€¦ · Web viewHet gaat erom dat de leerlingen het lesdoel beheersen en niet om het afronden...
Click here to load reader
Transcript of €¦ · Web viewHet gaat erom dat de leerlingen het lesdoel beheersen en niet om het afronden...
EXPLICIETE DIRECTE INSTRUCTIE
Kenmerken van een goede instructie:- Effectief- Efficiënt
Onderdelen EDI-les zie blz. 22 boek.
Hoofdstuk 3 Het controleren van begrip
Bij het controleren van begrip (cvb-vragen) monitort de leerkracht voortdurend of de leerlingen begrijpen wat zojuist is uitgelegd. Niet na de les of tijdens de toets, maar nog tijdens de les.
Een goede cvb-vraag voldoet aan de volgende drie kenmerken:1. De vraag wordt aan de hele klas gesteld2. Er wordt even gewacht, voordat een leerling de beurt krijgt. Hierdoor worden
alle leerlingen aangezet tot nadenken.3. Er wordt willekeurig een beurt gegeven.
Stappen voor het controleren van begrip (stapstenen):1 Eerst instructie geven: altijd eerst uitleggen, voordoen of hardop denken
2 Dan pas vragen stellen: stel specifieke vragen die betrekking hebben op de inhoud van wat je hebt onderwezen
3 Denktijd bieden: vraag stellen, 3-5 sec. wachten, naam noemen/ schoudermaatjes
4 Willekeurig beurten geven: tenminste drie leerlingen
5 Luisteren: goed en aandachtig luisteren naar de oplossingsstrategieën
6 Feedback geven: afstemmen op antwoord van de leerling →herhalen, aanvullen of uitleggen
Selecteer willekeurig enkele leerlingen die het antwoord mogen geven op de cvb-vragen dmv het beurtenbakje en of wisbordjes
Hoofdstuk 4 Lesdoel
Algemene leerdoelen → beschrijven de leerstof van een leerjaar of een bepaalde periode
Lesdoel → beschrijft concreet en controleerbaar wat de leerlingen aan het eind van een specifieke les kennen of kunnen
Algemene leerdoelen omzetten naar specifieke lesdoelen
Goed geformuleerde lesdoelen: - inspirerend- doelgericht- begeleide oefening afgestemd op lesdoel- voor verwerking lesstof is lesdoel al gehaald- concreet- controleerbaar
(SMARTI: specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch, tijdgebonden, inspirerend)
Doel van oefening en herhaling: duurzaam eigen maken
LesdoelEen lesdoel bestaat uit een concept (hoofdgedachte), vaardigheid (techniek) en een context (situatie waarin het moet worden toegepast).
Algemene doelen beschrijven de leerstof van een leerjaar of een bepaalde periode.Het lesdoel beschrijft concreet en controleerbaar wat de leerlingen aan het eind van een specifieke les kennen of kunnen.
Het concept van een lesdoel is meestal een zelfstandig naamwoord.De vaardigheid bestaat vaak uit een aantal stappen of technieken, het zijn de gereedschappen die nodig zijn om de vaardigheid goed uit te voeren.
De vaardigheid in een lesdoel is te vinden door naar de werkwoorden te kijken.Lesdoelen bevatten altijd concrete, meetbare vaardigheden, zoals oplossen, herkennen, schrijven, berekenen, beschrijven enz.
ContextSommige lesdoelen beschrijven ook een context waarin het concept en de vaardigheid worden aangeboden.
Een lesdoel beschrijft altijd iets wat leerlingen voorafgaand aan de les nog niet kunnen en waartoe ze na de instructie en begeleide inoefening wel in staat zijn.Leerstof van eenzelfde onderwerp wordt steeds op een hoger niveau geoefend: herkennen, benoemen, toepassen
Kijk naar het lesdoel volgens een aantal vaste stappen:1. zorg dat de les één concreet en controleerbaar lesdoel heeft2. bepaal het concept, de vaardigheid en de context3. ontwerp een passende en effectieve instructie4. zorg voor afstemming met de zelfstandige verwerking
RisicoleerlingenGeen lagere doelen voor risicoleerlingen. Wel extra tijd realiseren voor instructie en begeleide inoefening in de vorm van verlengde instructie.
Lesdoelen delen met leerlingenLeerlingen moeten kunnen beschrijven wat ze gaan leren → leerlingen moeten zich bewust worden van het feit dat ze leren.
