10 jaar EpI-Scoop - Sciensano · 2011. 7. 4. · tes type 2 en chronische nierinsufficiëntie,...

4
Nieuwsbrief ▪ Jaargang 11 | Nummer 2 | Juni 2011 WIV-ISP Volksgezondheid & Surveillance J. Wytsmanstraat 14 1050 Brussel | België T +32 2 642 50 31 F +32 2 642 54 10 Inhoud P1 | Gezondheidsverwachting Herman Van Oyen P2 | Meticillineresistente Stap- hylococcus aureus in Belgische ziekenhuizen… tien jaar later Béatrice Jans P2 | Gezondheidsenquête door middel van interview 1997-2008 Jean Tafforeau P3 | Elektronisch Medisch Dossier Nathalie Bossuyt P3 | Een specifiek surveillance- netwerk voor de ziekte van Creutzfeldt-Jakob Amber Litzroth P3 | Dienst Zorggerelateerde infectieziekten Boudewijn Catry 10 JAAR EPI-SCOOP GEZONDHEIDSVERWACHTING In 2001 toonde een studie van het WIV aan dat personen met een lager opleidingsniveau niet alleen minder lang leven dan personen met een hoger opleidingsniveau, maar ook minder tijd in goede gezondheid doorbrengen. Gedu- rende hun kortere leven kunnen ze bovendien méér jaren in slechte gezondheid verwachten. Een vervolgstudie, ook uitgevoerd door het WIV-ISP en begin 2011 gepubliceerd, leert dat die sociale kloof in levens- en gezond- heidsverwachting intussen nog toegenomen is (Van Oyen H. et al., Eur J Public Health, 2011). Deze evolutie benadrukt de uitdaging voor het gezondheids- en sociale systeem om ervoor te zorgen dat de jaren die we steeds langer leven niet alleen gezonde jaren zijn maar ook ver- deeld worden op een sociaal gelijke manier. Europa heeft voor zijn beleid het belang van indicatoren zoals de gezondheidsverwachting ingezien omdat door de combinatie van gege- vens van sterfte en morbiditeit een goed beeld geschetst wordt van de gezondheid van een populatie. Deze indicatoren beïnvloeden ook de strategische en beleidskeuzes; kijk maar Halverwege 2001 verscheen het eerste nummer van Epi-Scoop. Nu, 30 nummers of 10 jaar later, kunnen we met een zekere fierheid terugkijken op deze nieuws- brief. Daarom vertellen we in deze jubileumeditie het verdere verhaal van de projecten en gezondheidspro- blemen die we in de eerste Epi-Scoop bespraken. Ik bedank de leden van de redactie die er al tien jaar voor zorgen dat de soms wat technische uitleg van de auteurs wordt omgetoverd tot een vlot leesbare tekst voor een ruim publiek. HERMAN V AN OYEN REDACTIE Nathalie Bossuyt Geneviève Ducoffre Samia Hammadi Tadek Krzywania Herman Van Oyen ISSN 2032-2240 (gedrukt) ISSN 2032-2239 (online) naar het politieke debat rond bijvoorbeeld de pensioenleeftijdsgrenzen. Voor de Europese Lissabonstrategie 2001-2011 was de gezond- heidsverwachting (Healthy Life Years) de enige gezondheidsindicator om de gezondheid van de Europese werknemers van 50 tot 65 jaar op te volgen. Voor een economisch sterk Europa moet men immers over gezonde arbeidskrach- ten beschikken. Deze indicator draagt niet alleen bij tot de discussie over het toekomstige arbeidskapitaal, ze heeft ook implicaties voor de toekomstige vraag naar zorg in een ouder wordend Europa. Niet voor niks schuift Europa in zijn nieuwe strategie ‘Europe 2020 Flagship Initiative – Innovation Union’ de gezondheids- verwachting naar voren als indicator voor zijn doelstelling die luidt dat we zo actief en gezond mogelijk moeten ouder worden. Het doel is dat de Europese burgers langer onafhankelijk in goede gezondheid kunnen leven door de gezondheidsverwachting tegen 2020 te laten toenemen met gemiddeld 2 jaar. HERMAN V AN OYEN

Transcript of 10 jaar EpI-Scoop - Sciensano · 2011. 7. 4. · tes type 2 en chronische nierinsufficiëntie,...

