de gedetineerde, in een taal die hij kan verstaan, desgevallend met behulp van derden, in kennis van de hem ten laste gelegde feiten.

Gehoord worden in een taal die men begrijpt, maakt een essentieel element van het respect voor

de rechten van verdediging uit. M.b.t. de aanwezigheid van een tolk tijdens de tuchtprocedure

geldt de hierna beschreven werkwijze.

Er kunnen zich drie situaties voordoen:

Het is de directie die het noodzakelijk acht dat een tolk aanwezig is om de

gedetineerde te

kunnen begrijpen en zich te laten begrijpen, en alle andere, beschikbare middelen

(beroep op een personeelslid dat de taal spreekt, op een andere gedetineerde,…)

ontbreken: de directie dient de stappen te ondernemen om de aanwezigheid van een

tolk te verzekeren.

Er dient te worden opgemerkt dat het Bureau voor juridische bijstand niet bevoegd is

om een tolk aan te wijzen. Het is dus niet nuttig om de aanvraag tot hen te richten.

Indien de gedetineerde in afwachting van de tuchtrechtelijke hoorzitting onder

voorlopige maatregel werd geplaatst, en wanneer de aanwezigheid van een tolk niet

binnen de voor de hoorzitting voorziene termijn kan worden verzekerd, primeren de

eisen inzake de rechten van verdediging op de naleving van de termijnen waarbinnen

een beslissing genomen moet worden. Bijgevolg kan een uitstel worden toegestaan,

zonder evenwel de redelijke termijn te overschrijden (Dit dient in functie van de

concrete situatie te worden beoordeeld, en met name in verhouding tot de sanctie die

kan worden opgelegd. Bv. in geval betrokkene sinds 3/4 dagen in een beveiligde cel is

ondergebracht, en wanneer de feiten een sanctie van 9 dagen strafcel tot gevolg

kunnen hebben, kan de overschrijding van de termijn niet meer dan 7/8 dagen in het

totaal bedragen).

Het is de gedetineerde die de aanwezigheid van een tolk wenst (maar de directie is van

mening de gedetineerde te kunnen begrijpen en zich te laten begrijpen); het is in dit

geval aan de gedetineerde om de nodige stappen te ondernemen. De administratie

dient het de gedetineerde wel mogelijk te maken om deze stappen te ondernemen,

bijvoorbeeld door een telefoongesprek toe te staan, en gedurende een redelijke termijn

te wachten met de hoorzitting. Een lid van zijn consulaat of ambassade kan hem

hierbij bijstand bieden.

Page 95: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 95 -

Het is ten slotte de advocaat die van oordeel is dat hij zijn cliënt onvoldoende begrijpt.

De administratie dient hem een redelijke termijn toe te kennen om op een tolk beroep

te doen vooraleer de hoorzitting te organiseren.

In deze laatste twee gevallen kan de directeur, indien de termijnen voor het verkrijgen van een

tolk te lang blijken te zijn, oordelen dat het verzoek tot aanwezigheid van een tolk ongegrond is

(bijvoorbeeld omdat de directie weet dat de gedetineerde de taal van de gevangenis goed

begrijpt, of omdat hij deze bijstand tijdens voorgaande procedures nooit heeft gevraagd,…). De

procedure kan dan ook worden voortgezet zonder te wachten; in dat geval is het van belang om

in het verslag van de hoorzitting de redenen van deze beslissing weer te geven. (JustAsk 51)

Indien de directeur van mening is dat een gedetineerde-tolk nuttig kan zijn voor het goed

verloop van de tuchtrechtelijke hoorzitting, kan hij de aanwezigheid van deze gedetineerde

toestaan. Uiteraard mag dit nooit de orde en de veiligheid binnen de inrichting op welke manier

dan ook in gevaar brengen. (JustAsk 22)

De gedetineerde brengt zijn verweermiddelen mondeling en, zo hij dit wenst schriftelijk, ter kennis van de directeur. De directeur kan de opsteller van het tuchtrapport en één of meerdere getuigen horen in aanwezigheid van de gedetineerde.

De directeur kan een beambte oproepen om verslag uit te brengen wanneer hij van oordeel is

dat de getuigenis van de beambte vereist is. De persoonlijke gegevens van de penitentiaire

beambten (adres van de privéwoning,…) zullen nooit worden vermeld in het kader van een

tuchtprocedure. (JustAsk 43)

§ 6. De directeur neemt een beslissing binnen vierentwintig uur nadat de gedetineerde werd gehoord. De gedetineerde kan alleen schuldig worden verklaard aan de hem ten laste gelegde tuchtrechtelijke inbreuk wanneer de directeur, op grond van al het bewijsmateriaal waarover hij beschikt, de ten laste gelegde feiten bewezen acht en de daarvoor ter verantwoording geroepen gedetineerde daaraan, schuldig acht. (…)

Er kan een tuchtsanctie worden opgelegd indien de feiten die ter kennis komen van de directie

een geheel van verdenkingen vormen die toelaten de realiteit van de feiten en de

toerekenbaarheid ervan aan de gedetineerde vast te stellen. Het feit dat de gedetineerde een

substantie, die op drugs lijkt, verbergt, het feit dat er eerder bij hem reeds drugs gevonden

werden, zijn elementen die kunnen bijdragen tot het geheel van verdenkingen. Indien de directie

er redelijkerwijs zeker van is dat de gevonden substantie drugs betreffen, kan zij na ontvangst

van het rapport aan de directeur een tuchtprocedure opstarten en een tuchtsanctie opleggen.

