1 WAT IS MENS EN TECHNIEK? 3 · 2020. 12. 4. · Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+...
Transcript of 1 WAT IS MENS EN TECHNIEK? 3 · 2020. 12. 4. · Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+...
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
1 WAT IS MENS EN TECHNIEK? .......................................................................................... 3 1.1. Inleiding ..................................................................................................................................... 3 1.2. Wat heb je nodig voor Mens en Techniek? ......................................................................... 4 1.3. Beoordeling ............................................................................................................................... 6 1.4. Hoe leer je bij Mens en Techniek voor een toets? .......................................................... 10 2 WERKEN BIJ MENS EN TECHNIEK ............................................................................... 13 2.1. Veiligheid in het lokaal .......................................................................................................... 13 2.2. Opruimen van het lokaal ...................................................................................................... 18 2.3. Zorgen voor je werkstuk ...................................................................................................... 19 2.4. Gereedschap ........................................................................................................................... 22 3 METEN ..................................................................................................................................... 31 3.1. Waarom meten en waarom eenheden? ............................................................................ 31 3.2. Grootheden en eenheden ..................................................................................................... 33 3.3. Meetgereedschap ................................................................................................................... 36 3.4. Meten van een lengtemaat in centimeters ....................................................................... 45 3.5. Meten van een lengtemaat in millimeters ........................................................................ 50 3.6. Natuurkundige voorvoegsels ............................................................................................... 55 3.7. Eenheden omrekenen ........................................................................................................... 58 3.8. Oppervlaktematen omrekenen ........................................................................................... 62 3.9. Inhoudsmaten omrekenen ................................................................................................... 65 3.10. Inhoudsmaten omrekenen ........................................................................................... 67 3.11. Inhoudsmaten voor vloeistoffen omrekenen ........................................................... 70 3.12. De omrekenschema’s op een rijtje ............................................................................ 72 4. TECHNISCH TEKENEN ....................................................................................................... 73 4.1. Wat is een technische tekening? ........................................................................................ 73 4.2. Maataanduiding ...................................................................................................................... 78 4.3. Potloden ................................................................................................................................... 82 4.4. Lijnsoorten ............................................................................................................................... 86 4.5. Papierformaten ....................................................................................................................... 89 4.6. Schaal ....................................................................................................................................... 92 5. MASSA ..................................................................................................................................... 95 5.1. Massa en gewicht ................................................................................................................... 95 5.2. Volume ................................................................................................................................... 100 5.3. Wat is dichtheid? .................................................................................................................. 103 5.4. Rekenen met dichtheid ....................................................................................................... 109 6. VERSLAG .............................................................................................................................. 113 7. PRAKTIJKWERKSTUKKEN ............................................................................................. 115 7.1. Draadpuzzel .......................................................................................................................... 115 7.2. Vragen bij de draadpuzzel ................................................................................................. 117 7.3. Boter, kaas en eieren .......................................................................................................... 118 7.4. Vragen bij boter, kaas en eieren ...................................................................................... 119 7.5. Mobielhouder......................................................................................................................... 120 7.6. Vragen bij de mobielhouder .............................................................................................. 121
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
2
7.7. Sleutelhanger ........................................................................................................................ 122 7.8. Vragen bij de sleutelhanger ............................................................................................... 123 7.9. Zigzagstoel ............................................................................................................................ 124 7.10. Vragen bij de zigzagstoel ........................................................................................... 126
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
3
1 WAT IS MENS EN TECHNIEK?
1.1. Inleiding
Mens en Techniek is eigenlijk een leergebied in plaats van een vak. Vaak wordt
Mens en Techniek verward met het vak Techniek.
En let op: Mens en Techniek (M&T) telt gewoon mee voor je rapport!
Bij het vak Techniek leer je hoe je bijvoorbeeld materialen, gereedschappen en
machines kunt gebruiken.
Je maakt praktijkwerkstukken in het praktijklokaal.
Dat is een belangrijk onderdeel en de cijfers voor je praktijkwerkstukken zijn dan
ook erg belangrijk.
M&T gaat ook over wetenschap, natuurkunde, scheikunde en biologie.
M&T gaat ook over ontwerpen en technisch tekenen.
En bij Mens en Techniek leer je ook verslagen te maken zoals dat van je wordt
verwacht bij Nederlands en bij vakken in de bovenbouw.
Heel veel apparaten worden bedacht of
uitgevonden door wetenschappers.
Daarna worden ze getekend door tekenaars of
constructeurs.
Tenslotte worden ze gemaakt door mensen in de
techniek.
Wetenschappers bedenken hoe een satelliet de
ruimte in geschoten moet worden en hoe de baan
om de aarde moet zijn.
Tekenaars maken een tekening of ontwerp.
Technici maken dan alle onderdelen en ze zetten alles in elkaar.
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
4
1.2. Wat heb je nodig voor Mens en Techniek?
Bij Mens en Techniek leer je werkstukken maken, rekenen, tekenen, verslagen
maken, werken op de computer en proefjes doen.
Je hebt dus best veel nodig voor Mens en Techniek.
Sommige dingen moet je zelf regelen en sommige dingen heeft de school al voor
je geregeld.
Wat moet je zelf regelen?
Multomap met 23 ringen
Lijntjespapier voor aantekeningen
Insteekhoesjes voor tekeningen
Etui, pennen, potloden, gum, puntenslijper, passer, geodriehoek, lineaal
Rekenmachine
Een zakje of een bakje om je werkstukjes in te bewaren
Een USB-stick hoeft niet maar is wel handig
Doe in het praktijklokaal niet al te dure kleren aan want er wordt gewerkt!
Wat krijg je van school:
Leerboek
Werkboek
Gebruik van de website
www.mensentechniek.info
Materialen om je praktijkwerkstuk te
kunnen maken
Gebruik van gereedschappen
Gebruik van computers tijdens de les
BELANGRIJK: Je moet ELKE M&T-les ALLES voor de theorie
EN de praktijkles bij je hebben!
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
5
In het leerboek zit:
• De uitleg van wat je moet weten.
• Werktekeningen van praktijkwerkstukken
• Uitleg over de werkstukken
• Uitleg hoe je een verslag moet maken inclusief checklijst
In je werkboek staan:
• Opdrachten die je kunt oefenen voor je toetsen
• Proefjes met uitleg
Op de website www.mensentechniek.info staan:
• Alle werkboeken, tekeningen en andere belangrijke zaken zodat je ze zo
vaak kunt lezen of downloaden/printen als je wil.
• Samenvattingen
• Links naar handige video’s voor extra uitleg
• Links naar diverse websites voor extra uitleg
• Checklijst voor het maken van verslagen
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
6
1.3. Beoordeling
Het schooljaar bestaat uit 4 rapportperiodes.
Aan het einde van het schooljaar wordt gekeken waar je in het weede leerjaar
naar toe gaat.
Mens en Techniek telt daarbij volledig mee dus het is belangrijk dat je een
voldoende haalt.
Voor elk rapport doe je opdrachten uit de theorie en uit de praktijk.
Theorie
Bij de theorie werk je voornamelijk uit dit boek,
je maakt verslagen over je
praktijkwerkstukkenen en soms krijg je
praktische proefjes.
Ook leer je tijdens de theorie hoe je veilig kunt
werken als je later in de praktijkruimte bezig
bent.
De theorie wordt getoetst door middel van
schriftelijke overhoringen (S.O.) en proefwerken
(PW).
De S.O.’s tellen één keer mee en de
proefwerken tellen twee keer mee.
Soms doe je een proefje of je maakt een technische tekening.
Daar krijg je ook een cijfer voor dat 1x meetelt.
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
7
Praktijk
Tijdens het praktijk deel van het vak werk je voornamelijk in de
gereedschapsruimte aan praktijkwerkstukken.
Bij het maken van deze werkstukken leer je hoe je om moet gaan met het
verschillende gereedschap en materiaal.
Ieder werkstuk is zo ontworpen en uitgekozen dat je steeds weer kennis maakt
met ander gereedschap en nieuwe materialen.
Per rapportperiode maak je in het prakijklokaal één “hoofdwerkstuk”.
Dit werkstuk telt twee keer mee.
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
8
Er wordt bij de beoordeling gekeken naar:
Is het op tijd ingeleverd?
Is het werkstuk klaar?
Kun je het gebruiken waarvoor het bedoeld is?
Is het stevig?
Is het netjes gemaakt?
Ben je tijdens het werk goed omgegaan met de materialen en
gereedschappen?
Heb je je tijdens de lessen veilig gedragen?
Heb je zelfstandig gewerkt?
Heb je goed samengewerkt?
Heb je je spullen en het lokaal steeds netjes opgeruimd?
Dit lijstje staat in willekeurige volgorde, alle punten zijn dus belangrijk!
Verslag
Over het hoofdwerkstuk moet je ook een verslag maken.
In dit verslag schrijf je onder andere hoe je hebt gewerkt, wat je makkelijk of
moeilijk vond en wat je nieuw hebt geleerd.
Er zit een checklijst in dit boek dus gebruik de checklijst zodat je niets vergeet in
je verslag.
Extra werkstuk
Als je op tijd klaar bent met je hoofdwerkstuk en het verslag, dan mag je een
extra werkstuk maken.
Voor ieder extra werkstuk krijg je een cijfer die één keer meetelt.
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
9
Hieronder staat een overzicht met de cijfers die je per rapportperiode kan halen
en hoe vaak deze cijfers meetellen voor je rapport.
Onderwerp Wegingsfactor
Theorie:
Schriftelijke overhoring (SO) 1x
Proefwerk (PW) 2x
Praktijk:
Hoofdwerkstuk 2x
Verslag 1x
Extra werkstuk 1x
‘Wegingsfactor’ betekent hoe vaak iets meetelt.
Al je cijfers worden online opgeslagen in Magister zodat je altijd kunt controleren
wat je cijfers zijn en wat je gemiddelde is.
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
10
1.4. Hoe leer je bij Mens en Techniek voor een toets?
Hier vind je allemaal tips die zou kunnen gebruiken om te leren voor een S.O. of
een proefwerk.
Je kunt veel van deze tips natuurlijk ook voor andere vakken gebruiken.
Gebruik je leerboek/werkboek:
Leer de formules uit je hoofd
Leer rijtjes uit je hoofd
Leer tabellen uit je hoofd
Je kunt dit op dezelfde manier doen als rijtjes leren voor Engels of zoals je rijtjes
bij aardrijkskunde en topografie leerde.
Bekijk de inhoudsopgave van je leerboek en check of je snapt wat alle
woorden betekenen.
Maak een samenvatting
Zoek moeilijke of opvallende woorden in de tekst.
Schrijf ze in de kantlijn van je boek, onderstreep ze of markeer ze met een
markeerstift. Zoek de betekenis op en schrijf die op.
Maak een spiekbriefje (maar niet gebruiken tijdens de toets! ;)
Gebruik wat je in de les hebt gezien of gehoord:
Bekijk de filmpjes die je tijdens de lessen hebt gezien nog eens en maak
een samenvatting van wat je gezien hebt
Vraag aan de docent of hij of zij iets nog eens wil uitleggen.
Zorg wel dat je een duidelijke hulpvraag stelt.
Zeg niet: “Kunt u me helpen, ik snap er helemaal geen bal van!!”.
Want daar kan een docent natuurlijk niet zoveel mee.
Gebruik de website www.mensentechniek.info
Lees de samenvattingen op de website
Schrijf de samenvattingen over
Bekijk de video’s die over het hoofdstuk gaan
Druk de vragen nog eens af en probeer ze weer te beantwoorden
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
11
Gebruik internet:
Zoek moeilijke woorden op, bijvoorbeeld op Wikipedia.
Zoek zelf video’s waarin de stof wordt uitgelegd (bijvoorbeeld Youtube,
SchoolTV, Kernpunt, Geoclips)
Zoek plaatjes en info op andere websites op over de leerstof (bijvoorbeeld
Wikiwijs of natuurkunde.nl).
Gebruik handige apps zoals bijvoorbeeld Geogebra (wiskune/rekenen).
Zoek op internet zelf vragen/opdrachten met het onderwerp van het
hoofdstuk. Probeer ze te beantwoorden of te verklaren en kijk jouw
antwoorden kritisch na als je de antwoorden hebt bij die de vragen horen.
Bespreek jouw antwoorden met medeleerlingen of met je docent.
Gebruik de sites van WRTS en/of TEACH2000 om je te laten overhoren.
En dit kun je ook nog doen:
Maak extra oefenopgaven over sommige hoofdstukken die je bij de docent
kunt opvragen of die soms op www.mensentechniek.info staan.
Verzin zelf een opdracht met een vraag erbij. Beantwoord deze vraag in
een stukje tekst of in een gesprekje en bespreek het antwoord met
medeleerlingen, familielid en/of docent.
Bedenk ezelsbruggetjes of andere handige trucs om een reeks of formule
te onthouden
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
12
Maar het allerbelangrijkste is:
Zorg dat je geen lessen mist
Zorg dat je je oefeningen en opdrachten goed doet
Zorg dat je je antwoorden goed nakijkt
Zorg dat je op tijd begint met leren. Kijk altijd een week vooruit in je
agenda/planning
Laat je goed overhoren door een familielid, een vriend(in) of een
klasgenoot.
Zorg dat je alles bij je hebt wat je nodig hebt tijdens de toets (etui met
alles er in, rekenmachine enz.).
Mis geen toetsen! En als je er een keer niet bent maak dan ZELF een
afspraak om hem in te halen.
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
13
2 WERKEN BIJ MENS EN TECHNIEK
2.1. Veiligheid in het lokaal
Het technieklokaal is een heel ander soort lokaal dan
dat van de meeste andere vakken die je op school
krijgt. Er is veel duur gereedschap dat gemakkelijk
stuk kan gaan en waar men zich aan kan verwonden.
Bij het vak techniek heb je geen vaste plek in de
klas. Je moet namelijk tijdens praktijkuren continue
heen en weer lopen om gereedschap en materialen
te pakken. Hierdoor kan het in het lokaal erg druk
worden. Wanneer er zo veel mensen bij elkaar in één
ruimte moeten samenwerken, kunnen er veel dingen
mis gaan.
De regels
Om ervoor te zorgen dat iedereen in het lokaal prettig, veilig, zelfstandig en
samen kan werken gelden er in het technieklokaal een aantal regels waaraan
iedereen zich moet houden.
Deze regels zijn jammer genoeg nodig voor je eigen veiligheid, maar vooral ook
voor die van anderen.
