EVALUATIEDOCUMENT

BP2 – BP3 – BP4 – BP5

Dit document is ingevuld door:(kruis aan)

X cursistX mentor

Tussentijdse bespreking/evaluatie

Eindevaluatie

Naam cursist: Ilona Sempels Naam mentor: Valérie Demaerel Naam praktijklector: Marijke Fiermans

datum: datum:31/05/2017 (ilona)

01/06/2017(stagementor)

Het evaluatiedocument omvat 4 onderdelen

A. Basiscompetenties:De basiscompetenties beschouwen we als fundamenteel om de job van opvoeder/begeleider zorgvuldig (methodisch en ethisch verantwoord) te kunnen uitvoeren.

B. Beroepsspecifieke competenties:De beroepsspecifieke competenties hebben betrekking op de eigenheid van het beroep van opvoeder/begeleider.In het HBO wordt dit veelzijdig karakter van de opvoeder/begeleider vertaald naar acht verschillende beroepsrollen toe. Ze worden progressief opgebouwd.

C. Leerhouding en leerproces van de cursist.

D. Formuleren van besluit

1

e d c b a

Beoordelingsschaal

Score e: Zware tekorten wat betreft het functioneren van de cursist op het vlak van de geformuleerde doelstellingen en tevens zeer weinig evolutie waar te nemen (- 3/10)

Score d: Er is onvoldoende resultaat wat betreft het functioneren van de cursist op het vlak van de geformuleerde doelstellingen en tevens onvoldoende evolutie (3 – 5/10)

Score c: Er is voldoende resultaat wat betreft het functioneren van de cursist op het vlak van de geformuleerde doelstellingen, voldoende evolutie (5-6,5/10)

Score b: Goed resultaat wat betreft het functioneren van de cursist op het vlak van de geformuleerde doelstellingen, goede evolutie (6,5-7.5/10)

Score a: Zeer goed resultaat wat betreft het functioneren van de cursist op het vlak van de geformuleerde doelstellingen, goede evolutie (+ 7.5/10)

Bedankt voor jullie engagement en samenwerking.

Kernthema’s voor de verschillende modules BP

BP2 : Participerende observatie en vragen stellen

BP3 : Doelgerichte, actieve participatie en reflecteren

BP4 : Link theorieën – methodieken – praktijk

BP5 : Integratie en verbreding van de competenties

A. Basiscompetenties

2

1. Engagement: initiatief en verantwoordelijkheid Zich daadwerkelijk verbinden in zijn werk. e d c b a

Toelichting:Als ik een kans zie om initiatief te nemen, probeer ik deze altijd te grijpen.

X X

2. Communicatie: omgaan met assertiviteit en informatieAssertiviteit: onderneemt actie om mensen aan te spreken op basis van weldoordachte argumenten. Omgaan met informatie: mondeling en schriftelijk contact aangaan met cliënten, hun netwerk, collega’s en organisatie.

e d c b a

Toelichting: x X

3. FlexibiliteitGedrag, benadering en/of denkwijze aanpassen bij onverwachte of wijzigende omstandigheden. e d c b a

Toelichting :Ik ben heel flexibel bij het inspelen van onverwachtse situaties. Bijvoorbeeld bij uitstappen kunnen deze makkelijk voorkomen.

X XX

4. Kritische zinStelt vragen over zichzelf en zijn omgeving. e d c b a

Toelichting: x X

5. StressbestendigheidEen evenwicht vinden tussen draaglast en draagkracht. e d c b a

Toelichting:Op stage ben ik zeker heel stressbestendig, dit is ook nodig om de omgang met de cliënt zo optimaal te houden. Ik heb een mooi evenwicht van draagkracht en draaglast.

X X

6. Creativiteit en humorBrengt humoristische, nieuwe en vindingrijke invalshoeken/ideeën aan. e d c b a

Toelichting :Ik merk aan mezelf dat ik meer en meer mezelf kan zijn met de cliënten. Dit zorgt ervoor dat ik meer humor durf te gebruiken tegenover hen. Ik ken de cliënten nu ook beter en weet waar ik mee kan lachen met hen en waarmee niet. Ik voel ook direct een lichtere en leukere sfeer als ik humor gebruik.

