· Web viewKinderen fantaseren daar ook over volgens Freud en dat is hun eigenlijk oneer aandoen....

22

Click here to load reader

Transcript of  · Web viewKinderen fantaseren daar ook over volgens Freud en dat is hun eigenlijk oneer aandoen....

Page 1:  · Web viewKinderen fantaseren daar ook over volgens Freud en dat is hun eigenlijk oneer aandoen. Freud benoemt het als infantiel seksuele theorieën met drie thema’s (verschil

Klinische Psychodiagnostiek II – Les 1

Inleiding

We kunnen diagnostiek situeren op drie niveau’s:

- Categoriale diagnostiek is de DSM Kunnen we heel de wereld in onder brengen = overkoepelende niveau

- Structurele diagnostiek gaat ervan uit dat we een diagnose moeten maken van iets dat zich voordoet tussen de patiënt en diagnosticus, vandaar het idee van een structuur. Een structuur met twee termen is geen structuur dus we hebben een derde term nodig, namelijk de verhouding tussen subject en een ander met betrekking tot een tekort (datgene wat ontbreekt). In vergelijking met de categoriale diagnostiek is de structurele diagnostiek zeer beperkt tot drie grote structuren. De neurose (*), psychose en perversie. Doorheen de drie grote structuren onderscheiden we ook nog posities. Groepen= tussenliggend niveau

- Particuliere diagnostiek kunnen we hier nu niet aanleren. Het diagnostisch verslag mag enkel gelden voor de persoon in kwestie (n=1) en gaat om de vrouw of dat kind dat we nu op dit moment voor ons hebben. Eén individu

De categoriale diagnostiek is geldig voor iedereen terwij de particuliere diagnostiek niet inruilbaar mag zijn, je moet aan de diagnostiek onmiddellijk de personen kunnen onderscheiden.

(*) De neurose wordt gekenmerkt door het feit dat ze de psychische realiteit boven de feitelijke stelt en op de gedachten even serieus reageert als normale mensen alleen op realiteiten.

Het centrale idee (= central mission statement) of de centrale visie rond diagnostiek: Zowel de normaliteit als de pathologie komt tot stand in een verhouding tussen subject en de Ander. Als je dat ernstig neemt heeft dit twee consequenties, implicaties voor de kliniek.

Ten eerste voor de diagnostiek is de implicatie dat die gebaseerd moet zijn op een verhouding. De diagnostiek is tot stand gekomen in een verhouding.

De implicatie voor het ander luik van de diagnostiek, namelijk de behandeling, is dat de behandeling altijd gebaseerd is op een verhouding en we een perfect coherent geheel krijgen.

1

Page 2:  · Web viewKinderen fantaseren daar ook over volgens Freud en dat is hun eigenlijk oneer aandoen. Freud benoemt het als infantiel seksuele theorieën met drie thema’s (verschil

Dominante visie – medische visie De pathologie zit in het individu. Ik als therapeut heb daar niets mee te maken, ik sta daarbuiten als een soort objectieve waarnemer. Ik moet alleen proberen de ziekte/stoornis te detecteren in de patiënt.

Psychologische visie Terwijl de psychologische visie stelt dat de diagnose gebasseerd moet zijn op de verhouding.

In het tweede deel van het handboek (vanaf p. 131) ligt het accent op de ontwikkeling van een normale verhouding. De eerste lessen gaan over identiteitsontwikkeling waarin we drie hoofdstukken bestuderen die drie maal hetzelfde zeggen vanuit een andere invalshoek.

Algemeen

In hoofdstuk 6 gaan we op zoek naar de ID-ontwikkeling in functie van de diagnostiek die we later willen toepassen. De grootste groep psychopathologische stoornissen die we vandaag de dag hebben als we kijken naar de DSM zijn de persoonlijkheidsstoornissen. Dit is vreemd want toen prof student was kreeg hij ook les over ID-stoornissen maar dit vond plaats binnen de lessen ontwikkelingspsychologie. Vandaag de dag moet je al lang zoeken naar een persoonlijkheid die niet gestoord is. Dat wil zeggen dat er op 25jaar tijd een enorme verandering heeft plaatsgevonden en de ontwikkeling niet meer zo stabiel is als vroeger.

Wie ben ik? Wat is ID? Als we ons die vraag stellen gaan we allemaal uit van twee impliciete veronderstellingen, opvattingen.

- De eerste is dat onze identiteit onveranderlijk is. “Ik ben ik en dat zal altijd zo blijven, de kern zal altijd dezelfde blijven”

- De tweede is dat onze identiteit diep vanbinnen zit, een kern is waarvan we niet zo goed weten wie we zijn.

Deze twee opvattingen zijn totaal verkeerd en zijn helemaal het tegenovergestelde! Identiteit is een constructie die van buitenaf komt en bestaat uit verhoudingen. ID veranderd voortdurend (kan heel traag of heel snel gebeuren) Tegenwoordig zijn er heel veel persoonlijkheidsstoornissen doordat onze identiteit voortdurend veranderend!

Hoe kunnen we de stelling onderbouwen dat ID een constructie is en van buitenuit komt? Dit kunnen we uitleggen/bewijzen aan de hand van cultuur, namelijk adoptie. Adoptie is het meest overtuigende bewijs hiervoor. Een kind dat geboren is in Noord-India en geadopteerd wordt in Gent door een gezin dat hier al drie generaties lang woont, wordt een Gentse madam van den boerenbuiten. Datzelfde meisje geadopteerd in Amerika door een Amerikaans koppel dat daar al drie generaties woont zal nu luid staan supporteren voor Donald Trump. Verschillende ID!