Door het lesdoel te delen met leerlingen worden zij actief betrokken bij wat ze gaan leren. Dit gebeurt in drie stappen:1. presenteer het lesdoel aan de leerlingen2. laat de leerlingen kort praten over het lesdoel3. gebruik de stapstenen om te controleren of de leerlingen het lesdoel goed kunnen beschrijven
Leerlingen actief betrekken- Veel ruimte voor interactie: leerkracht-leerling, leerling-leerkracht, leerling-
leerling- Gebruik maken van stapstenen- Controle van begrip vragen- Wisbordjes- Visuele ondersteuning- Expliciet aandacht besteden aan moeilijke woorden en de uitspraak- Klassikaal hardop lezen- Lesdoel beter onthouden door het aan elkaar te vertellen: schoudermaatje- Gebaren- Aantekeningen maken/tekstpassages arceren of onderstrepen
Hoofdstuk 5 Activeren van voorkennis (AVV)
Voorkennis: niet ophalen, maar activerenVoorkennis koppelen aan het lesdoel→ kies voor het concept of de vaardigheid.
Voorkennis uit het lange termijngeheugen verplaatsen naar het werkgeheugen:- Eigen ervaringen activeren → persoonlijke kennis en ervaringen die verband
houden met het lesdoel- Oud leerdoel opfrissen → een korte uitleg van een doel dat al eerder is
onderwezen en dat nodig is voor het goed kunnen begrijpen van het nieuwe lesdoel
Activeren van voorkennis in drie stappen- Kiezen welke voorkennis je activeert- Denken en delen → actief betrekken door persoonlijke voorkennis te laten
beschrijven en te verwoorden (wisbordjes/schoudermaatjes)- Verbinden met de nieuwe leerstof
Hoofdstuk 6 Instructie: de vorm
Drie manieren van instructie geven:- Uitleggen- Voordoen- Hardop denken
De leerstof bepaalt welke instructievorm je kiest.
UitleggenEen leerkracht legt de leerstof uit door de leerlingen een aanpakstrategie aan te leren (procedurele leerstof) of kennis over te dragen (feitelijke leerstof)
Leerlingen worden tijdens de uitleg o.a. geactiveerd door aantekeningen te maken→ fysieke handeling van het schrijven zorgt ervoor dat de uitleg beter wordt onthouden.
VoordoenBij het aanbieden van nieuwe leerstof gebruik maken van concrete voorwerpen en materialen en daarna de leerstof abstracter maken.Handelingen fysiek voordoen→ de leerstof wordt gevisualiseerd en er wordt een verbinding gemaakt met de werkelijkheid.
Hardop denken‘modelen’ = hardop denken in de eerste persoon (ik-vorm) zodat de leerlingen een kijkje nemen in jouw hoofd door het denkproces hardop te verwoorden.
Kenmerken van hardop denken- Expliciet benoemen dat je hardop gaat denken- Vast gebaar en vaste plek- In de eerste persoon (ik-vorm)- Jezelf vragen stellen en deze vervolgens zelf beantwoorden
Hoofdstuk 7 Instructie: de inhoud
Twee soorten leerstof: procedures en feitenDe lesdoelen bij de leerstof bestaan uit een concept en een vaardigheid
Procedurele leerstof = voor beheersing van het lesdoel moeten leerlingen vaste stappen uitvoeren om tot een oplossing te komen
De leerlingen leren aanpak strategieën : regels, vaste stappen en procedures.Het metacognitief denken van de leerling wordt ontwikkeld.
Feitelijke leerstof = voor het beheersen van het lesdoel moeten de leerlingen feiten en informatie onthouden
Feitelijke leerstof heeft betrekking op onthouden en begrijpen. Het is kennis en informatie die nodig is om betekenis te geven aan wat ze leren en de wereld om zich heen
Concept (hoofdgedachte) en vaardigheid (techniek) vormen samen het lesdoel
ConceptHet concept in een lesdoel is meestal een zelfstandig naamwoord. Dit concept wordt uitgebreid en expliciet behandeld.
Belangrijk uitgangspunt van EDI is het geleidelijk overdragen van verantwoordelijkheid.
- De leerkracht doet het eerst voor (instructie)- Daarna samen met de leerlingen (begeleiden inoefening)- De leerlingen doen het zelf (zelfstandige verwerking)
Strategieën bij het onderwijzen van het concept:- Stel het concept vast in het lesdoel- Zorg voor een geschreven definitie van het concept- Geef voorbeelden die het concept verduidelijken- Geef instructie over het concept: uitleggen, voordoen, hardop denken- Laat de leerlingen interacteren met het concept: aantekeningen maken,
overleggen, hardop meelezen, in eigen woorden opschrijven enz.- Stel cvb vragen over het concept (controle van begrip) : tijdens onderwijzen
concept cvb vragen aanvullen met htv-aanpak → herhalen, toepassen en verwoorden
VaardigheidDe vaardigheid in een lesdoel is meestal het werkwoord. De vaardigheid bepaalt op welke manier de leerling aan de slag gaat met het concept: berekenen, schrijven, herkennen, benoemen, toepassen, lezen enz.
