Post on 27-Apr-2018
Bijlage 1: Hoofdstuk 2: vraag 2.1
Heeft het bedrijf voor alle risicovolle functies een actuele
VGM-risico-inventarisatie en -evaluatie? */**/petrochemie
Risicobeheer
In vraag 2.1 van de VCA is er sprake van Risico-Inventarisatie en –Evaluatie (RIE),
daarnaast wordt de term “Risico-analyse” veel gebruikt.
In vraag 2.2 van de VCA is er sprake van Taak Risico Analyse (TRA).
In de 2 vragen wordt in feite hetzelfde bedoeld: Risicobeheer
Dit wil zeggen: de risico’s van een “werk” of van een “specifieke taak of omgeving”,
zodanig beheersen dat alleen nog “aanvaardbare risico’s” zullen genomen worden.
Voor vraag 2.1 geldt dit voor alle reguliere activiteiten van het bedrijf.
Voor vraag 2.2 geldt dit voor specifieke taken of specifieke omstandigheden die niet
zijn opgenomen in het algemeen risicobeheersingssysteem (VCA vraag 2.1).
Stappenplan
Om risico’s te beheren, moet men ze beheersen, dus risico’s tot een “aanvaardbaar
peil” brengen.
Hiervoor moeten een aantal stappen genomen worden (zie schema 1. Stappen-
plan).
Plan van aanpak
- plannen
- evalueren
Stap 1. Vastleggen omstandigheden
Stap 2. Gevaren identificeren
Risico’s inventariseren
Stap 4. Maatregelen
Onaanvaardbaar risico
Stap 3. Risico’s evalueren
Stap 5. Restrisico’s evalueren
Stap 6. Onderzoek incidenten
Onaanvaardbaar
Lage risicograad OK
Lage risicograad OK
Andere gevaren/risico’s
Schema 1. Stappenplan risicobeheer / risicoanalyse
Stap 1. Vastleggen omstandigheden
Bij het vastleggen van de omstandigheden wordt rekening gehouden met:
- activiteiten (functies en taken)
- middelen: producten, materiaal, materieel en middelen die bij de activiteit wor-
den aangewend
- omgeving
- mensen: zowel operationele medewerkers, leidinggevenden, uitzendkrachten,
medewerkers van nevenaannemers, onderaannemers, opdrachtgever
Stap 2. Gevarenidentificatie en risico-inventarisatie
Uitgaande van stap 1 worden de
- gevaren geïdentificeerd: intrinsieke eigenschappen die kunnen leiden tot nade-
lige gevolgen zowel voor eigen medewerkers als de derden, voor het materiaal
en het materieel en voor het milieu
- risico’s geïnventariseerd: mogelijke nadelige gevolgen van de “gevaren” en de
kans dat het nadelig gevolg optreedt.
Alle risico’s worden op een systematische manier geïnventariseerd op verschillende
domeinen:
- veiligheid: voorkomen van persoonlijk letsel en materiële schade (ook milieu-
schade)
- gezondheid van personen
- stress (o.a. door sociale druk)
- agressie
- pesten
- ongewenste seksuele intimiteiten
- schade aan materiaal, materieel, middelen, infrastructuur
- milieuschade
In bijlage 1 vind je een overzicht van alle mogelijke gevaren en risico’s ingedeeld in
een aantal gevaren- en risicovelden.
Je kan deze bijlage gebruiken om de risico’s en gevaren te identificeren en te inven-
tariseren of als check nadat de identificatie/inventarisatie is gebeurd, om na te gaan
of de identificatie/inventarisatie wel volledig is.
Stap 3. Risico-evaluatie (zie bijlage 4)
De geïdentificeerde risico’s worden afgewogen zodat een beoordeling kan gegeven
worden over de ernst van het risico.
Hierbij spelen een aantal parameters een rol (zie bijlage 3).
Risicograad
Uit de risico-evaluatie moet blijken of het risico al of niet “aanvaardbaar” is.
Indien niet, moeten maatregelen genomen worden om het risico aanvaardbaar te
maken.
Stap 4. Maatregelen
De beheersmaatregelen moeten uitgevoerd worden:
- op korte termijn, dus onmiddellijk (bijv. bepaalde activiteiten stopzetten al of
niet voor bepaalde doelgroepen tot de maatregelen op langere termijn uitge-
voerd zijn; voorbeelden: persoonlijke beschermingsmiddelen)
- op middenlange termijn, mogelijk binnen de week of de maand (voorbeelden:
opleiding, bijkomende inspectie, reparaties door producent/leverancier)
- op lange termijn, mogelijk binnen het jaar (voorbeelden: verbouwing van de
installatie, nieuwe machines bestellen, andere werkmethode uitwerken).
