Web viewin ieder geval. Het gaat om Scania-trucks die een techniek testen waarbij de voertuigen...

42
Bron bij The Green Happiness Is The Green Happiness een gevaarlijk dieet? Schadelijk of overdreven? ARTIKEL - Volgens het Voedingscentrum kan het dieet van The Green Happiness dat de afgelopen week veel media-aandacht kreeg gevaarlijke tekorten en onherstelbare schade veroorzaken. Voedingshoogleraren zien het allemaal zo'n vaart niet lopen. Door: Ianthe Sahadat 27 september 2016, 16:05 Het was lastig om de afgelopen week niet met een uitspraak van Tessa Moorman of Merel von Carlsburg, bloggend onder de naam The Green Happiness, geconfronteerd te worden. Een ei is 'de menstruatie van een kip' en we moeten oppassen met 'filevorming in het darmkanaal'. Het blog over een veganistisch voedingspatroon (geen dierlijke producten, heel veel groenten, geen gluten) heeft tweehonderdduizend volgers op Instagram. Een interview in NRC Handelsblad vorig weekend zorgde voor '#ophef' en critici fileerden de uitspraken en dieetadviezen van het tweetal - met meer en minder succes. Dinsdag bracht ook het Voedingscentrum, een overheidsinstituut dat op basis van wetenschappelijk onderzoek voorlichting geeft over voeding), een waarschuwing naar buiten. Het wijst op de tekorten die het dieet kan veroorzaken. 'Te weinig eiwitten kunnen spierafbraak veroorzaken, te weinig calcium botontkalking', zegt een woordvoerster. Ook laat het tweetal na om een supplement van vitamine B12 (alleen te vinden in dierlijke producten) te adviseren. Tekorten Voedingshoogleraar Martijn Katan sluit zich aan bij de geplaatste kanttekeningen: 'Wie het Green Happiness-dieet langdurig volgt krijgt allerlei tekorten.' Hij noemt behalve een tekort aan eiwit, calcium en vitamine B12 ('tast op den duur de hersenen aan') ook een ijzertekort ('bloedarmoede'),

Transcript of Web viewin ieder geval. Het gaat om Scania-trucks die een techniek testen waarbij de voertuigen...

Bron bij The Green Happiness

Is The Green Happiness een gevaarlijk dieet?Schadelijk of overdreven?

ARTIKEL - Volgens het Voedingscentrum kan het dieet van The Green Happiness dat de afgelopen week veel media-aandacht kreeg gevaarlijke tekorten en onherstelbare schade veroorzaken. Voedingshoogleraren zien het allemaal zo'n vaart niet lopen.

Door: Ianthe Sahadat 27 september 2016, 16:05

Het was lastig om de afgelopen week niet met een uitspraak van Tessa Moorman of Merel von Carlsburg, bloggend onder de naam The Green Happiness, geconfronteerd te worden. Een ei is 'de menstruatie van een kip' en we moeten oppassen met 'filevorming in het darmkanaal'. 

Het blog over een veganistisch voedingspatroon (geen dierlijke producten, heel veel groenten, geen gluten)  heeft tweehonderdduizend volgers op Instagram. Een interview in NRC Handelsblad vorig weekend zorgde voor '#ophef' en critici fileerden de uitspraken en dieetadviezen van het tweetal - met meer en minder succes. 

Dinsdag bracht ook het Voedingscentrum, een overheidsinstituut dat op basis van wetenschappelijk onderzoek voorlichting geeft over voeding), een waarschuwing naar buiten. Het wijst op de tekorten die het dieet kan veroorzaken. 'Te weinig eiwitten kunnen spierafbraak veroorzaken, te weinig calcium botontkalking', zegt een woordvoerster. Ook laat het tweetal na om een supplement van vitamine B12 (alleen te vinden in dierlijke producten) te adviseren.

Tekorten

Voedingshoogleraar Martijn Katan sluit zich aan bij de geplaatste kanttekeningen: 'Wie het Green Happiness-dieet langdurig volgt krijgt allerlei tekorten.' Hij noemt behalve een tekort aan eiwit, calcium en vitamine B12 ('tast op den duur de hersenen aan') ook een ijzertekort ('bloedarmoede'), een gebrek aan vitamine D ('voor de botten) en te weinig jodium ('voor de schildklier'). Katan benadrukt dat dergelijke tekorten bij kinderen sneller schade veroorzaken dan bij volwassenen. 'Ouders moeten dit nooit aan hun kinderen geven.' 

Ook de Nederlandse Vereniging van Diëtisten (NVD) waarschuwt tegen allerhande 'voedingsgoeroes en lifestyle-experts' en laat weten dat veel van de in opspraak zijnde diëten 'niet stroken met de stand van de wetenschap'. 

Moorman en Von Carlsburg willen niet reageren op de kritiek op hun dieet, omdat zij volgens een woordvoerster 'ook nog een bedrijf te leiden hebben'. Vrijdag komen ze met 'een verklaring op hun blog'.

Vergelijkbare diëten

Voedingswetenschapper Jaap Seidell van de Vrije Universiteit in Amsterdam beziet de commotie nuchter. 'Ik draai nu dertig jaar mee in het circuit en de eerste jaren wilde ik elk onzinnig dieet te vuur en te zwaard bestrijden. Maar na nummer tienduizend ben ik gestopt me zorgen te maken.' 

Volgens Seidell zijn talloze vergelijkbare diëten The Green Happiness voorgegaan. 'Niemand houdt zich echt aan diëten. Een enkeling probeert het een tijdje, maar als dit soort diëten massaal zou worden gevolgd, lagen de ziekenhuizen allang vol met ondervoede mensen en mensen met botbreuken, en dat is niet het geval. Bovendien is obesitas een veel groter gevaar voor de volksgezondheid dan alle dieethypes.' 

Ook Katan noemt het probleem beperkt. 'Iedereen vindt het leuk om te lezen over voedselhypes zoals broodvrij, paleo of de voedselzandloper maar hoogstens drie procent van de Nederlanders volgt daadwerkelijk weleens dit soort diëten.' En, zegt Katan, 'op hun primitieve manier geven Tessa en Merel toch een belangrijk inzicht door: we moeten wat minder vlees en zuivel eten, voor onze gezondheid en voor die van de planeet. Hopelijk blijft dat hangen als de Green Happiness-hype weer is verdwenen.'Seidell begrijpt overigens wel dat de diëtistenvereniging en het Voedingscentrum zich roeren. 'Ze moeten hun voorlichtingsfunctie beschermen, want die is in het gedrang. Nu worden ze weggezet als 'ook maar een mening'.' 

Een 'keurmerk voor goeroes' zoals de diëtistenvereniging wil, noemt hij heilloos. 'Iedereen kan zich beroepen op de vrijheid van meningsuiting. Als je schrijft dat je nooit meer buikpijn hebt en je haar zo mooi glanst sinds je een bepaald dieet volgt, mag dat.'

Bron: http://www.volkskrant.nl/wetenschap/is-the-green-happiness-een-gevaarlijk-dieet~a4384686/ - Geraadpleegd op 30 september 2016

Bron bij politiek taalgebruik

Begrip en onbegrip voor Ruttes 'Pleur op'Door: Niels Markus, Wilfred van de Poll − 10/09/16, 11:44 Trouw.nl

'Pleur op', zei premier Rutte bij 'Zomergasten' tegen Turkse Nederlanders die journalisten tijdens de nacht van de coup belaagden. Hoe landt die uitspraak bij Turken in Nederland? Trouw ging terug naar het plein waar het allemaal gebeurde.

Het is 15 juli, 23.00. Hotelmedewerker Kural Koc (48) haast zich naar het Turks consulaat aan de Schiedamse Vest. Daar is een spontane demonstratie. In Turkije is een coup gepleegd, niemand weet nog precies wat er gaande is. De straat stroomt vol. Overal zwaaien mensen met Turkse vlaggen, maar de sfeer is rustig, ziet Koc.

OmslagDat verandert als het bericht komt dat straaljagers het parlement in Ankara bombarderen.

"Een aantal reageerde heftig", herinnert Koc zich. "Ze schreeuwden dat het landverraders waren die dat deden. Kijk, dat klopt ook. Maar op dat tijdstip, midden in het centrum van Rotterdam, hoef je niet zo'n kabaal te maken. Ze verpesten het voor de rest. Maar dat kun je op zo'n moment niet stoppen."

Ook NOS-verslaggever Robert Bas merkt de omslag. "Er ontstond een enorme opwinding. Ik hoorde kreten dat westerse media over Erdogan liegen." Bas staat aan de rand van de demonstratie, zijn cameraman houdt de NOS-plofkap maar in zijn tas. Live op tv doet Bas verslag. "Ik zei in de uitzending dat er zich zo'n vijf à zeshonderd mensen hadden verzameld. Dat was de trigger. Iemand riep: 'Nee, niet liegen, het zijn er zesduizend!'"

Een 'mannetje of vijf, zes' duwen hem en de cameraman weg. 'Oprotten', roepen ze. Met een paar heeft Bas al wat staan praten. "Dat contact was vrij goed, dus wat er tijdens de uitzending gebeurde, verbaasde me. Het waren dertigers, goed gekapt, niet het prototype radicale Turken of zo. Een had al zijn afkeer van westerse media laten blijken. Hij sprak perfect Nederlands."

AchtervolgingHet spannendst wordt het ná de uitzending, als Bas en zijn cameraman naar de auto lopen. Ze worden achtervolgd. "Op een gegeven moment waren het echt tientallen mensen die achter ons aan kwamen." Mensen in blauwe hesjes, van de Turkse voetbalvereniging Kocatepe, houden de meute tegen. Toch gaat het bijna fout. Bij de auto ontstaat een handgemeen, de cameraman krijgt klappen en wordt getrapt. "Hij is met piepende banden weggereden."

"Pleur op, zou ik in plat Haags zeggen." Premier Mark Rutte spaart Bas' belagers niet, als hij twee maanden later tijdens het tv-programma 'Zomergasten' nog eens de beelden toont van de demonstratie. Die maken hem woedend, zegt hij. Ze houden er volgens Rutte een 'cafetariamodel' op na: ze kiezen uit hun beide nationaliteiten wat

hen het beste uitkomt, zijn niet loyaal aan de normen en waarden van Nederland. Ze mogen 'oppleuren'.

Extra beveiligingEen paar dagen later. Ridvan Kayru (25) rookt met een vriend een sigaret in een hofje bij de Schiedamse Vest, vlak naast het Turkse consulaat. "Rutte heeft gelijk", zegt hij. "Je moet geen journalisten aanvallen. En waarom sta je 's nachts midden op straat te blèren? Mensen moeten de volgende dag werken."