Volgens rechtspraak van de Raad van State hebben penitentiaire beambten inzake drugs een

ervaring opgebouwd, zowel wat het herkennen van de substantie als wat de personen die ze

gebruiken betreft. Op deze ervaring kan de directeur zich baseren om, met de spoed die van hem

wordt vereist, de goede gang van zaken in de inrichting te verzekeren. Ook zonder over

onomstotelijk bewijs te beschikken, kan de gevangenisdirecteur dus redelijkerwijs op de

vaststellingen van zijn beambten (op het vlak van herkenning van drugs en druggebruik)

steunen om een tuchtsanctie op te leggen. (JustAsk 33)

Page 96: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 96 -

De beslissing dient in feite en in rechte te worden gemotiveerd en de ten laste gelegde feiten en

de door de gedetineerde (of in voorkomend geval zijn advocaat) ingeroepen argumenten te

bevatten.

De motivering moet duidelijk weergegeven welke feiten de directie in aanmerking heeft

genomen, waarom die feiten (wanneer dit niet duidelijk is) een tuchtrechtelijk inbreuk uitmaken

en ernstig zijn in een penitentiaire context en waarom zij de opgelegde straf verantwoorden.

De beslissing dient niet alleen de datum waarop deze genomen werd te vermelden, maar ook het

tijdstip.

(CB nr. 124 van 6 september 2013 betreffende het tuchtregime van gedetineerden, V. De

tuchtprocedure. Punt 5)

§ 7. De gedetineerde wordt binnen vierentwintig uur mondeling, in een taal die hij kan verstaan, en schriftelijk in kennis gesteld van de beslissing en van de beweegredenen waarop zij steunt, in het bijzonder de motieven die de keuze en de maat van de sanctie hebben bepaald.

(Bijlage 5 van CB nr. 124 van 6 september 2013 betreffende het tuchtregime van gedetineerden)

De schriftelijke kennisgeving kan gebeuren door een door de directeur aangewezen

personeelslid indien:

de beslissing reeds op de tuchtzitting wordt genomen. De mondelinge kennisgeving

gebeurt in dat geval door de directeur, die er ook de eventueel vereiste toelichting kan

bij geven.

de beslissing pas na de tuchtzitting wordt genomen. In dat geval is het aangewezen dat

de directeur de beslissing mondeling meedeelt aan de gedetineerde. De schriftelijke

kennisgeving zal in die hypothese idealiter samen met de mondelinge kennisgeving

gebeuren, maar kan, uiteraard binnen de voorgeschreven termijn, eventueel ook later

door een door de directeur aangewezen personeelslid gebeuren.

(Syntheseverslag van 30 augustus 2011 betreffende vragen en antwoorden met betrekking tot

CB nr. 107 van 16 juni 2011 en CB nr. 109 van 27 juni 2011, vraag 37)

Een kopie van de beslissing wordt overhandigd aan de gedetineerde die tekent voor ontvangst.

Er wordt melding gemaakt van de eventuele weigering om te tekenen. Op dat ogenlik wordt

hem eveneens een kopie van het verslag van de hoorzitting overhandigd.

(CB nr. 109 van 27 juni 2011 betreffende het tuchtregime van gedetineerden, V. De

tuchtprocedure. Punt 5)

De gedetineerde en zijn advocaat kunnen altijd een kopie van de tuchtbeslissing vragen en

verkrijgen.

Hiervoor moeten ze een "Aanvraagformulier passieve openbaarheid van bestuur" invullen.

Documenten van het tuchtdossier behoren tot de reeks van documenten die bij een aanvraag

onmiddellijk gegeven moeten worden door de strafinrichting (punt 2 collectieve brief nr. 89).

Aangezien de gedetineerde steeds een kopie van de tuchtbeslissing ontvangt bij afloop van de

tuchtprocedure, kan de gevangenisdirecteur een vergoeding vragen indien de gedetineerde of

zijn raadsman een nieuwe kopie wil. (JustAsk 34)

Zowel bij de mondelinge als bij de in het eerste lid bedoelde schriftelijke mededeling wordt de gedetineerde in kennis gesteld van de mogelijkheid om een klacht in te dienen. § 8. De beslissing is uitvoerbaar zodra zij mondeling ter kennis van de gedetineerde is gebracht en dit onverminderd de mogelijkheid van beklag.

Page 97: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 97 -

Art. 145. § 1. In geval van ernstige en opzettelijke aantasting van de interne veiligheid of indien door het aanzetten of voeren van collectieve acties de veiligheid in de gevangenis ernstig in gevaar wordt gebracht kan de directeur, in afwachting van de tuchtprocedure, voorlopige maatregelen nemen en daartoe tot op het ogenblik waarop de beslissing tot tuchtsanctie mondeling aan de gedetineerde is meegedeeld de in artikel 112, § 1, 4° en 5° bedoelde bijzondere veiligheidsmaatregelen opleggen.