2

Page 3:  · Web viewKinderen fantaseren daar ook over volgens Freud en dat is hun eigenlijk oneer aandoen. Freud benoemt het als infantiel seksuele theorieën met drie thema’s (verschil

Stel dat wij geadopteerd waren door een koppel uit Zuid-Soedan, zouden wij dan dezelfde persoon zijn als nu? Neen! We zouden volledig anders geworden zijn dan we nu zijn. Het is de invloed van buitenaf die onze ID zal bepalen.

Hoe dit alles is zijn werk gaat is relatief eenvoudig en de laatste jaren hebben we daar meer en meer evidentie voor. Klinische evidentie komt van mensen die heel veel ervaring hebben, en de klinische theorieën worden meestal aanvaard maar soms ook verworpen.

Twee processen zijn van belang: 1. Identificatie (= het maken van keuzes)2. Separatie (= afstand nemen). De separatie zien we al bij baby’s. Baby’s gaan op heel

jonge leeftijd al keuzes maken (duidelijk dat ze dat wel en dat niet willen).

We zien meteen de dubbelheid erin. Het grootste stuk is determinerend. De identificatieprocessen begrijpen we wel terwijl we de separatieprocessen niet begrijpen.

Waaruit bestaat ID? Wat is die ID?Binnen de psychologie wordt ID heel vaak beschreven in termen van een soort opsomming van persoonlijkheidskenmerken (= traits). Deze beschrijving is soms bruikbaar maar soms ook vrij banaal & hoe dan ook sluit dat aan bij de opvatting van een kernidentiteit. Als we dit toepassen, de kernkenmerken toepassen van iemand, blijkt dat soms helemaal niet te kloppen met hoe iemand werkelijk is. Een andere manier om ID te begrijpen is niet in termen van kernkenmerken maar in termen van verhoudingen.

Er zijn minstens vier cruciale verhoudingen waarin een ID samengesteld wordt (in willekeurige volgorde)

1. Verhouding tegenover de Andere van het andere geslacht (kan ook homoseksualiteit zijn)

Een genderID is een rationele ID. Je kan nooit een man of een vrouw zijn op uw eentje, dat gaat niet. Zelfs niet als je alleen bent want je zal jezelf altijd verhouden tov de Ander in gedachten. ID vormt zich in functie van het andere geslacht.

2. Verhouding tegenover de autoriteit

Dit zijn in eerste instantie de ouders. De verhouding tegenover de autoriteit is een heel bijzondere verhouding omdat dit één van de weinige, bijna de enige is die zich tijdens onze levensloop zal omkeren, kantelen (bv. opvoeding) en nooit neutraal is. Op een bepaald moment zullen we zelf in die positie komen te staan. Op dat moment zijn we niet meer alleen ‘kind van’, maar ook ‘ouder van’ en dit betekent dat we een heel cruciale en ingrijpende ommezwaai meemaken. Degenen die geen ouder worden zullen dezelfde ommezwaai kennen binnen het professionele kader Bv. als student eerst doctoraatstudent worden en nadien prof worden

3

Page 4:  · Web viewKinderen fantaseren daar ook over volgens Freud en dat is hun eigenlijk oneer aandoen. Freud benoemt het als infantiel seksuele theorieën met drie thema’s (verschil

3. Verhouding tegenover de Ander gelijke

Hoe ga je je verhouden ten opzichte van broer/zus, collega’s, leeftijdsgenoten, medestudenten,… Sommige mensen gedragen zich volledig anders dan andere mensen en hun gedragingen zijn typisch voor hun identiteit.

4. Verhouding tegenover onszelf (verrassend)

Dit lijkt dubbelzinnig maar is zeer vanzelfsprekend. Het is een onderdeel van onze ID (verhouding) die we iedere ochtend opnieuw opstarten als we voor de spiegel staan. Op dat ogenblik start er een inwendig dialoog, namelijk een dialoog met dat spiegelbeeld & het is altijd evaluerend (oordeel over ‘dit is goed, dit is niet goed’) en is bijgevolg nooit neutraal. Het dialoog zal gedurende de volledige waakdag (wanneer je wakker bent) blijven doorlopen, soms op de voorgrond maar bijna altijd op de achtergrond. Het is altijd aanwezig.

Voorbeeld: Mensen die zodanig tervreden zijn met zichzelf dat ze naast hun schoenen lopen (zeer onaangename mensen) Voorbeeld: Mensen die zodanig ongelukkig zijn dat ze zelfmoord plegen

In het genoom (genetica) hebben we niets rechtsreeks gevonden dat aanleiding zou geven tot onze ID. Wat we wel moeten meenemen is dat de genetica ons bepaalde krijtlijnen heeft voorgeschreven en daar kunnen we niet buiten. Bv. biologische sekse: vanaf de geboorte is het duidelijk of we mannelijk of vrouwelijk zijn. Dat vrouwelijk of mannelijk organisme moet natuurlijk wel een man of een vrouw worden en dàt is een genderidentiteit en een genderidentiteit wordt bepaald door onze omgeving. Lichaam zet krijtlijnen uit en binnen die krijtlijnen zijn vele ontwikkelingen mogelijk! Biologisch lichaam is grotendeels hetzelfde, maar de genderidentiteit komt van buitenaf en ent zich op dat lichaam.