X x

7. EmpathieZich inleven in de ervaring- en belevingswereld van de anderen en dit laten blijken. e d c b a

Toelichting:Empathie gebruik ik elke dag op stagen omdat dit ook zo belangrijk is. Ik heb ook al gemerkt dat er heel veel wordt gewerkt met empathie tijdens BT zodat de leerlingen zich ook begrepen voelen waardoor ze zich sneller gaan openstellen.

X X

3

8. Respect Waardering tonen in spreken en handelen t.a.v. zichzelf, de cliënt, het netwerk, de werkomgeving. e d c b a

Toelichting:Respect vind ik heel belangrijk en dit zal ook nooit ontbreken in mijn handelen tegenover de cliënten en collega’s

X X

9. Denk-, leer- en redeneervermogenGericht zijn op het verkennen en verwerven van nieuwe informatie, denkwijzen, benaderingen en vaardigheden. e d c b a

Toelichting: Ik ben heel leergierig en vind het dan ook super leuk als ik bepaalde aspecten zie terug komen in de praktijk dat ik geleerd heb in de theorie.

X X

10. OordeelsvermogenOp basis van (grondige) afweging van feiten en gegevens tot een onderbouwd standpunt komen. e d c b a

Toelichting : x X

B. Beroepsspecifieke competenties

1. Organisator/ondersteuner wonen, leren en vrije tijdDe cursist toont aan dat hij in staat is in samenspraak met cliënten/cliëntsysteem aangepaste activiteiten te organiseren en te begeleiden.

e d c b a

1.1 Stelt vragen rond het hulpverleningsaanbod van de organisatie. (BP2)1.2 Beschrijft een dagverloop aan de hand van eigen ervaringen. (BP2)1.3 Geeft een omschrijving van taken en functies. (BP2)1.4 Activeert door zijn deelname de groepsleden. (BP2)1.5 Blijft tijdens een groepsactiviteit oog hebben voor alle groepsleden. (BP2)1.6 Neemt initiatief tot en stimuleert huishoudelijke activiteiten of zorg voor de leefomgeving. (BP2)1.7 Ondersteunt de zelfredzaamheid van de cliënt. (BP2)1.8 Heeft oog voor de lichamelijke verzorging van de cliënt. (BP2)1.9 Vindt een evenwicht tussen praktische taken en het relationele. (BP2)1.10 Raadpleegt op zelfstandige wijze informatie i.f.v de (ped)agogische hulpverlening en communiceert hierover met collega’s en/of mentor. (BP3)

x X

1.11 Hanteert het evenwicht tussen groepsgericht en individueel werken. (BP3) X X1.12 Geeft (mondeling) informatie door aan een groep. cliënten (BP3) X X1.13 Komt tot het zelfstandig aanpakken van probleemsituaties en conflicten. (BP4)Toelichting :

4

2. (Ortho)(Ped)agogische begeleiderDe cursist toont aan dat hij in staat is om cliënten op een (ortho)(ped-)agogische verantwoorde wijze te begeleiden in hun ontwikkeling. Hij biedt een relatie aan waardoor cliënten zich optimaal kunnen ontplooien t.a.v. verschillende ontwikkelingsdimensies (cognitief, sociaal, emotioneel…).

e d c b a

2.1 Beschrijft de eigenheid van de doelgroep (mogelijkheden, beperktheden, specifieke problemen, interesses, gevoeligheden. (BP2) 2.2 Maakt gebruik van dagdagelijkse situaties om een relatie op te bouwen met de cliënt. (BP2)2.3 Stemt zijn contact name af op het niveau en/of de belevingswereld van de cliënt. (BP2)2.4 Lost kleine problemen op zonder hulp in te roepen. (BP2)2.5 Leeft zich in maar behoudt toch voldoende afstand. (BP2)2.6 Creëert een sfeer waardoor de cliënt zich veilig voelt. (BP2)2.7 Behoudt zijn echtheid in relatie tot cliënten. (BP2)2.8 Vraagt bij onverwachte situaties hulp en ondersteuning waar nodig. (BP2)2.9 Informeert naar de achtergrond van de cliënt. (BP2)2.10 Evalueert het eigen handelen in de hulpverleningsrelatie en/of naar collega’s toe. (BP3) x X2.11 Stelt zich toegankelijk, zichtbaar en bereikbaar op, zodat cliënten zich uitgenodigd voelen en met hun vragen terecht kunnen. (BP3)

