MARCUS EERSTE... · Web vie

95
1 HET MARCUSEVANGELIE – EEN SYMBOLISCHE INTERPRETATIE door Arseen De Kesel (voorlopige versie van het eerste deel) Voorwoord De oude rabbijnen wisten het al: een Bijbelwoord of een Bijbeltekst kan wel op zeventig manieren uitgelegd worden. Met die zeventig bedoelden ze oneindig veel. Ze wisten ook dat iedereen een bijdrage kan leveren tot beter begrip van het woord of de tekst. Dit scherpe inzicht van de rabbijnen roept een bijbeluitlegger op tot bescheidenheid. Wat hij aan uitleg voorstelt, is slechts één bepaalde benadering. Maar hij mag ook blij en fier zijn, wanneer hij met zijn uitleg iets nieuws aanbrengt, dat tot beter begrip leidt. Als hij tijdens zijn leven met al zijn zwoegen en tobben één klein keitje in een stroom enkele millimeters verlegt, verandert hij de stroom een beetje. Inleiding Het Bijbelboek Marcus, onderdeel van het Nieuwe Testament, is ongetwijfeld een van de meest gelezen boeken. Vandaar dat er ook belangstelling bestaat voor de schrijver ervan. Maar ongeacht het grote aantal onderzoeken naar de schrijver zijn we niet veel dichter bij deze figuur gekomen. Toch blijven we ondanks alles spreken over ‘het evangelie volgens Marcus’ of kortweg Marcus. Wie hij ook geweest mag zijn, het is duidelijk dat hij vanuit zijn eigen culturele achtergrond en met een bepaalde bedoeling geschreven heeft. In heden en verleden zijn lezers steeds nieuwsgierig naar de betekenis van de tekst, zoals we die nu kennen. We concentreren ons niet op de ontstaansgeschiedenis van de tekst van Marcus. Deze studie bestond erin om te achterhalen wat van de teksten was overgeleverd en wat door Marcus werd bewerkt en toegevoegd. De technische termen hiervoor zijn: Het Marcusevangelie: een benadering – Arseen De Kesel

Transcript of MARCUS EERSTE... · Web vie

Page 1: MARCUS EERSTE... · Web vie

1

HET MARCUSEVANGELIE – EEN SYMBOLISCHE INTERPRETATIE door Arseen De Kesel (voorlopige versie van het eerste deel)

VoorwoordDe oude rabbijnen wisten het al: een Bijbelwoord of een Bijbeltekst kan wel op zeventig manieren uitgelegd worden. Met die zeventig bedoelden ze oneindig veel. Ze wisten ook dat iedereen een bijdrage kan leveren tot beter begrip van het woord of de tekst. Dit scherpe inzicht van de rabbijnen roept een bijbeluitlegger op tot bescheidenheid. Wat hij aan uitleg voorstelt, is slechts één bepaalde benadering. Maar hij mag ook blij en fier zijn, wanneer hij met zijn uitleg iets nieuws aanbrengt, dat tot beter begrip leidt. Als hij tijdens zijn leven met al zijn zwoegen en tobben één klein keitje in een stroom enkele millimeters verlegt, verandert hij de stroom een beetje.

Inleiding

Het Bijbelboek Marcus, onderdeel van het Nieuwe Testament, is ongetwijfeld een van de meest gelezen boeken. Vandaar dat er ook belangstelling bestaat voor de schrijver ervan. Maar ongeacht het grote aantal onderzoeken naar de schrijver zijn we niet veel dichter bij deze figuur gekomen. Toch blijven we ondanks alles spreken over ‘het evangelie volgens Marcus’ of kortweg Marcus. Wie hij ook geweest mag zijn, het is duidelijk dat hij vanuit zijn eigen culturele achtergrond en met een bepaalde bedoeling geschreven heeft. In heden en verleden zijn lezers steeds nieuwsgierig naar de betekenis van de tekst, zoals we die nu kennen.

We concentreren ons niet op de ontstaansgeschiedenis van de tekst van Marcus. Deze studie bestond erin om te achterhalen wat van de teksten was overgeleverd en wat door Marcus werd bewerkt en toegevoegd. De technische termen hiervoor zijn: Traditionsgeschichte en Redaktionsgeschichte. Deze methode werd in het verleden veel gebruikt. We gaan daarentegen ervan uit dat Marcus een samenhangend verhaal heeft willen brengen. En zoals dat met verhalen gaat, krijgen we pas op het einde van het boek van Marcus de volledige betekenis aangereikt. Dit betekent dat we tijdens het lezen soms moeten gissen naar de ware betekenis van wat we lezen. Onze bril staat niet alleen ingesteld op zinnen en woorden, maar ook op de ruimte tussen de regels. Soms zijn we verrast door de vreemde wending die het verhaal neemt. We sympathiseren met sommige personages die erin optreden of voelen aversie ten opzichte van andere. Wanneer we de laatste zin van het boek hebben gelezen, slaan we het opgelucht dicht. Of misschien toch niet? Het zou immers ook kunnen dat we ons verbaasd afvragen: ‘Heb ik dit wel allemaal goed begrepen?’ Gefascineerd herbeginnen we dan onze lectuur. Dat is best mogelijk. Het boekje van Marcus is uiteindelijk niet zo

Het Marcusevangelie: een benadering – Arseen De Kesel

Page 2: MARCUS EERSTE... · Web vie

2

omvangrijk. Het beslaat slechts zestien hoofdstukken. Mede daardoor nodigt het iedereen uit tot lezen.

Ik wil eerst verduidelijken op welke wijze ik de Bijbel benader. Hoe eerbiedwaardig ook, de Bijbel blijft een menselijk geschrift. Wat God erin zegt, zeggen mensen. Wat God aan voorschriften en wetten bepaalt, zijn wetten en voorschriften, door mensen bepaald. Bijgevolg zijn ze veranderlijk. Vaak wordt over God op een analoge wijze gesproken, alsof het om een mens gaat. Misschien bespeuren we hier wel de invloed van Plato die dit ondermaanse toch maar een schaduw van het hemelse vond. Uit wat hier op aarde is, wordt afgeleid hoe het in de hemel op een volmaakte wijze moet zijn. Dit analoog spreken gaat ervan uit dat men vanuit de schepping de Schepper op het spoor kan komen. Wie dit meent te kunnen doen, lette er toch op om eigen gedachten, gevoelens en verlangens niet te projecteren op het hemelse. En het gebeurt wel meer dat men vanuit een zogenaamd inzicht in het hemelse de eigen macht en het eigen aanzien op aarde meent te mogen bevestigen. God wordt als liefde gekenmerkt omdat liefde in het leven van mensen een beslissende rol speelt. Mensen kunnen botsen bij de opvatting dat God één en al liefde is. Ik erken een Energie die allen en alles doordringt.Wat een hedendaags mens moet doen om als een religieus en ethisch mens te leven, moet hij zelf beslissen, vanuit zijn geweten. Geen bijbel kan gebod of norm zijn; hij kan inspiratiebron zijn, een ongelooflijk rijke inspiratiebron! Ook wat Jezus zegt of hoe hij handelt, is van menselijke aard. Zijn woorden en aanbevelingen zijn niet absoluut. Ze kunnen inspiratie geven.

Wat volgt, is een eigen-zinnige lezing van Marcus. Je kan lezen hoe ik Marcus benader. Meestal is het een symbolische interpretatie, d.w.z. achter het letterlijke verhaal gaat een ander verhaal schuil. Bij de gelijkenissen is dat duidelijk. Maar ik meen dat dit ook het geval is bij roepings- en wonderverhalen. De tekst zelf brengt me ertoe om hem symbolisch te lezen. Zo zegt Marcus dat Jezus vissers roept en daarenboven zegt hij: ‘Ik zal maken dat jullie vissers van mensen worden’. Dat laatste is een hint. Simon en Andreas zijn geroepen om mensen als broer-en-zus bij elkaar te brengen. Marcus vertelt verder dat Jezus de herstellers van vissersnetten, Jakobus en Johannes, roept. Is het dan niet logisch te denken dat zij geroepen worden om later herstellers van het netwerk van relaties in de gemeenschap te worden?

De vertaling van de Bijbeltekst is van eigen hand. In een vertaling kunnen de werkwoordschakeringen van het Grieks moeilijk weergegeven worden. Daarom kies ik ervoor de verhalen in de tegenwoordige tijd te vertellen, voor zover dit aangewezen is.

Het Marcusevangelie: een benadering – Arseen De Kesel

Page 3: MARCUS EERSTE... · Web vie

3

Mc 1,1: titel

Aanvang van het evangelie van Jezus Christus, zoon van God, (redder).

Schrijvers zijn over het algemeen veel bezig met de openingszin van hun verhaal. Die moet de lezer nieuwsgierig maken. Hij mag al iets vertellen over wat volgt, zonder het geheim al bij aanvang prijs te geven. In veel verhalen is de openingszin dikwijls de meest doordachte en bewerkte van al de volgende zinnen. Je zou dus kunnen opperen dat de openingszin pas echt goed begrepen wordt als het verhaal helemaal verteld is.

Mc. 1,2-8: Johannes de Doper

2 Zoals het werd geschreven in het boek van de profeet Jesaja: 'zie, ik zend mijn boodschapper voor je uit. Hij zal een weg voor jou aanleggen.3 Een stem roept in de woestijn: Maakt de weg van de Heer gereed, maakt zijn paden recht.’ 4 Johannes de Doper treedt op in de woestijn. Hij verkondigt een doopsel van bekering tot vergeving van zonden. 5 Heel de landstreek Judea en alle inwoners van Jeruzalem begeven zich op weg naar hem en zij worden door hem gedoopt in de rivier de Jordaan, terwijl ze hun zonden belijden. 6 Johannes is gekleed met een pels van kamelen en hij heeft een leren gordel om zijn middel. Hij eet sprinkhanen en wilde honing. 7 Hij verkondigt: ‘Iemand die sterker is dan mij, komt na mij. Aan mij komt het niet toe om mij bukkend zijn sandalen los te maken. 8 ik heb jullie gedoopt met water, maar hij zal jullie dopen met heilige geest.’

Marcus schrijft zeer compact. In een zevental verzen schetst hij ons een beeld van Johannes de Doper als voorloper van Jezus. Schijnbaar losstaande teksten plaatst Marcus bij elkaar. Vooreerst citeert hij een aantal teksten uit het Oude Testament . Ze houden een belofte in die bij Johannes in vervulling zullen gaan. Vervolgens geeft hij in een korte tekst het ascetisch karakter van Johannes aan. Tenslotte typeert Marcus de verhouding van Johannes met Jezus in een tweetal teksten.

Marcus begint zijn evangelieverhaal met teksten uit het Oude Testament. Hij wil dat zijn verhaal naadloos aansluit bij de joodse bijbel, bij het laatste boek ervan, dat van Maleachi. Hij citeert uit de boeken Jesaja, Exodus en Maleachi. Als lezer worden we van meet af aan geconfronteerd met Marcus die veronderstelt dat de lezer de joodse geschiedenis kent en vertrouwd is met de joodse Bijbel. Dat impliceert dat Marcus goed thuis was in dit cultureel milieu, dat op en top joods was. De personages zijn joden. Om hun handelen en denken beter te vatten is het nodig ons te verdiepen in deze joodse achtergrond.

Het Marcusevangelie: een benadering – Arseen De Kesel

Page 4: MARCUS EERSTE... · Web vie

4

Laten we beginnen bij het boek Jesaja. In feite bestaat het uit drie boeken met telkens een andere auteur. Het boek dat ons aanbelangt is het middelste. Dit boek begint met de aankondiging van het einde van de Babylonische ballingschap. We bevinden ons dan in de 6de eeuw vóór Chr. In 586 v. Chr. had de Babylonische koning Nebukadnezar Jeruzalem en Judea veroverd. Hij had de stad Jeruzalem en de tempel op de Sionsberg verwoest. De elite was meegevoerd naar Babel, de hoofdstad van Babylonië. In de tweede helft van die eeuw verovert de Perzische koning het koninkrijk Babylonië en onderwerpt het. Voor de Joodse ballingen is dit goed nieuws, want de Perzische koning Kores (of Cyrus) is hen goedgezind. In deze context stelt de profeet Jesaja de hoop op de terugkeer naar Jeruzalem en Judea voor. Marcus citeert Jesaja 40,3: ‘Maakt de weg van de Heer gereed, maakt zijn paden recht.’ De oproep van de stem om zich voor te bereiden op de terugkeer komt van een vreugdeboodschapper die het goede nieuws brengt. Naast het citaat uit het boek Jesaja, citeert Marcus ook uit het boek Exodus, het tweede boek van de Bijbel: ‘Zie, ik zend mijn boodschapper voor je uit. Hij zal een weg voor jou aanleggen.’ (Ex 23,20). Dit citaat maakt deel uit van de vele woorden, die Mozes van God ontving, terwijl hij zich op de berg Sinaï bevond. Aan de voet van deze berg had Mozes als leider van het volk van Israël zijn kampplaats opgeslagen, nadat hij het volk uit de slavernij van Egypte had geleid. Dit wordt gesitueerd in de 13de eeuw v.Chr.

En wat heeft het boek Maleachi hiermee te maken? De profeet Maleachi citeert Ex. 23,20, maar concretiseert de boodschapper als de profeet Elia, die zal terugkeren om de komst van de Messias aan te kondigen. De profeet Elia leefde in de 9de eeuw in het Noordrijk Israël. Hij las de koningen Achab en Achazja de levieten en had geen genade voor de priesters van de god Baäl. Tijdens de periode van droogte deed hij vele wonderen zoals een vermeerdering van olie en meel, of een dodenopwekking. Hij duidde Elisa aan als zijn opvolger. Volgens de traditie werd hij ten hemel opgenomen. Het volk van Israël houdt de gedachtenis aan Elia steeds levendig en het verwacht zijn terugkomst. Bij het vieren van hun Paasfeest (Pesach) zetten de joden nog steeds een lege stoel aan tafel in de hoop dat Elia mee komt aanzitten. Zij zijn ervan overtuigd dat Elia de komst van de Messias zal aankondigen.

Deze citaten nodigen ons uit om Johannes de Doper te zien als iemand die voorop gezonden wordt, een boodschapper, een wegbereider, een stem in de woestijn, een boeteprediker, de teruggekomen Elia. Zoals reeds gezegd, willen de citaten een belofte aankondigen. In Johannes komt die belofte tot vervulling. Johannes treedt op in de woestijn. Hij is een heraut die zuivering en bekering, een doopsel van bekering tot vergeving van zonden verkondigt.

Het Marcusevangelie: een benadering – Arseen De Kesel

Page 5: MARCUS EERSTE... · Web vie

5

Waarom vormen al deze citaten en figuren als Jesaja, Maleachi en Elia een inleiding op het verhaal over Johannes de Doper? Blijkbaar vindt Marcus het nodig om met een serie citaten de voorstelling van Johannes de Doper te onderbouwen. Het is niet vanzelfsprekend om hem te zien als een voorloper van Jezus.

Johannes treedt op in de woestijn. Tijdens de tocht door de woestijn (13e eeuw) gedurende veertig jaar werd het volk van Israël gevormd tot volk van God. Jesaja roept de Joodse ballingen op naar de woestijn om zich voor te bereiden op de terugkeer naar Judea en Jeruzalem. De woestijn is een plaats van stilte en verlatenheid, een plaats om tot inkeer te komen en om zich te richten op de Overstijgende God.

Johannes verkondigt een doopsel van bekering tot vergeving van zonden. Voor wie niet vertrouwd is met deze woorden, rijst de vraag wat ze kunnen betekenen. Die vraagstelling levert geen probleem op voor wat betreft de betekenis van ‘doop en doopsel’. Het heeft te maken met water, onderdompelen, rein worden. Het is een gebaar om innerlijke reinheid weer te geven. Het doopsel is een ritueel om zich innerlijk te reinigen. Het begrip ‘zonden’ wijst op het niet naleven van geboden en verboden die door de heilige Schriften van de joden worden voorgeschreven. Volgens de voorschriften krijgt de zondaar vergeving van zonden nadat de voorgeschreven offers door de priesters aan God werden gebracht in de tempel van Jeruzalem. Dit staat in schril contrast met Johannes de Doper die doopt in de woestijn tot vergeving van zonden. Johannes verblijft in de woestijn en niet in de tempel van Jeruzalem. Dit alles is een ware omwenteling.

Deze omwenteling wordt nog versterkt door de totale toeloop van de inwoners van Judea en Jeruzalem naar Johannes. Zij worden door hem gedoopt in de rivier de Jordaan terwijl zij hun zonden belijden. Het lijkt erop dat de tempel van Jeruzalem leegloopt en dat het volk zich richt naar Johannes. De doop symboliseert een bekering tot God en vergeving van zonden. Op deze wijze bereidt Johannes het volk voor op de komst van de Messias.

Moest Elia niet terugkomen om de Messias aan te kondigen? Hij is teruggekomen in de persoon van Johannes. Deze is gekleed met een pels van kamelen en hij heeft een gordel om zijn middel. Hij eet sprinkhanen en wilde honing. Zoals dit het geval was bij Elia (2 Kon 1,8). Evenzo is hij een profeet die straf en verdoemenis verkondigt. Hij is al even streng en rechtvaardig.

Nu Johannes de Doper geschetst is als de teruggekomen Elia, kan Marcus overgaan naar de Messias. Johannes verkondigt: ‘Iemand die sterker is dan mij, komt na mij. Aan mij komt het niet toe om mij bukkend zijn sandalen los te maken.’

Het Marcusevangelie: een benadering – Arseen De Kesel

Page 6: MARCUS EERSTE... · Web vie

6

In het zevende en laatste vers van het verhaal over Johannes de Doper (Mc 1,8) wordt ons het verschil aangeduid tussen het doopsel van Johannes en dat van Jezus: ‘ik heb jullie gedoopt met water, maar hij zal jullie dopen met heilige geest’. Johannes sluit hier zijn doopactiviteiten af met uitzondering van het doopsel van Jezus, dat nog moet gebeuren. Johannes de Doper zegt dat zijn doopsel met water moet aangevuld worden met het doopsel met heilige geest, waarmee zijn opvolger, de Messias, zal dopen. Wat dopen met heilige geest betreft, hebben we nog het raden. Betekent dit dat Johannes zijn activiteit stopzet bij de naderende komst van Jezus?

Marcus vraagt van ons veel geduld. Zoveel blijft vaag. Er zijn zoveel vragen. Wie is de Messias? Zal hij in de lijn van zijn voorloper werken?

Mc 1,9-11: Het doopsel van Jezus

1:9 Tijdens het optreden van Johannes de Doper gaat Jezus van Nazareth uit Galilea naar Johannes. Hij wordt door hem gedoopt in de Jordaan. 10 Onmiddellijk komt hij boven water en ziet hij de bewolkte hemel openscheuren. Hij ziet de geest als een duif op hem neerdalen. 11 Hij hoort een stem uit de hemel: 'jij bent mijn geliefde zoon. In jou heb ik welbehagen.’

Werd het verhaal van Johannes met uitvoerige citaten uit de Joodse Bijbel ingeleid en daarna eenvoudig begonnen, het verhaal van Jezus krijgt een groots begin. Met Jezus begint het evangelie pas, Johannes was een prelude. Marcus schrijft dat het gebeurde in die dagen. De Messias was door Johannes aangekondigd. Nu zien we hem verschijnen in de persoon van Jezus. De lezer weet wat voorafgaat, Jezus wellicht niet. Hij zal nog moeten ontdekken dat hij de Messias is. In het verhaal van Marcus lijkt Jezus de enige die uit Galilea komt om door Johannes te worden gedoopt. Galilea ligt in het noorden van wat toen Palestina werd genoemd, Judea ligt in het zuiden. Galilea wordt wel eens het gebied van de heidenen genoemd. Ik heb me heel lang afgevraagd hoe het komt dat er Joden – bewoners van Judea, die behoren tot de stam van Juda – in Galilea wonen. Er moeten in Galilea indertijd Joodse enclaves zijn geweest. Ze werden gevormd door uitwijkelingen en vluchtelingen uit Judea. Vooral wie ontsproten was aan de koningsstam van David liep in Judea gevaar, want je weet maar nooit wanneer een nakomeling van David het koningschap opeist en de macht grijpt. Daar waren de machthebbers van Judea bang voor. Jezus komt uit Nazareth, een dorp in Galilea. Later worden de volgelingen van Jezus naast christenen ook wel Nazareners genoemd, naar de plaats vanwaar Jezus afkomstig is. Bij Johannes treft Jezus alleen maar inwoners van Judea en Jeruzalem aan. Toch verwonderlijk.

Het Marcusevangelie: een benadering – Arseen De Kesel

Page 7: MARCUS EERSTE... · Web vie

7

Er gebeurt iets merkwaardigs bij het doopsel van Jezus. Tijdens zijn doopsel belijdt Jezus niet zijn zonden zoals alle voorgaande dopelingen. Hij krijgt een bijzonder visioen: ‘hij ziet de bewolkte hemel openscheuren. Hij ziet de geest als een duif op hem neerdalen. Hij hoort een stem uit de hemel zeggen: 'jij bent mijn geliefde zoon. In jou heb ik welbehagen.’ Volgens Marcus wordt Jezus overdonderd door een intense innerlijke ervaring. Marcus probeert in beelden en klanken weer te geven wat Jezus plotseling beleeft. Het opstijgen van Jezus uit het water, het openbreken van de hemel en de geest als een duif neerdalende doet me aan verschillende Bijbelverhalen denken. Aan het scheppingsverhaal bijvoorbeeld: eerst zweefde de geest over de wateren, dan werd de ‘wereld’ gevormd door het woord. Vooral doet het me denken aan het verhaal van de zondvloed (Gen. 6-9). De neerdalende duif roept de gedachte op van vrede en een nieuw begin na de grote verwoesting door het water. Daalt de vredesduif over Jezus neer? Sommige bijbelgeleerden zijn van mening dat het Marcusevangelie geschreven is kort na de verwoesting van Jeruzalem en van de tempel door de Romeinen in 70 na Christus. Dat is wel veertig jaar na het leven van Jezus. De dood van Jezus wordt vaak in verband gebracht met die verwoesting. Zoals we nog zullen zien, is er tijdens het leven van Jezus in de samenleving veel haat, agressie, uitsluiting, oorlog. Het lijkt het gunstige moment om van de vrede werk te maken. Ervaart Jezus bij zijn doopsel een sterke kracht en energie om vrede te brengen?

“Jij bent mijn geliefde zoon” wordt gezegd door een stem uit de hemel. Misschien ervaart Jezus wel dat hij deel uitmaakt van een overstijgende kracht en liefde. Hij ervaart dat hij als mens bemind is en op zijn beurt wil hij medemensen beminnen als broer en zus. De doopselervaring van Jezus werkt door in zijn verdere leven, tot in zijn dood.

In de Bijbel wijst de geliefde zoon naar het verhaal van de binding van Isaak in Gn 22. Abraham moet zijn zoon Izaäk offeren op de berg Moria, volgens de Joodse overlevering op de Sionsberg. De dood van Jezus wordt vaak met het offer van Isaak vergeleken. Zal de ervaring van Jezus om geliefde zoon te zijn hem brengen tot een totale overgave aan mensen en aan de Alles Overstijgende?

Mc. 1,12-13: Jezus in de woestijn

12 Onmiddellijk werpt de geest hem buiten naar de woestijn. 13 In de woestijn wordt hij veertig dagen lang door de satan beproefd. Hij is bij de dieren en engelen dienen hem.

Er lijkt een haar in de boter tussen Johannes en Jezus. Bijbelse schrijvers zijn vaak geneigd om over de geest, engelen en duivels te spreken als krachten binnen of buiten de mens, die de verantwoordelijkheid van de

Het Marcusevangelie: een benadering – Arseen De Kesel

Page 8: MARCUS EERSTE... · Web vie

8

mens voor zijn eigen denken en doen afzwakken. Zo zou Judas Jezus hebben overgeleverd en Petrus zou hem verloochend hebben onder invloed van de duivel. Zou het kunnen zijn dat de inspiratie van Johannes door Jezus in vraag wordt gesteld en dat Johannes hem daarom buiten stuurt, hem op bezinning zendt buiten zijn leerlingengroep?Misschien heeft Johannes ook twijfels over Jezus. Johannes legt de nadruk op boete doen voor de zonden terwijl Jezus de ervaring heeft dat hij door God geliefd is.

Jezus komt in niemandsland terecht. Hij vecht er een innerlijke strijd met vóór en tegen. Jezus heeft nood aan spiritueel inzicht, honger naar de juiste keuze. Hij kan zich voeden aan de verhalen over het volk van Israël dat veertig jaar in de woestijn verblijft, over Mozes die tijdens een verblijf van veertig dagen op de Sinaïberg de Thora ontvangt, over de eeuwenlange geschiedenis van het volk. Jezus maakt een keuze. Hij wordt geen monnik bij de Essenen, de gemeenschap van Qumran. Hij wordt geen kluizenaar in de woestijn zoals Johannes de Doper. Hij wordt een rondtrekkende rabbi, een joodse leermeester, die naar de mensen gaat. Hij kiest dus niet de weg van zijn leermeester Johannes.

Mc. 1,14-15: Het eerste optreden van Jezus

14 Nadat Johannes werd overgeleverd gaat Jezus naar Galilea. Hij verkondigt er de goede boodschap van God. 15 Hij zegt: het moment is vervuld en het koningschap van God is nabij. Bekeer je en gelooft in de goede boodschap.

Johannes wordt gevangengezet. Dit heeft een grote impact op het gezelschap van de leerlingen die zich rond Johannes hadden geschaard. Ze voelen zich bedreigd en wijken uit naar veiliger oorden, weg uit Judea. Jezus wordt tot de kring van Johannes gerekend. Hij gaat terug naar Galilea waar zijn ouders ooit asiel hebben gevonden. Hij is zich ervan bewust dat ook hij kan gevangen genomen worden en dat hij met de dood wordt bedreigd. Hij houdt hiermee voortdurend rekening, heel zijn verdere leven. Jezus gaat naar de omgeving van het meer van Galilea. Bij gevaar kan hij zich vlug uit de voeten maken door het meer op te varen. Hij verplaatst de vernieuwingsbeweging van Johannes de Doper van het zuiden van Palestina, Judea, naar het noorden, Galilea. Jezus getuigt over wat hij reeds heeft ervaren en beleefd bij het begin van zijn optreden: de doop bij Johannes de Doper, het verblijf in de woestijn. Hij is vol positieve energie en kracht. Hij is doordrongen van een liefde, die hem overstijgt. Als een vredesduif wil hij de goede boodschap van vrede brengen. Hij zegt dat het gunstige moment tot volheid is gekomen en dat het koningschap van God nabij is. Hij roept ons op om ons te bekeren en te geloven in de goede boodschap.

Het Marcusevangelie: een benadering – Arseen De Kesel

Page 9: MARCUS EERSTE... · Web vie

9

Als toehoorders van het begin van dit evangelie weten we nog niet hoe we de boodschap van Jezus verder moeten begrijpen. We beseffen dat het begin van een verhaal – en dat is het Marcusevangelie – altijd vragen bij de lezer oproept. We moeten geduld oefenen, want in de loop van het verhaal zal ons wel één en ander duidelijk worden. We zijn mensen van de éénentwintigste eeuw. We proberen opvattingen en verwoordingen uit de tijd van Jezus te begrijpen en te vertalen naar onze tijd. In het religieuze kader zeggen we nog wel dat mensen met heilige geest bezield of door een onreine geest bezeten zijn, maar daarbuiten niet. We begrijpen het vandaag als positief en negatief ingestelde mensen. Zo kan de term ‘het koningschap van God’ een steen zijn waaraan men zich stoot. Jezus zegt: “het koningschap van God is nabij’. Betekent dit dat er een theocratie en een religieuze koning op komst is? Wie van ons zou kiezen voor een theocratie, een monarch of een alleenheerser? Er zijn in de kerkgeschiedenis te veel pausen en bischoppen geweest die zich als een heerser gedroegen en zich beriepen op het koningschap van Christus. Worden we uitgedaagd om de woorden van Jezus in een nieuwe taal uit te drukken?