BESLUIT INLEIDING: Binnen de vierde verhouding (verhouding tegenover onszelf) kunnen we stellen dat dit altijd op een evaluerende manier gebeurd en we dus normen en waarden gaan toepassen. We kunnen dit veralgemenen en stellen dat de vier verhoudingen vol zitten met normen en waarden. Dat zijn allemaal regulerende verhoudingen, affect regulerend. Een ID kan gestoord zijn op het vlak van de driftregulering, arousalregulering. We zijn dit uit het oog verloren door de dominantie van de DSM. Maar waardoor wordt de ID gestoord? Hoe is het mogelijk dat we blijkbaar zoveel gelijkaardige stoornissen hebben? De stoornissen die op het eerste zicht individueel lijken te zijn, zijn helemaal niet individueel maar komen in groep. Als je de medische redenering consequent zou willen toepassen, moet je het hebben over een epidemie maar dit is onzinnig. Wanneer we de psychologie hanteren moeten we een psychologische verklaring vinden. Onze ID ontwikkelt zich in interactie met de omgeving en iedere maatschappij domineert een aantal verschillende spiegels. Elke maatschappij definieert haar ideale persoonlijkheid en zal die ideale persoonlijkheid

4

Page 5:  · Web viewKinderen fantaseren daar ook over volgens Freud en dat is hun eigenlijk oneer aandoen. Freud benoemt het als infantiel seksuele theorieën met drie thema’s (verschil

voorschotelen door spiegels. Dat betekent dat elke maatschappij meteen ook haar afwijkingen definieert. We hebben een stabiele maatschappij gehad tot ongeveer 1970. Vanaf de jaren 80-90 verandert alles heel snel. We krijgen een ander ideaal persoonsbeeld en andere afwijkingen, stoornissen. Meer variabiliteit! Meer stoornissen!

Hoofdstuk 6 – Identiteit in termen van een verhouding (p.133 – 153)

Een pasgeboren baby moet zijn/haar ID nog ontwikkelen en heeft nog geen notie van wie of wat hij/zij zal worden. De vraag is hoe dit nu allemaal in zijn werk gaat. Voor de ontwikkeling van een identiteit moet er namelijk een bepaald motief aanwezig zijn en is er sprake van heel veel verschillende veronderstellingen. Bijvoorbeeld: Een baby van een paar dagen oud denkt al maar op welke manier denkt een baby want die heeft nog geen taal? Als je kijkt naar onze denkprocsessen zijn die gebasseerd op woorden (taal).

Een pasgeboren baby heeft gedurende 9 maanden in een homeostatische toestand (= evenwichtsproces) geleefd. De baby wordt geboren en alles veranderd in één klap. De evenwichtsprocessen worden verbroken (bv. honger) en de reactie daarop is dat de baby begint te huilen. De moeder (= primary caretaker) komt op de proppen en zal wereldwijd drie dezelfde dingen doen.

1. Verzorgingshandeling stellen (bv. pamper verversen, de borst geven,…), 2. Aan het kind vertellen wat zij denkt dat er mankeert. De moeder zal dit doen met

een andere stem (bv. hoger, luider,…) en dit fenomeen heet marking. Hetgeen wat ze zegt gaat niet over haar, maar over de baby.

3. Het bijbehorende affect tonen met het gezicht (gelaatsuitdrukking die de emotie spiegelt waarvan zij denkt dat die bij het kind aanwezig is)

4. Op die manier zal het kind dat overnemen (= mirroring). Hier gebeurd als het ware een spiegeling aan de hand van spiegelneuronen. Dit is een interactie die je om het kwartier kan observeren in een aantal verschillende varianten.

We krijgen hier een overgang van een puur lichamelijk proces (bv. honger) naar een intersubjectief proces dat zich afspeelt tussen moeder en kind. Dit kan moeilijk overschat worden want het legt de basis voor alle latere verhoudingen We krijgen een enorme conditionering omdat dit proces zich voortdurend herhaalt. Een ervaringsgegeven dat zich voordoet ter hoogte van het lichaam wordt binnen gevoerd in een verhouding omdat de moeder het oplost. Het effect is dat er een verwachtingspatroon ontstaat, wat we ook als conditionering kunnen benoemen. Na verloop van tijd ontstaat er ook angst als die andere niet komt opdagen (= separatieangst).

5

Page 6:  · Web viewKinderen fantaseren daar ook over volgens Freud en dat is hun eigenlijk oneer aandoen. Freud benoemt het als infantiel seksuele theorieën met drie thema’s (verschil

Separatieangst als vertrekpunt

! Het vertrekpunt van menselijke ontwikkeling volgens Freud is een oorspronkelijke onlustervaring, ‘Schmerz’ genoemd, die het gevolg is van een interne ‘nood’ of ‘behoefte’, met honger en dorst als prototype = het onlustprincipe.

We krijgen een overgang van een arousal (= a ), louter op het niveau van het lichaam, naar een intersubjectief concept Arousal beperkt zich tot het individu en mirakuleus komt er iemand op de proppen die de arousal doet verdwijnen. Dit is pure conditionering want na een tijd wordt er automatisch verwacht dat iemand de arousal teniet zal komen doen, namelijk de primary caretaker.

Arousal is als het ware oorspronkelijk individueel en binnen de kortste keren relationeel. De aurosal bij de baby is negatief affect. Al naargelang de conditionering grond krijgt zal die aanvankelijke onlust een heel specifieke kleur krijgen. De chaotische, ongerichte onlust wordt vertaald in angst. Waarom? Omdat de verwachting geïnstalleerd is dat er iemand zal komen om de onlust op te lossen maar soms komt die niet, wordt de verwachting bijgevolg doorbroken en het is daar dat de angst ontstaat. We krijgen hier de eerste, de oudste en de belangrijkste angst nameljik de separatieangst (= primaire traumatische situatie). Separatieangst is de angst dat de Ander niet aanwezig zal zijn wanneer we die nodig hebben of wanneer we die roepen (heel belangrijk om mee te nemen in de diagnostiek en behandeling want de separatieangst is bij iedereen aanwezig). Het is de ervaring waarbij de innerlijke spanningsstijging niet beantwoord wordt door de Ander. Meer bepaald wordt de fysieke onlust psychisch leed op het ogenblik dat de Ander niet op het appél verschijnt. De separatieangst krijgt vorm rond de leeftijd van 8maanden. Wat we daarnaast kunnen zien bij het kind is een depressieve reactie wanneer de moeder niet komt opdagen.

