11 verhalen over dieren - webzoom.freewebs.comwebzoom.freewebs.com/magictime/Verhalen over...

71
11 verhalen over dieren 26 letterkleurplaten met dieren Schoolvoorstellingen van goochelaar en buikspreker Aarnoud Agricola: www.goochelaar.biz

Transcript of 11 verhalen over dieren - webzoom.freewebs.comwebzoom.freewebs.com/magictime/Verhalen over...

11 verhalen over dieren

26 letterkleurplaten met dieren

Schoolvoorstellingen van goochelaar en buikspreker Aarnoud Agricola: www.goochelaar.biz

Black Beauty brengt een vrouw en een ziek kind naar het ziekenhuis

Ik ben een mooi gitzwart paard. Daarom noemen ze me vaak Black Beauty. Ik ben geboren in Engeland in de negentiende eeuw en heb al een heel leven met meerdere eigenaren achter de rug. Jeremiah Barker is mijn huidige baas. Velen noemen hem Jerry. Hij verdient de kost met het vervoeren van mensen in de Londen, de hoofdstad van Engeland. Ik trek dan natuurlijk het rijtuig.

Uiteindelijk dan was het de dag van de verkiezingen. Jerry en ik hadden het nog nooit zo druk gehad. Eerst kwam er een dikke, opgeblazen heer met een koffer, die naar het Bishopsgate station wilde. Daarna werden we aangehouden door een groepje stemmers die we naar Regent’s Park moesten brengen. Toen volgde er een verlegen, nerveus oud vrouwtje, die naar de bank gebracht wilde worden en nauwelijks hadden we haar afgezet, of er kwam een man met een rood aangelopen gezicht aan rennen. Hij was buiten adem en nog voordat Jerry iets gevraagd had, stapte hij in en riep:

‘Naar het politierbureau Bowstraat en snel een beetje!’

Blijkbaar had hij haast en moest hij stemmingsuitslagen doorgeven, want hij had een dikke stapel papieren bij zich, die hij nauwkeurig controleerde. Hierna hadden we nog een paar van dit soort ritten en toen we een poos later op onze standplaats terugkeerden, stond er geen enkel rijtuig meer. Jerry deed mijn voederzak om en zei:

‘Neem het er maar even van, Jack, want veel gelegenheid zullen we vandaag niet meer krijgen om rustig te eten.’

Ik had een heerlijke zemelenpap gekregen, iets waarvan je echt opknapt als je een drukke dag hebt. Ja, Jerry wist precies wat ik nodig had, en voor een meester zoals hij had ik dan ook alles over. Hij zelf had een vleespastei van zijn vrouw Polly meegekregen en terwijl hij naast mij ging staan, begon hij die lekker op te peuzelen. Het was ongelofelijk druk op de straten en de rijtuigen, die vandaag allemaal een verschillende kleur hadden vanwege de verkiezingen, kwamen van alle kanten aanstormen en joegen de menigte mensen uit elkaar, zonder ook maar met iemand rekening te houden. Twee mensen, waaronder een vrouw, werden zomaar omver gereden en ik zag hoe zwaar de paarden op de proef gesteld werden. Maar het kon de stemmers in de rijtuigen helemaal niets schelen; halfdronken hingen ze uit de raampjes en joelden wanneer een van hun partijkandidaten langs kwam. Het was voor mij de eerste keer dat ik een verkiezing meemaakte en hopelijk ook de laatste keer, hoewel het tegenwoordig niet meer zo’n ramp schijnt te zijn.

Jerry en ik hadden nauwelijks een paar happen gegeten, toen er een jonge vrouw kwam aan lopen. Ze droeg een kind in haar armen en keek verdwaasd om zich heen. Ze vroeg Jerry of hij wist waar het Thomashospitaal was en hoe ver het lopen was. Ze kwam van het platteland en was die ochtend met een marktwagen mee naar Londen gereden. Ze was hier totaal onbekend en wist niet eens dat er vandaag verkiezingen werden gehouden. Ze moest met haar zoontje naar het ziekenhuis. Het arme kind huilde van de pijn.

‘Oh, ik heb zo met hem te doen’, zei ze. ‘Hij is nu vier jaar , maar hij kan nog steeds niet lopen. De dokter zei dat ze hem in het ziekenhuis misschien wel konden helpen, maar ik weet niet waar het is en hoe ver het lopen is.’

‘Ach mevrouwtje’, zei Jerry. U redt het nooit met al die krioelende mensen om u heen. Het is zeker drie mijl lopen en dat met dat kind in uw armen ...’

‘Oh, maar ik ben zelf gelukkig sterk en gezond, dus dat is geen probleem. Ik wil alleen weten welke kant ik op moet.’

‘Ik wil niet hebben dat u en uw zoontje iets overkomt; stel je voor, dat jullie vallen en dat er een rijtuig over jullie heen rijdt. Luister, stap maar in, dan breng ik jullie veilig naar het ziekenhuis, want het gaat zo te zien nog regenen ook!’

Schoolvoorstellingen van goochelaar en buikspreker Aarnoud Agricola: www.goochelaar.biz

1

‘neen meneer, dat kan ik niet doen; ik heb precies geld genoeg om thuis te komen, maar meer ook niet. Als u me nu zegt ...’

‘Moet u eens goed luisteren, mevrouwtje’, zei Jerry. Ik heb zelf een vrouw en kinderen en ik weet dus goed wat u voelt. Stapt u maar in, u hoeft echt niet te betalen. Ik zou niet willen dat een vrouw en een ziek kind iets overkomt.’

‘God zal het u belonen’, zei de vrouw en ze barstte in tranen uit.

‘Kom, kom, nu niet huilen! Alles komt wel weer in orde. Wacht, dan help ik u instappen’, zei Jerry, maar terwijl hij de deur open deed kwamen er twee mannen aangestormd, met gekleurde linten aan hun hoed en in hun knoopsgaten.

‘Klanten!’ riepen ze luid.

‘Bezet!’ zei Jerry, maar brutaal als de twee waren duwden ze de vrouw opzij en sprongen in het rijtuig.

‘Deze mevrouw was eerder dan jullie, heren’, zei Jerry op een toon, alsof hij politieagent was.

‘Oh, die dame kan wel even wachten’, zei de een. ‘Wij hebben belangrijke zaken te doen en bovendien waren wij het eerst in het rijtuig. Ik zou dus maar gaan rijden als ik u was!’

Maar Jerry dacht daar anders over; met een glimlach om zijn mond deed hij het rijtuig dicht en zei: ‘U kunt blijven zitten zoals u wilt, ik heb de tijd!’

En terwijl hij terugliep naar de vrouw, die bij mij stond, zei hij lachend: ‘Wees maar niet bang; die zijn zo weg!’

En inderdaad, hij had gelijk, want zodra de heren begrepen wat Jerry bedoelde, stapten ze uit en liepen vloekend en tierend weg. Na dit korte intermezzo reden we via de kortste weg naar het ziekenhuis en terwijl Jerry de vrouw naar de ingang bracht, zei ze: ‘Ik weet niet hoe ik u moet bedanken, meneer; ik zou het nooit gevonden hebben zonder u.’

‘Graag gedaan hoor, en ik hoop maar dat uw zoontje geholpen kan worden.’

De oude vrouw liep naar binnen en Jerry gaf me een klopje op mijn rug, alsof hij wilde zeggen: Dat hebben we weer goed gedaan, oude jongen.’

Het was intussen hard gaan regenen en op het moment dat we weg wilden rijden, ging de deur van het ziekenhuis op en riep de portier: ‘Rijtuig!’ We stopten en toen Jerry onze klant naar ons toe zag komen, begon hij te lachen.

Blijkbaar kenden ze elkaar, want de vrouw tilde haar voile op en riep: ‘Barker! Jeremiah Barker! Ben jij het echt? Wat leuk dat ik jou hier tegenkom. Bovendien komt het goed te pas, want het is heel moeilijk om een rijtuig te vinden in deze wijk.’

‘Het genoegen is geheel aan mijn kant, mevrouw!’ zei Jerry. ‘Wat een leuk toeval, zegt u dat wel. Waar kan ik u naar toe brengen, mevrouw?

‘Naar het Paddington station. Ik hoop dat we tijd genoeg hebben, zodat u me kunt vertellen hoe het met Polly en de kinderen gaat.’

We waren ruim op tijd bij het station en Jerry en de dame raakten gezellig aan de praat. Ik hoorde dat Polly vroeger bij haar gewerkt had en na een tijdje vroeg ze: ‘Hoe bevalt het werk je in de winter, Jeremiah? Ik kan me nog goed herinneren dat Polly zich daar vorig jaar ongerust over maakte.’

‘Ja, dat klopt, mevrouw’, zei Jerry. ‘De eerste winter heb ik een flinke griep opgelopen en als ik nu soms laat thuis kom, is ze nog steeds bezorgd over mij. Terecht, want het valt niet altijd mee om in weer en wind te

Schoolvoorstellingen van goochelaar en buikspreker Aarnoud Agricola: www.goochelaar.biz

2

moeten rijden en soms merk je dat wel aan je gezondheid. Maar al met al mag ik niet klagen. Ik zou niet zonder mijn paarden kunnen. Ik ben ermee opgegroeid en ik denk dat ik nooit iets anders zou willen of kunnen.’

‘Misschien heb je wel gelijk, Barker’, zei de dame. ‘Maar je gezondheid gaat boven alles, niet alleen voor jezelf, maar ook voor Polly en de kinderen. Er zijn genoeg banen voor een man als jij. Als je ooit van plan bent om stalknecht of iets dergelijks te worden, laat het mij dan weten, Jeremiah.’

Ze vroeg Jerry of hij Polly de groeten wilde doen en terwijl ze iets in zijn hand stopte, voegde ze er nog aan toe: ‘Hier, dit is voor de kinderen, ieder vijf shilling. Laat Polly er maar iets leuks voor kopen.’

Jerry bedankte haar hartelijk en met een vrolijk gezicht wuifde hij haar na. En zo kwamen we dan eindelijk, na een lange dag werken, thuis. Ik had, eerlijk gezegd, ook geen stap meer kunnen zetten, zo moe was ik!

Schoolvoorstellingen van goochelaar en buikspreker Aarnoud Agricola: www.goochelaar.biz

3

Bolke de beer

A.D. Hildebrand

Bolke de beer vond het niet leuk meer om te werken in het circus. Daarom is hij ontsnapt. In het bos

komt hij een haas tegen die Buizer heet. Ze raken in gesprek. Buizer weet niet wat voor dier Bolke

is. Daarom noemt hij hem een Bommeldrom.

‘En nu zal ik je dan alles precies vertellen, Buizer,’ zei Bolke en hij vertelde van het circus en dat

het hem er niet meer beviel en hoe hij gevlucht was.

‘Dan zullen ze je wel komen zoeken,’ zei Buizer. ‘Ik denk, dat ze morgen zullen komen. Maar ze

zullen je niet vinden, als je je goed verstopt.’

‘Ik denk, dat ze me wel vinden,’ zuchtte Bolke, ‘want de honden ruiken m'n spoor en dan vinden ze

me. De honden mogen me niet, weet je; ze hebben iets tegen me.’

‘Ik houd niet van honden,’ zei Buizer, ‘ik vind het ruwe, onbeschaafde dieren.’

‘Ik houd ook niet van honden,’ zei Bolke, ‘het zijn nare, onbeleefde dieren. Maar wat moet ik nu

doen?’

‘Daar woon ik,’ zei Buizer en hij wees op een aardig klein huisje, gelegen in een bosje bosbessen-

struiken.

‘Wat moet ik nu doen?’ vroeg Bolke.

‘Ga maar eerst mee om te eten, Bolke. Vanavond is er vergadering op de Hertenwei en dan kunnen

we eens praten met de andere dieren.’

Buizer zette z'n pootjes voor z'n mond en riep: ‘Buizerin! Kleine Buizertjes.’

‘O, daar is papa,’ klonk een vrolijk stemmetje. En daar kwamen de kleine Buizertjes aan. Ze waren

met z'n drieën, Antje, Makkie en Polle. Antje was de kleinste. Ze kon haast nog niet lopen en Polle

en Makkie gaven haar ieder een pootje. Maar toen ze daar dat grote, bruine beest zagen staan,

schrokken ze.

‘Jullie hoeven niet bang te zijn,’ riep Buizer. ‘Kom maar hier. Dit is een brave Bommeldrom.’

Langzaam en verlegen kwamen de drie kleine haasjes aangelopen. ‘Geef meneer eens een pootje,’

zei Buizer.

Ze waren nu tot de deur genaderd.

‘Oei,’ riep Buizerin, toen ze Bolke's hoofd zag.

‘Niet bang zijn, vrouw,’ zei Buizer, ‘dit is een brave Bommeldrom en hij heet Bolke.’

‘Ik vind het prettig u te zien, juffrouw Buizer,’ zei Bolke.

‘Bolke heeft honger,’ zei Buizer, ‘breng maar gauw het eten op tafel.’

Schoolvoorstellingen van goochelaar en buikspreker Aarnoud Agricola: www.goochelaar.biz

1

Terwijl juffrouw Buizer in de grote pan met gestoofde worteltjes roerde, vertelde Bolke zijn

geschiedenis.

‘Ik zit in angst,’ zo besloot Bolke zijn verhaal, ‘en ik hoop, dat jullie me helpen kunt.’