X XX

2.12 Is zich bewust van zijn non-verbale communicatie in relatie tot de cliënt. (BP3) X X2.13 Brengt de geobserveerde gegevens in relatie met de hulpvraag van de cliënt. (BP3) X X2.14 Stelt duidelijke grenzen t.a.v. de cliënten. (BP3) X X2.15 Voert een aan de situatie aangepast begeleidingsgesprek. (BP3) X x2.16 Geeft de cliënt ruimte om zelf oplossingen te bedenken. (BP3) X X X2.17 Kent het aanbod (o.a. methodieken en activiteiten) om in te gaan op een individuele hulpvraag. (BP3) X X2.18 Geeft aandacht aan de cliënt en vertrekt vanuit een grondhouding van onvoorwaardelijke acceptatie. (BP3) X XX2.19 Stimuleert de cliënt tot het nemen van eigen verantwoordelijkheid en tot participatie. (BP4)2.20 Voelt aan wat er in de groep leeft en bespreekt dit. (BP4)2.21 Maakt bewust gebruik van z’n non-verbale communicatie. (BP4)2.22 Kent theoretische en methodische opvattingen m.b.t. de doelgroep problematiek. (BP4)2.23 Gebruikt het aanbod (activiteiten, methodieken, … ) om een relatie aan te gaan met de cliënt, gericht op de hulpvraag. (BP4)2.24 Ondersteunt de cliënt bij het verhelderen van zijn/haar hulpvraag. (BP4)2.25 Ziet zijn/haar emotionele betrokkenheid in situaties en verwoordt dit. (BP4-5)2.26 Schat de eigen mogelijkheden en grenzen in t.a.v. de cliënt en zijn ruimer netwerk. (BP4-5)2.27 Creëert optimale voorwaarden voor een goed en verantwoord (ortho)pedagogisch milieu van de cliënt/cliëntsysteem. (BP5)2.28 Hanteert bewust en doelgericht specifieke methoden. (BP5)2.29 Onderbouwt zijn keuze voor bepaalde methoden vanuit theoretische, orthopedagogische kaders. (BP5)2.30 Bouwt een professionele relatie met de cliënt en het cliëntsysteem op waardoor cliënten zich optimaal kunnen ontplooien. (BP5)2.31 Gaat op zoek naar nieuwe informatie en methoden en vertaalt dit naar verbetering van het eigen agogisch handelen. (BP5) 2.32 Stemt zijn methodisch handelen af op het handelings- en/of begeleidingsplan. (BP5)2.33 Evalueert in samenspraak met de cliënt of de vooropgestelde doelen bereikt zijn. (BP5)2.34 Werkt vraaggericht. (BP5)2.35 Heeft inzicht in het eigen beroepsprofiel. (BP5)Toelichting:Bij BT moet je veel rekening houden om je gesprek aan te passen aan de situatie. Je let meer op wat je zegt en hoe je dingen

5

formuleert/ overbrengt omdat de leerling(en) op dat moment heel prikkelbaar hiervoor zijn.

3. TeamspelerDe cursist toont aan dat hij in staat is tot samenwerken en overleggen (intern en extern de organisatie) met collega’s en andere beroepsbeoefenaren binnen de daartoe voorziene overlegstructuren. Hij bespreekt de eigen (ortho)(peda)agogische opdracht en aanpak in team.

e d c b a

3.1 Communiceert rond eigen belevingen met collega’s. (BP2)3.2 Geeft mondeling informatie door m.b.t. dagelijkse gebeurtenissen. (BP2)3.3 Omschrijft de taak van een opvoeder/begeleider binnen het team. (BP2)3.4 Kan fouten toegeven, melden en initiatief nemen om de situatie recht te zetten. (BP2)3.5 Geeft schriftelijk informatie door m.b.t. dagelijkse gebeurtenissen. (BP3) X X3.6 Brengt eigen gedachten en gevoelens onder woorden tijdens overlegmomenten. (BP3) X XX3.7 Werkt constructief mee aan taken binnen het team. (BP3) x X3.8 Brengt mondeling verslag uit van eigen observaties, ervaringen en indrukken rond de dagdagelijkse omgang met de cliënt. (BP3)