De complete lijst met alle regels en afspraken kan je achterin de module
vinden. Een lijst met de belangrijkste regels hangen ook in het technieklokaal
zelf.
Maar vooral: Gebruik je verstand!
Overtreden van regels
Het zal niet zo moeilijk zijn om je aan deze regels te houden als iedereen logisch
en helder nadenkt tijdens het werken in het technieklokaal.
Wanneer je je niet aan de regels houdt, is het aan de docent om daarvoor een
passende maatregel of straf bij toe te passen.
Ook docenten waar je geen les van hebt mogen je aanspreken op je gedrag.
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
14
Waar mag je mee werken?
Bijna al het gereedschap dat in de kasten ligt, mag je vrij pakken en gebruiken
zolang je er normaal mee omgaat.
Maar niet al het gereedschap mag door de leerlingen gebruikt worden.
De docent zal duidelijk zijn in wat de leerlingen wel en niet mag gebruiken.
Je mag niet zomaar nieuw materiaal pakken.
Vraag het daarom altijd aan de docenten als je nieuw materiaal nodig hebt.
Al het materiaal dat in de materiaalbakken in het lokaal ligt mag je gewoon
pakken.
Als je zelf materiaal over hebt dat anderen misschien nog goed kunnen
gebruiken dan leg je dit in de daarvoor bestemde materiaalbakken.
Let op: Dit zijn geen afvalbakken!
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
15
Opdracht 1:
Bedenk samen met je buurman/buurvrouw wat volgens jullie de belangrijkste
regels zijn voor in een techniek lokaal. Schrijf hieronder minstens 5 regels:
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 2:
Wat is er anders aan het praktijklokaal als je het vergelijkt met theorielokalen?
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 3:
Waarom zijn er in het technieklokaal speciale regels gemaakt?
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
16
Opdracht 4:
Waar moet je op letten als je met machinegereedschap werkt? Noem drie
dingen!
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 5:
Wat moet je doen met restanten hout en metaal als je denkt dat andere
leerlingen dat materiaal misschien nog zouden kunnen gebruiken?
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 6:
Wat moet er gedaan zijn aan het einde van de les voordat de klas weg mag?
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 7:
Mag een docent van een andere klas jou ook straf geven als je de regels
overtreedt?
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 8:
Stel, je moet even naar de wc. Hoe kan je ervoor zorgen dat iemand anders niet
zomaar met jouw werkstuk of onderdelen er vandoor gaat?
Noem twee oplossingen.
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
17
Opdracht 9:
Soms zie je in het lokaal stickers of borden hangen. Deze stickers geven aan
waar je extra aandacht aan moet besteden tijdens het veilig werken in het lokaal
of met bepaald gereedschap. Bedenk met je buurman of buurvrouw wat de
onderstaande veiligheidsplaatjes zouden kunnen betekenen.
1. 2. 3. 4. 5.
1: ………………………………………………………………………………………………
2: ………………………………………………………………………………………………
3: ………………………………………………………………………………………………
4: ………………………………………………………………………………………………
5: ………………………………………………………………………………………………
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
18
2.2. Opruimen van het lokaal
Als je een lokaal binnen komt, vind jij het waarschijnlijk ook prettig dat je tafel
schoon is en dat alles is opgeruimd.
Voor al het gereedschap is er een vaste plek in de gereedschapskast.
Zorg er daarom ook voor dat als je iets hebt gebruikt, je alles weer op de juiste
plek terug legt.
Niet alleen een opgeruimde gereedschapskast zorgt voor een schoon lokaal.
Voordat de leerlingen het lokaal mogen verlaten, moet bijvoorbeeld ook het
machinegereedschap schoongemaakt worden, de tafels moeten worden geveegd
en de vloer moet schoon zijn.
Achterin dit boekje kan je een checklist vinden voor het opruimen.
LET OP!!
Dat je bij het vegen en weggooien van afval niet per ongeluk (onderdelen van)
werkstukken of de boortjes van de kolomboormachine weggooit! Kijk ook even of
er nog schroefjes, spijkers en andere onderdelen tussen liggen die misschien niet
weggegooid mogen worden!
Het opruimen van het lokaal is niet
alleen maar je eigen troep opruimen.
Om ervoor te zorgen dat het opruimen
snel en goed gebeurt, moet er
samengewerkt worden.
Daarom houden wij ons aan een
simpele afspraak:
IEDEREEN ruimt ALLES op!
Kijk daarom altijd of je nog iemand kan helpen met gereedschap opruimen,
vegen, materiaal opbergen en stoelen aanschuiven of op tafel zetten.
Zo is alles snel gedaan en kan je meteen weg als de bel gaat!
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
19
2.3. Zorgen voor je werkstuk
Tijdens de lessen van M&T ga je zelfstandig werken aan praktijkwerkstukjes.
Deze werkstukken kunnen best lastig zijn en je bent er daarom ook meerdere
lessen mee bezig en ze tellen mee voor je rapportcijfer.
Aan het einde van de les moet je dus zorgen dat je je werkstuk veilig opbergt
zodat je er de volgende les weer mee verder kan gaan.
Er zijn meerdere opties om je werkstuk te bewaren:
− In je tas (bijvoorbeeld in een apart vakje):
− In de bak voor jouw klas:
− In je kluisje:
− Thuis kan natuurlijk ook, maar dan moet je het niet vergeten mee te nemen
als je M&T-les hebt!
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
20
Zorg er ook voor dat je losse onderdelen van een werkstuk bij elkaar kan
bewaren.
Tip:
Neem een afsluitbaar plastic zakje of bakje mee waar je losse onderdelen in kan
bewaren en zet je naam en klas er op.
Eigen verantwoordelijkheid
Het kan natuurlijk altijd gebeuren dat je jouw werkstuk nergens meer kan
vinden.
De docenten snappen maar al te goed hoe vervelend dat is en daarom wijzen wij
alle leerlingen altijd herhaaldelijk erop dat ze hun werkstuk goed en veilig
moeten opbergen en zet je naam en klas er op!
Als je je werk kwijt bent kunnen de docenten het werkstuk dus niet beoordelen.
Het is jouw eigen verantwoordelijkheid om voor je werkstukken te
zorgen. Dus verzin een goede manier om je werkstuk veilig op te bergen en let
goed op dat je al je onderdelen veilig opruimt.
Let op:
Er wordt alleen iets beoordeeld als het bij jouw eigen docent is
ingeleverd.
Leg het dus niet zomaar op een bureau of tafel zonder dat jouw docent het weet.
Bij verlies van een werkstuk of verslag (door bijvoorbeeld iets niet op te slaan op
de computer) zal het werkstuk of verslag opnieuw gemaakt moeten worden om
nog een cijfer te halen.
Het inleveren van andermans werkstuk mag natuurlijk niet.
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
21
Opdracht 10:
Noem drie plekken waar je jouw werkstuk kan opbergen.
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
opdracht 11:
Wat lijkt jou de beste manier om je werkstuk op te bergen? Leg uit waarom.
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 12:
Stel, je hebt een aantal losse onderdelen van een werkstuk. Hoe zou je ervoor
kunnen zorgen dat je alle onderdelen keurig bij elkaar kan houden als je jouw
werkstuk opbergt? Verzin twee manieren.
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 13:
Wat moet je doen als je werkstuk kwijt is of als je een verslag niet meer op de
computer terug kan vinden?
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
22
2.4. Gereedschap
Er zijn heel veel verschillende soorten gereedschap. Er is voor bijna iedere
bewerking wel een handig apparaat bedacht.
Wij gebruiken in het technieklokaal een flink aantal van deze gereedschappen.
Voor de werkstukken die jullie in dit jaar gaan maken, hebben we de benodigde
gereedschappen even onder elkaar gezet.
Om de lijst met gereedschap overzichtelijk te maken, hebben we ze verdeeld in
vier soorten:
• Aftekengereedschap
• Bewerkingsgereedschap
• Bevestigingsgereedschap
• Afwerkgereedschap
Aftekenen Bewerken Bevestigen Afwerken
Liniaal/maatlat
Winkelhaak
Potlood
Pen
Kraspen
Priem
Centerpons
Handzaag
Metaalzaag
Lintzaag
Kniptang
Nijptang
Kolomboormachine
Metaalboor
Houtboor
Gatenzaag
Kunststofbuiger
Zetbank
Guillotineschaar
Hefboomschaar
Platbektang
Rondbektang
Combinatietang
Popnageltang
Soldeerbout
Puntlasser
Schroevendraaier
Hamer
Bankschroef
Machineklem
Schuurpapier
Vijl
Halfronde vijl
De meeste van deze gereedschappen ken je waarschijnlijk al en sommige heb je
ook al eens gebruikt.
Als je een gereedschap in de lijst niet kent dan kan je het op de volgende pagina
opzoeken.
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
23
Liniaal/maatlat
Met een liniaal of maatlat kan je korte afstanden
meten. De maatverdeling is aangegeven in
millimeters.
Let op dat je begint met meten vanaf de nul!
Winkelhaak
Een winkelhaak gebruik je om te kijken of een hoek
haaks is. Ook is dit gereedschap goed te gebruiken
om iets verstek af te tekenen vanwege de 45 graden
verbinding in de hoek.
Potlood
Een potlood gebruik je voor het aftekenen op hout of
aluminium. Gebruik voor het aftekenen een hard
potlood (2H) en zorg ervoor dat de punt goed
geslepen is.
Viltstift
Voor op kunststof of andere materialen die niet
beschadigd mogen worden, kan je een viltstift
gebruiken.
Kraspen
Een kraspen gebruik je als je iets moet aftekenen op
metalen.
Priem
Met een priem kan je een ondiep gaatje prikken (of
met een hamer slaan) in hout. Dit gaatje kan je
gebruiken als beginpunt voor boren of schroeven.
Centerpons
Dit gereedschap gebruik je om in metaal een putje te
slaan. Dit gaatje kan je gebruiken als beginpunt voor
boren. Zo kan de boor niet weg “lopen” op het gladde
oppervlak.
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
24
Handzaag
Voor houten platen en balken. Kan door de grove
tanden veel splinters
veroorzaken
Metaalzaag
Voor metalen en kunststof. Heeft kleine tandjes en
geeft dus minder splinters.
Lintzaag
Elektrische zaag met eindeloos, lintvormig zaagblad
voor lange zaagsnedes.
Kniptang
Gebruik je voor het afknippen van ijzerdraad of het
afknippen elektrische bedrading.
Nijptang
Hiermee kan je spijkers uit hout trekken en ijzerdraad
afknippen.
Kolomboormachine
Voor het boren van gaten in materiaal.
Je kunt hem in hoogte verstellen.
Elk materiaal heeft zijn eigen soort boor.
Veiligheid is erg belangrijk bij dit apparaat!
Metaalboor
Een metaalboor gebruik je voor metaal maar je kunt
ze ook gebruiken voor hout of kunststof.
Houtboor
Deze voor is alleen voor hout. Te herkennen aan de
scherpe punt in het midden en aan de uiteinden.
Gatenzaag
Hiermee kan je grote ronde gaten zagen in
plaatmateriaal. In het midden zit vaak een
metaalboor zodat je goed het midden kan vinden.
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
25
Kunststofbuiger
Hiermee kan je met behulp van warmte kunststof
buigen. Hitte maakt het plastic zacht en buigbaar.
Buigbalk
Kunststof dat net buigbaar is gemaakt met een
kunststofbuiger, kan in een vooraf afgestelde hoek
worden gezet met dit gereedschap.
Zetbank
Hiermee kan je metalen platen in een bepaalde hoek
buigen of ‘zetten’.
Guillotineschaar
Grote knipmachine voor lange, rechte kniplijnen.
Herkenbaar een groot schuin snijvlak, net als een
guillotine. Te gebruiken voor metalen en kunststof
platen.
Hefboomschaar
Voor metaalplaten of staaldraad. Met de lange
hefboom-arm kan je veel kracht zetten.
Platbektang
Tang met een platte bek. Hiermee kun je dun
materiaal buigen en vasthouden.
Rondbektang
Tang met een ronde bek. Kun je gebruiken voor het
buigen van oogjes aan een draad. Door de conische
bek kan je verschillende diameters buigen.
Combinatietang
De naam zegt het al: dit is een combinatie tussen een
platbektang, klemtang en een kniptang.
Popnageltang
Deze tang gebruik voor het vastklemmen van
popnagels. Voor verschillende maten popnagels zijn
ook verschillende neusstukken beschikbaar.
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
26
Soldeerbout
Dit gebruik je om twee metalen met elkaar te
verbinden door een verbindingsmiddel tussen de twee
metalen te smelten. Daarbij gebruik je soldeertin als
verbindingsmiddel.
Puntlasser
kan je twee dunne platen staal op een klein punt aan
elkaar smelten door een hoge stroom die in een korte
tijd door het materiaal loopt. Er wordt hierbij geen
verbindingsmiddel gebruikt.
Schroevendraaier
Er zijn veel verschillende schroevendraaiers. Het is
belangrijk dat je de juiste schroevendraaier gebruikt.
Ze zijn er in vele verschillende soorten en maten.
Als de schroevendraaier niet past, loop je de kans dat
je de kop van de schroef beschadigd.
De meest voorkomende vormen zijn:
• Kruiskop
• Torx
• Platkop/fitting
Hamer
Wordt gebruikt om hout te verbinden met spijkers.
Ook kun je met een hamer metaal in een vorm slaan.
Bankschroef
Hiermee zet je werkstukken vast zodat je deze kan
bewerken zonder dat ze bewegen of als je een hand
tekort komt.
Meestal worden bankschroeven gemonteerd op een
werkbank.
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
27
Machineklem
Een losse soort bankschroef waarmee je kleine
werkstukken kan vastzetten om er veilig in te kunnen
boren.
De machineklem gebruik je vaak samen met een
kolomboormachine.
Schuurpapier
Een stuk papier of linnen met daarop een ruwe
bovenlaag die lijkt op zand.
Je kunt er een ruw oppervlak glad mee maken of er
een glad oppervlak juist ruw mee maken.
De korrelgrootte wordt aangegeven met een getal.
Des te groter het getal, des te fijner is het
schuurpapier. En hoe kleiner het getal hoe groter en
ruwer de korrels op het schuurpapier zijn.
Van links naar rechts:
Halfronde vijl
Een vijl met een bolling aan één zijde van de vijl.
Deze kan gebruikt worden om een holling te vijlen.
Vijl
Met een vijl kan je een werkstuk glad maken of een
andere vorm geven.