Kayru staat op nog geen twintig meter van waar het allemaal gebeurde, op 15 juli. Bij het consulaat is het nu rustig, jongeren die hun dienstplicht komen afkopen lopen in en uit. De dagen na de demonstratie stond hier extra beveiliging. Nog steeds komt af en toe politie voorbij.

De eigenaar van het winkeltje naast het consulaat zit voor zijn zaak. Hij adverteert in het Turks dat je er pasfoto's kunt laten maken. Ook verkoopt hij Turkse theepotten, cd's en gestileerde foto's van Turkije. Tegenover het consulaat wijzen straatborden naar Istanbul en het Taksimplein. Op het terras ernaast zitten jonge Turken. Vrouwen met rokjes en make-up, mannen met tatoeages.

Gastvrijheid"Als je hier woont en de regels niet accepteert, dan moet je weg", zegt Eren (31), die niet met zijn achternaam in de krant wil. "Als je in mijn huis komt, moet je de regels ook accepteren. Als jij tot drie keer toe je schoenen aanhoudt, dan houdt mijn gastvrijheid op. Ze zijn niet goed geïntegreerd, die gasten."

Eren doet zich met zijn vriend Eddy (34) - "eigenlijk heet ik Erdogan, maar noem me maar Eddy" - te goed aan een laat ontbijt. Ze wonen in Den Haag en hebben zojuist hun dienstplicht afgekocht in het consulaat. Dat kostte duizend euro. Lachend: "Zakgeld voor Erdogan".

De Turkse Nederlanders bij het consulaat zijn het zonder uitzondering met Rutte eens, zo blijkt. Niet alleen daar zeggen Turken het de premier na. Dat doen ze ook op internet. Toen GeenStijl dinsdag een lijst lekte met de aangevers van columniste Ebru Umar legde een van deze 'klikturken', Huseyin Sayilgan, in Trouw uit waarom hij in Turkije aangifte tegen Umar had gedaan. Hij oogstte hoon op Twitter - óók van andere Nederturken. 'Mijn primaire reactie is pleur op', schreef een daarvan, Alptekin Ardogan. 'Wat doe je nog hier?'

WantrouwenEr stopt een politiebusje. Een agent stapt op Ridvan Kayru af. "Wat doen jullie hier?", vraagt hij. Gewoon, wachten, luidt het antwoord. Of ze dat verderop willen doen, niet in dit hofje. "Bij Hollandse jongens had die agent ook wel gezegd dat ze weg moesten", zegt Kayru als hij iets verderop staat. "Maar hoorde je hoe wantrouwend hij zei: wat doen jullie hier?"

Het is niet de eerste keer dat hij zich onwelkom voelt. "Ik voel dat er meer racisme is", zegt Kayru. En juist daarom deed Ruttes uitspraak hem ook pijn, ook al was hij het er tegelijkertijd mee eens. Hij vreest dat Rutte olie op het vuur heeft gegooid - hij zat daar wel als premier van het hele land. De 25-jarige Rozenburger werkt op een scheepswerf. Aan hoe sommige collega's naar hem kijken, ziet hij dat ze hem niet

moeten. En als hij in zijn Golf GTI rijdt, kan hij merken dat de politie en andere weggebruikers hem niet vertrouwen. "Als jij daarin rijdt, zeggen ze niks. Bij mij denken ze dat ik een drugsdealer ben."

Dan komt ook Ridvans vader aangelopen. Wat hij van Ruttes 'pleur op' vindt? "Ik zou zeggen: rot zelf op. Maar hij is het hoofd van het land hè." Rutte doelde niet op álle Turken, maar zo voelt het voor vader Kayru wel. Toen hij in de jaren zeventig naar Nederland kwam om te werken, spraken de Nederlanders nog niet op die toon over Turken, zegt hij. "Toen hadden ze mankracht nodig. De economie was goed." Nu het slecht gaat met de Nederlandse economie, hebben ze de Turken niet nodig. "Rutte moet niet zo spreken. Hij moet meer zigzaggen. Rekening houden met anderen, inderdaad. Maar je zult zien, als er straks verkiezingen zijn is het weer anders. Dan zijn we weer Nederlanders en medeburgers."

KinderachtigErkan Ekici (39), op het terras bij restaurant Harman naast het consulaat, vindt Ruttes uitspraak ook 'krom' - al is hij het met de strekking wel eens. Het zijn de woorden die hem grieven. Ze passen een politicus niet, vindt Ekici. "Oppleuren is geen mooi woord. Mijn vader is hier naartoe gekomen in 1966. Hij heeft 35 jaar het vieze werk gedaan dat Nederlanders niet wilden doen. In een metaalfabriek, in de schoonmaak, hij maakte kogels en hij heeft jarenlang gelast. 'Pleur op' is kinderachtig. Veel mensen hebben hier jaren gewoond, hun pensioen opgebouwd."

Rutte zegt het vooral, denkt hij, om stemmen te winnen van Wilders. Ekici is het trouwens af en toe best met de blonde politicus eens. "Vol is vol. Waar komen al die terroristen vandaan? Turkije heeft drie miljoen Syriërs binnengelaten en paspoorten gegeven. Die komen straks naar Europa. Allemaal sterke jongens. Dan denk ik: ga vechten voor je land, idioot!"

Een oudere man loopt het terras op. Hij hoorde van een Turk verderop dat er bij restaurant Harman journalisten zitten, zegt hij. Hij komt om hen te waarschuwen. "Jullie moeten oppassen. Turken zijn gehersenspoeld. Als een agressieve Turk hoort dat je hier zit, krijg je klappen. Echt, hij slaat je laptop kapot."

De achternamen van Eren en Eddy zijn bij de redactie bekend.

Bron: http://www.trouw.nl/tr/nl/39683/nbsp/article/detail/4374331/2016/09/10/Begrip-en-onbegrip-voor-Rutte-s-Pleur-op.dhtml - geraadpleegd op 30 september 2016

Bron bij zelfrijdende auto

“Snel zelfrijdende voertuigen op de weg is een illusie”Nederlandse projecten onderzoeken autonome auto’s

De ene na de andere zelfrijdende auto lijkt de weg op te gaan. Nederland wil een voortrekkersrol en de minister laat trots weten dat we over 20 jaar volledig automatisch rijden. Toch lijken er nog veel haken en ogen te zijn. Twee experts over techniek, aansprakelijkheid, acceptatie en de lange weg naar automatisch rijden.door Roel van der Heijden - vrijdag 6 maart 2015 NEMO Kennislink

In Gelderland zien ze het helemaal zitten. Komende december begint men tussen het treinstation in Ede en de Universiteit van Wageningen een pendeldienst. Daarbij wordt de zes kilometer over een gewone weg afgelegd zonder chauffeur. Deze zelfrijdende auto neemt maximaal 10 passagiers mee.

Bij Zwolle zijn onder het toeziend oog van minister Melanie Schultz van Haegen proeven begonnen met zelfrijdende vrachtwagens, zo kopten de media in ieder geval. Het gaat om Scania-trucks die een techniek testen waarbij de voertuigen elkaar volgen, als een soort treintje. Iedere vrachtwagen heeft een chauffeur aan boord en de voorste vrachtwagen wordt door een mens bestuurd.

De afgelopen weken zagen we verschillende berichten over zelfrijdende auto die de Nederlandse weg op gaan. Maar wat is de kans dat je straks wordt ingehaald door zo’n voertuig en in hoeverre zijn ze wel echt autonoom?

Ook Google ontwikkelt zelfrijdende auto’s. Naast verschillende bestaande auto’s die met sensoren zijn uitgerust, onthulde het in mei 2014 een tweepersoons prototype zonder stuur.

Wettelijke basis

De ontwikkeling van automatisch auto’s is al jaren in gang, maar sinds vorige maand zijn de mogelijkheden voor het testen op de Nederlandse weg vergroot. Raymond Hoogendoorn is projectleider bij MuConsult en universitair docent van de Technische Universiteit Delft, en was betrokken bij het Dutch Automated Vehicle Initiative dat zelf ook een automatisch auto wil ontwikkelen. Hij weet wel waarom de initiatieven juist nu zoveel in het nieuws zijn.

“In de wet staat dat de bestuurder altijd controle moet hebben over zijn voertuig”, zegt hij. “Dat is natuurlijk een probleem als het voertuig niet eens een stuur heeft, zoals de wagen die tussen Ede en Wageningen moet gaan rijden. De politiek is het er nu over eens geworden dat een noodknop ook geldt als het hebben van die controle. Het is dus eigenlijk een herinterpretatie van de wet.”

Volgens Hoogendoorn is het goed dat deze beslissing is gemaakt. Het maakt meer onderzoek in de praktijk mogelijk. Maar hij laat weten dat er nog absoluut geen wetgeving is die een volledig automatische auto goedkeurt.

Het is ook niet eenvoudig zijn om dat wettelijk te regelen. Hoogendoorn: “Dit moet sowieso Europees geregeld worden, niet alleen in Nederland, dat maakt het al gecompliceerder. De grootste uitdaging zie ik voor de aansprakelijkheid. Als ik iemand omver rij, dan heb ik de schuld met de bijbehorende aansprakelijkheid. Bij een automatisch voertuig kan het uitmonden in een heel ingewikkelde zaak.” Gaat iedereen straks bij brokken aankloppen bij de autofabrikanten? Gaat die vervolgens de makers van de sensoren, computers of de schrijvers van de software voor het gerecht slepen? En zetten de autofabrikanten niet zelf de trend door steeds meer snufjes zoals parkeerhulp en adaptive cruise control in te bouwen? Hoogendoorn: “De bestuurder moet altijd de controle over kunnen nemen en is daarom nog steeds aansprakelijk. Hij of zij moet zelf op de rem drukken.”

Nog niet onder de indruk

Ondanks de wettelijke en technische uitdagingen is het logisch dat er werk wordt gemaakt van de automatische auto. En hoewel het misschien nog een tijdje duurt, is de belofte al wel dat zelfrijdende auto’s veiliger zijn en voor een betere doorstroming zorgen. Daarnaast valt er vooral voor het vrachtverkeer winst te behalen in het brandstofverbruik. Door een lange ‘trein’ te vormen van vrachtwagens kan er tot wel 10 procent zuiniger gereden worden. Toch is Henk Nijmeijer, professor Dynamics & Control van de Technische Universiteit Eindhoven, nog niet echt onder de indruk van deze projecten in Nederland.