X X X

3.9 Brengt schriftelijk verslag van observaties, ervaringen en indrukken rond de dagdagelijkse omgang met de cliënt. (BP3)

x X

3.10 Is zich bewust van de eigen positie binnen het team rekening houdend met zijn mandaat. (BP3) X X3.11 Heeft een actieve inbreng tijdens de vergaderingen/overlegmomenten. (BP3) x X3.12 Komt tot een constructieve terugkoppeling van eigen observaties, inzichten en reflecties naar het team. (BP4)3.13 Bespreekt de eigen pedagogische aanpak, het eigen functioneren op een bewuste manier. (BP4)3.14 Geeft suggesties aan het team m.b.t. de orthopedagogische aanpak op basis van doordachte observatiegegevens. (BP4)3.15 Kan eigen aandeel zien in de relatie met collega’s. (BP4)3.16 Geeft feedback op constructieve wijze. (BP4)3.17 Onderkent formele en informele overlegkanalen binnen de organisatie. (BP4)3.18 Schat de grenzen van zichzelf en het team voldoende in. (BP4-5)3.19 Heeft aandacht voor de draagkracht en grenzen van zichzelf en collega’s. (BP5)3.20 Argumenteert bondig en doordacht tijdens een overleg/gesprek. (BP5)3.21 Deelt met de teamleden methodieken en theoretische kaders. (BP5)3.22 Draagt bij aan een effectieve interdisciplinaire samenwerking. (BP5)3.26 Signaleert en/of gaat in dialoog over organisatorische knelpunten. (BP5)3.7 Komt tot constructief overleg binnen het team, brengt nieuwe, vindingrijke invalshoeken en ideeën aan. (BP5)3.27 Profileert zich als volwaardig teamlid. (BP5)Toelichting:De vergaderingen die ik al heb kunnen bijwonen heb ik telkens een actieve inbreng van mijn mening gehad over bepaalde aspecten.

4. BeleidsondersteunerDe cursist toont aan dat hij in staat is om zich te engageren tegenover het totale organisatiegebeuren en inzicht verwerft in de structuren op meso- (organisatie debat) en macroniveau (maatschappelijk debat).

e d c b a

4.1 Somt de taakomschrijving van het multidisciplinair team. (BP3) X X

6

4.2 Beschrijft de structuur van de organisatie. (BP3) X X4.3 Volgt de maatschappelijke en beleidsmatige evoluties in de eigen sector en de samenleving op. (BP5)Toelichting:

5. Ethisch werkerDe cursist toont aan dat hij in staat is zijn methodisch (ortho-)agogisch handelen vooraf en nadien te verantwoorden vanuit ethische uitgangspunten in relatie tot alle partners in de hulpverlening.

e d c b a

5.1 Geeft in zijn dagelijkse omgang met de cliënt duidelijk aan wat de grenzen zijn tussen een pedagogische en een vriendschappelijke relatie. (BP2)5.2 Houdt rekening met het vertrouwelijk karakter van informatie betreffende de cliënt en het cliëntsysteem. (BP2)5.3 Reflecteert over het eigen waarden en normensysteem. (BP3) X XX5.4 Is zich bewust van de cultuur van de organisatie (doelstellingen, visie, werkwijze, …). (BP3) X X5.5 Beschrijft de impact van zijn/haar socialisatiepatronen in het orthopedagogisch handelen. (BP4)5.6 Kent de belangen, rechten en plichten van de cliënt, het cliëntsysteem. (BP5)5.7 Behartigt de belangen en de rechten van de cliënt/cliëntsysteem. (BP5)5.8 Bespreekt met de cliënt of het cliëntsysteem hoe vertrouwelijk informatie wordt behandeld. (BP5)Toelichting:

6. HandelingsplannerDe cursist toont aan dat hij in staat is vanuit een (ortho)agogische vraag, zelfstandig en/of in teamverband en samen met de cliënt/cliëntsysteem een proces van handelingsplanning vorm te geven.