Als je iets goed glad wil krijgen, werk je van een
grove vijl naar een fijne vijl.
Ronde vijl
Deze vijl is helemaal rond. Hij wordt ook wel
‘rattenstaart’ genoemd. Heb jij enig idee waarom?
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
28
Opdracht 14: R
Zoek op hoe de volgende werkstukken heten:
1.………………………………………………………
2.………………………………………………………
3.………………………………………………………
4.………………………………………………………
Opdracht 15: R
In de lijst gereedschappen zijn drie veelgebruikte zagen genoemd.
Noem ze alle drie.
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 16: T2
Kan je een vierde zaag opnoemen die je veel gebruikt in de techniek?
Misschien heb je deze zelf al gebruikt.
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 17: I
Wat kan je met die zaag, wat je met andere zagen niet of moeilijker kan.
…………………………………………………………………………………………………
1. 2. 3 . 4.
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
29
Opdracht 18: R
Welke gereedschappen zijn afgebeeld. Zet een kruisje bij het goede woord.
□ Lintzaag □ Platbektang □ Gatenzaag □ Combinatietang
□ Metaalzaag □ Popnageltang □ Metaalboor □ Rondbektang
□ Handzaag □ Combinatietang □ Kolomboor □ Nijptang
□ Figuurzaag □ Hefboomschaar □ Houtboor □ Kniptang
Opdracht 19: T1
Je moet iets aftekenen op metaal, maar het metaal mag niet beschadigd worden.
Welk aftekengereedschap moet je gebruiken?
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 20: T2
Je moet een groot gat uit een plaat hout halen, noem drie gereedschappen (uit
de lijst op de vorige pagina’s) die je nodig hebt om dit veilig te kunnen doen.
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 21: I
Welk gereedschap staat niet op de lijst, maar moet je wel altijd gebruiken veilig
met machinegereedschap te mogen werken?
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 22: R
Leg uit waarvoor je een centerpons moet gebruiken.
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
30
Opdracht 23: T1
Wat is het verschil tussen een centerpons en een priem?
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 24: T1
Wat is het verschil tussen een bankschroef en een machineklem?
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 25: R
Je wil een stuk ijzerdraad afknippen. Noem 4 gereedschappen uit de lijst
waarmee je dat kan doen.
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 26: T1
Je wil een stuk kunststof in een perfecte hoek van 60 graden buigen.
Welke twee gereedschappen heb je hiervoor nodig?
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
31
3 METEN
3.1. Waarom meten en waarom eenheden?
De Beemster (vlakbij Purmerend) was in 1608 nog een groot merengebied.
In die tijd is men begonnen om van de Beemster een polder te maken.
In een oud boek over de Beemster stond:
De Beemster is aanvankelijk slechts 5 Duitse mijlen lang, 1,5 mijlen breed en 7
voet breed geweest. Mettertijd is het echter zo toegenomen dat het zich in
omtrek tot 12 mijlen heeft uitgestrekt en in de diepte tot 7-9 voet gekomen is,
dus dat men schepen van 70 tot 80 last door dit meer naar zee heeft kunnen
varen. Een last is een oude eenheid in de scheepvaart 1976,4 kg en in de
graanhandel 30 hl.
In 1612 was de Beemster helemaal drooggelegd.
De boeren die zich er woonden hadden soms wel 7 morgen land.
Dit betekende dat 1 morgen land de hoeveelheid was, wat met een os geploegd
kon worden in één morgen.
1 morgen land is ongeveer net zoveel als een hectare (= 100 are).
Een are is een stuk land van 10 m x 10 m = 100 m².
Een hectare is 100 van die stukjes land van 100 m² bij elkaar.
Vroeger gebruikten veel landen allerlei verschillende maten voor van alles en nog
wat.
In Nederland gebruikte men vroeger bijvoorbeeld maten als el (68,8 cm), voet
(30,5 cm) en mijl (1,6 km).
Overal werden verschillende maateenheden gebruikt en soms was het zelfs zo
erg dat iedere stad zijn eigen maten hanteerde.
Dat werd dus allemaal wel erg ingewikkeld en chaotisch met al die vreemde
maten door elkaar.
Rekenen met deze maten was erg moeilijk en niemand kon meer kon bijhouden
welke maat klopte. Daarom heeft men tijdens de Franse Revolutie in 1798
bepaald dat iedereen dezelfde maten moet gebruiken.
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
32
Er is nu geen verwarring meer en er kan ook makkelijker mee gerekend worden.
Deze maten legde men vast in het Metriek Stelsel.
Een van die maten die toen is vastgesteld is de meter.
De meter was een tien-miljoenste deel van de
afstand van de noordpool tot de evenaar.
Later, in 1889, is de standaard meter vastgesteld als
de afstand tussen twee inkepingen in een X-
vormige balk gemaakt van platina en iridium.
Nu is de meter als laatste vastgesteld in 1983 als
een afgeleide van de lichtsnelheid in vacuüm.
De lichtsnelheid in het heelal is precies
299.792.458 m/s.
De enige echte meter wordt in Parijs bewaard.
En de enige echte kilogram trouwens ook.
Als iemand wil controleren of meetlat of een weegschaal wel goed werkt kunnen
ze deze vergelijken met de meter en de kilogram in Parijs.
Als iemand dit doet dan noem je dit: ‘ijken’.
In dit hoofdstuk leer je het volgende:
• Meetgereedschap leren aflezen
• Lengte meten in centimeter (cm) en millimeter (mm)
• Lengte tekenen
• Oppervlakte berekenen
• Eenheden omrekenen
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
33
3.2. Grootheden en eenheden
Het is zomer, mooi weer en je zit in Spanje op een leuke camping.
De temperatuur is ongeveer 30° Celsius, het zwembad is gevuld met misschien
wel 250.000 liter water en binnen een paar seconden is je ijsje gesmolten als je
hem in de zon houdt.
Je hebt hier alles geschat en dat is voor een leuk verhaaltje niet zo erg.
Maar maten inschatten is geen goede manier om iets te meten.
We hebben in dit voorbeeld natuurkundig gezien met drie grootheden te maken.
Een grootheid is een natuurkundige eigenschap die je kan meten.
In dit voorbeeld zijn dit:
- Temperatuur
- Inhoud
- Tijd.
Kijk nu nog eens naar hetzelfde verhaaltje:
Het is zomer, mooi weer en je zit in Spanje op een leuke camping. De
temperatuur is ongeveer 30° Celsius (= temperatuur), het zwembad is gevuld
met misschien wel 250.000 liter (= inhoud) water en binnen een paar seconden
(= tijd) is je ijsje gesmolten als je hem in de zon houdt.
Een eenheid is de maat waarin je een grootheid kan meten.
Voor elke grootheid is er ook een eenheid.
In het voorbeeld meet je:
Temperatuur in graden Celsius (°C)
Inhoud in liters (L) en
Tijd in seconden (s).
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
34
Een eenheid staat altijd dichtbij een getal.
Bijvoorbeeld:
11 meter, 3 kilogram, 10 seconden.
Meter, kilogram en seconden zijn dan de eenheden.
Iemand zegt: De hoogte is 2 meter.
Dan is hoogte de grootheid.
En meter is de eenheid.
De letters of tekens die we gebruiken als afkorting voor een grootheid of eenheid
noemen we symbolen.
Deze zijn voor veel grootheden en eenheden vastgelegd en komen soms ook uit
een andere taal.
Een symbool is een teken of een afkorting van een grootheid of een eenheid.
Er zijn heel veel grootheden, eenheden en symbolen.
Bij M&T leer je vooral degenen die met wiskunde en natuurkunde te maken
hebben.
In de onderstaande tabel zie je als voorbeeld een aantal grootheden en
eenheden met hun symbolen:
Grootheid Symbool Eenheid Symbool
Lengte l Meter m
Tijd t Seconde s
Massa m Kilogram kg
Volume V Kubieke meter m3
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
35
Opdracht 27: (T1)
Verbind in de onderstaande rijtjes de grootheden met de daarbij horende
eenheden.
Lengte Seconden
Temperatuur Liter
Volume Vierkante meter
Tijd Kubieke meter
Massa Meter
Inhoud Kilogram
Oppervlakte Kilometer per uur
Snelheid Graden Celsius
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
36
3.3. Meetgereedschap
Heb je wel eens de lengte van het lokaal opgemeten met behulp van een
geodriehoek? Of de afstand van school naar huis met een liniaal?
Waarschijnlijk niet. Dan ben je namelijk erg lang bezig en dan weet je nog niet
helemaal zeker of je wel nauwkeurig genoeg hebt gemeten.
In de natuurkunde, wiskunde, de techniek maar in nog veel meer beroepen heb
je te maken met meetgereedschappen.
Een dokter meet hoeveel een patiënt weegt,
een kok moet weten hoe warm de oven is
en hoe lang het eten al in de oven staat en
een kledingontwerper meet je maten als je
kleding wil laten maken.
Alles dat gemaakt wordt is door mensen
opgemeten.
Het is belangrijk dat je leert om de juiste meetgereedschappen te gebruiken.
Als je een huis bouwt heb je andere meetgereedschappen nodig dan wanneer je
taart bakt.
Het doel van meetgereedschappen is om producten zo goed mogelijk te maken
en te controleren.
Elk meetgereedschap heeft zijn doel.
Als je bijvoorbeeld een machine moet
maken gebruik je vaak een schuifmaat,
wanneer je een huis moet bouwen is een
rolmaat of duimstok beter om te gebruiken.
En als je een taart wil bakken heb je een
weegschaal en een litermaatje nodig.
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
37
De rolmaat
Hieronder zie je een afbeelding van een rolmaat. De rolmaat is een van de meest
voorkomende meetgereedschappen. Hij heeft een
meetbereik van 2 meter tot soms wel 10 meter.
De schaalverdeling is in centimeter en in
millimeters. Opvallend aan de rolmaat is dat het
ijzeren lipje aan het begin een beetje los zit. Denk
nu niet meteen dat de rolmaat kapot is, want dit is
expres gedaan voor binnenmaten en buitenmaten.
Het meetlint
Het meetlint lijkt misschien een ouderwets
meetgereedschap maar wordt nog steeds in een aantal
beroepen gebruikt. Het meetbereik van een meetlint is
meestal 1 meter of 1,5 meter en de schaalverdeling is
in centimeter en millimeter. Een voordeel van een
meetlint is dat hij flexibel is en dat je daardoor
bijvoorbeeld een middel van een mens kunt opmeten.
Een nadeel is dat je niet erg nauwkeurig kunt meten
omdat er vaak wat rek in zit en het aflezen soms lastig is.
De duimstok
De duimstok is vooral in de bouw een
veelgebruikt meetgereedschap. Je kunt
een duimstok gebruiken om een
lengtemaat te meten of om een maatlijn
af te tekenen. Soms wordt een duimstok
ook wel gebruikt om te controleren of
een stuk materiaal vlak is.
Het meetbereik van de duimstok is altijd één meter en de schaalverdeling is in
centimeter en millimeter. De duimstok is om twee redenen moeilijker afleesbaar
dan een rolmaat omdat hij drie scharnierpunten heeft en omdat hij dikker is dan
een rolmaat.
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
38
De meetlat
Een meetlat of maatlat is een stalen
liniaal die meestal gemaakt is van
roestvrijstaal. Hij wordt vaak
gebruikt als afteken- en
meetgereedschap in de
metaaltechniek. Je kunt de meetlat
ook goed gebruiken om met behulp
van een mesje karton te snijden.
Het meetbereik van de meetlat kan van 30 tot 100cm zijn, maar de meeste
meetlatten zijn 30cm lang.
De schaalverdeling is centimeter en millimeter.
Een voordeel van een maatlat is dat hij niet snel breekt of beschadigd.
Wel moet je opletten dat je een meetlat niet buigt.
Het is namelijk erg moeilijk om deze weer precies recht te buigen.
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
39
De schuifmaat
De schuifmaat is er in twee uitvoeringen de analoge en digitale schuifmaat.
Hieronder zie je links een digitale schuifmaat en rechts een analoge schuifmaat.
De voordelen van een digitale schuifmaat is dat hij direct afleesbaar is en hij kan
nauwkeuriger meten dan een analoge schuifmaat, tot wel 0,01 mm nauwkeurig.
Enkele nadelen van de digitale schuifmaat is dat hij veel duurder is dan een
analoge schuifmaat en gevoeliger is voor stof, water en beschadigingen.
Het meetbereik van zowel de digitale als analoge schuifmaat is meestal 150
millimeter.
De analoge schuifmaat kan iets minder nauwkeurig meten dan de digitale:
namelijk tot 0,05 mm.
Je kunt met een schuifmaat op drie manieren een maat meten:
• Met de buitenbekken kun je een lengtemaat meten.
• Met de binnenbekken een binnenmaat.
• Met de dieptemaat kun je bijvoorbeeld de diepte van een blind gat meten.
•
Vraag je docent om een demonstratie!
Je kunt ook op internet opzoeken (Google op ‘schuifmaat’).
Er is een site waarop je kunt leren aflezen met de analoge schuifmaat.
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
40
Opdracht 28: (T1)
Het is belangrijk dat je meetgereedschap op de juiste wijze afleest. Dit klinkt
logisch, maar een afleesfout is al snel gemaakt. Als je iets moet opmeten, leg je
de nul van je liniaal op het begin van de lijn die opgemeten moet worden. Geef
bij de volgende meetgereedschappen met een pijltje aan waar je moet beginnen
met meten:
Opdracht 29: (T1)
Meet met behulp van een rolmaat de lengte, breedte en hoogte van je tafel op.
Vergeet niet de juiste eenheid bij de maat te noteren!
Lengte = …………………………………………………
Breedte =…………………………………………………
Hoogte = …………………………………………………
Opdracht 30: (T2)
Bedenk vier producten waarbij je gebruik maakt van een rolmaat.
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
41
Opdracht 31: (T2)
Bedenk tenminste drie beroepen waarmee je te maken hebt met een rolmaat.
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 32: (I)
Zou je een rolmaat gebruiken voor het maken van een brug over een sloot? Leg
uit waarom wel of waarom niet.
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 33: (T2)
Noem tenminste twee beroepen die gebruik maken van een meetlint.
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 34: (T1)
Meet met behulp van een meetlint de volgende maten bij een andere leerling:
Omtrek van je middel = …………………………………………
Omtrek van je biceps = …………………………………………
Omtrek van je hals = …………………………………………
Lengte van je onderarm = …………………………………………
Opdracht 35: (R)
Op welke drie manieren kun je een duimstok gebruiken?