“De tests met vrachtwagens bij Zwolle is duidelijk een vorm van coöperatief rijden, en niet autonoom”, zegt Nijmeijer. Daarbij communiceren de voertuigen via radio met elkaar en kunnen tot hoge snelheden samen rijden. “Maar op het moment dat hier ‘gewoon’ verkeer doorheen gaat rijden gaat het helemaal mis. Verder is de afstand tussen de voertuigen nu nog 26 meter, dat vind ik eerlijk gezegd nogal veel.”

Over het project dat tussen Ede en Wageningen van de grond moet komen is Nijmeijer sceptisch. “Eigenlijk neem ik dat helemaal niet serieus. Autonoom deelnemen aan het gewone verkeer gaat met dit voertuig niet lukken, omdat het daar helemaal niet geschikt voor is. Ik vind het wat dat betreft nogal een opgeklopt verhaal.”

Nijmeijer vergelijkt de wagen met een prototype automatische auto die Google afgelopen jaar onthulde. Het tweepersoonsvoertuig kan zelfstandig een traject afleggen met een maximumsnelheid van 40 km/h en heeft geen stuur. “Mooi, maar er moeten geen verkeersdeelnemers in de buurt komen, want dan is het niet duidelijk wat hij moet doen”, zegt Nijmeijer.

Het mag duidelijk zijn dat het volgens Nijmeijer zo snel nog niet zal gaan met zelfrijdende auto’s in het gewone verkeer. “Begrijp me niet verkeerd, het is goed dat deze auto’s de weg op gaan”, zegt Nijmeijer, "maar het is echt een illusie dat we snel autonome voertuigen op de Nederlandse weg hebben. Minister Schultz van Haegen heeft daar in ieder geval wel haar zinnen op gezet en wil dat Nederland een leidende rol gaat spelen in het onderzoek.

Computers leren rijden

Het onderzoek naar automatisch rijden spitst zich op verschillende gebieden. Ten eerste zijn Nijmeijer en Hoogendoorn het er beide over eens dat de sensorsystemen beter én goedkoper moeten. Want de nu beschikbare technologie maakt gebruik van dure lasers en radar, terwijl de veel goedkopere camera’s in het geval van mist of regen niet veel beter zijn dan het menselijk oog.

Nijmeijer stipt het punt van communicatie tussen verschillende volledig geautomatiseerde auto’s aan. “Er is natuurlijk draadloze communicatie mogelijk, maar dat is nog steeds niet 100 procent betrouwbaar”, zegt hij.

Verder is te verwachten dat er straks verschillende technologieën voor automatisch rijden naast elkaar worden gebruikt. Systemen die natuurlijk met elkaar overweg moeten kunnen. In het onderzoek is daar al aandacht voor, bijvoorbeeld in de Grand Cooperative Driving Challenge die in 2016 voor de tweede keer in Nederland wordt georganiseerd.

En als die systemen er zijn dan moet je ze eigenlijk nog leren rijden. Hoogendoorn: “Er moeten rijstrategieën ontwikkeld worden om zo veilig mogelijk te rijden en

bijvoorbeeld filevorming tegen te gaan. Daar zijn algoritmes voor nodig die het aantal voertuigen op een goede manier over de beschikbare rijstroken verdelen.”

Menselijke factor

Maar het is niet alleen de technologie die het onderzoek richting geeft. De interactie van auto met de mens blijkt net zo belangrijk. Dat geldt zeker bij systemen van gedeeltelijke automatisering. Technologie moet de chauffeur in dat geval ondersteunen en het rijden niet juist moeilijker maken.

Een voorbeeld is wanneer een automatisch voertuig er niet meer uitkomt. Bijvoorbeeld door een lastige verkeerssituatie die hij niet eerder tegenkwam. Op dat moment moet de auto duidelijk maken dat de bestuurder de controle zo snel mogelijk moet overnemen.

Hoogendoorn zegt dat dit een uitdaging is: “Mensen zijn slechte supervisors, ze kunnen taken veel beter zelf uitvoeren.” Hij haalt een experiment aan dat een van zijn promovendi deed met een rijsimulator. Proefpersonen hoefden de auto alleen te controleren tot het moment dat ze het signaal kregen het stuur over te nemen. Ongelofelijk maar waar, sommige mensen deden daar 15 seconden over. “Dat gaat natuurlijk mis wanneer je op de snelweg rijdt”, zegt Hoogendoorn. “Dit waren echt mensen die puur met het voertuig bezig waren, maar op een of andere manier snapten ze niet meer wat ze moesten doen.”

Een andere vraag is hoe je controleert dat mensen de rol van opzichter blijven uitvoeren. Zelfs in een klassieke auto lijken velen tijdens het rijden de verleiding niet te weerstaan om even hun laatste berichten te beantwoorden. Hoogendoorn: “Je moet dergelijke activiteiten eigenlijk verbieden, maar dat lijkt mij bijzonder lastig te handhaven.”

Tot slot is er nog het punt van acceptatie. Wíllen mensen wel automatisch rijden. “Mensen vinden het lastig om de controle uit handen te geven”, zegt Hoogendoorn. “Dat zag je al toen de minister zelf een stuk meereed met een automatische auto. Ze leek het een beetje eng te vinden!”

Veredelde treincoupé

Zelfs al staan Nijmeijer en Hoogendoorn middenin het vakgebied, ze staan toch nog niet te trappelen om op dit moment zélf een automatische auto voor de deur te

hebben. Nijmeijer heeft in ieder geval de eis dat hij op een voor de rest van het verkeer afgesloten rijstrook kan rijden. “In ‘gemengd’ verkeer zou ik het nu niet willen. Maar ik geloof natuurlijk wel in de technologie die we ontwikkelen, anders klink ik nu niet geloofwaardig, haha.”

Hoogendoorn zou best een automatische auto willen proberen maar hij geeft toe dat hij autorijden zelf te leuk vindt om het uit handen te geven. En dat is natuurlijk bij meerdere autoliefhebbers zo. "Het is belangrijk dat mensen de voordelen gaan zien van automatisch rijden. Dat je bijvoorbeeld andere dingen kunt doen onderweg. De auto wordt dan een veredelde treincoupé.

Bron: http://www.kennislink.nl/publicaties/snel-zelfrijdende-voertuigen-op-de-weg-is-een-illusie -

geraadpleegd op 29 september 2016

Bron bij social media

Asociale mediahome

SEBASTIEN VALKENBERG– 0:00, 28 februari 2013

Maken smartphones ons dom, ziek en asociaal? ICT-bedrijf Sogeti beweert van wel, maar volgens Sebastien Valkenberg valt het mee. Natuurlijk is in 140 tekens geen diepzinnig gesprek te voeren, daar is de sms ook helemaal niet voor bedoeld.

Vanaf het omslag kijkt Darth Vader, symbool van het kwaad uit Star Wars, ons aan. Opdat meteen maar duidelijk is dat 'De zwarte kant van sociale media' (2012) de noodklok luidt. Dit rapport, afkomstig van ICT-bedrijf Sogeti, gaat over "de gitzwarte gevolgen van alle bijverschijnselen van de sociale media".

Wie denkt dat hij zomaar een berichtje op Facebook kan plaatsen of een tweet de wereld in sturen, vergist zich. Sociale media krijgen wel vaker de zware piet toegespeeld, maar zelden is de toon zo pessimistisch als in 'De zwarte kant van sociale media'. De smartphonegebruiker, stelt het rapport, wordt dom, asociaal, en ziek in lijf en geest. Hij is bovendien manipuleerbaar, staat bloot aan terreur en heeft net zoveel privacy als een eerstehulppatiënt in het VU Medisch Centrum.

Hoe alarmerend de toon ook, in zekere zin is er niets nieuws onder de zon. Nieuwe media hebben altijd onder vuur gelegen. In de Oudheid zag Socrates de opkomst van het schrift als een aanslag op het geheugen. Nooit meer zouden we iets hoeven onthouden. En 2000 jaar later zorgde de uitvinding van de boekdrukkunst ervoor dat romans en toneelstukken op grote schaal beschikbaar kwamen. Wat moest er van de jeugd worden als ze hiermee in aanraking kwam? Helemaal apocalyptisch klonk de Duitse filosoof Martin Heidegger. "Slechts een God kan ons redden", zei hij over onze samenleving waarin technologie een steeds grotere rol speelt.

Maar in het rapport van Sogeti klinkt nog het meest de echo door van Max Horkheimer en Theodor Adorno. Hun boek 'De dialectiek van de Verlichting' (1947) werd verplichte kost voor linkse studenten in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw. De essaybundel van de twee Duitse filosofen is een faillietverklaring van het rationalisme dat zo typerend is voor de Verlichting. We menen dat wetenschap en techniek ons bevrijden, luidt het verwijt van Horkheimer en Adorno, maar in werkelijkheid zijn we er een slaaf van geworden. Neem auto's. Die beloven ons een grotere mobiliteit, maar tezamen vormen ze een stilstaande file. Het ideaal slaat om in zijn tegendeel.

Diezelfde redenering vinden we in 'De zwarte kant van sociale media'. De auteurs werpen de retorische vraag op of 'de technologie zich uiteindelijk tegen zijn maker zal keren'. Dat klinkt wel erg als Horkheimer en Adorno, die in hun boek waarschuwen voor 'wraakneming door de techniek'. De ultieme wraak van de sociale media zou

zijn dat ze ons asocialer maken. Het rapport van Sogeti verwijt Facebook en Twitter dat ze precies het omgekeerde doen van wat ze beloven. "Technologie maakt het steeds makkelijker om vooral geen persoonlijk contact te hebben. Waarom bellen, als je ook een sms-bericht kunt sturen? Niet voor niets misschien staat de afkorting SMS tegenwoordig steeds vaker voor Social Media Syndrome. Vaak halen we onze telefoon tevoorschijn, omdat we denken dat er iets is binnengekomen, terwijl dat niet zo blijkt te zijn. Is met zulk fantoomgedrag de mens de baas of is het de technologie?"

Dat we steeds asocialer zouden worden, is een bewering die kan rekenen op grote populariteit. "We hebben meer contacten, maar minder échte vrienden", zegt filosofe Stine Jensen, auteur van 'Dag Vriend' (2012). Eerder al droeg een masterclass van het deftige Nexus Instituut in Tilburg dezelfde boodschap uit. Titel: 'Alone together', naar een boektitel van de Amerikaanse sociologe Sherry Turkle. Zij betoogt dat we met elkaar verbonden zijn via uiteenlopende media, maar tot echt contact zou dit niet leiden.