‘Dat zal wel gaan,’ zei juffrouw Buizer, ‘mijn man is niet voor niets de slimste haas van het bos.’

‘Tut, tut wat, vrouw,’ zei Buizer, ‘geen opschepperijen.’

‘Hou je van gestoofde worteltjes, Bolke?’ vroeg juffrouw Buizer.

‘Ik hoop het,’ antwoordde Bolke, ‘ik heb ze nog nooit gegeten.

‘Bedien je dan maar eens flink, Bolke.’

Ze gingen aan tafel zitten en de hazenmoeder schepte haar drie kinderen ieder een bord vol op. ‘Nu

netjes eten, kinderen,’ zei ze. ‘Polle, niet met je ellebogen op tafel, ventje. Niet in je neusje

peuteren, Makkie, wat moet meneer Bolke wel van jullie denken?’

‘Ik lust niet worties,’ zei de kleine Antje.

‘Ggrrrr,’ bromde Bolke, ‘wil je wel eens gauw eten?’

Antje kreeg een kleur. ‘Ja meneer,’ zei ze en ze begon direct te eten. Ze was een beetje bang voor de

Bommeldrom.

Juffrouw Buizer stond op om het zout uit de kast te halen en toen de kast openging, zag Bolke daar

een grote pot staan. Honing, stond er op.

‘Ojjjj,’ zei Bolke.

‘Wat is er, Bolke?’ vroeg Buizer vriendelijk.

‘O niets, o niets,’ zei Bolke, ‘ik zong wat.’

Honing stond er op de pot. En Bolke had het goed gezien. Maar hij kon er natuurlijk niet om

vragen. Dat gaat niet als je bij vreemden bent.

‘Wat ben je stil, Bolke,’ zei Buizer, de haas, ‘waarom ben je zo stil?’

Weet je waarom Bolke zo stil was? Hij bedacht een plan.

‘Ik denk aan m'n zusje,’ zei Bolke, ‘m'n zusje is vroeger eens heel ziek geweest, ze had bedorven

honing gegeten.

‘Zo, zo,’ zei Buizer beleefd, hoewel het hem niet veel kon schelen.

‘Honing is bijna altijd bedorven,’ zei Bolke en hij keek juffrouw Buizer van terzijde aan.

‘Zou je dat denken, Bolke?’ vroeg juffrouw Buizer.

‘Honing is een heel gevaarlijk eten,’ zei Bolke.

‘Ik heb ook een pot honing in de kast staan,’ zei juffrouw Buizer, ‘zou die ook bedorven zijn?’

Schoolvoorstellingen van goochelaar en buikspreker Aarnoud Agricola: www.goochelaar.biz

2

‘Het is een raar geval met honing,’ zei Bolke. ‘Honing is een gevaarlijk eten, maar als ik die pot

eens mag zien, dan kan ik het je wel zeggen.’

Juffrouw Buizer stond op en haalde de pot met honing uit de kast.

Bolke schroefde het deksel van de pot en toen...

‘Ojjjj,’ zei Bolke.

‘Denk je, dat het bedorven is, Bolke?’

‘Ik weet het niet,’ zei Bolke, ‘het ziet er raar uit, maar ik zou het moeten proeven.’ Meteen stak hij

zijn lange tong in de pot....

‘Hoho,’ zei Buizer, ‘wacht even tot je een lepeltje hebt.’

Bolke kreeg een lepeltje, nam een flinke hap en proefde.

‘Ik weet het niet,’ zei Bolke, ‘één hap is géén hap. Ik kan het niet zeggen....’

‘Neem dan nog een hapje, Bolke,’ zei juffrouw Buizer.

Bolke nam nog een grote hap. ‘Er is een raar smaakje aan,’ zei Bolke, ‘maar twee happen is géén

hap. Ik moet nog eens proeven.’

Bolke nam nog een grote hap. ‘Ik weet het niet,’ zei hij toen, ‘er zit een raar smaakje aan die

honing.’

‘Dan moet je er niet meer van eten, Bolke, dan zullen we de honing weggooien,’ zei juffrouw

Buizer.

‘Dat zou ik niet doen,’ zei Bolke, ‘ik zal nòg eens proeven.’ Bolke nam z'n vierde grote hap en toen

was de pot half leeg.

‘Als je er maar niet ziek van wordt, Bolke,’ zei juffrouw Buizer.

Bolke lachte vriendelijk. ‘Beter, dat ik ziek word, dan een van de kinderen,’ zei hij.

‘Jij bent een goede Bommeldrom,’ vond juffrouw Buizer.

‘Hòu je eigenlijk van honing?’ vroeg Buizer, die de slimste haas was van het bos.

‘Nee,’ zei Bolke, ‘ik vind het een afschuwelijk eten. Wij Bommeldroms houden niet van honing.’

‘Dan mag je er beslist niet meer van eten, Bolke,’ zei Buizer en hij nam de pot weg en deed het

deksel er weer op.

Met lange tanden at Bolke zijn gestoofde worteltjes.

‘Dat is beter eten, hè?’ lachte Buizer.

‘Verrukkelijk, heerlijk,’ zei Bolke en met lange tanden at hij verder.

‘We moeten opschieten, Bolke, want het is een heel eind lopen naar de hertenwei. We hebben nog

net tijd om een pijpje te roken en een kopje eikeltjes-cacao te drinken.’

Schoolvoorstellingen van goochelaar en buikspreker Aarnoud Agricola: www.goochelaar.biz

3

Antje had haar bordje half leeg gegeten maar toen wilde ze niet meer.

‘Als je je bordje gauw leeg eet, zal ik een liedje voor je zingen,’ zei Bolke.

Daar had Antje wel zin in en daarom at ze vlug haar bordje leeg.

Toen begon Bolke:

‘Er was eens een be... o nee, even denken.’ Bijna had Bolke zich versproken. Weer begon hij:

!

‘Er was eens een Bommeldrom uit Turkije,

‘Die ging met z'n zusje uit rije,

En toen zag hij een aap,

Met een hoofd als een raap,

En die gooide de Bommeldrom met keie.’

‘Dat is een mooi liedje,’ juichte Antje. ‘Vader zingt altijd van die vervelende liedjes.’

‘Tut, tut wat,’ zei Buizer, ‘ik vind mijn liedjes ook heel mooi.’

‘Hè ja, Buizer,’ zei Bolke, ‘zing jij nu ook eens een liedje.’

Buizer kreeg een kleur, maar hij stond op, stak z'n rechter voorpoot in z'n vest en zong:

‘Haasje over,

In het lover,

Gaan we naar de hertenwei

Eten we bessen met bramen erbij,

Zingen we luid van bielebijn,

Haasjes moeten gehoorzaam zijn.’

‘Ik vind het Bommeldrom-liedje veel leuker,’ zei Antje. Dat vond Bolke ook, maar hij zei het niet.

Bolke was een beleefde Be.... Bommeldrom.

‘Ik vind het hazenliedje minstens even mooi,’ zei Bolke.

‘Drink je eikeltjes-cacao op, Bolke,’ zei Buizer, ‘want we moeten gaan. We laten de pijpen thuis,

want dat is veel te lastig met het lopen. Zo'n pijp sleept altijd over de grond. Ik loop buiten altijd op

handen en voeten, weet je.’

‘Ik ook,’ zei Bolke. ‘Allicht. Natuurlijk. Dat gaat veel vlugger.’

Bolke en Buizer stapten op en juffrouw Buizer wuifde hen met Antje en Polle en Makkie nog even

na tot ze verdwenen waren.

Schoolvoorstellingen van goochelaar en buikspreker Aarnoud Agricola: www.goochelaar.biz

4

Werkblad Bolke de Beer

Kleur de onderstaande kleurplaat op de volgende manier:

1. rood, 2. blauw, 3. groen. 4. donkerbruin, 5. geel, 6. lichtbruin

Lied over Bolke de beer

Bolke, Bolke, Bolke de beer daar is ie weer, daar is ie weer

Bolke, Bolke, Bolke de beer daar is ie weer, daar is ie weer

Er zijn beren in alle maten en ook beren die praten

Er zijn beren die springen en ook beren die zingen

Ik ken beren die veel weten en een die houdt van honing eten

Maar Bolke kan nog veel meer met zijn vriendjes in het bos

Avontuurt hij erop los iedere keer telkens weer

Kijk naar Bolke de beer Bolke, Bolke, Bolke de beer

Daar is ie weer... Bolke de beer

KLIK HIER VOOR DE VIDEO MET MUZIEK EN ZANG

Schoolvoorstellingen van goochelaar en buikspreker Aarnoud Agricola: www.goochelaar.biz

5

De Bremer stadsmuzikanten. Sprookje van Grimm.

In tijden dat trouw nog vanzelfsprekend was leefde er eens een man met een ezel. Jarenlang had het

dier de zakken onverdroten naar de molen gedragen, maar zijn krachten verminderden en hij werd

ongeschikt voor 't zware werk. Toen bedacht zijn meester hoe 't hem minder duur in de kost zou

worden, maar de ezel merkte dat de wind uit de verkeerde hoek woei, hij liep weg en ging naar

Bremen; daar dacht hij, kon hij wel stadsmuzikant worden.

Toen hij een poosje gelopen had, vond hij een jachthond, liggende op de weg, hijgend als één die

zich moe heeft gelopen. "Nu, wat hap jij naar lucht, Pakaan?" vroeg de ezel. "Ach," zei de hond,

"nu ik oud ben en elke dag minder word, en ik ook op de jacht niet veel meer waard ben, heeft mijn

meester me willen doodslaan; toen ben ik weggelopen, maar waar moet ik nu de kost mee

verdienen?" "Weet je wat," zei de ezel, "ik ga naar Bremen om daar stadsmuzikant te worden, ga

mee en kom ook bij de muziek. Ik speel de luit en jij slaat de pauken." Dat vond de hond best, en zo

gingen ze verder.

Het duurde niet lang of daar zat een kat op de weg, met een gezicht als drie dagen slecht weer. "Nu,

wat zit jou dwars, arme snorrenbaard?" sprak de ezel. "Wie kan nu schik hebben, als 't om je hals

gaat," antwoordde de kat, "omdat ik nu op jaren kom en mijn tanden stomp worden en ik liever bij

de kachel zit te spinnen, dan rond te jagen naar muizen, heeft de vrouw me willen verdrinken. Nu

ben ik weggelopen, maar goede raad is duur: waar moet ik heen?" "Ga jij met ons mee naar

Bremen, je bent toch een goeie nachtmuzikant, daar kan je stadsmuzikant worden." Dat vond de kat

best en ze liep mee.

Daar kwamen de drie weggelopen zondaars langs een hoeve en op de poort zat de huishaan en

schreeuwde uit alle macht. "Je kraait dat 't iemand door merg en been gaat," sprak de ezel, "wat

scheelt er aan?" "Ik had goed weer voorspeld," zei de haan, "omdat 't vandaag Onze Lieve

Vrouwendag is, toen ze 't Kerstkindje z'n hemdje gewassen heeft en 't drogen wou; maar nu morgen,

met de zondag, gasten komen, heeft de vrouw toch geen medelijden met me en ze wil me morgen in

de soep stoppen en vanavond moet ik m'n kop laten afsnijden. Nu kraai ik maar zolang en zo hard

als ik kan." - "Och kom, domme Roodkop," zei de ezel, "trek liever met ons mee, wij gaan naar

Bremen, iets beters dan de dood kun je overal vinden; je hebt een prachtstem en als we samen

muziek gaan maken, dan zal dat prachtig klinken." De haan ging op het voorstel in, en zo togen ze

alle vier samen op reis.

Maar in één dag konden ze niet naar Bremen komen, 's Avonds bereikten ze een bos, waar ze

wilden overnachten. De ezel en de hond gingen liggen aan de voet van een grote boom, de kat ging

in de takken, maar de haan vloog in de top, want dat vond hij het veiligst. Vóór hij insliep, keek hij

nog éénmaal alle vier de windstreken na, en toen meende hij dat hij heel in de verte een lichtje zag

branden. Hij riep zijn kameraden toe, dat er niet ver vandaar een huisje moest zijn, want hij zag

licht. De ezel sprak: "Dan moeten we daar nog maar heengaan, want dit is geen beste herberg." De

hond zei: "en stuk vlees en wat been zou mij ook goeddoen." Dus togen ze alle vier in de richting

waar het licht vandaan kwam, en het werd helderder, en groter, en eindelijk stonden ze voor een

groot rovershuis. De ezel, de grootste, ging naar 't raam en keek naar binnen. "Wat zie je,

Grauwtje?" vroeg de haan. "Wat ik zie?" zei de ezel, "een gedekte tafel zie ik met heerlijk eten en

Schoolvoorstellingen van goochelaar en buikspreker Aarnoud Agricola: www.goochelaar.biz

1

drinken, en er zitten rovers aan en ze smullen." - "Dat zou wat voor ons zijn," zei de haan. "Ja ja,

waren we er maar," zei de ezel.

Toen beraadslaagden de dieren, hoe ze het zouden aanleggen om de rovers weg te jagen. Eindelijk

vonden ze een middel. De ezel zou met de voorpoten op de vensterbank gaan staan, de hond op de

rug van de ezel, de kat bovenop de hond en de haan op de kop van de kat. Zo gezegd zo gedaan.