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
42
Opdracht 36: (T2)
Een duimstok wordt ook wel eens “vouwmeter” genoemd.
Waarom is dat denk je?
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 37: (T2)
Is een duimstok nauwkeuriger af te lezen dan een rolmaat? Waarom wel/niet?
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 38: (T1)
Lees op het plaatje af hoe lang de paperclip is. Geef de maat in centimeters en
millimeters!
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 39: (R)
Noem twee voordelen van een stalen meetlat.
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 40: (T1)
Meet met behulp van een meetlat je moduleboek op en noteer de maten in
centimeter en millimeter.
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
43
Opdracht 41: (R)
Wat zijn de voordelen van een digitale schuifmaat?
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 42: (R)
Wat zijn de nadelen van een digitale schuifmaat?
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 43: (R)
Hoe nauwkeurig kan je met een digitale schuifmaat meten?
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 44: (R)
Hoe nauwkeurig kan je met een analoge schuifmaat meten?
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 45: (T2)
Op welke vier manieren kan je met een schuifmaat meten? Geef van iedere
manier een voorbeeld.
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
44
Opdracht 46: (T1)
Je krijgt van de docent vier blokjes en een schuifmaat.
Elk blokje heeft een nummer en dat nummer is ingegraveerd.
Meet van elk blokje de lengte, breedte, hoogte en diepte.
Vul deze in de onderstaande tabel in.
Noteer de maten in millimeter en vergeet de eenheden niet!
Je mag deze opdracht met z’n tweeën of drieën doen.
Lengte Breedte Hoogte Diepte
Blokje 1
Blokje 2
Blokje 3
Blokje 4
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
45
3.4. Meten van een lengtemaat in centimeters
Met een liniaal of geodriehoek kun je een lengte meten.
Je moet bij het opmeten de nul van je meetgereedschap op het beginpunt van je
lijn leggen. Dat zie je op het plaatje hieronder.
Diameter en straal
Als je de maat van een cirkel wilt meten zijn er twee maten die je kunt meten:
de diameter en de straal van de cirkel.
De diameter is grootste afstand die gemeten kan worden
tussen de lijndelen van de cirkel. De diameter wordt in het
Nederlands ook wel de middenlijn genoemd. Het symbool
voor de diameter is de (kleine)letter “d”. De eenheid van de
diameter geven we gewoon aan in centimeter (cm). In
maattekeningen gebruikt met voor de diameter ook vaak dit symbool: Ø
De straal is de afstand vanaf het middenpunt van de cirkel tot
aan de cirkel zelf. De straal is ook altijd de helft van de
diameter. Het symbool voor de straal is de (kleine)letter “r”.
Dit komt van het Engelse woord voor straal: radius.
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
46
Hieronder zijn de grootheden nog een keer in een tabel gezet om gemakkelijker
te onthouden:
Grootheid Symbool Eenheid Symbool
Oppervlakte A vierkante
centimeter
cm2
Diameter d of Ø centimeter cm
Straal r centimeter cm
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
47
Opdracht 47: (T1)
Meet met behulp van je liniaal of geodriehoek de onderstaande lijnen op en vul
de maten in centimeter in. Rond je antwoord af als dit nodig is naar hele
centimeter.
Schrijf hieronder de maten die je hebt gevonden:
lijn 1 = ………… cm
lijn 2 = ………… cm
lijn 3 = ………… cm
lijn 4 = ………… cm
lijn 5 = ………… cm
lijn 6 = ………… cm
Opdracht 48: (T1) teken nu zelf hieronder de lijnen naast de opgegeven
maten. Teken de lijnen netjes en recht.
Lijn 1 = 5 cm
Lijn 2 = 3 cm
Lijn 3 = 11 cm
Lijn 4 = 6 cm
Lijn 5 = 2 cm
Lijn 6 = 13 cm
lijn 1
lijn 2
lijn 3
lijn 4
lijn 5
lijn 6
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
48
Opdracht 49: (T1)
Meet met behulp van je liniaal de zijden op van de vierkanten. Rond je antwoord
af op hele centimeters.
Lengte = ………… cm Lengte = ………… cm l = ………… cm
Breedte = ………… cm Breedte = ………… cm b = ………… cm
Opdracht 50: (T1)
Teken hieronder drie vierkanten.
Vierkant 1 moet zijden hebben van 4 cm.
Vierkant 2 moet zijden hebben van 2 cm
Vierkant 3 moet zijden hebben van 5 cm
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
49
Opdracht 51: (T1)
Meet met behulp van je liniaal de diameter van de onderstaande cirkels. Rond je
antwoord af op hele centimeters.
d = ………… cm d = ………… cm d = ………… cm
Opdracht 52: (T1)
Bereken nu van dezelfde cirkels de straal.
r = ………… cm r = ………… cm r = ………… cm
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
50
3.5. Meten van een lengtemaat in millimeters
Niet alle maten komen precies uit op hele centimeters.
Daarom noteren we in de techniek altijd alle lengtematen en afstanden in
millimeters.
Zelfs in maattekeningen van complete huizen of bruggen worden de maten in
millimeters aangegeven.
Als je iets moet opmeten rond je het dus niet af op centimeters maar op
millimeters. Opletten dus!
Opdracht 53: (T1)
Meet met behulp van je liniaal of geodriehoek de onderstaande lijnen op en vul
de maten in millimeter in. Wees zo precies mogelijk!
Schrijf hieronder de maten die je hebt gevonden:
lijn 1 = ………… mm
lijn 2 = ………… mm
lijn 3 = ………… mm
lijn 4 = ………… mm
lijn 5 = ………… mm
lijn 6 = ………… mm
lijn 1
lijn 2
lijn 3
lijn 4
lijn 5
lijn 6
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
51
Opdracht 54: (T1)
Teken nu zelf hieronder de lijnen naast de opgegeven maten.
Teken de lijnen netjes en recht.
Lijn 1 = 52 mm
Lijn 2 = 33 mm
Lijn 3 = 118 mm
Lijn 4 = 59 mm
Lijn 5 = 17 mm
Lijn 6 = 125 mm
Opdracht 55: (T1)
Meet met behulp van je liniaal de zijden op van de figuren. Geef de maat aan in
millimeters.
Lengte = ………… mm l = ………… mm l = ………… mm
Breedte = ………… mm b = ………… mm b = ………… mm
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
52
Opdracht 56: (T2)
Teken hieronder de volgende rechthoeken:
Rechthoek 1 moet 22 mm lang zijn en 31 mm breed.
Rechthoek 2 moet 10 mm lang zijn en 74 mm breed.
Rechthoek 3 moet 5 cm lang zijn en 15 cm breed.
Rechthoek 4 moet 2,0 cm lang zijn en 4,6 cm breed.
Rechthoek 5 moet 35 mm lang zijn en 18 mm breed.
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
53
Opdracht 56: (T1)
Meet met behulp van je liniaal de diameter van de onderstaande cirkels. Doe dit
in millimeters.
diameter = ………… mm d = ………… mm d = ………… mm
Opdracht 57: (T1) bereken nu van de bovenstaande cirkels de straal.
straal= ………… mm r = ………… mm r = ………… mm
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
54
Opdracht 58: (T2) teken hieronder met een passer de volgende cirkels:
Cirkel 1 heeft een diameter van 7,0 cm.
Cirkel 2 heeft een diameter van 44 mm.
Cirkel 3 heeft een straal van 25 mm.
Cirkel 4 heeft een straal van 3,5 cm
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
55
3.6. Natuurkundige voorvoegsels
Je hebt nu al geleerd wat eenheden zijn.
Het komt heel vaak voor dat je eenheden moet omrekenen.
Als je wilt weten hoe ver het fietsen is vanaf school tot aan de Dam in Zaandam,
dan heb je niks aan een antwoord als 2511000 mm ver.
Je wilt een antwoord waarmee je sneller kan inschatten hoe lang het duurt om te
fietsen. 2511000 mm is bijvoorbeeld afgerond 2,5 kilometer.
Hoe je dit soort eenheden kan omrekenen leer je in dit hoofdstuk.
Om ervoor te zorgen dat een getal voor een eenheid niet al te groot of te klein
wordt, gebruikt men de eenheden vaak in combinatie met een voorvoegsel als
kilo-, centi- of milli-.
Veel van deze eenheden met voorvoegsel ken je al (zoals kilometer, centimeter
en millimeter).
Ieder voorvoegsel heeft zijn eigen betekenis en is voor iedere eenheid hetzelfde.
Hieronder zie je de betekenis van de enkele veel gebruikte voorvoegsels:
Voorvoegsel betekenis afkorting voorbeeld betekenis
kilo = 1000 k 1 kilometer (km) 1000 meter
hecto = 100 h 1 hectometer (hm) 100 meter
deca = 10 da 1 decameter (dam) 10 meter
1 meter (m) 1 meter
deci = 0,1 d 1 decimeter (dm) 0,1 meter
centi = 0,01 c 1 centimeter (cm) 0,01 meter
milli = 0,001 m 1 millimeter (mm) 0,001 meter
Deze voorvoegsels worden voor alle soorten eenheden gebruikt.
Je kunt ze dus bijvoorbeeld voor meter, liter, gram zetten.
Maar ook bijvoorbeeld voor byte.
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
56
Opdracht 59: (T1)
Geef hieronder aan wat de betekenis is van de onderstaande eenheden met hun
voorvoegsels. De eerste is al als voorbeeld gedaan.
1 hectoliter = …..100……... liter
1 centiliter = …………..…….. liter
1 milligram = ………..……….. gram
5 decagram = ……………..….. gram
7 milliseconde = …….……….. seconde
5 kilobyte = ……………..….. byte
1 megabyte = ………………….. byte
Opdracht 60: (T2)
Het kan best moeilijk zijn om in te schatten hoe groot nou precies een meter,
een centimeter of een millimeter is.
Probeer bij iedere lengtemaat een voorwerp te vinden wat ongeveer zo groot is
als die lengtemaat.
Schrijf je antwoord hieronder op:
1 meter: …………………………………………………………………………………
1 centimeter: …………………………………………………………………………………
1 millimeter …………………………………………………………………………………
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
57
Opdracht 61: (I)
Je ziet hieronder een aantal plaatjes. In de tekst zijn maten aangegeven waarbij
de eenheid van de lengtemaat is weggelaten. Bekijk het plaatje en denk goed na
over de juiste eenheid die bij het getal hoort.
1 2 3 4
De Volkswagen Kever is een oud model auto uit 1938.
De lengte van deze auto is iets langer dan 4 ……… en de auto heeft een hoogte
van precies 150 ……… !
De wielen van de Kever hebben een diameter van ongeveer 65 ……….
Een iPhone 4 heeft een breedte van 58,6 ……… .
De hoogte van de telefoon is 11,5 ……… en de dikte is slechts 0,93 ……….
Een voetbalveld is meestal rond de 100 ……… lang.
Dit is precies 1,0 ………!
De breedte van een voetbalveld is vaak 0,65 ………breed.
De officiële hoogte van een voetbaldoel is 2,44 ……… hoog.
Dit hetzelfde als 24,4 ………
De Golden Gate Bridge in Amerika is wel 2,7 ……… lang!
Dat is net zo lang als 27 voetbalvelden.
De brug is 3 ………breed en daardoor is er ruimte voor 2 x 4 rijbanen voor auto’s.
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
58
3.7. Eenheden omrekenen
Bedenk eens hoeveel millimeter er in een centimeter zitten.
Maar hoeveel centimeter zitten er in een millimeter?
Wanneer je een lengtemaat moet omrekenen is de stapgrootte telkens 10.
Als je moet gaan omrekenen van centimeter naar millimeter moet je dus het
aantal centimeters vermenigvuldigen met 10.
Een voorbeeld: 3cm x 10 = 30mm
Als je van millimeter naar centimeter moet deel juist het tegenovergestelde
doen, dus dan moet je door 10 delen.
Een voorbeeld: 60mm : 10 = 6cm
Telkens als je een eenheid verder moet omrekenen komt er een factor tien bij.
Als je dus van meters naar centimeters moet omrekenen, moet je twee keer
vermenigvuldigen met 10.
Een voorbeeld 4m x 10 x 10 = 400cm.
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
59
Hieronder staan de stappen nog in een schema.
Met behulp van dit schema kan je gemakkelijk berekenen hoe vaak je moet
vermenigvuldigen of delen.
Stap 1: Hoeveel stappen zitten er tussen de twee eenheden van de opdracht?
Stap 2: Moet je vermenigvuldigen of delen?
Stap 3: Reken de eenheid om!
Een voorbeeld 18 cm = ……… m.
Stap 1: van cm naar m zijn 2 stapjes van 10
Stap 2: van een kleine eenheid naar een grote moet je delen.
Stap 3: 18 : 10 : 10 = 0,18 m
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
60
Opdracht 62: (T1)
Reken om:
4 cm. = ………………………mm.
13 cm. = ………………………mm.
7 cm. = ………………………mm.
18 cm. = ………………………mm.
20 mm. = ………………………cm.
98 mm. = ………………………cm.
746 mm = ………………………cm.
3 mm = ………………………cm.
7 m. = ………………………cm.
46 m. = ………………………mm.
83 m. = ………………………cm.
10 cm = ………………………mm
Opdracht 63: (T1)
Reken om:
150 m. = ………………………dam.
5 cm. = ………………………mm.
18 m. = ………………………dm.
100 cm. = ………………………m.
18 m. = ………………………mm.
270 cm. = ………………………dm.
100 m. = ………………………hm
3000 cm = ………………………m.
25 000 m. = ………………………km.
4500 cm = ………………………dam.
370 m. = ………………………cm.
1 000 000 cm = ………………………km.
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
61
Opdracht 64: (T2)
Reken om:
6 km. = ………………………m.
49 hm. = ………………………km.
82 m. = ………………………hm.
222 cm. = ………………………m.
764 mm. = ………………………m.
10 mm. = ………………………m.
54 cm. = ………………………mm.
15 km. = ………………………hm.
7 dm. = ………………………mm.
12345 m. = ………………………cm.
3 km. = ………………………hm
205 dam. = ………………………km.
Opdracht 65: (I)
Henk, Anne en Karel hebben alle drie de hoogte opgemeten van een IKEA-kast.
Volgens IKEA is de kast 189cm hoog.
Henk zegt dat hij 18900 millimeter heeft gemeten.
Anne zegt dat de kast 1,89 meter hoog is en
Karel zegt dat de kast 0,0189 hectometer hoog is.
