1010 Maatwerk Nodig Bij Wonen Voor Verstandelijk Gehandicapten

2
zorg 70 8-2007 > zorg & financiering Mensen met een verstandelijke beperking wonen tegenwoordig vaker in woonwijken dan op een instellingsterrein. Voelen ze zich ook beter in de woonwijk? Onderzoek wijst uit dat hun ervaringen en wensen sterk verschillen. Maatwerk lijkt de enige oplossing. Mensen met een lichte of matige verstandelijke beperking nemen steeds meer deel aan de samenleving en willen dat ook. Steeds vaker wonen ze in gewone woonwijken, werken ze bij gewone bedrijven en zijn ze lid van allerlei vere- nigingen. Wel is hun sociale netwerk vaak klein. Bijna een op de vijf woont zelfstandig, van wie dertien procent alleen, zes procent met een part- ner. Het merendeel woont samen met anderen in een woonwijk of op het terrein van een instel- ling. De ervaringen verschillen sterk. Sommigen vinden het heerlijk om in een woonwijk te wonen, anderen wonen liever op een instel- lingsterrein in het bos. ‘Er is niet één oplossing, maatwerk is noodzakelijk’, stelt onderzoeker Mieke Cardol van het Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg, Nivel. Cardol: ‘Er is discussie over mensen met een verstandelijke beperking die vereenzamen in woonwijken. Maar in hoeverre is dat inderdaad zo? Mensen die in een woonwijk wonen, hebben vaker het gevoel “erbij te horen” dan mensen op een instellingsterrein. Aan de andere kant zijn er ook die worden gepest door mensen uit de buurt. En hoe prettig iemand zich voelt, is ook afhankelijk van zijn huisgenoten. Deze mensen kiezen elkaar namelijk meestal niet uit om samen te wonen. Een man van 24 jaar die met zeven mensen samenwoont, verwoordt het zo: “Het zijn niet mijn beste vrienden.” Deze men- sen wonen bij elkaar, eten iedere maaltijd samen, en ze slapen soms met meerdere men- sen op een kamer. Ze hebben weinig privacy.’ Het overheidsbeleid is erop gericht dat iedereen – ook chronisch zieken en mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking – kan deelnemen aan de samenleving. Om hierover te kunnen rapporteren aan het ministerie van VWS, richtte het Nivel een panel op van mensen met een verstandelijke beperking (Panel Samen Leven). In het panel deed het Nivel in 2006 onderzoek naar de deelname aan de samenle- ving. De verzamelde gegevens kunnen ook de basis vormen van de nulmeting voor de evaluatie van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), die begin dit jaar is ingevoerd. Terug in de maatschappij Voor het eerst werden in persoonlijke gesprek- ken ruim vijfhonderd mensen met een lichte of matige verstandelijke beperking gevraagd naar hun deelname aan de samenleving, hun ervarin- gen en wensen. De onderzoekers vroegen zowel mensen in woonwijken als in instellingen naar wonen, arbeid, vrije tijd en sociale contacten. Sommige mensen willen ‘niet meer terug in de maatschappij’. Zij zijn niet op hun gemak alleen in de wijk, ontmoeten daar te weinig mensen en voelen zich juist beter binnen de bescherming van een instellingsterrein. Anderen snakken naar meer zelfstandigheid of meer privacy. Zij voelen zich beter als ze alleen wonen, zoals een man van 62 jaar die zegt: ‘Ik heb 23 jaar in een instel- ling midden tussen de bossen gezeten, maar ik ben blij dat ik nu tussen de stenen zit.’ Cardol: ‘Uit al deze ervaringen kun je basisvoorwaarden opstellen waaraan het wonen in de wijk moet voldoen om de kans op succes te vergroten.’ Sociale werkplaats of gewoon bedrijf Voor werken geldt hetzelfde als voor wonen. Een aantal mensen met een verstandelijke beperking vindt het eigen niveau te hoog voor de sociale > gehandicaptenzorg 1010 maatwerk nodig bij wonen voor verstandelijk gehandicapten ZenF-0807 cyaan.qxd 8-8-2007 9:48 Pagina 70

