Post on 05-Jan-2020
Behandeling van diabetes (exclusief insuline)
Plaatsbepaling nieuwe middelen
Cees J. Tack, internist
UMC St Radboud, Nijmegen
Leerdoelen•De huisarts weet welke middelen er zijn
voor de behandeling van type 2 diabetes
•De huisarts kent de voor- en nadelen van de diverse middelen
•De huisarts kan een keus maken voor de beste medicamenteue behandeling bij een bepaalde patient, rekening houdend met comorbiditeit
Inhoud•Hebben we nieuwe middelen nodig?
•Problemen met de “oude” middelen
•Welke nieuwe middelen zijn er?
•Hoe goed zijn ze?
•Plaatsbepaling in de klinische praktijk
Glucoseregulatie anno 2009
•Huisarts: mean HbA1c ~7%. Consequentie: ~50% > 7%
•Ziekenhuis: mean HbA1c~7.7%, consequentie: <25% on target
ConclusieBij een aanzienlijk deel van de
patiënten is de glucose-regulatie onvoldoende
Dit is deels een gevolg van gebrek aan effectieve middelen
Inhoud•Hebben we nieuwe middelen nodig?
•Problemen met de “oude” middelen
•Welke nieuwe middelen zijn er?
•Hoe goed zijn ze?
•Plaatsbepaling in de klinische praktijk
Metformin
•In vrijwel alle richtlijnen 1e keus
•Wellicht kort na diagnose al start?
•Dosis 2 dd, streven naar 2 dd 1000 mg
•Consistent geassocieerd met gewichtsverlies
•Bijwerkingen
•Contra-indicaties
ADA/EASD consensus. Nathan DM, Buse JB, Davidson MB, Ferrannini E, Holman RR, Sherwin R and Zinman B.
Medical management of hyperglycaemia in type 2 diabetes mellitus: a consensus algorithm for the initiation and adjustment of therapy Metformin: pitfalls
•Zonder overgewicht niet evidence-based
•Aanzienlijk deel: bijwerkingen danwel contra-indicaties
•Bij een deel van de patiënten niet effectief
•Onderbouwing: UKPDS – nogal wat op aan te merken
•Uiteindelijk falen de meeste patienten op metformine monotherapie….. en dan…
• 342 ptn intensief behandeld met metformine vs 411 conventioneel met dieet
• Uitkomst: 32% minder kans op “any diabetes-related endpoint”
• NB substudie SU + metformin
SU-derivaten•Goedkoop•Potent – snelle werking•Oud en vertrouwd•Gewichtstoename •Hypoglycemie•Cardiovasculair veilig?
- UDGP?- K-kanalen in hart?
•Sneller falen? Betacel – onvriendelijk?
Charbonnel BH ea. Diabetologia 2005;
48;1093-104.