Recent onderzoek wijst eerder in de omgekeerde richting. Alleen blijft dat onbelicht in het rapport 'De zwarte kant van sociale media'. De auteurs trekken zich weinig aan van relevant feitenmateriaal. Als we echt asocialer waren geworden, had dat bijvoorbeeld terug te vinden moeten zijn in 'Sociale Samenhang: Participatie, Vertrouwen en Integratie' (2010) van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Maar dat onderzoek wijst juist uit dat mensen tegenwoordig méér sociale contacten hebben dan vijftien jaar geleden. "De familiebanden zijn sterk, de banden met de buren blijven stabiel", vatte Trouw het CBS-rapport samen. "Slechts weinig mensen, zes op de 1000, hebben zelden tot nooit contact met familie, vrienden of buren. Het lijkt er volgens het CBS op dat die groep nog steeds kleiner wordt." Dus uitgerekend in de periode dat de sociale media hun opmars hebben gemaakt, is de samenleving mínder asociaal geworden.

Toch wordt over die communicatiemiddelen onophoudelijk de noodklok geluid. Hier wreekt zich de dialectiek van de Verlichting, lijkt het. In deze filosofie ligt de lat namelijk nogal hoog - té hoog. Eén file, en de auto verliest in dit denkpatroon zijn belofte van mobiliteit. En afgezet tegen een telefoongesprek dat alle nuances van iemands stem tot uitdrukking kan brengen, wordt de sms met zijn 140 tekens een armoedige vorm van contact. Dan is het ook logisch dat iemand die echte vriendschap als norm hanteert amper waardering op kan brengen voor een vriendschapsverzoek via Facebook.

Maar zijn we op die manier niet te streng voor de sociale media? Bestaat er maar één vorm van echt contact? Natuurlijk nodigt Facebook ons uit om 'vrienden' te worden met iedereen, van collega's tot vage kennissen en verre verwanten. Maar hoe letterlijk moeten we die belofte nemen? Een reisbrochure kan een tropisch eiland aanprijzen als 'de hemel op aarde' zónder dat toeristen zich na afloop komen beklagen dat Petrus hen niet welkom heeft geheten bij de hemelpoort. Iedereen weet dat het hier figuurlijk taalgebruik betreft.

Maar bij de alarmerende publicaties over sociale media speelt er meer mee dan een voorliefde voor de hyperbool als stijlmiddel. Veel van het pessimisme komt voort uit slordig redeneren. Zo rekent 'De zwarte kant van sociale media' het sms'je af op iets

wat het níet is. In de logica, de filosofische discipline die zich bezighoudt met de regels voor het denken, heet dat een stropopredenering. Ja, het klopt dat de ruimte om een boodschap via een sms'je over te brengen beperkt is. Maar dat is alleen bezwaarlijk als een lang telefonisch onderhoud het criterium is. Bovendien laat die redenering de voordelen van een sms'je buiten beeld. Een diepgravend gesprek voeren lukt niet via een kort tekstberichtje, maar het is wel een uitstekende manier om aan thuis door te geven dat je trein vertraging heeft.

Wat geldt voor het sms'je geldt uiteindelijk voor álle media. Want is een telefoongesprek op zijn beurt niet ook weer een karig alternatief voor een gesprek onder vier ogen? Een veelgehoorde klacht is dat reizigers met het openbaar vervoer allemaal op het beeldschermpje van hun smartphone turen. Allicht gaat dit ten koste van de interactie met de omgeving. Maar wie consequent wil zijn, moet zich ook beklagen over reizigers die verdiept zijn in een boek. Maar dat er weinig zo asociaal is als lezen, dat hoor je nou nooit.

Bron: https://www.trouw.nl/home/asociale-media~ac5873d1/ geraadpleegd op 6 maart 2017

Bron bij dierproeven

Dierproeven blijven heet hangijzer

De angst voor agressieve actievoerders is er nog steeds. Toch besloten VU-medewerkers openlijk te praten over de wetenschappelijke kant van het proefdiergebruik, dat de Tweede Kamer nu verder wil beperken.

Marten van Til, vergunninghouder voor dierproeven bij de VU en het VUmc zegt: "Als de democratie voor afschaffing van proefdiergebruik is, dan moet men zich realiseren dat dit een verandering in volksgezondheidscijfers, namelijk meer zieke mensen, betekent."

Geleerden doen al eeuwen onderzoek met dieren. Zo hebben onderzoekers kennis over de werking van de hersenen bij Parkinson verkregen door experimenten met ratten. Vaccins tegen het virus dat baarmoederhalskanker veroorzaakt, zijn ontwikkeld door studies met konijnen.

Het morele bezwaar van het dierenleed leeft vooral bij de dierenactivisten. Zo vinden zij een Amerikaanse hersenstudie uit 2008, naar slaapmechanismen bij ratten, immoreel: de beestjes werden 24 uur lang wakker gehouden.

Daarbij kosten dierenstudies vanwege zorg en apparatuur meer dan studies zonder dieren, aldus Stichting Informatie Dierenproeven.

Ook betwijfelen geleerden, zoals de filosofen Shanks, Greek en Greek, de voorspellende waarde van diermodellen voor mensen.

De proefdieren zijn levende gewervelde dieren, zoals vissen, amfibieën, reptielen, vogels en zoogdieren. De veelgebruikte insecten, zoals fruitvliegjes, tellen dus niet mee.

De organisatie Proefdiervrij diende vorige week een petitie in bij de commissie van volksgezondheid. Proefdiervrij dringt aan op instelling van een adviesraad en expertteam, die proefdiergebruik moeten verminderen. "Het expertteam zal bestaan uit drie coryfeeën uit onderzoek, bedrijfsleven en een maatschappelijke deskundige," aldus Marja Zuidgeest van Proefdiervrij.

Vorige week begon de Antidierproevencoalitie (ADC), die sinds 2007 het proefdiergebruik bestrijdt, een campagne tegen dierproeven die het ministerie van Defensie uitvoert. "Defensie test zenuwgassen op cavia's en penseelaapjes. Deze dieren hebben veel pijn," stelt voorman Robert Molenaar van ADC.

Defensie meldde in 2009 dat 'de afweging tussen het belang van de proef en het ongerief van het dier' belangrijk is in beslissingen over proefdiergebruik. Woordvoerder Patricia Sonneveld van Defensie vertelt dat sinds 2009 het beleid van Defensie niet veranderd is: dierproeven vinden nog steeds plaats.

Sinds 1977 is de Wet op Dierproeven van kracht. Ruim twintig dierexperimentencommissies (DEC's) zijn sinds 1998 erkend door de minister. Ze keuren alle onderzoeksplannen met proefdiergebruik.

In aanmeldingsformulieren moeten onderzoekers beschrijven waarom hun studie niet op een andere manier, zonder dieren of met minder dieren en met minder leed, uitgevoerd kan worden.

In 2009 keurden de DEC's slechts 5 van de 4700 aanvragen af. "Onderzoekers vragen niet zomaar toestemming voor dierexperimenten en bereiden die goed voor," zo verklaart Ronald Bontrop, directeur van onderzoekscentrum BPRC in Rijswijk, dat veel apenstudies doet.

"Wij bekijken elk onderzoeksvoorstel kritisch. Vaak vragen wij onderzoekers aanpassingen te maken voordat ze mogen beginnen. Soms moeten ze de eerste uitkomst terugkoppelen," aldus Paul van Soest, DEC-voorzitter van VU en VUmc.

In het jaaroverzicht Zo doende van 2009 van de Voedsel en Waren autoriteit stond dat het aantal dierproeven 2,5 procent gestegen is ten opzichte van 2008 (592.665 tegen 583.088). Muizen zijn nog altijd de meest gebruikte 'proefkonijnen'. "Als de afweging goed is gemaakt, dan is deze toename niet erg. Het betekent een groei in de wetenschap," reageert Van Til.

Proefdiervrij noemt zichzelf de grootste geweldloze organisatie in Nederland. ADC richt zijn campagnes meer op specifieke dierproeven en stuurt protestmails en -spotjes.

Beide actiegroepen menen dat proefdieronderzoek geen resultaten oplevert die voor mensen gelden. "Toch moeten medicijnen nog steeds op twee diersoorten getest worden," aldus Ilona van de Haspel van Proefdiervrij. "Dit levert juist goede medicijnen op," zegt Van Til.

Beide actiegroepen pleiten voor het overstappen op alternatieve technieken zonde gebruikmaking van dieren, zoals in vitro- en in-siliciotechnieken. In vitro-onderzoek gebruikt buiten het lichaam gekweekte cellen. In-siliciostudies gebruiken computersimulatietechnieken en berekeningen met eerdere proefdierresultaten.

BPRC publiceerde een aantal studies over apen in Nature. "Wij doen alleen dierproeven als er echt geen alternatief is. Wij vinden dierenwelzijn erg belangrijk en zien dierproeven als een noodzakelijk kwaad," aldus Bontrop. "Dierenstudies leveren kennis over ziektes zoals aids, tuberculose en malaria."

Hij benadrukt dat BPRC's proefdiergebruik de afgelopen jaren stabiel is. "Wel is apenonderzoek wereldwijd toegenomen, omdat medicijnen soms niet goed te testen zijn op bijvoorbeeld muizen."

Zuidgeest ziet dat dierenwelzijn meer op de politieke agenda komt. "Zo zijn er meer acties tegen ritueel slachten en bio-industrie."

Vorige week hebben de leden van de Kamercommissie van VWS positief gereageerd op het plan voor een adviescommissie. Voor Prinsjesdag zal minister Edith Schippers een plan van aanpak opstellen.

Over één ding zijn alle partijen het eens: er moet meer geld naar alternatief onderzoek. "Maar het tegenstrijdige is dat subsidies voor alternatief onderzoek vorige jaren niet eens zijn opgemaakt," aldus Van Soest. Kortom: alternatief onderzoek is nog niet hip.

Bron: http://informatiedierproeven.nl/files/pdf/In%20de%20pers/20110508%20Het%20Parool%20-%20Dierproeven%20blijven%20heet%20hangijzer.pdf, Parool, 7 mei 2011 geraadpleegd op 5 maart 2015

Bron bij Killerbody

Waar blijven al die killerbody’s?

Afvallen

Dertien weken na de lancering van het dieetboek Killerbody zou je het resultaat moeten kunnen zien. ‘Als ik het kan, kan jij het ook’, schrijft de auteur, Fajah Lourens. Dat blijkt nogal tegen te vallen.