  • Nieuwsbrief ▪ Jaargang 11 | Nummer 2 | Juni 2011

    WIV-ISP Volksgezondheid & SurveillanceJ. Wytsmanstraat 14 1050 Brussel | BelgiëT +32 2 642 50 31F +32 2 642 54 10

    InhoudP1 | Gezondheidsverwachting Herman Van Oyen

    P2 | Meticillineresistente Stap-hylococcus aureus in Belgische ziekenhuizen… tien jaar later Béatrice Jans

    P2 | Gezondheidsenquête door middel van interview 1997-2008 Jean Tafforeau

    P3 | Elektronisch Medisch Dossier Nathalie Bossuyt

    P3 | Een specifiek surveillance-netwerk voor de ziekte van Creutzfeldt-Jakob Amber Litzroth

    P3 | Dienst Zorggerelateerde infectieziekten Boudewijn Catry

    10 jaar EpI-Scoop

    GEzondhEIdSvErwachtInG

    In 2001 toonde een studie van het WIV aan dat personen met een lager opleidingsniveau niet alleen minder lang leven dan personen met een hoger opleidingsniveau, maar ook minder tijd in goede gezondheid doorbrengen. Gedu-rende hun kortere leven kunnen ze bovendien méér jaren in slechte gezondheid verwachten. Een vervolgstudie, ook uitgevoerd door het WIV-ISP en begin 2011 gepubliceerd, leert dat die sociale kloof in levens- en gezond-heidsverwachting intussen nog toegenomen is (Van Oyen H. et al., Eur J Public Health, 2011). Deze evolutie benadrukt de uitdaging voor het gezondheids- en sociale systeem om ervoor te zorgen dat de jaren die we steeds langer leven niet alleen gezonde jaren zijn maar ook ver-deeld worden op een sociaal gelijke manier.

    Europa heeft voor zijn beleid het belang van indicatoren zoals de gezondheidsverwachting ingezien omdat door de combinatie van gege-vens van sterfte en morbiditeit een goed beeld geschetst wordt van de gezondheid van een populatie. Deze indicatoren beïnvloeden ook de strategische en beleidskeuzes; kijk maar

    Halverwege 2001 verscheen het eerste nummer van Epi-Scoop. Nu, 30 nummers of 10 jaar later, kunnen we met een zekere fierheid terugkijken op deze nieuws-brief. Daarom vertellen we in deze jubileumeditie het verdere verhaal van de projecten en gezondheidspro-blemen die we in de eerste Epi-Scoop bespraken.

    Ik bedank de leden van de redactie die er al tien jaar voor zorgen dat de soms wat technische uitleg van de auteurs wordt omgetoverd tot een vlot leesbare tekst voor een ruim publiek.

    Herman Van Oyen

    rEdactIE

    Nathalie BossuytGeneviève Ducoffre

    Samia HammadiTadek Krzywania

    Herman Van Oyen

    ISSN 2032-2240 (gedrukt)ISSN 2032-2239 (online)

    naar het politieke debat rond bijvoorbeeld de pensioenleeftijdsgrenzen. Voor de Europese Lissabonstrategie 2001-2011 was de gezond-heidsverwachting (Healthy Life Years) de enige gezondheidsindicator om de gezondheid van de Europese werknemers van 50 tot 65 jaar op te volgen. Voor een economisch sterk Europa moet men immers over gezonde arbeidskrach-ten beschikken. Deze indicator draagt niet alleen bij tot de discussie over het toekomstige arbeidskapitaal, ze heeft ook implicaties voor de toekomstige vraag naar zorg in een ouder wordend Europa. Niet voor niks schuift Europa in zijn nieuwe strategie ‘Europe 2020 Flagship Initiative – Innovation Union’ de gezondheids-verwachting naar voren als indicator voor zijn doelstelling die luidt dat we zo actief en gezond mogelijk moeten ouder worden. Het doel is dat de Europese burgers langer onafhankelijk in goede gezondheid kunnen leven door de gezondheidsverwachting tegen 2020 te laten toenemen met gemiddeld 2 jaar.