De kernachtige samenvatting van de boodschap van Jezus laat ons met vele vragen achter.

Mc. 1,16-20: roeping van leerlingen

16 Jezus gaat langs het meer van Galilea. Hij ziet Simon en Simons broer Andreas op het meer hun netten uitgooien, want zij zijn vissers. 17 Jezus zegt tot hen: Komt na mij. Ik zal maken dat jullie vissers van mensen worden. 18 Onmiddellijk laten zij de netten achter en volgen hem. 19 Jezus gaat een eindje verder. Hij ziet Jakobus van Zebedeüs, zijn broer Johannes en nog anderen die in de boot de netten herstellen. 20 Onmiddellijk roept hij hen. Zij laten hun vader Zebedeüs met de loonarbeiders in de boot achter. Ze gaan weg Jezus achterna.

Wat de boodschap van Jezus inhoudt, wordt ons onmiddellijk duidelijk in dit verhaal, het roepingsverhaal. Hierin gaat het om de roeping van tweemaal twee broers: Simon en Andreas, Jakobus en Johannes. Ze zijn van afkomst broers van elkaar en ze worden geroepen om ‘broer’ van elkaar en volgeling van Jezus te worden. Ik ga nog iets verder in op het broer-zijn. Bij de zending van de Twaalf worden de Twaalf twee aan twee gezonden (Mc. 6,7). Die zending bestaat allereerst in de beoefening van de onderlinge liefde en de broederschap en vervolgens in het getuigenis ervan. Dit bestaat dan niet zozeer in wat ze zeggen, maar hoe ze onderweg en bij hun verblijf met elkaar omgaan.

Het Marcusevangelie: een benadering – Arseen De Kesel

Page 10: MARCUS EERSTE... · Web vie

10

Simon en Andreas zijn vissers. Ze werpen hun netten uit. Ze speuren het meer af om vis te vangen. Ze zorgen voor voedsel. Jezus roept hen om voortaan hun zorg aan mensen te besteden en om voor geestelijk voedsel te zorgen. De eerste christenen gebruikten het beeld van de vis om te zeggen dat ze christen zijn. In het Grieks is vis: ichthus. Iedere letter verwijst naar de eerste letter van ieder woord van de Griekse uitdrukking: Jezus Christus, zoon van God, redder. Deze uitdrukking vinden we in Mc 1,1. De titel zouden we kunnen vertalen: goede boodschap van de VIS(SER).De oproep van Jezus om hem te volgen is geen slaafs achterna lopen. Jezus zegt: “ik zal van jullie mensenvissers maken” (Mc 1,17), m.a.w. ze worden geroepen om in de leerschool van Jezus te gaan: broers van elkaar te worden om later zelf mensen te roepen om deel uit te maken van hun broedergemeenschap. Zoals Simon en Andreas vissen verzamelen, zo zullen zij in de toekomst mensen verzamelen. “Bekeren en geloven jullie in de goede boodschap” verwijst dus naar de broederlijke gemeenschap. Stemmen jullie erop af en hebt vertrouwen. Mensen mogen elkaar zien als broers.

Jakobus en Johannes zijn herstellers van vissersnetten. Ze zijn in de boot samen met hun vader Zebedeüs en met de dagloners. Marcus vertelt dat zij hen verlaten om Jezus te volgen; van vissersnetten is geen sprake, de nadruk ligt op de relaties. Is het niet aangewezen om te zeggen dat hun roeping erin zal bestaan om herstellers te zijn in de verzamelde gemeenschap, herstellers van relaties, herstellers in situaties van ruzie, onenigheid, conflicten? Zullen zij ervoor zorgen dat er geen mensen door de mazen van het net vallen? Ik lees er bijna overheen: “Jezus ging een weinig verder”. Ik lees het als een voortgang van het verhaal. Dat is het wel, maar het is tevens een voortgang van de inhoud: naast het verzamelen van mensen is er het herstellen van gebroken relaties.

De roepingsverhalen zijn verhalen die oproepen om mensen te verzamelen als broer-en-zus en om de verstoorde relaties te herstellen. Het zijn verhalen voor alle tijden. Ik kan me indenken dat vrouwen zich kunnen ergeren aan die “mannelijke” taal. In feite gaat het niet om mannen of vrouwen. Mensen zouden allang zijn uitgestorven als er geen vrouwen waren geweest en hun mannen zouden niet zo mooie dingen over God hebben kunnen schrijven als ze geen liefdevolle vrouwen hadden gehad. Telkens ik broederlijkheid of broers schrijf, bedoel ik tevens zusterschap en zussen.

Mc. 1,21-28; (Mc. 3,1-6): Op de zevende dag naar het gebedshuis

21 Jezus en zijn leerlingen begeven zich op weg naar Kafarnaüm. Onmiddellijk op sabbat gaat hij naar de synagoge en onderricht er. 22 De aanwezigen lopen over van zijn onderricht. Want hij onderricht hen met gezag en niet zoals de Schriftgeleerden.

Het Marcusevangelie: een benadering – Arseen De Kesel

Page 11: MARCUS EERSTE... · Web vie

11

23 Onmiddellijk bevindt er zich in de synagoge een man met een onreine geest. Hij schreeuwt het uit:24 Wat is er tussen ons en jou, Jezus van Nazareth. Ben jij gekomen om ons te vernietigen? Ik ken je. Jij bent de heilige van God.’ 25 Jezus gebiedt hem: ‘hou je koest. Ga uit hem weg.’26 De onreine geest doet de man stuiptrekken. Met luid geschreeuw gaat hij uit hem weg. 27 Allen zijn ontzet. Ze vragen zich onder elkaar af: ‘Wat moet dit betekenen; een nieuw onderricht met gezag; en hij beveelt onreine geesten en ze gehoorzamen hem.’ 28 Het nieuws over Jezus verspreidt zich onmiddellijk overal naar heel de streek van Galilea.

Voor het eerst als broederschapsgroep begeven Jezus, Simon en Andreas, Jakobus en Johannes, zich op weg. Onderweg oefenen ze zich in het beleven van de broederschap, vanaf nu tot aan het graf, met ups en downs. Ze zijn mensen van de weg. Voor het eerst gaan ze als groep naar Kafarnaüm, een plaats gelegen aan het meer van Galilea. Op sabbat, de zevende dag van de week, gaan zij als groep naar het gebedshuis, de synagoge. Tijdens de gebedsdienst mag één van de aanwezigen toelichting geven op de lezingen van die dag. Van die mogelijkheid maakt Jezus gebruik om onderricht te geven. Marcus laat ons zogezegd in het ongewisse welk onderricht Jezus geeft. Maar uit de voorgaande verhalen weten we met grote waarschijnlijkheid waarover Jezus spreekt: over vrede, over broer-en-zus worden van elkaar, over verbondenheid en solidariteit, over herstel van relatiesDe aanwezigen zijn onder de indruk van zijn onderricht, want het komt uit zijn hart, in tegenstelling tot wat ze gewoonlijk krijgen van de Schriftgeleerden die citeren uit de heilige boeken, Wet en Profeten. Maar niet alleen daarom zijn ze onder de indruk, maar ook en vooral om wat hij met zijn leerlingen beleeft en om wat hij daarover zegt. Uit wat volgt, blijkt dat verbondenheid en solidariteit niet vanzelfsprekend zijn. Tegenover Jezus komt een man te staan. Hij schreeuwt het uit dat hij het oneens is met Jezus. Hij slingert hem woorden in het gezicht dat hij een gevaarlijk man is, die een einde aan Israël wil maken. Hij verwijt hem dat hij komt als de heilige van God, bezield met geestelijke energie en kracht. Tegenover verbondenheid en solidariteit staat vijandschap, haat en agressie. Marcus omschrijft de man als bezeten door een onreine geest. Dit is een Bijbelse manier om te zeggen dat iemand negatief gedrag vertoont. Jezus dwingt de man op te houden met al dat negatief verbaal geweld en te zwijgen. Als een roofdier dat in het nauw is gedreven, rilt de man over heel zijn lichaam en schreeuwt het uit en komt hij tenslotte tot bedaren en zwijgt. De aanwezigen vragen zich verbouwereerd af wat dit moet betekenen. Wordt hier een gezagvolle nieuwe beweging aangekondigd en wordt er een einde gesteld aan de verdeeldheid, de haat, de doodsbedreiging, de oorlogstaal?

Het Marcusevangelie: een benadering – Arseen De Kesel

Page 12: MARCUS EERSTE... · Web vie

12

Natuurlijk blijft dit niet zonder gevolgen. Het gebeuren wordt overal rondverteld, tot in de wijde omgeving van Kafarnaüm. Ik heb natuurlijk een bepaald Jezusbeeld. Ik verwonder me erover dat er tussen de razende man en Jezus geen gesprek plaatsvindt. Dat komt in het Marcusevangelie wel vaker voor, dat er geen dialoog tussen Jezus en zijn tegenstanders ontstaat, of is elke dialoog met de tegenstanders onmogelijk? De tegenstellingen en de verdeeldheid zijn tot in het gebedshuis aanwezig. Maar wie zijn de tegenstanders? De tegenstander gedraagt zich agressief en gebruikt oorlogstaal. Dit zou je niet op sabbat in een synagoge verwachten. Het verhaal van de doop van Jezus komt me voor de geest. Toen kwam de heilige geest als een vredesduif over Jezus. Zo is er in de synagoge een schril contrast tussen de vredesman Jezus en de oorlogszuchtige tegenstander.

Bij een volgend bezoek op sabbat aan het gebedshuis (Mc. 3,1-6) wordt Jezus met zijn tegenstanders geconfronteerd. Er zijn aanwezigen die hem in het oog houden in de hoop dat zij hem zullen kunnen beschuldigen met de doodstraf tot gevolg. Zij verwachten dat hij een man met een verschrompelde hand zal genezen, wat volgens hen op sabbat, de rustdag, niet mag. Jezus roept de man in het midden. Aan de ene kant staan de mogelijke aanklagers, aan de andere kant Jezus die aangeklaagd kan worden. Jezus legt hen de vraag voor: “Is het toegelaten om op sabbat goed of kwaad te doen, een mens te redden of te doden?” Het antwoord is vanzelfsprekend, zo vinden wij, maar dat is het niet. De tegenpartij zwijgt. Marcus vertelt dat Jezus bedroefd en boos is om hun stijfkoppigheid. Jezus zegt tot de man: steek je hand uit. De man steekt ze uit en de hand wordt hersteld. Op het einde van dit verhaal zegt Marcus dat de tegenstanders Farizeeën zijn, die een monsterverbond hebben gesloten met de koningsgezinden, de Herodianen, die er niet voor terugschrikken om tegenstanders te doden. Farizeeën en Herodianen besluiten samen om Jezus uit de weg te ruimen. Herodes had Johannes de Doper laten gevangen nemen. Hij had Herodias, de vrouw van zijn broer Filippus, tot vrouw genomen. Daartegen had Johannes fel gereageerd. Herodes schrikt er vaak niet voor terug tegenstanders uit de weg te ruimen. De Farizeeën staan een strikte naleving van de wet na. Ze voelen zich gesteund door Schriftgeleerden, die de Schrift naar de letter lezen en toepassen. Ze hebben hiermee invloed en macht verworven over het volk, dat de corruptie van het koningshuis en de hogepriesters beu is. De Farizeeën en de Herodianen proberen hun macht te behouden. Wanneer Jezus nu de mens met de verschrompelde hand in het midden plaatst en de wet ondergeschikt maakt aan de mens, vrezen Farizeeën en Herodianen dat hun macht wordt aangetast. En dat dulden zij niet. Een verschrompelde hand staat tegenover een uitgestrekte hand. Een hand wordt uitgestrekt om iemand een hand te geven, uit beleefdheid, uit vriendschap. Met een uitgestrekte hand delen we met elkaar. Een verschrompelde hand wijst op de onmogelijkheid om dat te doen.

Het Marcusevangelie: een benadering – Arseen De Kesel

Page 13: MARCUS EERSTE... · Web vie

13

De Farizeeën houden heel sterk aan de strikte naleving van de Wet. Hierdoor kan het leven van mensen verschrompelen en verschralen. Hiertegenover stelt Jezus de mens centraal, zodat de mens voluit kan leven. Het gebedshuis zou een ruimte van leven kunnen zijn, maar het wordt een plaats van beknotting. De sabbat zou een dag van vreugde en leven kunnen zijn, maar het is een dag van verschrompeling en afsterven. De man met zijn verschrompelde hand staat symbool voor de toestand waarin het volk van Israël zich bevindt en die in het gebedshuis tijdens de eredienst op sabbat tot uiting komt. De synagoge is een plaats waar sommigen plannen beramen om iemand te kunnen beschuldigen om ter dood te veroordelen. Is een dergelijke synagoge een lang leven beschoren?

Bij het eerste bezoek van Jezus aan het gebedshuis schreeuwde een man met een onreine geest dat Jezus is gekomen om hem te vernietigen. Bij het volgende bezoek aan de synagoge besluiten de Farizeeën en de Herodianen om Jezus uit de weg te ruimen. De tegenstellingen binnen het volk van Israël kunnen niet groter zijn.

De duiveluitdrijving en de genezing van de man met de verschrompelde man duiden op het alternatief dat Jezus biedt tegen haat, geweld, moord. Jezus brengt een boodschap van vrede, broederschap, de uitgestoken hand naar elkaar. Hij brengt een goede boodschap voor een samenleving, die onder haat en geweld dreigt ten onder te gaan. De genezingen zijn geen hocuspocussen. De boodschap is een heilzaam en doeltreffend medicijn dat langzaam werkt. Een verandering van een negatieve naar een positieve houding en de kracht en het geloof in de genezing brengen een gezonde en vredevolle samenleving.

Mc. 1,29-31: de schoonmoeder van Simon

29 Ze vertrekken onmiddellijk uit de synagoge. Ze gaan onmiddellijk naar het huis van Simon en Andreas samen met Jakobus en Johannes. 30 De schoonmoeder van Simon ligt met koorts in bed en onmiddellijk spreken de leerlingen over haar tot Jezus.31 Hij gaat naar haar toe, richt haar op terwijl hij haar bij de hand neemt. De koorts verlaat haar en zij bedient hen.

We knopen terug aan bij ons vorig verhaal van Jezus’ eerste bezoek op sabbat aan de synagoge van Kafarnaüm. Jezus en de tweemaal-twee broers verlaten de synagoge en gaan naar het huis van de schoonmoeder van Simon. Ze verwachten dat ze aan tafel kunnen gaan voor de maaltijd. Dit is niet het geval. De leerlingen van Jezus vertellen hem dat de schoonmoeder van Simon met koorts te bed ligt. Jezus gaat naar haar toe, neemt haar bij de hand en doet haar opstaan. De koorts verdwijnt en de vrouw bedient hen. Zoals Marcus het verhaal vertelt, zouden we de indruk kunnen krijgen dat hij het vertelt om Jezus als een wonderman in de verf te zetten. Ons oog valt dan op het wonderbaarlijke. We lopen gevaar om de vrouw uit het oog te verliezen. Het is de

Het Marcusevangelie: een benadering – Arseen De Kesel

Page 14: MARCUS EERSTE... · Web vie

14

schoonmoeder van Simon. Door het huwelijk van Simon met de dochter van de vrouw moet de moeder haar dochter uit handen geven. Daarenboven is de dochter meer op haar bruidegom dan op haar moeder gericht. Simon, de bruidegom, is als een vreemde het huis binnengekomen. In plaats van vreugde om de bruidegom en bruid zijn er de verstoorde en verhitte relaties. De schoonmoeder ligt met koorts te bed. En dat op sabbat! Wat is er aan de hand met het volk van Israël dat er in de gebedsruimte verdeeldheid is en dat er na de gebedsdienst geen feestelijke vreugdevolle maaltijd thuis volgt? Wijzen de verstoorde relaties binnen de familie van Simon op de verstoorde relaties binnen het volk van Israël? Wat Jezus doet, is de verstoorde relatie herstellen. Hij zoekt contact met de schoonmoeder en brengt de boodschap van broer-en-zus zijn voor elkaar in praktijk. Hij reikt haar een hand van vriendschap. Zij kan opstaan en vreugde in het huis brengen. Ze zorgt ervoor dat de sabbat een feest is met een feestelijke maaltijd. Opnieuw klinkt de boodschap van Jezus: verbondenheid en solidariteit, éénheid en engagement. De ene mens zet zich voor de andere in, en niet ten koste van de andere.

Mc 1,32-34: genezingen bij avondschemering

32 Het is avond. De zon is ondergegaan. Mensen brengen naar Jezus al wie er slecht aan toe is en allen die door demonen zijn bezeten. 33 De hele stad is samengestroomd bij de deur. 34 Hij geneest al wie er slecht aan toe is door allerlei ziekten. Hij drijft vele demonen uit en hij laat niet toe dat de demonen spreken, want ze kennen hem.

Wat is er toch aan de hand dat de hele stad wacht tot de avondschemering van de sabbat om bij het huis samen te stromen waar Jezus is? Ik zou verwachten dat de gebedsdienst in de synagoge op sabbat en de feestelijke sabbatviering thuis rust en genezing zou brengen. Blijkbaar niet. Jezus biedt wat de synagoge en de sabbat niet bieden. Zodra de sabbat voorbij is, gaat de hele stad naar Jezus, met hun zieken en mensen bezeten door demonen. Jezus geneest de zieken en de bezetenen. De stad wordt vrij van ontmoedigden en ruziestokers. Bij Johannes de Doper trokken alle bewoners van Judea en Jeruzalem naar hem toe. Maar Johannes is gevangengezet. We zien nu eenzelfde beweging gebeuren in de stad Kafarnaüm. De hele stad stroomt samen naar Jezus. Er is een beweging aan de gang. Met de avond, na zonsondergang begint volgens de Joodse kalender een nieuwe dag: de eerste dag van de week. Wie ben ik, dat ik wonderen zou ontkennen. Immers, men zegt wel eens: de wonderen zijn de wereld niet uit. De voorbije drie verhalen leggen iets bloot wat er met de gemeenschap gaande is. In de synagoge is er een man met een onreine geest; in huis ligt de schoonmoeder van Simon te bed met koorts; na de sabbat stroomt de hele stad samen met zieken en bezetenen. Dat alles laat zien dat er in die

Het Marcusevangelie: een benadering – Arseen De Kesel

Page 15: MARCUS EERSTE... · Web vie

15

gemeenschap conflicten zijn, agressie, teleurstelling, spirituele honger, verslagenheid. De gebedsdienst op sabbat in de synagoge en de maaltijd thuis geven daarop geen antwoord. Waarom niet? Wat geeft men er te eten aan spiritueel voedsel?

Mc. 1,35-39: Het vervolg

35 Heel vroeg, nog nacht, staat Jezus op, gaat het huis uit en vertrekt naar een eenzame plaats om daar te bidden. 36 Simon en zijn metgezellen gaan op zoek naar hem. 37 Ze vinden hem en zeggen dat iedereen hem zoekt. 38 Maar Jezus zegt hen: ‘Laten we naar ergens anders gaan, naar de dorpen in de buurt om ook daar te gaan verkondigen. Daarom ben ik het huis en de stad uitgegaan. 39 In de synagogen over heel Galilea gaat hij verkondigen en de demonen uitdrijven.

Nog vóór zonsopgang staat Jezus op, verlaat het huis en gaat naar een eenzame plek om er te bidden. Ik vraag me af wat bidden inhoudt. Ik merk dat hij een plek opzoekt die overeenstemt met zijn veertigdaags verblijf in de woestijn. Vanuit zijn liefdeservaring bij het doopsel hongerde hij naar geestelijk voedsel en zocht hij de woestijn op. Het was ook een strijd tussen zijn innerlijke negatieve en positieve krachten en energieën. Is bidden zijn geestelijke honger stillen in de woestijn? Wordt dit met bidden bedoeld in Mc. 1,35? Of verder: zoekt Jezus de Onnoembare Stilte op en weet hij zich opgenomen in die Stilte? Zoekt hij de Leegte tijdens de nacht? Zijn woestijn en nacht met zijn stilte en leegte symbolen voor de onnoemelijke Stilte en Leegte?

Nog niet zo lang geleden, bij het roepingsverhaal (Mc. 1,16-20) had Jezus bij het meer van Galilea leerlingen gezocht en hen uitgenodigd om hem te volgen. Ze zijn reeds aan deze leermeester gehecht want nu gaan zij Jezus zoeken en vertolken zij het verlangen van de stad: iedereen zoekt je. Of laten zij zich meeslepen door het succes en trachten zij Jezus ertoe te brengen zich te laten meedrijven in dit succes? Jezus zegt: Laten wij naar elders gaan, naar de omliggende dorpen en steden, opdat ik ook daar verkondig. Want dat is mijn zending (Mc. 1,38). Nu besef ik waarom hij ’s nachts opstond en naar deze plek kwam, waarom hij bad. In de Stilte en de Leegte heeft hij verbondenheid met het Al en allen ervaren. Die verbondenheid wil hij delen met anderen; hij wil anderen oproepen tot broer-en-zus-zijn. Marcus besluit: “En hij ging in heel Galilea in hun synagogen verkondigen en dreef de demonen uit.” (Mc. 1,39) Het optreden van Jezus is begonnen met zijn wekelijks bezoek aan de synagoge op sabbat. Dat deed hij wellicht van kindsbeen af. Nu geeft hij er onderricht. We hebben er het raden naar hoe het in de verschillende synagogen eraan toe ging.

Het Marcusevangelie: een benadering – Arseen De Kesel

Page 16: MARCUS EERSTE... · Web vie

16

In de loop van 21 verzen van Mc 1,9-39 zijn stappen vooruit gezet. Van het bezoek aan de synagoge van Kafarnaüm (Mc 1,21-28) tot het bezoek aan de synagogen in heel Galilea. Dit is nog maar het begin van het groeiproces van Jezus.

Mc. 1,40-45 : Een melaatse

40 Een melaatse komt naar Jezus. Hij smeekt tot hem, knielt voor hem en zegt: ‘Als jij wilt, kan je mij reinigen.’ 41 Jezus is door medelijden bewogen, strekt zijn hand uit, raakt hem aan en zegt: ‘Ik wil, word rein.’ 42 De melaatsheid gaat onmiddellijk van hem weg en hij wordt gereinigd. 43 Tegen hem briesend gooit hij hem onmiddellijk uit de woestijn 44 en zegt: ‘Zorg ervoor dat je aan niemand iets zegt, maar ga jezelf tonen aan de priester en breng het offer dat Mozes heeft voorgeschreven voor je reiniging. Dat is een bewijs voor hen. 45 De man gaat de woestijn uit en begint overtuigend te verkondigen. Het gebeuren verspreidt zich zodat Jezus niet meer in het openbaar de stad kan binnengaan. Hij verblijft buiten de stad op eenzame plaatsen. De mensen komen van overal naar hem toe

Een melaatse duikt op uit het niets. Hij vraagt om genezing. Jezus steekt zijn hand uit, raakt hem aan en de melaatse wordt rein. Een melaatse is een bedreiging voor de gemeenschap. Daarom wordt hij uit de gemeenschap gesloten en moet hij leven buiten de stad, in onbewoond gebied. Als een mens in zijn nabijheid komt, moet de getroffene verwittigen dat hij melaats is. In dit verhaal overtreedt de melaatse de voorgeschreven regels. In dit verhaal raakt de reine Jezus de onreine melaatse aan. Wat gebeurt, is de omgekeerde wereld. Door de aanraking wordt de onreine rein. Jezus raadt hem aan om alle voorschriften te vervullen zodat hij in de gemeenschap kan worden opgenomen. In de gemeenschap zijn vele vormen van onreinheid. Onreinen worden uit het maatschappelijk en religieus leven geweerd. Een zinnetje intrigeert me: “Bars stuurde Hij hem meteen weg.” (Mc. 1,43). Heeft Jezus er moeite mee dat de genezen man nog de goedkeuring van de priester moet krijgen en dat hij daarenboven nog een offer moet brengen? Religie zou moeten verbinden. De priestergroep van Israël bepaalt volgens de voorschriften wie uitgesloten wordt en wie eventueel terug wordt opgenomen. Priesters bepalen wie erbij hoort en wie niet. Wie wordt uitgesloten, wordt buiten het dorp of de stad gestuurd. Wie wordt verbannen, moet het stellen zonder enig menselijk contact. De genezing door Jezus bestaat hierin dat hij een einde stelt aan het uitgesloten zijn van de melaatse, dat hij fysiek contact met hem heeft, en hem insluit in de gemeenschap. Jezus geneest hem ook van de haat en de agressie die de uitsluiting bij de melaatse opriepen.

Het Marcusevangelie: een benadering – Arseen De Kesel

Page 17: MARCUS EERSTE... · Web vie

17

Het volk van Israël moet genezen van al zijn uitsluitingen en zorg dragen voor al wie zogenaamd ongeneeslijk ziek en besmettelijk is. Het moet niet verbannen, maar werken aan genezing, het herstellen van relaties, de liefdevolle omgang met de medemens, het respect dat ieder mens een broer en zus is. Jezus gebiedt aan de genezen melaatse het aan niemand te vertellen. Hoe kan dat als het de bedoeling is volwaardig in de gemeenschap te worden opgenomen? Komt de vrees voor het gevaar van tegenstanders om het hoekje kijken en wil Jezus zijn boodschap in stilte en bescheidenheid brengen? Is Jezus bang? Het komt bij Marcus vaak voor dat Jezus aan wie genezen werd verbiedt het aan iemand te vertellen. Telkens heeft dit verbod het omgekeerde effect. De genezen persoon zegt het aan ieder die het horen wil, zodat Jezus niet onbekend kan blijven. Marcus zegt zelfs dat Jezus verblijft op eenzame plaatsen en dat van overal volk naar hem toestroomt.

Met dit verhaal is de activiteit van Jezus compleet. In de stad en in de woestijn, in de synagoge en in huis, voor man en vrouw, voor zieken en bezetenen en uitgestotenen brengt Jezus genezing. Zijn boodschap van broer-en-zus worden van elkaar, van vriendschap en solidariteit biedt een alternatief voor een hopeloos verdeelde samenleving met haat, geweld en oorlog. Marcus zou hier zijn evangelie kunnen laten eindigen. Jezus heeft zijn boodschap gebracht.