Twee klinische gevolgen samengevat: 1. Oorspronkelijke pijnervaring krijgt een affectieve kleur: separatieangst 2. De separatie geeft aanleiding tot een primaire depressieve reactie die alle kenmerken

vertoont van de latere volwassen depressie, met name identiteitsverlies

Sprong naar diagnostiek borderlinepersoonlijkheidsstoornis. Deze groep mensen verliezen hun ID als de Ander niet letterlijk aanwezig is. Hun identiteitsgevoel is heel chaotisch (vrij leeg) en hangt heel sterk af van de concrete aanwezigheid van de Ander. De moeder moet aanwezig zijn anders hebben ze niet het gevoel dat ze hun ID kunnen waarmaken. Dit gaat terug op een traumatische voorgeschiedenis waarbinnen de spiegelingen zeer inadequaat verlopen of zelfs afwezig gebleven zijn, en dan kan je geen normale ID ontwikkelen. De vroege fase is dus ontzettend belangrijk! Een klassieke fout die vaak gemaakt wordt: mother-blaming. Wanneer er iets verkeerd loopt bij de ontwikkeling van een kind/persoon wordt dit bijna altijd toegeschreven aan de moeder. Trap hier niet in want het is maar in bepaalde gevallen dat de moeder aan de oorzaak ligt, meestal gaat het om de omgeving (interactie).

6

Page 7:  · Web viewKinderen fantaseren daar ook over volgens Freud en dat is hun eigenlijk oneer aandoen. Freud benoemt het als infantiel seksuele theorieën met drie thema’s (verschil

Terug naar de cruciale overgang: een oorspronkelijke individuele ervaring (lichamelijk) wordt een inter-relationele subjectieve dimensie. Dit betekent dat de Ander antwoordt en daardoor ook binnen de kortste keren een verantwoordelijkheid toegeschreven krijgt, namelijk de verantwoordelijkheid om het tekort op te lossen en in normale omstandigheden verloopt dat heel vlot. Heel vlot zodanig dat er nooit een definitief antwoord komt op het tekort want de basis van het tekort zal zich voortuderend herhalen en daarnaast moet de Ander het tekort steeds opnieuw interpreteren. Het leren van die interpretatie gebeurt in veel gevallen vrij snel maar je bent nooit 100% zeker. Bv. Een moeder leert de signalen van haar baby interpreteren terwijl andere mensen dezelfde signalen verkeerd kunnen interpreteren. Moeder weet dat het huilen van haar baby er op wijst dat de baby dorst heeft terwijl anderen niet weten waarom baby huilt. We krijgen dus een voortdurende interactie tussen baby en omgeving, tussen subject en de Ander, rond het tekort dat nooit volledig ingevuld kan worden. Binnen die interactie krijgt de baby voortdurend boodschappen (spiegels) aangereikt:

- Enerzijds boodschappen rond het gevoel: affect-regulering- Anderzijds boodschappen rond het wie het is en wie het zou moeten zijn: normatief

aspect

Definiëring van de ID van het kind gebeurd altijd in verhouding met de ID van de Ander

Twee processen zijn van belang: 1. Identificatie: Het proces van de identificatie moet voldoende stevig zijn opdat de luxe

van de separatie kan worden toegelaten.2. Separatie: Het proces van de separatie is een soort toetsteen van de opvoeding en

kan er maar komen als de identificatie voldoende stevig is.

ID-vorming gebeurd niet geïsoleerd want je ontwikkelt tegelijkertijd een beeld van de Ander. Bv. De ID die ik leer van mezelf en de Ander, ga je later herhalen. De manier waarop anderen, zoals de autoriteit, zich tov mij gedragen bepalen hoe ik mij gedraag. Mijn ID weerspiegelt de ID die ik bij de Ander leg en ik gedraag mij ook altijd zodanig dat ik die ID uitlok. Dit wordt een gevaarlijke, vicieuze cirkel.

Ideniteitsontwikkeling aan de hand van drie auterus: Freud, Lacan & attachment theorie

Zowel bij Freud als bij Lacan vinden we ideeën over de zich ontwikkelende verhouding tussen mens en buitenwereld.

1. Freud

- Freud spreekt over het ‘Ur-Ich’, het ‘Real-Ich’, over het blaasje dat tegenover de wereld staat

7

Page 8:  · Web viewKinderen fantaseren daar ook over volgens Freud en dat is hun eigenlijk oneer aandoen. Freud benoemt het als infantiel seksuele theorieën met drie thema’s (verschil

- Freud stelt zich op een bepaald ogenblik de vraag hoe een ID tot stand komt (neurologisch, biologische vorming): hij zal het primitieve ik vergelijken met een ééncellig organisme

- Een ééncellig organisme verwerft inhoud (ID) door letterlijke delen uit de buitenwereld te incorporeren, ervan te proeven en te evalueren: wat als lustvol ervaren wordt, blijft binnen & wat een onlustvolle ervaring oplevert wordt terug naar buiten gestuurd.

Op die manier verwerft een organisme inhoud. De inhouden zijn positief want alleen datgene wat positief is wordt binnengehouden. Op die manier krijgen we steeds meer inhoud. Bv. Wanneer we kijken naar een baby zien we dat een baby de wereld gaat verkennen aan de hand van de mond (het orale). Het eerste ‘buiten’, namelijk de moedermelk, wordt binnen gebracht. Het wordt nog mooier als we zien dat ouders met kleine kinderen een soort baby-talk (= gebrabbel van de ouder) ontwikkelen. Wereldwijd zien we dat kinderen gaan redeneren in termen van incorporatie (= naar binnen brengen: “njam njam”) en in termen van expulsie (= naar buiten brengen: “kaka en pipi”).