Romy van der Poel

21 juli 2016

Stel, je valt een kilo per week af, doet dagelijks krachtoefeningen, en naar een feestje op zaterdagavond neem je je eigen maaltijd mee in tupperwarebakjes, zodat je niet aan de zalmwraps en bitterballen hoeft. Als je een vakantie boekt, kies je een appartement, zodat je zelf kunt koken en niet naar restaurants hoeft waar alles in roomboter wordt bereid. Als er op vakantie geen sportschool in de buurt is, maak je ’s ochtends een flinke wandeling op de lege maag. Honger heb je, ja, maar dat hoort erbij als je er goed uit wilt zien in bikini.

Klinkt dit als een extreem dieet? Het boek waarin die adviezen staan, is een besteller. Killerbody van dj en actrice Fajah Lourens is de afgelopen maanden meer dan honderdduizend keer verkocht. In het boek staan tips, recepten, voedingsschema’s en oefeningen voor een gespierder lichaam.

Fajah staat, met talloze foto’s, model voor haar eigen dieet. Op de boekcover draagt ze een grijze sport-bh, haar buikspieren zijn duidelijk zichtbaar. „Als ik het kan, kun jij het ook, staat op de achterkant van haar killerbody-handboek.

Fajah is op dit moment de meest succesvolle van een groep dieetgoeroes die met hun perfecte lichaam een dieet verkopen. Veel van hun boeken kwamen vlak voor de zomer uit. Neem Beweeg! van Arie Boomsma, ‘voor een gezonder en gelukkiger leven’. En Het boek van Jet, een happy & healthy leven, van Jet van Nieuwkerk: ‘niet te streng en al helemaal niet saai’. Rens Kroes, de bekendste van allemaal, kwam vorige maand met haar derde boek met ‘powerrecepten’: On the go. Allemaal met op de boekomslag de auteur als lichtend voorbeeld.

Zo moeilijk is het om gespierd te worden en blijven

Meer trainen leidt niet altijd tot een gezonde levensstijl met meer beweging. Voedingsdeskundige Martijn Katan in zijn boek Voedingsmythes: „Er zijn zelfs studies waarin het deelnemen aan krachttrainingen ertoe leidde dat mensen minder gingen bewegen. Kennelijk waren ze moe, of vonden ze het wel mooi zo. Voor afvallen helpt dat werken met gewichten dus niet zoveel.”

Door gewichtheffen krijg je er uiteindelijk niet zoveel spieren bij. Vrouwen hebben niet dezelfde hormonale aanleg als mannen om gespierd te worden. Ze maken veel minder testosteron aan, het hormoon dat helpt bij het maken van spiermassa. „Een man die een paar keer per week serieus traint in een krachthonk krijgt er in de loop van de tijd twee kilo spieren bij en een vrouw nog minder”, schrijft Katan. „Op de 20 tot 30 kilo spieren die je al hebt, maakt een tot twee kilo weinig uit.”

Een paar keer per week een buikspierkwartier is lang niet genoeg om er vervolgens gespierd uit te zien. Spieren worden zichtbaar door een afname van lichaamsvet, niet doordat spieren zo groot worden dat ze door het vet heen zichtbaar worden.

Het gemiddelde vetpercentage van de vrouw ligt hoger dan dat van mannen, „tussen de 25 en 30 procent”, zegt Egbert Otten, hoogleraar neuromechanica aan de Rijksuniversiteit Groningen. „Bij vrouwen worden spieren zichtbaar bij een vetpercentage onder de 15 procent. Dat van afgetrainde atleten ligt onder de 10 procent”, zegt Otten.

Spieren kweken is één ding, maar ze hebben ook veel onderhoud nodig, schreef NRC eerder. Maastrichtse onderzoekers zetten één been van vierentwintig gezonde jongen mannen in het gips. Na vijf dagen gips waren ze 150 gram spiermassa verloren en hadden ze tien procent minder spierkracht in het ingegipste been. Na twee weken was dat zelfs 350 gram minder spiermassa en een krachtsverlies van soms wel 25 procent. Toen het gips eraf was, duurde het zes weken voor ze de verloren spiermassa weer hadden opgebouwd.

Wie zien we lopen op het strand?

De dieetschrijvers nemen je mee in hun reis naar hun afgeslankte, betere zelf. „Als je mijn foto’s in dit boek en op mijn social media bekijkt, zie je vooral een succesverhaal”, schrijft Fajah in de inleiding. „Maar het verhaal dat daarachter zit zou ik geen succes willen noemen, integendeel”. Ze schrijft over haar deelname aan Expeditie Robinson, een mislukte marathonpoging en de vreetbuien die volgden. „Het resultaat was heel veel cellulite (zo noemt ze cellulitis) en vet”. En daarmee noemt ze zichzelf een voorbeeld voor anderen: „Hopelijk helpt en motiveert het jou, als je net als ik een moeilijke startpositie hebt.”

Maar als meer dan honderdduizend Nederlanders, vooral vrouwen, Fajah’s Killerbody hebben aangeschaft, wat zien we daar dan van terug op het strand? Hoeveel vrouwen paraderen kilo’s lichter, met glanzende abs langs de kustlijn, dertien weken na lancering van het boek? Hoeveel vrouwen zien eruit als Fajah?

Egbert Otten, hoogleraar neuromechanica aan de Rijksuniversiteit Groningen, vindt het verdacht; één rolmodel voor een dieetmethode. „Iedereen reageert verschillend op diëten en training, dat heeft te maken met je genetische opbouw.” Ander startgewicht, andere opleiding, andere opvoeding, andere inkomsten, ander dagritme – Fajah heeft, nu haar boek een besteller is, het geld en de motivatie om fit te blijven. „Dat is een behoorlijke stok achter de deur die anderen niet hebben”, zegt Otten. „Fajah’s lichaam is niet het bewijs dat haar methode werkt.”

Otten zocht foto’s van Fajah terug en zag dat ze nooit echt overgewicht heeft gehad. Fajah had misschien ‘een moeilijke startpositie’, maar ze had wel haar genen mee. Haar bouw is een goede basis voor een killerbody. Vrouwen die bredere heupen hebben, zullen veel moeilijker vet kwijtraken, erkent Fajah zelf ook. „Een streng dieet en veel lichaamsbeweging zijn bij dit lichaamstype belangrijk”, staat in het hoofdstuk waarin ze het ‘endomorfe’ (volle) lichaam beschrijft.

Ga maar eens naar een sportschool, dan zie je hoe moeilijk het is je leven om te gooien, zegt Otten. Hij volgde een jaar lang een groep mensen in de sportschool. Hij zag na een jaar slechts kleine veranderingen in hun lichaamsbouw en uithoudingsvermogen. „Vooral als je een ongezonde uitgangspositie hebt, moet je een lange adem hebben.”

Een hoger doel

Killerbody gaat niet alleen over een paar kilo afvallen, het boek heeft een hoger doel: een strak lichaam. Collega-goeroes, zoals Jet van Nieuwkerk, pleiten voor een happy healthy lifestyle. Fajah doet niet aan ‘happy’ en aan ‘niet te streng’. „Doe alles om je doel te bereiken”, schrijft ze. Niet alleen is haar trainingsschema spartaans, ook haar recepten zijn nogal sober en weinig ‘happy’. Neem haar ‘vegasalade’ met mais, kikkererwten, paprika, walnoten en gekookte eieren: 1.Verdeel de veldsla over twee borden. 2.Verdeel de rest van de ingrediënten over de salade. Dat is zelfs nauwelijks een recept te noemen. Maar als de smaak tegenvalt, weet je in elk geval zeker dat je er niet te veel van eet.

Op Instagram klagen haar volgers over honger en vragen ze of het normaal is om je misselijk te voelen. „Je zult honger krijgen, maar dat is juist de bedoeling. Als je wilt afvallen, moet je van het hongergevoel gaan houden”, aldus Fajah.

„Nogal masochistisch”, zegt Kees de Graaf, hoogleraar eetgedrag aan de Wageningen Universiteit. En op den duur weinig effectief. „De eerste paar dagen van een dieet heb je de meeste honger, na enige tijd wen je weliswaar aan een lagere energie-inname. Maar uiteindelijk kunnen mensen honger slecht verdragen, je lichaam vertelt je iets: als je niet eet, ga je dood; honger is een fundamentele drijfveer.”

Een kilo per week afvallen, zoals de boekcover claimt, is veel. Het neigt naar een crashdieet. De Graaf: „Een gemiddeld mens heeft 2.000 kilocalorieën op een dag nodig. Om een kilo af te vallen, moet je 1.000 calorieën per dag minder eten. Dan heb je inderdaad wel honger.”

Beide voedingsdeskundigen zijn overigens niet alleen maar kritisch. De helft van de Nederlanders is te dik. Goedkoop en lekker eten is overal. Voor een euro een appelflap bij de koffie op het station, saucijzenbroodjes voor 50 cent in de schoolkantine. En bewegen doen we steeds minder. Tweederde van de Nederlanders wil wel afvallen, bleek uit een onderzoek van TNS Nipo. Maar of we er iets voor willen doen? „Het lijkt er op dat deze mensen niet méér gaan bewegen om dit te bereiken”, schrijven de onderzoekers.

Hoe kun je dan tegen lifestylegoeroes zijn die beter eten en meer bewegen promoten? „Ik sta aan haar kant. Ik vind het geweldig dat mensen gestimuleerd worden gezonder te leven”, zegt Otten. Fajah is niet opgeleid tot diëtist, maar je ziet, zegt hij, dat ze een team experts achter zich heeft. De diëten voor gevorderden en trainingschema’s zijn bijvoorbeeld samengesteld door een voormalig wereldkampioen bodybuilding. Waarbij je je kunt afvragen of zo’n wereldkampioen de expert is aan wie de gemiddelde Nederlandse vrouw (met ruim maat 44) iets heeft.

De voedingsexperts zeggen ook: zorg dat je nieuwe levensstijl blijvend is. „Met een nieuw dieet of een nieuwe methode verliezen velen in het begin wel een aantal kilo’s, maar de meesten zijn na een of twee jaar weer op hun oude gewicht”, schrijft emeritus hoogleraar voedingsleer Martijn Katan in zijn boek Voedingsmythes, dat niet in de CPNB Top 60 staat.

Het dieet van Fajah is nu precies zo’n dieet dat wat dat betreft weinig slagingskans biedt. Jezelf tijdelijk uithongeren kun je geen duurzame levensstijl noemen. Wie snel gewicht verliest, valt meestal weer terug in zijn oude eetpatroon. Katan: „Het slagingspercentage van afvallers is nauwelijks beter dan bij het afkicken van heroïne.”