Wie heeft het fout? Laat dit zien met een berekening.
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
62
3.8. Oppervlaktematen omrekenen
Wanneer je oppervlaktematen moet omrekenen kan je hetzelfde schema
gebruiken als met de lengtematen. Alleen moet je opletten dat met oppervlaktes
de stapgrootte niet 10 is maar stapgroottes van 100! Want zoals je in het
plaatje hieronder kan zien, zitten er in 1 vierkante centimeter wel wel 100
vierkante millimeters (10mm x 10mm).
Een voorbeeld 3 m2 = ……… cm2
Stap 1: van m naar cm zijn 2 stapjes van 10
Stap 2: van een grote eenheid naar een kleine moet je vermenigvuldigen.
Stap 3: 3 x 100 x 100 = 30 000 cm2
Nog een voorbeeld 12000 mm² = ……… cm²
12000 : 100 = 120 cm²
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
63
Opdracht 66: (T1)
Reken om:
3 cm². = ………………………mm²
11 cm² = ………………………mm²
500 cm² = ………………………mm²
1,5 cm² = ………………………mm²
35 cm² = ………………………dm²
3500 cm² = ………………………dm²
12000 cm² = ………………………dm²
530 cm² = ………………………dm²
160 dam² = ……………………… m²
15 dam² = ……………………… m²
0,17 dam² = ……………………… m²
15,5 dam² = ……………………… m²
Opdracht 67: (T1)
Reken om:
4,4 m². = ………………………dm²
6,5 cm². = ………………………mm²
70 m² = ………………………dm²
800 cm². = ………………………dm²
456 m² = ………………………dam²
25 000 cm². = ………………………m²
10 m². = ………………………cm²
3 000 000 cm² =………………………dam²
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
64
Opdracht 68: (T2)
Reken om:
90 cm². = ………………………mm²
3,5 cm². = ………………………mm²
88 cm². = ………………………mm²
11,11 cm² = ………………………mm²
4300 km². = ………………………hm²
456 dam² = ………………………m²
8000 dam². = ………………………hm²
456 dam² = ………………………hm²
15 dm². = ………………………cm²
12 000 cm². = ………………………m²
11 cm² = ………………………mm²
2 km² = ………………………m²
Opdracht 69: (I)
Boer Teun heeft een stuk grond van 1000 meter lang en 300 meter breed.
Hoeveel vierkante meter is dit oppervlakte?
En hoeveel is dit in vierkante kilometer?
Schrijf de volledige berekening op.
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
65
3.9. Inhoudsmaten omrekenen
Opdracht 70: (T1)
Reken om:
3 cm³ = ………………………………. mm³
120 cm³ = ………………………………. mm³
5,52 cm³ = ………………………………. mm³
5000 cm³ = ………………………………. dm³
1660 cm³ = ………………………………. dm³
150 000 cm³ = ………………………………. dm³
Opdracht 71: (T1)
Reken om:
13 hm³ = ………………………………m³
145 000 hm³ = ………………………………km³
2 hm³ = ………………………………dm³
0,003 hm³ = ………………………………m³
244 hm³ = ………………………………dam³
788 000 hm³ = ………………………………km³
136 500 m³ = ………………………………dam³
112 m³ = ………………………………dm³
45 000 m³ = ………………………………dm³
15 000 000 m³ = ………………………………hm³
1,3 m³ = ………………………………cm³
0,024 m³ = ………………………………dam³
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
66
Opdracht 72: (T2)
Reken om:
56 m³ = ……………………………….dm³
112 cm³ = ……………………………….mm³
6 600 hm³ = ……………………………….km³
9 000 000 dm³ = ……………………………….dam³
710 km³ = ……………………………….hm³
1000 hm³ = ……………………………….km³
0,07 dm³ = ……………………………….mm³
18 mm³ = ……………………………….dm³
586 dam³ = ……………………………….hm³
501 km³ = ……………………………….hm³
22,1 hm³ = ……………………………….dam³
0,000 0001 m³ = ……………………………….mm³
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
67
3.10. Inhoudsmaten omrekenen
Net als bij oppervlaktematen, kan je weer hetzelfde soort schema aanhouden
voor het omrekenen van inhoudsmaten.
Let op:
Bij het omrekenen van inhoudsmaten is de stapgrootte niet 10, ook niet 100,
maar gebruik je stapgroottes van 1000!
Een blokje van 1cm x 1cm x 1cm heeft een inhoud van 1 cm³ oftewel “kubieke
centimeter”.
In 1 cm3 zitten dus 10 x 10 x 10 = 1000 mm3 (kubieke millimeters).
Een voorbeeld 2 m³ = ……… cm³
Stap 1: van m naar cm zijn 2 stapjes van 1000
Stap 2: van een grote eenheid naar een kleine moet je vermenigvuldigen.
Stap 3: 2 x 1000 x 1000 = 2 000 000 cm³
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
68
Opdracht 73: (T1)
Reken om:
136500 ml = ……………………………….dl.
11200000 ml = ……………………………….dl.
453000 ml = ……………………………….dl.
3359400 dl = ……………………………….dal.
61290000 dl = ……………………………….dal.
54530000 dl = ……………………………….dal.
5,5 hl = ……………………………….dl.
120 hl = ……………………………….dl.
188,99 hl = ……………………………….dl.
Opdracht 74: (T1)
Reken om:
13 l = ………………………………dl.
11 l. = ………………………………cl.
1,3 dl = ………………………………l.
45 l. = ………………………………ml.
770 dl = ………………………………dal.
22 l. =……………………………… dal.
12 000 dl =……………………………… kl.
9000 l. = ………………………………hl.
99,8 dl = ………………………………cl.
250 l. = ………………………………kl.
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
69
Opdracht 75: (T2)
Reken om:
58322 dl = ………………………………hl.
144 ml = ………………………………dl.
2 dl = ………………………………l.
160 l. = ………………………………cl.
85,6 dl = ………………………………cl.
134 dl. = ………………………………ml.
890 ml = ………………………………cl.
2 100 dl. = ………………………………hl.
12 345 dal = ………………………………kl.
7 000 ml. = ………………………………l.
15 cl = ………………………………ml.
99 l. = ………………………………dal.
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
70
3.11. Inhoudsmaten voor vloeistoffen omrekenen
Wanneer je inhoudsmaten van vloeistoffen moet omrekenen gebruik je meestal
aanduidingen zoals liter, centiliter of bijvoorbeeld milliliter.
Hierbij heb je een aantal eenheden die vaak voorkomen en die dus belangrijk
zijn om te onthouden. Dit zijn de volgende eenheden:
Liter (l) = kubieke decimeter (dm³).
Milliliter (ml) = kubieke centimeter (cm³).
1 liter past dus precies in een bakje van 10 cm x 10 cm x 10 cm.
En dat is hetzelfde als een bakje van
1 dm x 1 dm x 1 dm (want 10 cm = 1 dm).
1 dm x 1 dm x 1 dm = 1 dm³
Dus 1 liter = 1 dm³.
Het volume van het bakje kun je uitrekenen:
V = l x b x h = 1 x 1 x 1 = 1 dm³
In dit bakje kun je precies een literfles water gieten.
Dus 1 liter = 1 dm³.
BELANGRIJK:
Bij het omrekenen van de inhoudsmaten van vloeistoffen in liters is de
stapgrootte van het omrekenen niet 1000 maar het gaat in stapjes van 10.
Zie het schema hieronder:
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
71
Opdracht 76: (I)
Reken om:
3 000 000 dl = ………………………………kl.
5 ml = ………………………………cm³
0,6 cl. = ………………………………cm³
1,67 ml. = ………………………………cm³
15 l. = ………………………………dm³
0,5 l. = ………………………………dm³
1000 l = ………………………………m³
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
72
3.12. De omrekenschema’s op een rijtje
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
73
4. TECHNISCH TEKENEN
4.1. Wat is een technische tekening?
Hoe komt het dat de stekker van je oplader perfect in het stopcontact past en
dat het hoesje ook nog eens precies om je smartphone past?
Veel mensen vinden dit allemaal heel normaal, maar bijna niemand heeft door
dat daar heel veel bij komt kijken.
Zo’n hoesje voor je telefoon is bijvoorbeeld bedacht door een ontwerper in
Nederland, terwijl het gemaakt is door iemand in China die de ontwerper nog
nooit heeft gezien of gesproken.
Dus hoe kan die Chinees nou weten hoe groot het hoesje precies moet worden?
Daarom maakt men gebruik van technische tekeningen.
Dit zijn tekeningen die volgens bepaalde afspraken gemaakt worden zodat
iedereen ter wereld begrijpt wat er precies gemaakt moet worden en hoe.
Kan je een voorbeeld noemen van een technische tekening?
Er zijn heel veel verschillende soorten technische tekeningen.
Veel voorkomende en meest gebruikte technische tekeningen zijn:
• Werktekening
• Striptekening
• Opengewerkte tekening
• Explosietekening
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
74
Technische tekeningen worden al eeuwen lang gemaakt om aan te geven hoe
iets gemaakt moet worden of hoe iets in elkaar zit. Hierboven zie je een
explosietekening van een oude hijskraan uit 1485, ontworpen door het beroemde
genie Leonardo Da Vinci.
Werktekening:
Hierop staan aanzichten: voorkant, bovenkant, zijkant. Soms ook doorsneden of
delen van het product. En je ziet hoe groot het wordt, er staan maten bij en een
schaal waarin de tekening gemaakt is.
Werktekening van een auto
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
75
Striptekening:
Hierop zie je wat je moet doen, en in welke volgorde. Denk maar aan de
instructies van LEGO speelgoed.
Opengewerkte tekening:
Hierop zie je hoe iets er van binnen uitziet. Een ander woord voor opengewerkte
tekening is ‘doorsnede’.
Opengewerkte tekening van een kraan
Striptekening van een LEGO bouwpakket
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
76
Explosietekening:
Op deze tekeningen zie je alle onderdelen van een product. Je ziet hoe alles in
elkaar past.
Explosietekening van een boormachine
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
77
Opdracht 77: (R)
Leg uit waarom men technische tekeningen maakt.
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 78: (R)
Wat voor aanzichten zijn er vaak op een werktekening te vinden?
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 79: (T1)
Stel je wil een kast van de IKEA in elkaar zetten. Wat voor soort technische
tekening verwacht je bij het bouwpakket? Leg uit waarom.
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 80: (T1)
Op wat voor technische tekening moet je kijken als je wilt weten hoe groot je
huis is? Leg uit waarom.
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
78
4.2. Maataanduiding
Zoals je al eerder geleerd hebt zijn er voor het maken van technische tekeningen
afspraken gemaakt zodat iedereen de tekeningen zonder problemen kan aflezen.
Maatlijnen en grenslijnen
Maatlijnen zijn de lijnen op een technische tekening die aangeven hoe lang een
bepaalde afstand is.
Deze lijnen hebben aan beide uiteinden een strak afgewerkt pijltje en in het
midden van de lijn staat de maat.
Bij een tekening waar veel maatlijnen opstaan kan het soms onduidelijk zijn voor
welk gedeelte op de tekening de maatlijn bedoeld is.
Dit kun je oplossen met behulp van grenslijnen.
Deze geven aan van waar tot waar een maatlijn loopt en op welke plek van de
tekening de maatlijn betrekking heeft.
Maatlijnen en grenslijnen zijn altijd dunner dan de lijnen van de tekening zelf (zie
hieronder).
De lijnen van de tekening zelf noemt men ook wel begrenzingslijnen.
Let op: Verwar deze niet met de grenslijnen!
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
79
Opdracht 81:
Wat is een maatlijn?
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 82:
Wat is een grenslijn?
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 83:
Waaraan herken je een maatlijn? Noem twee kenmerken.
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 84:
In welke maateenheid worden de maten op technische tekeningen altijd
aangegeven?
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 85:
Met welk symbool geef je de diameter aan in een tekening?
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 86:
En met welk symbool geef je de straal aan in een tekening?
…………………………………………………………………………………………………
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
80
Opdracht 87:
Teken nu zelf in de onderstaande figuren de maatlijnen en grenslijnen. Zet de
juiste maat erbij.
Deze kan je opmeten met je liniaal/meetlat.
Let ook op de lijndiktes.
Geef in figuur 1 de lengte en breedte aan
Geef in figuur 2 de diameter aan
Geef in figuur 3 de straal aan.
Figuur 1 figuur 2 figuur 3
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
81
Meters, centimeters of millimeters?
Het is een algemene afspraak dat alle maten worden aangegeven in
millimeters (mm).
Het lijkt misschien raar, maar zelfs bij de bouwtekeningen van de grootste
bouwwerken ter wereld worden de maten in millimeters opgeschreven!
Let hier dus op als je zelf een keer een technische tekening maakt.
Het symbool van millimeters (mm) wordt nooit opgeschreven in technische
tekeningen.
Dat zie je ook op het plaatje op de vorige bladzijde.
De grootste maat is daar 35mm, maar er staat alleen maar 35 omdat de maat
toch altijd in millimeters is.
Onderaan de tekening staat vaak wel in een vakje dat het om mm gaat.
Er staat dan:
Maateenheid: mm
Dit betekent dat alle cijfers op de tekening bij maatlijnen millimeters zijn.
Diameter en straal
Als je de diameter of straal aangeeft van een cirkel, zet je niet alleen de maat
neer, maar ook het symbool die aangeeft of het om de diameter (d of Ø) of de
straal (r of R) gaat. Hieronder zie je hoe dat er dan uitziet:
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
82
4.3. Potloden
Het potlood zoals we die nu kennen is het meest gebruikte tekengereedschap ter
wereld. De naam ‘potlood’ komt van het tekengereedschap dat de oude Grieken
duizenden jaren geleden al gebruikten. Zij gebruikten namelijk een staafje lood
om tekens op papier te maken.
Tegenwoordig bestaan potloden uit een houten omhulsel met daarin een stift,
gemaakt van een mengsel van grafiet en klei.
Dit soort potloden zijn in 1794 uitgevonden en pas in 1904 kwam het eerste
kleurpotlood op de markt.
Hoewel veel potloden er vaak hetzelfde uitzien, kan er toch verschil in zitten.
Op potloden is meestal een code te vinden die verwijst naar de hardheid van het
potlood.
Deze code bestaat uit een getal en de letter H (hard) of B (zacht).
Het getal geeft aan hoe hard of zacht het potlood precies is.
6H is bijvoorbeeld heel hard en is geschikt voor dunne, lichte lijnen.