Pioglitazone versus gliclazide added to metformin
Kahn SE ea. NEJM 2006; 355:2427
Langere tijd tot falen met rosiglitazone
Thiazolidine-diones•Effectiviteit ongeveer SU/metformin
•Uniek werkingsmechanisme: beïnvloeding genexpressie
• langzame werking
• werking via veranderingenlipidenopslag
• werkt ook op andere risicofactoren
Effect of rosiglitazone on MI/dead
Nissen S and Wolski K. N Engl J Med 2007;356:2457
RECORD Study•Randomized open label trial:
•4447 patienten met type 2 diabetes onvoldoende gereguleerd met SU of metforming – randomisatie add-on rosiglitazone of metformine/SU
•Eindpunt: opname of CV-dood
•Interimanalyse na 3.75 jaar
RECORD study design
metformin
sulfonylurea
add rosiglitazone (continue metformin)
add sulfonylurea (continue metformin)
add metformin (continue sulfonylurea)
add rosiglitazone (continue sulfonylurea)
People onmonotherapy
Randomly allocated to dual therapy
Home P ea. Lancet 2009 epub
Primary outcome
CV hospitalizationmyocardial infarction heart failurestroke unstable anginatransient ischaemic attackunplanned CV-revasculariz.amputation of extremitiesany other definite CV reason
CV deathmyocardial infarction heart failurestrokesudden death other acute vascular eventsother CV mortalitydeath of unknown cause
• Primary comparison: rosiglitazone versus active control
• Time to first CV hospitalization or CV death
• Blinded adjudication by Clinical Endpoints Committee
Home P ea. Lancet 2009 epub
CV medications at baseline and 5 years
5 years – rosiglitazone5 years – control
9.2%
4.9%
0
20
40
60
80
Patients(%)
baseline – rosiglitazonebaseline – control
Home P ea. Lancet 2009 epub
CV hospitalization or CV death
Event rate 2.8% per annum
People at risk
Cumulativeincidence(%, SE)
Rosiglitazone 2220 2086 1981 1883 1795 1720 918Metformin/SU 2227 2101 1995 1895 1798 1697 908
0
2
4
6
10
14
16
18
Time (years)0 1 2 3 4 5 6
12
8
HR 0.99 (0.85,1.16) p=0.93
Rosiglitazone 321 eventsMetformin/SU 323 events
Heart failure, fatal and non-fatal
People at riskRosiglitazone 2220 2130 2069 2008 1994 1884 1017
Metformin/SU 2227 2146 2078 2014 1949 1877 1012
Time (years)
0
2
4
6
8
10
0 1 2 3 4 5 6
Cumulativeincidence(%, SE) HR: 2.10 (95% CI 1.35,3.27) p=0.001
Rosiglitazone 61 eventsMetformin/SU 29 events
Vergelijking met SU en metformine
• Doel onderzoek: CV-effecten van rosiglitazone versus andere middelen (SU + metformin)
• Er waren ongeveer evenveel mensen op SU en metformin
• De baseline gegevens van beide groepen waren ~ vergelijkbaar
• Effect van rosiglitazone op CV-events was ongeveer gelijk aan dat van metformine en SU!
• Primair eindpoint HR (95% CI)rosiglitazone vs sulfonylurea 1.01 (0.81,1.26)rosiglitazone vs metformin 0.98 (0.79,1.21)
Dus: metformine en SU waren vrijwel identiek qua effect op CV eindpunten!
Mean HbA1c (%) over time
Model-adjusted mean (%, SE)
Background metformin
Rosiglitazone (n=1106)
Sulfonylurea (n=1084)
6.8
7.2
7.6
8.0
Time (years)0 1 2 3 4 5
Background sulfonylurea
Rosiglitazone (n=1083)
Metformin (n=1096)
6.8
7.2
7.6
8.0
Time (years)0 1 2 3 4 5
HbA1c (%) HbA1c (%)
P<0.0001P<0.0001
Kahn SE ea. NEJM 2006; 355:2427
Kans op fracturen in ADOPT
Time to bone fracture event
People at riskRosiglitazone 2220 2116 2031 1955 1864 1778 950
Metformin/SU 2227 2123 2037 1959 1888 1805 958
0
2
4
6
8
10
0 1 2 3 4 5 6
Cumulativeincidence(%, SE)
Time (years)
Rosiglitazone (185 events)
Metformin/SU (118 events)
RR: 1.57 (95% CI 1.26,1.97) p<0.0001
Conclusie
•TZD’s: verlagen glucose - verbeteren insulineresistentie
•Bijwerkingen:- Gewichtstoename – deels vet, deels vocht
- Zoutretentie – oedeem
- Osteoporose - botfracturen
•Geen (positief) effect op cardiovasculair risico
Plaatsbepaling TZD’s• Tov SU: “durable” maar …middelen met
gebruiksaanwijzing
• In het algemeen: terughoudend gebruiken
• Mannen die het er goed op doen: op houden
• Vrouwen: nadenken
• Starten bij wie?- Mannen
- Levervet?
- Intolerantie voor metformine icm SU
- Triple?