Dat de toename van obesitas lijkt af te vlakken en zelfs tot stilstand lijkt te komen, hebben we niet aan dieetgoeroes te danken. Als mensen minder dik worden, schrijft Katan, dan komt dat doordat we iets hebben gedaan aan onze dikmakende omgeving. „Geef kinderen op het kinderdagverblijf kraanwater in plaats van limonade of sap, leg fietspaden aan, (…), er zijn honderden kleine stapjes die we kunnen zetten”, schrijft hij. „Mits we het georganiseerd doen, als gemeenschap, en niet ieder voor zich met diëten en pillen.”

Bron: https://www.nrc.nl/nieuws/2016/07/21/waar-blijven-de-killerbodys-3336135-a1512713 geraadpleegd op 6 maart 2017

Bron bij aardbevingen in Groningen

Vrees en onvrede in gasgebiedDe bodem onder Loppersum is rustiger nu de gaskraan deels is dichtgedraaid. Maar bovengronds broeit nog steeds het wantrouwen. De Groningers voelen zich bedrogen, door de Nam en door de politiek. "Op een dag wordt duidelijk dat de kerk niet veilig is. Moeten we er dan maar een bunker van maken?"

Grazig groen land, wuivende wolken en daar tussenin rode plukjes bakstenen huizen met een parmantig kerkje in het hart. Noordoost-Groningen is een uitgestrekt genot voor wandelaars en fietsers, ook al waait de wind altijd verkeerd. In de dorpen zegt iedereen je gedag, bewoners vegen hun eigen stoepje, de noordelijke groenvoorziening houdt straten en plantsoenen bij. Rust en ruimte.

De gaspompinstallaties zijn amper groter dan de boerderijen her en der. Bij Zeerijp zoemt een boortoren, maar die is tijdelijk. Als straks bodemmonsters zijn genomen van het zandsteen op ruim drie kilometer diep, en de geofoons zijn geplaatst die aardbevingen op diepte moeten registeren, krijgt ook hier het landschap zijn weidsheid terug.

En toch mort het Groningse volk. Jarenlang was de Nederlandse Aardolie Maatschappij, die in 1963 begon met het leeghalen van 'de bel bij Slochteren', een suikeroom. De exploitatie van het Groninger gasveld zorgde niet alleen voor werkgelegenheid en een sprong voorwaarts in de Nederlandse welvaartsstaat, de Nam was ook goed voor de dorpen en hun inwoners. Maar het enthousiasme is radicaal omgeslagen in argwaan.

Waarom worden nu, ruim vijftig jaar later, pas bodemmonsters genomen en gevoelige meetinstrumenten geplaatst? Waarom zijn nu pas plannen gemaakt om in Italië, aan de Universiteit van Pavia die over een trilplaat beschikt, een Groningse metselwoning na te bouwen om te zien wanneer hij onder het schudden bezwijkt? Waarom doet de Nam zo moeilijk over het herstel van complexe schade aan soms eeuwenoude boerderijen, kerken en huizen? Hoe gaat de beloofde versterking uitpakken voor al die monumentale panden, het cultureel erfgoed van het Groningse land?

'Eindelijk erkent Kamp dat meer gas er niet in zit', kopte Trouw drie dagen geleden. 'Eindelijk staat de veiligheid van de bewoners voorop', verzuchtte CDA-Tweede Kamerlid Agnes Mulder, nadat de minister had besloten dat dit jaar niet meer dan 30 miljard kubieke meter gas mag worden gewonnen uit het Groninger gasveld. Een kantelpunt?

Nee, schudt burgemeester Albert Rodenboog (CDA) van Loppersum. "Het kantelpunt was de zware beving bij Huizinge op 16 augustus 2012. Een half jaar later sprak minister Kamp in een overvolle sporthal de inwoners van Loppersum toe, dat werd zeer gewaardeerd. Maar hij nam het advies van Staatstoezicht op de Mijnen niet over. Hij heeft toen niet ingegrepen, tot onze verbijstering. De productie is met bijna 54 miljard kuub nog nooit zo hoog geweest als in 2013. Dat heeft heel veel schade aangericht, aan gebouwen en in het vertrouwen."

Nee, zegt ook Lambert de Bont, emeritus-hoogleraar kaakchirurgie aan het Universitair Medisch Centrum Groningen en namens de Groninger Bodem Beweging deelnemer aan de Dialoogtafel, waaraan overheden, maatschappelijke organisaties en de Nam werken aan het herstel van vertrouwen. "Wat de minister heeft besloten had ook een jaar geleden al gekund."

Risicovoller

Dertig miljard kuub is nog steeds een enorme hoeveelheid, aldus De Bont. "Door de winning van zo'n grote hoeveelheid gas verandert de druk in het veld en die druk bepaalt de samendrukking van een steenlaag. In Loppersum komt het gas het makkelijkst vrij omdat de porositeit van de zandsteenlaag hier het grootst is. Maar dat geldt ook voor de samendrukking. Door het uitstelgedrag van de minister is het hier alleen maar risicovoller geworden."

De Bont maakte de twee grootste klappen mee, van 3.5 op de Schaal van Richter op 8 augustus 2006 bij Middelstum en van 3.6 in 2012 in Huizinge. "Een enorme ontploffing, het heftigste onweer dat je je kunt voorstellen. In 2006 had ik flinke schade, die ik heb laten herstellen. Ik dacht echt dat het eenmalig was. Na 2012 is het gevoel dat het veilig is, dat je overheid en Nam kunt vertrouwen, verdwenen."

Rodenboog is niet alleen teleurgesteld in de minister, hij voelt zich evenmin gehoord door de Tweede Kamer, die telkens instemde met Kamps gasbesluiten en geen gehoor gaf aan de oproepen uit Groningen. "Als burgemeester ga ik over de openbare orde en veiligheid. We hebben hier, ook met de omliggende gemeenten, steeds gezegd: veiligheid voorop. Maar opeens gaan we daar niet meer over. Ik word door de Kamer opzij geschoven, dat is heel raar."

Onveilige scholen

Een jaar geleden bepaalde de Raad van State dat de vijf clusters rond Loppersum zo veel mogelijk dicht moeten. Daardoor is het rustiger in het kerngebied, zeggen Rodenboog en De Bont. "Wij hebben à la minute gezien dat het werkt", zegt Rodenboog. "Voordat de productie van het Groninger veld in 2002 werd opgepiekt omdat de kleine veldjes leeg raakten was het hier ook rustig."

De Nam haalt nu meer gas omhoog aan de zuidkant van het veld, bij Hoogezand en Menterwolde. Maar voor de veiligheid maakt dat niets uit, waarschuwt Jacques Wallage, een van de twee voorzitters van de Dialoogtafel. Het risico op een forse beving blijft.

Bovendien kruipt het gas ondergronds van noord naar zuid, over een paar jaar is het Loppersum-effect verdwenen en is ook hier de druk weer lager. "Het idee dat het hier nu rustig is, is relatief", beseft De Bont. Burgemeester Roodenboog: "Toen begin dit jaar in korte tijd drie miljard kuub werd gewonnen voor de ondergrondse opslag bij Norg, was er meteen een aardbeving bij Wirdum. Dat verband is niet wetenschappelijk aangetoond, maar wij weten wel dat het er is."

Haast is dus geboden bij de versterking van huizen. Maar ook hier stapelt de minister onderzoek op onderzoek en is nog geen norm vastgesteld. Wanneer is een huis aardbevingsbestendig? En een kerk, een molen, een school?

Rodenboog greep in toen er begin dit jaar onduidelijkheid ontstond over de veiligheid van twee basisscholen. Om de risico's vast te stellen, zouden de leerlingen eruit moeten. De gemeente zette de Nam voor het blok en die stampte in drie maanden tijd een tijdelijk gebouw uit de grond, op een van de voetbalvelden aan de rand van het dorp. De christelijke basisschool Roemte en de veel kleinere openbare Prinses Beatrixschool trokken er na de meivakantie samen in. Vandaag openen de leerlingen het gebouw officieel.

"Het overviel ons allemaal wel", vertelt Hilde Ubbens, leerkracht en intern begeleider op Roemte. "We dachten dat we telkens een klas in een ander lokaal zouden onderbrengen, maar opeens kregen we het bericht dat we echt moesten verhuizen. In ons eigen gebouw zitten nu Italiaanse onderzoekers die deskundig zijn op het gebied van aardbevingen."

Hoe lang het tijdelijke gebouw nodig is, weet niemand. "We zijn een pilot voor andere dorpen", denkt meester Kees Kugel. "In Appingedam, Bedum en Delfzijl staan ook scholen die versterkt moeten worden." Intussen ontstaat uit de gedwongen samenwerking wellicht een nieuwe brede school. Loppersum staat immers in krimpgebied. Het leerlingenaantal van Roemte trekt wel aan, maar dat komt vooral doordat in dorpen als Garrelsweer, Wirdum en 't Zandt scholen sluiten en dit nog de enige christelijke basisschool is in het gebied, legt directeur Greetje Nomden uit. "En ouders kiezen al lang niet meer alleen op grond van geloof voor een school."

Ook burgemeester Rodenboog mijmert stiekem al over nieuwbouw. Die forceerde hij ook voor 47 woningen uit de jaren zeventig die te slecht waren om te worden opgeknapt. Ook zijn er al veel schoorstenen vervangen door lichtgewicht exemplaren die meer schokbestendig zijn. "De minister heeft aan de Kamer beloofd dit jaar drieduizend woningen in het gebied te versterken. Dat lukt hem niet, maar ik denk dat hij nu die schoonstenen meetelt."

Sloop en nieuwbouw is ook maar een beperkte oplossing. Vrijstaande woningen uit het begin van de vorige eeuw, met hun karakteristieke rode bakstenen muren en ornamenten, vragen om een zorgvuldige behandeling. "De minister lijkt het versterkingsprogramma aan te grijpen om de productie op een hoog niveau te houden, maar dat willen we niet. We willen onze veiligheid terug, we willen geen bunkers," zegt Rodenboog. "Voor het versterken van woningen zijn miljarden nodig, dan kun je beter aan de voorkant beperken door minder gas uit de grond te halen, dan te dweilen met de kraan open."