- Het onlustvolle wordt zo snel mogelijk terug uitgespuwd: het Ik-vreemde en de buitenwereld zijn synoniemen. Het lustvolle wordt blijvend geïncorporeerd: Ik en lust vallen samen.

- De Ander vormt zowel de aanduiding voor de concrete Ander als voor het geheel van de talige uitspraken die deze Ander produceert naar het kind toe.

Operationeel begrip omdat het de werkzaamheid aanduidt via de betekenaar.

De Ander = S1. De garant die borg staat zowel voor de eerste bewerking van de innerlijke aandrift als voor de eerste identiteitslaag.

- Als gevolg van de koppeling aan betekenaars ontstaan er andere mechanismen:

Incorporatie van het lustvolle ‘buiten’: indentificatie met betekenaars van de Ander

Expulsie van het onlustvolle ‘buiten’: verdringing van wat onlust oplevert

Wat is de meerwaarde van de vergelijking van Freud? Omdat er uit dat oud stuk theorie een heel belangrijke conclusie te formuleren valt: er zit een heel belangrijke waarheid in. Het buiten is het slechte van binnen dat naar buiten gestuurd wordt maar wat het echte buiten is weten we niet. Het binnen en het buiten lopen volledig door elkaar. Binnen en buiten ontstaan tezelfdertijd, in eenzelfde proces van wederzijdse spiegeling Sprong naar de psychologie: Wat doen wij heel vaak als we een interne conflictsituatie meemaken? We leggen het bij de Ander. Datgene wat we vanbinnen niet kunnen beheersen, leggen we

8

Page 9:  · Web viewKinderen fantaseren daar ook over volgens Freud en dat is hun eigenlijk oneer aandoen. Freud benoemt het als infantiel seksuele theorieën met drie thema’s (verschil

bij onze partner. Je ziet daar dat de notie van aparte entiteiten eigenlijk een illusie is. Het is altijd in een bepaalde verhouding die natuurlijk altijd vertrekt bij een individu zelf.

Wanneer we dieper ingaan op de verhouding tussen het organisme en de buitenwereld, verschijnt er een onverwachte complexiteit.

a. Een eerste overdenking : het aanvankelijke ‘Ur-Ich’ of ‘l’être’ is niets anders dan een lege zak, een omhulsel, dat pas inhoud verwerft op het ogenblik dat het zaken van buiten naar binnen brengt.

Impliceert een belangrijke aanname rond ontologie (= het wezen van de mens), meer bepaald dat er géén a-priorische subjectiviteit bestaat vanaf de geboorte. Het vertrekpunt zijn somatische ervaringen van lust en onlust in combinatie met bepaalde erfelijk vastliggende en cognitieve functioneringsmogelijkheden.

b. Een tweede overdenking : de buitenwereld bestaat slechts vanaf het ogenblik dat deze in het ‘binnen’ opgenomen én beoordeeld is in termen van lust/onlust.

Impliceert dat ‘de werkelijkheid’ geen extern gegeven is, maar ideosyncratisch opgebouwd wordt binnen en door de primaire verhouding. Dit is wat Freud de ‘psychische realiteit’ genoemd heeft en deze zal aanvankelijk het overgewicht hebben op de objectieve realiteit.

2. Lacan

- Lacan heeft het over het ‘être’ of het ‘organisme’

- Lacan bespreekt het spiegelstadium als vertrekpunt van de subjectwording.

- Enkelvoudige spiegelopstelling uit de optica (=studie van het licht en de weerkaatsing) als metaforische voorstelling om aan te tonen hoe een ID tot stand komt.

Via een ingenieuze constructie met een holle spiegel, een bos bloemen en een daaronder geplaatste omgekeerde vaas, wordt het beeld van de vaas rond de bloemen weerspiegeld. Het kind krijgt een beeld van de eigen aandriften in het lichaam via de holle spiegel. De spiegel zorgt er via de reflectie voor dat de aandriften omkleed worden door het lichaam. De moeder is degene die de spiegel voorhoudt waarmee het kind zich dient te identificeren.

Bloemen = partiële aandriften Vaas = omhulsel, het eigen lichaam als geheel, waarbinnen ze functioneren

Een dergelijk beeld is nooit neutraal. Het bevat meteen een eerste regulatie van de aandriften door de specifieke manier waarop de moeder de spiegeling doorvoert.

9

Page 10:  · Web viewKinderen fantaseren daar ook over volgens Freud en dat is hun eigenlijk oneer aandoen. Freud benoemt het als infantiel seksuele theorieën met drie thema’s (verschil

- De grondlaag van de psychische ID: een door de Ander voorgehouden imago wordt naar binnen gebracht en legt de basis van het ego.

- Lacan gaat er dus van uit dat een baby een organisme is dat nog geen identiteitsbesef heeft, maar wel allerlei verschillende arousals ervaart in het lichaam dat deel uitmaakt van de omgeving. De baby heeft nog geen lichaamsbesef zoals wij het hebben. Dat lichaamsbesef komt vanuit de spiegel die voorgehouden wordt via de moeder waaruit de baby moet kijken.

Ons lichaamsbeeld wordt voortdurend bepaald door de mode, ingehuld door datgene wat de Ander ons voorhoudt. Je hebt dat proces nodig want anders kan je de verschillende arousals niet vatten in het totaal en het totaal wordt aangereikt door de buitenwereld.

