U hebt rekenhonger en besluit in een restaurant te eten. De ober begint u vragen te stellen over uw...

Post on 12-May-2015

212 views 0 download

Transcript of U hebt rekenhonger en besluit in een restaurant te eten. De ober begint u vragen te stellen over uw...

U hebt rekenhonger en besluit in een restaurant te eten. De ober begint u vragen te stellen

over uw rekenhonger: “Hoe lang heeft u het al? Hoe erg is uw

rekenhonger? Had u het vroeger ook al? Welke rol speelde rekenhonger in uw gezin?”

Wanneer u wilt bestellen, laat de ober u eerst toetsen maken om te kijken wat u werkelijk wilt.

Vervolgens krijgt u een rekenmenu voorgeschoteld waar u niet om gevraagd heeft,

maar waarvan de ober zegt dat het goed voor u is en dat veel rekenhongerige

mensen heeft geholpen. Verlaat u tevreden dit restaurant?

OORZAKEN REKENPROBLEMEN

• Onderwijsgebonden oorzaken • Methodegebonden oorzaken• Situatiegebonden oorzaken • Kindgebonden oorzaken

SOORTEN DYSCALCULIE

• visueel-ruimtelijke type• procedurele type• verbaal geheugen type• getalinzicht type

Soms ook combinatie van de 4 types

POSITIEVE VIRTUOZE CIRKEL BUTTERWORTH, 1999

Begrip

Succeservaring

Aanmoediging van buiten

Aanmoediging van binnenuitRekenplezier

Meer rekenen

Beter begrip

STICORDI-MAATREGELEN

• STImuleren• COmpenseren• Remediëren • Dispenseren

FASEN RECONSTRUCTIEDIDACTIEK

Verdieping uitbreiding

Memoriseren

Reconstructie

Begripsvorming

FASE 1 : BEGRIPSVORMING

• Probleemsituaties als uitgangspunt voor

begripsvorming: wanneer kom je … tegen?

Wat voor een handelingen voer je dan uit?

FASE 1 : BEGRIPSVORMING

Modellen als hulpmiddel, bij

vermenigvuldigen bijvoorbeeld: • Groepjes• Rooster / rechthoek• Getallenlijn

FASE 2 : RECONSTRUCTIEFASE

Zelf de antwoorden van bijvoorbeeld

keersommen kunnen reconstrueren met

behulp van:

1. Strategieën

2. Steunpunten / ankers

FASE 3: MEMORISEERFASE

• Didactische richtlijnen• Regelmatig mondeling oefenen• Voortgang in volgende jaren • Variatie in oefenvormen• Tijd nemen

• Verder ondersteunen van strategieën• Systematisch uitbreiden van steunpunten• Aandacht voor tafelrijen bij vermenigvuldigen

FASE 4: VERDIEPING EN UITBREIDING

• Inzichten verdiepen: blijven oefenen met strategieën en complexere strategieën aanbieden

• Toepassing in nieuwe contexten• Vermenigvuldigen met grotere factoren

dan 10

REKENKUNDIG BEGAAFD…

• Ze zijn goed in het leggen van verbanden• Ze zijn goed in het analyseren van problemen• Ze maken grote denksprongen• Ze hebben interesse in rekenen / wiskunde• Ze hebben oog voor structuren en patronen• Ze zijn geneigd tot visualisatie van wiskundige

problemen• Ze bezitten convergent én divergent denkvermogen• Ze bedenken creatieve oplossingen

TAXONOMIE VAN BLOOM

LEERBEHOEFTEN (HOOG)BEGAAFDE LEERLINGEN

• Open opdrachten• Complexe opdrachten• Betekenisvolle opdrachten • Beroep doen op creativiteit • Uitlokken tot onderzoekende houding• Uitnodigen tot reflectie• Uitdagen tot denken op een hoger abstractieniveau• Beroep doen op metacognitieve vaardigheden• Beroep doen op zelfstandig leren leren leren• Behoefte aan topdown leren

www.excellentrekenen.nl

1. OEFENMATERIAAL

• Kritisch omgaan met routeboekje • Maatwerk per leerling : hiaten • Voeg voldoende oefenmateriaal toe:

memoriseren! • Automatiseren ≠ memoriseren • Oefenen met helder einddoel • Oefen CITO-taal

2. LEERLINGEN BIJ BETREKKEN

• Poster als basis voor portfolio • Vergroot motivatie en eigenaarschap

(relatie – autonomie – competentie) • Onderwerpen / onderzoeksvragen laten

inbrengen• Creatieve ideeën: Kieskast

3. RUIMTE VOOR KEUZES

• Welk domein eerst? • Welke opdrachten? • Wanneer toetsen?• Welke leerstijl?• Welke vorm van het portfolio?

4. PASSENDE INSTRUCTIE

• Denkactiviteit als kern van de instructie (zelf ontdekkend leren) in combinatie met volledige instructiemodel

• Aandacht voor horizontaal én verticaal mathematiseren

• Aansluiten op belevingswereld van de leerling : rekenrijke opdrachten

• Aandacht voor verschillen in o.a. leerstijlen

Wat moet je doen? En waartoe?

Hoe moet je het aanpakken?

Hulp, bij wie of waar?

Tijd; hoeveel tijd krijg je?

Uitkomst; wat gaan we ermee doen?

Eerder klaar? wat dan te doen?

MODEL VOLLEDIGE INSTRUCTIE