    Herman Van Oyen

  • In het eerste nummer van Epi-Scoop van juni 2001 schreven we dat de incidentie van meticillineresistente Staphylococ-cus aureus (MRSA) in de Belgische ziekenhuizen gedaald was (1994-1998). In ons optimisme koppelden we dit succes aan het nauwgezet opvolgen van de aanbevelingen van de Groep ter Opsporing, Studie en Preventie van Infecties in de Ziekenhuizen (GOSPIZ, intussen de `Belgian Infection Control Society’ of BICS), aan de standaardisatie van de opsporings-techniek van MRSA in het laboratorium en aan de evaluatie van de bestrijdingsmaatregelen door typering van de epidemische stammen.

    Als we in 2001 wisten wat we vandaag weten, zouden onze conclusies veel genuanceerder en bescheidener geweest zijn. Tussen 1994 en 1999 daalde het mediaanniveau van resisten-tie (% MRSA/S. aureus) wel van 23,4% naar 14,2% en liep de incidentie van MRSA-infecties in het ziekenhuis terug van 3,7 tot 1,5 nieuwe gevallen/1000 opnames.

    In de loop van de 5 daarop volgende jaren bereikten deze twee indicatoren echter 29,2% en 3,1 nieuwe gevallen/1000 opnames in 2004/2005. Verschillende hypotheses werden naar voren geschoven om deze dramatische evolutie te verklaren, met name een shift in de epidemische klonen van MRSA, een mogelijke laksheid bij het toepassen van de maatregelen om besmetting te voorkomen en vooral het bestaan van een reser-voir buiten het ziekenhuis (de rust- en verzorgingstehuizen) als bron van invoer van MRSA in de ziekenhuizen. Deze laatste denkpiste werd onderzocht in een nationale prevalentiestudie

    van MRSA-dragerschap in 60 Belgische woonzorgcentra die uitwees dat 19% van de bewoners van deze instellingen drager was van MRSA en leidde tot het opstellen in 2006 van speci-fieke nationale aanbevelingen voor de aanpak van het MRSA-probleem in woonzorgcentra.

    Momenteel zien we een langzame en progressieve afname van het resistentieniveau van 29,2% (2005) naar 23,9% (2009) en een zeer duidelijke afname van de incidentie van in het zie-kenhuis verworven MRSA-infecties van 3,1 naar 1,4 nieuwe gevallen/1000 opnames tijdens dezelfde periode. Zoals in vele buurlanden lijkt de evolutie gunstig, maar de strijd is allerminst ten einde.

    De grote mobiliteit van de moderne mens (reizen, medisch shoppen, de trajecten van de patiënten …) heeft eveneens gevolgen voor de verspreiding van resistente kiemen, zowel op nationaal als internationaal niveau.

    Om resistentieontwikkeling af te remmen moet een voorzichtig gebruik van antibiotica gepromoot worden door het opzetten van voorlichtingscampagnes voor het grote publiek alsook voor voorschrijvers in de humane (ambulante en ziekenhuissector) en veterinaire geneeskunde. Voor de preventie van overdracht van MRSA in zorginstellingen wordt om de twee jaar een nationale handhygiënecampagne georganiseerd in de ziekenhuizen en andere zorginstellingen.

    Béatrice Jans

    GEzondhEIdSEnquêtE door mIddEl van IntErvIEw 1997-2008

    mEtIcIllInErESIStEntE StaphylococcuS aureuS In BElGISchE zIEkEnhuIzEn… tIEn jaar latEr

    Na langdurige voorbereidingen is uiteindelijk beslist om in 1997 de eerste Gezondheidsenquête door middel van interview in België te organiseren. Een dergelijke enquête zou immers een goed middel zijn om tegemoet te komen aan het grote gebrek aan gegevens op een hele reeks domeinen in het kader van het nationale systeem voor gezondheidsinformatie.

    Wij herinneren eraan dat het initiatief voortvloeit uit de samen-werking tussen de federale overheid en de gefedereerde entiteiten (gemeenschappen en gewesten) in het kader van de Interministeriële Conferentie (IMC) Volksgezondheid. De uitvoering van de enquête is aan het WIV-ISP toevertrouwd maar het instituut heeft een samenwerkingsverband gesloten met enerzijds de Algemene directie Statistiek en Economische Informatie (het voormalig Nationaal Instituut voor de Statistiek) voor de verzameling van gegevens en anderzijds de Universi-teit van Hasselt voor de statistische ondersteuning.