Bedreigde kerk

Lambert de Bont vreest dat de versterking hoe dan ook ten koste gaat van het historische karakter van de gebouwen. "Als je stalen constructies moet inbouwen om huizen bevingbestendig te maken, moet je van binnen wel plafonds en tussenmuren slopen. Dan blijft het er van buiten misschien mooi uitzien, maar aan de binnenkant krijg je gipsplaten in plaats van houten balken en vensterbanken. Het is cultureel erfgoed dat verloren gaat."

Hij wijst naar de Petrus en Pauluskerk uit de dertiende eeuw, die in de top-100 van rijksmonumenten staat. Een toeristisch hoogtepunt - wie de gewelven met fresco's

van Maria en de beschermheiligen zelf wil bezichtigen kan de sleutel halen in de Wereldwinkel om de hoek. Het kerkgebouw, dat behalve voor kerkdiensten ook voor concerten wordt gebruikt, is vorig jaar nog gerestaureerd. "Er komt een dag dat duidelijk wordt dat de kerk niet veilig is. Moeten we hem nu maar vast inpakken? Daar loopt iedereen voor weg."

De Bont tekent een vlinderdasje op een papieren servet. In de knoop zet hij de aardbevingen. "Dit wordt wel gebruikt bij risicomanagement. De knoop in het midden is het risico dat je loopt, in de rechterstrik zie je de gevolgen, in de linker de oorzaken. Wat je hier ziet is dat alle inzet gaat naar het beperken van de gevolgen en kennelijk kom je daar mee weg als Nam en als minister. Terwijl je toch beter kunt voorkomen dat rampen ontstaan."

Burgemeester Rodenboog begrijpt dat sommige inwoners wegwillen uit Loppersum. Tientallen huizen staan te koop, voor minder dan twee ton tot bijna een half miljoen. "Maar ook al staan hier prachtige huizen, je wacht wel even af voordat je hier een woning gaat kopen. De markt zit helemaal op slot. De minister hield aanvankelijk vol dat er geen verschil in waarde zat tussen dit gebied en een vergelijkbare regio zonder aardbevingen. Maar nu erkent hij toch dat de is markt verstoord. Iedereen zit te springen om een regeling waarbij de waardedaling al vooraf wordt vastgesteld in plaats van een verrekening achteraf."

Gek genoeg melden borden aan de randen van het dorp dat 'Loppersum bouwt'. Inderdaad staat een hagelnieuw appartementencomplex klaar om te worden betrokken en is het verstevigde fundament voor een grotere supermarkt al gestort. De nieuwe doe-het-zelf-bouwmarkt is inmiddels open.

Bron: Trouw, 26 juni, geraadpleegd op 6 oktober 2015http://www.trouw.nl/tr/nl/5009/Archief/article/detail/4088664/2015/06/26/Vrees-en-onvrede-in-gasgebied.dhtml

Bron bij gender/sekseneutraal opvoeden

Kinderen 'sekseneutraal' opvoeden is vooruitgangLies Wesseling– 17:03, 7 maart 2014

OPINIE

LIES WESSELING   De ophef over nieuwe experimenten om kinderen op te voeden zonder rolpatronen, is overdreven, vindt hoogleraar Lies Wesseling. 

Kennelijk veronderstellen critici van genderneutraal opvoeden dat jongens zich vanzelf tot 'echte mannen' ontwikkelen wanneer je de natuur maar haar gang laat gaan

Beck Laxton en Kieran Cooper, de Britse ouders van de 5-jarige Sacha, confronteerden hun kind tijdens zijn eerste levensjaren op geen enkele manier met het feit dat hij een jongetje was. Zijn naam is 'genderneutraal', hij mocht spelen met wat hij wilde, en aantrekken wat hij wilde, alleen legerkleding en Barbies werden weggecensureerd. Op deze manier wilden zijn ouders hem vrijwaren van stereotypen.

Deze ouders staan hierin niet alleen. In de Zweedse crèche 'Egalia' te Stockholm wordt hetzelfde doel nagestreefd. Jongens mogen daar in de poppenhoek, meisjes worden aangemoedigd met Lego te spelen. In voorleesboeken worden de verhalen over prinsen en prinsessen gemeden. En in Frankrijk is het 'ABCD de l'egalité' als experiment geïntroduceerd in zeshonderd klassen van basisscholen en kleuterscholen. Dit onderwijsprogramma wil kinderen leren dat mannen en vrouwen gelijk aan elkaar zijn, om seksisme en homofobie voor te zijn, en om kinderen van jongs af aan voor te houden dat alle opties open liggen. Zelfs in de Nederlandse media ontspint zich een debat over genderneutrale opvoeding.

Action Man en BarbieTegenstanders verwerpen die als tegennatuurlijke indoctrinatie. Daar valt veel op af te dingen. Om te beginnen worden kinderen voortdurend geïndoctrineerd, om maar een groot woord te gebruiken. Hun speelgoed, hun kleding en boeken benadrukken steeds opnieuw dat ze zo verschillend zijn. Enig tegenwicht bieden aan roze-versus-blauw kan geen kwaad. Zo 'natuurlijk' zijn Action Man of Barbie ook weer niet.

Kennelijk veronderstellen critici van genderneutraal opvoeden dat jongens zich vanzelf tot 'echte mannen' en meisjes tot 'echte vrouwen' ontwikkelen wanneer je de natuur maar haar gang laat gaan. De laatste ontwikkelingen in het hersenonderzoek zouden dit aantonen. Maar dat is niet zo evident.

Het is een feit dat er verschillen zijn tussen mensen, in hormoonhuishouding, genitale uitrusting, hersenstructuur en andere fysieke eigenschappen. Maar wat zegt dat? Het gaat om de betekenis die er aan deze verschillen wordt toegekend.

Geen duidelijke indelingWat nu vaak nog gebeurt, is dat de vele verschillen tussen mensen eerst op slechts twee hopen worden geharkt. Daarna wordt alles wat niet past onder de noemer 'man' of 'vrouw' als afwijkend gezien, als niet van belang. Op deze manier kun je altijd je gelijk halen, zeker als je ten slotte ook nog kinderen van meet af aan slechts twee gedragsmodellen aanbiedt.

Genderneutrale opvoeding gaat niet over de ontkenning van verschillen, maar over de erkenning ervan

Maar zo duidelijk is de natuur niet. Hoe kan het anders dat de meeste transgender-personen zich noch met de mannelijke, noch met de vrouwelijke sekse kunnen identificeren? Waarom vallen lang niet alle mannen op vrouwen? Waarom spelen niet alle meisjes met poppen? En als de natuur zo'n duidelijke indeling maakt, waarom willen dan steeds meer vrouwen leidinggeven, of willen gescheiden vaders ook voor hun kinderen zorgen?

Kennelijk zijn er meer dan twee smaken. Het is onwenselijk om deze varianten te ontkennen door ze als 'afwijkingen' te bestempelen. De natuur legt mensen geen normen op. Normen en waarden huizen exclusief in het domein van de cultuur.

In dit licht bezien is genderneutraal opvoeden geen doorgeschoten maakbaarheidsgeloof, eerder een poging de diepgewortelde culturele praktijk te doorbreken om verschillen weg te censureren, die zich aan de man-vrouwtegenstelling onttrekken. Genderneutrale opvoeding gaat niet over de ontkenning van verschillen, maar over de erkenning ervan.

StereotypenIn een samenleving waarin jonge vrouwen geleidelijk aan het hoger onderwijs en de hogere maatschappelijke posities veroveren, doen stereotype man-vrouwtegenstellingen geforceerder aan dan ooit te voren. Wanneer beeld en praktijk zo ver uit elkaar groeien, wordt het wel heel lastig voor toekomstige partners om hun verwachtingen op elkaar af te stemmen. Ook is er nog steeds het probleem van aanhoudend fysiek geweld tegen mensen die niet aan genderstereotypen voldoen, zoals transgenderpersonen en homoseksuelen.

Stereotypen over wat 'vrouwelijk' is of 'mannelijk' maken het samenleven er niet leuker, spannender of warmer op. Hooguit scheppen ze een kunstmatige overzichtelijkheid die desnoods met geweld gehandhaafd wordt.

De menselijke variëteit reduceren tot twee is zodoende niet onschuldig. Genderneutraal opvoeden confronteert met de vraag: 'Mag er ook iets meer te kiezen zijn?'

Lies Wesseling: directeur Centrum voor Gender en Diversiteit aan de Universiteit Maastricht, en bijzonder hoogleraar bij de Opzijwisselleerstoel voor genderstudies

Bron: https://www.trouw.nl/home/kinderen-sekseneutraal-opvoeden-is-vooruitgang~afe94f4f/ geraadpleegd op 6 maart 2017

Bron bij digitaal onderwijs

Werkt de ipadschool?

Steve Jobs hield zijn kinderen ver van computers. Ontwikkelen kinderen zich echt beter en sneller op een ipadschool, waar ze in hun eigen tempo kunnen leren? De zin en onzin van de tablet in het basisonderwijs.

Maarten Huygen 7 november 2015

De iPads op de Steve Jobs basisschool in Sneek zijn verpakt in fel gekleurde hardplastic lijsten met scharnierende hengseltjes die ook als steun op tafel dienen. Met deze kinderkoffertjes – beeldscherm aan één kant, lopen de kinderen elk half uur via een ruim atrium van lokaal naar lokaal, afhankelijk van de les. Het lijkt wel een middelbare school in versneld tempo. Elk vak heeft zijn eigen leraar en zijn eigen lokaal. De kinderen zitten aan ovalen tafels, waar ze kunnen samenwerken maar ook iets voor zichzelf kunnen doen. In de iPadschool moeten kinderen persoonlijke aandacht krijgen en hun eigen leerweg en tempo kunnen volgen. Zelf sommen oefenen, terwijl de leerkracht gemakkelijk via de server kan volgen wat iedereen doet en hoe ver iedereen is. Onderwijs op maat met eigentijdse technologie waar kinderen ook van leren, dat is het doel.

Toch staat er wel een gewoon whiteboard voor elke klas. De iPads staan niet altijd aan. Digitaal is geen dogma in Sneek, papier is niet verboden. Er wordt ook gewoon geschreven met pen, gelezen in boeken, getekend met kleurkrijt of gespeeld met water. „De iPad is geen doel maar een middel”, zegt Kampman. „Je moet adaptief zijn. Ook past niet ieder kind in het concept. Sommigen moet je meer bij de hand nemen.”