Toen ze zo opgesteld waren, gaf de ezel 't teken en ze begonnen: de ezel balkte, de hond blafte, de

kat miauwde en de haan kraaide; toen stortten ze zich door het venster in de kamer, zodat de ruiten

kletterden. De rovers vlogen bij 't ontzettend geschreeuw overeind, ze dachten niet anders of er

kwam een spook naar binnen, en ze vluchtten in grote angst het bos in. Nu gingen de vier reizigers

aan tafel, namen de rest van de maaltijd voor lief, en aten alsof ze in geen vier weken eten zouden

krijgen.

Toen de vier muzikanten klaar waren, deden ze de lichten uit en zochten ieder een geschikte

slaapplaats. De ezel ging op de mest liggen, de hond achter de deur, de kat in de haard op de warme

as, en de haan op de hanenbalken; ze waren heel moe van hun lange tocht en sliepen dadelijk in.

Schoolvoorstellingen van goochelaar en buikspreker Aarnoud Agricola: www.goochelaar.biz

2

Flipper vindt vaten gif op de zeebodem

De moeder van Sandy, een twaalfjarige jongen in Amerika, moet in de zomervakantie op zakenreis. Zijn moeder regelt dat Sandy bij zijn oom Porter aan de kust in Florida kan logeren. Eenmaal bij zijn oom, merkt Sandy dat de zee meer is dan alleen maar een grote plas water. Hij gaat mee op de vissersboot van oom Porter en ziet dolfijnen zwemmen. Hij sluit vriendschap met een dolfijn die hij Flipper noemt. Hij leert het dier allerlei kunstjes. Als duidelijk wordt dat er waarschijnlijk lekkende vaten gif in zee liggen, komen hij en zijn vrienden op het idee om Flipper de vaten te laten opsporen. Daarvoor was het noodzakelijk dat Flipper meer leerde dan hij nu kon.

Zo snel mogelijk begonnen Sandy en Fipper met de conditietraining. Sandy probeerde eerst of Flipper hem kon bijhouden als hij langs de kustweg rende. Hoe hard Sandy ook rende, Flipper hield hem bij. Daarna probeerde Sandy het tempo op te voeren door te gaan fietsen. Maar ook dat maakte niets uit. Flipper was gewoon te snel voor hem. Hij zou zelfs een bromfiets kunnen bijhouden.

De rest van de dag was voor Flipper een spelletje. Sandy leerde hem dat hij de tennisbal aan moest tikken als hij iets vond. Dat kostte Flipper veel minder moeite dan Sandy had verwacht. De volgende dag gingen ze aan de gang met vaten. Flipper moest de vaten die Porter gedumpt had opsporen en de tennisbal aantikken zodra hij ze had gevonden. Porter, Kim en Sandy besteedden er de hele dag aan, totdat Flipper het foutloos deed. Toen dat gelukt was, mocht Flipper nog een keer vaten aanwijzen, waarna Porter ze weer optakelde. De vaten mochten niet in zee blijven liggen, ook al zat er alleen maar zand in.

De dag daarop moest Flipper leren dat hij met iets in zijn bek moest zwemmen en duiken. Sandy gebruikte hiervoor een oude honkbalknuppel. Ook dit deed Flipper na een tijdje probleemloos. Flipper kon de zee op. Hij was er klaar voor.

'Ik geloof dat we alles hebben', zei Cathy de volgende ochtend toen ze de spullen naar het schip gebracht hadden. 'Hydrofoon, decompressiekamer, medicijnen voor Flipper.'

'Zonnebrandolie, beschermende lippenzalf en ...' Porter stak zijn hand uit en probeerde een pleister tegen zeezieke bij Sandy op zijn slaap te plakken. Daar wilde Sandy echter niets van weten. Hij sloeg Porters hand weg.'Die pleister voorkomt dat je misselijk wordt, joh', fluisterde Porter hem toe. 'Wil je soms dat je maag omdraait als zij erbij is?' Hij knikte in Kims richting. Sandy keek naar Kim, die samen met Cathy over de meegenomen spullen gebogen stond. Hij dacht even na. Toen pakte hij de pleister aan en drukte deze op zijn huid.

Hij ging naast Marvin zitten en grinnikte. 'Leuke broek zeg!' Marvins korte broeken werden met de dag vrolijker en drukker.

'Wacht even', zei Cathy, 'Nog een ding.' Ze sprong het schip uit, pakte de rubberboot sloep en bond die vast aan de achterzijde van het schip. 'voor het gevat dat', lachte ze. 'Je weet maar nooit!'

Toen ze weer aan boord was, startte Porter de motor. De expeditie kon van start gaan. Flipper bleef de hele tocht bij de boot in de buurt, zelfs toen Porter sneller ging varen. Toen ze op de plaats van bestemming aankwamen, zwom hij naar hen toe en wachtte af.

'Oke!' riep Cathy. 'Het is zover. Porter, jij moet met dit ding in de gaten houden waar Flipper zwemt, zodat we niet twee keer hetzelfde gebied doorzoeken.'Porter kreunde. 'Kom op, het is maar een computer.' Schouderophalend ging Porter naar beneden. Toen hij weg was keek Cathy Kim aan. Jij kunt wel op de uitkijk gaan staan, Kim. En Marvin, dit is voor jou.' Ze gaf hem een doos waarop BREEKBAAR stond en stuurde hem ook naar beneden. Jij kunt Porter helpen de computer op te starten.'

Marvin ging het trapje af. 'Nou', ging Cathy verder, 'laten we eens kijken wat die dolfijn kan. Dat is jouw taak, Sandy.'

Schoolvoorstellingen van goochelaar en buikspreker Aarnoud Agricola: www.goochelaar.biz

1

Sandy ging op zijn buik liggen en spetterde wat water naar Flipper. 'Toe maar Flipper, zoek de vaten!' zei hij. Flipper keerde zich om en dook diep het water in. Toen hij boven kwam, tikte hij de tennisbal niet aan. Hij dook nog eens en weer, maar elke keer als hij bovenkwam, liet hij de bal met rust.

Het schip bewoog zich langzaam door het water. gespannen wachtten de vijf mensen op de boot af of de dolfijn zou vinden wat ze zochten. Een aantal uren ging voorbij. Nog steeds had Flipper niets gevonden. Ze stonden eigenlijk op het punt om het op te geven toen Flipper uit het water omhoog kwam en tegen de tennis bal tikte.

'Sandy sprong overeind. 'Hij heeft iets gevonden!' riep hij opgewonden. De anderen kwamen aanrennen en keken naar de plaats die Sandy aanwees. Flipper kwam opnieuw aan de oppervlakte en sprong omhoog. Daarna herhaalde hij zijn sprong op precies dezelfde plek. 'Hij heeft echt iets gevonden!' riep Sandy. Langzaam kwam het schip dichter bij de plaats die Flipper aangaf. Sandy gooide hem een paar vissen toe als beloning.

Toen vroeg Cathy aan Marvin of hij zijn camera wilde gaan halen. Marvin kwam even later weer aan dek met een vreemdsoortig apparaat, dat wel iets weg had van een videocamera.

'Hij heeft er hard aan gewerkt', vertelde Cathy en ze klopte Marvin op zijn schouder, terwijl ze aan de anderen uitlegde wat het precies was. 'De marine heeft miljoenen uitgegeven om zo'n apparaat te ontwikkelen, maar Marvin had slechts vijftig dollar nodig. Het is een onderwatercamera met een extra uitsteeksel, zodat Flipper hem daaraan kan vasthouden. .

Sandy en Kim keken Marvin bewonderend aan. Flipper nam het uitsteeksel van de camera in zijn bek, zwaaide met zijn staart en verdween in de diepte. Toen hij weg was, gingen ze de benedendek kajuit in en volgden hem op video op het computerscherm. 'Waar gaat hij naar?' vroeg Sandy'Ik zie niets', zei Kim.Sandy was de eerste die de dolfijnen zag. Er was een hele groep. Ze verzamelden zich rond Flipper.'Misschien is dat familie van Flipper', zei hij. 'Ik hoop niet dat hij zich laat afleiden.'Flipper deed gelukkig precies wat hij moest doen. Hij ging steeds dieper, tot hij bijna op de bodem was.'Wat is dat daar?' vroeg Kim, terwijl ze ingespannen naar het computerscherm staarde. 'Kijk, daar!''Vaten van vijfenvijftig gallon, dat is bijna tweehonderdvijftig liter elk', schrok Cathy. 'Er liggen er honderden!'Toen Flipper dichterbij kwam, zagen ze wat er op de vaten stond: DANGER - POISON (dat betekent gevaar - gif).'Wat erg!' riep Kim.Op dat moment werd het beeld zwart. 'Flipper heeft de camera laten vallen', concludeerde Porter. 'Laten we de milieupolitie waarschuwen, of de kustwacht!'

De vijf mensen op het schip werden allemaal zo in beslag genomen door Flippers ontdekking, dat ze niet in de gaten hadden dat Moran hen met zijn boot was gevolgd. De afgelopen dagen was hem opgevallen hoe fanatiek ze met Flipper aan het trainen waren. Hij wist niet waar dat allemaal goed voor was, maar hij had het gevoel dat hij ze in de gaten moest houden. Daarom was hij heb op afstand gevolgd.

Bij de derde poging lukte het Cathy de kustwacht te bereiken. Ze legde kort uit waar het over ging en sloot af met de mededeling dat ze een radiobaken zouden uitzetten, zodat de kustwacht eenvoudig kon nagaan waar de gedumpte vaten lagen.

Moran had op hun golflengte afgestemd en hoorde Cathy met de kustwacht praten. Hij schrok toen het tot hem doordrong dat ze achter zijn geheime dumpplaats waren gekomen. hij kon maar een ding doen. Hij moest het baken vernietigen voordat de kustwacht achter de dumpplaats kwam.

'Laten we dat radiobaken maar meteen ovérboord gooien', stelde Cathy voor. Porter knikte en liep weg om het baken, dat een rood zwaailicht had, te pakken. 'Dit baken zendt een radiosignaal uit, zodat ze deze plek weer kunnen terugvinden', legde Cathy uit aan Sandy. 'Zodra we het hebben uitgezet, kunnen we weggaan.'

'En Flipper dan? vroeg Sandy verontwaardigd. 'Hij is nog steeds niet teruggekomen. Ik ga niet weg zonder Flipper. Er is vast iets mis. Ik blijf wel op hem wachten in de rubberboot.

Schoolvoorstellingen van goochelaar en buikspreker Aarnoud Agricola: www.goochelaar.biz

2

'O nee!' zei Porter. 'Daar komt niets van in. Flipper redt zich wel. Misschien heeft hij andere dolfijnen gevonden.' Hij trof voorbereidingen om de terugreis te aanvaarden. Even later begon de motor te brommen en het schip ging op weg.

Sandy zag dat iedereen in de kajuit druk met elkaar stond te praten. Hij was nog steeds woedend dat ze Flipper hier wilden achterlaten. Op een moment dat niemand oplette, liet hij zich over de reling zakken en verstopte zich in de rubberboot. snel maakt hij het touw, waarmee de rubberboot aan het schip zat, los. Niemand had hem in de gaten. Langzaam verwijderde het schip zich van de rubberboot met Sandy.

Toen het schip uit het zicht verdwenen was, keek Sandy uit over de zee, op zoek naar zijn vriend. 'Flipper! Flipper!' Hij roeide naar het baken en staarde in het water. Flipper was nergens te bekennen. Opeens hoorde Sandy een hard, daverend geluid. Geschrokken keek hij op en zag hoe de hoge boeg van de grote boot van Moran recht op hem af kwam. Hij had geen tijd om na te denken. Sls hij niet snel iets deed, zou hij het niet meer na kunnen vertellen!

Sandy sprong in het water en zwom weg. De boot van Moran voer over de rubberboot heen, waardoor die aan flarden werd gescheurd. Sandy werd bedolven onder een golf en hapte naar adem.

Moran keek geschrokken achterom. Waarom lag daar nog een rubberboot bij het baken? Had hij iemand in het water gezien of had hij het zich maar verbeeld? Wat moest hij doen? Toch nog proberen het baken uit het water te halen of proberen zo snel mogelijk weg te varen? Besluiteloos voer hij verder.

Sandy zag de boot van Moran met een grote snelheid wegvaren. Hij bleef achter met een deel van de rubberboot, waar hij zich aan vastklampte. Een van de roeispanen was er gelukkig aan blijven hangen.Hij deed zijn ogen dicht en haalde diep adem. Toen hij ze weer opende, zag hij de rugvin die om hem heen cirkelde en hij riep blij 'Flipper! Hier ben ik Flipper!' Wacht even, deze vin was veel te groot! Dit kon Flipper niet zijn. Deze vin was van een grotere vis. Opeens kreeg Sandy het ijskoud van angst. Deze vin was overduidelijk van een haai. Scar, de meest gevreesde haai in de buurt.