Strategieën bij het onderwijzen van de vaardigheid bij procedurele leerstof:- Stel de vaardigheid vast in het lesdoel: dit is meestal het werkwoord- Zorg voor een heldere verdeling in stappen- Doe hardop denkend voor hoe je de stappen toepast- Stel cvb-vragen over de vaardigheid- Maak voortdurend de verbinding met het concept
Bij het controleren van begrip tijdens het onderwijzen van de vaardigheid worden drie speciale cvb-vragen gesteld: wat, waarom en hoe
Strategieën bij het onderwijzen van de vaardigheid bij feitelijke leerstof- Deel het concept van het lesdoel op in details- Kies een vorm om de details te ordenen: schema, diagram, woordweb,
mindmap, alfabet poster, boomdiagram, cyclus, vendiagram, tijdlijn enz. (dit zijn visuele schema’s)
- Geef instructie: voordoen en hardop denken, laat de leerlingen aantekeningen zetten in een visueel schema
- Gebruik geheugensteuntjes en ezelsbruggetjes- Stel cvb-vragen over de details
Onderwijzen van het belang van het lesdoelStrategieën bij het onderwijzen van het belang van het lesdoel:
- Kies een moment in de les- Geef verschillende redenen: persoonlijke redenen, van belang voor het echte
leven, van belang voor het leren op school- Vraag de leerlingen naar aanvullende redenen- Stel cvb-vragen over het belang van de les
Hoofdstuk 8 begeleide inoefening
Het overdragen van de verantwoordelijkheidEen goed gegeven EDI les zorgt ervoor dat de leerlingen de leerstof beter en sneller eigen maken.
Een goede EDI les maak je door:- Een helder lesdoel dat aansluit op de opdrachten van de zelfstandige
verwerking- Activeren van de voorkennis en koppelt de nieuwe leerstof hieraan- Nieuwe leerstof wordt expliciet uitgelegd, voorgedaan of gemodeld- Het concept en de vaardigheid wordt expliciet onderwezen- Over het belang van het lesdoel wordt instructie gegeven- Instructie wordt afgewisseld met het controleren van begrip door vragen te
stellen- Begeleide inoefening → samen (leerkracht en leerlingen) stap voor stap de
leerstof/vaardigheden oefenen- Zelfstandig werken
Verantwoordelijkheid overdragenVerantwoordelijk overdragen in drie delen:
- Doe elke stap voor en laat de leerlingen deze herhalen- Doe één stap voor en laat de leerlingen de volgende stap zelf uitvoeren- Laat de leerlingen met een voorbeeldopdracht
alle stappen zelf uitvoeren, maar controleer na ieder stap de wisbordjes- Leerlingen maken samen met schoudermaatje de opdracht
Behandel veel verschillende voorbeeldenBehandel varianten en uitzonderingen
Hoofdstuk 9 Lesafsluiting
De lesafsluiting vindt plaats voor de fase van zelfstandige verwerking.
Je geeft instructie totdat je constateert dat ten minste 80 procent van de leerlingen het lesdoel beheerst. De ander 20 procent krijgt een verlengde instructie op het moment dat de rest van de klas zelfstandig werkt.
Controleer of de leerlingen in staat zijn om zelfstandig de verwerking te maken door →de leerlingen vragen te laten beantwoorden die samenhangen met het lesdoel:1 kunnen de leerlingen het concept goed uitleggen en verwoorden2 kunnen de leerlingen de vaardigheid correct uitvoeren3 kunnen de leerlingen vertellen wat het belang van het lesdoel is
→of laat de leerlingen problemen oplossen
Succes realiseren bij de lesafsluitingLesvoorbereiding, lesgeven en lesafsluiting dragen bij aan succes bij de lesafsluiting.
Drie zaken zijn van belang:- het lesplan- het vaststellen van moeilijke gedeelten van de les- het zorgen voor focus
Het lesplan: zorg dat het lesdoel en de zelfstandige verwerking goed op elkaar zijn afgestemd en dat de instructie en begeleide inoefening gericht zijn op het behalen van het lesdoel. Je formuleert kort en bondig de betekenis van het concept en bedenkt een aantal heldere stappen voor het onderwijzen van de vaardigheid.