TWEEDE HOOFDSTUK

Mc 2,1-12: het verhaal van de lamme

1 En Jezus gaat opnieuw naar Kafarnaüm. Na dagen wordt vernomen dat hij thuis is.2 Er verzamelen zich velen zodat er geen ruimte meer is, zelfs niet bij de deur en hij blijft tot hen het woord voeren. 3. Vier mannen dragen een lamme. Ze komen hem bij Jezus brengen. 4 Zij kunnen hem niet tot bij Jezus brengen omwille van de menigte. Zij halen de dakbedekking weg, maken een opening en laten de draagberrie waarop de lamme ligt naar beneden. 5 Jezus ziet hun geloof. Hij zegt tot de lamme: kind, jouw zonden worden vergeven! 6 Maar enkele Schriftgeleerden zitten daar. Ze hebben hun bedenkingen. 7 Hoe kan deze zo spreken? Hij lastert. Wie kan zonden vergeven? Slechts de Ene God. 8 En onmiddellijk weet Jezus met helderheid van geest dat zij zulke bedenkingen maken. Hij zegt hen: Wat maken jullie bezwaren? 9 Wat is gemakkelijker, tot de lamme zeggen: jouw zonden worden vergeven, of zeggen: sta op, neem je draagberrie en stapt rond? 10 Maar opdat jullie zouden weten dat de mensenzoon de macht heeft om zonden te vergeven op aarde, zegt hij tot de lamme: 11 ‘tot jou zeg ik: sta op, neem je draagberrie en ga heen naar je huis.’

Het Marcusevangelie: een benadering – Arseen De Kesel

Page 18: MARCUS EERSTE... · Web vie

18

12 De genezen man staat op, neemt zijn draagberrie en gaat naar buiten. De mensen zijn buiten zichzelf. Zij verheerlijken God met de woorden: ‘Zoiets hebben we nog nooit gezien’.

Er zit vaart in het Marcusevangelie. In het eerste hoofdstuk werd een handeling elfmaal onmiddellijk uitgevoerd. Er is haast. Het is dan ook moeilijk te begrijpen dat Jezus dagen thuis in Kafarnaüm is zonder zelf een initiatief te nemen en dat anderen het pas dagen later opmerken. Heeft hij zich willen schuilhouden? Waarom? Iets dergelijks vinden we in het zevende hoofdstuk: Jezus trekt zich terug in Tyrus na zijn confrontatie met de Farizeeën en wil door niemand herkend worden (Mc 7,24).

Marcus is een evangelie van de weg, zo wordt gezegd. Het is vooral een evangelie van het stappen. Stap voor stap gaat het verhaal vooruit. Eén van die middelen is het gebruik van het woordje opnieuw, in het Grieks palin. Dat woordje is ons bekend van het woord palimpsest, een perkament dat opnieuw gebruikt wordt. Het woordje opnieuw verwijst dus naar een vroeger woord of deel van een vers en maakt hiermee een verband. Het geeft een stap aan. Door de herhaling wil Marcus geen ter plaatse trappelen weergeven, maar wil hij een stap vooruitzetten. Het vroegere vers wordt door het nieuwe vers verrijkt. Er is tussen de twee verzen heel wat gebeurd en dat kan je niet zomaar verwaarlozen.

Jezus is dus opnieuw in Kafarnaüm. Hij is ‘thuis’. Velen verzamelen zich bij de deur van het huis. Niemand kan er noch in noch uit. Het is al eerder gebeurd dat velen zich verzamelen bij het huis waar Jezus verblijft (Mc 1,33).’s Avonds, na de sabbat, verzamelt de hele stad Kafarnaüm zich bij het huis van Simon.

Jezus geeft onderricht. We moeten wat switchen tussen het tweede en het eerste hoofdstuk. Ik vraag wat goede wil. Jezus neemt het woord voor degenen die bij de deur zijn verzameld (Mc 2,2). Een eerste maal gaf Jezus onderricht in de synagoge in Kafarnaüm (Mc 1,21). Telkens vertelt Marcus ons niet waarover Jezus spreekt. Maar de context maakt het duidelijk. Want er komen vier mannen opdagen die een lamme dragen (Mc 2,3). Vóór het verhaal van het onderricht in de synagoge staat het verhaal van de tweemaal twee broers (Mc 1,16-20). Het betekent voor ons dat de boodschap van Jezus ging over broederschap. De vier dragers beleven hun broederschap; ze dragen hun lamme medemens. Het thema dat Jezus bespreekt aan de deur van het huis is wellicht broederschap. Heel mooi zegt de tekst dat de vier mannen de lamme vastnemen; dit is sterker dan dragen. Ze zijn dus heel concreet betrokken bij de lamme; over het bed is er pas sprake wanneer de vier mannen de lamme neerlaten vanaf het dak tot de benedenverdieping waar Jezus zich bevindt. Om met enige overdrijving te zeggen: ze sleuren de lamme tot bij Jezus. Je ziet de vier mannen denken: lieve lamme, als wij er niet in slagen om je op de been te brengen, dan Jezus wellicht wel.

Het Marcusevangelie: een benadering – Arseen De Kesel

Page 19: MARCUS EERSTE... · Web vie

19

Langs de deur kunnen ze niet naar binnen, want die is geblokkeerd door een menigte. De dragers geven de moed niet op. Zoals dat in Galilea in die tijd gebruikelijk is, klim je via een trap naar het plat dak, dat ook als terras dienst doet. De dragers klimmen dus naar het dak en leggen een deel ervan open zodat het bed met de lamme erop naar beneden kan worden gelaten. Dat openleggen moet met voorzichtigheid gebeuren want Jezus en veel volk bevindt zich in de benedenverdieping. Terwijl de dragers het dak openmaken, kijkt de lamme toe. Hun vertrouwen, vriendschap en doorzettingsvermogen zijn niet in staat om zijn schuldenlast weg te nemen en hem in beweging te krijgen. De dragers laten voorzichtig de lamme voor de voeten van Jezus zakken. Maar Jezus kijkt naar boven, naar de dragers, en ziet hun groot vertrouwen. Hij verwoordt wat zij reeds in daden hebben duidelijk gemaakt aan de lamme: jouw zonden worden jou vergeven. Jezus ziet de lamme en beseft dat een zondenlast op hem weegt, zo zwaar dat hij er niet alleen onder gebukt gaat, maar niet eens op zijn benen kan staan. In die lamme herkent Jezus zovelen die omwille van zonden of onreinheid worden uitgesloten uit de gemeenschap. Jezus beseft dat zondenvergeving cruciaal is om een mensengemeenschap op te bouwen. Jezus wordt zich ervan bewust dat engagement en solidariteit mensen rechtop doen staan en stappen. Het geloof van Jezus groeit door het geloof en het vertrouwen van de dragers. In het huis staat de menigte recht maar er zijn enkele Schriftgeleerden gezeten als gezagsdragers. Misschien hebben sommige mensen hun plaats aan hen afgestaan. Zijn het de Schriftgeleerden die Jezus al heeft ontmoet tijdens zijn bezoeken aan de synagogen in Galilea? Heeft Jezus zich voor hen schuilgehouden? Aan hun gezichtsuitdrukking valt te merken dat zij de woorden van Jezus afkeuren. Deze woorden stroken niet met de Schrift, althans volgens hen. ‘Hoe kan deze zo spreken?’ Ze zijn zelfs van mening dat Jezus godslasterlijk spreekt, want hij eigent zich blijkbaar een macht toe die alleen aan de ene God toekomt. Een gebrek werd in die tijd als een straf voor een zonde beschouwd. Zolang het gebrek bleef, zolang bleef de straf en kwam er geen vergeving. En zolang er geen vergeving was, werd de zondige mens uit de gemeenschap gesloten. Jezus ziet de nood van de lamme. Het kan toch Gods bedoeling niet zijn dat deze mens in zijn ellendige en hopeloze toestand blijft? Is God streng en straffend of is Hij barmhartig? Misschien is het niet toevallig dat Marcus in de zin “Jouw zonden zijn jou vergeven” de naam Jezus, Jehosjua, JHWH redt, vermeldt.

We lezen er bijna over. Er staat “de ene God”. Hij is de God van het hele volk van Israël, niet slechts van een groep vromen. Later zal Hij de God van de hele mensheid zijn. Maar dat komt pas later. Volgens de Schriftgeleerden is God streng en straffend, volgens Jezus is Hij barmhartig. Bovendien kunnen mensen elkaar vergeven, nog meer: God zal wel volgen met vergeving als mensen elkaar vergeven.

Sommige theologische opvattingen van de Schriftgeleerden staan broederschap in de weg. Ze splitsen de samenleving op in ‘reinen’ en ‘onreinen’. Dat kan haar

Het Marcusevangelie: een benadering – Arseen De Kesel

Page 20: MARCUS EERSTE... · Web vie

20

verlammen. Misschien staat de lamme wel voor een verlamde samenleving, die geen stap meer vooruit kan zetten. We worden geconfronteerd met een uitspraak van de Schriftgeleerden dat alleen de ene God zonden vergeeft. Alleen God zou die uitspraak kunnen verifiëren, maar God leent er zich niet toe om aan menselijke uitspraken een eeuwig waarheidslabel toe te kennen. Uitspraken over God blijven altijd menselijke uitspraken. Laten we hierin nederig zijn. Bovendien moeten we theologische uitspraken toch in vraag durven stellen wanneer ze het geluk van individu en samenleving ondermijnen.

Wat een spanning komt naar boven bij de hulpvraag van de vier dragers met een lamme. Wellicht hebben de dragers zich weinig theologische vragen gesteld wanneer ze als goede mensen met hun ‘broer’ naar Jezus zijn gestapt. Wat kan Jezus meer dan de vier dragers? Hij kan de man overtuigen dat zijn zonden worden vergeven. Dan valt de schuldenlast van de schouders van de lamme af en kan hij op het woord van Jezus opstaan en gaan. Het is geen tovertruc. Het is de kracht die in de lamme ontwaakt bij het besef dat zijn zonden- en schuldenlast hem wordt vergeven

In commentaren lees ik dat het woordje ontwaken, opstaan zou verwijzen naar de verrijzenis van Jezus waaraan gelovigen mogen deelhebben. Deze verrijzenis tijdens dit leven zou een voorsmaakje zijn voor de verrijzenis na de dood. Laten we voorzichtig zijn. Wat er komt na dit leven, weten we niet. We kunnen alleen maar hopen. Opstaan in dit leven heeft zijn volle waarde op zich, zonder een verwijzing naar iets anders.

De lamme staat op en neemt zijn draagberrie mee. Ze symboliseert enerzijds de vriendschap, de hoop en het doorzettingsvermogen van de vier dragers en anderzijds de overtuiging van Jezus dat de zonden van de lamme voor God en mens zijn vergeven. De lamme is voortaan in staat zijn lasten te dragen. Hij valt niet meer onder zijn lasten. Hij kan rechtop staan en gaan. De materiële draagberrie zal hij thuis wel ergens opbergen, maar de geestelijke zal hij altijd bij zich dragen.

Jezus stuurt hem naar huis, naar de omgeving van zijn vrienden. Daar is de oefenschool om vertrouwen en vriendschap op te bouwen. Jouw zonden zijn jou vergeven. Het heeft in de ruimte van het huis weerklonken. De aanwezigen voelen zich aangesproken. Ze worden van zonden vrijgesproken. Nu is er ruimte in het huis en kan de genezen man met zijn draagberrie naar buiten en naar huis gaan.

Op het einde van het verhaal reageren de omstaanders: ‘Zoiets hebben we nog nooit gezien’. Ze hebben gezien wat er allemaal is gebeurd. Ze loven God. Hij maakt mogelijk dat mensen op elkaar vertrouwen en elkaar vergeven. Hij maakt mogelijk dat lammen opstaan.

Het Marcusevangelie: een benadering – Arseen De Kesel

Page 21: MARCUS EERSTE... · Web vie

21

Laat het me nogmaals herhalen. God komt niet uit de lucht vallen en Jezus geneest niet bij wijze van een hocuspocus de lamme. God is aanwezig in mensen, in de lamme, de dragers, Jezus, de omstaanders, de Schriftgeleerden. Mensen kunnen elkaar bemoedigen of ontmoedigen. Er zijn dragers en er zijn Schriftgeleerden. Bemoediging geeft mensen kracht en richt hen op.

Laten we voorzichtig zijn bij de invulling van de Schriftgeleerden. Ze zijn in deze situatie van het literaire verhaal de tegenstanders van de houding en de woorden van Jezus. Laten we dit niet veralgemenen naar alle Farizeeën in die tijd, en zeker niet naar alle tijden.

Tenslotte nog dit: Marcus vertelt ons een verhaal over Jezus. Het is geen historisch maar een literair verhaal. Soms kan de lezer de indruk krijgen dat Marcus een historisch proces schetst van de groei van Jezus in inzicht en geloof. Dit is het niet. Het is een proces in het literair verhaal.

Mc 2,13-14: het verhaal van de roeping van de tollenaar Levi

13 Jezus gaat naar buiten en komt opnieuw langs het meer. De hele menigte komt naar Jezus. Hij onderricht hen.14 Hij gaat langs het meer. Hij ziet Levi, de zoon van Alfeüs, bij het tolhuis zitten. Hij zegt tot hem: volg mij! Levi staat op en volgt hem.

Jezus gaat het huis uit. Hij gaat opnieuw langs het meer van Galilea. We herinneren ons dat hij tweemaal twee broers riep toen hij voor de eerste maal langs het meer ging (Mc 1,16-20). Ook hier hebben we met een roepingsverhaal te maken, nl. van de tollenaar Levi, de zoon van Alfeüs. Maar nu gaat aan de roeping onderricht vooraf (Mc 2,13), en wel voor de hele menigte. We weten ook nog dat Jezus onderricht gaf in de synagoge van Kafarnaüm (Mc 1,21) en we vermoeden dat hij onderrichtte over het broer-en-zus zijn voor elkaar. In het verhaal over de tollenaar Levi (Mc 2,13-14) zet Marcus een stap verder. Het gaat eveneens over broederschap; daarvan getuigden overvloedig de vier dragers van de lamme. Het gaat bovendien over het vergeven aan elkaar. Jezus onderricht over broer-en-zus voor elkaar zijn, zondenvergeving, de barmhartige God, elkaar vergeven, het ene volk van God. In de synagoge van Kafarnaüm gaf Jezus onderricht aan de aanwezigen van de sabbateredienst. Het was ook hier dat hij zijn optreden begon. Nu komt de hele menigte naar hem toe op een dag in de week. Hij onderricht nu langs het meer van Galilea, en niet in de synagoge. Het is een stap verder in het levensverhaal van Jezus. Na dit onderricht gaat Jezus verder langs het meer. Een stap verder. Hij ziet er de tollenaar Levi, de zoon van Alfeüs, bij het tolhuis zitten. De naam van de tollenaar is opmerkelijk, want de levieten stonden in voor de inning van de tienden. Ik verklaar het nader. Bij de verdeling van het land onder Jozua in de 13de eeuw vóór Christus

Het Marcusevangelie: een benadering – Arseen De Kesel

Page 22: MARCUS EERSTE... · Web vie

22

werd aan de stam Levi geen deel van het beloofde land Kanaän toegewezen. Ze werden vrijgesteld van grondbezit om zich ten volle aan de eredienst van JHWH te kunnen wijden. Om in het levensonderhoud van priesters en levieten te voorzien, werd door Mozes bepaald dat de twaalf stammen tienden van al hun opbrengsten van het land aan de priesters en levieten moesten afdragen. Er moet wel een hele organisatie uitgebouwd zijn om de vereiste tienden te innen. Wellicht hebben de Romeinen vanaf de eerste eeuw vóór Christus van deze organisatie gebruik gemaakt om van de bewoners van Palestina extra belastingen te eisen. Levieten zijn dus ontvangers van de tienden als bijdrage voor het onderhoud van de priesterstam Levi en van de belastingen die de Romeinen opleggen. Levieten worden beschouwd als medewerkers en handlangers van de Romeinen, die het land bezetten. Daarenboven zijn er ook levieten die wel eens wat in eigen zak durven steken en worden sommigen van hen beschouwd als sjoemelaars. Het wetsgetrouwe en vrome genootschap van Farizeeën beschouwt hen als zondaars en mijdt alle contact met hen. We zouden verwachten dat de tollenaar Levi het eerst Jezus zou opmerken om van hem de vereiste tienden en de opgelegde belasting te vragen. Hij kent hem wellicht vanuit het onderricht. Misschien kent Jezus de tollenaar Levi al van vroeger. Hij ziet de man zitten, aan zijn tolhuis gekluisterd. Beide mannen kijken wellicht in elkaars ogen. Een wederzijdse blik van begrip, van verlangen naar bevrijding. Jezus zegt tot Levi: ‘volg mij’. Het klinkt alsof Levi naar die woorden had uitgekeken. Marcus zegt het kort en eenvoudig: Levi stond op en volgde Jezus. Jezus leert bij. In het vorige verhaal werd een lamme door vier vrienden bij Jezus gebracht. Jezus had gezien hoe zijn vrienden zo sterk verlangden dat hun verlamde vriend er weer bovenop zou komen. In dit verhaal van de roeping van Levi merkt Jezus hoe deze tollenaar ernaar verlangt om broer te zijn en om niet voortdurend de haat en de verachting van zijn volksgenoten te voelen. Deze Levi zal voortaan niet meer vragen en eisen, maar vriendschap geven. Hij zal voortaan niet meer bezig zijn om geld in te zamelen, maar hij zal mensen bijeenbrengen die van elkaar houden en elkaar respecteren. Levi staat symbool voor al degenen die gehaat worden door geloofsgenoten omdat ze samenwerken met de Romeinen, omdat ze de tienden en de belastingen innen. Jezus roept hen als broer. Simon en Andreas, Jakobus en Johannes werden al eerder geroepen, nu komt Levi erbij. Jezus heeft hen aangesproken en ze voelden zich aangesproken. Ze worden geroepen om broer voor elkaar te zijn. Nu volgen ze Jezus op zijn weg.

Mc 2,15-17: eten met zondaars en tollenaars

15 Op een dag ligt de tollenaar Levi in zijn huis aan tafel aan. Het was toen gebruikelijk om aan tafel aan te liggen om te eten. Vele tollenaars en zondaars liggen mee aan tafel, samen met Jezus en zijn leerlingen. Want velen volgen Jezus.

Het Marcusevangelie: een benadering – Arseen De Kesel

Page 23: MARCUS EERSTE... · Web vie

23

16 De Schriftgeleerden van de Farizeeën zien Jezus eten met zondaars en tollenaars. Ze zeggen tot zijn leerlingen: ‘Waarom eet hij met tollenaars en zondaars?17 Jezus hoort dat en zegt tot hen: ‘de gezonden hebben geen dokter nodig, wel degenen die er erg aan toe zijn. Ik kom niet om rechtvaardigen, maar om zondaars te roepen.’

De genezing van de lamme en de roeping van Levi tot leerling brengt heel wat in beweging. Vele zondaars en tollenaars volgen Jezus. De tollenaar Levi, een nieuwe leerling van Jezus, geeft een feestmaaltijd in zijn huis. Hadden Jezus en zijn leerlingen ooit kunnen denken dat zij met tollenaars en zondaars zouden eten en feestvieren? Dit staat toch in schril contrast met wat Jezus bij Johannes meemaakte. En meer nog. Jezus, zijn leerlingen, tollenaars en zondaars beschouwen elkaar als broers, delen met elkaar en zijn solidair. Wat een verschuiving binnen de joodse samenleving! We willen eventjes uitweiden over de Schriftgeleerden van de Farizeeën, die in de volgende verzen ter sprake komen. De Schriftgeleerden werden opgeleid in de tempel van Jeruzalem. Ze leerden lezen en schrijven. Ze bestudeerden de Thora en de Profeten. Ze behoorden tot de priesters en levieten. Naast de Farizeeën, die ijverden voor de naleving van de wetten en voorschriften van Mozes in het dagelijks leven, waren er Sadduceeën, genoemd naar Zadok, een afstammeling van de hogepriester Aäron, de broer van Mozes. Tot de strekking van de Sadduceeën behoorden vele hogepriesters, priesters en Schriftgeleerden. Maar er waren ook Schriftgeleerden die zich aansloten bij de strekking van de Farizeeën.De Schriftgeleerden van de Farizeeën zijn van mening dat volgens de Wet en de Profeten niet-zondaars en zondaars geen omgang met elkaar mogen hebben, laat staan met elkaar eten. Als een soort religieuze politie controleren de Farizeeën hun joodse geloofsgenoten of ze volgens de Wet en de Profeten leven. Bij een overtreding worden ze door hen aangesproken. Wanneer de Schriftgeleerden van de Farizeeën zien dat Jezus en zijn leerlingen met zondaars en tollenaars eten, spreken ze de leerlingen van Jezus aan en vragen waarom hun leermeester met zulke mensen eet. Uit de vraag van de Schriftgeleerden van de Farizeeën blijkt hoe verschillend hun Godsbeeld is van dat van Jezus en zijn leerlingen. De enen zijn bekommerd om de strikte naleving van Wet en Profeten om zo in de gunst van God te staan, de anderen vertrouwen op de barmhartigheid van God en ijveren voor verbondenheid en solidariteit onder de mensen.

Hoe deze twee strekkingen beoordelen? Als een religieuze opvatting een mens niet helpt om menswaardiger te leven, moet die opvatting toch bevraagd worden. Immers, iedere religieuze opvatting komt van mensen.

Het Marcusevangelie: een benadering – Arseen De Kesel

Page 24: MARCUS EERSTE... · Web vie

24

Jezus geeft de Schriftgeleerden antwoord: de gezonden hebben geen dokter nodig, maar wel zij die er erg aan toe zijn. Jezus gebruikt het beeld van een geneesheer. Jezus wil verbroken banden herstellen, wonden helen, spirituele gezondheid bevorderen, samenhang en harmonie in de samenleving brengen. Jezus zegt tenslotte: ik kom niet om rechtvaardigen, maar om zondaars te roepen. Hij spreekt over gezonden en rechtvaardigen, maar zijn de Schriftgeleerden van de Farizeeën wel zo gezond en rechtvaardig? Hebben zij juist niet een dokter nodig? Jezus wordt zich ervan bewust dat hij komt om zondaars te roepen.

Mc 2,18-22: vasten

18 De leerlingen van Johannes en de Farizeeën zijn aan het vasten. Ze komen tot Jezus zeggen: ‘waarom vasten de leerlingen van Johannes en de leerlingen van de Farizeeën wel, maar waarom vasten jouw leerlingen niet? 19 Jezus zegt tot hen: ‘Zolang de bruidegom aanwezig is, kunnen de vrienden van de bruidegom niet vasten. 20 Wanneer de bruidegom van hen is weggenomen, dan zullen zij vasten. 21 Niemand naait een lap van ongekrompen stof op een oud kledingstuk. In dit geval trekt het nieuwe opgenaaide stuk aan het oude en de scheur wordt nog groter. 22 Niemand giet nieuwe wijn in oude zakken. In dit geval zal de wijn de zakken scheuren. Dan gaan de wijn en de zakken verloren. Nieuwe wijn in nieuwe zakken.

De leerlingen van Johannes de Doper en van de Farizeeën houden zich aan een sobere levensstijl. Naast de dagen van vasten, die voorgeschreven zijn, vasten zij ook nog op niet-verplichte dagen. Ze vragen aan Jezus waarom zijn leerlingen dat niet doen. Jezus is zo vervuld van vreugde van de ontmoeting van zichzelf en zijn leerlingen met de zondaars en tollenaars dat hij het ervaart als een bruiloft waarbij hij de bruidegom is. Hij ervaart een intense band met zijn leerlingen en zijn volgelingen. Hoe kunnen zij vasten wanneer zij feest vieren om de onderlinge verbondenheid, de vergeving, het delen met elkaar? Marcus kijkt vooruit. Er zal een tijd komen dat Jezus er niet meer zal zijn. Dan zullen zijn volgelingen vasten; zij zullen hem missen. Marcus tilt het vasten op een hoger niveau. Vasten is geen loutere ascetische vroomheidsoefening. Het beeld van een bruiloftspaar is sprekend. Zolang bruidegom en bruid samen zijn, moeten zij feest vieren; het vasten komt als één van de twee sterft. Vasten is: iemand missen. De twee strekkingen gaan niet samen, zoals vasten en feestvieren. Ze verschillen te sterk van elkaar in Gods- en mensbeeld. Jezus gebruikt twee gelijkenissen. De eerste gelijkenis betreft het naaien van een lap stof aan een jas. Geen nieuwe lap stof aan een oude jas. Anders gaat de nieuwe stof trekken aan de oude stof en de scheur van de oude jas wordt nog groter. De andere gelijkenis betreft wijn en wijnzakken. Geen nieuwe wijn in oude zakken. Anders gaan de zakken scheuren bij het gisten van de wijn. Dan gaan de zakken en de wijn

Het Marcusevangelie: een benadering – Arseen De Kesel

Page 25: MARCUS EERSTE... · Web vie

25

verloren. Jezus ziet dat beide strekkingen niet met elkaar te verzoenen zijn. Maar hoe moet het nu verder? Hij droomt er toch van dat het volk van Israël als broers en zussen met elkaar leven, met elkaar delen en solidair zijn. Is zijn droom utopisch, niet te realiseren?

Mc 2,23-28: de sabbat in dienst van de mens

23 Nu begeeft Jezus zich op de sabbat door de korenvelden. Zijn leerlingen beginnen onderweg aren te plukken. 24 De Farizeeën zeggen tot hem: Zie, waarom doen zij op sabbat, wat niet is toegelaten. 25 Hij zegt tot hen: ‘Weten jullie niet eens wat David deed, toen hijzelf en zijn metgezellen honger leden en geen eten hadden? 26 Hij ging het huis van God binnen tijdens de diensttijd van de hogepriester Abiathar. Hij nam de toonbroden van de tempel, gaf ervan aan zijn metgezellen en samen aten ze de broden op. Dit is slechts toegestaan aan de priesters.’ 27 Jezus zegt hen nog: ‘Omwille van de mens bestaat de sabbat en niet omgekeerd dat de mens zou bestaan omwille van de sabbat. 28 De mensenzoon is heer van de sabbat.’

Het gebeurt op sabbat. Jezus en zijn leerlingen zijn op weg met langs beide zijden graanvelden. Onderweg beginnen zijn leerlingen aren te plukken. De Farizeeën zeggen tot Jezus: ‘waarom doen je leerlingen op sabbat iets wat niet is toegelaten?’ De sabbat zou een dag van vreugde moeten zijn. In plaats daarvan houden de Farizeeën mensen in het oog om te zien of ze wel alle geboden en verboden onderhouden. Hoe kunnen zij zien dat de leerlingen van Jezus aren plukken terwijl zij tussen twee graanvelden met rijp koren wandelen? Lagen ze op vinkenslag? Ze spreken Jezus aan, wellicht met de bedoeling dat hij zijn leerlingen zou terecht wijzen. Dat doet hij niet. Integendeel, hij antwoordt met een anekdote uit het leven van koning David. Deze nam voor zichzelf en voor zijn manschappen de toonbroden uit de tempel om hun honger te stillen. Dat was verboden. Alleen priesters mochten die toonbroden eten. Tenslotte zegt Jezus: ‘de sabbat is er voor de mens’, en niet omgekeerd. En volgens Marcus zegt Jezus verder: “Dus is de Mensenzoon heer van de sabbat”. Zowel in het verhaal van de lamme als hier wordt melding gemaakt van de mensenzoon. Wat bedoelt Marcus? In het boek Daniël is de mensenzoon een bijna goddelijke figuur van de eindtijd. Met het beroep op de Mensenzoon lijkt deze figuur de functie van God te vervullen. In hoeverre verschillen de Farizeeën en Jezus dan van elkaar? Beide doen dan toch beroep op iemand, die boven de mensen uitstijgt. Ik heb met deze uitleg moeite. Ik maak het wellicht iets te eenvoudig: mensenzoon wil zeggen een mens, kind van mensen.