    Na een geslaagde eerste ervaring heeft de IMC aan het WIV-ISP gevraagd om de enquête periodiek te organiseren. In 2001, 2004 en 2008 vonden dan ook nieuwe enquêtes plaats. De resultaten werden, waar mogelijk, systematisch met die van de voorgaande jaren vergeleken.

    Bij elke enquête werden verschillende principes toegepast: waken over een zekere stabiliteit, zowel wat de inhoud van de vragenlijst als de methode om gegevens te verzamelen betreft, een zekere flexibiliteit bieden om te voldoen aan de (nieuwe) behoeften van de opdrachtgevers van de enquête (bv. mentale

    gezondheid) en indien mogelijk de methodologie gebruiken die op Europees vlak wordt aanbevolen.Na de enquête van 2001 zijn de inspanningen gericht op de ont-wikkeling van een interactieve website die de gebruiker in de gelegenheid stelt om de resultaten onder de vorm van tabellen of grafieken te visualiseren in functie van de door hem gekozen criteria en voor de indicatoren die hem interesseren (Epi-Scoop 2003, nr. 1). De enquête van 2004 is gekarakteriseerd door een herziening van de onderzoeksmethodologie, de vragenlijsten, het veldwerk alsook van de analyse en de communicatie van de gegevens (Epi-Scoop 2006, nr. 1). Aan de enquête van 2008 is een Europese dimensie toegevoegd aangezien het Europese bureau voor de statistiek (EUROSTAT) het initiatief heeft geno-men om een bepaald aantal standaardmodules te ontwikkelen voor de gezondheidsenquêtes in de lidstaten.

    Op dit ogenblik zijn er gesprekken aan de gang over de vol-gende enquête (2013). Hierbij rijzen een aantal vragen: • Zal de klassieke papieren vragenlijst door een moderne elek-

    tronische versie (computergestuurd interview) worden ver-vangen?

    • Zal Europa aan alle lidstaten een volstrekt geharmoniseerde methodologie vragen/opleggen?

    • Zal progressief ook klinisch onderzoek aan de gezondheids- enquête worden toegevoegd of zal men zich blijven beperken tot vragen?

    Jean taffOreau

    2 |

  • In 2001 werd in Epi-Scoop een studie beschreven waarin de haalbaarheid van epidemiologische gegevensverzameling via het elektronisch medisch dossier (EMD) van de huisarts onder-zocht werd. Daaruit bleek dat huisartsen en software ontwik-kelaars bereid waren om mee te werken aan zo’n verzameling, mits voldoende ondersteuning en opleiding over gestandaardi-seerd gebruik van het EMD.

    Het grootschalige vervolgonderzoek, ResoPrim, leerde dat een op het EMD gebaseerd onderzoeksnetwerk opgezet kan wor-den in de eerstelijnszorg met een hoog niveau van bescherming van de privacy. Het kan een nuttig hulpmiddel zijn om sommige aspecten van de kwaliteit van zorg op te volgen, maar er is wel nood aan maatregelen om de kwaliteit van de gegevens na te gaan (en te verbeteren). Hoewel de deelnemende huisartsen

    tevreden waren over hun deelname, blijft het een uitdaging om een onderzoeksnetwerk van een grote groep huisartsen (op nationaal niveau) op te zetten (Epi-Scoop 2010, nr. 1).

    Nu, in 2011, staan we aan de vooravond van een eerste gege-vensverzameling op nationaal vlak. In het kader van de door het RIZIV ingerichte zorgtrajecten voor patiënten met diabe-tes type 2 en chronische nierinsufficiëntie, wordt alle Belgische huisartsen gevraagd gegevens over deze patiënten automati-sche te laten extraheren uit hun EMD. Het WIV zal in het kader van het ACHIL-project deze gegevens analyseren om kwaliteit van gegevens en kwaliteit van zorg voor deze patiënten te eva-lueren (Epi-Scoop 2010, nr. 3).