Overeenkomstig § 1, eerste lid kan aan de gedetineerde verplicht verblijf in de toegewezen

verblijfsruimte of plaatsing op een beveiligde cel als voorlopige maatregel worden opgelegd.

Tijdens deze maatregel kan de gedetineerde beroofd worden van gemeenschappelijke

activiteiten, van bezoek in de gemeenschappelijke spreekkamer en van de telefoon, met

uitzondering van het contact met zijn advocaat. Hij behoudt niettemin het recht op het hebben

van lectuur, één uur individuele wandeling per dag, briefwisseling, bezoek in een lokaal dat

voorzien is van een transparante wand, individuele beleving van zijn godsdienst of

levensbeschouwing en behoorlijke kledij, maaltijden en hygiënische verzorging.

Ook de voorlopige maatregelen die kunnen worden genomen in geval van gevaar voor de orde

of de veiligheid zijn mogelijk in deze omstandigheden. Dat zijn:

het ontnemen of onthouden van bepaalde voorwerpen

de uitsluiting van deelname aan bepaalde individuele of gemeenschappelijke activiteiten

de observatie overdag en ‘s nachts.

(Bijlage 6 van CB nr. 124 van 6 september 2013 betreffende het tuchtregime van gedetineerden

en punt VI. De voorlopige maatregel. Punt 1.1)

De rechten die de gedetineerde behoudt tijdens een onderbrenging in de beveiligde cel of een

verplicht verblijf in de toegewezen verblijfsruimte (lectuur, één uur individuele wandeling per

dag, briefwisseling, bezoek in een lokaal dat voorzien is van een transparante wand, individuele

beleving van zijn godsdienst of levensbeschouwing, behoorlijke kledij, behoorlijke maaltijden

en behoorlijke hygiënische verzorging), moeten, a fortiori, tevens worden gegarandeerd in

geval van een voorlopige maatregel die wordt opgelegd wegens gevaar voor de orde of de

veiligheid.

In geval van gevaar voor de orde of de veiligheid kan de directeur, in afwachting van de tuchtprocedure, voorlopige maatregelen nemen en daartoe tot op het ogenblik waarop de beslissing tot tuchtsanctie mondeling aan de gedetineerde is meegedeeld de in artikel 112, § 1, 1°, 2° en 3°, bedoelde bijzondere veiligheidsmaatregelen opleggen.

Overeenkomstig § 1, tweede lid kan de directeur, in afwachting van de tuchtprocedure,

volgende voorlopige maatregelen nemen:

het ontnemen of onthouden van voorwerpen;

de uitsluiting van deelname aan bepaalde gemeenschappelijke of individuele

activiteiten in relatie met het gestelde gedrag (bv. wandeling, bezoek, werk, …);

de observatie overdag en tijdens de nacht.

(Bijlage 6 van CB nr. 124 van 6 september 2013 betreffende het tuchtregime van

gedetineerden, en punt VI. De voorlopige maatregel. Punt 1.2)

De rechten die de gedetineerde behoudt tijdens een onderbrenging in de beveiligde cel of

een verplicht verblijf in de toegewezen verblijfsruimte (lectuur, één uur individuele

Page 98: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 98 -

wandeling per dag, briefwisseling, bezoek in een lokaal dat voorzien is van een

transparante wand, individuele beleving van zijn godsdienst of levensbeschouwing,

behoorlijke kledij, behoorlijke maaltijden en behoorlijke hygiënische verzorging),

moeten, a fortiori, tevens worden gegarandeerd in geval van een voorlopige maatregel

die wordt opgelegd wegens gevaar voor de orde of de veiligheid

Indien de voorlopige maatregel voortijdig opgeheven wordt, bevindt de gedetineerde

zich in het normaal regime, zodat de reden voor de verkorting van de termijn niet langer

aanwezig is. De gedetineerde dient in dat geval gehoord te worden binnen 7 dagen na de

mededeling aan de gedetineerde dat een tuchtprocedure wordt opgestart. (JustAsk 6)

Uitsluitend de directeur kan beslissen een voorlopige maatregel te nemen.

Wanneer de situatie van gevaar echter geen enkel uitstel duldt, kunnen ook andere

personeelsleden van de gevangenis deze beslissing nemen, mits onmiddellijke

kennisgeving ervan aan de directeur, die dan een beslissing neemt.

Indien de directeur die besloten heeft tot het opleggen van een voorlopige maatregel niet

in de inrichting aanwezig is, vult het personeelslid dat contact heeft gehad met de

directeur in zijn naam het betreffende formulier in en tekent in zijn naam, met

toevoeging van de vermelding “voor de directeur (naam van de directeur), afwezig met

de handtekening” en de vermelding van zijn identiteit en hoedanigheid.

(CB nr. 124 van 6 september 2013 betreffende het tuchtregime van gedetineerden, VI.

De voorlopige maatregel. Punt 2)

§ 2. De voorlopige maatregelen mogen niet worden genomen met het oog op onmiddellijke bestraffing. § 3. Indien de in afwachting van de tuchtprocedure genomen bijzondere veiligheidsmaatregel wordt omgevormd in een vergelijkbare sanctie, wordt de duur van de voorlopige maatregel in mindering gebracht van deze tuchtsanctie.