De Sneekse Steve Jobsschool is een doordacht project. Voor de nieuwe opzet waren de startomstandigheden ideaal. De oude school en de achterstandswijk daaromheen waren gesloopt. De Steve Jobsschool mocht dus helemaal opnieuw beginnen, middenin een nieuw gebouwde buurt met een gelijkvloers gebouw rond een overdekt „leerplein” en met nieuwe leerkrachten die wisten waar ze aan begonnen. „We hebben de leerkrachten bij de sollicitatie gevraagd of ze drive hadden om hieraan mee te doen”, zegt locatieleider Kim Kampman. In 2012 startten ze als eerste iPadschool. Kampman en haar team worden gesteund met expertise van de katholieke Pabo uit Zwolle en met O4NT, Onderwijs voor de Nieuwe Tijd, de iPad-organisatie van Maurice de Hond.

Deze voorbereiding is in scherp contrast met veel basisscholen waar volgens bevindingen van het Kohnstamminstituut van de universiteit van Amsterdam hardware meestal lukraak wordt ingekocht „om bij de tijd te blijven” of „om niet met boeken te hoeven sjouwen”, om geld of nakijktijd uit te sparen zonder dat erover wordt nagedacht hoe het in het lesprogramma past.

Schandaal in Los Angeles

Digitaal onderwijs verschilt niet van andere ICT-projecten bij de overheid: bezaaid met gestrande illusies. In Silicon Valley zijn juist scholen zonder digitale technologie populair. Steve Jobs zelf hield zijn kinderen ver van computers. Berucht is het zogenoemde „iPaddebacle” op de openbare scholen van Los Angeles. De bedoeling was dat uiteindelijk de 700.000 leerlingen van dat district (bijna een derde van het aantal leerlingen van middelbare en basisscholen in Nederland) vanaf herfst 2013 op iPads zouden gaan leren, gelijktijdig met de Steve Jobsschool in Sneek dus. Het was een project dat zeker 1,3 miljard dollar zou gaan kosten.

Het werd een mislukking. De Pearson software werkte vaak niet en was niet compleet. Leraren werden overvallen door een methode waar ze helemaal niet op waren voorbereid. De conclusie in het computerblad Wired dat dit schandaal beschreef: niet eerst de hardware kiezen. Schoolleiders moeten zich eerst afvragen welk probleem ze daarmee willen oplossen. Dezelfde conclusie trok een recent rapport van de organisatie van ontwikkelde landen, de OESO. Uit een internationale vergelijking bleek dat landen met meer dan gemiddeld computergebruik op school vaak beneden het gemiddelde scoren in de Pisatest voor rekenen en taal.

Schrijven met de hand

Met tests zit het bij de Steve Jobsschool wel goed. Die scoort volgens Kampman bovengemiddeld in de Cito. Je zou bijna kunnen spreken van wat ze in de sociologie het Hawthorne-effect noemen: het louter meedoen aan een nieuwe activiteit maakt mensen enthousiaster en dus het resultaat beter, ongeacht de methode. De ouders zijn zeer betrokken bij de school. Omdat er niet veel keuze is tussen verschillende types onderwijs stromen ze van heinde en verre toe om hun kind hierheen te brengen. Er zijn nu wel 120 kinderen, ingedeeld in zes groepen. Onder hen relatief veel jongens die op andere basisscholen niet goed konden wennen. Ouders willen graag komen voorlezen. Of een vader wil een keer voor de klas uitleggen hoe zijn motorfiets werkt. Ouders zijn ook kritisch over de lessen en doen mee aan werkgroepen, over kunst en cultuur, over sport. „Ze zijn bijzonder gemotiveerd”, zegt locatieleider Kampman. Dat helpt het onderwijs, iPad of niet.

In het begin vonden ouders dat de kinderen niet goed leerden schrijven met de hand. Dat gebeurt nu vaker in groep 1 tot en met 4. De creatieve werkvormen blijven niet beperkt tot het beeldscherm. Leerlingen vullen ook met pen een traditioneel voorbedrukt themaschrift in. Zinnen compleet maken: ik (vinden) een mobieltje; (bieden) ik wel genoeg? Ze maken zelfs rekenspelletjes op papier. Op het moment van het bezoek is in het handwerklokaal iedereen in de weer met plastic zakjes met water. Daar worden verscheidene kleurstoffen doorheen gemengd, die weer nieuwe kleuren opleveren. Daarna gaat er een satéprikker doorheen en ‘hé, het lekt niet’. In een ander lokaal worden taaloefeningen gedaan met een leerkracht die dingen uitlegt, zelfs op het bord. Zinnen die moeten worden aangevuld.

Parallel klassenOmdat kinderen hun eigen tempo moeten kunnen aanhouden, zijn de groepen gecombineerd. Groep 1, 2 en 3 zitten samen in twee parallelklassen. Het zelfde geldt voor 4, 5 en 6 en dan nog eens groep 7 en 8. Een groep 8-kind kan wat langer over

de groep 7 stof doen en een groep 7 kind is vrij om zich op groep 8 zaken te storten. „Het gaat erom wat je wel kunt, niet waar je minder goed in bent”, aldus Kampman. 

Maar ook de Steve Jobsschool heeft te maken met de schifting in groep acht voor de keuze van middelbare school. Via de computer kan de leerkracht bijhouden hoe ver ieder kind is met sommetjes en opgaven die op de iPad zijn gedaan. Nakijken is niet nodig. Met de Montessorischool wil Kampman haar school niet vergelijken, eerder met het strakker georganiseerde Dalton. De essentie is dat kinderen in hun eigen tempo kunnen leren

Digitaal ondernemer

Dat zelf kunnen leren was ook het idee van opiniepeiler en digitaal ondernemer Maurice de Hond voor zijn dochtertje Daphne. De iPad was ideaal, want daar kan zelfs een peuter al mee overweg. Waarom dan niet meteen op school? Door dit apparaat zou het kind zelfstandig nieuwe werelden ontdekken en zich sneller kunnen ontwikkelen in vakken waar het goed in is. Met de nieuwste technieken. Hij richtte in 2013 O4NT op, Onderwijs voor een Nieuwe Tijd, als bakermat voor de iPadscholen in Nederland. Inmiddels is het ook een interessant commercieel project. Aan de 21 nieuwe Nederlandse iPadscholen met in totaal 3.500 leerlingen geeft hij advies en service. Ze gebruiken ook tegen betaling het programma Tik-tik, het zenuwcentrum, waar de dagindeling van het kind op staat. Ouders en leerkrachten kunnen het ook inzien. De andere lessoftware komt niet van De Hond of van O4NT maar wordt van onderwijsuitgevers en andere softwareontwikkelaars gekocht. De Hond vindt dat een school zich niet – zoals het schooldistrict van Los Angeles – tot één leverancier moet beperken maar keuze moet bieden. „Ieder kind heeft zijn eigen manier”, zegt De Hond.

De Nederlandse iPadscholen zijn deel van de stichting en hoeven niet te betalen voor het leerconcept van O4NT. Particuliere scholen die onder De Honds hoede zijn opgericht moeten wel een deel van de omzet afdragen. In Zuid-Afrika, in Spanje en Dubai gaan dergelijke scholen van start. De Hond hoopt het concept binnenkort ook in Rusland te verkopen.

Controlegroep

Joost Meijer van het Kohnstamminstituut van de universiteit van Amsterdam vindt dat tablets op school nog geen bewezen gunstig effect hebben. Met drie anderen deed hij er onderzoek naar. Leerlingen, ouders en leraren van de onderzochte scholen stonden positief tegenover tablets op school. Het rekenen op tablets ging prima maar in het onderzoek kon het zo maar gebeuren dat de controlegroep de leerlingen die op de computer oefenden weer inhaalde.

De Hond heeft veel kritiek op het onderzoek omdat het aantal onderzochte leerlingen te klein is. „Breek me de bek niet open over dat onderzoek”, zegt hij verstoord. Het kwalitatieve, verkennende onderdeel van het onderzoek waarbij leerkrachten, schoolleiders, ouders en leerlingen werden ondervraagd, komt beter uit de verf dan het kwantitatieve deel. Testen is moeilijk bij uiteenlopende vormen van gebruik. Veel basisscholen gebruiken de iPadmethode nog als pilot. Zij hebben vaak onvoldoende

netwerkcapaciteit om al die tablets te ondersteunen. Op middelbare scholen is de ICT vaak beter gepland en ondersteund.

Rekentuin

Meijer deed voor het Kennisinstituut ook onderzoek naar het programma ‘Rekentuin’, dat wel op de iPad wordt gebruikt in Sneek. „Heel veel ICT bestaat uit platte oefenprogramma’s”, zegt hij. Er zijn zeker voordelen: „Rekentuin past zich heel goed aan. In een vriendelijke omgeving worden basale vaardigheden geoefend. Vermenigvuldigen, delen tot en met honderd.

Dat leer je door te automatiseren. Ook geavanceerd omdat het zich aanpast aan het niveau van de leerling. Leerlingen kunnen het snel doen. Maar het is niet echt gebaseerd op inzicht in getalstructuur. Op hoger niveau is er niet zoveel software voorhanden.” Uit ander onderzoek blijkt dat kinderen op tablets meer rekenfouten maken dan op papier, weet Meijer.

De Hond wuift dergelijke bezwaren weg. De Steve Jobsschool in Sneek gaat hem niet ver genoeg: „Het is een tussenvorm tussen klassiek en nieuw. Er wordt nog veel frontaal voor de klas les gegeven”, vindt hij.

„Het is niet zo dat het absoluut niet moet. Maar het kan minder.”

Kinderen zouden ook minder in dezelfde groep moeten zitten. In de vers gestarte basisschool De Ontplooiing in Amsterdam zijn de klassen afgeschaft. De honderd kinderen krijgen echt individuele aandacht. Er is dan ook minder ruzie tussen groepen, zegt hij.

Bovendien, wat moet je eigenlijk nog leren als je op google alles kunt opzoeken, vraagt hij zich af. Vijftien jaar de hersens volstampen met zaken die je in vijf minuten op je smartphone kunt opzoeken, is overbodig. Hij hoort zo vaak dat kinderen zich op school niet kunnen concentreren, terwijl ze thuis uren achter de computer zitten. „De discrepantie tussen school en thuis wordt steeds groter. We gebruiken 21ste eeuwse technologie voor 20ste- eeuwse lesmethoden. De iPad is het ideale middel om de traditionele structuur van de school te doorbreken”, zegt hij.

De onderwijsinspectie heeft beloofd dat het de resultaten van dit breekwerk goed gaat volgen.

Bron: https://www.nrc.nl/nieuws/2015/11/07/digitaal-is-geen-dogma-1553286-a315962 geraadpleegd op 6 maart 2017