    natHalie BOssuyt

    ElEktronISch mEdISch doSSIEr

    EEn SpEcIfIEk SurvEIllancEnEtwErk voor dE zIEktE van crEutzfEldt-jakoB

    Variant Creutzfeldt-Jakob (vCJD) is de aan gekkekoeienziekte verwante vorm van Creutzfeldt-Jakob (CJD), waarvan alge-meen wordt aangenomen dat ze wordt veroorzaakt door het eten van besmet rundvlees. De bijdrage in het eerste num-mer van Epi-Scoop, uitgekomen in juni 2001, is verschenen in een periode waarin de crisis rond de gekkekoeienziekte in volle gang was. Er heerste op dat ogenblik nog een grote onze-kerheid over de besmettelijkheid van de ziekte bij mensen en over het mogelijk aantal getroffen personen. Daardoor kon de impact op de volksgezondheid onmogelijk ingeschat worden. Voorspellingen over het aantal mogelijke vCJD-slachtoffers lie-pen dan ook sterk uiteen, sommige scenario’s spraken over honderdduizend doden wereldwijd.

    Het surveillancenetwerk voor de ziekte van Creutzfeldt-Jakob (CJD) werd opgericht om gevallen van variant CJD tijdig te detecteren en om eventueel verdachte stijgingen van het totaal aantal gevallen van CJD te detecteren, waardoor mogelijke nieuwe risico’s tijdig onderzocht kunnen worden. Dertien jaar na het starten van de surveillance tonen de resultaten aan dat

    CJD in België jaarlijks gemiddeld zo’n 15 keer voorkomt; in 97% van deze gevallen gaat het om de sporadische vorm. Zelden gaat het om een erfelijke vorm. Wereldwijd zijn er in totaal 224 vCJD-gevallen geteld, waarvan 175 gevallen in het Verenigd Koninkrijk en geen enkel in België. De epidemie piekte in 2000, sindsdien zien we jaar na jaar minder slachtoffers. De vCJD-epidemie bij de mens lijkt definitief op zijn terugkeer te zijn. Maar er is voorzichtigheid geboden bij deze veronderstelling. Er bestaan immers nog veel onzekerheden over de vatbare populatie, de incubatieperiode en over mogelijke secundaire gevallen (bijvoorbeeld na bloedtransfusie of chirurgie).

    Het surveillancenetwerk blijft dus belangrijk bij het detecteren van eventuele stijgingen in het aantal CJD-gevallen. Daarnaast is het ook verre van uitgesloten dat er in België toch nog geval-len van vCJD zullen opduiken. En wanneer dit gebeurt, zijn een vroege detectie en risicoanalyse belangrijk.

    amBer litzrOtH

    InlEIdInG

    De oorspronkelijke benaming van het onderzoeksprogramma NSIH (Nationale Surveillance van Infecties in Hospitalen) dekte al enige tijd de lading niet meer. Onze studies beperken zich niet langer tot de omgeving van ziekenhuizen, maar bestrijken een zo breed mogelijk veld van zorginstanties, inclusief rusthui-zen en dierenartspraktijken. In 2010 werd dit aangepast met de oprichting van de dienst Zorggerelateerde Infectieziekten (Heal-thcare Associated Infections, HCAI).

    doElStEllInGDe dienst HCAI voorziet de nodige hulpmiddelen voor de bewa-king van zorginfecties en antibioticumresistentie in ziekenhuizen, woon- en zorgcentra en aanverwante zorginstellingen. Hierbij gebruikt de dienst standaarddefinities en geautomatiseerde

    feedbacksystemen die simultaan nationale referentiegegevens leveren over het voorkomen van zorginfecties en antibacteriële resistentie in België.

    actIvItEItEnHet HCAI-team is vooral gekend voor zijn surveillanceactivitei-ten. Sinds 2007 zijn de Belgische ziekenhuizen bij Koninklijk Besluit verplicht om deel te nemen aan onze surveillancepro-jecten rond:• meticilline-resistente Staphylococcus aureus;• Clostridium difficile;• systemisch antibioticagebruik. Ze moeten bovendien meewerken aan minstens een van de vol-gende vier surveillanceprojecten: • nosocomiale septicemieën (in alle ziekenhuisdiensten);

    dIEnSt zorGGErElatEErdE InfEctIEzIEktEn

    3 |

  • • bacteremieën en longontstekingen in de dienst intensieve zorgen;

    • postoperatieve wondinfecties;• multi-resistente Gram-negatieve organismen, zoals ESBL.