Sandy begon als een bezetene met zijn voeten te trappelen, zodat hij achteruit bewoog. Toen greep hij de riem, die nog aan de rubberboot vastzat. 'Flipper?' riep hij schor. 'Flipper!'Flipper was nergens te bekennen. De vin kwam nu recht op Sandy af. Hij raakte in paniek en schreeuwde uit alle macht. De haai dook naar beneden. Onder water gingen de enorme kaken van het beest wijd open. Hij zwom in cirkels die steeds kleiner werden om Sandy heen. Nog even en hij zou toeslaan. Sandy tilde de roeispaan op. Scar's kaken klapten op elkaar. Maar in plaats van Sandy had hij de roeispaan tussen zijn tanden. De haai verdween in de diepte, maar kwam snel weer naar boven, klaar voor een nieuwe aanval.

Ineens schoot Flipper Sandy te hulp. De jonge dolfijn kwam van de zijkant en ramde de hamerhaai met volle kracht. Steeds als de hamerhaai weer om Sandy begon te cirkelen, viel de dolfijn hem aan. Sandy wierp een snelle blik opzij en zag dat de boot van Moran terugkwam. Deze voer naar het baken toe. Moran leunde ver over de reling en plukte het uit het water. Op dat moment kreeg Moran Sandy in het oog, en hij zag in een oogopslag wat er aan de hand was. Moran manouvreerde zijn boot dicht bij de jongen en gebaarde hem naar de boot te komen. Sandy zwom zonder achterom te kijken, als een razende naar hem toe. Pas toen hij op de touwladder stond, keek hij over zijn schouder. Sandy kon zijn ogen niet geloven. Flippers familie was hem te hulp gekomen. De dolfijnen zwommen in in cirkels om de reusachtige haai en ramden tegen hem aan, net zolang tot hij de strijd opgaf. Scar maakte dat hij wegkwam.

'Die kleine dolfijn heeft wel lef', zei Moran kortaf toen Sandy omhoogklom. Toen hij bijna bovenaan de touwladder was, keek Sandy op. Moran had een donkere uitdrukking op zijn gezicht en hij had zijn ogen tot speeltjes samengeknepen. Hij hield de langere ijzeren staaf, waarmee hij het baken uit de zee had gevist, nog steeds in zijn hand.

'Jammer dat jullie erachter zijn gekomen dat ik nog een bijbaantje heb', gromde Moran. Sandy aarzelde en ging weer een tree omlaag. Moran hief de staaf. Hij keek Sandy woedend aan en hij haalde ver naar achteren uit om hard toe te slaan.

Schoolvoorstellingen van goochelaar en buikspreker Aarnoud Agricola: www.goochelaar.biz

3

Als bevroren keek Sandy toe. Plotseling begreep hij dat Moran op zijn hoofd mikte en hij probeerde weg te duiken. Op dat moment sprong Flipper met den enorme kracht uit het water omhoog. In een klap sloeg hij Sandy's aanvaller omver. Met uitgestrekte armen en benen viel Moran in zee.

Vanuit de verte zag Porter wat er gebeurde. Het had niet lang geduurd voor ze erachter waren gekomen dat Sandy was achtergebleven in de rubberboot. Ze waren onmiddellijk omgekeerd en met hoge snelheid teruggevaren. Nu stuurde Porter zijn schip langs de boot van Moran, zodat Sandy over kon stappen.

'Alles goed?' Porter bekeek zijn neef bezorgd van top tot teen. Daarna sloeg hij even een arm om Sandy's schouder. Sandy wrong zich los en liep gauw naar de reling. Achter hem lag Dirk Moran in het water te dobberen. Porter grinnikte. Dit kon leuk worden. Hij ging voorover hangen en trok hem uit het water. Net op het moment dat Moran aan boord wilde stappen, duwde Porter hem weer terug en gooide hem een zwemvest toe.

Intussen zette Cathy opnieuw een radiobaken uit. 'Haal me eruit', smeekte Moran. 'Straks komt die hamerhaai terug! Je laat me toch niet in de steek, hè?'

'Maak je niet zo druk', lachte Porter. 'Als hij een hap van jou proeft, spuugt-ie die meteen weer uit!'

Moran luisterde niet. Met een doodsbange uitdrukking op zijn gezicht begon hij te schreeuwen, want hij zag een rug in recht op zich afkomen. 'Help! haal me eruit! Help!'Het groepje op de sloep moest lachen. Moran was zo in paniek dat het hem niet opviel dat de vin veel te klein was. Dit was geen hamer haai. Het was Flipper.

Nadat ze hadden afgemeerd, leverde Porter Dirk Moran uit aan de kustwacht. De directeur van de kustwacht stond ze op te wachten. Hij liep recht op Porter af en schudde zijn hand. ‘Onze mensen zijn naar aanleiding van jullie oproep als op die plek geweest die jullie hadden aangegeven. Het is een schande van die vaten op de zeebodem. Maar gelukkig ziet het ernaar uit dat we er nog redelijk op tijd bij zijn. Er zijn nog maar weinig vaten met gif doorgeroest. Ik moet zeggen dat jullie een mooi stukje detectivewerk hebben geleverd.'

'Mooi zo', zei Porter en hij zuchtte. Sandy wist dat het van opluchting was. 'Wie weet wat er anders gebeurd zou zijn met de vissen en de planten daar? Van het kleine beetje vergif dat vrij is gekomen, zijn al zoveel vissen doodgegaan. Ik vraag me af voor wie Moran werkte.'

'Waarschijnlijk voor een fabriek van onkruidverdelgingsmiddelen op het vasteland', vertelde de directeur. Zij konden het afval nergens kwijt en Moran was bereid daarvoor te zorgen. Maar daar wordt natuurlijk uitgebreid onderzoek naar gedaan. De milieupolitie is ook al onderweg. We krijgen die rommel wel van de bodem. En dat allemaal dankzij onze grote held: Flipper.'

Schoolvoorstellingen van goochelaar en buikspreker Aarnoud Agricola: www.goochelaar.biz

4

De gans met de gouden eieren. Klassieke fabel van Aesopos.

Een arme boer ziet op een dag een schitterend gouden ei ziet liggen in het nest van zijn

lievelingsgans. Hij wil het aanvankelijk weggooien, maar bedenkt zich en neemt het mee om het

nader te onderzoeken. Het ei is van zuiver goud! De boer kan het niet geloven. Zijn verbazing wordt

nog groter wanneer hij de volgende dag dezelfde ontdekking doet. Elke dag weer rent hij, zodra hij

wakker wordt, naar het nest en steeds weer vindt hij een gouden ei. Het lijkt te mooi om waar te

zijn.

Omdat zijn hebzucht en ongeduld alsmaar groter worden valt het hem steeds zwaarder om de

volgende dag af te wachten.

Hij besluit dan ook de gans te slachten om de eieren er allemaal tegelijk uit te halen. Maar als hij

het dier opensnijdt is er geen gouden ei te bespeuren. Hij zal er ook nooit meer één aantreffen, hij

heeft de gans die hem de gouden eieren leverde vermoord.

Schoolvoorstellingen van goochelaar en buikspreker Aarnoud Agricola: www.goochelaar.biz

1

De haas en de schildpad. Klassieke fabel van Aesopos.

De haas moest altijd lachen wanneer hij de schildpad zag lopen, want het ging zo langzaam. "Ik

begrijp niet waarom jij nooit naar iets onderweg gaat," zij hij pesterig. "Als jij eindelijk aankomt, is

het altijd te laat en alles is al lang voorbij."

De schildpad lachte een beetje. "Vlug ben ik niet," zei hij, "maar toch durf ik te wedden, dat ik

eerder aan de overkant van dit veld ben dan jij. Zullen we een wedstrijd houden? Dan kun je het

zien."

"Goed!" riep de haas en meteen sprong hij er vandoor, zo snel als hij kon. De schildpad ging heel

rustig op weg.

Nu was het die dag erg warm weer met een brandende zon, en de haas werd halverwege moe en

slaperig. "Weet je wat," dacht hij. "Ik doe even een tukje onder die heg hier. Zelfs als die schildpad

me onderwijl voorbij loopt, heb ik hem in een flits weer ingehaald." De haas ging in de schaduw

liggen en sliep in.

De schildpad kroop gestaag voort onder de warme zon.

Pas na lange tijd werd de haas wakker. Het was veel later dan hij dacht en hij keek eens rond. Geen

schildpad te bekennen. "Nou nou," mompelde hij, "waar zit dat vriendje? Wacht maar, ik zal hem

eens wat laten zien."

Als een pijl uit een boog schoot hij weg, door het korte gras, door het koren, over sloten, langs

braamstruiken, en bij de laatste bocht bleef hij even staan om te zien waar de eindstreep lag. Daar!

En nog geen halve meter ervoor kroop de schildpad, langzaam maar zeker, stap voor stap, dichter

en dichter naar het eindpunt.

Met een geweldige sprong stoof de haas erop af. Maar hij was te laat. Toen hij de lijn passeerde,

was de schildpad hem juist voor geweest.

"Zie je nou wel," zei de schildpad.

Maar de haas had geen adem meer om te kunnen antwoorden.

Schoolvoorstellingen van goochelaar en buikspreker Aarnoud Agricola: www.goochelaar.biz

1

Maja de bij

Waldemar Bonsels

Toen Maja de bij wakker werd, was het al licht. Ze had het een beetje koud gekregen onder het

grote groene blad en de eerste bewegingen die ze maakte, waren moeizaam en stijf. Ze hield zich

aan de bladnerf vast en liet haar vleugels trillen en flikkeren tot ze weer soepel waren. Toen streek

ze haar blonde haartjes glad en kroop heel voorzichtig naar de rand van het blad. Ze keek om zich

heen en wat ze zag was weer één en al schittering. De schittering van de morgenzon en van het

glanzende lichtgroene bladerdak boven haar.

Maja dacht: Wat is de wereld mooi, misschien zijn er wel gevaren maar ik ga nooit terug naar de

bijenkorf. Ze was vast van plan haar eigen gang te gaan; dat wil zeggen geen honing te dragen en

geen was te maken. Zo dacht de kleine lichtzinnige Maja, want ze kon niet weten wat haar aan

minder prettige ervaringen te wachten stond.

Ergens ver weg zag Maja in de zon in een rode schemering iets heel moois glinsteren en glanzen en

Maja dacht: Daar moet ik naar toe. Zonder aarzelen en vrolijk zoemend ging ze omhoog in de

warme zonneschijn op weg naar de rode bloem - want dat was het - die naar haar scheen te wenken.

Een bloem die, naderbij komend, zo’n zware, zoete geur verspreidde dat Maja er haast bedwelmd

van raakte en moeite had verder te vliegen. Maar het lukte haar één van de buitenste bloembladen te

bereiken en die hield ze stevig vast.

Nauwelijks had ze zich daar geïnstalleerd of ze zag een fonkelende zilveren kogel, die naar haar toe

rolde. De kogel was haast net zo groot als zijzelf, was doorschijnend en had alle kleuren van de

regenboog. De kogel rolde verder tot aan de rand van het blad en liet zich toen naar beneden vallen.

Maja gaf een gilletje toen zij zag dat de kogel beneden in het gras in vele piepkleine, veelkleurige

pareltjes uit elkaar gespat was. Ze gleden langs de grassprieten naar beneden en fonkelden als

diamanten.

Maja draaide zich naar de kelk om te kijken of er misschien nog zo’n mooie kogel zou zijn, maar o

schrik, in plaats van een waterdruppel zag zij een kever met bruine vleugels en een zwarte borstkas

bij de ingang van de kelk. Hij was kleiner dan zij, bleef rustig zitten waar hij zat en keek Maja

ernstig, maar helemaal niet onvriendelijk aan.

‘Is die kogel van u?’ vroeg zij. En toen hij niet antwoordde, voegde ze eraan toe: ‘Het spijt me als

hij door mijn schuld er uit is gerold.

‘Bedoel je de dauwdruppel?’ vroeg de kever ietwat uit de hoogte. ‘Daar hoef je je geen zorgen over

te maken. Ik had al gedronken en mijn vrouw drinkt nooit water omdat zij het aan haar nieren heeft.

Maar wat kom je hier eigenlijk doen?’

Maja ging niet op zijn vraag in, maar vroeg: ‘Wat is dit voor prachtige bloem? Wilt u zo vriendelijk

zijn mij dit te vertellen?’

De kever bewoog zijn glanzende kop heen en weer in zijn rugschild, alsof dat de gewoonste zaak

van de wereld was. Maar kleine Maja keek er wel een beetje verbaasd naar.

Na een ogenblik stilte zei de kever: ‘Je komt zeker net kijken,’ en het leek wel of hij een beetje

moest lachen om Maja’s onwetendheid.

Schoolvoorstellingen van goochelaar en buikspreker Aarnoud Agricola: www.goochelaar.biz

1

Maja vond hem - ze wist niet precies waarom - wat onbehouwen; ze was er zeker van dat bijen zich

beter gedroegen. Maar hij was wel goeiig, want toen hij zag dat Maja verlegen werd, had hij daar

begrip voor en zei. ‘Dit is een roos, dan weet je dat alvast. Wij hebben hier vier dagen geleden onze

intrek genomen en de roos is dankzij onze verzorging schitterend geworden. Mag ik je uitnodigen

dichterbij te komen?’

Maja aarzelde, maar ze overwon haar angst en ging samen met de kever naar binnen, dat wil zeggen

een smalle ruimte in met felrode gordijnen, die heerlijk geurden.

‘O, wat is het hier mooi en wat ruikt het hier lekker,’ zei Maja opgetogen en de kever was blij dat

zijn woonplaats haar zo goed beviel.