De voorlopige maatregel neemt een einde op het ogenblik waarop de genomen sanctie

mondeling wordt meegedeeld aan de gedetineerde (CB nr. 124 van 6 september 2013

betreffende het tuchtregime van gedetineerden, V. De tuchtprocedure, punt 5).

Indien er tijdens de sanctie afzondering in de toegewezen verblijfsruime naar aanleiding van een

nieuwe tuchtinbreuk een voorlopige maatregel wordt opgelegd (plaatsing in de beveiligde cel),

moet de lopende sanctie als geschorst worden beschouwd. De voorlopige maatregel moet in

rekening worden gebracht worden bij een eventuele nieuwe, vergelijkbare tuchtsanctie (zoals de

strafcel). De afzondering in de toegewezen verblijfsruimte wordt dan verder uitgevoerd na de

eventueel opgelegde strafcel. Wanneer er na de voorlopige maatregel geen sanctie zou worden

opgelegd, getuigt het van goed bestuur om de dagen ondergane voorlopige maatregel in

mindering te brengen van de nog te ondergane afzondering in de toegewezen verblijfsruimte.

(Syntheseverslag van 19 maart 2012 betreffende vragen en antwoorden m.b.t. CB nr. 107 van

16 juni 2011, CB nr. 109 van, 27 juni 2011 en CB nr. 113 van 5 augustus 2011, vraag 57)

Indien een gedetineerde in afwachting van een tuchtprocedure als voorlopige maatregel een

paar dagen verplicht verblijf in de toegewezen verblijfsruimte ondergaat, wordt de duur van

deze voorlopige maatregel in mindering gebracht van de nadien opgelegde sanctie van

opsluiting in een strafcel. Het verplicht verblijf in de toegewezen verblijfsruimte en de

onderbrenging in een beveiligde cel enerzijds, en de afzondering in de toegewezen

verblijfsruimte en opsluiting in een strafcel anderzijds, zijn maatregelen resp. sancties

Page 99: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 99 -

vergelijkbaar met elkaar. (Syntheseverslag van 19 maart 2012 betreffende vragen en

antwoorden m.b.t. CB nr. 107 van 16 juni 2011, CB nr. 109 van, 27 juni 2011 en CB nr. 113

van 5 augustus 2011, vraag 58)

Art. 146. De tuchtrechtelijke sancties worden ingeschreven in een bijzonder daartoe bestemd register. De Koning bepaalt de vorm van dat register en de verplicht op te nemen vermeldingen.

Elke gevangenis houdt een register bij waarin alle tuchtsancties van alle gedetineerden vermeld

worden. Dit register omvat volgende rubrieken:

Nr. Volgorde Naam en

voornaam

van

gedetineerden

Datum

inbreuk

Tuchtrechtelijke

inbreuk

Datum

sanctie

Sanctie

Voor elke gedetineerde wordt een afzonderlijk register bijgehouden, waarin de hem opgelegde

tuchtrechtelijke sancties in chronologische volgorde worden ingeschreven. Dit register bevat de

volgende gegevens:

datum van de tuchtrechtelijke inbreuk;

tuchtrechtelijke inbreuk;

datum van de sanctie;

tuchtrechtelijke sanctie;

gevangenis waar de sanctie werd opgelegd.

Dit register dient deel uit te maken van het dossier van de gedetineerde en volgt hem gedurende

zijn detentieperiode.

(CB nr. 124 van 6 september 2013 betreffende het tuchtregime van gedetineerden, VII. Het

tuchtregister)

TITEL VIII. - Afhandeling van klachten en van bezwaar tegen

plaatsing of overplaatsing

HOOFDSTUK I. – Klachten Art. 147. Onverminderd de mogelijkheden die hem geboden worden in het kader van de briefwisseling, het bezoek en het toezicht op de gevangenissen, dient de gedetineerde in de gelegenheid gesteld te worden zich te wenden tot de directeur met (…) klachten, in aangelegenheden die hem zelf betreffen. (…) Art. 148. Onverminderd de mogelijkheid voor een gedetineerde om zich te richten tot de directie en de Commissie van toezicht, kan een gedetineerde bij de Klachtencommissie beklag doen over elke beslissing die door of namens de directeur ten aanzien van hem genomen werd.