    Voor onze surveillanceactiviteiten ontwikkelen we zelf de nodige software (NSIHwin, NSIHweb, HELICSwin & HELICSwin.net) zodat de deelnemende instellingen op een gestandaardiseerde en gebruiksvriendelijke manier hun gegevens aan ons kunnen door-geven. Bovendien geven deze toepassingen automatisch feedback aan de ziekenhuizen waarmee ze hun eigen prestaties kunnen spiegelen aan de nationale en internationale gemiddeldes.

    De keuze van onderzoeksthema’s is gebaseerd op historische medische bevindingen die toelaten om belangrijke besmet-tingen, ziekteverwekkers en risicofactoren op te volgen. Deze keuze kan dus ook veranderen. De resultaten van onze surveil-lances worden onder meer gebruikt door opdrachtgevers en de bevoegde overheidsinstanties om infectiebestrijdingsmaatrege-len te verbeteren en de keuze van de onderzoeksthema’s te sturen.

    Naast onze surveillanceactiviteiten bieden we zorginstellingen onze ondersteuning aan bij uitbraakbestrijding, stellen we richt-lijnen op en definiëren we kwaliteitsindicatoren om de beleids-makers te helpen de nodige beleidsmaatregelen te nemen, voe-ren we enquêtes uit om de tevredenheid van rusthuisbewoners te meten en helpen we bij het uitvoeren van de nationale hand-hygiëncampagnes.

    Deze nationale handhygiënecampagnes meten of zorgwerkers voor en na een promotiecampagne voor het toepassen van de handhygiënevoorschriften voldoen aan deze voorschriften. Handhygiëne is de doeltreffendste maatregel om zorggerela-teerde infectieziekten te voorkomen. Sinds 2004 organiseert een multidisciplinaire werkgroep met leden van de FOD Volks-gezondheid en de belangrijkste Belgische verenigingen in dit domein om de twee jaar een nationale campagne om de kennis

    van de handhygiënevoorschriften op te krikken en het gebruik van handalcohol te bevorderen. We bereiden momenteel de vierde campagne voor, specifiek gericht op de artsen.

    IntErnatIonaal ondErzoEkOnze dienst neemt deel aan heel wat internationale projecten: ESAC (European Surveillance of Antimicrobial Consumption), EARS-net (European Antimicrobial Resistance Surveillance), HAI-net (Healthcare Associated Infections), PPS HAI & AMU (Point Prevalence Survey on Healthcare Associated Infections and Antimicrobial Use), IMPLEMENT (Implementing Strategic Bundles for Infection Prevention & Management), PILGRIM (Livestock Associated MRSA), HALT (Healthcare Associated infections in Long-Term care facilities) en BURDEN-ICU (Bur-den of Resistance and Disease in European Nations – Intensive Care Units).

    In het BURDEN-ICU-project voert onze dienst onderzoek uit naar de impact van antibioticaresistentie in nosocomiale infec-ties op intensieve zorgen. We onderzoeken ook het effect van het opstarten van de gepaste antibioticatherapie.

    Het HALT-project heeft als doel een Europees netwerk uit te bouwen voor herhaalde puntprevalentiemetingen van antibioti-cagebruik en -resistentie, zorggerelateerde infecties en beschik-bare middelen voor een infectiepreventiebeleid in Europese chronische zorginstellingen. In samenwerking met internationale expertgroepen en de ECDC coördineert het WIV-ISP deze punt-prevalentiestudies (gegevensverzameling, -analyse en rappor-tering).

    Helaas is het onmogelijk om al onze onderzoeksactiviteiten in Epi-Scoop te beschrijven. Een heel aantal resultaten werd trou-wens al in eerdere edities toegelicht (http://www.wiv-isp.be/epi-demio/epinl/episcoop/episcoop.htm). U vindt ook meer informa-tie op www.nsih.be.

    BOudewiJn catry

    v.u.: johan pEEtErS | dIrEctEur-GEnEraal | j. wytSmanStraat 14 | 1050 BruSSEl

    ZORGGERELATEERDE INFECTIEZIEKTEN

    ONTWIKKELING INDICATOREN &

    RICHTLIJNEN

    ANTIBIOTICA-GEBRUIK

    HCAISURVEILLANCE

    BELGIË

    ZIEKENHUIZEN

    EUROPA

    WOONZORG-CENTRA

    KLANTEN-TEVREDENHEID

    Figuur 1. Organogram

    4 |