HOOFDSTUK 3

Het Marcusevangelie: een benadering – Arseen De Kesel

Page 26: MARCUS EERSTE... · Web vie

26

Marcus 3,1-6: de genezing van een man met een verschrompelde hand, op sabbat

1 Jezus gaat opnieuw naar de synagoge. Daar is een mens die een verschrompelde hand heeft. 2 Men houdt hem in de gaten of hij hem op sabbat zal genezen. Dan kunnen ze hem aanklagen. 3 Hij zegt tot de mens die de verschrompelde hand heeft: sta op en kom in het midden. 4 Hij zegt tot hen: ‘ Is het toegelaten om op sabbat goed of slecht te doen, iemand te redden of te doden? 5 Met toorn kijkt hij rond. Tevens is hij bedroefd over de hardheid van hun hart. ‘ Hij zegt tot de man: ‘Strek je hand uit.’ De man strekt zijn hand uit en zij is hersteld.’ 6 De Farizeeën gaan naar buiten. Onmiddellijk samen met de Herodianen plegen zij overleg tegen Jezus om hem te doden.

We hebben bij dit verhaal reeds lang stilgestaan toen we ons bij het verhaal van het eerste bezoek van Jezus en zijn leerlingen aan de synagoge van Kafarnaüm (Mc 1,20-28) hebben afgevraagd wie de tegenstanders in de synagoge zijn. Dat hebben we verduidelijkt door over te schakelen naar het verhaal van het tweede bezoek aan de synagoge (Mc 3,1-6). Maar er valt nog meer te vertellen. Oorspronkelijk werd het evangelie geschreven zonder hoofdletters en leestekens. Dat maakte het opsporen van een zin moeilijk. Daarom werd later het evangelie, evenals alle Bijbelboeken, in hoofdstukken en verzen ingedeeld. Onze versindeler heeft het tweede verhaal van het bezoek van Jezus aan de synagoge in een nieuw hoofdstuk geplaatst (Mc 3). Heeft hij hiermee het verband van de twee verhalen van de synagogebezoeken willen versterken? Inhoudelijk hoort het tweede bezoek van Jezus aan de synagoge (Mc 3,1-6) bij de vorige verhalen (Mc 2,1-28). Deze groep van vijf verhalen wordt door bijbelgeleerden meestal “twistgesprekken” genoemd. Het zijn niet altijd “gesprekken”, want in het eerste verhaal van de groep, de genezing van de lamme, grommen de Schriftgeleerden in zichzelf en zeggen ze niets. In het laatste verhaal (Mc 3,1-6) liggen de Farizeeën als gieren op de loer om Jezus te kunnen beschuldigen. Ze zwijgen en zeggen geen woord. IJselijke stilte. De opbouw van de vijf verhalen is gecomponeerd naar een climax toe. In het eerste verhaal grommen de Schriftgeleerden om wat Jezus zegt over zondenvergeving en om wat hij doet . In het verhaal van het eten komen de Schriftgeleerden van de Farizeeën aan de leerlingen van Jezus vragen waarom hun meester met zondaars en tollenaars eet. In het derde verhaal, dat van het vasten, vragen de leerlingen van Johannes en die van de Farizeeën waarom zijn leerlingen niet vasten. In het vierde verhaal, dat over het aren plukken op sabbat, maken Farizeeën Jezus erop attent dat zijn leerlingen iets doen wat op sabbat niet is toegelaten. In het vijfde en laatste verhaal is de confrontatie tussen de Farizeeën en Jezus compleet. De Farizeeën

Het Marcusevangelie: een benadering – Arseen De Kesel

Page 27: MARCUS EERSTE... · Web vie

27

verlaten de synagoge en besluiten samen met de Herodianen om Jezus uit de weg te ruimen. De kloof is onoverbrugbaar. De Farizeeën geven Jezus geen ruimte meer. De oplossing is liquidatie van Jezus. Jezus zelf had al in het verhaal over de vasten gemerkt dat de tegenstellingen onoverbrugbaar waren, maar hij had ruimte gelaten voor de strekking van de Farizeeën. Jezus vergeeft zonden; dat vinden de Schriftgeleerden godslasterlijk. Hij en zijn leerlingen eten met zondaars en tollenaars; dat hoort toch niet. Leerlingen van Johannes en van de Farizeeën vasten op sommige dagen; zij vragen zich af waarom de leerlingen van Jezus dat niet doen. De leerlingen van Jezus plukken aren op sabbat; de Farizeeën maken Jezus opmerkzaam dat het verboden is op sabbat. En tenslotte geneest Jezus een man met een verschrompelde hand in de synagoge op sabbat. Voor de Farizeeën is dat de druppel die de emmer doet overlopen. De lezer zal ondertussen wel begrepen hebben dat Marcus een compositie van vijf geschillen heeft uitgewerkt, die op een hoogtepunt uitlopen. Marcus wil geen historisch verhaal van Jezus geven. Hij schrijft een literair verhaal. In dat verhaal schetst hij hoe het personage Jezus evolueert en uiteindelijk op het kruis sterft. Jezus groeit in inzicht en vertrouwen. In het verhaal van de lamme ziet Jezus het groot vertrouwen van de vier dragers, die de lamme vanaf het dak voor zijn voeten hebben neergelaten. Jezus gelooft dat God een God van mensen is en dat hij een ander mens kan vergeven en opbeuren. Hij zet nog een stap verder. Jezus leert kijken naar de onuitgesproken verlangens van mensen. Hij ziet de tollenaar Levi en roept hem tot zijn leerling. Jezus vergeeft niet alleen een zondaar met woorden, hij doet meer. Hij neemt Levi, die sommigen als zondaar bestempelen, in zijn leerlingenkring op. Voor Jezus het goed en wel weet zit hij met zijn leerlingen tussen zondaars en tollenaars aan een feestmaaltijd. Het is een feest dat doet denken aan een trouwfeest. Jezus beseft dat het nu geen tijd van vasten is, maar van feesten, omdat hij als een bruidegom voor zijn leerlingen en volgelingen is: iemand die zich aan hen bindt en verbondenheid schept. De feestvreugde die de sabbat zou moeten doordrenken, wordt gesmoord door verboden; zelfs enkele aren plukken om je honger te stillen mag niet. Nog sterker wordt Jezus zich ervan bewust dat de mens centraal staat en dat de sabbat er is voor de mens, en niet omgekeerd. In de synagoge op sabbat kiest Jezus resoluut voor de man met de verschrompelde hand. De sabbat is er om mensen te genezen, de hand naar elkaar uit te steken en te delen met elkaar. Welke toekomst heeft een synagoge als de tegenstellingen zo hoog oplopen? Dat wordt ons in een later verhaal verteld: dat van het hoofd van de synagoge en zijn ziek dochtertje.

Mc 3,7-12: samenvattende activiteit van Jezus

7 Jezus wijkt met zijn leerlingen uit naar het meer. Een grote menigte volgt hem. De mensen horen wat Jezus doet en komen naar hem vanuit Galilea, Judea,

Het Marcusevangelie: een benadering – Arseen De Kesel

Page 28: MARCUS EERSTE... · Web vie

28

8 Jeruzalem, Idumea, de overkant van de Jordaan en van rondom Tyrus en Sidon. 9 Jezus zegt tot zijn leerlingen om een bootje voor hem gereed te houden opdat de menigte hem niet zou verpletteren. 10 Jezus geneest velen. Wie een kwaal heeft, valt voor hem neer om hem aan te raken. 11 De onreine geesten zien hem, vallen eveneens voor hem neer en schreeuwen; ‘Jij bent de zoon van God.’ 12 Hij beveelt hen nadrukkelijk om hem niet openbaar te maken.

Na de gevangenneming van Johannes de Doper was Jezus uitgeweken naar Galilea. Het werd hem in Judea te warm onder de voeten. Hij hoopte in Galilea veilig te kunnen werken. Alhoewel, hij was toch voortdurend op zijn hoede. Hij koos voor Kafarnaüm, aan het meer van Galilea. Met het doodsvonnis van Farizeeën en Herodianen voelt hij zich geenszins veilig in Galilea. Hij verkiest het meer van Galilea als uitwijkmogelijkheid. Bij onheil kan hij zich met de boot vlug in veiligheid brengen op het meer. Het is reeds de derde maal dat Jezus zich langs het meer begeeft. Bij de twee vorige keren volgde telkens een roepingsverhaal; eerst bij de roeping van de vissers Simon en Andreas en van de visnettenherstellers Jakobus en Johannes (Mc 1,16-20), vervolgens bij de roeping van de tollenaar Levi (Mc 2,13). We zouden hier dan ook een roepingsverhaal verwachten maar dat is niet het geval. Of toch, want na deze samenvattende activiteit van Jezus (Mc 3,7-12) volgt het verhaal van de roeping van de Twaalf (Mc 3,13-19). Waarom volgt deze samenvattende activiteit van Jezus onmiddellijk na het verhaal van het tweede bezoek aan de synagoge op sabbat? Er is een verschil met wat volgde na het eerste bezoek aan de synagoge (Mc 1,20-28). Vooreerst moeten we opmerken dat Jezus en zijn leerlingen niet naar het huis van Simon gaan om de sabbat thuis verder feestelijk te vieren (Mc 1,29-31). Ze gaan naar het meer van Galilea (Mc 3,7). Bovendien wacht de massa niet tot ’s avonds om naar Jezus te gaan. De sabbat geeft geen feestvreugde, niet in de synagoge, niet thuis. Onmiddellijk na de synagogedienst gaat de talrijke menigte naar Jezus toe. Ze komt vanuit alle windstreken, vanuit Galilea, vanuit Judea, Jeruzalem en Idumea, vanuit het Overjordaanse en tenslotte vanuit Tyrus en Sidon. Ze heeft gehoord wat Jezus deed. Ze verlaat de synagoge en gaat onmiddellijk naar Jezus omdat ze bij Jezus hoopt te vinden wat ze van de synagoge had verwacht. Ze gaat naar hem want hij brengt mensen bijeen; hij getuigt van broer-en-zus zijn voor elkaar, vergeving, verbondenheid en feestvreugde om het samenzijn. De toeloop is zo groot dat Jezus aan zijn leerlingen vraagt om te zorgen voor een bootje. Hij vreest dat ze hem kunnen verpletteren. Misschien zou hij ook kunnen gelyncht worden. Jezus geneest vele zieken. Ik wil niet ontkennen dat Jezus bijzondere gaven heeft om zieken te genezen maar ik ben eerder geneigd te denken dat Jezus met zijn boodschap mensen weet te bemoedigen. Hij spoort hen aan elkaar te helpen en te

Het Marcusevangelie: een benadering – Arseen De Kesel

Page 29: MARCUS EERSTE... · Web vie

29

delen met elkaar en hij verbindt. Velen willen Jezus aanraken, met hem contact hebben, zijn kracht en energie ervaren. Velen lijden lichamelijk en geestelijk. Onder de aanwezigen zijn er ook mensen met een onreine geest, met een negatieve ingesteldheid, met haat en agressie, die oorlogsgezind zijn. Ze erkennen dat Jezus de zoon van God is, iemand die verbindt, die liefdevol en vergevingsgezind is. Wellicht beseffen ze dat Jezus een alternatief biedt voor de verdeelde samenleving en vallen ze voor hem. Aan hen vraagt Jezus uitdrukkelijk dat ze hem niet kenbaar zouden maken. Want dat zou olie op het vuur van de tegenstanders zijn, die hem zoeken om hem uit te schakelen. Dit verhaal van de samenvattende activiteit volgt terecht op het tweede bezoek van Jezus aan de synagoge op sabbat. De samenkomst in de synagoge is voor velen een maat voor niets; ze gaan naar de andere, spontane samenkomst, die rond Jezus, om voedsel voor hun geestelijke honger te vinden.

Mc 3,13-19: de Twaalf

13 Jezus klimt op naar de berg. Hij kiest mensen en roept hen tot zich.14 Hij maakt een twaalftal (die apostelen worden genoemd). Zij zullen bij hem zijn en hij zal hen uitzenden om te verkondigen. 15 Zij zullen macht bezitten om demonen uit te werpen. 16 Hij vormt een twaalftal: Simon, aan wie hij de naam Petrus geeft, 17 Jakobus van Zebedeüs en Johannes, de broer van Jakobus, aan wie hij de naam Boanerges geeft, dat is: zonen van donder; Andreas, Filippus, Bartolomeüs, Matteüs, Tomas, Jakobus van Alfeüs, Taddeüs, Simon de Kananeeër en 19 Judas Iskariot, die hem heeft overgeleverd.

Na het groepsgebeuren (Mc 3,7-12) komt het roepingsverhaal. Jezus verlaat de massa, gaat de berg op en roept wie hijzelf wil. De geroepenen laten de menigte achter en gaan naar Jezus. Met de berg wordt verwezen naar de Sinaïberg, waar Mozes de tien geboden van God ontving en waar God het verbond met Israël sloot. Jezus roept er twaalf, naar de twaalf zonen van Jakob en de twaalf stammen van Israël. De twaalf symboliseren een geheel, zoals de twaalf maanden een jaar vormen. Wellicht beseft Jezus dat zijn leven voortaan in gevaar is en dat het volk van Israël een geestelijke honger heeft die het niet kan stillen in de synagoge. Wellicht beseft hij dat zonder leerlingen zijn beweging zal doodbloeden. Als een nieuwe Mozes roept hij twaalf mensen op de berg. Deze Twaalf worden apostelen genoemd. Ze volgen Jezus om zich te oefenen in het broer zijn van elkaar, om gezonden te worden en te getuigen van hun broederschap en om mensen die negatief en agressief ingesteld zijn te kunnen overtuigen van het alternatief. De Twaalf worden opgesomd als een parelsnoer. Als laatste wordt Judas Iskarioth genoemd. Bij hem wordt vermeld: die hem ook overleverde. De spanning stijgt. We weten nu dat Farizeeën en Herodianen een complot hebben gesmeed om Jezus uit de weg te ruimen en dat Judas Jezus zal overleveren. Dat

Het Marcusevangelie: een benadering – Arseen De Kesel

Page 30: MARCUS EERSTE... · Web vie

30

weten wij als lezers, Jezus weet het wellicht niet. En wat als Jezus het wel weet? Hoe is Judas geëvolueerd van een leerling die Jezus volgt tot het moment dat hij zijn meester overlevert? Misschien moeten we wat geduld hebben om de volle betekenis van dit verhaal te begrijpen.

Mc 3,20-21.31-35: verdacht

20 Jezus gaat naar huis. Opnieuw een menigte komt samen zodat hij en zijn leerlingen niet de gelegenheid krijgen om te eten. 21 Familieleden vernemen dit en trekken erop uit om hem te overmeesteren. Ze zeggen dat hij buiten zichzelf is.

31 De moeder van Jezus en zijn broers komen bij het huis en blijven buiten staan. Ze sturen boodschappers naar hem om hem te roepen. 32 Om hem zit een menigte. De boodschappers zeggen tot hem: zie, je moeder, je broers en je zusters buiten zoeken je. 33 Hij antwoordt hen: wíe ís mijn moeder? Wie zijn mijn broers? 34 Hij kijkt in het rond naar hen die in een cirkel rondom hem zitten en zegt: ziehier mijn moeder en mijn broers. 35 Wie de wil van God doet, die is mijn broer, mijn zus en mijn moeder.

Na de roeping van de Twaalf daalt Jezus van de berg af en gaat naar huis. Er komt opnieuw een menigte bij hem bijeen zodat hij en zijn leerlingen niet eens de gelegenheid krijgen om te eten. Het is al de vijfde keer dat een massa volk naar Jezus toekomt: aan de deur na de genezing van de schoonmoeder van Simon (Mc 1,33), in de woestijn na de genezing van de melaatse (Mc 1,45), bij het huis wanneer Jezus de lamme zal genezen (Mc 2,13), een hele grote volkstoeloop na het tweede bezoek van Jezus aan de synagoge op sabbat (Mc 3,7-8), en nu bij het begin van dit verhaal (3,20). We komen bij een verhaal waaraan we ons niet verwachten; het verhaal dat de verwanten van Jezus erop uit zijn getrokken om zich meester te maken van hem, want zij zijn van oordeel dat hij gek is geworden. Vinden zij dat omdat Jezus de berg is opgegaan als een soort Mozes en twaalf leerlingen rond zich heeft verzameld en zo een gemeenschap, commune, heeft gevormd? Is het omdat zoveel mannen hun vrouw en kinderen in de steek laten en ze aan hun lot overlaten? Of omdat hij en zijn leerlingen de sabbat niet onderhouden? Het blijft een vraag waarom zijn verwanten hem gek verklaren. Ook zijn naaste familie daagt op: zijn moeder, zijn broers en zussen. Ze blijven buiten staan terwijl Jezus zich in het huis bevindt. Ze vertikken het om naar binnen te gaan. Ze sturen mensen naar hem toe om te zeggen dat zij hem roepen. Zij die door zijn familie naar binnen zijn gestuurd, komen bij Jezus die gezeten is met een menigte rond zich. Ze zeggen tot Jezus: ‘jouw moeder, jouw broers en jouw zussen staan buiten en zoeken je’. Jezus antwoordt hen: ‘Wie is mijn moeder, wie zijn mijn

Het Marcusevangelie: een benadering – Arseen De Kesel

Page 31: MARCUS EERSTE... · Web vie

31

broers, wie zijn mijn zussen?’ Jezus kijkt naar wie in de kring rond hem zijn gezeten en zegt: ‘jij bent mijn moeder, jullie zijn mijn broers, jullie zijn mijn zussen.’ En Jezus voegt eraan toe: ‘wie de wil van God doet, is mijn broer, mijn zus, mijn moeder.’ Marcus vertelt ons niet hoe het verhaal is afgelopen. Hij laat ons wel het onderscheid tussen lichamelijke en geestelijke familie zien. Bij de roeping van de broers Simon en Andreas en van de broers Jakobus en Johannes (Mc 1,16-20) ontdekten we dat hij hen roept om geestelijke broers van elkaar te worden. De boodschap van Jezus is: broer en zus van elkaar worden. Wie binnen is, is geestelijke familie; wie buiten is, is geen echte familie. Het verhaal roept vele vragen op. Zijn de Farizeeën die Jezus uit de weg willen ruimen, begonnen met de verwanten en naaste familie te bewerken? Willen de Farizeeën via hen Jezus in handen krijgen? Moet Jezus vanuit die hoek vrezen dat hij zal overgeleverd worden? Het valt op dat Jezus bijna nooit alleen is, maar vaak veel volk om zich heen heeft. Voelt Jezus zich dan veiliger? Hoe kan Jezus blijven volhouden om een boodschap van broederschap, vergeving, en solidariteit te brengen terwijl hij voor zijn leven moet vrezen en hij van alle kanten haat en vijandschap moet verdragen? Hoe kan hij voluit leven in zo’n situatie?

Mc 3,22-30: hij heeft een onreine geest

22 De Schriftgeleerden die uit Jeruzalem zijn afgezakt, zeggen dat Jezus bezeten is door Beëlzebul en dat hij de demonen buitenwerpt in naam van de heerser van de demonen. 23 Jezus roept hen bij zich en spreekt hen toe in gelijkenissen: ‘Hoe kan de ene satan de andere satan buitenwerpen? 24 Een koninkrijk kan niet blijven bestaan als het innerlijk verdeeld is? 25 Een familie kan niet blijven bestaan als ze innerlijk verdeeld is. 26 De satan kan niet blijven bestaan maar komt aan zijn einde wanneer hij tegen zichzelf in opstand komt en verdeeld geraakt. 27 Niemand kan het huis van een sterkere binnengaan om de bezittingen weg te halen als hij de sterke niet eerst vastbindt. Dan zal hij dat huis leegroven.28 Voorwaar ik zeg jullie: Alle zonden en alle lasteringen worden vergeven aan mensenkinderen. 29 Maar wie lastert tegen de heilige geest, krijgt tot in eeuwigheid geen vergeving. Hij is schuldig aan een eeuwige zonde.’30 Dit zei Jezus omdat zij zeiden dat hij door een onreine geest is bezeten. (

De Farizeeën doen hun vernietigend werk verder. Ze schakelen de Schriftgeleerden uit Jeruzalem in. Deze komen naar Galilea. Ze zeggen: ten eerste, dat Jezus een Beelzebul heeft, d.w.z. dat hij bezeten is door één van de bazen van de duivels, en ten tweede: dat hij in naam van de vorst van de duivels andere duivels uitdrijft. Ze willen m.a.w. zeggen: Jezus is een duivels mens, en wat hij doet, is duivels. Dit is wel het ergste wat men hem kan aandoen: hem beschuldigen van het tegenoverstelde

Het Marcusevangelie: een benadering – Arseen De Kesel

Page 32: MARCUS EERSTE... · Web vie

32

van wat hij zegt en doet. Jezus wordt gezien als oorzaak van de verdeeldheid in en de teloorgang van de synagoge. Volgens de Schriftgeleerden is zijn boodschap een misleidende mooipraterij en zijn wonderen misleiden de mensen. Jezus verdedigt zich en stelt de vraag hoe de ene satan een andere satan kan uitbannen. Hij beantwoordt zijn eigen vraag. Hierbij vertelt hij twee gelijkenissen. Ten eerste de gelijkenis van een verdeeld koninkrijk en van een verdeeld huis. Jezus zegt: als een koninkrijk innerlijk verdeeld is, kan dat koninkrijk niet blijven bestaan. Als een huis innerlijk verdeeld is, kan het niet blijven bestaan. Als de satan tegen zichzelf opstaat en verdeelt, kan hij niet blijven bestaan, maar komt er een einde aan. Ten tweede de parabel van een inbreker. Jezus zegt: ‘als iemand een huis wil binnendringen en de hele inboedel weghalen, zal hij eerst de huisbewoner moeten vastbinden.’ En Jezus besluit dat zonden en lastertaal worden vergeven aan mensenkinderen behalve de zonde tegen de heilige geest; die wordt in eeuwigheid niet vergeven. Reeds zeer lang vraag ik me af wat een zonde tegen de heilige geest kan betekenen. Ik denk in de richting van: het is een niet te vergeven zonde om iets goeds slecht te noemen en iets slechts goed. Het is een niet te vergeven zonde om iemand, bezeten met een onreine geest, te beschouwen als iemand, bezield door heilige geest, en omgekeerd: iemand, bezield met heilige geest, te bestempelen als iemand, bezeten door een onreine geest. De tegenstand tegen Jezus wordt groot. Farizeeën en Herodianen willen hem uit de weg ruimen. Zijn verwanten willen zich meester van hem maken. Zijn naaste familie distantieert zich van hem en de Schriftgeleerden van Jeruzalem oordelen dat hij door een duivel van hoge rang bezeten is en in naam van de vorst van de duivels mededuivels uitdrijft. Hiertegenover staat dat Jezus wordt omringd door vele leerlingen en volgelingen. Ik vraag me af hoe dit verder zal evolueren.

HOOFDSTUK 4

Mc 4,1-34: de parabelrede

1 Opnieuw begint Jezus te onderrichten langs het meer. Een zeer grote menigte verzamelt zich bij hem. Jezus stapt in de boot en gaat zitten in het bootje op het meer. De hele menigte bevindt zich aan land op de oever van het meer. 2 Hij onderricht de mensen in gelijkenissen over vele dingen. Tijdens zijn onderricht zegt hij het volgende: 3 ‘Hoort. De zaaier gaat zaaien. 4 Tijdens het zaaien valt een gedeelte van het zaad langs de weg. De vogels komen en eten het op.5 Een ander gedeelte valt op de rotsen. Het heeft er weinig aarde. Onmiddellijk schiet het op. Het ligt ondiep. 6 De zon komt op en verschroeit het gekiemde zaad. Het heeft geen wortel en verdort.

Het Marcusevangelie: een benadering – Arseen De Kesel

Page 33: MARCUS EERSTE... · Web vie

33

7 Een ander gedeelte valt tussen de distels. Deze schieten op en verstikken het opgeschoten zaad. Het draagt geen vrucht. 8 Een overgrote deel van het zaad valt in goede aarde. Het schiet op, groeit en draagt vrucht. Een deel ervan brengt dertigvoudig vrucht voort, een ander deel zestigvoudig en nog een ander deel honderdvoudig. ‘9 Hij voegt nog eraan toe: ‘Wie oren heeft om te horen, dat hij hoort!’

10 Jezus, zijn leerlingen en de twaalf zijn alleen. Ze vragen hem uitleg over de gelijkenissen. 11 Hij zegt tot hen: ‘Aan jullie wordt uitleg over het mysterie van het koningschap van God gegeven, maar aan buitenstaanders wordt alles in gelijkenissen verteld. 12 Buitenstaanders kijken gespannen maar zien niet, luisteren aandachtig, maar begrijpen niet. Tenzij ze zich bekeren en vergeving ontvangen.’ 14 De zaaier zaait het woord. 15 Het woord wordt langs de weg gezaaid. Dit verwijst naar hen die het woord horen. Het gezaaide woord wordt onmiddellijk door de satan geroofd. 16 Het woord wordt op de rotsgrond gezaaid. Het verwijst naar hen die het woord horen en het onmiddellijk met vreugde aannemen. 17 Maar ze zijn niet geworteld. Ze zijn mensen van een ogenblik. Bij onderdrukking en vervolging struikelen zij over het woord. 18 Het woord wordt tussen de distels gezaaid. Dit verwijst naar hen die het woord horen 19 maar de wereldse zorgen, de bedrieglijke rijkdom en nog andere begeerten verstikken het ontloken woord. Ze brengen geen vrucht voort. 20 Het woord wordt in goede aarde gezaaid. Het verwijst naar hen die het woord horen en het aannemen. Ze brengen dertig-, zestig- en honderdvoudig vrucht voort.

21 Verder zegt Jezus tot hen: Een lamp wordt toch niet onder een korenmaat of onder het bed gezet? Ze wordt op een standaard gezet. 22 Alles wat verborgen is, wordt openbaar. Alles wat in het geheim gebeurt, komt in de openbaarheid. 23 Wie oren heeft om te horen, dat hij hoort!’

24 Verder zegt Jezus tot hen: ‘Kijkt uit wat jullie horen. Jullie worden gemeten met de maat waarmee jullie meten en aanpassen. 25 Wie wat meer geeft dan de maat, aan hem zal gegeven worden. Wie wat afneemt van de maat, van hem wordt afgenomen van wat hij afnam.’

26 En nog: ‘Zo is het koningschap van God. Het gelijkt op een mens die het zaad uitwerpt over het land. 27 Hij gaat slapen en hij staat op. Dagen en nachten na elkaar. Het zaad kiemt en wordt groot, maar hoe, dat weet hij zelf niet. 28 Vanzelf brengt de aarde vruchten voort. Eerst is er de halm, dan de aar, en dan volop koren in de aar.

Het Marcusevangelie: een benadering – Arseen De Kesel

Page 34: MARCUS EERSTE... · Web vie

34

29 Wanneer het koren rijp is, is het tijd om het oogsten en slaat hij onmiddellijk de sikkel erin.’

30 En nog: ‘Hoe moeten we het koningschap van God vergelijken? Met welke gelijkenis kunnen we het voorstellen?31 Het is als met een mosterdzaadje. Het is het kleinste zaadje op aarde. 32 Het wordt gezaaid, schiet op en wordt groter dan alle tuingewassen. Het maakt grote takken. In zijn schaduw kunnen de vogels van de hemel zich nestelen.’

33 In vele zulke gelijkenissen voert Jezus het woord naargelang zij het kunnen aanhoren. 34 Slechts in gelijkenissen spreekt Jezus tot de menigte. Met zijn leerlingen afzonderlijk legt hij hen alles uit.