• Verschillen rosiglitazone versus pioglitazone?
Orale bloedglucoseverlagende geneesmiddelen
DiHag 16 mei 2003
Cees J. Tack, internist
UMC St. Radboud, Nijmegen23 september 2003
Alpha-glucosidase remmers
•acarbose en miglitol
•toepasbaar naast dieet, in combinatie met SU, in combinatie met biguaniden en in combinatie met insuline
•Effectiviteit beperkt door bijwerkingen
•Effectiviteit überhaupt gering
Anno 2003: geen plaats meer in de therapie
Effects of acarbose vs placebo in UKPDS
Holman R.
Diabetes Care 1999; 22:960Intention-to-treat analysis
Effects of acarbose vs placebo in UKPDS
Holman R.
Diabetes Care 1999; 22:960
Patients-on-treatment analysis
En de alpha-glucosidase remmers?
• Acarbose is een “veilig” geneesmiddel
• Bewezen preventie van diabetes
• Tekenen van positief effect op CV eindpunten
• Wordt grootschalig toegepast in Azie
• Begint met een A
• ?
Inhoud•Hebben we nieuwe middelen nodig?
•Problemen met de “oude” middelen
•Welke nieuwe middelen zijn er?
•Hoe goed zijn ze?
•Plaatsbepaling in de klinische praktijk
Anti-obesitas geneesmiddelen
• Op dit moment beschikbaar, orlistat en sibutramine: te weinig effectief (2-4 kg) en bijwerkingen
• Rimonabant: cannabinoid CB (1) receptor antagonist (centraal endocannabinoid systeem moduleert stemming, (ont)spanning en pijntolerantie)
Diabetes Market Forecast to 2013
Product Profiles - Type 2 Antidiabetic Therapies
• DPP-4 inhibitorssitagliptin (Januvia)vildagliptin (Galvus)saxagliptin (Onglyza)alogliptinlinagliptin
• GLP-1 Analogsexenatide (Byetta incl. LAR)liraglutide (Victoza)albiglutideAVE0010tapsoglutide
• SGLT-2 InhibitorsdapagliflozinremogliflozinAVE2268
• OtherAnorectic drugs glucagon antagonistsinterleukin - 1 antagonists…..
Het incretine concept
Nauck MA ea. JCEM 1986; 63:492
Nauck MA ea. JCEM 1986; 63:492
Incretin effect
Incretine effect• Versterkte insulinesecretie wanneer glucose
(KH) oraal worden genomen • Vrijwel geheel verklaard door darmhormonen:
- GLP-1 (glucagon-like peptide) uit L-cellen[ileum]
- GIP (gastric inhibitory polypeptide, laterglucose-dependent insulin-releasingpolypeptide) uit K-cellen [duodenum]
• Verantwoordelijk voor maximaal 70% van de postprandiale insulinesecretie
Het incretine effect
Holst JJ. Trends Moll Med 2008;14:161-168.
*
*
* ** * *
* * *
**
* *
**
**
*
GLP-1 Actions Are Glucose Dependent in Patients With DM2
PlaceboGLP-1
Time (min)
*p<.05
Insulin
Glucagon
Fastingglucose
250
150
5
250
200
100
50
40
30
20
10
0
mU/L
20
15
10
0 60 120 180 240
15.0
12.5
10.0
7.5
5.0
200
150
100
50Infusion
mmol/L mg/dL
pmol/L
pmol/L Effect declinesas glucose
reaches normal
n=10.Adapted from Nauck NA et al. Diabetologia. 1993;36:741–744.
Glucose-dependency•Effect of incretins both on insulin and
glucagon is glucose-dependent:
-large response with high glucose levels
-Low response with slightly elevated levels
-No response at low levels = no interference with normal physiological mechanisms (e.g. in response to hypo)
Effecten van GLP-1
Effect van sitagliptin icm metformin
Charbonel B, et al. Diabetes Care 2006; 29:2638
HbA1c=hemoglobin A1c; met=metformin; PBO=placebo; vilda=vildagliptin
Primary ITT population (intention-to-treat).