Bij het nemen van maatregelen moet rekening gehouden worden met de zoge-
naamde preventiefilosofie; in volgorde van prioriteit:
1. Preventiemaatregelen die risico’s voorkomen.
2 Preventiemaatregelen die schade voorkomen.
3. Preventiemaatregelen die schade beperken.
Bij de preventiemaatregelen is de informatie aan de medewerkers zeer belangrijk.
Risico’s voorkomen
Hierbij kan ook gebruik gemaakt worden van de zogenaamde preventiefilosofie
1. Bronaanpak
• risico uitschakelen
Voorbeelden: bepaalde activiteiten verbieden, bepaalde producten verbieden,
productie stoppen, productie uitbesteden, activiteiten uitbesteden aan gespecia-
liseerde firma’s.
• risico vervangen
- product vervangen (asbest, benzeen)
- een ander procédé gebruiken, bv. lassen i.p.v. klinken, bv. pneumatisch gereed-
schap i.p.v. elektrisch (in petrochemie),
- hulpmiddelen gebruiken bij het tillen en dragen,
- een elektrische heftruck gebruiken i.p.v. een heftruck op diesel, benzine of LPG;
- onbrandbaar i.p.v. brandbaar materiaal gebruiken.
Opmerking. Vervangen betekent niet altijd dat het risico uitgeschakeld is.
Bovendien kan een ander risico de kop opsteken.
Voorbeeld: drijfgassen van spuitbussen.
- Het gebruik van propaan, enkele decennia geleden, hield een risico in omdat dat
product zeer licht ontvlambaar is.
- Het vervangproduct freon bleek later schadelijk te zijn voor de ozonlaag.
- Propaan wordt terug als drijfgas gebruikt.
• risico beperken
Het aantal blootgestelde personen of de duur van de blootstelling kan beperkt
worden door bv.:
- taakroulatie (beperking in tijd)
- uitvoering door de nachtploeg, weekendploeg…,
- weinig product gebruiken of in een ruimte binnenbrengen,
- met minder machines werken
- in open lucht werken
De gevolgen van een brand kunnen bv. beperkt worden door:
- de bedrijfshal te compartimenteren
- vonkvrij gereedschap te gebruiken,
- brandremmende producten te gebruiken.
• aangepast arbeidsprocedé
Voorbeelden:
- de volumeknop van de geluidsinstallatie lager zetten,
- plastic i.p.v. metalen tandwielen gebruiken (i.v.m. lawaai)
- een verfspuitcabine gebruiken
- automatiseren bv. bij industriële reiniging (bediening van buiten de ruimte)
- steigers of hoogwerkers gebruiken i.p.v. ladders,
- in hoogte verstelbare schaartafels gebruiken.
2. Collectief beschermen
Afhankelijk van het risico zijn verschillende collectieve maatregelen mogelijk, bv.:
- steigers, platformen, bordessen… voorzien van leuningen, tussenleuningen en
plinten/kantlijsten,
- machines beveiligen, bv. rond tandwielen en rond het zaagblad (bv. van een
cirkelzaag),
- plaatselijk droge stofdeeltjes, dampen of vloeistoffen afzuigen,
- ventileren,
- isoleren (elektriciteit),
- machines inkapselen als bescherming tegen lawaai,
- geluidsabsorptiemateriaal aan plafond of tegen de muren,
- brandveilige kasten gebruiken.
3. Persoonlijk beschermen
Er moeten persoonlijke beschermingsmiddelen gebruikt worden, zoals helm,
veiligheidsbril of –scherm, oorbeschermers, oorkappen, een valbeschermings-
uitrusting, beschermkleding, veiligheidsschoenen, kniebeschermers en adembe-
scherming.
Schade voorkomen
Hierbij horen een aantal maatregelen als:
- hygiënische maatregelen
Voorbeelden: mogelijkheden om handen te wassen, te douchen, kleding te
wisselen, niet roken, drinken, eten… op de werkplaats; kleding en PBM’s
(persoonlijke beschermingsmiddelen) reinigen, onderhouden, crèmes voor
bescherming, reiniging, herstel van de handen.