Voor de vierde maal gaat Jezus langs het meer van Galilea. Niets bijzonders, denk ik dan. Toch wel. Marcus verbindt de vier verhalen met elkaar. In het eerste verhaal gaat Jezus langs het meer om vier leerlingen te roepen (Mc 1,16-20). In het tweede zegt Marcus dat Jezus opnieuw langs het meer gaat (Mc 2,13). Na onderricht roept hij de tollenaar Levi. Het tweede verhaal wordt gelinkt aan het eerste. Het zijn twee roepingsverhalen. In de samenvattende activiteit van Jezus (Mc 3,7-12) wordt Jezus door een menigte omstuwd zodat hij door de massa dreigt verpletterd te worden. Hij vraagt aan zijn leerlingen om een bootje klaar te houden. Het derde verhaal houdt blijkbaar geen verband met de twee roepingsverhalen. Of misschien toch. In het tweede verhaal geeft Jezus onderricht: zijn leeractiviteit. In het derde verhaal geneest Jezus zieken en drijft hij duivels uit: zijn wonderactiviteit. Leer- en wonderactivteit, woord en daad, omvatten zijn hele activiteit. In het vierde verhaal geeft hij opnieuw onderricht langs het meer. Dit sluit aan bij het tweede verhaal. Maar de toeloop van de mensen is zo groot dat Jezus in een bootje stapt om vandaaruit het volk aan land te onderrichten. De grote toeloop sluit aan bij het derde verhaal (Mc 3,7-12). De roepingsverhalen en de dubbele activiteit van Jezus horen bij elkaar. De roepingsverhalen zijn tevens leer- en wonderactiviteit: broer en zus worden van elkaar, vergeven. Roeping doet mensen groeien en daardoor ook in inzicht.

Marcus zegt: ‘Jezus begint onderricht te geven.’ Dat is wel wat verwonderlijk, want Jezus heeft reeds tweemaal onderricht gegeven: bij zijn eerste bezoek aan de synagoge (Mc 1,21) en als aanloop voor de roeping van de tollenaar Levi (Mc 2,13). Maar wat hield dat onderricht concreet in? Daar hadden we het raden naar. Hier in Mc 4,2 kondigt Jezus een uitvoerig onderricht aan. We zijn benieuwd, want we kijken al langer uit naar wat Jezus te zeggen heeft. Marcus tempert onze nieuwsgierigheid. Hij zegt: ‘Jezus onderricht hen over vele dingen in gelijkenissen’. Hoelang moeten we wachten vooraleer Jezus ons vertelt waarvoor hij staat? Is hij een voorzichtig man, die wil voorkomen dat zijn tegenstanders maar al te vlug redenen vinden om hem op te pakken en hem te doden?

Het Marcusevangelie: een benadering – Arseen De Kesel

Page 35: MARCUS EERSTE... · Web vie

35

Jezus vertelt vijf gelijkenissen: de zaaier, de lamp onder de korenmaat, de maat, het ontkiemende zaad terwijl de boer slaapt, het mosterdzaadje. Met deze gelijkenissen wil Jezus iets verduidelijken van het koninkrijk/koningschap van God. Maar wat dat koninkrijk/koningschap van God betekent is ook al niet zo duidelijk. Ik heb de indruk dat Marcus of Jezus ons in het ongewisse wil laten. Het is alsof hij slechts een tipje van de sluier wil oplichten.

De eerste gelijkenis gaat over een zaaier. Iedere zaaier maakt wel mee dat zaad verloren gaat: zaad dat langs de harde stroken van de weg valt en door vogels wordt opgepikt, zaad dat op rotsachtige grond valt maar geen wortel kan schieten, zaad dat tussen distels valt, ontkiemt, groeit, maar verstikt. De zaaier zaait omdat hij gelooft dat het zaad in goede grond veelvoudig zaad zal voortbrengen. Op het einde van de gelijkenis zegt Jezus: ‘Wie oren heeft om te horen, moge hij horen.’ Ik weet niet waarop de gelijkenis slaat. Maar ik word getroost. Marcus gaat verder: ‘Wanneer Jezus alleen is met een groep volgelingen en de Twaalf, vragen dezen uitleg, want ze begrijpen de gelijkenis niet.’Voor het eerst geeft Jezus uitleg aan een groep volgelingen en aan de Twaalf. Hij verduidelijkt dat het mysterie van het koninkrijk van God hen gegeven is en niet aan hen die buiten staan. De buitenstaanders horen maar vatten de zin ervan niet; zij zien, maar weten niet wat ze zien. Tenzij ze zich bekeren, vergiffenis ontvangen en gaan behoren tot de groep die ingewijd is. Het geeft me de indruk dat we in een soort geheim genootschap zijn beland. Een esoterische mysterieschool? Wie binnen is, verwerft kennis; wie buiten staan, vatten niets van Jezus’ onderricht. Of is Jezus zo voorzichtig dat hij in het openbaar niet voluit en openhartig wil en kan spreken en zeggen wat hij denkt en voelt? Maar waarom die herhaling dan: ‘wie oren heeft om te horen, dat hij hoort.’ Jezus geeft uitleg over de gelijkenis van de zaaier. Het zaad is het woord. We veronderstellen dat dit de goede boodschap is. Maar nog nergens hebben we Jezus uitdrukkelijk horen zeggen wat dit betekent. We hebben al zo dikwijls een poging gewaagd om de boodschap van Jezus te verwoorden: vrede, het besef van geliefd zijn door God, mensen bijeenbrengen, relaties herstellen, broer-en-zus zijn voor elkaar, kiezen voor het goede, bemoediging, vergeving, kiezen voor de mens. Kiezen tegen verdeeldheid, haat, geweld, wraak, roddel, kwaadsprekerij, macht, verstoktheid van hart, wetten en gebruiken stellen boven het heil van de mens, moordplannen. Vanuit de keuze tussen de twee wegen proberen we de uitleg van de gelijkenis te begrijpen. Hoe vlug ruilen we het goede voor het kwade en geven we toe aan het kwade. Hoeveel moed en kracht vraagt het soms niet van ons om alert te blijven om ons niet te laten meeslepen door de bedreigingen van anderen, door verlangens van macht en bezit. Gelukkig schiet de boodschap van Jezus in velen wortel en brengt zij veelvoudig vrucht voort.

Het Marcusevangelie: een benadering – Arseen De Kesel

Page 36: MARCUS EERSTE... · Web vie

36

De tweede gelijkenis handelt over de lamp. Als iemand de lamp onder de korenmaat plaatst, is het een teken dat hij wil sjoemelen met de maat. Als iemand de lamp onder het bed plaatst, is het een teken dat niet geweten mag zijn wat er in bed gebeurt. In beide gevallen wil de persoon iets verbergen. Wat gebeurt mag niet het daglicht zien. Een lamp moet op een standaard staan. Licht op de standaard verspreidt zich, zo niet, is er duisternis. Wat niet aan het licht zou mogen komen, komt toch aan het licht. Geheimen en gesjoemel komen aan het licht. Wat achter deze gelijkenis schuilgaat, weet ik niet. Bij de lamp onder de korenmaat moet ik denken aan het geheime complot van de Farizeeën en de Herodianen om Jezus uit de weg te ruimen. Ik moet denken aan de houding van de verwanten en de naaste familie van Jezus. Ze zijn wellicht negatief bewerkt door tegenstanders van Jezus. Ik denk aan de Schriftgeleerden van Jeruzalem, die Jezus veroordelen als een duivelskind nog voordat ze goed naar hem geluisterd hebben. Er is een hele machinerie in gang gezet om Jezus uit de weg te ruimen. De lamp op de standaard is het licht van de goede boodschap dat licht geeft en mensen verlicht.

De derde gelijkenis handelt over de maat. In de handel speelt een juiste en eerlijke maat een belangrijke rol. Handel veronderstelt een klimaat van vertrouwen. Als iemand sjoemelt met de maat, mag hij verwachten dat hij eveneens bedot zal worden. Voegt iemand aan de eerlijke maat nog iets toe, dan mag die verwachten dat hij ook een extraatje zal ontvangen. Ik zou dan besluiten: Aan wie geeft, zal gegeven worden en aan wie niet geeft, zal afgepakt worden wat hij heeft. Maar we lezen bij Marcus een wat cryptische zin: Aan wie heeft, zal gegeven worden; wie niet heeft, zal afgepakt worden, wat hij nog heeft. Misschien is deze zin niet zo cryptisch en geeft hij een dagelijkse praktijk weer.

De vierde gelijkenis spreekt over iemand die heeft gezaaid. Hij slaapt en staat op, dag in dag uit. Het zaad ontkiemt, groeit. Er komt een stengel, een aar, dan een aar vol graan. Het gebeurt zonder de zaaier weet hoe. Dan gaat hij oogsten.

De vijfde en laatste gelijkenis vertelt over het mosterdzaadje. Van een klein zaadje wordt het een immens grote boom.

Op het einde van deze lange rede zegt Marcus dat Jezus tot de menigte enkel in gelijkenissen spreekt en meer uitleg geeft wanneer hij samen met zijn leerlingen is. Heeft Marcus dan zijn evangelie geschreven voor de grote menigte, maar blijft voor haar de betekenis verborgen? Ik heb me reeds meermaals afgevraagd welk verhaal er achter deze tekst schuil gaat. Ik heb soms het gevoel dat ik het Marcusevangelie niet begrijp.

Het Marcusevangelie: een benadering – Arseen De Kesel

Page 37: MARCUS EERSTE... · Web vie

37

Mc 4,35-41: het stormstillingsverhaal

35 Het wordt avond van diezelfde dag. Jezus zegt tot zijn leerlingen. ‘Laten we naar de overkant oversteken.’36 Ze laten de menigte achter. De leerlingen nemen Jezus mee in de boot waarin hij zich bevindt. Ook andere boten varen met hem mee. 37 Een grote stormwind steekt op. De golven slaan over de reling van de boot zodat de boot begint vol te lopen.38 Jezus zelf bevindt zich op de achtersteven en slaapt met zijn hoofd op een kussen. De leerlingen wekken hem en zeggen tot hem: ‘Leermeester, is het je geen zorg dat wij vergaan?’ 39 Jezus richt zich op, gebiedt de wind en zegt tot het meer: ‘stil, hou je koest.’ De wind gaat liggen en het wordt helemaal rustig. 40 Hij zegt tot hen: ‘Waarom zijn jullie zo opgeschrikt? Hebben jullie nog geen vertrouwen?’ 41 De leerlingen worden met grote vrees bevangen. Ze zeggen tot elkaar: ‘Wie is deze toch dat de wind en de zee hem gehoorzamen?’

’s Avonds vraagt Jezus aan zijn leerlingen om naar de overkant te varen. De avond vormt de overgang van de dag naar de nacht. Naar de overkant varen betekent de overgang maken van de ene oever naar de ander. We mogen dus verwachten dat het een bijzondere overgang wordt. We krijgen een verhaal dat literair geïnspireerd is op het verhaal van Jona. Marcus vertelt het verhaal van de storm. Jezus en zijn leerlingen laten de massa achter en varen met verschillende boten naar de overkant. Tijdens de overtocht steekt er een storm op. Jezus ligt te slapen op de achtersteven, de plaats van het roer. De leerlingen zijn in paniek. De wind beukt op de boot en de golven overspoelen hem. De leerlingen maken Jezus wakker en zeggen hem:’ doet het je niets dat wij vergaan?’ Jezus staat op en beveelt de wind om te gaan liggen en de zee om te bedaren. Het wordt enorm stil. Jezus zegt tot zijn leerlingen: ‘waarom zijn jullie zo bang? Hebben jullie nog geen vertrouwen’?’ De leerlingen worden door een grote vrees bevangen en ze zeggen tot elkaar: Wie is hij toch dat zee en wind hem gehoorzamen?’ We hebben vorige verhalen symbolisch geïnterpreteerd en dat is nu niet anders. Misschien kan het verhaal van Jona ons helpen. Jona had de opdracht gekregen om naar Ninive in Assyrië te gaan en de bevolking tot bekering op te roepen. De profeet was niet geneigd om hierop in te gaan. Hij nam de boot in een tegengestelde richting, naar Tarsis. Tijdens de tocht stak een storm op. Er stak een hevige wind op en de boot dreigde te breken. Jona was naar het diepst van het ruim afgedaald en viel in slaap. Na allerlei reddingspogingen ging de kapitein naar Jona en zei hem: ‘Hoe kan je slapen? Sta op en bid tot je god opdat wij niet te gronde gaan.’ De bemanning van de boot kwam te weten dat Jona op de vlucht was voor zijn zending. Jona werd overboord gegooid. De zee bedaarde. De bemanning werd met grote vrees voor de Heer vervuld.

Het Marcusevangelie: een benadering – Arseen De Kesel

Page 38: MARCUS EERSTE... · Web vie

38

Jezus slaapt omdat hij vol vertrouwen naar de overkant gaat om zijn zending te vervullen. De leerlingen zijn zeer angstig. Wat is de zending van Jezus? Hij wil naar het Overjordaanse gaan. Bij de verovering van Kanaän onder Jozua (13de eeuw) vestigden zich de stammen Gad en Ruben en de halve stam van Manasse in het Overjordaanse. In de tijd van Jezus was het hoofdzakelijk een heidens gebied. En het was ook bezet door de Romeinen die er lelijk huis hadden gehouden. Jezus wil naar het Overjordaanse omdat hij er aan het volk van Israël zijn boodschap van vrede en verbondenheid wil brengen. Jezus gaat vol vertrouwen in tegenstelling met zijn leerlingen. Dat wordt gesymboliseerd door de storm. Het lijkt voor de leerlingen pure zelfmoord om zich in het Overjordaanse te begeven. In die zin begrijpen we hun kreet: ‘Doet het je niet dat wij vergaan?’ Het lijkt erop dat de wind en de golven te keer gaan als duivels. Ze werpen zich op de boot als vijanden die hem tot zinken willen brengen en de aankomst aan de overkant willen verhinderen. Jezus overwint deze duivels en hij doet hen zwijgen. Het herinnert ons aan het verhaal van de man met een onreine geest in de synagoge bij het eerste bezoek van Jezus aan de synagoge van Kafarnaüm (Mc 1,21-28). Daar werd Jezus geconfronteerd met een man, bezeten door een onreine geest. De onreine geest van de man werd tot zwijgen gebracht en uitgebannen. En de reactie van de aanwezigen in de synagoge was gelijkaardig als in ons verhaal. Zij vroegen zich af: wat is dat toch. Want hij legt zijn wil op aan onreine geesten en zij gehoorzamen hem. Het stormverhaal wil een relatie uitdrukken tussen Jezus en zijn leerlingen. Jezus gaat vol vertrouwen naar het Overjordaanse. De leerlingen vertrouwen het niet en worden overvallen door negatieve gedachten en gevoelens. Ze vertrouwen Jezus niet. Maar hij weet hun vertrouwen te winnen en zij kunnen tot rust komen.

Het was een lange dag. Jezus vertelde vanuit een bootje vijf gelijkenissen. ’s Avonds staken ze van wal en kwamen in een storm terecht. De leerlingen van Jezus waren niet de gemakkelijkste. Ze begrepen de gelijkenissen niet en ze werden bij de overtocht naar het Overjordaanse overmand door innerlijke tegenstand om Jezus te volgen.

Nogmaals wil ik herhalen dat dit verhaal geen historisch, maar een literair verhaal is. Wie het verhaal letterlijk neemt, staat voor de vraag hoe Jezus macht over de natuurkrachten kan hebben.

Mc 5,1-20: in het Overjordaanse

1 Jezus en zijn leerlingen gaan naar de overkant van het meer, naar het gebied van de Gerasenen. 2 Hij stapt uit de boot. Onmiddellijk komt een man met een onreine geest hem tegemoet uit de graven. 3 Die man verblijft tussen de graven. Niemand kan hem blijvend ketenen.

Het Marcusevangelie: een benadering – Arseen De Kesel

Page 39: MARCUS EERSTE... · Web vie

39

4 Dikwijls werd hij met voetboeien en kettingen vastgebonden, maar hij brak de kettingen stuk en hij verbrijzelde de voetboeien. Niemand kon hem in bedwang houden. 5 Dag en nacht verbleef hij voortdurend tussen de graven en hij raasde vanuit de bergen en hij bewerkte zich met stenen. 6 Hij ziet Jezus van verre. Hij loopt naar hem toe en valt voor hem neer. 7 Hij schreeuwt het luidruchtig uit: ‘Wat hebben jij en ik met elkaar te maken, Jezus, zoon van de Allerhoogste God? Ik zweer bij God dat je me niet komt kwellen.’8 Want Jezus zei: ‘Onreine geest, ga uit die man weg.’ 9 Jezus vraagt hem: ‘Wat is je naam?’ Hij antwoordt hem: ‘Ik heet legioen, want we zijn met velen.’10 De man smeekt nadrukkelijk om hen niet buiten de streek te sturen. 11 Daar bij de berg wordt een grote kudde varkens gehoed. 12 De demonen smeken Jezus: ‘Zend ons naar de varkens zodat wij naar hen gaan.’ 13 Jezus staat het hen toe. De onreine geesten gaan uit de man en gaan in de varkens. De kudde stort zich van de berghelling in het meer, ongeveer tweeduizend, en ze verdrinken in het meer. 14 De varkenshoeders vluchten weg en vertellen het in de stad en in de dorpen. De mensen komen zien wat er is gebeurd.15 Ze komen bij Jezus. Ze zien de bezetene zitten. Hij is gekleed en helder van geest; hij, die door een legioen demonen was bezeten. En de mensen hebben vrees.16 De ooggetuigen vertellen hen wat er gebeurde met de bezetene, en ook met de varkens. 17 Ze smeken hem weg te gaan uit hun gebied. 18 Jezus stapt in de boot. Die door de demon bezeten was, smeekt hem om bij hem te blijven. 19 Maar Jezus staat het niet toe. Hij zegt hem: ‘ga naar je thuis, naar je familie, en vertel hen wat de Heer voor jou heeft gedaan en dat hij medelijden met jou had.’ 20 De man gaat weg en begint in Dekapolis te verkondigen wat Jezus voor hem deed. En allen zijn verwonderd.

Jezus en zijn leerlingen maakten een overtocht van Kafarnaüm op de westelijke oever van het meer van Galilea naar het gebied van de Gerasenen , genoemd naar de stad Gerasa , op de oostelijke oever. Op het meer waren ze in een storm terecht gekomen. Die symboliseert de angst van zijn leerlingen om naar daar te gaan. Lang heb ik gedacht dat Jezus naar heidens gebied ging om zijn boodschap aan de heidenen te brengen. Maar zover is het nog niet. Pas vanaf het verhaal van de Syro-Fenicische vrouw (Mc 7,24-30) richt Jezus zich ook tot de niet-joden. Hij gaat naar het Overjordaanse om er het verstrooide volk van Israël te bemoedigen. Immers, in de 13de eeuw vóór Chr. gingen de Israëlitische stammen Gad , Ruben en de halve stam van Manasse er wonen. Zij behoorden tot de twaalf stammen van Israël. Misschien bleven er ten tijde van Jezus slechts een aantal ‘joodse’ enclaves over en was het hoofdzakelijk een gebied van niet-joden.

Het Marcusevangelie: een benadering – Arseen De Kesel

Page 40: MARCUS EERSTE... · Web vie

40

Jezus en zijn leerlingen zijn amper uit de boot gestapt of er komt hen een man met een onreine geest tegemoet. Het lijkt erop dat zij op zijn terrein komen. Reeds bij het begin van zijn optreden in de synagoge van Kafarnaüm werd Jezus geconfronteerd met een man met een onreine geest, iemand met veel verbaal geweld en haat (Mc 1,21-28). In het verhaal van Mc 5 komt een man, die zijn verblijf in graven heeft. Hij gaat niet weg van zijn geloofsgenoten die in oorlog en door geweld gesneuveld zijn en daar begraven werden. Zijn woede en lust naar wraak is zo groot dat hij zich losrukt uit hand- en voetboeien en uit kettingen, waarmee hij wordt gebonden. Niemand kan hem in bedwang houden. Dag en nacht loopt hij tussen de graven van zijn strijdgenoten. Vanop de bergen brult hij zijn haat uit en bewerkt hij zich met stenen om zijn innerlijke pijn ook lichamelijk te voelen.

Wat is er hier aan de hand en wat is hier gebeurd? De man is bezeten door een legioen demonen. Staat hij symbool voor een ‘joodse’ gemeenschap of althans een deel ervan, die getraumatiseerd is door oorlog en geweld en door de vele gesneuvelden? Is deze gemeenschap verdeeld en zijn sommigen van hen niet meer in bedwang te houden en terroriseren ze de samenleving? De confrontatie tussen Jezus en deze man komt sterk overeen met het tafereel in de synagoge van Kafarnaüm (Mc 1,21-28). Ook deze man uit Mc 5,1-20 schreeuwt het luid uit: ‘wat hebben jij en ik met elkaar te maken, Jezus, zoon van de Allerhoogste God? ’. En verder: ‘Ik zweer bij God dat je me niet komt kwellen. ‘Het is al vaker voorgekomen dat de bezetenen een verband leggen tussen Jezus en God en dat ze hem zijn zoon noemen. Ze beseffen heel goed dat Jezus vrede wil brengen en een tegenstander van geweldplegers en oorlogzuchtigen is. Ze zien in hem een boodschapper van God, maar wraak en vergelding is bij hen groter en sterker dan liefde en vrede. Er zijn in het gebergte kuddes varkens die gehoed worden. Wie ze hoeden zegt Marcus ons niet. Maar wellicht zijn het ‘joden’. Volgens de voorschriften mogen ze geen varkensvlees eten, omdat de dieren onrein zijn. Maar misschien verontreinigen ze zich door varkens te hoeden voor niet-joden en overtreden ze hun eigen voorschriften. Want het kan een bron van inkomsten zijn. De bezeten man vraagt dat zijn duivels in die varkens mogen gaan zodat deze onreinheid wordt weggenomen. Ze storten zich in het meer en verdrinken. Ik stel me de vraag in welke strijd joden zijn gesneuveld? In die tegen geloofsgenoten? Dat lijkt me onwaarschijnlijk. Of tegen niet-joden? De Romeinse bezetters? Marcus houdt het vaag. Wel weet Jezus vrede in de gemeenschap te brengen. De conflicten kunnen bijgelegd worden. Het gebeuren wordt rondverteld. Nieuwsgierigen komen naar Jezus en zien de genezen man, gekleed en bij zijn verstand. Wanneer ze horen over de varkens, vragen ze Jezus om weg te gaan. Het kweken van varkens was een vorm van samenwerking met niet-joden. Misschien willen sommige joden de samenwerking met hen niet verloren laten gaan.

Het Marcusevangelie: een benadering – Arseen De Kesel

Page 41: MARCUS EERSTE... · Web vie

41

Bij het vertrek vraagt de genezen man om te mogen meegaan. Jezus staat het niet toe, maar stuurt hem naar huis en naar zijn familie om te vertellen wat er met hem is gebeurd. En hij gaat in Dekapolis, het Tienstedengebied, verkondigen wat Jezus deed. De genezen melaatse (Mc 1,40-45) verkondigde de boodschap van Jezus in Galilea, de genezen bezetene (Mc 5,1-20) verkondigt haar in het Overjordaanse. In heel Israël wordt de boodschap van Jezus verkondigd. Dat wekt verbazing bij iedereen, want het verlangen naar vrede, verbondenheid en solidariteit leeft op onder het volk van Israël.

Mc 5,21-43: twee genezingen

21 Jezus steekt opnieuw het meer per boot over. Een grote menigte verzamelt zich bij hem. Hij bevindt zich langs het meer. 22 Eén van de oversten van de synagoge, Jaïrus, gaat naar Jezus. Bij het zien van hem, valt hij voor zijn voeten neer. 23 Hij smeekt hem uitdrukkelijk. Mijn dochtertje is er slecht aan toe. Kom en leg haar de handen op opdat zij gered wordt en leeft. 24 Jezus gaat op weg met hem. Een grote menigte volgt hem en de mensen dringen tegen hem op.

25 Er is een vrouw met bloedvloeiing, al twaalf jaar lang. Zij heeft veel geleden onder talrijke geneesheren. 26 Ze heeft heel haar vermogen gespendeerd maar niets hielp, integendeel, het werd almaar erger. 27 Ze hoort over Jezus. Ze mengt zich onder de menigte en raakt Jezus langs achter zijn kleed aan. 28 Want ze zegt bij zichzelf: ‘Als ik maar zijn kleren kan aanraken, zal ik gered worden.’29 Onmiddellijk droogt de bloedvloeiing op. Zij wordt aan haar lichaam gewaar dat ze van haar kwaal genezen is. 30 En onmiddellijk ervaart Jezus bij zichzelf dat er een kracht van hem uitgaat. Hij draait zich in de menigte om en vraagt: ‘Wie raakte mijn kleren aan?’31 Zijn leerlingen antwoorden hem: ‘Bekijk de menigte die tegen jou opdringt. Hoe kan je vragen: Wie raakte mij aan?’ 32 Jezus kijkt rond om te zien welke vrouw dit deed. 33 De vrouw is vol vrees en beeft. Ze weet immers wat er met haar is gebeurd. Ze komt naar voren en valt voor Jezus’ voeten neer. Ze vertelt hem de hele waarheid. 34 Jezus zegt tot haar: ‘Dochter, jouw geloof redt jou; ga in vrede en wees van je kwaal genezen.

35 Terwijl Jezus nog aan het spreken is, komen boden van de synagogeoverste zeggen: ‘Jouw dochter is gestorven. Waarom zou je nog verder aandringen bij de rabbi?’

Het Marcusevangelie: een benadering – Arseen De Kesel

Page 42: MARCUS EERSTE... · Web vie

42

36 Jezus hoort eveneens wat er wordt gezegd. Hij spreekt de synagogeoverste moed in: ‘Vrees niet, Alleen vertrouwen hebben!’37 Jezus laat niemand toe om met hem mee te gaan behalve Petrus en Jakobus en Johannes, de broer van Jakobus. 38 Zij gaan naar het huis van de synagogeoverste. Jezus ziet het tumult, de wenende en de luid klagende vrouwen. 39 Jezus gaat naar binnen en vraagt hen: ‘Waarom maken jullie tumult en wenen jullie? Het kind is niet gestorven maar slaapt.’ 40 Ze lachten hem uit. Maar hij zelf gooit allen het huis uit. Hij neemt de vader en de moeder van het kind en zijn leerlingen met zich mee en gaat naar de plaats waar het kind zich bevindt. 41 Jezus grijpt de hand van het kind en zegt tot haar: ‘Talitha qum.’ Vertaald betekent dit: ‘Meisje, sta op.’ 42 Onmiddellijk staat het meisje op en wandelt rond. Want het is twaalf jaar. En de aanwezigen zijn helemaal buiten zichzelf. 43 Jezus stuurt er bij hen op aan dat niemand dit zou te weten komen. En tenslotte vraagt hij hen om het meisje eten te geven.