Door het vaststellen van moeilijke gedeelten van de les kan je eventuele problemen voor zijn.
Focus: door het formuleren van een concreet en controleerbaar lesdoel breng je focus aan in je les. Hierdoor wordt het eenvoudiger om het lesdoel ook daadwerkelijk te behalen.
Werken aan succes: het lesgevenPas de les aan, aan de onderwijsbehoefte van de leerling. Het gaat erom dat de leerlingen het lesdoel beheersen en niet om het afronden van de les binnen de gestelde tijd.
Werken aan succes: de lesafsluiting
Het doel van de lesafsluiting is om te bepalen of de leerlingen voldoende in staat zijn om zelfstandig aan de slag te gaan met de leerstof. Laat de leerlingen dus niet zelfstandig werken voordat ze er klaar voor zijn.PASSEND ONDERWIJS GAAT NIET OM HET VERLAGEN VAN DE DOELEN OF HET LANGZAMER DOORLOPEN VAN DE LEERSTOF VOOR SOMMIGE LEERLINGEN. HET GAAT OM HET INTENSIVEREN VAN DE INSTRUCTIE, ZODAT ALLE LEERLINGEN DE DOELEN HALEN EN SUCCESERVARINGEN OPDOEN
Alle leerlingen behalen het lesdoelLeerlingen die de leerstof tijdens de lesafsluiting onvoldoende beheersen volgen de verlengde instructie. De verlengde instructie sluit aan bij de instructie en begeleide inoefening met de hele groep.Door aan te sluiten bij de basisinstructie voorkom je verwarring.
ReceptSchrijf het lesdoel met een duidelijke beschrijving van het concept en de stappen die nodig zijn om de vaardigheid goed uit te voeren op een briefje → “recept”De leerling neemt het recept mee naar huis en oefent met de ouders of de leerling oefent extra op school met een sterke leerling.
Hoofdstuk 10 Zelfstandige verwerking
Doel zelfstandige verwerking
Doel zelfstandige verwerking:- door het bieden van tijd en herhaling maken de leerlingen zich de leerstof
eigen- leerstof onthouden- leerlingen voelen zich competent
Herhaling draagt bij aan de transfer van de onderwezen concepten en vaardigheden van het werkgeheugen naar het lange termijn geheugenKilometers maken → opnemen leerstof in lagen termijn geheugenSucceservaring opdoen
Zelfstandig verwerken = het maken van opdrachten zonder de hulp van de leerkrachtLeerlingen oefenen zelfstandig met het concept en de vaardigheid die de leerkracht hun heeft onderwezen.
Hoofdstuk 11 Een volledige EDI-les
Regels en proceduresVoorwaarden effectieve les:
- heldere regels- goed ingeslepen procedures
Vijf basisregels: (zie blz. 108):- wisbordjes → hoek van de tafel met stift en doekje, onder kin bij het
omhooghouden- hele zinnen → leerlingen antwoorden in hele zinnen, leerlingen geven de
oplossingsstrategie- schoudermaatjes → vaste volgorde, leerling A vertelt aan leerling B waarna dit
wordt omgedraaid. Leerkracht geeft wisselsignaal aan.- Kijken → standaardsignaalwoord van de leerkracht, leerlingen antwoorden- Lezen → samen hardop, leerlingen wijzen bij
Methodeles aanpassen naar EDI-les- Kijk eerst naar de opdrachten van de zelfstandige verwerking in de
leerlingenboeken → alles moet erop gericht zijn dat de leerlingen deze opdrachten zelfstandig kunnen maken aan het eind van de les
- Zorg voor cvb-vragen- Formuleer één concreet en controleerbaar lesdoel dat aansluit op de
opdrachten van de zelfstandige verwerking- Activeren van voorkennis→ eigen ervaringen of een aangeboden leerdoel,
expliciet benoemen de verbinding voorkennis en de nieuwe leerstof- Onderwijzen van het concept; definitie opschrijven tijdens lesvoorbereiding- Onderwijzen van een vaardigheid → stappenplan of visueel schema- Onderwijzen van het belang van het lesdoel- Uitleggen, voordoen, hardop denken- Begeleide inoefening → voldoende voorbeelden selecteren om samen te
oefenen- Lesafsluiting→ voor zelfstandige verwerking- Zelfstandig verwerken
Stappen zelf ontwerpen EDI les staan op blz. 198
Stappen voor het controleren van begrip:1 Eerst instructie geven2 Dan pas vragen stellen3 Denktijd bieden4 Willekeurig beurten geven5 Luisteren6 Feedback geven