Transcript of 1010 Maatwerk Nodig Bij Wonen Voor Verstandelijk Gehandicapten

Page 1: 1010 Maatwerk Nodig Bij Wonen Voor Verstandelijk Gehandicapten

zorg

70 8-2007 > zorg & financiering

Mensen met een verstandelijke beperkingwonen tegenwoordig vaker in woonwijken danop een instellingsterrein. Voelen ze zich ookbeter in de woonwijk? Onderzoek wijst uit dathun ervaringen en wensen sterk verschillen.Maatwerk lijkt de enige oplossing.

Mensen met een lichte of matige verstandelijkebeperking nemen steeds meer deel aan desamenleving en willen dat ook. Steeds vakerwonen ze in gewone woonwijken, werken ze bijgewone bedrijven en zijn ze lid van allerlei vere-nigingen. Wel is hun sociale netwerk vaak klein.Bijna een op de vijf woont zelfstandig, van wiedertien procent alleen, zes procent met een part-ner. Het merendeel woont samen met anderenin een woonwijk of op het terrein van een instel-ling. De ervaringen verschillen sterk. Sommigenvinden het heerlijk om in een woonwijk tewonen, anderen wonen liever op een instel-lingsterrein in het bos. ‘Er is niet één oplossing,maatwerk is noodzakelijk’, stelt onderzoekerMieke Cardol van het Nederlands instituut vooronderzoek van de gezondheidszorg, Nivel.Cardol: ‘Er is discussie over mensen met eenverstandelijke beperking die vereenzamen inwoonwijken. Maar in hoeverre is dat inderdaadzo? Mensen die in een woonwijk wonen, hebbenvaker het gevoel “erbij te horen” dan mensen opeen instellingsterrein. Aan de andere kant zijn erook die worden gepest door mensen uit debuurt. En hoe prettig iemand zich voelt, is ookafhankelijk van zijn huisgenoten. Deze mensenkiezen elkaar namelijk meestal niet uit omsamen te wonen. Een man van 24 jaar die metzeven mensen samenwoont, verwoordt het zo:“Het zijn niet mijn beste vrienden.” Deze men-sen wonen bij elkaar, eten iedere maaltijdsamen, en ze slapen soms met meerdere men-sen op een kamer. Ze hebben weinig privacy.’Het overheidsbeleid is erop gericht dat iedereen

– ook chronisch zieken en mensen met eenlichamelijke of verstandelijke beperking – kandeelnemen aan de samenleving. Om hierover tekunnen rapporteren aan het ministerie vanVWS, richtte het Nivel een panel op van mensenmet een verstandelijke beperking (Panel SamenLeven). In het panel deed het Nivel in 2006onderzoek naar de deelname aan de samenle-ving. De verzamelde gegevens kunnen ook debasis vormen van de nulmeting voor de evaluatievan de Wet maatschappelijke ondersteuning(Wmo), die begin dit jaar is ingevoerd.

Terug in de maatschappij

Voor het eerst werden in persoonlijke gesprek-ken ruim vijfhonderd mensen met een lichte ofmatige verstandelijke beperking gevraagd naarhun deelname aan de samenleving, hun ervarin-gen en wensen. De onderzoekers vroegen zowelmensen in woonwijken als in instellingen naarwonen, arbeid, vrije tijd en sociale contacten.Sommige mensen willen ‘niet meer terug in demaatschappij’. Zij zijn niet op hun gemak alleenin de wijk, ontmoeten daar te weinig mensen envoelen zich juist beter binnen de beschermingvan een instellingsterrein. Anderen snakken naarmeer zelfstandigheid of meer privacy. Zij voelenzich beter als ze alleen wonen, zoals een manvan 62 jaar die zegt: ‘Ik heb 23 jaar in een instel-ling midden tussen de bossen gezeten, maar ikben blij dat ik nu tussen de stenen zit.’ Cardol:‘Uit al deze ervaringen kun je basisvoorwaardenopstellen waaraan het wonen in de wijk moetvoldoen om de kans op succes te vergroten.’