Een hoog B-potlood (zoals 8B) is een heel zacht potlood.
Het lijkt bijna alsof je met houtskool tekent.
B-potloden geven ook heel vaak af en zorgen voor vlekken als je er per ongeluk
met je hand over gaat.
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
83
De hardheid van een potlood wordt bepaald door de verhouding grafiet en klei
waarvan het potlood gemaakt is:
Een hard potlood (H) bevat veel klei en weinig grafiet.
Een zacht potlood (B) bevat veel grafiet en weinig klei.
Een hard potlood gebruik je om scherpe en dunne lijnen te trekken die
gemakkelijk uit zijn te gummen.
Een zacht potlood gebruikt men vaak om te schetsen. Ook is een zacht potlood
handig om schaduwen en donkere vlekken te maken.
Een HB-potlood is de middenweg tussen hard en zacht.
Dit is het verreweg meest gebruikte potlood omdat het voor heel veel tekeningen
wel redelijk bruikbaar is.
Later werd er ook nog een F-potlood ingevoerd. Die is iets lichter dan een HB-
potlood, maar het verschil is bijna niet te merken. Ze ziet ze dan ook niet zo
vaak.
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
84
Timmermanspotlood
In de bouw moet veel worden afgetekend. Op ruwe materialen zoals hout en
beton, kunnen potloden erg snel slijten.
Er zijn daarvoor speciale timmermanspotloden.
Deze potloden zijn erg hard en hebben een bredere grafietstift. Ook zijn deze
potloden ovaal in plaats van rond.
Zo kunnen ze niet ver wegrollen als ze vallen. De rode kleur zorgt ervoor dat ze
goed opvallen tussen zaagsel en houtsnippers.
Op het plaatje zie je rechts een normaal potlood en links een
timmermanspotlood
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
85
Opdracht 88: (R)
Van welke materialen worden potloden gemaakt? Noem er drie!
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 89: (T1)
Zit er in een 6B-potlood veel of weinig grafiet? En klei?
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 90: (T1)
Zit er in een 9H-potlood veel of weinig grafiet? En klei?
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 91: (T2)
Maak het schema compleet door de onderstaande termen in het schema in te
vullen. Een antwoord is al ingevuld als voorbeeld.
Heel zacht – Heel veel klei – meer klei als grafiet – beetje hard –
meer grafiet als klei – beetje zacht – evenveel klei als grafiet –
heel hard – gemiddeld hard – heel veel grafiet
Soort
potlood
Hard of zacht? Hoeveelheid klei en grafiet
8H
2H
HB gemiddeld hard
2B
7B
Opdracht 92: (T2)
Als je een tekening wilt maken met dunne, strakke lijnen die niet afgeven. Welk
potlood zou je dan pakken? Een H-potlood of een B-potlood?
…………………………………………………………………………………………………
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
86
4.4. Lijnsoorten
Op een technische tekeningen zie je vaak heel veel lijnen.
Om ervoor te zorgen dat het niet rommelig wordt, zijn er afspraken gemaakt hoe
de verschillende soorten lijnen er uit moeten zien.
De lijnen verschillen in dikte en sommige lijnen worden onderbroken.
Begrenzingslijn
Deze lijnen zijn de rand van het voorwerp dat getekend is.
Ze zijn wat dikker getekend zodat ze goed opvallen tussen de andere lijnen.
Onzichtbare begrenzingslijnen
Soms zijn bepaalde delen van begrenzingslijnen niet zichtbaar omdat ze aan de
achterkant van het getekende voorwerp zitten.
We tekenen ze als een middel-dikke gestreepte lijn.
Maatlijnen en grenslijnen
Hier heb je in de vorige paragraaf over kunnen lezen.
Deze moeten erg dun getekend worden.
Hartlijnen
Deze geven aan waar het midden van een vorm precies zit.
Een hartlijn wordt altijd dun getekend en bestaat uit een gemengde gestreepte
lijn. De streepjes in de lijn worden om en om steeds lang en kort getekend.
Hieronder staan de lijnsoorten nog eens onder elkaar:
Begrenzingslijn – dikke lijn
Onzichtbare begrenzingslijn – middeldikke streeplijn:
Maatlijn en grenslijn – dunne lijn
Hartlijn – dunne gemengde streeplijn
___ _ ___ ___ _ ___ _ ___ ___ _ ___ _ ___ ___ _ ___ _ ___ ___
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
87
Opdracht 93: (R)
Waarom gebruiken we verschillende soorten lijnen in een technische tekening?
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 94: (R)
Leg uit wat we aangeven met begrenzingslijnen.
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 95: (R)
Leg uit wat we aangeven met hartlijnen.
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 96: (R)
Hoe noemt men de lijnen waarmee we de maten aangeven in een tekening?
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 97: (R)
Hoe heet de lijn die we aangeven met een dunne gemengde streeplijn?
…………………………………………………………………………………………………
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
88
TEKENOPDRACHT: (T2)
Vraag aan je docent een wit papier (A4-tje)
Teken de volgende lijnsoorten onder elkaar:
- Begrenzingslijnen
- Maatlijnen
- Hartlijnen
- 5 Niet zichtbare begrenzingslijnen
Let op:
- De lengte van elke lijn moet 150 mm zijn.
- Elke lijn begint 35 mm vanaf de linkerkant van je A4-tje.
- De eerste lijn teken je 50 mm vanaf de bovenkant van je A4-tje.
- Teken de lijnen netjes onder elkaar met een onderlinge afstand van 10
mm.
- Let goed op de lijndiktes en met welk potlood je tekent.
- Gebruik GEEN zacht potlood!
Zet je naam en klas rechtsboven in hoek.
Lever aan het einde van de les de tekenopdracht in bij je docent.
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
89
4.5. Papierformaten
Meet eens met behulp van een liniaal/meetlat op hoe groot de pagina’s zijn van
deze module.
Is het je wel eens opgevallen dat de maten van gewoon papier bijna nooit mooie
afgeronde getallen zijn?
De afmetingen van papier lijken hele rare getallen, maar er is een speciale reden
dat ze deze maat hebben.
Veel van jullie kennen de term ‘A4-papier’ wel, maar waarom heet het zo?
In Europa gebruiken wij de A-serie papier.
Deze serie begint met A0.
De helft van een A0 heet
een A1, en als je een A1
weer door de helft
snijdt, heb je een A2…
enzovoorts.
Opvallend is dat het
oppervlakte van een A0-
vel precies 1 m2 is.
Maar er is nog meer
bijzonder aan dit vel
papier.
De afmetingen van het
A0-vel zijn zo gekozen
dat als je het door de
helft snijdt, de
verhouding van de
lengte en de breedte
hetzelfde blijft!
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
90
Hieronder kan je in het schema de precieze maten nog eens bekijken van de
meest gebruikte formaten uit de A-serie.
Een leuk feitje:
Wist je dat je een normaal A4-tje slechts 7 keer kan dubbelvouwen? Geloof je
het niet en denk je dat je het vaker kan? Probeer het dan zelf eens!
Formaat Lengte (mm) Breedte (mm)
A0 1 189 841
A1 841 594
A2 594 420
A3 420 297
A4 297 210
A5 210 148
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
91
Opdracht 98: (T1)
Meet met behulp van je liniaal/meetlat op wat de afmetingen zijn van deze
module (in cm).
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 99: (R)
Welk papierformaat is er gebruikt voor dit werkboek?
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 100: (R)
In het schema op de vorige pagina zie je de afmetingen van A0 tot en met A5.
Zoek met behulp van het plaatje ernaast wat de afmetingen zijn van de formaten
A6, A7 en A8. Vergeet de eenheid niet!
A6 =……………………………………………………………………………………………
A7 =……………………………………………………………………………………………
A8 =……………………………………………………………………………………………
Opdracht 101: (T2)
Welk papierformaat krijg je als je een vel papier van A3-formaat 4 keer dubbel
vouwt?
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 102: (R)
Wat zijn de afmetingen dan van dit stuk papier?
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 103: (T2)
Als je vier A4 papiertjes in een vierkant aan elkaar zou plakken, welk formaat
zou dit vel papier dan hebben?
…………………………………………………………………………………………………
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
92
4.6. Schaal
Het komt vaak voor dat een voorwerp te groot of te klein is om in ware grootte
te tekenen.
In dat geval worden voorwerpen op schaal getekend.
Als een voorwerp te groot is, teken je deze kleiner.
Iets wat je twee keer zo klein tekent, heeft de schaal 1:2.
Dan is 10mm op de tekening in werkelijkheid 20mm.
Een voorwerp op schaal 1:2 is in werkelijkheid dus 2 keer zo groot.
Er zijn ook voorwerpen die je juist groter tekent.
Dan is de schaal bijvoorbeeld 2:1.
Het voorwerp is in werkelijkheid dus 2 keer zo klein.
De schaal van een tekening moet altijd op de technische tekening staan, ook als
de tekening op ware grootte is (schaal 1:1).
Hieronder zie je een creditcard op ware grootte, op schaal 1:2 (twee keer zo
klein) en op schaal 1:4 (vier keer zo klein).
Schaal 1:1 Schaal 1:2 Schaal 1:4
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
93
Opdracht 104: (R)
Leg uit waarom men voorwerpen vaak op schaal tekent.
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 105: (T1)
Wat betekent het als een voorwerp op schaal 1:5 getekend is?
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 106: (T1)
Een voorwerp wordt 10 keer zo klein getekend.
Wat is de schaal van de tekening?
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 107: (T1)
Op een tekening staat een auto van 3,5 cm lang.
De tekening is gemaakt op schaal 1:100. Hoe groot is de auto in het echt?
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 108: (T1)
Bij het plaatje van een stoel staat schaal 1:5.
De stoel is op de tekening 20cm hoog. Hoe hoog is de stoel in het echt?
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 109: (T1)
In de krant staat een advertentie van een nieuwe laptop.
Op het plaatje is de laptop 8 cm hoog en 13 cm breed.
Er staat bij dat de schaal 1:3 is. Hoe groot is de laptop in het echt?
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
94
Opdracht 110: (I)
Een bioloog heeft een mier nagetekend. De mier is in werkelijkheid 5mm groot.
Op de tekening is de mier 50mm groot. Welke schaal moet hij bij de tekening
zetten?
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 111: (T2)
Hieronder zie je een afbeelding van een TV. Deze is natuurlijk niet op ware
grootte. Het plaatje heeft een schaal van 1:12.
Hoe groot (hoog en breed) is de TV in werkelijkheid?
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
95
5. MASSA
5.1. Massa en gewicht
Massa een grootheid en is dus iets wat je kan meten.
De eenheid van massa is de gram (g).
Heel vaak wordt gram ook gebruikt met een natuurkundig voorvoegsel.
Dan wordt het vaak milligram of kilogram, maar decigram kan ook.
Als men h
et heeft over kilogram of gram, denkt men vaak aan het gewicht.
Massa en gewicht worden vaak door elkaar gebruikt, maar er is een groot
verschil tussen de twee.
Massa blijft namelijk altijd hetzelfde terwijl het gewicht kan veranderen.
Dit hangt af van de plek waar je de massa gaat wegen.
Voorbeeld:
Stel, een astronaut gaat op aarde op de weegschaal staan.
De weegschaal geeft 60 kg aan.
Als hij op de maan is gaat de astronaut
nog een keer op dezelfde weegschaal
staan.
Nu geeft de weegschaal slechts 10 kg
aan! Hoe kan dat?
Het is niet zo dat de astronaut opeens
zo veel is afgevallen.
De massa van de astronaut is op de
maan nog steeds 60 kg, maar alleen
geeft de weegschaal een ander gewicht aan.
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
96
De weegschaal meet de kracht (het gewicht) waarmee de zwaartekracht
van de aarde aan je voeten trekt als je op de weegschaal staat.
En aangezien de zwaartekracht op de maan veel kleiner is (om precies te zijn 6x
zo klein!), zal je ook met minder kracht op de weegschaal staan.
Ook al is je massa nog steeds hetzelfde.
Je massa is nog steeds 60 kg, maar de weegschaal geeft op de maan een
gewicht van 10 kg aan!
Eenheden van massa
De gram en kilogram zijn de internationaal afgesproken gewichtseenheden.
Soms kom je andere eenheden tegen, deze kunnen oud zijn of per land nog
verschillend.
Veel voorkomende eenheden voor massa zijn:
1 milligram = 0,001 gram
1 gram = 0,001 kg
1 kilogram = 1000 gram
1 ton = 1000 kg
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
97
Opdracht 112:
Reken om:
2 kg = ………………………………… g
1,3 kg = ………………………………… g
25 kg = ………………………………… g
2,8 kg = ………………………………… g
10 kg = ………………………………… g
0,5 kg = ………………………………… g
66 kg = ………………………………… g
0,01 kg = ………………………………… g
7 kg = ………………………………… g
3,14 kg = ………………………………… g
94 kg = ………………………………… g
7,7 kg = ………………………………… g
Opdracht 113:
Reken om:
1000 g = ………………………………… kg
300 g = ………………………………… kg
4000 g = ………………………………… kg
1200 g = ………………………………… kg
800 g = ………………………………… kg
120 g = ………………………………… kg
2800 g = ………………………………… kg
12 g = ………………………………… kg
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
98
Opdracht 114:
Reken om:
1 g = …………………………………kg
1000 g = …………………………………kg
20 g = …………………………………kg
120001 g = …………………………………kg
3500 mg = …………………………………g
45 mg = …………………………………g
400 mg = …………………………………g
123456 mg = …………………………………g
Opdracht 115:
Reken om:
1.200.000 mg = …………………………………kg =…………………………………ton
3 ton = …………………………………kg
100 ton = …………………………………kg
0,07 ton = …………………………………kg
45 ton = …………………………………kg
2,33 ton = …………………………………kg
1 ton = …………………………………g
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
99
Opdracht 116:
Op het vliegveld komen vier ladingen binnen.
Lading 1 heeft een massa van 125 kg.
Lading 2 heeft een massa van 0,13 ton.
Lading 3 heeft een massa van 100.000 g en
lading 4 heeft een massa van 90.000.000 mg.
Laat met een berekening zien welke lading het zwaarst is.
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 117:
Een astronaut heeft voor op de maan een maanauto meegenomen met de space
shuttle. Op de Aarde heeft deze auto een massa van 1200 kg.
Hoe groot is de massa van de maanauto als deze op de maan staat?
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 118:
Als de maanauto op de maan staat, wordt deze opnieuw gewogen met dezelfde
weegschaal als op Aarde.