Bosi E, et al. Diabetes Care. 2007; Feb 2 [Epub].
Effecten van vildagliptin icm metformin
Time (weeks of treatment)
7.2
7.4
7.6
7.8
8.0
8.2
8.4
8.6
-4 0 4 8 12 16 20 24
Me
an
Hb
A1
c (
%)
PBO + met (n=130)Vilda 100 mg daily + met (n=143)Vilda 50 mg daily + met (n=143)
Add-on Treatment to Metformin (2.1 g mean daily)
• Redelijk effectief in glucoseverlaging
• “gewichtsneutraal” , weinig bijwerkingen; “makkelijke” middelen
• Oraal; te combineren met andere klassen
• Sitagliptin (Januvia), vildagliptin (Galvus); tzt saxagliptin (Onglyza) en aldogliptin
• Alternatief voor andere middelen
• Vergelijking met bestaande middelen: beperkt
• Onbekend: long term safety - durability of glycemic control
Samenvatting DPP-4 remmers GLP-1 analogenAmylin excendin 4Novo Nordisk liraglutide
•Gif van Heloderma hagedis bevat aantal bioactieve peptides, o.a. exendin-3 and exendin-4
-geïsoleerd uit exocriene klier, maar met endocriene effecten
•Exendin-4 sterke agonist van GLP-1 receptor
SFU
Effect of Exenatide on HbA1c (30 Weeks)
MET + SFUMET
Ch
an
ge
in
Hb
A1
c(%
)
Placebo BID
Exenatide 5 µg BID
Exenatide 10 µg BID
0.2
-0.6*
*-0.8
0.1
-0.5*
*-0.9
-0.4*
-0.8*
-1
-0.5
0
0.5
0.1
HbA1c change from baseline
Drucker DJ ea. Lancet 2008; 372:1240-50.
Weight change
Drucker DJ ea. Lancet 2008; 372:1240-50.
Side effects
Drucker DJ ea. Lancet 2008; 372:1240-50.
Insuline versus GLP-1 analoogVerandering in HbA1c tov baseline
Insuline versus GLP-1 analoogEffect op gewicht
Samenvatting GLP-1 analogen
•Effectief in glucoseverlaging
•Leiden tot gewichtsverlies
•GI bijwerkingen
•Injectables – alternatief voor insuline
•Onbekend: long term safety - durability of glycemic control / effect on weight
Inhoud•Hebben we nieuwe middelen nodig?
•Problemen met de “oude” middelen
•Welke nieuwe middelen zijn er?
•Hoe goed zijn ze?
•Plaatsbepaling in de klinische praktijk
ADA/EASD consensus. Nathan DM, Buse JB, Davidson MB, Ferrannini E, Holman RR, Sherwin R and Zinman B.
Medical management of hyperglycaemia in type 2 diabetes mellitus: a consensus algorithm for the initiation and adjustment of therapy
Management of hyperglycemia in type 2 diabetes
Can J Diabetes. 2008;32(suppl 1): S1-S201.
www.nice.org.uk
Approach after combination therapy Plaatsbepaling (2)• Bij falen op Metformine + SU:
- Toevoegen derde middel:
+ TZD
+ DPP- 4 remmer
- Insuline
- GLP-1 analoog
• Start insuline:- Doorgaan metformine (+SU)
- pioglitazone ivm insuline geregistreerd
- DPP-4 remmer tzt geregistreerd
• (vergoedingsprobleem?)
GLP-1 therapie – de praktijk• Staan niet in huidige NHG standaard
• GLP-1 analoog exenatide: op de markt; (zeer) beperkt vergoed – liraglutide nog niet op markt, komt in 2009
• Huidige indicatie: BMI > 35 kg/m2 en falen op medicatie (alternatief voor insuline) en reden om geen insuline te willen geven