Sociale werkplaats of gewoon bedrijf

Voor werken geldt hetzelfde als voor wonen. Eenaantal mensen met een verstandelijke beperkingvindt het eigen niveau te hoog voor de sociale

> gehandicaptenzorg

1010 maatwerk nodig bij wonen voor verstandelijk gehandicapten

ZenF-0807 cyaan.qxd 8-8-2007 9:48 Pagina 70

Page 2: 1010 Maatwerk Nodig Bij Wonen Voor Verstandelijk Gehandicapten

gehandicaptenzorg/intramurale geestelijke gezondheidszorg

71zorg & financiering > 8-2007

werkplaats en vindt het werk ook ‘vreselijkdom’. Zij denken dat ze meer kunnen en voelenzich er niet thuis. Twintig procent wil werkenmet mensen zonder verstandelijke beperking,maar daarentegen wil 63 procent níet werkenmet mensen zonder verstandelijke beperking.Zij voelen zich buitengesloten in een regulierbedrijf. De collega’s praten dan niet met hen ofkeuren hen af. ‘Ik ben niet lui, maar dan vindenze me lui’, zegt een man van negentien jaar.Nivel-onderzoeker Marieke Speet: ‘Vooral men-sen met een lichte verstandelijke beperkingschommelen er een beetje tussenin. Ze voelenzich niet thuis bij het een, maar twijfelen overhet ander.’

Ondersteuning

Ook in de vrije tijd en sociale contacten is ditdilemma voelbaar. Maar zes procent wil heel

graag contacten met mensen zonder verstande-lijke beperking, terwijl een derde wel graagmeer mensen wil zien. Cardol: ‘Ondersteuning,niet alleen door professionals maar ook doorcollega’s, buurtgenoten, familie en vrienden,blijkt hierin heel belangrijk. Veel mensen meteen verstandelijke beperking hebben nu geenondersteuning, terwijl uit de wetenschappelijkeliteratuur blijkt dat die heel belangrijk is voorbijvoorbeeld behoud van werk. Zelfs nogbelangrijker dan de mate van verstandelijkebeperking. Een derde van de mensen die bij eengewoon bedrijf werkt, heeft nu geen ondersteu-ning. Om de participatie in de maatschappij vanmensen met een verstandelijke beperking te ver-beteren, moet meer op goede ondersteuningworden ingezet. Hier ligt een mooie taak voorgemeenten.’Bron: Nivel, 10 juli 2007<

Van de instellingen voor geestelijke gezond-heidszorg (ggz) werkt zestig procent met zorg-programma’s voor specifieke doelgroepen, bij-voorbeeld voor mensen met een depressie, voorpatiënten met een langdurige zorgvraag of voorkwetsbare ouderen.

Vrijwel alle instellingen zijn bezig dergelijkeprogramma’s te ontwikkelen. In totaal bestaaner 850 zorgprogramma’s gericht op veertig ver-schillende doelgroepen. Van die 850 draait vijf-

tig procent reeds in de praktijk. Al deze gege-vens staan te lezen in een onlangs verschenenartikel in het Maandblad Geestelijke Volksgezondheid. De auteurs van het artikel merken op dat bij vijf-tig procent van de programma’s niet wordtsamengewerkt met de eerste lijn, ziekenhuizenof andere partners. Verder valt op dat ingevoerdeprogramma’s nauwelijks worden geëvalueerd,niet op processen en niet op kwaliteitseffecten.Bron: Nieuwsbrief Julius Centrum, 15 juli 2007<

> intramurale geestelijke gezondheidszorg

1011 zestig procent van ggz werkt met zorgprogramma’s

ZenF-0807 cyaan.qxd 8-8-2007 9:48 Pagina 71