Jezus en zijn leerlingen keren terug. Ze steken het meer over. Een gelijke situatie doet zich voor als bij het heengaan. Een grote menigte heeft zich bij het meer verzameld. Het is ook de plek waar Jezus de tweemaal twee broers en de tollenaar Levi heeft geroepen en tevens waar hij zijn gelijkenissen heeft gebracht. Nu komt hij terug van zijn bezoek aan het Overjordaanse. Er komt één van de oversten van de synagoge, Jaïrus, naar hem toe. Wie zou dat verwachten? Jezus heeft reeds twee opmerkelijke bezoeken aan de synagoge van Kafarnaüm afgelegd. Een eerste bij zijn allereerste optreden. Hij gaf er onderricht en genas een bezetene (Mc 1,21-28). Een tweede waarbij hij de man met de verschrompelde hand genas (Mc 3,1-6). Op het einde van dat bezoek waren de Farizeeën naar buiten gegaan en hadden ze met de Herodianen een complot gesmeed om Jezus uit de weg te ruimen. Tijdens de eredienst waren Farzeeën aanwezig en lagen ze op de loer om hem van iets te kunnen beschuldigen. De synagoge is een plaats van conflict, twist, haat en moordplannen geworden. Het is niet verwonderlijk dat de menigte onmiddellijk na de dienst naar Jezus toestroomde om spiritueel voedsel voor haar honger te ontvangen. Misschien loopt de synagoge leeg. Hoe moet het met de gemeenschap verder? De leegloop wordt gesymboliseerd door het zieke dochtertje en de bloedvloeiende vrouw. We staan voor iets nieuws. In de voorgaande verhalen was er sprake van genezingen van volwassen mensen, nu van een kind. Het is twaalf jaar, de leeftijd waarop het lichamelijk vruchtbaar is. Het is ziek en sterft, zonder nageslacht. Een vrouw lijdt reeds twaalf jaar aan bloedvloeiing en blijft onvruchtbaar. Gedurende twaalf jaar, een generatie lang, is er geen vruchtbaarheid en die is ook niet in zicht. Loopt de werking van de synagoge op zijn einde en is er geen beterschap in het vooruitzicht. Nog meer, de werking is op sterven na dood.

Het Marcusevangelie: een benadering – Arseen De Kesel

Page 43: MARCUS EERSTE... · Web vie

43

Er is sprake van een kind om uit te drukken dat de situatie zo ziek is dat de volgende generatie onvruchtbaar is, ziek wordt en sterft. De synagogeoverste beseft hoe netelig het is. Hij gaat naar Jezus, omdat hij gezien en gehoord heeft dat hij een alternatief heeft door te ijveren voor verbondenheid, samenhorigheid en broederschap. De overste valt op zijn knieën voor Jezus. Hij erkent de rabbi Jezus als zijn meerdere. Hij smeekt hem om zijn ziek dochtertje de handen te komen opleggen opdat ze zou gered worden en leven. Die laatste woorden hoorden we Jezus zeggen in de synagoge bij de keuze om de man met de verschrompelde hand te genezen (Mc 3,1-6). Handen opleggen betekent contact met iemand maken en de goede geest doorgeven. Door contact ontstaat verbondenheid en solidariteit. De overste vraagt aan Jezus dat hij zich het lot van de synagoge zou aantrekken en dat de eredienst vrede en verbondenheid zou scheppen.

Jezus en de overste vertrekken. Een grote menigte volgt hen. Hiertussen mengt zich een bloedvloeiende vrouw. Deze vrouw is onrein. Ze mag niemand aanraken, met niemand contact hebben, geen verbondenheid ervaren. Deze vrouw lijdt al twaalf jaar lang aan bloedvloeiing, een generatie lang. Ze heeft al van alles geprobeerd, vele dokters bezocht en veel geld uitgegeven zonder resultaat. We mogen veronderstellen dat de overste Jaïrus alles eraan deed om de teloorgang van de synagoge te stoppen. Ten einde raad komt hij bij Jezus, zoals deze vrouw. Deze bloedvloeiende onreine vrouw hoort over Jezus. Ze wringt zich achter hem en raakt zijn kleren aan. Want ze denkt: ‘als ik maar zijn kleren kan aanraken, zal ik genezen zijn.’ Zo groot is haar geloof. Zoals we reeds in meerdere verhalen hebben gezien, schept aanraken genezing en verbondenheid. In het verhaal van het tweede bezoek aan de synagoge was een man met een ‘verdorde, verschrompelde’ hand (Mc 3,1-6), symbool van de verschrompeling van het synagogegebeuren. Bij de genezing van deze vrouw droogt de bloeding op. Marcus gebruikt in het Grieks hetzelfde werkwoord voor verschrompelen en opdrogen. Ze kan weer vruchtbaar worden. Zo hoopt de overste Jaïrus dat het wegvloeien van het synagogeleven mag ophouden en dat de synagoge terug toekomst mag hebben. Zovele mensen raken Jezus aan, maar hierdoor ontstaat nog geen verbondenheid. Bij deze vrouw gebeurt dat wel. Dat voelt Jezus in hart en ziel, in lijf en leden. Jezus vraagt: ‘wie heeft mijn kleren aangeraakt?’ Wat een vraag! Maar er is een aanraken en een aanraken. Zijn leerlingen begrijpen het niet. Ze reageren met de opwerping dat hij door een menigte wordt omstuwd . Hoe kan hij de vraag stellen: ‘wie heeft me aangeraakt.’In deze menigte, de leerlingen incluis, ervaart Jezus geen verbondenheid tenzij met een vrouw die hem heeft aangeraakt. Die aanraking beroert beiden. Jezus draait zich om opdat ze elkaar kunnen aankijken, van aangezicht tot aangezicht. Ze zijn zielsverwanten.

Het Marcusevangelie: een benadering – Arseen De Kesel

Page 44: MARCUS EERSTE... · Web vie

44

De vrouw voelt zich betrapt. Ze is bang en beeft. Aan haar lichaam voelt ze dat ze genezen is. Ze komt uit de massa naar voren, valt voor de voeten van Jezus en vertelt hem wat er is gebeurd Jezus noemt haar: ‘dochter.’Terwijl de synagoge op sterven na dood is, brengt Jezus’ boodschap vruchten voort: deze vrouw is lotgenote van hem. Ze zocht een generatie lang en eindelijk vindt ze bij hem wat ze zocht. Wat hebben Jezus en deze vrouw met elkaar gemeen? Zijn ze als bruid en bruidegom? Jezus draait zich om. Hij kijkt rond om te zien welke vrouw dit deed. Jezus zegt haar: ‘jouw vertrouwen redt jou.’ Jezus bevestigt het vertrouwen van de vrouw. Hij herkent zich in haar. Niet voor niets is zijn naam Jezus: God redt. Door zijn vertrouwen is hij redding voor zichzelf en anderen. Beiden hebben een enorm vertrouwen in zichzelf en in de anderen. Beiden getuigen van een grote liefde. Is het volk van Israël, dat soms als een bruid wordt voorgesteld, zijn bruidegom – God kwijt en is het op zoek naar hem? Is de synagoge haar bruidegom – God verloren?

Deze vrouw houdt de synagogeoverste een spiegel voor. Al vloeit het leven uit je synagoge weg, blijf geloven in verbondenheid en liefde en je synagoge zal weer tot leven en bloei komen. Dit herinnert ons aan de gelijkenis van de zaaier. Het zaad dat in goede grond valt, brengt veelvoudig vrucht voort. Waar mensen in verbondenheid leven, zal de gemeenschap goede vruchten voortbrengen.

Meer nog. Door haar bloedvloeiing was de vrouw onrein en uitgesloten. Wat is een religieuze gemeenschap als ze een generatie lang vrouwen uitsluit. Zo’n gemeenschap moet toch aan bloedarmoede gaan lijden.

Tenslotte zegt Jezus: ‘ga in vrede en wees van je kwaal genezen.’ De vrouw ontvangt door deze ontmoeting zoveel levenskracht dat ze gezond verder door het leven kan gaan. Twee lieve mensen, Jezus en de vrouw, gaan uit elkaar, maar ze blijven deze ontmoeting meedragen in hun hart. Ze weten zich op een mystieke wijze met elkaar verbonden. Een gedachte, een zorg, doet hen aan elkaar denken. Ze houden elkaar in herinnering.

Na deze ontmoeting van Jezus met de bloedvloeiende vrouw komen er boden vanwege de synagogeoverste met het bericht dat zijn dochter is gestorven. En ze voegen eraan toe: ‘wat wil je de rabbi nog lastig vallen.’ Jezus hoort wat aan de overste wordt gezegd. Hij bemoedigt hem: ‘vrees niet, heb vertrouwen.’ Op basis van vertrouwen is er een bijzondere band tussen Jezus en de genezen vrouw. Dit kan symbool staan voor de relatie tussen het volk van Israël en God. Wanneer het slecht gaat met de synagoge duiken er onheilsprofeten op die zeggen dat de synagoge geen toekomst meer heeft, voor dood verklaard kan worden. Jezus

Het Marcusevangelie: een benadering – Arseen De Kesel

Page 45: MARCUS EERSTE... · Web vie

45

gaat in dat denken niet mee. Hij zegt tot de overste: ‘heb vertrouwen.’ Het gaat hier om het vertrouwen dat de synagoge kan heropleven, ook wanneer ze dood wordt verklaard. Het is het vertrouwen van de mystieke verbondenheid van de mens met God. Al zou de overste hierin alleen staan, dan nog is er hoop dat de synagoge opnieuw tot leven komt. Uit eigen beleving weet Jezus zeer goed wat de essentie is. Alleen de leerlingen Petrus, Jakobus en Johannes mogen met Jezus en de overste meegaan. Waarom krijgen zij dit voorrecht? Ze komen bij het huis van de synagogeoverste. Er is een tumult van huilende en rouwende vrouwen. Het oponthoud met de bloedvloeiende vrouw had toch niet zo lang geduurd. Hadden de vrouwen het moment afgewacht om te kunnen gaan huilen en wenen. Hadden ze geen geloof meer gehecht aan genezing? De reactie van Jezus is verrassend. Hij zegt: ‘Waarom klagen en wenen jullie? Het meisje is niet gestorven maar slaapt.’ Als we het verhaal letterlijk nemen, rijst de vraag hoe hij zoiets kan zeggen. Hij zou doen alsof ze niet gestorven is. Gaat het echter om de gemeenschap dan is er altijd een sprankeltje hoop en sluimeren de goede krachten. Wanneer vertrouwen en verbondenheid kunnen gewekt worden, ontstaat er nieuw leven. Jezus wordt uitgelachen om wat hij zegt. Maar hij gooit al de klagers en weners buiten. Het wordt een huiselijk gebeuren. Vader, moeder en het kind vormen samen de eerste gemeenschap om het vertrouwen en de liefde te beoefenen en te voeden. Samen met zijn leerlingen, de vader en de moeder gaat hij naar de plaats waar het kind zich bevindt. Hij neemt haar hand vast en zegt: ‘Talitha qoum, meisje, sta op.’ Zoals bij eerdere verhalen maakt Jezus contact. De relatie wordt hersteld; het contact was verbroken. Met al wat in de synagoge gebeurt, was de jongere generatie het contact met de synagoge verloren. Twaalf jaar lang. Jezus herstelt dat contact. Onmiddellijk staat het meisje op en loopt rond, want het is twaalf jaar. De synagoge herleeft en kan opnieuw stappen vooruit zetten, evolueren, naar de toekomst kijken , vruchtbaar zijn. Tot slot vraagt Jezus om het kind eten te geven. De synagoge kan opnieuw spiritueel voedsel geven, elkaar vertrouwen schenken, een innerlijke onderlinge band met elkaar opbouwen. Het is al eerder gebeurd. Jezus zegt hen uitdrukkelijk dit aan niemand te vertellen. Begrijpelijk. In Mc 3,6 werd Jezus door aanwezigen in de synagoge ter dood veroordeeld. Verder in hoofdstuk 3 werd hij ervan beschuldigd zelf de oorzaak van de verdeeldheid in de synagoge te zijn. Nu krijgt zijn alternatief voor de synagoge alle kans Zij kan weer bruid voor de bruidegom God zijn.

Marcus 6

Mc 6,1-6: bezoek aan de synagoge van zijn vaderstad

1 Jezus gaat weg daarvandaan en komt in zijn vaderstad. Zijn leerlingen volgen hem.

Het Marcusevangelie: een benadering – Arseen De Kesel

Page 46: MARCUS EERSTE... · Web vie

46

Het wordt sabbat. Hij begint te onderrichten in de synagoge. Vele toehoorders zijn buiten zichzelf: ‘Vanwaar heeft hij dat? Wat is de wijsheid die hem wordt gegeven? Gebeuren zulke krachten door zijn handen?’ 3 Is hij niet de timmerman, de zoon van Maria en de broer van Jakobus, Joses, Juda en Simon? Zijn zussen, zijn zij niet hier bij ons? Ze vinden hem schandalig.4 Jezus zegt hen: ‘een profeet wordt geëerd, behalve in zijn vaderstad, bij zijn familie en in eigen huis.’ 5 Hij heeft daar geen enkele daadkracht. Slechts enkele zieken genezen nadat hij hen de handen heeft opgelegd. 6 Hij verwondert zich over hun ongeloof. Hij trekt rond, gaat naar de dorpen in de omtrek en onderricht.

Na het verhaal van de ontmoeting van Jezus met de synagogeoverste bezoekt Jezus met zijn leerlingen de synagoge van zijn vaderstad. Hij gaat niet zomaar een bezoekje brengen aan zijn moeder, broers en zussen. Naar het gebod van Lv 25,10 moet iedere stamgenoot op het vijftigste jaar (jubeljaar) naar zijn vaderstad terugkeren. Op Jom Kippoer, de 10de van de 7de maand, wordt het jubeljaar uitgeroepen. Het is een jaar van vergeving. Dan wordt ieder in zijn bezit hersteld. Het betekent ook dat de onderlinge relaties worden hersteld. Uit Mc 3,20-35 weten we dat zijn moeder en sommige broers het niet eens zijn met Jezus. Zo mag je verwachten dat op deze Jom Kippoer verzoening plaatsvindt. Zijn leerlingen volgen Jezus. Hij heeft hen geroepen om broers van elkaar te worden, een innerlijke band van vertrouwen en liefde op te bouwen, verbondenheid en solidariteit te beleven. Het is het derde bijzondere bezoek van Jezus aan de synagoge. Hij begon zijn openbaar optreden met het bezoek aan de synagoge van Kafarnaüm (Mc 1,21-28). Het tweede bezoek mondde uit in een veroordeling tot de dood (Mc 3,1-6). Bij dit derde en huidige bezoek wil hij op deze bijzondere dag de hand van verzoening uitsteken naar zijn familie en dorpelingen om samen het verbond van God met zijn volk te herdenken. Het verhaal van dit bezoek lijkt veel op het verhaal van het eerste bezoek. Zijn onderricht verheldert wellicht de betekenis van Jom Kippoer van het jubeljaar en zijn droom om een gemeenschap van broers en zussen te verwerkelijken. De reacties lopen uiteen. Ze vragen zich af: ‘Vanwaar heeft hij dat? Welke wijsheid wordt hem gegeven? Door wie kan hij zulke daden doen?’ De verwondering is groot want ze herkennen hem niet in zijn moeder, broers en zussen. Zij broers worden zelfs bij naam genoemd: Jakobus, Joses, Juda en Simon. Sommige mensen ergeren zich aan hem en nemen het niet. Jezus reageert op wat hij hier in de synagoge van zijn vaderstad meemaakt: ‘Een profeet wordt overal geëerd, behalve in zijn vaderstad, bij zijn familie en in zijn eigen huis.’ (Mc 6,4) In dit verhaal wordt het duidelijk dat genezingen een symbolische betekenis hebben. Ze wijzen op een herstel van contact en verbondenheid. Het is vanzelfsprekend dat

Het Marcusevangelie: een benadering – Arseen De Kesel

Page 47: MARCUS EERSTE... · Web vie

47

Jezus in deze situatie weinig goeds kan doen en hij slechts enkele mensen de handen kan opleggen waardoor ze genezen. In het vorige verhaal had de synagogeoverste Jaïrus de hulp van Jezus ingeroepen om de synagoge nieuw leven in te blazen. Uit het huidige verhaal blijkt dat die droom niet wordt vervuld. Jezus is verwonderd over hun ongeloof. Je zou verwachten dat je met je familie en dorpsgenoten een band hebt, maar hier is dit niet het geval. Ook deze synagoge, op de Grote Verzoendag, is geen huis waar het verbond van het volk met zijn God wordt gevierd en waar de mensen in diepe verbondenheid met elkaar leven. Dit moet Jezus toch teleurstellen. Dit heeft hij toch niet verwacht. Jezus laat dan de stad voor wat zij is, gaat weg en onderricht in de dorpen in de omgeving.Het is het laatste synagogebezoek van Jezus dat Marcus ons vertelt. Vaak zegt deze auteur ons dat een menigte naar Jezus toestroomt. Hierbij gebruikt hij een vorm van het Griekse werkwoord sunagô; we herkennen dit werkwoord in het woord synagoge: samenkomst. Velen zoeken spiritueel voedsel bij Jezus; ze vinden het niet meer in de synagoge.

Mc 6,7-13: zending van de twaalf

7 Hij roept de twaalf bij zich en begint hen twee aan twee te zenden. Hij geeft hen gezag over de onreine geesten. 8 Hij gebiedt hen om niets mee te nemen voor onderweg, alleen een stok, geen brood, geen reistas, geen geld in de beurs. 9 Ze mogen sandalen dragen, maar zich niet dubbel kleden. 10 Verder zegt hij hen: Ga je een huis binnen, blijf daar totdat je vandaar vertrekt. 11 Is er een plaats waar je niet ontvangen wordt of waar ze niet naar je luisteren, stamp het stof van je voeten bij je vertrek vandaar; het is een getuigenis tegen hen. 12 Zij vertrekken en verkondigen opdat de mensen zich zij zouden bekeren. 13 Vele demonen werpen ze buiten. Vele zieken genezen nadat ze door hen met olie werden gezalfd.

Het is toch opmerkelijk dat er telkens een verhaal van roeping of zending van leerlingen in de omgeving van een bezoek van Jezus aan de synagoge opduikt. Het lijkt erop dat verbondenheid en broederlijkheid moeten versterkt worden en dat ze in de synagoge niet te vinden zijn.

Na een eerder synagogebezoek had Jezus uit de grote menigte twaalf personen tot zijn leerlingen gekozen (Mc 3,1-19). Na dit synagogebezoek aan zijn vaderstad (Mc 6,1-6) worden de twaalf gezonden, twee aan twee. Zoals we reeds vroeger schreven, bestaat hun zending er in de eerste plaats uit om onderweg de onderlinge broederschap te beoefenen en de eigen boze geesten – gedachten en gevoelens – te weren. Deze zending houdt ook in dat dit gebeurt bij hun verblijf in gezinnen. Hun taak bestaat erin mensen van al het negatieve te verlossen, het onderling contact te herstellen, verbondenheid te scheppen, vertrouwen en hoop te versterken.

Het Marcusevangelie: een benadering – Arseen De Kesel

Page 48: MARCUS EERSTE... · Web vie

48

De gezondenen zijn geen reizigers met geld, een reistas met proviand, reservekleren en reserveschoenen. Ze gaan het leven met gezinnen en dorpelingen delen. Ze krijgen ook een reeks gedragsregels mee. Ze moeten blijven bij de familie waar ze hun intrek nemen. Jezus spreekt vernietigende taal tegen hen die deze gezonden leerlingen niet ontvangen of niet naar hen willen luisteren. Hij zegt: ‘stamp het stof en de aarde en de modder van je voeten vooraleer je vandaar vertrekt. Dat zal getuigen’ hoe ongastvrij deze bewoners waren. Misschien mogen we niet vergeten dat gastvrijheid een heilige plicht was. Het zou kunnen dat tegenstanders hen niet wilden ontvangen. Maar dan nog zouden we van Jezus een zachter taalgebruik verwachten, evenals wat meer empathie en begrip. Maar Jezus is en blijft een mens. Zoals bij Jezus bestaat de zending van de twaalf uit een dubbele activiteit, uit woord en daad, uit verkondiging, demonen uitdrijven en zieken genezen. Jezus is een rabbi van formaat. Hij wil de twaalf stammen verenigen, vergeving schenken, verbondenheid stimuleren. Hij omringt zich met een groep leerlingen die niet in de eerste plaats een leer, maar wel een levenswijze inoefenen.

Mc 6,14-29: de dood van Johannes de Doper

14 Koning Herodes hoort over Jezus, want zijn naam is bekend. Ze zeggen: ‘Johannes de Doper is opgestaan uit de doden. Daarom werken de krachten sterk in hem.’ 15. Maar de enen zeggen: ‘Hij is Elia’. Anderen zeggen: ‘Hij is een profeet of één van de profeten.”16 Herodes hoort dit allemaal. Hij zegt: ‘Hij is Johannes die ik heb laten onthoofden. Johannes is verrezen.’17 Want Herodes arresteerde Johannes en wierp hem in de gevangenis omdat hij huwde met Herodias, de vrouw van zijn broer Filippus. 18 Want Johannes had tot Herodes gezegd: ‘Het is niet toegelaten de vrouw van je broer te huwen.’ 19 Herodias zon op wraak. Ze wilde Johannes doden, maar het lukte haar niet. 20 Want Herodes koesterde vrees voor Johannes. Hij wist dat hij een rechtvaardig en heilig man was. Hij nam hem in bescherming. Als hij hem hoorde, raakte hij veelvuldig in verlegenheid. Hij luisterde graag naar hem. 21 Op een dag breekt het goede moment voor Herodias aan. Op de verjaardag van Herodes geeft hij een feestmaal voor zijn hofhouding, de legerleiding en de oversten van Galilea. 22 De dochter van Herodes en Herodias komt binnen en danst. Zij behaagt Herodes en zijn tafelgenoten. De koning zegt tot het meisje: ‘vraag mij wat je ook wilt, ik zal het je geven.’ 23 Hij doet voor haar zelfs een eed: ‘wat je ook vraagt, ik zal het je geven, tot de helft van mijn koninkrijk.’ 24 De dochter gaat naar buiten en zegt tot haar moeder: ‘wat zal ik vragen?’ De moeder zegt: ‘het hoofd van Johannes de Doper.’

Het Marcusevangelie: een benadering – Arseen De Kesel

Page 49: MARCUS EERSTE... · Web vie

49

25 De dochter gaat onmiddellijk met haast bij de koning en vraagt: ‘ik wil dat je mij onmiddellijk geeft, op een schotel, het hoofd van Johannes de Doper’. 26 De koning wordt zeer bedroefd, maar vanwege zijn eed en omwille van zijn tafelgenoten wil hij het haar niet weigeren. 27 Onmiddellijk stuurt de koning een lijfwacht en beveelt hem om het hoofd van Johannes te brengen. Die gaat weg en onthoofdt hem in de gevangenis. 28 Hij brengt het hoofd van Johannes op een schotel en geeft het aan het meisje, en het meisje geeft het aan haar moeder. 29 Zijn leerlingen horen ervan en gaan zijn lijk halen om het in een graf te leggen.

De zending en de terugkeer van de leerlingen omsluiten het verhaal van de onthoofding van Johannes de Doper. In Mc 6,4 zegt Jezus dat een profeet niet geëerd wordt in eigen midden, in Mc 6,14-29 wordt de profeet Johannes gedood.Het verhaal van de dood van Johannes de Doper wordt verteld na de vraag: wie is Jezus? De enen antwoorden dat Jezus Johannes de Doper is die uit de doden is opgestaan; anderen zeggen: hij is Elia (die de Messias aankondigt) en weer anderen zeggen dat hij een profeet of één van de profeten is. Volgens Herodes is Jezus Johannes de Doper die hij heeft laten onthoofden en die uit de doden is opgewekt. Welke kritiek had Johannes de Doper geuit op koning Herodes? In Lv 20,21 lezen we dat een man niet mag huwen met de vrouw van zijn broer. Dat is de Thora, de joodse wet. Die geldt voor iedereen, ook voor de koning. Het is juist eigen aan een profeet dat hij uitspreekt wat tegen de Thora ingaat. Herodes had niet mogen huwen met Herodias, de vrouw van zijn broer Philippus. Herodes laat nog meer zien dat hij zich weinig bekommert om de Thora en God: hij kan de helft van zijn koninkrijk wegschenken alsof het van hemzelf is en hij kan beslissen over leven en dood van Johannes. Herodes heeft wel respect voor Johannes, maar zijn vrouw Herodias kan hem niet lusten en zij is uit op wraak. Wie zijn Herodes en Herodias? De hier bedoelde Herodes is Herodes Antipas, zoon van Herodes de Grote en Malthace, de Samaritaanse. Herodias was gehuwd met Herodes Philippus, een zoon van Herodes de Grote en Mariamme. Na de scheiding huwt Herodias met Herodes Antipater of Antipas, Het geslacht van Herodes is afkomstig uit Idumea, ten zuiden van Judea. De bewoners stammen af van Esau, de broer van Jakob en zonen van Isaak en Rebekka. De twaalf stammen van Jakob / Israël worden dus bestuurd door een afstammeling van Esau. Dit is toch een vreemde situatie.

Opnieuw krijgen we een verhaal met een kind. De verdorvenheid van de ouders werkt door bij kinderen. Zo heeft Herodias volledig vat op haar dochter. Niet eens een halve zin van Herodias is nodig om haar eigen wens in vervulling te laten gaan. De dochter behaagt haar vader door haar dans. Zij wil haar moeder behagen door het hoofd van Johannes de Doper te vragen. Johannes komt om het leven door een gemanipuleerde wens van het kind en de zwakke behaagzieke koning.

Het Marcusevangelie: een benadering – Arseen De Kesel

Page 50: MARCUS EERSTE... · Web vie

50

De grote Johannes de Doper, de spirituele leider van het volk, komt om het leven zonder proces, maar door de willekeur van de machthebbers Herodias en Herodes. En het klinkt bijna cynisch: een dans van een kind kost Johannes het leven. Door de verwantschap tussen Johannes en Jezus komt bij de dood van Johannes ook de dood van Jezus om de hoek kijken. Want zo doet men met profeten. Ze worden het zwijgen opgelegd.De dood van Johannes en later die van Jezus is geen louter drama en tragedie. Na de dood van beiden staan leerlingen op om de boodschap verder uit te dragen. Zending, dood en verrijzenis zijn hier met elkaar verweven. Herodes en Herodias denken dat met de dood van Johannes zijn zaak is afgelopen. Maar hij duikt weer op, in de persoon van Jezus. Zo zal dat ook later gebeuren. Overheden schakelen Jezus uit en denken dat daarmee de zaak is opgelost. Maar dan duiken zijn leerlingen op en zij verkondigen zijn boodschap verder.

Mc 6,30-34: een onrustige menigte

30 De apostelen verzamelen zich bij Jezus en vertellen hem alles wat zij deden en wat zij onderrichtten. 31 Hij zegt tot hen: gaan ook jullie in afzondering naar een eenzame plaats om wat uit te rusten. Want velen komen en gaan weer weg. Maar de leerlingen hebben niet de gelegenheid om te eten. 32 Met de boot gaan zij in afzondering naar een eenzame plaats. 33 Velen zien hen weggaan en herkennen hen. Ze snellen te voet vanuit alle steden daarheen en komen eerder dan zij aan.34 Jezus stapt uit de boot. Hij ziet opnieuw een talrijke menigte. Hij heeft medelijden met de mensen omdat ze zijn als schapen zonder herder. Hij begint hen over vele dingen te onderrichten.

