1010 Maatwerk Nodig Bij Wonen Voor Verstandelijk Gehandicapten
Transcript of 1010 Maatwerk Nodig Bij Wonen Voor Verstandelijk Gehandicapten
zorg
70 8-2007 > zorg & financiering
Mensen met een verstandelijke beperkingwonen tegenwoordig vaker in woonwijken danop een instellingsterrein. Voelen ze zich ookbeter in de woonwijk? Onderzoek wijst uit dathun ervaringen en wensen sterk verschillen.Maatwerk lijkt de enige oplossing.
Mensen met een lichte of matige verstandelijkebeperking nemen steeds meer deel aan desamenleving en willen dat ook. Steeds vakerwonen ze in gewone woonwijken, werken ze bijgewone bedrijven en zijn ze lid van allerlei vere-nigingen. Wel is hun sociale netwerk vaak klein.Bijna een op de vijf woont zelfstandig, van wiedertien procent alleen, zes procent met een part-ner. Het merendeel woont samen met anderenin een woonwijk of op het terrein van een instel-ling. De ervaringen verschillen sterk. Sommigenvinden het heerlijk om in een woonwijk tewonen, anderen wonen liever op een instel-lingsterrein in het bos. ‘Er is niet één oplossing,maatwerk is noodzakelijk’, stelt onderzoekerMieke Cardol van het Nederlands instituut vooronderzoek van de gezondheidszorg, Nivel.Cardol: ‘Er is discussie over mensen met eenverstandelijke beperking die vereenzamen inwoonwijken. Maar in hoeverre is dat inderdaadzo? Mensen die in een woonwijk wonen, hebbenvaker het gevoel “erbij te horen” dan mensen opeen instellingsterrein. Aan de andere kant zijn erook die worden gepest door mensen uit debuurt. En hoe prettig iemand zich voelt, is ookafhankelijk van zijn huisgenoten. Deze mensenkiezen elkaar namelijk meestal niet uit omsamen te wonen. Een man van 24 jaar die metzeven mensen samenwoont, verwoordt het zo:“Het zijn niet mijn beste vrienden.” Deze men-sen wonen bij elkaar, eten iedere maaltijdsamen, en ze slapen soms met meerdere men-sen op een kamer. Ze hebben weinig privacy.’Het overheidsbeleid is erop gericht dat iedereen
– ook chronisch zieken en mensen met eenlichamelijke of verstandelijke beperking – kandeelnemen aan de samenleving. Om hierover tekunnen rapporteren aan het ministerie vanVWS, richtte het Nivel een panel op van mensenmet een verstandelijke beperking (Panel SamenLeven). In het panel deed het Nivel in 2006onderzoek naar de deelname aan de samenle-ving. De verzamelde gegevens kunnen ook debasis vormen van de nulmeting voor de evaluatievan de Wet maatschappelijke ondersteuning(Wmo), die begin dit jaar is ingevoerd.
Terug in de maatschappij
Voor het eerst werden in persoonlijke gesprek-ken ruim vijfhonderd mensen met een lichte ofmatige verstandelijke beperking gevraagd naarhun deelname aan de samenleving, hun ervarin-gen en wensen. De onderzoekers vroegen zowelmensen in woonwijken als in instellingen naarwonen, arbeid, vrije tijd en sociale contacten.Sommige mensen willen ‘niet meer terug in demaatschappij’. Zij zijn niet op hun gemak alleenin de wijk, ontmoeten daar te weinig mensen envoelen zich juist beter binnen de beschermingvan een instellingsterrein. Anderen snakken naarmeer zelfstandigheid of meer privacy. Zij voelenzich beter als ze alleen wonen, zoals een manvan 62 jaar die zegt: ‘Ik heb 23 jaar in een instel-ling midden tussen de bossen gezeten, maar ikben blij dat ik nu tussen de stenen zit.’ Cardol:‘Uit al deze ervaringen kun je basisvoorwaardenopstellen waaraan het wonen in de wijk moetvoldoen om de kans op succes te vergroten.’
Sociale werkplaats of gewoon bedrijf
Voor werken geldt hetzelfde als voor wonen. Eenaantal mensen met een verstandelijke beperkingvindt het eigen niveau te hoog voor de sociale
> gehandicaptenzorg
1010 maatwerk nodig bij wonen voor verstandelijk gehandicapten
ZenF-0807 cyaan.qxd 8-8-2007 9:48 Pagina 70
gehandicaptenzorg/intramurale geestelijke gezondheidszorg
71zorg & financiering > 8-2007
werkplaats en vindt het werk ook ‘vreselijkdom’. Zij denken dat ze meer kunnen en voelenzich er niet thuis. Twintig procent wil werkenmet mensen zonder verstandelijke beperking,maar daarentegen wil 63 procent níet werkenmet mensen zonder verstandelijke beperking.Zij voelen zich buitengesloten in een regulierbedrijf. De collega’s praten dan niet met hen ofkeuren hen af. ‘Ik ben niet lui, maar dan vindenze me lui’, zegt een man van negentien jaar.Nivel-onderzoeker Marieke Speet: ‘Vooral men-sen met een lichte verstandelijke beperkingschommelen er een beetje tussenin. Ze voelenzich niet thuis bij het een, maar twijfelen overhet ander.’
Ondersteuning
Ook in de vrije tijd en sociale contacten is ditdilemma voelbaar. Maar zes procent wil heel
graag contacten met mensen zonder verstande-lijke beperking, terwijl een derde wel graagmeer mensen wil zien. Cardol: ‘Ondersteuning,niet alleen door professionals maar ook doorcollega’s, buurtgenoten, familie en vrienden,blijkt hierin heel belangrijk. Veel mensen meteen verstandelijke beperking hebben nu geenondersteuning, terwijl uit de wetenschappelijkeliteratuur blijkt dat die heel belangrijk is voorbijvoorbeeld behoud van werk. Zelfs nogbelangrijker dan de mate van verstandelijkebeperking. Een derde van de mensen die bij eengewoon bedrijf werkt, heeft nu geen ondersteu-ning. Om de participatie in de maatschappij vanmensen met een verstandelijke beperking te ver-beteren, moet meer op goede ondersteuningworden ingezet. Hier ligt een mooie taak voorgemeenten.’Bron: Nivel, 10 juli 2007<
Van de instellingen voor geestelijke gezond-heidszorg (ggz) werkt zestig procent met zorg-programma’s voor specifieke doelgroepen, bij-voorbeeld voor mensen met een depressie, voorpatiënten met een langdurige zorgvraag of voorkwetsbare ouderen.
Vrijwel alle instellingen zijn bezig dergelijkeprogramma’s te ontwikkelen. In totaal bestaaner 850 zorgprogramma’s gericht op veertig ver-schillende doelgroepen. Van die 850 draait vijf-
tig procent reeds in de praktijk. Al deze gege-vens staan te lezen in een onlangs verschenenartikel in het Maandblad Geestelijke Volksgezondheid. De auteurs van het artikel merken op dat bij vijf-tig procent van de programma’s niet wordtsamengewerkt met de eerste lijn, ziekenhuizenof andere partners. Verder valt op dat ingevoerdeprogramma’s nauwelijks worden geëvalueerd,niet op processen en niet op kwaliteitseffecten.Bron: Nieuwsbrief Julius Centrum, 15 juli 2007<
> intramurale geestelijke gezondheidszorg
1011 zestig procent van ggz werkt met zorgprogramma’s
ZenF-0807 cyaan.qxd 8-8-2007 9:48 Pagina 71