Page 100: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 100 -

Met een in het eerste lid bedoelde beslissing wordt gelijkgesteld het verzuim of de weigering een beslissing te nemen binnen een wettelijke termijn, of bij het ontbreken ervan, binnen een redelijke termijn. Art. 149. De gedetineerde die een klacht wenst in te dienen, wordt daartoe onverwijld in de gelegenheid gesteld. Voorzover dit nog niet was geschied, wordt hem uiterlijk vierentwintig uur nadat hij daartoe het verzoek gedaan heeft, schriftelijke mededeling gedaan van de beslissing waarover hij een klacht wenst in te dienen en van de redenen waarop die beslissing steunt. Art. 150. § 1. Beklag wordt gedaan door indiening van een klacht bij de Klachtencommissie bij de gevangenis waar de beslissing is genomen waarover de gedetineerde zich beklaagt. § 2. In de klacht worden zo nauwkeurig mogelijk de beslissing waarover geklaagd wordt en de redenen van de klacht vermeld. § 3. De taal waarin de klacht moet worden opgesteld en behandeld, wordt bepaald door de bij het koninklijk besluit van 18 juli 1966 gecoördineerde wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken. § 4. Aan een gedetineerde die ongeletterd is of de taal van de op hem toepasselijke procedure niet kent, wordt (…) bijstand verleend bij het opstellen van de klacht en bij de verdere afhandeling van de procedure. § 5. De klacht wordt ingediend uiterlijk de zevende dag na die waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen. Een na afloop van deze termijn ingediende klacht is niettemin ontvankelijk indien blijkt, rekening houdend met alle omstandigheden, dat de gedetineerde de klacht zo spoedig heeft ingediend als redelijkerwijs van hem verlangd kon worden. Art. 151. § 1. Behalve in de gevallen bedoeld in § 2, wordt de klacht behandeld door de voltallige Klachtencommissie. § 2. De voorzitter van de Klachtencommissie of een door hem aangewezen lid van de Klachtencommissie kan, indien hij de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond acht, of wanneer hij de zaak als hoogdringend beoordeelt, de zaak als alleensprekend klachtenrechter afdoen. In dit geval zijn de artikelen 152 en volgende van overeenkomstige toepassing. § 3. De alleensprekende klachtenrechter kan de behandeling te allen tijde naar de voltallige Klachtencommissie verwijzen. § 4. Behoudens onverenigbaarheid met een bindende bepaling van een in België geldend verdrag, geschiedt de behandeling van de klacht niet in het openbaar. Art. 152. § 1. Na ontvangst van de klacht wordt een afschrift ervan aan de directeur overgezonden. § 2. Indien de directeur van oordeel is dat de klacht kennelijk onontvankelijk of kennelijk ongegrond is, of dat poging tot bemiddeling door de maandcommissaris, bedoeld in artikel 153, wenselijk is, brengt hij dit binnen achtenveertig uur na ontvangst van de klacht, schriftelijk, met mededeling van zijn motieven, ter kennis van de alleensprekende klachtenrechter of van de Klachtencommissie.

Page 101: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 101 -

In de andere gevallen deelt hij, binnen achtenveertig uur na ontvangst van de klacht, schriftelijk de informatie en opmerkingen mee die hij nuttig acht voor de beoordeling van de gegrondheid van de klacht. De inhoud van deze informatie en opmerkingen wordt onmiddellijk schriftelijk ter kennis gebracht van de klager. Art. 153. § 1. Alvorens de klacht verder te behandelen, kan de Klachtencommissie of de alleenzetelend klachtenrechter, behoudens verzet van de directeur, de klacht overzenden aan de maandcommissaris, teneinde het deze mogelijk te maken om een bemiddeling voor te stellen en te organiseren tussen de directeur en de gedetineerde en, in zoverre het vergelijk daartoe aanleiding geeft, aan de gedetineerde de mogelijkheid te geven om afstand te doen van zijn klacht. § 2. Mits hij daartoe door de gedetineerde formeel gemandateerd wordt, stelt de maandcommissaris de alleenzetelende klachtenrechter dan wel de klachtencommissie op de hoogte van het bereikte vergelijk en van, in voorkomend geval, de klachtafstand van de gedetineerde. § 3. Klachtafstand maakt een einde aan de beklagprocedure. Art. 154. § 1. De Klachtencommissie stelt de klager en de directeur in de gelegenheid desgewenst mondelinge opmerkingen te maken met betrekking tot de klacht, tenzij ze het beklag als kennelijk onontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond beoordeelt, zonder dat nader onderzoek vereist is. § 2. De Klachtencommissie kan de directeur en de klager buiten elkaars aanwezigheid horen. In dat geval worden zij in de gelegenheid gesteld vooraf de vragen op te geven die zij gesteld wensen te zien en wordt de zakelijke inhoud van de aldus afgelegde verklaring door de voorzitter van de klachtencommissie aan de klager en aan de directeur mondeling medegedeeld. § 3. De Klachtencommissie kan, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van de directeur of van de klager, bij derden mondelinge of schriftelijke inlichtingen inwinnen. Indien mondelinge inlichtingen worden ingewonnen kunnen, de directeur en de klager vooraf de vragen opgeven die zij bij hun afwezigheid gesteld wensen te zien en wordt de zakelijke inhoud van de aldus afgelegde verklaring door de voorzitter van de Klachtencommissie aan de klager en aan de directeur mondeling medegedeeld. § 4. Indien de gedetineerde zich niet langer bevindt in de gevangenis waar de beslissing waartegen beklag wordt gedaan genomen is, kan de Klachtencommissie bepalen :

1° dat de directeur en de klager uitsluitend in de gelegenheid worden gesteld de klacht schriftelijk toe te lichten of van commentaar te voorzien;

2° dat de mondelinge opmerkingen ten overstaan van een lid van de Klachtencommissie kunnen worden gemaakt;

3° dat, indien bij een andere persoon mondelinge inlichtingen worden ingewonnen, de directeur en de klager uitsluitend in de gelegenheid worden gesteld aan die persoon schriftelijke vragen te stellen.

Art. 155. § 1. De klager heeft het recht zich door een advocaat te laten bijstaan of door een door hem gekozen vertrouwenspersoon die daartoe door de Klachtencommissie wordt aanvaard.