‘Ja, ja,’ zei hij, ‘als je weet waar iemand woont,’ en hij glimlachte zelfvoldaan, ‘dan weet je wat

iemand waard is, zoals het oude spreekwoord zegt. Maar wil je soms wat honing hebben?’

‘O ja, dolgraag!’ zei Maja, die rammelde van de honger.

De kever knikte en verdween achter één van de wanden. Maja keek om zich heen en vond dat de

kever inderdaad een mooie woning had en o, wat rook het heerlijk. Dat was wel wat anders dan die

bedompte verdieping in de bijenkorf waar het zo vol en roezemoezig was. En weer dacht Maja:

Nee, daar ga ik nooit meer naartoe.

Plotseling hoorde Maja achter het rode behang de kever heel hard schelden. Hij was kennelijk erg

boos en het leek wel alsof hij iemand beetgepakt had die hij hardhandig door elkaar schudde.

Tussendoor hoorde ze een klein angstig stemmetje. Het was een klein, maar heel helder stemmetje

en Maja kon de woorden duidelijk verstaan. Het stemmetje zei: ‘Ja, als ik alleen ben, dan durf je

wel!Maar wacht maar tot ik mijn vrienden erbij haal - dan durf je niet zo dichtbij te komen. Je bent

een echte loperd - dat ben je!’ Waarna Maja hoorde hoe iemand zich snel uit de voeten maakte. Wat

kon dat zijn? Maja was geschrokken.

Even later kwam de kever met een klompje honing terug en het was hem duidelijk aan te zienj dat

hij boos was. In plaats van het klompje netjes bij Maja te leggen, gooide hij het neer.

‘Het is gewoon een schandaal,’ zei hij, ‘met dat gespuis heb je nergens rust.’ En hij wiste het zweet

van zijn voorhoofd.

Maja had zo’n honger dat ze vergat te bedanken en meteen een flinke hap nam.

‘Wie was dat en wat was er aan de hand?’ vroeg ze met volle mond?

‘Eet alsjeblieft eerst je mond leeg, zo ben je niet te verstaan,’ zei de kever. Maja gehoorzaamde,

maar de opgewonden huiseigenaar gunde haar geen tijd haar vraag te herhalen. Geërgerd sprak hij:

‘Het was een mier. Moet je nagaan, we zijn altijd bezorgd voor dat mierenvolk en we sparen voor

hen. Maar dat is nog geen reden voor een mier om zomaar de voorraadkamer binnen te dringen.

Daar kan ik woedend over worden. Als ik niet wist dat ze nu eenmaal geen manieren hebben, zou ik

ze voor doodgewone dieven uitmaken.’

Maar hij bedacht zich plotseling en zich tot Maja wendend zei hij: ‘Neem me niet kwalijk, ik heb

me nog niet voorgesteld. Ik heet Peppi van de familie van de rozenkevers.’

‘Ik heet Maja,’ zei het bijtje bedeesd. ‘Ik vind het fijn met u kennis te maken.’ Tersluiks nam ze de

kever Peppi goed op; hij boog alsmaar en spreidde daarbij zijn voelsprieten als twee kleine

Schoolvoorstellingen van goochelaar en buikspreker Aarnoud Agricola: www.goochelaar.biz

2

waaiertjes uit. Maja vond dat een leuk gezicht. ‘U heeft mooie voelsprieten, echt schattig vind ik

ze.’

‘Nou ja, zei Peppi gevleid, ‘daar zijn wij kevers nu eenmaal bekend om. Wil je ook de achterkant

zien?’

‘Graag,’ zei Maja, ‘als het niet teveel moeite is.’ De kever draaide de waaiervormige voelsprieten

een halve slag om en liet er een zonnestraal overheen glijden. ‘Prachtig, vind je niet?’

‘Ja, zoiets heb ik nog nooit gezien,’ antwoordde Maja. ‘Mijn eigen voelsprieten zijn maar niets

vergeleken met die van u.’

‘Nou ja, zo heeft iedereen wat. Jij hebt mooie ogen en je goudkleurige lijf mag er ook zijn.’

Maja straalde; nog nooit had iemand tegen haar gezegd dat er iets moois aan haar was. Uit pure

opwinding nam ze nog een grote hap honing.

‘Heerlijk is is. Ik heb er niet zoveel verstand van, maar het lijkt me een prima kwaliteit.’

‘Het is rozenhoning, eerste oogst, neem zoveel als je wilt, maar je moet wel oppassen dat je je maag

er niet mee bederft. En als je dorst hebt, hier zijn nog wat dauwdruppels.’ Peppi verbaasde zich over

de eetlust van zijn kleine gast, maar hij vond haar lief.

‘Dank u wel, maar ik wil nu liever vliegen, als u het goed vindt.’

De kever lachte. ‘Altijd maar vliegen,’ zei hij. ‘Vliegen zit jullie bijen in het bloed. Ik begrijp dat

niet, het is toch prettig als je een goed plekje hebt gevonden, om dar te blijven zitten.’

‘Nee, ik hou nu eenmaal van vliegen,‘ zei Maja.

Peppi schoof het rode gordijn voor haar opzij. ‘Ik zal je uitlaten. Ik weet een mooi blad vanwaar je

gemakkelijk kunt wegvliegen.’

‘Dank u wel, dat is niet nodig, ik kan overaal vandaan wegvliegen.’

‘Ja, dat hebben jullie bijen op ons voor. Ik heb moeite met het ontvouwen van mijn onderste

vleugels.’

Maar Maja luisterde al niet meer naar hem. Ze zag de blauwe hemel en weg was ze. ‘Tot ziens en

nog wel bedankt’, riep ze.

‘Tot ziens,’ riep Peppi terug en hij bleef even op het hoogste rozenblad zitten om de kleine Maja na

te kijken. Hij zag hoe ze in een rechte lijn omhoog vloog, de gouden zonneschijn en de frisse

morgenlucht tegemoet.

Schoolvoorstellingen van goochelaar en buikspreker Aarnoud Agricola: www.goochelaar.biz

3

Werkblad Maja de bij

Honingsnoepjes maken

Je kunt zelf lekkere honingsnoepjes maken.

Daarvoor heb je nodig: 8 blaadjes gelatine, 1 kopje vaste honing, water en sap van een citroen.

1. Week 8 blaadjes gelatine in koud water.

2. Verwarm 1 kopje vaste honing en het sap van een citroen in een pannetje en roer goed totdat de

honing net is opgelost.

3. Doe een kopje water in een ander pannetje en breng het aan de kook.

4. Knijp de blaadjes geweekte gelatine uit, voeg ze toe aan het kokende water en roer goed.

5. Neem beide pannetjes van het vuur, voeg het honingmengsel bij het gelatinemengsel en meng.

6. Giet de substantie in een schaal of in vormpjes en laat alles afkoelen.

7. Als alles is afgekoeld, snij je de plak in stukjes, zodat jij en andere kinderen kunnen genieten van

de zelfgemaakte honingsnoepjes. Eventueel kun je de snoepjes verpakken in een papiertje.

Schoolvoorstellingen van goochelaar en buikspreker Aarnoud Agricola: www.goochelaar.biz

4

Niels Holgersson bevrijdt schapen van vossen

De familie Holgersson woont in Skåne in het uiterste zuiden van Zweden op een kleine boerderij. Daar groeit hun enige zoon Niels op. Niels is niet zo vriendelijk voor de dieren thuis, hij houdt er van om ze te plagen en te sarren. Als hij op een dag een kabouter vangt en weigert die weer vrij te laten, spreekt de boze kabouter een betovering uit over Niels. Hij wordt zo klein als een duim. Niels smeekt de kabouter om hem weer groot te maken, maar de kabouter verdwijnt zonder een spoor na te laten. Meteen krijgt Niels het aan de stok met de dieren van de boerderij die hem allemaal uitlachen en dreigen om hém nu eens te pesten, en Niels moet vluchten. Hij verstopt zich in de heg die om het erf groeit.

Op dat moment vliegt een groep wilde ganzen over de boerderij. Ze roepen de tamme ganzen op om mee te vliegen naar de bergen en vrij te zijn! De meeste ganzen voelen er echter niets voor om hun leventje op te geven. Alleen Maarten, een jonge ganzerik, wil wel mee. In eerste instantie lukt het hem niet op te stijgen - hij heeft nooit echt vliegen geleerd. Niels heeft er even geen erg in dat hij klein en hulpeloos is en probeert de ganzerik het ontsnappen te belemmeren. Hij grijpt Maarten bij de nek en... op dat moment slaagt die erin op te stijgen. Met veel moeite slaagt Niels erin op de rug van de ganzerik te kruipen.

Omdat Mårten niet gewend is te vliegen gaat het niet zo snel. De leidster van de ganzengroep, Akka wordt kwaad en probeert hem ervan te overtuigen dat het beter is terug naar huis te gaan. Uiteindelijk mag hij toch mee op de tocht. De ganzen en de kleine Niels bleven allerlei avonturen. Dit verhaal begint wanneer de wilde ganzen hadden overnacht op de noordelijke punt van Öland en op weg waren naar het vasteland.

Er woei een vrij sterke zuidenwind over de Kalmar Sond, zodat ze naar het noorden gedreven waren. Toen ze de eerste klippen bereikten, hoorden ze een geweldig geluid, alsof een menigte vogels met sterke vleugels aan kwam vliegen en het water onder hen werd opeens pikzwart. De gans Akka, die de leiding had, hield zo snel haar vleugels in dat ze bijna stil bleef hangen in de lucht. Daarop daalde ze om neer te strijken op de zeespiegel. Maar voordat de ganzen het water bereikt hadden, stak de westerstorm op, die mistwolken, zout, schuim en kleine vogels voor zich uit joeg. Nu trok hij ook de wilde ganzen mee en wierp ze ondersteboven en slingerde ze voort naar de kant van de zee.

Het werd een akelige storm. de wilde ganzen probeerden telkens om te keren, maar dat lukte hen niet. Ze werden naar de kant van de Oostzee gedreven. De storm had hen voorbij Öland gejaagd en vóór hen lag de eenzame woeste zee. Ze konden niets anders doen dan met de wind mee draaien.

Toen Akka merkte dat ze niet konden omkeren streek ze op het water neer. De branding was al hevig en werd steeds woester. De golven rolden aan, zeegroen met witte schuimende koppen. Maar de wilde ganzen waren niet bang voor dat bruisende water. Ze zwommen niet, maar lieten zich drijven - hoog op de koppen van de golven en naar beneden in het golfdal - en hadden evenveel plezier al een kind in de wieg. De arme landvogels, die door de storm voortgejaagd werden, hoog in de lucht, riepen afgunstig: ‘Jullie hebben geen nood. Jullie kunnen zwemmen!’

Maar helemaal ongevaarlijk was het spel van de wilde ganzen toch niet. Het wiegen maakte hen ontzettend slaperig. Voortdurend wilden ze hun kop omkeren, hun snavel onder de vleugels steken en inslapen. Niets is gevaarlijker dan zo in slaap vallen. Akka riep telkens: Niet slapen, wilde ganzen! Wie slaapt raakt de troep kwijt en wie van de troep wegraakt is verloren!’

Ondanks alle pogingen zich ertegen te verzetten, sliep de ene gans na de andere in en zelfs Akka kon haar ogen niet meer openhouden, toen ze plotseling iets ronds op de kop van een golf uit het water zag steken. ‘Zeehonden! Zeehonden! Zeehonden! riep Akka met harde, schelle stem en vloog met klappende vleugels op. Dat was op het nippertje. Voordat de laatste wilde gans uit het water opgevlogen was, waren de zeehonden zo dichtbij dat ze naar adem hapten.

Zo waren de wilde ganzen weer midden in de storm, die hen naar zee dreef. Ze zagen geen land meer - enkel woeste zee. Zodra ze maar durfden, streken ze weer neer op het water. Maar toen ze een poosje door de golven gewiegd waren, werden ze opnieuw slaperig. En zodra ze sliepen, kwamen de zeehonden weer aanzwemmen. Als de oude Akka niet zo waakzaam geweest was, zou niet één van hen ‘t er levend vanaf gebracht hebben.

Schoolvoorstellingen van goochelaar en buikspreker Aarnoud Agricola: www.goochelaar.biz

1

De hele dag duurde de storm voort en richtte de vreselijkste verwoestingen aan onder de vogels, die in die tijd van het jaar aan het trekken waren. Sommigen werden uit hun koers gedreven naar een vreemd land, waar ze van angst en honger stierven. Anderen werden zo moe, dat ze in ze zonken en verdronken. Weer anderen werden tegen de klippen gegooid en verpletterd en een groot aantal viel ten prooi aan de zeehonden. Akka begon zich af te vragen of ze met haar troep zou verongelukken. Ze waren nu doodmoe en nergens zag ze een plaats waar ze konden rusten. Tegen de avond durfde ze niet meer op zee neer te strijken, omdat die met grote ijsschotsen gevuld raakte, die tegen elkaar opbotsten en ze was bang dat zij en haar troep daartussen verpletterd zouden worden. Het was verschrikkelijk dat ze nog geen land zagen. Hoe zou het gaan als ze de hele nacht op zee moesten blijven?