Bij de terugkomst van de leerlingen naar Jezus vertellen ze hem wat zij hebben gedaan en geleerd. Maar zij verzamelen zich bij Jezus omdat hen iets heel ergs is overkomen nl. de dood van de profeet Johannes de Doper. Jezus heeft nood om zich te bezinnen, niet alleen, maar samen met zijn leerlingen. Hij wil naar een eenzame plaats, herinnering aan de woestijn (Mc 1,13), waar hij zich destijds bezon over zijn roeping. Hij wil naar de bron van zijn spiritualiteit, de woestijn, waar Mozes met zijn volk veertig jaar verbleef. Hij wil zijn leerlingen naar een eenzame plaats brengen om uit te rusten en hen de gelegenheid te geven om te eten. Volgens Mc 6,31 is er veel drukte en onrust: er is een voortdurend komen en gaan; er is geen tijd om te eten. Jezus wil zich herbronnen en zijn leerlingen de gelegenheid geven lichamelijk en geestelijk voedsel op te doen na de dramatische gebeurtenissen. Hij wil dat ze in afzondering zijn. Daarom varen ze met de boot weg. Hij zoekt veiligheid. De dood van Johannes maakt de dreiging heel concreet en heel nabij. De veiligheid is het meer, de boot, een eenzame plaats. Maar dat alles biedt geen veiligheid meer want de menigten zien hen wegvaren. Zijn veiligheid en die van zijn leerlingen is niet meer gegarandeerd.

Het Marcusevangelie: een benadering – Arseen De Kesel

Page 51: MARCUS EERSTE... · Web vie

51

Maar de menigte zwalpt van hier naar daar, verweesd en op zoek. Ze ziet waarheen Jezus en zijn leerlingen varen. Vanuit alle steden gaan de mensen te voet naar de plek waar Jezus en zijn leerlingen heen varen. De mensen zijn hen voor. Deze massatoeloop naar hem doet denken aan de massatoeloop naar Johannes de Doper in Mc 1,5: ‘Heel Judea en alle inwoners van Jeruzalem liepen naar hem uit.’ Toen had het volk nood aan de spiritualiteit van Johannes: herbronning in de woestijn, bekering van zonden. Dat was revolutionair. Nu Johannes is gedood, blijft het volk achter zonder profeet, herder en leider. De mensen stromen samen bij Jezus. Hij krijgt niet de gelegenheid om zich in stilte te bezinnen over zijn verdere roeping. Hij wordt uitgedaagd om zijn verantwoordelijkheid op te nemen en in opvolging van Johannes de Doper herder en leider van het volk te zijn. Hij heeft medelijden met het volk dat zonder herder is.

Het is opmerkelijk dat Marcus zegt dat Jezus hen begint te onderrichten. Onderrichten heeft hij voordien toch al zoveel keer gedaan. Maar nu staat hij voor een nieuwe situatie. Als nieuwe spirituele leider begint hij zijn onderricht. We moeten opnieuw raden waarover dat onderricht gaat. Tot vervelens toe herhaal ik dat ik vermoed dat het over broer-en-zus zijn van elkaar gaat. Uit het volgende verhaal mogen we afleiden dat zijn onderricht ook gaat over de armoede en de honger, over geven en delen met elkaar. Een woestijn is niet alleen een plaats waar de spirituele honger zo voelbaar is, maar waar ook de lichamelijke honger zo knagend is. Een woestijn is leeg, maar kan veranderen in een plaats van volheid, van diepe verbondenheid. Dat leert ons het broodverhaal.

Mc 6,35-44: het eerste broodverhaal

35 Het is laat geworden. De leerlingen van Jezus komen bij hem. Ze zeggen: ‘De plaats is eenzaam en het is al laat. 36 Ontbind de samenkomst opdat de mensen in de omliggende boerderijen en dorpen voor zichzelf iets kunnen gaan kopen om te eten. 37 Maar hij antwoordt hen: ‘Geven jullie hen te eten.’ Waarop ze tot hem zeggen: ‘Zullen we vertrekken om voor tweehonderd denariën brood te kopen om hen te eten geven?’38 Hij vraagt hen: ‘Hoeveel broden hebben jullie? Ga kijken.’ Ze komen het te weten en zeggen: ’vijf, en twee vissen.’39 Hij gebiedt hen dat allen in groepen zouden gaan zitten op het groene gras.’40 Zij liggen aan in groepen van honderd en van vijftig. 41 Jezus neemt de vijf broden en de twee vissen. Hij slaat de ogen ten hemel en spreekt de zegen uit. Hij breekt de broden en geeft ze aan zijn leerlingen om ze hen voor te zetten. De twee vissen verdeelt hij aan allen. 42 Allen eten en worden verzadigd. 43 Zij rapen twaalf manden vol gebroken brood op, ook van de vissen.44 In totaal was er vijfduizend man die van de broden at.

Het Marcusevangelie: een benadering – Arseen De Kesel

Page 52: MARCUS EERSTE... · Web vie

52

Het is avond. Tijd om te eten en uit te rusten. De leerlingen zijn blijkbaar realistischer dan Jezus en vragen hem de mensen naar huis te sturen. Dan kunnen ze in de omliggende boerderijen en dorpen brood kopen en eten. Jezus reageert hierop met de aanbeveling dat zij, zijn leerlingen, hen zouden eten geven. Hebben zij brood bij? Wellicht niet veel. Ze stellen aan Jezus voor dat zij voor tweehonderd denariën brood gaan kopen. Deze leerlingen hebben bij Jezus geleerd om in verbondenheid solidair met elkaar te zijn en te delen. Bij hun zending hebben ze bij families het leven gedeeld en gegeten wat er voorhanden was. Ze hebben er de vriendschap en de genegenheid van de familie, die hen in huis nam, mogen ervaren. De leerlingen denken dat ze met geld de honger van de mensen kunnen stillen. Jezus spoort hen aan om van zichzelf te geven. Eetwaar is meer dan koopwaar. Mensen voeden zich aan vriendschap en broederschap. Waar dat aanwezig is, wordt er gedeeld. Ons verhaal ligt in het verlengde van het broodverhaal van de profeet Elisa, de opvolger van de profeet Elia (2 K 4,42-44). ‘Op een dag kwam er iemand ui Baäl-Salisa. In zijn tas bracht hij voor de man van God van de eerstelingen van de oogst twintig gerstebroden en wat vers koren mee. Elisa zei: Geef de mannen maar te eten. Zijn dienaar antwoordde: Hoe kan ik dat nu voorzetten aan honderd man? Maar hij herhaalde: Geef het de mannen te eten. Want zo spreekt de Heer: Zij zullen eten en overhouden; Nu zette hij het de mannen voor. Zij aten en hielden nog over, zoals de Heer gezegd had.’ (Willibrordvertaling, 1995) Ons verhaal heeft de structuur van het broodverhaal van de profeet Elisa. Maar de verhoudingen verschillen enorm. Twintig broden voor honderd man in het verhaal van Elisa; er is een verhouding van 1 op 5. In het verhaal van Jezus zijn er vijf broden voor vijfduizend man; een verhouding van 1 op 1000. Die overtreffende trap moet aanduiden dat Jezus de profeet Elisa ver overtreft. De getallen 2 – 5 – 12 - 50 – 100 – 200 – 5000 maken ons duidelijk dat we met een symbolisch verhaal te maken hebben. Het getal twee kan duiden op de twee stenen tafels van Mozes met de Tien geboden. Er zijn twee vissen; vis (ichthus) is het anagram van Ièsous (Jezus) Christos (Christus) Theou (van God) huios (zoon) Sôtèr (redder). Hiermee begint het evangelie van Marcus (Mc 1,1). Het getal vijf kan verwijzen naar de vijf boeken van Mozes, de Thora, de grondwet van het volk van Israël. Het volk zit in groepen van honderd en vijftig. In totaal is vijfduizend man aanwezig. Aan de Thora voeden de mensen zich. Ze hebben nood aan spiritueel voedsel. Met dat geestelijk voedsel zijn ze solidair met elkaar en delen ze met elkaar wat ze hebben. Honderd ligt in het verlengde van één, en wijst op eenheid. Tenslotte is er het getal twaalf. Er zijn twaalf manden gebroken brood. Dat is bestemd voor de toekomst. Het getal twaalf komt vaak voor: twaalf zonen van de aartsvader Jakob, twaalf stammen van Israël, twaalf apostelen. Twaalf duidt op een volheid, zoals twaalf maanden een jaar vol maken.

Het Marcusevangelie: een benadering – Arseen De Kesel

Page 53: MARCUS EERSTE... · Web vie

53

Vele mensen beseffen dat vriendschap en liefde niet kunnen afgedwongen of opgeëist worden. We noemen ze een geschenk uit de hemel, een gave Gods. Daarvoor zijn we dankbaar: mensen en God. We hebben er alleen maar lovende woorden voor over, in klassieke religieuze termen: een zegenbede uitspreken. Het broodverhaal spreekt van een feestmaaltijd. Het lijkt een grote picknick op groen gras in volle woestijn. Dit tafereel herinnert ons aan het manna tijdens de veertigjarige tocht van het volk van Israël door de woestijn na de uittocht uit Egypte. Het waren de wittebroodsweken van het volk van Israël. Wat is nu het wonder in het verhaal? Nemen we het verhaal letterlijk, dan is het een enorm groot wonder dat vijf broden vijfduizend mensen kunnen voeden. Spijtig is dan wel dat de volgelingen van Jezus niet meer in staat zijn zulke wonderen te doen om de honger van zovele mensen op aarde te stillen. Voor mij is het vanzelfsprekend een symbolisch verhaal. Is het niet wonderlijk dat mensen met elkaar hun leven delen? Dat deed Jezus in zijn tijd, dat doen mensen van nu nog steeds.

Mc 6,45-52: vreest niet, Ik ben het

45 Onmiddellijk dwingt Jezus zijn leerlingen om in de boot te stappen en hem voor te gaan naar de overkant naar Betsaïda, tot hij de samenkomst van de menigte ontbindt. 46 Hij stuurt de mensen weg. Hij gaat naar de berg om te bidden. 47 Het wordt avond. De boot bevindt zich te midden van het meer. Jezus zelf is nog aan land. 48 Hij ziet hen worstelen met het roeien. Want er was tegenwind. Rond de vierde nachtwake gaat hij naar hen. Hij wandelt over het meer en hij wil hen voorbijgaan. 49 De leerlingen zien iemand over het water wandelen en denken dat het een spook is. Ze schreeuwen het uit. 50 Want allen zien het en raken in paniek. Onmiddellijk spreekt Jezus met hen: ‘Hebt vertrouwen. Ik ben het. Vreest niet.’ 51 Hij stapt bij hen in de boot. De wind gaat liggen. Ze raken helemaal buiten zichzelf. 52 Want zij begrepen niets van de broden. Hun hart was versteend.

In zijn schrijven gebruikt Marcus een techniek van tweevoud, in de wetenschappelijke bijbelwereld ‘duality’ genoemd. Dit betreft woordgebruik, woordvormen tot hele zinnen, zelfs tot verhalen. Zo kent Marcus twee stormverhalen: Mc 4,35-41 en Mc 6,45-52. Door deze techniek legt Marcus verbanden. Daarenboven houdt de tweede vermelding iets meer in dan de eerste, omdat tussen het eerste en het tweede verhaal één en ander is gebeurd.

Het eerste stormverhaal (Mc 4,35-41) is een midrasj (bewerking) van het verhaal van Jona. In het tweede verhaal van Marcus wandelt Jezus over het meer en brengt hij zijn ploeterende leerlingen evenals de storm tot rust.

Het Marcusevangelie: een benadering – Arseen De Kesel

Page 54: MARCUS EERSTE... · Web vie

54

In de twee verhalen is de rol van de leerlingen en die van Jezus anders . In Mc 4,36 laten Jezus en zijn leerlingen de menigte achter en de leerlingen nemen Jezus mee vermits hij in de boot is. In Mc 6,45 dwingt Jezus zijn leerlingen om in de boot te stappen en naar de overkant (Betsaïda) te varen. Wat is er gebeurd tussen het ene verhaal en het andere dat Jezus zo verschillend handelt? Na de dood van Johannes de Doper (Mc 6,14-29) stelt Jezus voor om naar een eenzame plaats te gaan (Mc 6,31) en uit te rusten. Dat doen ze met de boot. Nog voor ze aankomen heeft een grote menigte zich reeds verzameld aan de oever. Jezus ziet de menigte en is door medelijden bewogen omdat de mensen zijn als schapen zonder herder. Jezus onderricht en voedt hen. Jezus neemt het herderschap / leiderschap van Johannes de Doper over. Voortaan is hij meer dan een rabbi zoals de andere rabbi’s. Hij is voortaan dé rabbi, dé herder, dé leider. Zoals schapen nood hebben aan gras, zo hebben de mensen nood aan brood, spiritueel voedsel.

Jezus dwingt zijn leerlingen om naar de overkant te varen, naar Betsaïda. Van de westelijke oever van het meer waren ze weggevaren omdat het er gevaarlijk en onveilig was na de dood van Johannes de Doper. Nu stuurt Jezus zijn leerlingen daarheen. De leerlingen moeten gedwongen worden. Ze zijn geen lammeren die zich naar de slachtbank laten leiden. Waarom stuurt Jezus hen dan toch de gevarenzone in? Is hij begaan met de mensen aan de overkant? Wil hij dat zijn leerlingen aanwezig zijn waar het volk lijdt? Hijzelf wil nog bij de menigte blijven, haar ontbinden en de bergen intrekken om te bidden. Hij wil zich bezinnen over zijn ‘nieuwe’ roeping als spiritueel herder en leider van het volk. Hij wil er in de stilte luisteren naar de diepte van zijn roeping. Bij avond, de overgang van licht naar duisternis, bevindt de boot zich in het midden van het meer. De leerlingen zwoegen de hele nacht met de tegenwind terwijl Jezus zich op de berg bevindt. De uitdrukking ‘in het midden van het meer’ komt in de Griekse tekst van de bijbel slechts viermaal voor, nl. in de verhalen van de uittocht uit Egypte (Ex 14-15) en in Mc 6,47. Zo komen we terecht bij Ex 14,22: ‘Zo trokken de Israëlieten over de droge bodem de zee door, terwijl de wateren links en rechts van hen een wand vormden’. De uittocht uit de slavernij van Egypte en de doortocht door de Rietzee wordt gevierd met het joodse Pasen (Pesach). Zo krijgt de overtocht in Mc 6,45-52 de allures van een paasverhaal. Wellicht verwijst “rond de vierde nachtwake” ook naar het Exodusverhaal.

De berg herinnert ons aan Mozes die veertig dagen en veertig nachten op de berg verbleef en er de Thora (de wet van God) ontving. Zoals Mozes zal Jezus het volk leiden. Jezus bidt op de berg ’s nachts. Het is een nacht vol sterren, duisternis en licht, symbolen van Leegte en Volheid. Hij is ermee omgeven. Hij is verbonden met alles en allen. Hij bevindt zich in het gebergte, symbool van het alles overstijgende. Hij ervaart verbondenheid met de hier en nu Aanwezige Kracht en de alles

Het Marcusevangelie: een benadering – Arseen De Kesel

Page 55: MARCUS EERSTE... · Web vie

55

doordringende Energie. Hij ervaart zich thuis in het Grote Huis, als een kind, een zoon, in een warm Gezin, met een Vader en een Moeder. Hij ervaart Liefde en mag liefde geven. Jezus ziet zijn leerlingen zich afbeulen met roeien tegen de wind in. Hij komt naar hen toe. Hij wandelt over het water. Dit laatste zinnetje heeft veel inkt van commentatoren doen vloeien. Het heeft ook veel mensen gefascineerd. Het wandelen over het meer overtreft het droogvoets stappen door de Rietzee bij de Uittocht uit Egypte. In het meer kan al het negatieve worden gedumpt. Het is daarenboven de woonst van onreine geesten die plotseling hun kop kunnen opsteken. Jezus wandelt erover alsof hij zijn voet zet op een draak en zijn vijanden overwint. Waarin schuilt dan die overwinning? Doodsbedreigingen jagen mensen angst aan; ze voelen zich onveilig. Jezus overstijgt die angst en gaat naar de overkant. Dat wandelen over het meer staat daar symbool voor. Leerlingen zijn ook angstig. Ze kunnen die angsten niet overwinnen. De tegenwind staat voor hun innerlijke tegenstand. Ze ervaren hun overtocht nog niet als een bevrijdingstocht. Hun angst wordt nog versterkt door het zien van een spook. Het spookt in hun hoofd. Ze kunnen er niet bij dat Jezus zo rustig kan blijven in deze situatie van doodsbedreigingen. De woorden van Jezus ‘Ik ben het’ herinnert ons aan het verhaal van de roeping van Mozes bij het brandende braambos (Ex 3). Daar maakt JHWH zich bekend als ‘Ik ben die is’. Dat moet Mozes antwoorden op de vraag van de Israëlieten door wie hij gezonden is. Met ‘Ik ben’ maakt Jezus zich aan zijn leerlingen bekend in de boot. Jezus neemt het herderschap op zoals eertijds Mozes deed. ‘Ik ben’ verwoordt wie JHWH is en vat samen wat in Ex 3,7-8a staat: ‘Ik heb de ellende van mijn volk in Egypte gezien, de jammerklachten over hun onderdrukkers gehoord. Ik ken hun lijden. Ik ben afgedaald om hen te bevrijden uit de macht van Egypte.’ Is Jezus tijdens zijn bidden op de berg tot het besef gekomen dat de Overstijgende God aanwezig is waar mensen zich afbeulen en lijden? Komt hij tot het inzicht dat hij daar moet zijn waar God de ellende ziet en de jammerklachten hoort? Kijkt Jezus dan met de ogen van God? Of kijkt hij met de ogen van een mens die vertrouwt op een God die het lijden van mensen ziet? De wind gaat liggen. De weerstand van de leerlingen wordt gebroken. Hebben ze vertrouwen? Begrijpen ze Jezus? Blijkbaar niet, want hij zegt: ‘zij begrijpen niet over de broden. Hun hart is versteend.’ Wat hadden ze moeten begrijpen? De geestelijke nood van mensen, gesymboliseerd in de honger naar brood? Varen zij nu naar de overkant waar de geestelijke honger zeer groot is?

Tot mijn verbazing ontdek ik dat er zovele gelijkenissen zijn tussen Gn 32,23-33,3 en Mc 6,45-52 . Het lijkt me wel dat Marcus in Mc 6,45-52 een midrasj op Gn 32,23-25 / Gn 33,1-3 verwerkt: ‘En Jakob bleef achter, alleen, en een mens worstelde met hem tot het opkomen van het ochtendgloren’. De aartsvader Jakob was indertijd gevlucht (Genesis 27,41-42). Hij had zijn broer Esau de vaderlijke zegen van de eerstgeborene ontfutseld. Esau had zijn broer willen doden. Na zovele jaren komt Jakob terug. Tussen zijn broer Esau en hem ligt

Het Marcusevangelie: een benadering – Arseen De Kesel

Page 56: MARCUS EERSTE... · Web vie

56

de rivier de Jabbok. Esau is onderweg met vierhonderd man. Jakob doet al zijn dienaren, vrouwen en kinderen de rivier oversteken. Bijgevolg lopen zij het gevaar dat zij door Esau worden buit gemaakt. Jakob blijft aan de overkant, alleen. Hij worstelt die nacht met zijn evenbeeld. Zal hij zijn broer Esau in de ogen durven kijken? Kan hij van een listig en bedrieglijk mens een broeder-mens worden? Hij worstelt de hele nacht. Tegen de ochtend komt het ochtendgloren. In zijn innerlijke duisternis daagt licht op. Hij zal oversteken en zijn broer vredevol tegemoet gaan. In Marcus 6,45 dwingt Jezus de leerlingen in de boot te stappen en naar de overkant te varen, naar het gebied waar het gevaar van Herodes dreigt, die Johannes de Doper heeft gedood. Hij jaagt hen bij wijze van spreken de dood in. Zo deed Jakob zijn dienaren , vrouwen en alles wat hij bezat, de rivier oversteken. Jezus is alleen aan land, zoals Jakob alleen is aan de overkant van de rivier. Jezus bidt gedurende de nacht. Hij luistert naar zijn God. Zal hij zijn verantwoordelijkheid opnemen? Jakob worstelt de hele nacht met een mens. Rond de vierde nachtwake (voor het ochtendgloren) gaat Jezus naar zijn leerlingen toe. Jakob steekt de rivier over, nadat de zon is opgegaan . Heeft Jakob die nacht de dood onder ogen gekeken? De gelijkenissen tussen Jakob en Jezus zijn groot: het oversteken, alleen zijn, de nacht, het bidden of worstelen, het ochtendgloren. Zal Jezus Herodes als zijn broer beschouwen en hem recht in de ogen zien? Loopt hij dan niet het gevaar om gevangen te worden genomen en gedood? Dat is eveneens het geval voor de leerlingen. Zij lopen toch gevaar. Heeft Jezus tijdens die nacht de dood onder ogen gezien?

Mc 6,53-56: aan de overkant

54 En nadat ze uit de boot zijn gestapt, herkennen de mensen hen onmiddellijk.55 Zij lopen in heel die streek heen en weer. Op bedden brengen ze de mensen die er slecht aan toe zijn naar de plek waar Jezus zich bevindt. 56 Waar hij zich ook op weg begeeft naar dorpen of steden of landerijen, mensen leggen de zieken op de openbare plaatsen neer, en ze smeken hem om tenminste de zoom van zijn kleed aan te raken. Wie hem aanraakt, wordt gered.

Wie treffen Jezus en zijn leerlingen aan de overkant aan? Alleen maar mensen die er slecht aan toe zijn, zwakken en zieken. Een lijdend volk. Het is op zoek naar contact, verbondenheid. Het is al genoeg als ze de zoom van zijn kleed mogen aanraken. Zo groot is het vertrouwen van de mensen. Bij Jezus ervaren ze verbondenheid, genezing en heelheid. Het volk mag bruid voor de bruidegom – God zijn.

Het Marcusevangelie: een benadering – Arseen De Kesel

Page 57: MARCUS EERSTE... · Web vie

57

HOOFDSTUK 7

Mc 7,1-23: rein en onrein

1 De Farizeeën verzamelen zich bij Jezus. Sommige Schriftgeleerden zijn uit Jeruzalem gekomen. 2 Zij zien sommige leerlingen van Jezus brood eten met vuile, ongewassen handen. 3 Want de Farizeeën en alle joden eten niet tenzij ze hun handen hebben gewassen. Zo houden ze vast aan de traditie van de ouderen / priesters. 4 Wat van de markt komt, eten ze niet vooraleer ze het hebben ondergedompeld in water. Er zijn nog vele andere zaken, waaraan ze uit traditie vasthouden: het onderdompelen van drinkbekers, kruiken en koperen vaatwerk. 5 De Farizeeën en de Schriftgeleerden vragen hem: ‘Waarom leiden jouw leerlingen niet een levenswandel volgens de traditie van de ouderen / priesters. Ze eten brood met vuile handen. 6 Jezus zegt tot hen: ‘Op een treffende wijze profeteert Jesaja over jullie, hypocrieten, wanneer hij schrijft: Dit volk eert me met de lippen, maar hun hart houdt zich veraf van mij. 7 Tevergeefs vereren ze mij. De onderrichtingen die ze onderwijzen, zijn voorschriften van mensen. 8 Jullie laten het gebod van God voor wat het is en jullie klampen jullie vast aan de traditie van mensen.’9 En verder zegt Jezus nog: ‘Op flagrante wijze verwerpen jullie het gebod van God om vast te houden aan jullie traditie. 10 Want Mozes zei: Eer je vader en je moeder; en nog: wie vader of moeder vervloekt, dat hij eindige met de dood. 11 Maar jullie zeggen: Iemand zegt tot zijn vader of zijn moeder: korban, d.w.z. offergave. Hiermee had je hen kunnen helpen. 12 Jullie staan toe dat zo iemand niets meer voor zijn vader of zijn moeder doet. 13 Jullie ontkrachten het woord van God ten voordele van de traditie die jullie zelf overleveren. En vele gelijkaardige dingen doen jullie.’

14 Jezus roept opnieuw het volk bij zich en zegt tot de mensen: ‘Jullie allen, luistert naar mij en begrijpt het: 15 Niets kan een mens verontreinigen wat van buitenaf komt en hij in zich opneemt. Maar wat van binnenuit de mens komt, maakt hem onrein.’

17 Jezus gaat weg van de menigte naar huis. Zijn leerlingen stellen hem vragen over de gelijkenis. 18 Hij zegt tot hen: ‘Op deze wijze begrijpen zelfs jullie het niet? Jullie weten dat alles wat een mens van buitenaf in zich opneemt, hem niet kan onrein maken. 19 Want dat gaat niet naar zijn hart, maar naar zijn buik en tenslotte in het toilet. Alle voedsel is rein.’ 20 En Jezus zegt nog: ‘Wat uit de mens komt, maakt hem onrein.

Het Marcusevangelie: een benadering – Arseen De Kesel

Page 58: MARCUS EERSTE... · Web vie

58

21 Want vanuit het hart van mensen komen: slechte gedachten, ontucht, diefstal, moord, 22 echtbreuk, hebzucht, slechtheid, bedrog, bandeloosheid, jaloezie, laster, hoogmoed, lichtzinnigheid. 23 Al die slechte dingen komen van binnenuit. Zij maken een mens onrein.’

Na de dood van Johannes de Doper door Herodes waren Jezus en zijn leerlingen uitgeweken naar de andere oever van het meer. Nu zijn ze terug aan de westelijke oever. Een grote menigte wachtte hen op. Jezus genas de zieken. Sinds de moordplannen van de Farizeeën en de Herodianen (Mc 3,6) hebben we niets meer van hen gehoord. Maar nu duiken de Farizeeën op, samen met Schriftgeleerden uit Jeruzalem. Ze verzamelen zich bij Jezus. Ze vragen hem waarom zijn leerlingen met ongewassen handen eten volgens de traditie van de oudsten. Voor ons zijn oudsten oudere mensen. Met oudsten kunnen wel eens de priesters van de tempel van Jeruzalem worden bedoeld, want in het Grieks staat presbuteroi zowel voor ouderen als voor priesters. De Farizeeën zouden ervoor ijveren dat de rituele reinheid van de priesters in de tempel van Jeruzalem ook in het dagelijks leven van gewone mensen zou worden toegepast. Is het toevallig dat ze de vraag aan Jezus stellen kort na het broodverhaal? Daar hebben meer dan vijfduizend man hun handen niet gewassen vooraleer ze van de broden aten. De Farizeeën hebben opmerkingen over ongewassen handen, maar zeggen geen woord over het delen en de solidariteit van het broodverhaal, noch over het geestelijk leiderschap dat Jezus op zich heeft genomen. De Farizeeën ijveren voor het naleven van priesterlijke rituele voorschriften en gebruiken en zij hopen dat het volk hierdoor een rein en heilig volk voor God wordt. Jezus ijvert voor verbondenheid, vergeving, broer en zus zijn en hij hoopt dat de mensen ervaren dat zij geliefd zijn door God die welbehagen in hen heeft. Jezus citeert de profeet Jesaja om het hypocriet gedrag van Farizeeën en Schriftgeleerden aan de kaak te stellen. Jezus hekelt hun tradities, waarbij ze aan de tempel gulhartig geven, terwijl ze hiermee de noden van mensen, in het bijzonder die van hun vaders en moeders hadden kunnen lenigen. De Farizeeën en Schriftgeleerden willen op een goed blaadje staan bij God door hun giften aan de tempel. Jezus kiest de zijde van de mens in nood. God laat zich niet omkopen door giften. De discussie spitst zich toe op wat onrein maakt en wat niet. Het thema verschuift van het rituele naar het ethische. Onreinheid heeft te maken met onethisch gedrag. Dertien ondeugden worden opgesomd. Dat gedrag dat onrein maakt, brengt een scheiding tussen mensen aan en doet verbondenheid teniet. Het is voor de eerste maal dat we een helder standpunt van Jezus horen. Hij komt op voor een rein hart en een levenswandel van verbondenheid. Hij klaagt de schijnheiligheid van Farizeeën en Schriftgeleerden aan. Met dit vurig pleidooi stampt hij hen lelijk tegen de schenen. Meer dan ooit moet hij voor hen vrezen.