Page 102: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 102 -

§ 2. Zowel de directeur als de klager hebben het recht de stukken van het geding in te zien (…). Art. 156. In afwachting van de uitspraak over de klacht kan de voorzitter van de Klachtencommissie (…), na de directeur te hebben gehoord, de tenuitvoerlegging van de beslissing waarop de klacht betrekking heeft geheel of gedeeltelijk schorsen. Hij doet hiervan onverwijld mededeling aan de directeur en de klager. Art. 157. § 1. Er wordt zo spoedig mogelijk, en uiterlijk veertien dagen na het indienen van de klacht of van het falen van de bemiddeling bedoeld in artikel 153, uitspraak gedaan over de klacht. De uitspraak is met redenen omkleed en vermeldt de mogelijkheid van beroep bij de Beroepscommissie van de Centrale Raad, de wijze waarop en de termijn waarbinnen dit beroep moet worden ingesteld. § 2. Aan de klager en de directeur wordt onverwijld en kosteloos een afschrift van de uitspraak van de Klachtencommissie overgezonden. § 3. De secretaris van de Klachtencommissie zendt van alle uitspraken van de Klachtencommissie een afschrift naar de minister. (…) Art. 158. § 1. De Klachtencommissie kan beslissen de klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk, ongegrond of gegrond te verklaren. § 2. De klacht wordt gegrond verklaard wanneer de Klachtencommissie van oordeel is dat de beslissing waarover geklaagd is :

1° in strijd is met een in de gevangenis geldend wettelijk voorschrift of met een bindende bepaling van een in België geldend verdrag; of

2° bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, onredelijk of onbillijk moet worden geacht.

§ 3. Voorzover de klacht gegrond wordt verklaard, vernietigt de Klachtencommissie de beslissing, en kan ze:

1° de directeur opdragen, binnen een door haar bepaalde termijn, een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak;

2° bepalen dat haar uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde beslissing;

3° zich beperken tot een gehele of gedeeltelijke vernietiging van de beslissing.

§ 4. Bij vernietiging van de beslissing worden de gevolgen van de vernietigde beslissing, voor zover mogelijk, door de directeur ongedaan gemaakt, dan wel in overeenstemming gebracht met de uitspraak van de Klachtencommissie. Voorzover de gevolgen van de vernietigde beslissing niet meer ongedaan kunnen gemaakt worden, bepaalt de Klachtencommissie, na de directeur te hebben gehoord, of aan de klager enige tegenmoetkoming, met uitsluiting van elke financiële vergoeding, moet worden toegekend.

Page 103: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 103 -

§ 5. De beslissing van de Klachtencommissie is uitvoerbaar ongeacht de mogelijkheid van beroep, behoudens tegenstrijdige beslissing van de voorzitter van de Beroepscommissie overeenkomstig artikel 160. In geval van hoger beroep blijft niettemin de beslissing van de Klachtencommissie om een compensatie toe te kennen, zoals bepaald in § 4, tweede lid, opgeschort.

HOOFDSTUK II. – Hoger beroep tegen de uitspraak van de Klachtencommissie Art. 159. § 1. Tegen de uitspraak van de Klachtencommissie kunnen het inrichtingshoofd, of bij diens afwezigheid de persoon die hem vervangt, en de klager hoger beroep instellen bij de Beroepscommissie van de Centrale Raad. § 2. Om hoger beroep in te stellen, wordt, uiterlijk op de zevende dag na de ontvangst van het in artikel 157, § 2, bedoelde afschrift van de uitspraak, aan de Beroepscommissie een met redenen omkleed beroepschrift toegezonden. § 3. Artikel 150, §§ 2 tot 5, is van overeenkomstige toepassing. Art. 160. In afwachting van de uitspraak van de Beroepscommissie kan de voorzitter, op verzoek van diegene die het beroep heeft ingesteld, en na de andere betrokkene in de procedure te hebben gehoord, de tenuitvoerlegging van de uitspraak van de Klachtencommissie geheel of gedeeltelijk schorsen. Hij doet hiervan onverwijld mededeling aan het inrichtingshoofd en de klager. Art. 161. § 1. Indien het beroep wordt ingesteld door de klager, wordt onmiddellijk na ontvangst van het beroepschrift een afschrift ervan overgezonden aan het inrichtingshoofd. Deze deelt uiterlijk binnen achtenveertig uur na ontvangst van het beroepschrift, schriftelijk de voor de beoordeling van de gegrondheid van het beroepschrift naar zijn oordeel nuttige informatie en opmerkingen mee, die door de Beroepscommissie onverwijld ter kennis gebracht worden van de klager. Indien het beroep wordt ingesteld door het inrichtingshoofd, of in geval van diens afwezigheid de persoon die hem vervangt, wordt onmiddellijk na ontvangst van het beroepschrift een afschrift ervan overgezonden aan de klager. § 2. De artikelen 154 en 155 zijn van overeenkomstige toepassing op de behandeling van het beroepschrift, met dien verstande (…):

1° dat het inrichtingshoofd, of in geval van diens afwezigheid de persoon die hem vervangt, en de klager uitsluitend in de gelegenheid worden gesteld het beroepschrift schriftelijk toe te lichten of van commentaar te voorzien;

2° dat de mondelinge opmerkingen ten overstaan van een lid van de Beroepscommissie in de gevangenis kunnen worden gemaakt;

3° of dat, indien bij een andere persoon mondelinge inlichtingen worden ingewonnen, het

inrichtingshoofd, of in geval van diens afwezigheid de persoon die hem vervangt, en de

Page 104: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 104 -

klager uitsluitend in de gelegenheid worden gesteld aan die persoon schriftelijke vragen te stellen.