De maan hield zich schuil achter dikke, donkere wolken en het werd vlug donker. Zelfs de dapperste ganzen begonnen bang te worden. Het roepen van trekvogels in nood had de hele dag over zee geklonken, maar nu ze niet meer konden zien wie ‘t waren, die zo riepen, klonk het griezelig. Onder hen op zee botsten de stukken drijfijs tegen elkaar. De zeehonden hieven hun woeste jachtliederen aan. Het was alsof hemel en aarde vergingen.

De jongen die had meegereisd op de rug van een gans had een poos naar beneden naar de zee zitten kijken. Plotseling keek hij op en zag op maar een paar meter afstand een steile, kale bergwand. Aan de voet van de wand sloegen de golven op in hoog opspattend schuim. De wilde ganzen vlogen regelrecht naar de rotswand toe en dat zou hun dood kunnen worden.

Maar nauwelijks zat hij verbaasd te denken dat Akka dit gevaar niet op tijd ontdekt had, of hij merkte dat ze bij de berg waren en dat vóór hen de halfronde opening lag van en grot. Daar vlogen de ganzen naar binnen en toen waren ze in veiligheid.

Het eerste waar de reizigers aan dachten, voor ze zich over hun redding konden verheugen, was of alle kameraden er waren. Er waren Akka, Yksi, Kolme, Neljä, Viisi en Kuusi, alle zes de jonge ganzen, de Ganzerik, Donsje en Niels. Toen de wilde ganzen merkten dat niemand anders dan Kaksi van de troep was weggeraakt, namen ze de zaak kalm op. Kaksi was een oude, wijze vogel. Ze kende al hun wegen en gewoonten en zou er wel voor zorgen dat ze weer bij hen terugkwam.

Toen begonnen ze rond te kijken in de grot. Er kwam nog zoveel daglicht door de opening dat ze konden zien dat de grot diep en breed was. Plotseling zag een van hen een paar schitterende groene punten glinsteren in een donkere hoek. ‘Ogen!’ riep Akka. ‘Ogen van grote dieren!’

Ze stormden naar de uitgang, maar Niels, die beter in het donker kon zien dan de wilde ganzen, riep: ‘Daar hoeven jullie niet voor weg te lopen! Het zijn maar een paar schapen die tegen de wand van de grot liggen!’

Toen de wilde ganzen aan het schemerlicht in de grot gewend waren, konden ze de schapen goed zien. Er waren ongeveer twaalf volwassen dieren, maar er lagen ook nog enkele lammetjes. De grote ram met lang gebogen horens scheen de voornaamste van de kudde te zijn. De wilde ganzen gingen hem diep buigend tegemoet. ‘Wees welkom in deze wildernis!’ zeiden ze.

Maar de grote ram bleef stil liggen en zei geen woord. Toen dachten de wilde ganzen dat de schapen boos waren, omdat ze in hun grot waren gekomen. ‘t Komt misschien niet erg gelegen dat we uw huis zomaar binnendringen’, zei Akka, ‘maar we kunnen het niet helpen. De wind heeft ons hierheen gedreven. We hebben de hele dag in de storm rondgezworven en zouden blij zijn, als we vannacht hier konden blijven.’

Hierna duurde het een hele poos voordat een van de schapen met woorden antwoordde. Wel was duidelijk te horen dat enkele van hen diep zuchtten. Tenslotte zei een oude schapenmoeder, die een lang en bedroefd gezicht had, met klagende stem: ‘Niemand van ons zal u verbieden hier te blijven, maar dit is een huis van rouw en we kunnen onze gasten niet meer ontvangen zoals vroeger.’

‘Dat is helemaal niet erg’, zei Akka, ‘na wat wij vandaag hebben doorgemaakt, zijn we blij met een veilig plekje om te slapen.’

Toen stond de oude schapenmoeder op. ‘Ik denk dat het beter voor u zou zijn in de ergste storm rond te vliegen dan hier te blijven; maar nu u toch hier bent, zullen we u - zo goed als ons huis dat toelaat - onthalen.’ Ze wees op een holte in de grond die vol water stond. Daarnaast lag een hoop kaf en stro en ze

Schoolvoorstellingen van goochelaar en buikspreker Aarnoud Agricola: www.goochelaar.biz

2

nodigde de ganzen uit zich daaraan te goed te doen. ‘We hebben dit jaar veel sneeuw gehad hier op het eiland’, zei ze. ‘De boeren van wie we zijn, komen bij ons met hooi en haverstro, zodat we niet doodgaan van de honger. En dit stro is alles wat er van onze welvaart is overgebleven.’

De ganzen wierpen zich op het voedsel en vonden dat ze goed terecht waren gekomen. Ze merkten wel dat de schapen angstig waren, maar ze wisten hoe gauw schapen bang worden en dachten dat er misschien gevaar kon dreigen. Toen ze gegeten hadden stond de grote ram op en kwam naar hen toe. De ganzen hadden nog nooit een schaap met zulke lange grove horens gezien. Ook in andere opzichten was hij opvallend. Hij had een groot bultig voorhoofd , verstandige ogen en een trotse houding. ‘Voor jullie gaan slapen moet ik jullie zeggen dat het hier onveilig is’, zei hij. ‘Wij kunnen in deze tijd van het jaar geen gasten voor de nacht ontvangen.’

Nu begon Akka pas te begrijpen dat het ernst was. ‘We gaan weg, als u dat beter vindt’, zei ze, ‘maar wilt u ons niet zeggen wat er aan de hand is? Wij weten niet eens waar we zijn.’

Dit is het kleine Karelseiland’, zei de ram. ‘Dat ligt voorbij Gotland en hier wonen alleen schapen en zeevogels.’‘Hoort u misschien tot de wilde schapen? vroeg Akka.‘Dat scheelt niet veel’, antwoordde de ram. ‘We hebben niets met de mensen te maken. Er bestaat een oude overeenkomst tussen ons en de boeren op de hoeve in Gotland dat ze ons voer brengen als het ‘s winters sneeuwt en dan mogen zij er zoveel van ons meenemen als er boven een bepaald getal zijn. We redden ons verder het gehele jaar en wonen niet in huizen met deur en sloten, maar we zoeken ons heil in de grotten zoals deze.’

Blijft u hier ‘s winters ook? vroeg Akka verbaasd.‘Ja, we hebben genoeg te grazen hier op de berg, het hele jaar.’‘U hebt het beter dan de meeste schapen’, zei Akka. ‘Maar wat is hier dan voor gevaar?’

‘Verleden winter was het heel koud. De zee bevroor en toen kwamen drie vossen over het ijs hierheen en sinds die tijd zijn ze hier gebleven. Overdag zie je ze niet, want dan kan ik mijzelf en de mijnen wel verdedigen’, zei de ram en hij schudde zijn horens. ‘Maar ze sluipen naar ons toe als we ‘s nachts in de grot liggen te slapen. We proberen wakker te blijven, maar nu en dan moet je wel slapen en dan komen ze. Ze hebben alle schapen in de andere grotten al gedood en er waren kuddes, zo groot als de mijne.’

‘Denkt u dat ze vannacht hier komen?’ vroeg Akka.‘Dat denk ik wel’, zei de oude schapenmoeder.’ Ze waren hier gisternacht en hebben een lam gestolen. Ze blijven terugkomen zolang er nog een van ons in leven is.’‘Maar op die manier blijft er niemand in leven’, zei Akka.‘Nee. Het zal niet lang meer duren voor het gedaan is met alle schapen op het kleine Karelseiland’, zei de schapenmoeder.

Akka stond daar heel besluiteloos. Het was niet prettig er nu weer op uit te gaan in de storm. En het was ook niet goed in een huis te blijven waar zulke gasten verwacht werden. Toen ze een poos had nagedacht zei ze tegen de jongen: ‘Ik zou willen weten of je ons helpen wilt, zoals je al zo vaak hebt gedaan.’‘Ja’, zei de jongen; dat wilde hij wel. ‘Het is wel akelig voor je dat je niet kunt slapen’, zei de wilde gans. ‘maar ... zou je wakker kunnen blijven, tot de vossen komen en ons dan wekken, zodat we weg kunnen vliegen?’De jongen had daar niet zoveel zin in, maar alles was beter dan er in de storm weer op uit te moeten, zodat hij beloofde wakker te zullen blijven.

Hij ging naar de ingang van de grot, kroop achter een grote steen en ging op wacht zitten. Toen de jongen daar een poosje gezeten had, scheen de storm te bedaren. De hemel werd helder en de maan scheen op de golven. De jongen liep naar buiten. De grot lag heel hoog op de berg. Een smal steil pad leidde naar boven. Van die kant moest hij de vossen verwachten.

Hij zag nog geen vos, maar wel iets waar hij heel bang voor werd. op het smalle strand beneden stonden een paar grote reuzen, of andere stenen monsters - of misschien waren het wel mensen. Eerst dacht hij dat hij droomde, maar nu was hij er heel zeker van dat hij niet in slaap was gevallen. Hij zag de grote mannen zo duidelijk dat het geen gezichtsbedrog kon zijn. Sommige stonden op het strand en anderen vlak bij de berg,

Schoolvoorstellingen van goochelaar en buikspreker Aarnoud Agricola: www.goochelaar.biz

3

alsof ze van plan waren er tegenop te klauteren. Sommige hadden grote, dikke koppen en anderen hadden helemaal geen kop. Sommigen hadden één arm en sommigen hadden een bochel van voren en van achteren. Hij had nog nooit zoiets wonderlijks gezien.

De jongen stond zich daar bang te maken voor de reuzen, zodat hij vergat naar de vossen uit te kijken. Maar nu hoorde hij een klauw langs een steen schrapen en zag drie vossen de helling opkomen. Zodra hij wist dat hij met iets werkelijks te doen had, werd hij weer kalm en was helemaal niet bang meer. Toen bedacht hij dat het toch niet aardig was alleen de ganzen te roepen en de schapen aan hun lot over te laten. Hij liep gauw de grot binnen, schudde de ram aan zijn horens, zodat hij wakker werd en sprong meteen weer op zijn rug.

Sta op vadertje!’ We zullen proberen de vossen een beetje bang te maken!’ zei de jongen. Hij was zo stil mogelijk geweest, maar de vossen moesten toch iets gehoord hebben. Toen ze boven kwamen bij de ingang van de grot, bleven ze staan om te overleggen wat ze moesten doen.

‘Ik hoorde iemand bewegen daar binnen’, zei de ene vos. ‘Ik zou wel eens willen weten of ze wakker zijn.’‘Ga er maar gerust op af’, zei een van de andere vossen. ‘Ons kunnen ze toch niets doen.’Toen ze een eindje de grote ingelopen waren, bleven ze staan en snoven in het rond.‘Wie zullen we vanavond nemen?’ fluisterde de vos, die voorop liep.‘Vanavond nemen we de grote ram’, zei de vos die achteraan liep, ‘dan gaat het gemakkelijker met de anderen.’

De jongen zat op de rug van de oude ram en zag hoe ze voort slopen.‘Stoot nu recht vooruit’, fluisterde hij. De ram stootte toe en de eerste vos werd halsoverkop terug geslingerd naar de opening van de grot.‘Stoot nu naar links’, zei de jongen en wendde de grote kop van de ram in de juiste richting. De ram gaf een geweldige slag, die de tweede vos in zijn zij trof. Hij rolde een paar keer over de grond, voor hij weer op de been was en weglopen kon. De jongen had graag gewild dat ook de derde vos een stoot had gekregen, maar die had wijselijk gemaakt dat hij wegkwam.

‘Ik denk dat ze wel genoeg hebben voor vannacht’, zei de jongen.‘Ja, dat denk ik ook’, zei de grote ram. ‘Ga maar op mijn rug liggen en kruip onder de wol. Je verdient wel dat je ‘t goed en warm krijgt na al die wind waarin je gelopen hebt.

De volgende dag liep de ram rond met de jongen op zijn rug en liet hem het eiland zien. Dat bestond uit één enkel geweldige rots. Het was als een groot huis met oodrechte wanden en een plat dak. De ram liep eerst naar de top van de berg en liet de jongen de goede weiden daar zien. En hij moest toegeven dat het eiland vooral voor schapen gemaakt scheen te zijn. Op de berg groeide niet veel anders dan schapengras en meer van die dorre, kruidige gewassen, waar schapen veel van houden.

Maar er was nog iets anders te zien dan schapenweiden als je eenmaal de helling opgeklommen was. Daar zag je de zee die nu blauw in het zonlicht haar glanzende golven voortrolde. Alleen hier en daar tegen een landtong stoof ze op in schuim.

In het oosten lag Gotland met een langgerekte kust. In het zuidwesten lag het grote Karelseiland. Toen de ram heel dicht naar de rand van de bergtop ging, zodat de jongen langs de bergwanden naar beneden kon neerkijken, zag hij dat ze helemaal vol zaten met vogelnesten en in de blauwe zee beneden lagen zwarte zee-eenden, eidereenden, drieteen-meeuwen, zeekoeten en alken vredig te vissen in de stroming.

‘Het lijkt hier wel het beloofde land’, zei de jongen. ‘Jullie wonen hier prachtig.’‘’Ja, het is hier wel mooi’, zei de grote ram. Het was alsof hij er nog iets aan toe had willen voegen, maar hij zei niets en zuchtte alleen. ‘Maar als je hier alleen loopt, moet je wel oppassen voor al die spleten in de berg’, ging de ram een poos later voort. En die waarschuwing was wel nodig, want op verschillende plaatsen waren er diepe en brede spleten. De grootste daarvan heette ‘Het helse hol’. Die spleet was vele meters diep en bijna anderhalve meter breed.