Waarom een enkelvoudige spiegelopstelling van Lacan? Omdat het gaat om één spiegelopstelling. Het idee van Lacan is: lichaamsbeeld als voorloper van de identiteit. Er is eigenlijk geen tekort en er kan ook geen verschil gemaakt worden tussen Ik en de Ander, en dat is natuurlijk wel nodig. We nemen een aantal zaken over van een andere ID maar een aantal zaken nemen we niet over. We zijn voor een stuk gelijkend en voor een stuk verschillend.

- Gelijk zijn en verschillend zijn: Lacan verklaart alleen het gelijk-zijn. Als er maar twee termen zijn kan je niet anders dan uit elkaar vallen en samen te vallen. Geen enkel van de twee is interessant. Lacan’s enkelvoudige spiegeltheorie werkt dus niet want slechts twee termen.

Hoe maken we nu het verschil? Bijvoorbeeld het onderscheid maken tussen links en rechts voor ons in vergelijking met links en rechts voor de prof die vooraan staat in het auditorium. Je hebt een derde punt nodig om het onderscheid te maken. Verschil berust op drie termen.

We moeten van een duale verhouding naar een triangulaire verhouding en het is pas in die verhouding dat we een stukje autonomie kunnen verwerven: separatieproces! Van pre-oidipaal (twee termen) naar oidipale structuur (drie termen). Dat betekend ook dat er sprake is van de mogelijkheid om afstand te nemen en de mogelijkheid tot reflectie. Reflectie is het kunnen nadenken over onszelf en dat kan pas vanaf het ogenblik dat er drie termen zijn (tussen de leeftijd van 3j-5j).

Ontwikkelingspsychologische invulling: De allereerste identiteit die tot stand komt is rond de leeftijd van 2 jaar en komt van buitenaf. Het is de leeftijd waarbij het psychisme-in-ontwikkeling zichzelf zal benomen in de derde persoon, net zoals de ander dat doet. Later ontstaat het spreken in ik-termen en de negatie. Tijdens die periode zie je de drang naar autonomie opduiken, maar het is nog vrij primitief omdat het zich aan het losmaken is uit het duale maar nog niet helemaal kan. In de ontwikkelingspsychologie spreekt men over de trotsperiode of koppigheidsfase. Bv. Peuter probeert zelf het eten naar zijn/haar mondje te brengen en weert daarbij alle hulp van de ander af. Een dergelijke positionering kan slechts na en dankzij de installatie van een voldoende veiligheidsgevoel. Dit betekend dat de

10

Page 11:  · Web viewKinderen fantaseren daar ook over volgens Freud en dat is hun eigenlijk oneer aandoen. Freud benoemt het als infantiel seksuele theorieën met drie thema’s (verschil

oorspronkelijke angst voor separatie eest opgeheven moet zijn, opdat het tegenovergestelde zichtbaar zou kunnen worden: het verlangen naar separatie en autonomie.

Dit zien we in het ruime cognitieve functioneren waarbinnen we een tegenstelling, onderscheid vinden tussen twee modi/wijzen van psychisch functioneren:

1. Equivalentie modus = de gedachte is gelijk aan de realiteit. Het kind neemt zijn gedachten voor werkelijkheid aan. Het kind kan zich dus niet inleven in de ander.

2. Pretend modus = het spelen is alleen maar spel en geen werkelijkheid. De pretend modus is het tegenovergestelde van de equivalentie modus.

Wat ontbreekt op die leeftijd is de integratie van de twee namelijk de reflectieve modus (= het kunnen nadenken over het nadenken). Vanaf de leeftijd van 4 jaar krijgen we een stevigere ID vorming en hier zien we het eerste autobiografische geheugen. We zien daar dat de reflectieve modus mogelijk wordt.

Oedipale structuur: naam-van-de-vader, verschil en intentionaliteit

Overgang van het duale naar het triangulaire waarbinnen er vier kapitale overgangen zijn: overgang van de verhouding tussen een infans (= kind dat nog niet spreekt) tegenover de eerste ander en tweede ander, overgang van (a) naar a/-phi , overgang van een infans naar een jongen of meisje en de overgang van een allesomvattende angst naar een signaalangst (= particuliere angst).

1. Overgang van de verhouding tussen een infans tegenover de eerste ander en tweede ander. Gedurende de eerste levensmaanden binnen de duale verhouding zal de infans zich verhouden tegenover een massieve ander (binnen de klassieke gezinssituatie tov de moeder) en dit betekent vooral dat een infans van die leeftijd niet in staat is om een differentiatie te maken tussen de verschillende anderen. Correctie op Freud. Het is een duale verhouding. Kinderen zijn pas in staat om dit te doen rond de leeftijd van 8maanden.

De eerste verhouding tussen het kind en de massieve ander installeert zich op basis van het tekort, om het tekort in te vullen en reguleren. Op grond daarvan onstaat de conditionering. De invulling van het tekort, hoe goed dat ook moge verlopen, verloopt nooit perfect want het tekort ontstaat altijd opnieuw. Op de kop toe is het ook geen goed idee om het tekort altijd te willen invullen!

We hebben uit de kinderpsychoanalyse een bepaalde term die luidt als “The good enough mother”. Het merendeel van de mensen die die term horen denken dat het de moeder is die zo goed mogelijk haar best doet om toch maar op het appel van haar kind in te gaan maar dit is een compleet foute invulling van het begrip. Het begrip komt van de pediater Willy Cott waarbij hij aanduidt dat de belangrijkste

11

Page 12:  · Web viewKinderen fantaseren daar ook over volgens Freud en dat is hun eigenlijk oneer aandoen. Freud benoemt het als infantiel seksuele theorieën met drie thema’s (verschil

functie van de moeder is om haar kind te leren omgaan met het tekort én niet het invullen van het tekort. Hij voegt er nog aan toe dat het belangrijkste tekort waar de moeder haar kind mee moet leren omgaan, het tekort is waneer zij er niet is. Bv. Leren omgaan met de afwezigheid van mama bij het slapen gaan.