Art. 162. § 1. De Beroepscommissie doet zo spoedig mogelijk uitspraak over het beroepschrift en uiterlijk veertien dagen na het instellen van het hoger beroep. § 2. (…) § 3. De artikelen 156, 157, § 2 en 3 en 158, § 1 tot 4 zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de uitspraken van de Beroepscommissie onmiddellijk uitvoerbaar zijn.

HOOFDSTUK III. - Bezwaar tegen de plaatsing of overplaatsing en beroep tegen de beslissing over het bezwaarschrift

Art. 163. § 1. Tegen de beslissing tot plaatsing of overplaatsing als bedoeld in de artikelen 17 en 18 kan door de gedetineerde bezwaar worden ingediend bij de directeur-generaal van de penitentiaire administratie. § 2. De indiening van het bezwaar schorst de beslissing tot plaatsing of overplaatsing niet. § 3. Het bezwaarschrift kan rechtstreeks of door bemiddeling van de directeur ingediend worden. § 4. Het bezwaarschrift wordt opgesteld in het Nederlands of het Frans en bepaalt de taal van de rechtspleging. § 5. Op de bezwaarschriftprocedure is artikel 150, §§ 2, 4 en 5, van overeenkomstige toepassing. Art. 164. § 1. De gedetineerde wordt in de gelegenheid gesteld zijn bezwaarschrift toe te lichten ten aanzien van directeur-generaal of zijn gemachtigde, naar eigen keuze schriftelijk of mondeling. Hij heeft daarbij recht op bijstand van een advocaat of een zelf gekozen vertrouwenspersoon, met uitsluiting van een medegedetineerde. De gedetineerde kan enkel mondelige toelichting geven door zich te laten vertegenwoordigen door een advocaat of een vertrouwenspersoon. § 2. De directeur-generaal brengt de indiener van het bezwaarschrift binnen veertien dagen na de ontvangst van het bezwaarschrift schriftelijk op de hoogte van zijn met redenen omklede beslissing. Hierbij wijst hij hem op de beroepsmogelijkheid alsmede op de termijnen waarbinnen en de wijze waarop dit beroep moet worden ingesteld. Art. 165. § 1. De gedetineerde heeft het recht beroep in te stellen bij de Beroepscommissie van de Centrale Raad tegen de beslissing van de directeur-generaal over het bezwaarschrift. § 2. Het beroep wordt ingesteld uiterlijk de zevende dag na de dag waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de aangevochten beslissing. Bij afwezigheid van een beslissing binnen de in artikel 164, § 2, bepaalde termijn, beschikt de gedetineerde eveneens over zeven dagen na het verstrijken van deze termijn om beroep in te stellen.

Page 105: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 105 -

§ 3. Het beroepschrift kan rechtstreeks of door bemiddeling van de directeur worden ingediend. § 4. Op de wijze van indiening zijn de artikelen 150, §§ 2, 4 en 5, en 163, § 4, van overeenkomstige toepassing. Art. 166. § 1. Ten aanzien van de behandeling van het beroepschrift zijn de artikelen 154 en 155 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in deze procedure de directeur-generaal of zijn gemachtigde optreedt en dat alle opmerkingen schriftelijk geformuleerd worden. § 2. De Beroepscommissie doet zo spoedig mogelijk en uiterlijk veertien dagen vanaf het instellen van het hoger beroep uitspraak over het beroepschrift. Ten aanzien van de uitspraak van de Beroepscommissie zijn de artikelen 157, §§ 2 en 3 en 158, §§ 1 tot 4, eerste lid, van overeenkomstige toepassing. De uitspraak van de Beroepscommissie is onmiddellijk uitvoerbaar.

TITEL IX. - Tijdelijke bepaling

Art. 167. § 1. Behoudens andersluidende bepalingen zijn de bepalingen van deze wet van toepassing op de personen die krachtens de artikelen 7 en 21 van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen, gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele strafbare feiten geïnterneerd zijn, in afwachting dat de rechtspositie voor deze personen bij wet geregeld is. § 2. De artikelen 17 en 18 en 163 tot 166 betreffende de plaatsing en overplaatsing zijn niet van toepassing op de in § 1 vermelde personen. § 3. Het in artikel 38 bedoelde individueel detentieplan dient ten aanzien van de in § 1 bedoelde personen te worden opgesteld, rekening houdend met hun specifieke noden. § 4. In het kader van een tuchtprocedure, een klacht procedure en een beroepsprocedure tegen de uitspraak van de Klachtencommissie, wordt de in § 1 vermelde persoon steeds bijgestaan door een advocaat. Indien betrokkene geen advocaat gekozen heeft, meldt de directeur dit, met het oog op een ambtshalve aanwijzing van een advocaat, aan de stafhouder van het gerechtelijk arrondissement waar de gevangenis gelegen is. (…)

TITEL X. - Opheffingsbepaling en wijzigingsbepalingen

HOOFDSTUK I. – Opheffingsbepaling

Page 106: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 106 -

Art. 168. De wet van 1 mei 1913 tot intrekking van de wet van 4 maart 1870 betreffende de vermindering der straffen onder het stelsel der afzondering ondergaan, wordt opgeheven.