‘Als iemand hier in zou vallen, was hij er geweest’, zei de grote ram. De jongen vond dat dit klonk alsof hij er iets speciaals mee bedoelde.

Schoolvoorstellingen van goochelaar en buikspreker Aarnoud Agricola: www.goochelaar.biz

4

Daarna bracht de ram de jongen naar het strand. Nu kon hij van dichtbij de reuzen zien die hem de vorige nacht zo bang hadden gemaakt. Het waren niets anders dan grote rotspilaren.

Hoewel het heel mooi was aan het strand, wilde de jongen toch liever boven op de berg zijn. Het was akelig daar beneden omdat er overal dode schapen lagen. Hier hadden de vossen hun maaltijden gehouden. De grote ram bleef niet bij de doden staan. Hij liep hen kalm voorbij, maar de jongen kon het niet nalaten ernaar te kijken. Nu liep de grote ram weer naar de top van de berg en toen hij daar aangekomen was bleef hij staan.

‘Als iemand die flink en verstandig was, al die ellende hier zag’, zei hij, ‘dan zou hij zeker niet rusten voor die vossen hun verdiende straf hadden gekregen.’‘De vossen moeten toch ook leven’, zei de jongen.‘Ja’, zei de grote ram, ‘maar ze doden niet allemaal omdat ze honger hebben. Dat heb je daarnet kunnen zien. Ze worden lang niet allemaal opgegeten. Die vossen hier zijn misdadigers.’‘De boeren, aan wie dit eiland toebehoort, moeten komen helpen’, vond de jongen.‘Ze zijn hier al zo vaak geweest’, antwoordde de ram, ‘maar dan verstopten de vossen zich in gaten en spleten, zodat ze hen niet konden neerschieten.’Je denkt toch niet, vadertje, dat een stumper als ik er iets aan zou kunnen doen? vroeg de jongen. ‘Wie klein en slim is, zou er heel wat aan kunnen doen’, antwoordde de grote ram.

Ze spraken er niet meer over. De jongen ging boven bij de wilde ganzen zitten, die op de hoogvlakte graasden. Hoewel hij het aan de ram niet had willen laten merken, was hij heel bedroefd om de schapen en had hij hen graag willen helpen.

‘Ik zal eens met Akka en Maarten Ganzerik erover praten’, dacht hij. ‘Misschien weten die goede raad. Een poos later nam de witte ganzerik de jongen op zijn rug en liep over de bergvlakte naar het helse hol. Zorgeloos liep hij op het open bergdak en scheen er niet aan te denken hoe wit en groot hij was. Het was vreemd dat hij niet voorzichtig was, want hij scheen het niet gemakkelijk te hebben gehad de vorige dag. Hij was kreupel aan zijn rechterpoot en zijn linkervleugel sleepte en hing neer alsof hij gebroken was.

Hij liep alsof er er geen gevaar in de wereld was en keek helemaal niet om zich heen. De jongen lag languit op de rug van de gans en keek op naar de blauwe hemel. Hij was nu zo aan het rijden gewend dat hij op de ganzenrug kon liggen en staan.

Doordat de gans en de jongen allebei zo zorgeloos waren, merkten ze natuurlijk niet dat de drie vossen op de bergvlakte waren gekomen. En de vossen, die wisten dat het bijna ondoenlijk is jacht te maken op een gans in het open veld, dachten er in het geheel niet aan, de ganzerik een haarbreed in de weg te leggen. Maar omdat ze niets te doen hadden kropen ze tenslotte in één van de lange kloven en probeerden hem te besluipen. Ze gingen zo voorzichtig te werk dat de gans niets van hen merkte. Ze waren niet meer zover weg, toen de gans een poging deed om op te vliegen. De vossen dachten hieruit op te maken dat hij niet vliegen kon en haastten zich nog meer dan eerst. Ze hielden zich niet langer in de kloven verborgen, maar liepen boven over de vlakte. Ze verscholen zich zo goed ze maar konden achter de bosjes gras en stenen en kwamen steeds dichter bij de gans, zonder dat hij er iets van merkte. Tenslotte waren de vossen zó dichtbij dat ze de slag konden wagen. Alledrie wierpen ze zich tegelijk met een grote sprong op de ganzerik.

Deze moest op het laatste ogenblik toch iets gemerkt hebben, want hij sprong opzij, zodat de vossen hem misten. Maar dat betekende niet zoveel, want de gans had maar een paar voet voorsprong en bovendien was hij kreupel. De stumper liep zo hard al hij maar kon. En ganzen kunnen geweldig hard lopen, zo hard zelfs dat een vos moeite heeft hen in te halen.

De jongen zat achterstevoren op de rug van de gans en schreeuwde tegen de vossen: ‘Jullie hebben je te dik gegeten aan schapenvlees, vossen! Jullie kunnen niet eens een gans inhalen!’Hij plaagde hen, tot ze woest van boosheid werden. De witte gans sprong regelrecht op de grote kloof af. Toen hij vlakbij was, deed hij een slag met zijn vleugels, zodat hij eroverheen kwam. De vossen zaten hem op de hielen.

De gans rende door met dezelfde haast als eerst, ook toen hij over hel helse hol gesprongen was. Maar nauwelijks had hij een paar meter gelopen of de jongen klopte hem op de hals en zei opgewekt: ‘Je kunt nu

Schoolvoorstellingen van goochelaar en buikspreker Aarnoud Agricola: www.goochelaar.biz

5

wel stilstaan Ganzerik!’ Op hetzelfde ogenblik hoorden ze achter zich een wild gehuil, schrapen met klauwen en daarna een doffe dreun. Maar van de vossen was niets meer te zien.

De volgende morgen vond de wachter van de vuurtoren van het grote Karelseiland een reepje boombast onder zijn deur gestoken, waar met scheve hoekige letters stond ingekrast: ‘De vossen op het kleine Karelseiland zijn in het helse hol gevallen. Ga maar kijken.’ En dat deed de wachter ook.

Schoolvoorstellingen van goochelaar en buikspreker Aarnoud Agricola: www.goochelaar.biz

6

De olifant volgens blinde mensen

Er waren eens zes man uit Hindostan,

het opdoen van kennis zeer gezind

Ze gingen op zoek naar de olifant

(ook al waren zij allen blind)

met onderzoek zouden zij oordelen naar bevind.

De eerste liep naar de olifant

maar kwam opeens ten val

tegen de brede en stevige flank

en verklaarde meteen aan al:

‘loof de heer,

maar de olifant is als een wal.’

De tweede voelde aan een slagtand

en riep: ‘hé, maar neen, mijn heer,

wat is immers zo rond en scherp?

Voor mij is duidelijk maar al te zeer.

Dit wonder van een olifant is als een speer.

Nu kwam ook de derde naderbij,

greep bij toeval, als ware het een stang,

de kronkelende slurf,

en sloeg terstond een toon aan van belang:

‘Aha,’ sprak hij, ‘de olifant lijkt erg op een slang.’

Nu stak de vierde gretig zijn handen uit,

en voelde aan de knie,

‘Waar dit beest nog het meest op lijkt

is wel duidelijk,’ meende die;

‘Er kan geen twijfel over zijn

het is een boom die ik hier voor mij zie.’

De vijfde raakte toevallig aan het oor

en zei: ‘zelfs als de blik niet tot het daglicht reikt,

Is zonneklaar wat ik hier heb;

wat ik voel is zonder twijfelen geijkt,

is dat dit wonder van een olifant op een waaier lijkt.’

Nauwelijks nog had de zesde overwogen

waar hij eens beginnen zou,

of hij voelde al de slingerende staart,

zwaaiend gaf deze hem een douw,

‘Ik zie het al,’ zei de man, ‘de olifant is als een touw.’

En aldus zetten de zes uit Hindostan zich aan een debat,

met luide stem en onverveerd,

ieder zei er het zijne van

en liet zich door de ander onbekeerd,

Allen waren weliswaar ten deel in het gelijk,

samen echter hadden zij het verkeerd.

MORAAL:

Maar al te vaak varen allen,

denk ik, alledag,

Hun eigen koers, volkomen onwetend

over wat de ander denken mag,

En spreken zij allen van een olifant,

die geen van hen ooit zag.

Schoolvoorstellingen van goochelaar en buikspreker Aarnoud Agricola: www.goochelaar.biz

Paulus de Boskabouter en de mussenklus

Jean Dulieu

Schoolvoorstellingen van goochelaar en buikspreker Aarnoud Agricola: www.goochelaar.biz

1

Schoolvoorstellingen van goochelaar en buikspreker Aarnoud Agricola: www.goochelaar.biz

2

Schoolvoorstellingen van goochelaar en buikspreker Aarnoud Agricola: www.goochelaar.biz

3

Schoolvoorstellingen van goochelaar en buikspreker Aarnoud Agricola: www.goochelaar.biz

4

Schoolvoorstellingen van goochelaar en buikspreker Aarnoud Agricola: www.goochelaar.biz

5

Schoolvoorstellingen van goochelaar en buikspreker Aarnoud Agricola: www.goochelaar.biz

6

Schoolvoorstellingen van goochelaar en buikspreker Aarnoud Agricola: www.goochelaar.biz

7

Werkblad Paulus de Boskabouter

raadsel antwoord

a Wie woont in het bos en heeft een eigen

televisieserie gehad?

Paulus de Boskabouter!

b Wie woont in het bos en heeft altijd schone

tanden?

Paulus de Floskabouter!

c Wie woont in het bos en heeft altijd pech? Paulus de Kloskabouter!

d Wie woont in het bos en houdt van vechten? Paulus de Bokskabouter!

e Wie woont in het bos en is chagarijnig? Paulus de Norskabouter!

f Wie woont in het bos en is kwaad? Paulus de Booskabouter!

g Wie woont in het bos en bezorgt brieven? Paulus de Postkabouter!

h Wie woont in het bos en heeft altijd geluk? Paulus de Bofkabouter!

i Wie woont in het bos en explodeert? Paulus de Plofkabouter!

j Wie woont in het bos en glanst niet? Paulus de Dofkabouter

k Wie woont in het bos en is vaak dronken? Paulus de Wodkabouter!

l Wie woont in het bos en is erg grappig? Paulus de Mopkabouter!

m Wie woont in het bos en houdt iedereen voor de

gek?

Paulus de Fopkabouter!

n Wie rijdt er razendsnel door het bos? Paulus de Crosskabouter!

o Wie woont in het bos en doet heel raar? Paulus een steekje Loskabouter!

p Wie woont in het bos en heeft dringend hulp

nodig?

Paulus de S.O.S. kabouter!

q Wie woont in het bos en heeft een eigen

televisieomroep?

Paulus de Troskabouter!

r Wie woont in het bos en heeft verstand van

verzekeren

Polis de Boskabouter!

s Wie woont in het bos en heeft 143 broertjes en

zusjes?

Paulus de Groskabouter!

t Wie woont in het bos en brouwt bier? Paulus de Hopkabouter!

u Wie woont in het bos en viert veel feest? Paulus de Hoskabouter!

v Wie woont in het bos en stopt ermee? Paulus de Nokkabouter!

Schoolvoorstellingen van goochelaar en buikspreker Aarnoud Agricola: www.goochelaar.biz

8

Het verhaal van Pieter Konijn

Beatrix Potter

Er waren eens vier kleine konijntjes.

Ze heetten Flopsie, Mopsie, Wipstaart en Pieter.

Ze woonden met hun moeder in een diep hol

onder de wortels van een grote, dikke dennenboom.

‘Kinderen,‘ zei moeder konijn op een ochtend,

‘jullie mogen buiten spelen.

Maar denk er wel aan dat je niet in de moestuin

van meneer Verhoef komt.

Daar is jullie vader iets vreselijks overkomen;

mevrouw Verhoef heeft een pastei van hem gemaakt.’

‘Ga nu maar gauw en haal geen kattenkwaad uit.

Ik ga even boodschappen doen.’

Daarop nam moeder konijn haar boodschappenmand

en haar paraplu en liep door het bos naar de bakker.

Ze kocht een bruin brood en vijf krentenbollen.

Flopsie, Mopsie en wipstaart waren gehoorzame

konijnenkinderen en gingen bosbessen plukken.

Maar Pieter, die een echte kwajongen was,

holde meteen naar de tuin van meneer Verhoef...

en kroop onder het hekje door.

Eerst at hij wat sla. Toen at hij wat snijboontjes.

Daarna begon hij aan de radijzen.

Totdat hij misselijk werd en gauw op zoek ging

naar peterselie.

Maar o wee, wie zag hij daar om de hoek van de

broeikas? Meneer Verhoef!

Meneer Verhoef was op zijn knieën bezig jonge

kool te planten. Maar hij sprong overeind en holde

Pieter achterna. ‘Houdt de dief!’ riep hij,

zwaaiend met een hark.

Pieter was vreselijk geschrokken.

Hij rende de hele tuin door, want hij wist niet meer

waar het hekje was. Hij verloor zijn ene schoen

onder de spruiten. En zijn andere schoen tussen de

aardappelen.

Nu hij zijn schoenen toch kwijt was, rende hij

verder op alle vier zijn pootjes.