Wanneer we terugkeren naar de overgang zien we dat het kind dus moet ervaren dat het tekort niet altijd ingevuld wordt. Maar ondertussen kan het kind het onderscheid maken tussen verschillende mensen, namelijk tussen een eerste ander en tweede ander (moeder en vader). Als dat kind geen invulling krijgt voor zijn tekort gaat het naar de ander. Als het kind het niet van mama krijgt gaat het kind naar de papa. Hierdoor ontstaat er een drieband waarbij het kind probeert om het tekort te verschuiven. Er is hier iets fundamenteels bezig, namelijk het triangulaire dat zich gaat installeren. Het kind kan op dat moment ook het verschil zien tussen de blik van de moeder, blik van de vader en de eigen blik. Ze kunnen zichzelf zien door de blik van de vader, ze kunnen de moeder zien in de blik van de vader en de vader zien in de blik van de moeder (= triangularisatie). Datgene wat ze graag zouden hebben, het tekort invullen, komt er nooit definitief. Datgene wat het definitieve antwoord zou geven (= symbolische fallus) is datgene wat er nooit is.

2. Overgang van (a) naar a/-phi. Ook deze overgang grijpt plaats rond de leeftijd van 3-4jaar. We vertrekken van bij een niet-gedifferentieerde arousal (= lust, onlust). Vanaf de leeftijd van 3jaar zal de arousal plots een heel speicifieke kleur beginnen krijgen omdat het binnegevoerd wordt binnen de seksuele verhouding, binnen de verhouding van man/vrouw en binnen de verhouding van jongen/meisje. Kinderen hebben dit heel snel door! Iemand van een bepaald geslacht zoekt een antwoord bij iemand van het ander geslacht: er is een verlangen bezig en de één moet iets hebben dat de ander verlangt (= het veronderstelde antwoord van iemands verlangen). Dat hét is er niet en hét is bovendien nauelijks definieerbaar. Het enige wat we kunnen zeggen is dat het een antwoord biedt op ons verlangen en dat het betrekking heeft op de gender. Daar krijgen we de overgang van de (a) op (a)/-phi (= seksualisering van het tekort).

Phi = symbool voor het geslachtsonderscheid is de fallus. De symbolische fallus is een betekenaar. En er is geen enkele betekenaar die een vaste betekenis heeft: verschuift voortdurend.

- Phi = het ontbreekt altijd, er is geen enkele invulling die definitief zal zijn.

3. Overgang van een infans naar een jongen of meisje. Heel opvallend bij jonge kinderen is dat het geslacht er niet toe doet en we zien dit ook op wetenschappelijk vlak waarbij men spreekt over “infants”. Kinderen van de leeftijd van 5 jaar zijn enorm bezig met het onderscheid tussen jongens en meisjes en wat daarin vooral centraal staat is het willen weten. Het willen weten wat het verschil is tussen een jongen en een meisje, wat er werkt, wat het andere is,… en het niet begrijpen daarvan. Kinderen fantaseren daar ook over volgens Freud en dat is hun eigenlijk

12

Page 13:  · Web viewKinderen fantaseren daar ook over volgens Freud en dat is hun eigenlijk oneer aandoen. Freud benoemt het als infantiel seksuele theorieën met drie thema’s (verschil

oneer aandoen. Freud benoemt het als infantiel seksuele theorieën met drie thema’s (verschil tussen jongens en meisjes, vraag naar verwarring tussen ouders en vraag naar waar ik vandaan kom). Aan de hand van de voorlaatste en laatste thema’s (verwarring tussen ouders en de vraag waar ik vandaan kom) kunnen we zien dat er sprake is van een generationele ID. Kinderen staan binnen een bepaalde generationele lijn en zien zichzelf binnen een bepaalde generationele lijn. Bv. mijn mama heeft ook een mama en dat is dan mijn oma. In beide gevallen kunnen we weer zien dat dit alleen maar kan in de verhouding tegenover een ander. Je kan geen genderindentiteit opnemen zonder dat daar iets tegenover staat want het is een relatie die je leert ontwikkelen.

4. Overgang van een allesomvattende angst naar een signaalangst (particuliere angst). De beginperiode is eigenlijk het paradijs omdat in normale omstandiheden het zo is dat als een infans tekenen van onrust vertoond, dat iemand anders dat vrij snel komt oplossen. De ander komt dat zomaar oplossen en in die vroege periode spreken we ook over een onvoorwaardelijke liefde: de ouders stellen geen voorwaarde aan de infans opdat ze komen om de onrust op te hefffen. Vanaf de overgang (geleidelijk aan) naar het triangulaire gaat dit paradijs veranderen en wordt de onvoorwaardelijke liefde een voorwaardelijke liefde en dat zal ook zo blijven. De ouder wil het kind wel helpen om iets op te lossen op voorwaarde dat het kind zich gedraagd en op voorwaarde dat het kind doet wat de ouder vraagt.