HOOFDSTUK II. - Bepalingen tot wijziging van het Strafwetboek Art. 169.Artikel 30ter van het Strafwetboek, ingevoegd bij de wet van 18 maart 1970 en genummerd bij de wet van 10 juli 1996, wordt opgeheven Art. 170. In artikel 157 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd door de wet van 7 mei 1999 worden de woorden « huizen van bewaring, huizen van arrest of strafhuizen » vervangen door het woord « gevangenissen ».

HOOFDSTUK III. - Bepalingen tot wijziging van het Wetboek van strafvordering

Art. 171. In titel VII van boek II van het Wetboek van strafvordering, gewijzigd bij de wet van 7 mei 1999, wordt het opschrift van Hoofdstuk II, vervangen door het opschrift « Gevangenissen ». Art. 172. In de artikelen 603 en 604 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 7 mei 1999 wordt het woord « gevangenissen » telkens vervangen door het woord « strafinrichtingen ». Art. 173. In artikel 612 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 10 juli 1967 en 7 mei 1999, vervallen de woorden « huis van arrest of ». Art. 174. Artikel 613, tweede lid van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 10 juli 1967 en 7 mei 1999, wordt vervangen als volgt : « De voorzitter van het hof van assisen kan alle voor de berechting noodzakelijke bevelen geven die in de huizen van arrest bij de hoven van assisen moeten worden uitgevoerd. ». Art. 175. In artikel 614 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 10 juli 1967 worden de woorden « van de strafinrichtingen » vervangen door de woorden « van de gevangenissen ». Art. 176. In de artikelen 615 en 618 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 10 juli 1967 en 7 mei 1999, wordt het woord « gevangenis » telkens vervangen door het woord « strafinrichting ».

HOOFDSTUK IV. Art.177 (…) Art 178 (…)

Page 107: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 107 -

HOOFDSTUK V. - Bepalingen tot wijziging van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis

Art. 179. Artikel 20 van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, waarvan het eerste lid, § 1 en het tweede lid, § 2 zal vormen, wordt aangevuld met §§ 3, 4, 5 en 6, luidend als volgt :

« § 3. Als er ernstige redenen bestaan om te vrezen dat een verdachte zou pogen bewijzen te laten verdwijnen of zich zou verstaan met derden, kan de onderzoeksrechter bevelen om een verdachte gescheiden te houden van andere verdachten en, in afwijking van § 2 :

1° het bezoek verbieden van individueel in het bevel vermelde personen van buiten de inrichting;

2° de briefwisseling verbieden gericht aan of uitgaande van individueel in het bevel vermelde personen;

3° telefonische contacten verbieden met individueel in het bevel vermelde personen.

§ 4. De onderzoeksrechter neemt deze beslissing bij een met redenen omklede beschikking, die wordt overgeschreven in een daartoe bestemd register in de gevangenis en die door de directeur van de gevangenis wordt betekend aan de verdachte. De beslissing geldt voor de strikt noodzakelijke duur door de onderzoeksrechter bepaald en uiterlijk tot op het ogenblik dat hij het dossier overzendt aan de procureur des Konings overeenkomstig artikel 127, eerste lid van het Wetboek van strafvordering. § 5. De beslissing van de onderzoeksrechter tot beperking van bezoek, briefwisseling en telefoongesprekken laat de rechten van de verdachte op deze contactmogelijkheden met zijn advocaat onverlet. De beslissing van de onderzoeksrechter tot beperking van briefwisseling, laat de rechten van de verdachte op briefwisseling met personen met wie hij krachtens artikel 57 van de basiswet betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden zonder controle briefwisseling mag voeren, onverlet. De onderzoeksrechter kan het bezoek van de in artikel 59, § 1, eerste lid, bedoelde personen, enkel beperken indien deze personen in verdenking werden gesteld, onverminderd de in artikel 59, § 1, tweede lid van de basiswet betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden bepaalde bepalingen. § 6. De verdachte kan bij het onderzoeksgerecht dat oordeelt over de voorlopige hechtenis een verzoekschrift indienen tot wijziging of opheffing van de door de onderzoeksrechter krachtens § 3 opgelegde maatregelen bij het onderzoeksgerecht dat oordeelt over de voorlopige hechtenis. Het verzoekschrift wordt bij het dossier van de voorlopige hechtenis gevoegd. De procedure verloopt overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 21 tot 24. Hoger beroep tegen de beslissing wordt ingesteld overeenkomstig artikel 30 en cassatieberoep overeenkomstig artikel 31. »

Page 108: 12 JANUARI 2005 - CCSP › nl › system › files › ... · kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van vrijheidsbenemende maatregelen. TITEL II.- Basisbeginselen HOOFDSTUK

- 108 -

HOOFDSTUK VI. – Slotbepaling Art. 180. De Koning bepaalt de datum waarop deze wet of afzonderlijke bepalingen ervan in werking treden, behalve wat dit artikel betreft.