Welk gewicht zal de weegschaal op de maan aangeven?
Schrijf ook de berekening op.
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
100
5.2. Volume
Het volume is een grootheid die aangeeft hoeveel ruimte iets inneemt.
De eenheid van volume is kubieke centimeters (cm3).
Het volume van een voorwerp kun je op twee manieren bepalen.
De eerste manier is door het volume te berekenen.
Dit kan alleen bij wiskundige vormen bijvoorbeeld een kubus, een bol of een
piramide.
Wanneer een voorwerp een willekeurige vorm heeft kun je het volume niet
berekenen.
Hiervoor gebruiken we de onderdompelmethode om het volume te meten.
Bij de onderdompelmethode doe je een bepaalde hoeveelheid vloeistof in een
maatcilinder (meestal gewoon water). Als er maar genoeg vloeistof in zit om het
voorwerp onder water te kunnen houden.
Belangrijk om te weten:
1 ml = 1 cm3
1 l = 1 dm3
Voorbeeld:
Je doet 500 ml water in een
maatbeker.
Daarna stop je het voorwerp in de
maatcilinder en je kijkt hoeveel het
water is gestegen.
Lees je nu bijvoorbeeld 630 ml af dan
neem je het verschil:
630 ml - 500 ml = 130 ml.
1 ml = 1 cm3 dus 130 ml = 130 cm3
Het volume van het voorwerp is dus 130 cm3
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
101
Het berekenen van het volume van een kubus (de blokjes) gaat met de volgende
formule:
Volume = lengte x breedte x hoogte
Voorbeeld:
Een blokje heeft een lengte van 6 cm, een
breedte van 4 cm en een hoogte van 3 cm.
Bereken het volume van het blokje.
Geef de volledige berekening.
V = l x b x h
V = 6 x 4 x 3
V = 72 cm³
Belangrijk:
In sommige oefeningen worden alle maten in cm gegeven.
Soms worden maten bijvoorbeeld in mm of meters of kilometers aangegeven.
En soms ook van alles door elkaar heen.
Je moet dan eerst ervoor zorgen dat je alle maten in centimeters berekend
voordat je het volume kunt berekenen.
Een voorbeeld:
Een blokje heeft een lengte van 3 cm, een breedte van 40 mm en een hoogte
van 2 dm. Bereken het volume van het blokje. Geef de volledige berekening.
l = 3 cm
b = 40 mm = 4 cm
h = 2 dm = 20 cm
V = l x b x h
V= 3 x 4 x 20
V = 240 cm3
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
102
Opdracht 119:
Bereken het volume van de volgende blokjes:
1) l = 4 cm b = 2 cm h = 3 cm
…………………………………………………………………………………………………
2) l = 3 cm b = 6 cm h = 9 cm
…………………………………………………………………………………………………
3) l = 1 cm b = 1 cm h = 2 cm
…………………………………………………………………………………………………
4) l = 5 cm b = 0.5 cm h = 5 cm
…………………………………………………………………………………………………
5) l = 8 cm b = 3 cm h = 2 cm
…………………………………………………………………………………………………
6) l = 6 cm b = 1.5 cm h = 4 cm
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 120:
Een blokje heeft een lengte van 50 mm, een breedte van 20 mm en een hoogte
van 1 dm.
Bereken het volume van het blokje. Geef de volledige berekening.
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 121:
Een blokje heeft een lengte van 30 mm, een breedte van 1,5 dm en een hoogte
van 20 mm.
Bereken het volume van het blokje. Geef de volledige berekening.
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
103
5.3. Wat is dichtheid?
“Wat is zwaarder? Een kilo steen of een kilo veren?”
Deze strikvraag heb je vast wel eens gehoord.
Maar wat als je de vraag anders gaat stellen:
“Wat is zwaarder? Een m3 steen of een m3 veren?”
Dan is het antwoord natuurlijk ‘steen’.
Als je kijkt naar verschillende materialen, zal je merken dat het ene materiaal
een stuk zwaarder is dan de ander.
Natuurlijk hangt het ook af van hoe groot het stuk materiaal is, maar als je twee
blokjes materiaal (bijvoorbeeld ijzer en hout) van dezelfde grootte naast elkaar
zou leggen, zal je voelen dat blokje ijzer veel zwaarder is.
Dit komt omdat de dichtheid van ijzer groter is dan die van hout.
Met de dichtheid bedoelen we dus eigenlijk hoe veel massa een bepaald volume
van een materiaal heeft.
De dichtheid meten we daarom ook in de hoeveelheid gram per kubieke
centimeter.
Oftewel:
De dichtheid reken je zo uit: Gram gedeeld door cm3 .
Dus de eenheid van dichtheid is: g/cm3.
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
104
Zinken of drijven?
De dichtheid van een stof verandert nooit!
Maar de massa en het volume kunnen wel veranderen.
Omdat de dichtheid van een stof altijd hetzelfde blijft, kan je aan de dichtheid
vaststellen om wat voor soort stof het gaat.
Ook is het soms handig om te weten of een
bepaalde stof zal zinken, zweven of drijven.
Een stof met een grotere dichtheid
(bijvoorbeeld koper 8,9 g/cm³) zal zinken in
een vloeistof (water 1 g/cm³) met een
kleinere dichtheid.
Wanneer de dichtheid van een stof kleiner is dan de ander,
dan zal de stof met de kleinste dichtheid op de ander blijven drijven.
Als de dichtheid van twee stoffen gelijk is,
zal de ene stof in de ander blijven zweven.
Wat ook nog belangrijk is om te weten is dat
de dichtheden van stoffen zijn vastgesteld
bij een temperatuur van 20 °C (293 K).
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
105
Hieronder staat een tabel met de dichtheid van veel voorkomende stoffen:
Stof
metalen
Dichtheid
g/cm³
Stof vaste
stoffen
Dichtheid
g/cm³
Stof
vloeistoffen
Dichtheid
g/cm³
aluminium 2,7 acryl 1,2 alcohol 0,8
chroom 7,2 diamant 3,5 benzine 0,72
goud 19,3 glas 2,5 melk 1.02
koper 9,0 hout vuren 0,6 olijfolie 0,92
* kwik 13,5 hout eiken 0,8 spiritus
(95%)
0,85
lood 11,3 zout 2,2 terpentijn 0,84
tin 7,3 kurk 0,3 water 1,0
ijzer 7,9 plexiglas 1,2 zeewater 1,02
zilver 10,5 suiker 1,6 * kwik 13,5
zink 7,2 ijs (269 K) 0,9 petroleum 0,79
* messing 8,5 zand 1,6 * lucht
(gas)
0,0013
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
106
Opdracht 122:
Leg uit wat men bedoelt met de dichtheid van een materiaal.
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 123:
Met welke eenheid geven we de dichtheid aan?
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 124:
Welk materiaal zou een grotere dichtheid hebben denk je?
Piepschuim of ijzer?
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 125:
Zoek op welk metaal de grootste dichtheid heeft.
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 126:
Welk metaal heeft de kleinste dichtheid?
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 127:
Zoek de dichtheid op van de volgende stoffen. Vergeet de eenheid er niet achter
te zetten!
IJzer : …………………………………………………………………………………
Koper : …………………………………………………………………………………
Water : …………………………………………………………………………………
Lucht (gas) : …………………………………………………………………………………
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
107
Opdracht 128:
Hieronder staan steeds twee stoffen naast elkaar.
Zoek in de tabel in je leerboek op welke van de twee grootste dichtheid heeft:
IJzer of suiker : ………………………………………………………………………
Alcohol of water : ………………………………………………………………………
Aluminium of glas : ………………………………………………………………………
Koper of ijzer : ………………………………………………………………………
Eikenhout of vurenhout : ………………………………………………………………………
Water of melk : ………………………………………………………………………
Water of ijs : ………………………………………………………………………
Opdracht 129:
Hieronder staan een aantal stoffen met hun dichtheid.
Zoek in de tabel op om welke stof het gaat:
Stof 1: 0,92 g/cm³ = ……………………………………………………………………………
Stof 2: 7,3 g/cm³ = …………………………………………………………………………….
Stof 3: 3,5 g/cm³ = …………………………………………………………………………….
Stof 4: 10,5 g/cm³ = ……………………………………………………………………………
Stof 5: 1,2 g/cm³ = …………………………………………………………………………….
Stof 6: 0,79 g/cm³ = ……………………………………………………………………………
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
108
Opdracht 130:
Leg uit waarom ijs blijft drijven op water:
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 131:
Blijft ijs ook drijven op terpentine? Leg uit.
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 132:
Drijft, zweeft of zinkt kurk in benzine? Leg uit waarom.
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 133:
Drijft, zweeft of zinkt ijzer in kwik? Leg uit waarom
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
109
5.4. Rekenen met dichtheid
Als je met behulp van de dichtheid erachter wilt komen om wat voor stof het
gaat, moet je wel eerst weten wat de dichtheid is.
De dichtheid van een stof kun je berekenen door de massa te delen door het
volume.
De formule is:
massa (g) m
dichtheid (g/cm³) = –––––––––––– ook wel: ρ = ––––
volume (cm3) V
Grootheid Eenheid
Massa m g
Volume V cm³
Dichtheid ρ g/cm³
Voorbeeld:
Een blokje heeft een volume van 6 cm³.
Het blokje is gewogen en heeft een massa van 67,8 gram.
Bereken de dichtheid van deze stof.
m 67,8
Dichtheid = ——— = ——— = 11,3 g/cm³
V 6
Welke stof is dit?
Zoek op in de tabel. En dan kun je aflezen dat het om het metaal lood gaat.
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
110
Opdracht 134:
Een vloeistof heeft een volume van 12 cm³ en een massa van 11,04 gram.
Bereken de dichtheid van deze vloeistof.
Zoek in de tabel op om welke vloeistof dit gaat.
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 135:
Een stof heeft een volume van 50 cm³ en een massa van 80 g.
Bereken de dichtheid van de stof.
Welke stof is dit?
Schrijf de volledige berekening op.
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 136:
Een stof heeft een volume van 30 cm³ en een massa van 81 g. Bereken de
dichtheid van de stof. Welke stof is dit? Schrijf de volledige berekening op.
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
111
Opdracht 137:
Een blokje heeft de volgende afmetingen:
lengte = 2 cm, breedte = 3 cm en de hoogte is 2 cm.
Op de weegschaal blijkt het blokje 86,4 gram te wegen.
Bereken de dichtheid.
Schrijf de volledige berekening op.
Zoek op om welke stof het gaat.
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 138:
Een blokje heeft de volgende afmetingen:
lengte = 1 cm, breedte = 1,5 cm en de hoogte is 4 cm.
Op de weegschaal blijkt het blokje 15 gram te wegen.
Bereken de dichtheid.
Schrijf de volledige berekening op.
Zoek op om welke stof het gaat.
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
112
Opdracht 139:
Een blokje aluminium heeft een volume van 7 cm³.
De dichtheid van aluminium is 2,7 g/cm³.
Hoe zwaar weegt het blokje aluminium?
Schrijf de volledige berekening op.
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Opdracht 140:
Een ander blokje aluminium weegt 27 gram.
Hoe groot is het volume van dit blokje?
Schrijf de volledige berekening op.
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
113
6. VERSLAG
Aan het einde van sommige werkstukken moet je een verslag maken.
In jouw verslag laat je zien wat je hebt gedaan, wat je hebt gebruikt en wat je
allemaal hebt geleerd.
Gebruik voor de tekst in je verslag lettertype Verdana 11, Arial 12 Calibri 12.
Het cijfer achter het lettertype is de lettergrootte die je moet gebruiken.
De titels en kopjes mogen wel in ander lettertype.
Hieronder staan de hoofdstukken die je in het verslag moet verwerken:
Titelblad
Het titelblad moet op een los blad en je mag het zo mooi maken als je zelf wilt.
Je mag zelf weten wat voor letters je gebruikt en zoek een leuk plaatje op dat
met het werkstuk te maken heeft.
Je kunt ook een foto van je eigen werkstuk maken!
Inhoudsopgave
Maak een inhoudsopgave met daarin de hoofdstukken met paginanummers.
Doel
Beschrijf wat je hebt gemaakt en hoe je het kunt gebruiken.
Bij een spelletje kun je bijvoorbeeld de spelregels opschrijven.
Of je maakt een soort gebruiksaanwijzing.
Werkwijze
Je beschrijft stap voor stap wat je allemaal hebt gedaan om jouw werkstuk te
maken.
Je kunt een verhaaltje schrijven waarin je elke stap uitlegt wat je hebt gedaan.
Hierin beschrijf je hoe je gereedschappen, machines en materialen hebt gebruikt
en in welke volgorde je hebt gewerkt.
Vergeet niet de maten van de onderdelen in je verslag te zetten.
Als je niet zo goed bent in verhaaltjes schrijven mag je ook een lijstje maken.
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
114
Of je kunt foto’s of tekeningen maken die je in je verslag plakt, want dan
hoef je niet alles met schrijfwerk uit te leggen maar dan doe je dat met
plaatjes.
Jouw werkwijze is perfect als iemand met jouw verslag jouw werkstuk kan
namaken zonder uitleg van de docent!
Gereedschappen
Maak een lijst van alle gereedschappen die je hebt gebruikt.
Zoek op internet plaatjes van de gereedschappen.
Je kunt er ook foto’s van maken in het lokaal.
Belangrijk:
Wel eerst even bespreken met de docent want je hebt
toestemming nodig om tijdens de les met je mobiel te werken.
Zet daarna de namen van de gereedschappen bij de goede plaatjes.
Materialen
Doe hetzelfde als bij de gereedschappen.
Vragen
Bij de uitleg van hoe je werkstuk moet maken zitten vragen.
Beantwoord in dit hoofdstuk alle vragen.
Het antwoord vind je vaak in de tekst van de uitleg, in je M&T leerboek of op het
internet.
Soms moet je ook even terugdenken aan de lessen en toen je aan het werk was
om het antwoord te vinden.
Nawoord
In dit laatste hoofdstukje vertel je je mening over wat je van dit werkstuk vond.
Je kunt vertellen wat je nieuw hebt geleerd, wat moeilijk of wat makkelijk was.
Ook kun je bijvoorbeeld je mening geven over de uitleg en of er voldoende
spullen waren.
TIP:
Gebruik de checklist op de volgende bladzijde als je een verslag maakt.