Het Marcusevangelie: een benadering – Arseen De Kesel

Page 59: MARCUS EERSTE... · Web vie

59

Mc 7,24-30: Jezus en De Syro-Fenicische vrouw

24. Vandaar staat Jezus op. Hij gaat naar het gebied van Tyrus en gaat een huis binnen. Hij wil dat niemand het weet. Maar hij kan niet onopgemerkt blijven. 25. Onmiddellijk hoort een vrouw over hem. Zij heeft een dochtertje met een onreine geest. Zij gaat naar Jezus en valt voor zijn voeten. 26. Maar de vrouw is een Griekse, van Syro-Fenicische afkomst. Ze vraagt hem om de demon uit haar dochtertje uit te werpen. 27. Hij zegt haar: ‘Laat eerst de kinderen zich verzadigen. Want het is niet goed het brood van de kinderen te nemen om het aan de hondjes te werpen.’28. Maar de vrouw antwoordt hem: ‘Heer, ook de hondjes onder de tafel eten van de kruimels van de kindjes.’ 29. En Jezus zegt haar: ‘Omwille van dit woord is de demon uit je dochter gegaan. Ga. 30. Zij gaat naar huis. Ze vindt het kind dat op het bed ligt. De demon is weg. Na de onthoofding van zijn voorganger Johannes de Doper en zijn confrontatie met de Farizeeën vreest Jezus meer dan ooit voor zijn leven. Hij wijkt uit naar het Noorden, naar Tyrus, in Syro-Fenicië, buiten Palestina en Galilea. Hij vindt een woonst en wil door niemand aangesproken worden.

We weiden eventjes uit over Syrië. Met de verovering van het Nabije Oosten had Alexander de Grote in 330 vóór Christus de Griekse cultuur binnengebracht in Palestina en Syrië. Hij werd in Syrië opgevolgd door de Seleuciden, genoemd naar de eerste koning Seleukos. Tegen de Seleucidische koning Antiochus Epifanes hadden de Makkabeeën in 167 vóór Christus gevochten. Ze hadden overwonnen. Judea en de hoofdstad Jeruzalem werden onafhankelijk. In 63 vóór Christus kwamen de Romeinen. Na de dood van Jezus ontstond in Syrië de eerste christelijke Hellenistische gemeenschap. Naar Antiochië werd Barnabas vanuit Jeruzalem op inspectie gestuurd. Barnabas heeft Paulus naar Antiochië geroepen en beiden hebben de eerste missiereis ondernomen. In Antiochië werden de fundamenten gelegd voor een christendom dat naar niet-joden is gericht.

In Tyrus woont een moeder, wiens dochtertje bezeten is door een demon of een onreine geest. In die tijd beschouwt men iemand met een negatief gedrag als bezeten door een demon of onreine geest en iemand met een positief gedrag als bezield door de heilige geest. Zo zijn er in die tijd joden en niet-joden bezeten door de demon zodat ze elkaars vijanden zijn en elkaar niet kunnen benaderen als medemensen. De joden behandelen niet-joden als hondjes. De niet-joden haten hen omwille van hun hooghartige houding. Deze wederzijdse spanning van volwassenen straalt af op kinderen. Ze ademen deze giftige atmosfeer in. Zo kunnen kinderen bezeten worden door die kwalijke demon. De Griekse vrouw en moeder kan zich niet vinden in deze negatieve benadering van joden – niet-joden. Ze zoekt hulp voor haar dochtertje. Ze verneemt dat Jezus in de

Het Marcusevangelie: een benadering – Arseen De Kesel

Page 60: MARCUS EERSTE... · Web vie

60

stad is. Ze heeft horen vertellen dat hij geen mensen uitsluit en een warm hart heeft voor zieken en zwakkeren. Ze gaat naar het huis, waar Jezus verblijft. Ze vraagt hem dat hij de demon uit haar dochtertje zou bannen. Jezus is verbaasd over de vraag van de vrouw. Als jood is hij niet van plan om in te gaan op de vraag van deze niet-joodse vrouw. Hij wijst haar af met de bedenking dat hij het brood van de kinderen van Israël niet aan de hondjes kan geven. Hij wil hiermee zeggen dat zijn boodschap voor het volk van Israël is en niet voor niet-joden. Een dergelijk antwoord had de moeder niet verwacht. Is Jezus ook bezeten door de demon van haat en vernedering van niet-joodse mensen? De moeder laat zich niet uit haar lood slaan. Ze reageert op de bedenking van Jezus dat de kinderen kruimels van het brood van tafel op de grond laten vallen en de hondjes onder de tafel ermee hun honger stillen. Jezus is verrast. Hij hoort dat de vrouw gelooft in de boodschap die hij in Israël brengt. Hij komt tot het besef dat zijn boodschap aan het volk van Israël ook deze vrouw en niet-joodse mensen aanspreekt. Hij ontdekt dat hij van houding moet veranderen en deze vrouw als een medemens moet benaderen. Vanaf nu weet hij dat zijn boodschap zowel voor joden als niet-joden geldt. Dank zij het woord van de moeder en dat van Jezus ontstaat er een nieuw klimaat. Het dochtertje kan frisse lucht inademen en wordt van de demon bevrijd. In het Grieks vallen de onzijdige (vooral verklein-) woorden op: het dochtertje, de demon, het kindje, de opvoedeling, het hondje. Er heeft een opmerkelijke overgang plaats. Marcus heeft het over dochtertje (onz.), de vrouw over haar dochter (vr.). Er is dus iets met de vrouwelijkheid van de dochter. Door de erkenning van de dochter als vrouw wordt de weg naar vruchtbaarheid en toekomst geopend. Dat staat symbool voor het niet-joodse volk. De niet-joden kunnen vrede sluiten met joden, hen vertrouwen en verbondenheid met hen aangaan.

Jezus vertrekt uit Tyrus en gaat naar Dekapolis, waar hij eerder een joodse man had genezen die door een onreine geest was bezeten. Hij gaat naar de streek met een nieuwe kijk op de bewoners. Hij heeft oog voor de hele gemeenschap, zowel voor joden als niet-joden.

Mc 7,31-37: genezing van een doofstomme

31 Opnieuw vertrekt Jezus uit het gebied van Tyrus. Hij gaat via Sidon naar het meer van Galilea tussen het bergland van Dekapolis. 32 Zij brengen hem een dove en slechtsprekende om hem de hand op te leggen. 33 Hij zondert hem af van de menigte en neemt hem apart. Hij steekt zijn vingers in zijn oren en met spuwsel raakt hij zijn tong aan. 34 Hij blikt op naar de hemel en zucht. Hij zegt tot hem: ‘Effata’, vertaald wil dit zeggen: ga open. 35 Onmiddellijk gaat zijn gehoor open en wordt de band van zijn tong losgemaakt en hij spreekt op een correcte wijze.

Het Marcusevangelie: een benadering – Arseen De Kesel

Page 61: MARCUS EERSTE... · Web vie

61

36 Hij gebiedt hen om het aan niemand te zeggen. Hoe meer hij erop aandringt, des te overvloediger verkondigen zij. 37 Zij zijn bovenmate buiten zichzelf . Ze zeggen: ‘Hij heeft alles goed gemaakt; hij doet de doven horen en de stommen spreken.

Jezus gaat van Tyrus naar Dekapolis. Dit tienstedengebied ligt aan de overkant van het meer van Galilea, het Overjordaanse. Daar hadden zich bij de verovering van het land Kanaän onder Jozua (1200 v. Chr.) de stammen Ruben en Gad en de halve stam Manasse gevestigd. Nu was het hoofdzakelijk een heidens gebied met nog wat resten van de vroegere Israëlische bevolking. In Mc 5 ging Jezus ernaar toe om de ‘twaalf stammen’ van Israël te verzamelen. Toen genas hij een joodse man, die bezeten was door een onreine geest. In Mc 7 wordt Jezus in contact gebracht met een doofstomme. Deze typeert de situatie van de gemeenschap. Er is gebrek aan luisteren naar en spreken met elkaar. Er zijn “joden” en niet-Joden. Er is de niet-joodse inheemse bevolking en de bezettende macht van de Romeinen. Wellicht moeten ze niet veel van elkaar hebben en leven ze gescheiden van elkaar. De bewoners doen een beroep op Jezus opdat hij de doofstomme de hand zou opleggen. Met de handoplegging wordt gesymboliseerd dat de goede geest over hem zou mogen komen: luisterbereidheid en dialoog. Het zou een enorme stap vooruit zijn als de verschillende bevolkingsgroepen toenadering tot elkaar zouden zoeken. De doofstomme wordt apart genomen. Zijn oren hebben stoppen en zijn tong is vastgeklonken. Met zijn vingers in de oren doorbreekt Jezus de stoppen en met speeksel smeert hij de vastgeklonken tong. Het letterlijke contact symboliseert het andere contact: dat van mens tot mens, van een jood met een niet-jood. Luisteren en spreken wordt mogelijk gemaakt. Marcus voegt er nog een zin aan toe. Jezus blikt naar de hemel, zucht en zegt: ga open. Het is alsof Jezus voor de doofstomme de hemel wil openen opdat de geest op hem zou neerdalen. Het herinnert aan de doop van Jezus. Wanneer we dit denkspoor doortrekken, zou het kunnen betekenen dat de niet-jood ook een zoon van God is en broer-en-zus van wie dan ook. Natuurlijk wil Jezus dat zijn oren opengaan en dat zijn tong wordt losgemaakt. Maar wat hij zal horen en spreken, is vanuit de inspiratie van de geest. En geest betekent energie, kracht, verbondenheid. Jezus zucht. Het proces verloopt minder vlug dan verhoopt. Het is een moeilijk proces. Wat eeuwen aan een stuk fout liep, verander je niet in een handomdraai. Het gehoor van de dove gaat open voor wat hij vroeger niet kon horen en zijn tong kan spreken wat hij vroeger niet over zijn lippen kon krijgen. Hij spreekt normaal, van mens tot mens, van broer tot broer, van zus tot zus. Jezus gebiedt om het aan niemand te vertellen. Dat komt wat vreemd over daar Jezus zijn boodschap wil verkondigen. Bijbelgeleerden met op kop Wrede spreken van het Messiasgeheim. Jezus wil niet dat ze hem openlijk als de Messias belijden. In drie bijzondere teksten klinkt het verbod: bij de genezing van de melaatse (Mc 1,40-45), bij de genezing van een bezetene (Mc 5,1-20) en bij de genezing van de

Het Marcusevangelie: een benadering – Arseen De Kesel

Page 62: MARCUS EERSTE... · Web vie

62

doofstomme (Mc 7,31-37). In deze drie gevallen gaat het om iemand die apart staat en in de gemeenschap wordt opgenomen. In de drie gevallen wordt tegen dat verbod ingegaan: de genezen jood van Galilea, de genezen jood, bezetene, van het Overjordaanse en de genezen niet-jood, doofstomme, eveneens van het Overjordaanse. Er is gradatie. De gemeenschap groeit: van de joden uit Galilea, naar de twaalf stammen tot de hele mensheid. Ik weet niet goed hoe ik dat zwijggebod moet interpreteren. Het is wel zo dat het benadrukken van wat Jezus doet de aanwezigen kan afleiden van de boodschap en van de opgave om broer-en-zus van elkaar te worden. En dat gaat niet van vandaag op morgen. En het is moeilijker dan de eerste opening naar een nieuwe samenleving uit te bazuinen. Eén zwaluw maakt de lente nog niet. Om een uitgeslotene opnieuw in de gemeenschap te integreren, vraagt dat een inspanning van beide kanten. Des te meer nog als het over twee belangrijke bevolkingsgroepen gaat: joden en niet-joden. Dringt Jezus erop aan om te zwijgen omdat het gevaar overal op de loer ligt en het gevaar nog groter wordt wanneer een menigte enthousiast in beroering komt? De menigte reageert met nog groter enthousiasme wanneer Jezus aandringt op stilte. Het is evenwel zo dat dankzij dit enthousiasme van deze massa de boodschap doordringt in het heidens gebied en dat mensen met al hun noden naar Jezus toekomen. Het zal blijken uit het volgende verhaal: de ellende, de armoede, de honger, ze komen overal voor, zonder het onderscheid tussen jood of niet-jood. Het zijn universele noden, van alle tijden.

HOOFDSTUK 8

Mc 8,1-9: het tweede broodverhaal

1 Dan is er opnieuw een grote menigte. De mensen hebben niets te eten. Jezus roept zijn leerlingen bij zich en zegt hen: 2 ‘Ik heb medelijden met de menigte. De mensen blijven reeds drie dagen bij mij en zij hebben niets te eten. 3 Als ik hun ontbind om hongerig naar huis te gaan, bezwijken ze onderweg. Sommigen van hen komen van ver’. 4 Zijn leerlingen antwoorden hem: ‘vanwaar kan iemand dezen verzadigen met brood hier in deze eenzame plaats?’5 Hij vraagt hen: ‘Hoeveel broden hebben jullie?’ Zij antwoorden: ‘Zeven.’ 6 Hij beveelt hen aan op de grond te gaan aanliggen. Hij neemt de zeven broden, spreekt een dankgebed uit, breekt de broden en geeft ze aan zijn leerlingen om ze op te dienen. En ze doen het. 7 Ze hebben ook enkele visjes. Hij spreekt een zegenwens erover uit en zegt om ze eveneens op te dienen. 8 Ze eten tot ze verzadigd zijn. Daarna rapen ze zeven korven met gebroken brood, dat over is. 9 Ze waren met zo’n vierduizend mensen.

Het Marcusevangelie: een benadering – Arseen De Kesel

Page 63: MARCUS EERSTE... · Web vie

63

En Jezus ontbindt de menigte.

De ontmoeting met de Syro-Fenicische vrouw in Tyrus en de vraag van de bewoners van het tienstedengebied in het Overjordaanse om een doofstomme te genezen openen de ogen van Jezus. Jezus ziet dat ook niet-joden zijn boodschap met open armen ontvangen. Die bewoners van het tienstedengebied reageren overenthousiast op zijn wondere boodschap. Ze halen opgelucht adem dat haat en agressie plaats maken voor gesprek en dialoog. Opnieuw kunnen mensen naar elkaar luisteren en met elkaar spreken hoe verschillend ze ook zijn en tot welk volk of geloof ze ook behoren. Het enthousiasme van de bewoners brengt veel mensen in beweging. Ze komen naar Jezus. Ze komen van overal, vanuit alle windstreken. Wel vierduizend mensen. Ze hongeren naar spiritueel voedsel. Het is niet uitgesloten dat ze ook lichamelijke honger hebben wegens het vele geweld en de oorlogen. Marcus zegt dat ze al drie dagen bij hem zijn zonder eten. Daarenboven vertelt hij dat Jezus medelijden met hen heeft. Dit klinkt toch contradictorisch. Je zou toch verwachten dat Jezus niet zo lang wacht om de honger van de menigte te stillen. We stuiten op deze moeilijkheden omdat we het verhaal maar al te letterlijk nemen en niet kijken naar het verhaal achter het verhaal. Er is sprake van drie dagen. Dat zegt ons niet zoveel, maar in landen met ’s nachts heldere hemel is het fenomeen van de overgang van het laatste kwartier van de maan naar het eerste kwartier heel betekenisvol. Die overgang duurt drie dagen. Het symboliseert de overgang van duisternis naar licht, van sterven naar verrijzen, van eindigen naar beginnen. De menigte verkeert in geestelijke duisternis en snakt naar licht, naar een nieuw begin. Mensen hongeren naar spiritueel voedsel. Jezus ziet het en heeft medelijden. Dank zij de Syro-Fenicische vrouw ziet Jezus ook de noden van deze niet-joodse mensen. En hij is met hen begaan. Joden kunnen hun spirituele honger stillen met de Thora en de Profeten, maar waarmee moeten niet-joden zich voeden? Marcus geeft ons twee broodverhalen; één voor joden (Mc 6,30-34) en één voor niet-joden (Mc 8,1-9). De honger verschilt niet van elkaar en de mensen hopen te kunnen eten en verzadigd te worden, tot welk volk of geloof ze ook behoren. Jezus beseft maar al te goed dat hij hen te eten moet geven, anders komen ze om. Hij moet wel een alternatief bieden voor veel geweld, waardoor het volk omkomt. Hij kan ze niet zonder boodschap zomaar naar huis sturen. De weg terug, te voet, is lastig en vermoeiend. Sommigen zullen bezwijken door de inspanning. Hoeveel moeite moet een volk wel niet doen om stapsgewijs zich erbovenop te helpen, om uitzicht op een nieuw bestaan te krijgen, om een beetje hoop op een betere toekomst te koesteren. Jezus legt aan de leerlingen het probleem van de hongerende massa voor. Wat hebben de leerlingen te bieden: broederlijkheid, delen, dienen. Dat hebben ze toch in de leerschool van Jezus opgedaan. Maar dat houdt de leerlingen niet bezig. Ze interpreteren de vraag van Jezus in de letterlijke betekenis: ‘Waar haal je hier in deze eenzame streek genoeg brood vandaan om deze mensen te eten te geven?’

Het Marcusevangelie: een benadering – Arseen De Kesel

Page 64: MARCUS EERSTE... · Web vie

64

Op de vraag van Jezus over hoeveel broden ze beschikken, bieden de leerlingen Jezus zeven broden aan. Hij zegent en breekt ze en vraagt aan zijn leerlingen om ze uit te delen. Zij delen ze uit. Hetzelfde gebeurt met enkele visjes. Jezus zegent het broederlijk samenleven, het breken voor elkaar en het delen van het dagelijks leven met elkaar, voor zeven dagen op zeven. Dergelijk samenleven brengt honderdvoudig vruchten voort: nog zeven manden gebroken brood, voor de toekomst, voor iedere dag van de week, voor iedereen. We hebben een zinnetje over het hoofd gezien: ‘Jezus beveelt de mensen aan op de grond te gaan aanliggen’. De Griekse tekst spreekt van liggen. De menigte gaat aanliggen aan een maaltijd om te eten en zich te verzadigen. Tegenover dit aanliggen staat het neerliggen op de grond als gewonde of gedode, als gesneuvelde, bij geweld en oorlog. Naar het aanliggen voor een maaltijd snakt het volk. Maar het is doodsbang om te sneuvelen. De boodschap van Jezus is een vredesaanbod tegenover oorlog en geweld.

Mc 8,11-21: onbegrip

10 Onmiddellijk stapt Jezus in de boot, samen met zijn leerlingen. Ze gaan naar het gebied Dalmanoutha. 11 De Farizeeën rukken uit en beginnen met hem ruzie te stoken. Ze eisen van hem een teken uit de hemel. Ze stellen hem op de proef. 12 Met een diepe zucht zegt hij: ‘Waarom eist deze generatie een teken? Voorwaar ik zeg jullie: Of er aan deze generatie een teken zal gegeven worden? 13 Hij laat hen staan, stapt opnieuw in de boot en vaart weg naar de overkant. 14 De leerlingen vergeten broden mee te nemen. Slechts één brood hebben ze bij zich in de boot. 15 Hij waarschuwt hen: ‘Kijkt goed uit voor het zuurdeeg van de Farizeeën en voor dat van Herodes.’ 16 Zij gaan met elkaar in discussie omdat ze geen broden bijhebben.17 Jezus heeft er weet van en zegt: ‘ begrijpen jullie het nog niet en vatten jullie het niet? Hebben jullie een hart van steen? 18 Jullie hebben ogen en jullie zien niet; jullie hebben oren en jullie horen niet. Herinneren jullie je het niet:19 Ik brak vijf broden voor vijfduizend mensen. Hoeveel korven vol met gebroken brood hebben jullie geraapt?’ Ze antwoorden hem: ‘twaalf.’ 20 ‘Ik brak zeven broden voor vierduizend mensen. Hoeveel manden vol brokken hebben jullie geraapt?’ Ze antwoorden hem: ‘zeven.’ 21 Nu zegt hij hen: ‘begrijpen jullie het nog niet?’

Na dit gebeuren stapt Jezus met zijn leerlingen in de boot en ze varen naar het gebied van Dalmanoutha. Daar komen opnieuw de Farizeeën aan, wellicht naar aanleiding van de tweede broodvermenigvuldiging. Ook de profeten Elia en Elisa (9de eeuw vóór Chr.) konden mensen op een miraculeuze wijze van voedsel voorzien. Die wonderen bevestigden dat ze profeten waren en dat ze spraken en

Het Marcusevangelie: een benadering – Arseen De Kesel

Page 65: MARCUS EERSTE... · Web vie

65

handelden in naam van God. De Farizeeën vragen aan Jezus een teken uit de hemel. De broodvermenigvuldiging zou toch meer dan voldoende moeten zijn om Jezus als profeet te erkennen. Dat doen ze dus niet. Jezus had immers het leiderschap van niet-joden op zich genomen. Dat was voor de Farizeeën wellicht meer dan een brug te ver. Ze wensen geen verbondenheid en solidariteit met niet-joden. Ze beginnen met Jezus te twisten. Ze willen hem uittesten. Dit zal niet de enige keer zijn. Dit zal ook gebeuren met hun vraag of een man mag scheiden van zijn vrouw (Mc 10,2). Jezus kent hun houding maar al te goed. Hij moet ervan zuchten. Hij weet dat niets van hem als een teken uit de hemel zal begrepen worden. Waarom vragen de Farizeeën een teken uit de hemel? Om de bevestiging te krijgen dat hij geen Godskind maar een duivelsjong is. Daarvan waren ze al overtuigd, maar nu hadden ze nog graag een bevestiging uit de hemel gekregen. Jezus waarschuwt zijn leerlingen voor het zuurdeeg van de Farizeeën en de Herodianen. Hun woorden, hun gedrag is een sluipend gif dat de samenleving langzamerhand verziekt. Ze zaaien twijfel en wantrouwen. Terwijl Jezus zijn woorden uitspreekt, hebben de leerlingen reeds woorden onder elkaar. Want die waarschuwing interpreteren ze als een verwijt dat zij slechts één brood bijhebben. Uit dit gedrag van de leerlingen blijkt dat ze nog niet inzien dat gastvrijheid, delen en solidariteit de honger van menigten stilt. Jezus verwijst naar de twee broodverhalen. Zowel joden als niet-joden delen met elkaar. Op de gastvrijheid en de solidariteit van beide groepen mag iedereen rekenen. Maar de leerlingen zijn nog niet zover. Na de uitleg van Jezus is het nog niet zeker dat de leerlingen het begrijpen.

Mc 8,22-26: ziende blind

22 Jezus en zijn leerlingen komen in Betsaïda. De bewoners brengen hem een blinde en zij smeken hem opdat hij hem zou aanraken.23 Jezus neemt de blinde bij de hand en brengt hem buiten het dorp. Hij spuwt op zijn oogleden en legt hem de handen op. Jezus vraagt hem: ‘Zie je iets?’ 24 De blinde kijkt naar boven en zegt: ‘Ik zie de mensen, want ik zie ze lopen als bomen.’25 Daarop legt hij opnieuw de handen op zijn oogleden. Hij spert zijn ogen open, herstelt en ziet alles scherp. 26 Jezus stuurt hem naar zijn thuis. Hij waarschuwt hem: ‘ga het dorp niet in.’

Na het eerste broodverhaal stuurde Jezus zijn leerlingen het meer op om naar de overkant te varen, naar Betsaïda (Mc 6,45). Na allerlei omzwervingen op verschillende plaatsen en overvaarten komen Jezus en zijn leerlingen eindelijk in Betsaïda aan. Marcus brengt het verhaal van de blinde, dat in opbouw zeer sterk gelijkt op dat van de doofstomme (Mc 7,31-37). Deze beide verhalen omsluiten de verhalen die volgen op het verhaal van de Syro-Fenicische vrouw (Mc 7,24-30). We

Het Marcusevangelie: een benadering – Arseen De Kesel

Page 66: MARCUS EERSTE... · Web vie

66

lezen die verhalen vanuit de context dat de patstelling tussen joden en niet-joden wordt doorbroken en dat de boodschap van Jezus evenzeer niet-joden aanspreekt. In het vorige verhaal was er sprake van niet zien ondanks gezonde ogen. Bij de gelijkenissen kwam dat al eens ter sprake. Nu brengt Marcus een verhaal over een blinde. Met dit verhaal sluit hij het eerste deel van zijn evangelie af. Niet zonder reden in Betsaïda, dat ook het huis van de visser of visvangst wordt genoemd. Dat herinnert ons aan het begin van het optreden van Jezus met de roeping van vissers. Bewoners van Betsaïda brengen een blinde bij Jezus. De blinde hoort wel stemmen, het ruisen van de bomen, het fluiten van vogels, de boodschap van Jezus. Maar hij kan niet zien. Geen contact van aangezicht tot aangezicht. Jezus neemt hem apart, zonder nieuwsgierige toeschouwers. Hij neemt hem bij de hand. Leren zien begint bij het afscheid nemen van de menigte, bij de hand genomen worden en in de leerschool gaan van het kijken. Farizeeën en zijn leerlingen zagen niet dat verbondenheid en solidariteit mensen voedt tot verzadiging. Ze horen wel de woorden van Jezus maar ze zien niet in wat ze betekenen. Ze zijn ziende blind. Evenals bij de doofstomme raakt Jezus de blinde aan. Hij spuwt op zijn ogen, een smeersel opdat zijn oogleden zouden opengaan. Hij legt hem de handen op opdat de geest van inzicht over hem moge komen. Dit alles staat symbool voor het herstel van de relaties tussen mensen, voor contact en verbondenheid. Jezus vraagt of hij al iets ziet. De blinde kijkt op en zegt: ‘Ik zie mensen, ja als bomen zie ik ze lopen.’ Het is een lang proces dat een jood en een niet-jood elkaar als mens benaderen. Het is om er tegenop te zien; zo groot als bomen. Het is volhouden geblazen. Het vraagt volharding om zich door de goede geest te laten beïnvloeden. Er zijn mensen nodig die anderen de hand boven het hoofd houden en inspirerend zijn. Dan kan een mens scherper zien en inzien wat de essentie is. Jezus stuurt hem naar huis met het gebod het dorp niet in te gaan. Thuis is het midden om elkaar van aangezicht tot aangezicht te zien, contact te hebben, verbondenheid te beleven. Deze blinde heeft leren zien, verder dan zijn neus lang is.

Jezus is leraar. Hij verzamelt alle afstammelingen van het volk van Israël. De synagoge is op sterven na dood. Na de dood van Johannes de Doper neemt Jezus het geestelijk leiderschap over het volk van Israël op. Ook niet-joden voelen zich aangesproken. Ook voor hen wil hij een spiritueel leider zijn. Jezus brengt een boodschap van broederschap, vergevingsgezindheid, verbondenheid, delen, solidariteit. Stap voor stap wordt Jezus zich bewust wie hij is. Door de voortdurende toeloop van de menigte naar hem en door de onophoudelijke vraag om hulp groeit Jezus in het opnemen van verantwoordelijkheid. We herhalen het nogmaals. Het Marcusevangelie is een literair werk. Het groeiproces van Jezus in inzicht en verantwoordelijkheid is een literair proces en geen historisch proces. Marcus schrijft geen historische biografie van Jezus.

Het Marcusevangelie: een benadering – Arseen De Kesel