Dat ging veel sneller.

Schoolvoorstellingen van goochelaar en buikspreker Aarnoud Agricola: www.goochelaar.biz

1

Hij had vast en zeker kunnen ontsnappen als hij niet

pech had gehad om tegen een net aan te lopen

dat over de bessenstruiken hing. Hij raakte erin

verward met de knopen van zijn jasje. Het was een

blauw jasje met koperen knopen, pas nieuw.

Pieter dacht dat het met hem gedaan was, en huilde

bittere tranen. Maar een paar mussen die hem hoorden

snikken, vlogen luid tsjilpend naar hem toe.

‘Geef het niet op!’ riepen ze. Je moet proberen los

te komen!’

Daar kwam meneer Verhoef al aan. Hij had een grote

zeef waaronder hij Pieter wilde vangen. Maar Pieter

wriemelde zich nog net op het laatste nippertje los

en sprong weg. Zonder jasje...

Hij vloog de schuur binnen en sprong in een gieter.

Dit was een pracht schuilplaats geweest als er niet

zoveel water in had gezeten.

Meneer Verhoef was er zeker van dat Pieter ergens

in de schuur zat. Misschien wel onder een bloempot.

Hij begon ze een voor een op te tillen om eronder

te kijken. Toen ineens moest Pieter niezen:

‘Apietsjoe!’ Meneer Verhoef zat meteen weer

achter hem aan...en probeerde zijn voet op Pieter

te zetten. Maar Pieter sprong het raam uit, dwars door

de planten op de vensterbank. Het raam was te klein

voor meneer Verhoef en hij kreeg er genoeg van om

steeds achter die Pieter aan ter jagen. Hij ging weer

aan zijn werk.

Pieter moest even uitblazen. Hij was buiten adem

en beefde van schrik. Hij had er geen flauw idee van

welke kant hij op moest. Bovendien was hij nat en

koud geworden van het zitten in die gieter.

Even later ging hij op goed geluk verder,

hobbel-de-hobbel, kalmpjes aan om goed rond te

kunnen kijken.

Hij ontdekte een deur in de tuinmuur, maar die zat

op slot. En eronderdoor kruipen ging ook niet, het

was te nauw voor een dik konijntje.

Maar een muizenmoeder liep bedrijvig in en uit

over de stenen drempel, om erwten en bonen naar

haar kinderen in het bos te brengen. Pieter vroeg

haar de weg naar het hekje, maar ze had zo’n dikke

erwt in haar mond, dat ze niet kon antwoorden.

Ze schudde alleen van nee en liep door.

Schoolvoorstellingen van goochelaar en buikspreker Aarnoud Agricola: www.goochelaar.biz

2

Pieter begon te huilen.

Toen probeerde hij dwars door de tuin heen de weg

te vinden, maar hij raakte steeds meer verdwaald

en kwam tenslotte bij een vijver terecht.

Daar zat een witte poes naar de goudvissen te staren.

Ze zat heel, heel stil, alleen het puntje van haar

staart schoot af en toer heen en weer.

Het leek Pieter het beste om haar niet aan te spreken.

Zijn neefje Benjamin had hem wel eens over poezen

verteld.

Pieter ging terug naar de schuur, maar opeens hoorde

hij dichtbij het geluid van een schoffel: kritsj, kratsj,

kratsj, kritsj. Hij schoot onder de planten.

Maar toen er verder niets gebeurde, kwam hij weer

tevoorschijn, klom in de kruiwagen en gluurde over

de rand. Het eerste wat hij zag was meneer Verhoef,

die met zijn rug naar hem toe stond te schoffelen.

En daarachter was het tuinhekje!

Heel stilletjes klom Pieter weer uit de kruiwagen en

rende het lange rechte pad af, langs de bessenstruiken.

Pas op de hoek kreeg meneer Verhoef hem in de gaten,

maar dat kon Pieter niets meer schelen. Hij schoot onder

het hekje door en was even later veilig terug in het bos.

Meneer Verhoef maakte een vogelverschrikker van het

blauwe jasje en de schoenen van Pieter om de merels

bang te maken.

Pieter rende aan een stuk door naar huis, zonder om

te kijken. In het hol onder de dennenboom plofte hij

doodmoe neer op het lekkere zachte zand en deed zijn

ogen dicht. Moeder konijn was druk bezig met het eten

en vroeg zich af wat Pieter nu weer had uitgehaald.

Want dit was al het tweede jasje en het tweede paar

schoenen dat hij in twee weken was kwijtgeraakt.

Pieter voelde zich die avond helemaal niet lekker.

Moeder stopte hem in bed en maakte wat kamillethee

voor hem. Hij moest er een lepel van slikken voor het

slapen gaan.

Maar Flopsie, Mopsie en Wipstaart kregen bruin brood

en melk en bosbessen.

EINDE

Schoolvoorstellingen van goochelaar en buikspreker Aarnoud Agricola: www.goochelaar.biz

3

Schoolvoorstellingen van goochelaar en buikspreker Aarnoud Agricola: www.goochelaar.biz

4

Werkblad Pieter Konijn

Maak een masker van Pieter konijn met behulp van het onderstaande patroon

Schoolvoorstellingen van goochelaar en buikspreker Aarnoud Agricola: www.goochelaar.biz

5

RIJMENDE DIEREN VAN

DE AXENROOS

Leuke, leerzame en ludiekeBuikspreekshow van Aarnoud Agricola

www.goochelaar.biz

AARNOUD AGRICOLA, buikspreker en goochelaar

!

Keizerstraat 37

3512 EA Utrecht

06 - 39 48 93 37

www.goochelaar.biz

Buikspreekshow Rijmende dieren

Buikspreker Aarnoud dicht met dieren uit het woud.

Hoe gaan mensen om met elkaar? De axenroos maakt dat bespreekbaar!

Het gedrag van scholieren herkennen we in dieren.

In deze verrassende en grappige jeugdshow presenteert buikspreker en goochelaar

Aarnoud Agricola de tien dieren van de zogeheten axenroos: prachtige poppen die

allemaal iets bijzonders doen.

Wat doen de tien dieren van de

axenroos?

• Umberto de Uil houdt geheim

• Kasper de Kameel volgt

• Harmke de Havik valt aan

• Kers de Bok weerstaat

• Sebastiaan de Schildpad trekt zich

terug

• Bea de Bever zorgt

• Pien de Poes geniet

• Patrick de Pauw toont zich

• Wieske de Wasbeer waardeert

• Leonardo de Leeuw leidt

letterkleurplaten met dieren, A t/m Z

buikspreekshow !Rijmende dieren van de axenroos", www.goochelaar.biz

letterkleurplaten met dieren, A t/m Z

buikspreekshow !Rijmende dieren van de axenroos", www.goochelaar.biz

letterkleurplaten met dieren, A t/m Z

buikspreekshow !Rijmende dieren van de axenroos", www.goochelaar.biz

letterkleurplaten met dieren, A t/m Z

buikspreekshow !Rijmende dieren van de axenroos", www.goochelaar.biz

letterkleurplaten met dieren, A t/m Z

buikspreekshow !Rijmende dieren van de axenroos", www.goochelaar.biz

letterkleurplaten met dieren, A t/m Z

buikspreekshow !Rijmende dieren van de axenroos", www.goochelaar.biz

letterkleurplaten met dieren, A t/m Z

buikspreekshow !Rijmende dieren van de axenroos", www.goochelaar.biz

letterkleurplaten met dieren, A t/m Z

buikspreekshow !Rijmende dieren van de axenroos", www.goochelaar.biz

letterkleurplaten met dieren, A t/m Z

buikspreekshow !Rijmende dieren van de axenroos", www.goochelaar.biz

letterkleurplaten met dieren, A t/m Z

buikspreekshow !Rijmende dieren van de axenroos", www.goochelaar.biz

letterkleurplaten met dieren, A t/m Z

buikspreekshow !Rijmende dieren van de axenroos", www.goochelaar.biz

letterkleurplaten met dieren, A t/m Z

buikspreekshow !Rijmende dieren van de axenroos", www.goochelaar.biz

letterkleurplaten met dieren, A t/m Z

buikspreekshow !Rijmende dieren van de axenroos", www.goochelaar.biz

letterkleurplaten met dieren, A t/m Z

buikspreekshow !Rijmende dieren van de axenroos", www.goochelaar.biz

letterkleurplaten met dieren, A t/m Z

buikspreekshow !Rijmende dieren van de axenroos", www.goochelaar.biz

letterkleurplaten met dieren, A t/m Z

buikspreekshow !Rijmende dieren van de axenroos", www.goochelaar.biz

letterkleurplaten met dieren, A t/m Z

buikspreekshow !Rijmende dieren van de axenroos", www.goochelaar.biz

letterkleurplaten met dieren, A t/m Z

buikspreekshow !Rijmende dieren van de axenroos", www.goochelaar.biz

letterkleurplaten met dieren, A t/m Z

buikspreekshow !Rijmende dieren van de axenroos", www.goochelaar.biz

letterkleurplaten met dieren, A t/m Z

buikspreekshow !Rijmende dieren van de axenroos", www.goochelaar.biz

letterkleurplaten met dieren, A t/m Z

buikspreekshow !Rijmende dieren van de axenroos", www.goochelaar.biz

letterkleurplaten met dieren, A t/m Z

buikspreekshow !Rijmende dieren van de axenroos", www.goochelaar.biz

letterkleurplaten met dieren, A t/m Z

buikspreekshow !Rijmende dieren van de axenroos", www.goochelaar.biz

letterkleurplaten met dieren, A t/m Z

buikspreekshow !Rijmende dieren van de axenroos", www.goochelaar.biz

letterkleurplaten met dieren, A t/m Z

buikspreekshow !Rijmende dieren van de axenroos", www.goochelaar.biz

letterkleurplaten met dieren, A t/m Z

buikspreekshow !Rijmende dieren van de axenroos", www.goochelaar.biz

Wat is de axenroos?

De axenroos is een prachtig model om gedrag van mensen ten opzichte van elkaar bespreekbaar te maken. Op vele basisscholen wordt er al gewerkt met dit model van Ferdinand Cuvelier. Het is mogelijk om het gedrag van mensen ten opzichte van elkaar in te delen in tien categorieën (ook wel axen genoemd), die allemaal gesymboliseerd worden door een dier.

De kracht van de axenroos ligt in de eenvoud en de veelzijdigheid. Zelf kleuters kunnen de axenroos begrijpen. Het mooie van de axenroos is dat dit model mogelijkheden biedt voor tal van werkvormen: van poëzie tot zingen, van dierkunde tot schminken, en van gesprekken voeren tot knutselen. De axenroos kent zes relatiewijzen en tien axen. Ieder dier kan zowel slechtgemutst als goedgemutst gedrag vertonen. Een mens is sociaal vaardig als hij of zij goedgemutst gedrag van alle dieren kan vertonen.

1. aanbieden en geven

- leiden (leeuw)

- zorgen (bever)

- zich tonen (pauw)

2. aannemen en vragen

- volgen (kameel)

- genieten (poes)

- waarderen (wasbeer)

3. aanvechten (havik)

4. weerstaan (bok)

5. afstand houden (uil)

6. terugtrekken (schildpad)

De dieren van de axenroos en hun gedrag

De leeuw is de koning van de dieren.

Hij weet altijd raad en wijst de weg.

Hij neemt de leiding stevig in handen.

De kameel is een volgzaam woestijndier.

Hij loopt mee in de karavaan en draagt alle lasten.

De bever leeft jarenlang in een hecht familieverband.

De bever bouwt dammen waar ook andere dieren gebruik van mogen maken.

De bever zorgt voor anderen en deelt bezittingen met hen.

De poes vraagt om geaaid te worden.

Ze begint te spinnen en te ronken als je haar vertroetelt.

De poes is dankbaar voor wat haar wordt aangeboden.

De pauw laat zijn mooiste veren zien.

Hij durft ook de minder fraaie achterkant van zijn veren te laten zien.

De pauw toont zichzelf, stapt naar anderen toe, neemt contact op en biedt zich aan.

De wasbeer heeft zwart omrande oogjes,

waardoor het lijkt of hij een brilletje draagt om beter te kunnen zien.

De mens die zich gedraagt als een wasbeer geeft aandacht aan anderen.

Met zijn scherpe blik spiedt de havik van hoog in de lucht de omgeving af,

speurend naar wat lelijk, vals of slecht is.

De havik kan aanwijzen wat fout loopt en onjuist is. Hij of zij heeft een kritische blik.

Een steenbok zet zich schrap op zijn rots: hij laat niemand anders toe.

Wie te dichtbij komt, riskeert een stevige kopstoot.

De bok geeft grenzen aan. Hij kan de eisen van anderen weerstaan.

Vanonder zijn halfgesloten oogleden ziet de uil wel wat er onder hem gebeurt,

maar hij laat het gebeuren. Hij houdt zijn snavel toe; zijn geheim blijft bewaard.

De uil blijft op afstand. Hij wil niet overal aanwezig zijn en vertelt weinig over zichzelf.

Wanneer hij bang is, verdrietig of moe, trekt de schildpad zich terug in zijn schild.

Hij zegt geen ja en geen nee als je hem benadert. Kiezen valt hem moeilijk.

De schildpad, is onzeker, twijfelt en weet niet wat te doen.