Het wordt meer en meer conditioneel, zal zich geleidelijk aan beginnen uitbreiden en het is dan ook zo dat het kind vanaf die leeftijd zijn eigen wil naar voor zal schuiven en de wil van de ouder niet meer zal willen volgen. De grote ander zal maar oplossingen aanbieden op voorwaarde dat het kind beantwoord aan de verwachtingen van de gorte ander. We krijgen daarodoor een particularisering, verbijzondering, vernauwing van de oorspronkelijke massieve angt (separatieangst die alles of niets is). Nu wordt het de angst om niet te voldoen aan bepaalde verwachtingen (bv. slecht rapport) en dit is de opvolger van de separatie angst. Het gaat om de angst om niet meer te voldoen aan het verlangen van de ander. Als het kind voldoet aan het verlangen van de moeder/vader dan zullen zij ook voldoen aan het verlangen van het kind. Enorm verschil met de beginperiode. Bij Freud werd de angst benoemd als castratieangst. Metaforisch kunnen we dat formuleren als: de angst die het kind nu heeft is de angst om niet te beantwoorden aan de (a)/-phi, datgene wat nooit volledig gedefinieerd kan worden want die ouders kunnen ook niet perfect definiëren wat ze verlangen van hun kind. Het steeds verschuivende karakter ervan kan worden aangetoond aan de hand van de symbolische castratieangst.

We krijgen hier een dialectiek die in normale omstandigheiden (neurose) levenslang zal blijven bestaan tussen mensen die iets betekenen voor elkaar.

Wat betekent het als je iets betekend voor iemand? Dat de twee personen op een bepaalde manier een antwoord kunnen bieden op het tekort dat ze ervaren. Dat verlangen, tekort wordt vanaf de leeftijd van 3-4jaar verwoord. Het komt in de taal en in de symbolische orde in het spreken terecht & we gaan ons voortdurend proberen te identificeren met het

13

Page 14:  · Web viewKinderen fantaseren daar ook over volgens Freud en dat is hun eigenlijk oneer aandoen. Freud benoemt het als infantiel seksuele theorieën met drie thema’s (verschil

verlangen van de ander om het tekort in te vulen. Pas dan zit de verhouding goed maar het lukt nooit helemaal en blijft voortdurend verschuiven via de taal. De verhouding tussen twee mensen kunnen we ook abstracter beschrijven zoals tussen het subject en de spiegel.

Wat gaandeweg duidelijk geworden is, is het belang van de taal! Bijvoorbeeld de metafoor van Freud met het ééncellig organisme. Als we dit toepassen op het kind spreekt hij in eerste instantie over de verhouding tussen moeder en kind waarbij de moeder de moedermelk naar binnenbrengt. Maar als we ID ontwikkeling bekijken gaat het niet om de melk maar wel om de taal die naar binnengebracht wordt.

Taal en identiteit

Onze identiteit is een talige identiteit van het begin tot het einde. Hoe meer woorden je kent, hoe complexer en sterker u ID is.

We staan even stil bij de functie van de taal.

1. De eerste functie van taal is bemeestering, greep krijgen erop.

Bijvoorbeeld: je voelt iets in u lichaam van symptomen en die symptomen kunnen we benoemen als een keelontsteking. Het feit dat we dat kunnen benoemen geeft een gevoel van bemeestering.

Bijvoorbeeld: stel nu dat je dingen voelt en het niet kunt benoemen dan stap je naar de dokter. Maar de dokter weet ook niet wat het is en op dat ogenblik word je heel ongerust omdat je er geen woord voor hebt en dan wordt iets onmiddellijk een bedreiging. Stel dat je een aantal weken later wel een diagnose krijgt, dan krijg je een enorm gevoel van opluchting zelfs indien het een negatieve diagnose is.

Kinderen ontwikkelen woorden en indien ze zaken kunnen benoemen geeft dat een gevoel van opluchting omdat ze er op die manier grip op krijgen. Bemeestering bij ons op de identiteitsontwikkeling, voor de affectregulering.

Bijvoorbeeld: een baby lijdt onder de affect arousal (woede buien) en de ouders proberen dat te benoemen, erkennen en naar beneden te spiegelen. Kinderen nemen dat over en kunnen dat zo ook toepassen.

2. Tweede functie van de taal is identiteit.

We zijn organismen die bestaan op grond van een verhaal voor elkaar: onze identiteit is volledig talig.

3. De derde functie van taal is communicatie.

Bij de communicatie is het voornamelijk de verhouding die van belang is. De verhouding tussen boodschapper en ontvanger bepaald of er iets gehooord wordt of niet.

14

Page 15:  · Web viewKinderen fantaseren daar ook over volgens Freud en dat is hun eigenlijk oneer aandoen. Freud benoemt het als infantiel seksuele theorieën met drie thema’s (verschil

De kwaliteit van de boodschap doet er natuurlijk ook wat aan maar het is vooral de verhouding die er toe doet.

4. De vierde functie van de taal is de bewustwording.

Baby’s denken maar hebben geen woorden en is er dus ook geen bewustwording. Kennen, taal en bewustwording zijn synoniemen van elkaar. Op het ogenblik dat er woorden zijn, is er bewustwording. Dat betekent dat we dit ook kunnen omkeren.

Kennis – taal – bewust &Ontbreken van kennis - ontbreken van taal – onbewust

Door de introductie van de taal ontstaat de splitsing tussen bewustzijn en onbewustzijn.

Betekent dit dat baby’s 0,0 bewustzijn hebben? Neen, er is wel degelijk een bewustzijn aanwezig bij baby’s maar het is een ander bewusstzijn dan het onze. Het is als het ware een ‘awareness’. Als we die opdeling kunnen maken tussen bewust – onbewust, talig – niet talig, ik (bewuste) – niet ik (onbewuste) betekent dit dat er elementen kunnen verschuiven van het ene naar het andere en van het andere naar het ene. Dit kan gebruikt worden als een verdedigingsmechanisme waardoor we bepaalde inhouden niet meer bewust kennen. Bijvoorbeeld post-traumatische stressstoornissen: heel veel belangrijke stukken van het trauma zijn niet meer bewust aanwezig omdat we ze verwijderd hebben uit defensieve overwegingen.

15