e d c b a

6.1 Neemt handelings-, zorg- en begeleidingsplannen door en komt aan de hand van vragen stellen tot een duidelijke hulpvraag (BP3)

x X

6.2 Linkt eigen observaties aan de hulpvraag van de cliënt. (BP3) x X6.3 Zet in op hulpverleningsproces, focust niet enkel op het resultaat. (BP4)6.6 Stelt een handelings-, zorg- , begeleidingsplan, op en voert dit uit in samenspraak. (BP4-BP5)6.7 Signaleert ontwikkelingen en/of veranderingen in het gedrag van de cliënt in functie van het bijsturen van een handelings-, zorg- , begeleidingsplan. (BP4-BP5)Toelichting:

7

7. Ondersteuner en ontwikkelaar van netwerkenDe cursist toont aan dat hij in staat is om cliënt en cliëntsysteem te ondersteunen in zijn maatschappelijke participatie; sociale systemen te creëren of te versterken die voor de cliënt zijn woon-, leef – en opvoedingssituatie belangrijk zijn.

e d c b a

7.1 heeft oog voor het netwerken van/voor de cliënt. (BP3) x X7.2 Legt en onderhoudt formele en informele contacten met de cliënt/cliëntsysteem om de kwaliteit van de netwerken te ondersteunen. (BP5)7.3 Ondersteunt de cliënt bij zijn/haar maatschappelijke integratie. (BP5)Toelichting:Ik heb oog voor het netwerk van de cliënten maar kom spijtig genoeg zo goed als niet in contact met hen. Enkel schriftelijk via de agenda is communicatie mogelijk.

8. PreventiewerkerDe cursist kan anticiperen op structurele risicofactoren voor de cliënt en/of de cliëntgroep. e d c b a

8.1 Denkt en werkt oplossingsgericht: proactief – actief – reactief. (BP5)Toelichting:

C. Leerhouding en leerproces

e d c b a

1. Neemt initiatief en verantwoordelijkheid met betrekking tot het eigen leertraject.

Toelichting: Ik heb al geregeld om een vergadering te kunnen bijwonen, een activiteit te organiseren, initiatief genomen om leerlingen alleen een douche trainging te geven of mee in te staan tijdens BT, smogcursus volgen tijdens de stage uren.

x XX

2. Neemt initiatief in het plannen en voorbereiden van functioneer- en evaluatiegesprekken.

Toelichting: Ik vraag altijd een datum dat past voor mijn stagementor om samen te zitten.

x XX

3. Kan zichzelf bespreekbaar opstellen tijdens functioneer- en evaluatiegesprekken.

Toelichting :Ik sta altijd open voor werkpunten of opmerkingen dan weet ik waar ik sta en aan wat ik nog kan werken.

x X

8

4. Kan leervragen formuleren.

Toelichting :ik heb dit al goed kunnen oefenen met zelfreflecties.

x X

5. Heeft zicht op eigen kwaliteiten en leerpunten.

Toelichting : door de evaluatiegesprekken en zelfreflecties heb ik al heel goed kunnen ondervinden wat mijn kwaliteiten zijn en aan wat ik nog kan werken.

x X

6. Doet iets met aangereikte aanwijzingen.

Toelichting :Ik werk graag met aangereikte aanwijzingen omdat ik dan het gevoel heb dat ik deze nuttig en juist gebruik tijdens mijn stage.

x X

7. Formuleert leerdoelen en gaat hiermee aan de slag.

Toelichting :

x X

8. Zet plannen om in acties (voert uit). Toelichting : ik heb al mijn leerdoelen kunnen vervullen door vergaderingen bij te wonen, activiteiten uit te voeren en de leerlingen hun dossiers eens grondig in te lezen en hen beter te begrijpen.

x X

9. Komt tot een evaluatie en stuurt bij. Toelichting :

x X

10. Blijft zichzelf uitdagen tot het zoeken van nieuwe ontwikkelingen om eigen professionele competenties te versterken.

Toelichting :Je stopt nooit met leren en daarom probeer ik mezelf te blijven uitdagen.

x X

9

10