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
115
TITELBLAD
• Titel van het verslag
• Plaatje of afbeelding van het werkstuk
• Naam, klas, datum en docent
INHOUDSOPGAVE • Lijstje van de hoofdstukken met paginanummers
DOEL
• Wat heb je gemaakt?
• Waarvoor kun je het werkstuk gebruiken?
• Hoe werkt het werkstuk?
WERKWIJZE
• Leg uit hoe je het werkstuk hebt gemaakt.
• Beschrijf welk gereedschap en materialen je hebt
gebruikt en waarvoor.
• Vergeet ook niet te melden welke maten je hebt
aangehouden.
GEREEDSCHAPPEN
• Zet alle gebruikte gereedschappen onder elkaar in
een lijstje en zoek van ieder gereedschap een
plaatje.
MATERIALEN • Zet al het gebruikte materiaal onder elkaar in een
lijstje en zoek alles een plaatje.
VRAGEN
• Hier zet je de vragen en de antwoorden op de
vragen bij het werkstuk.
De vragen kun je vinden in je boek bij de uitleg
van het werkstuk.
Opmerking: 2e klassers hoeven geen vragen te
maken.
NAWOORD
• Omschrijf hier wat je van het maken van dit
werkstuk en verslag vond. Je kan bijvoorbeeld
uitleggen wat je lastig vond of juist makkelijk, wat
je leuk vond, of spannend. Wat heb je geleerd
tijdens het maken van dit werkstuk en verslag?
7. PRAKTIJKWERKSTUKKEN
7.1. Draadpuzzel
HET MAKEN VAN EEN VERSLAG
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
116
De draadpuzzel is een soort puzzeltje.
Het bestaat uit drie onderdelen gemaakt van ijzerdraad: een staafje, een beugel
en een hartje.
Het doel van de puzzel is om het hartje los te maken van de beugel en het
staafje.
Dit lijkt misschien onmogelijk, maar er is wel degelijk een manier voor!
Hoe maak je het werkstuk?
De draadpuzzel maak je van dun staaldraad.
Dit draad knip je met behulp van een liniaal en een kniptang.
De maten voor alle onderdelen kan je vinden op de maattekening.
De uiteinden van het draad kunnen scherp zijn, dus braam deze af met een vijl.
Met een rondbektang kan je nu de oogjes buigen van het staafje en de beugel.
De rechte hoeken van de beugel maak je met behulp van een platbektang.
Deze tang gebruik je ook voor het buigen van het U-tje voor het hartje.
De rondingen van het hartje maak je door je duim als buigmal te gebruiken.
Let op! Als je ijzerdraad buigt, zal je merken dat het materiaal iets terugveert.
Je kan hier rekening mee houden door het staal iets verder door te buigen.
Als je alle onderdelen af hebt, soldeer je de oogjes en het hartje dicht met
soldeertin. Solderen is het aan elkaar verbinden van twee metalen, waarbij het
voegmiddel soldeertin wordt gebruikt.
Soldeertin is een mengsel van metalen die bij een temperatuur (240 °C) al
smelt.
Om het werkstuk af te werken kan je de scherpe randen nog nalopen met een
vijl en schuurpapier.
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
117
7.2. Vragen bij de draadpuzzel
1. Wat is het verschil tussen een platbektang en een rondbektang?
2. Wat bedoelt men met ‘afbramen’?
3. Bij welke temperatuur smelt soldeertin?
4. Bij welke temperatuur smelt ijzer?
5. Hoe warm wordt een soldeerbout ongeveer?
6. Waarom smelt het ijzerdraad niet als je gaat solderen?
7. Wat is de functie van de soldeerpasta?
8. Waarom moet je ijzerdraad soms iets verder doorbuigen dan nodig is?
9. Wat is metaalmoeheid?
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
118
7.3. Boter, kaas en eieren
Het spel Boter-kaas-en-eieren is een zeer oud spel dat men vaak speelt met pen
en papier.
Het wordt gespeeld op een veld van 3x3 vakjes waarop de ene speler begint met
een kruisje (X) en de ander volgt met een rondje (O).
Degene die als eerste drie van zijn eigen tekens op een rij weet te krijgen is de
winnaar.
Hoe maak je het werkstuk?
Je krijgt drie plankjes multiplex hout. Twee dikke en één dunne.
Op een van de dikke teken je de maten af zoals die zijn aangegeven op de
tekening.
Vervolgens boor je met een 12mm speedboor de negen gaten (vanaf twee
kanten).
Schuur vervolgens de randen van de gaten keurig glad, maar schuur de randen
van het plankje zelf nog niet.
Dit doe je pas als je alles op elkaar hebt gelijmd!
Van het andere dikke plankje teken je vier stroken van 10mm breed en deze
zaag je netjes uit met de lintzaag.
Deze vier strookjes kan je op drie verschillende manieren als een soort hekje op
het dikke plankje (met de gaten) lijmen.
Deze drie manieren zijn terug te vinden op de maattekening.
Vervolgens lijm je het dunne plankje op het gemaakte hekje als de bodem.
Gebruik daarna een vijl en schuurpapier om alle randjes netjes af te werken.
Als laatste ga je negen staafjes maken van 20 mm lang rondhout.
Op één platte zijde van elk staafje maak je daarna een kruisje.
Werk ook deze staafjes netjes af met schuurpapier.
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
119
7.4. Vragen bij boter, kaas en eieren
1. Waarom moet je wachten met het vijlen en schuren van de randen totdat
je alle plankjes op elkaar hebt gelijmd?
2. Uit hoeveel laagjes hout bestaat het dunne plankje? En uit hoeveel de
dikke plankjes?
3. Hoe heet het hout dat je hebt gebruikt voor dit werkstuk?
4. Als je door hout heen boort, kan de onderkant beschadigen als je door het
hout heen komt. Hoe kan je dat voorkomen?
5. Hoe heet het hout waar je de negen staafjes uit hebt gezaagd?
6. Om een gelijmde verbinding stevig te krijgen, moet je de verlijmde delen
goed aandrukken. Met welk gereedschap doe je dat?
7. Je hebt dit werkstuk gelijmd, noem nog twee manieren om dit materiaal
met elkaar te verbinden
8. Boter-kaas-en-eieren is natuurlijk de Nederlandse naam voor dit spelletje.
Probeer op internet erachter te komen hoe dit spel in het Engels heet.
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
120
7.5. Mobielhouder
Veel mensen vinden het vervelend als ze hun mobiel willen opladen en alleen een
muurstopcontact kunnen vinden zonder een tafeltje erbij waar ze hun mobiel op
kunnen leggen.
Voor dat soort situaties kan je een mobiel bedje kopen in de winkel.
Maar het is natuurlijk veel leuker om er zelf een te maken en te customizen.
Hoe maak je het werkstuk?
De mobielhouder maak je van een kunststof plaatje.
Dit kunststof plaatje heeft aan één kant een transparant folie zitten tegen
beschadigingen.
Dit folie kan je ook gebruiken om de maatlijnen op af te tekenen. Zo krijg je
geen lelijke inktvlekken op je werkstuk.
Aftekenen is ook het eerste wat je gaat doen.
Je begint met het kruispunt voor het grote ronde gat en de buiglijn.
De maten hiervoor kan je allemaal terugvinden op de maattekening.
Vervolgens gebruik je een gatenzaag om het grote gat eruit te halen.
Let erop dat je bij het boren een blokje hout onder je werkstuk hebt liggen zodat
je werkstuk niet doorbuigt.
Gebruik een halfronde vijl om het gat mooi te ontbramen en vijl ook meteen de
hoeken van je kunststof plaatje mooi rond.
Voor extra punten kan je uit het kunststof onder de getekende buiglijn iets moois
zagen (denk aan je initialen, een vormpje, een logo of iets anders).
Hiervoor kan je de boormachine, een figuurzaag en vijlen voor gebruiken.
Als allerlaatste gebruik je de kunststofbuiger om het kunststof op de buiglijn
zacht te maken en de buigbalk om het kunststof in de juiste hoek te buigen.
Als je werkstuk weer hard is kan je het transparante folie eraf halen.
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
121
7.6. Vragen bij de mobielhouder
1. Waarom zit er transparant folie op het kunststof? Noem twee redenen.
2. Waarom moet je bij het boren een blokje hout onder je kunststof leggen?
3. Waarom zit er bij de gatenzaag ook nog een boortje aan de binnenkant?
4. Waarom moet je voor het ontbramen van het gat een halfronde vijl
gebruiken en niet een gewone platte vijl?
5. Waarom moet je het kunststof in een hoek van 70 graden buigen en niet
gewoon in een rechte hoek van 90 graden?
6. Kunststoffen kan je in twee soorten verdelen: Thermoplasten en
thermoharders. Zoek op internet op wat het verschil is tussen die twee.
7. Is je werkstuk gemaakt van een thermoplast of een thermoharder? Leg
uit.
8. Zoek op internet op hoe duur een soortgelijke mobielhouder
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
122
7.7. Sleutelhanger
Het is velen van jullie al eens opgevallen dat sommige metalen lichter zijn dan
anderen.
Aluminium is een van de bekendste lichtgewicht metalen dat er is.
In de juiste constructie is het ook zeer sterk en het wordt daarom voor zeer veel
doeleinden gebruikt. In vliegtuigen zit bijvoorbeeld heel veel aluminium
verwerkt.
Ondanks dat het behoorlijk sterk kan zijn, is het materiaal wel heel erg zacht.
Dit zorgt ervoor dat je het een stuk gemakkelijker kan bewerken dan staal.
Bij dit werkstuk leer je hoe gemakkelijk je aluminium kan bewerken en waar je
op moet letten bij het werken met dit zachte materiaal.
Hoe maak je het werkstuk?
Je krijgt een lang stuk massief rond aluminium met een doorsnede van 10mm.
Hiervan zaag je 40mm af met een ijzerzaag.
Als je het aluminium in de bankschroef wilt vastzetten, let dan op dat je extra
ijzeren plaatjes gebruikt tussen het aluminium en de bankschroef.
Anders beschadig je jouw werkstuk!
Na het afzagen, zet je het staafje aluminium schuin in de bankschroef en gebruik
je een vijl om één zijde schuin af te vijlen.
Gebruik een centerpons om de plek van het gaatje aan te geven.
Met een 4mm boortje kan je vervolgens in de kolomboormachine het gaatje
boren.
Hier komt later het sleutelringetje door.
Werk vervolgens je werkstuk mooi af.
Dit kan je van grof naar fijn doen met: grof schuurpapier, fijn schuurpapier,
staalwol, nat schuurpapier.
Als het werkstuk af is, kan je bij de docent een sleutelringetje halen.
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
123
7.8. Vragen bij de sleutelhanger
1. Waarom moet het aluminium niet zomaar in de bankschroef vastzetten?
2. Voordat je het gat ging boren, moest je aangeven waar het gat moest
komen. Welk gereedschap gebruikte je daarvoor?
3. Waarom moet je perse dat gereedschap gebruiken en niet gewoon een
potlood of pen?
4. In welke volgorde gebruik je de volgende gereedschappen als je het
materiaal mooi wilt afwerken?
staalwol -- fijn schuurpapier -- nat schuurpapier -- grof schuurpapier
5. Noem vier voorwerpen die je kent die van aluminium gemaakt zijn.
6. Kan aluminium net als ijzer gaan roesten?
7. Bij het eerste werkstuk heb je geleerd dat bij ijzer metaalmoeheid kan
optreden. Kan dit ook bij aluminium gebeuren?
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
124
7.9. Zigzagstoel
De Zigzagstoel is een van de bekendste stoelen die gemaakt is door de
Nederlandse ontwerper Gerrit Rietveld.
Het ontwerp is al ruim 80 jaar oud en wordt nog steeds geproduceerd.
Oorspronkelijk is deze stoel gemaakt van hout, maar wij gaan hem maken van
hout in combinatie met ijzer.
Je weet al hoe je hout moet bewerken, maar voor dit werkstuk ga je ook leren
hoe je met ijzer moet werken.
We gaan ijzer knippen, boren, buigen, lassen en afwerken.
Hoe maak je het werkstuk?
Het stoeltje bestaat uit 4 onderdelen: het ijzeren frame, het houten onderstel, de
houten rugleuning en de ijzeren armleuningen.
Het maakt niet uit in welke volgorde je deze maakt!
Voor het ijzeren frame maak je een ijzeren plaatje op maat met de
guillotineschaar.
De maten van alle onderdelen staan op de maattekening.
Teken vervolgens alle buiglijnen en de te boren gaten af.
Na het boren, werk je de bramen af met een handverzinkboor en vijl je de
hoeken mooi rond af.
Daarna buig je het plaatje op de buiglijnen in de juiste hoeken.
Voor het houten onderstel gebruik je een houten lat, die je enkel op de juiste
lengte hoeft af te zagen.
Vijl en schuur de randen keurig glad en gebruik twee schroefjes om het blokje
hout vast te zetten op het frame via de twee 4mm gaatjes.
De houten rugleuning maak je van een dun triplex houten plaatje.
Teken alle maten af en boor de gaten met een 3,5mm boortje.
Vijl de hoeken keurig rond, net zoals bij het frame.
Het vastzetten van de rugleuning doe je met behulp van twee popnagels en een
popnageltang.
De armleuningen maak je van ijzer.
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
125
Gebruik een klein stukje plaatstaal om een rechthoekje van 50x20mm te knippen
met de hefboomschaar.
Knip vervolgens een hoekje eruit zodat je een L-vorm overhoudt.
Vijl alle hoeken netjes af en buig de armleuningen keurig op de buiglijn.
Let wel goed op welke kant je de leuningen op buigt.
De armleuningen bevestig je met behulp van het puntlasapparaat op de
gewenste plek.
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
126
7.10. Vragen bij de zigzagstoel
1. Welke twee soorten scharen heb je gebruikt bij het knippen van het ijzer?
2. Welke drie bevestigingstechnieken heb je gebruikt bij dit werkstuk?
3. Bij het boren van gaten in ijzer, kan het boortje gemakkelijk wegslippen.
Wat kan je doen om dat te voorkomen? Leg ook uit welk gereedschap je
daarvoor gebruikt hebt.
4. Waar heb je bij dit werkstuk de handverzinkboor voor gebruikt?
5. Wie was de ontwerper van de oorspronkelijke Zigzagstoel?
6. In welk jaar was de oorspronkelijke Zigzagstoel ontworpen?
7. Zoek een plaatje op van de oorspronkelijke Zigzagstoel en noem ten
minste twee verschillen met het stoeltje die je net zelf hebt gemaakt.