- medisch toezicht
Afhankelijk van het risico is medisch toezicht nodig voor bepaalde werkzaam-
heden of functies, in bepaalde omgevingsomstandigheden…
- voor de indiensttreding wordt nagegaan of de kandidaat geschikt is,
- bij periodiek onderzoek wordt nagegaan of de werknemer geschikt blijft,
- elke werknemer heeft de kans om met bedrijfsgerelateerde klachten spon-
taan op consult te gaan bij de bedrijfsarts.
Schade beperken
Incidenten en ongevallen zijn nooit 100 % te voorkomen, maar je moet ze wel
steeds proberen te voorkomen. Als er zich toch een ongeval, een incident of een
ander schadegeval voordoet, moet het bedrijf er snel en met de aangepaste mid-
delen voor zorgen dat de schade zo beperkt mogelijk blijft en snel hersteld kan
worden.
Enkele voorbeelden:
- er moeten blusapparaten beschikbaar zijn
- het bedrijf moet een beroep kunnen doen op een interventieploeg,
- er moet EHBO verleend kunnen worden,
- er moet in revalidatie voorzien worden,
- er moeten noodplannen en evacuatieplannen bestaan,
- er moet in opvang voorzien worden na agressie, pesten…
- slachtoffers, collega’s, familieleden moeten psychologisch begeleid kunnen wor-
den.
Supplementaire maatregelen
Een aantal personen die ook bij de preventiefilosofie horen, kunnen gekoppeld
worden aan verschillende van de bovenstaande beheersmaatregelen; ze
doorkruisen dus de volledige preventiefilosofie:
- detectie: metingen, gesprekken, enquêtes…,
- motivatie voor het toepassen van de maatregelen,
- signalisatie van zowel de risico- als de beheersmaatregelen en andere middelen
ter remediëring,
- instructie, opleiding en training van degenen die de risico-inventarisatie en –eva-
luatie zullen moeten toepassen,
- instructie, opleiding en training van het personeel in verband met het gebruik
van PBM’s (persoonlijke beschermingsmiddelen).
Plan van aanpak
De beheersmaatregelen (korte, middenlange en lange termijn) worden verder
gepland.
De planning houdt in:
“Wie doet wat tegen wanneer met welke middelen”?
Het plan moet opgevolgd, dus regelmatig geëvalueerd worden:
- wordt de planning gevolgd: wat is er al of niet verwezenlijkt binnen de vastge-
stelde termijnen
- bijgestuurd
- herzien (dus andere acties).
Hierbij wordt het systeem:
“Plan - Do - Check - Act” of
“Plannen - Doen - Toetsen - Actie”
toegepast.
Stap 5. Evaluatie restrisico’s
Na het nemen van de maatregelen (zie stap 4) blijft een risico over, dit is het
zogenaamde restrisico. Dit risico wordt terug geëvalueerd om na te gaan of het
risico tot een aanvaardbaar peil is teruggebracht.
Mogelijk is het oorspronkelijke risico gereduceerd tot een aanvaardbaar niveau
maar verschijnen er andere risico’s. Deze moeten terug geïnventariseerd (stap 2)
en geëvalueerd worden en doorlopen terug het stappenplan.
Stap 6. Onderzoek incidenten
Niettegenstaande de maatregelen zullen er toch nog ongevallen (met letsel),
bijna-ongevallen (door iets andere omstandigheden was er wel een letsel, “men
heeft geluk gehad”), incidenten met materiële schade, andere incidenten (bijv.
agressie),… gebeuren.
Het onderzoek van deze incidenten (ongevallen, bijna-ongevallen, materiële
schade, incidenten) geeft een goed objectief inzicht van de risico’s.
Het onderzoek zal mee opgenomen worden in de oorspronkelijke risico-evaluatie.
Ook als daarna incidenten voorvallen, worden ze onderzocht en zal indien nodig de
risico-evaluatie en de planning moeten aangepast worden.
Uitvoerders
Wie werkt mee en/of neemt deel aan deze verschillende stappen van risicobeheer/
risicoanalyse?
Meest aangewezen is hiervoor beroep te doen op de personen die de omstandig-
heden, de installatie en de activiteiten het beste kennen.
Uiteraard zijn dat::
- de VG-functionaris
- de leidinggevenden
- de projectleiders
- de medewerkers (een selectie van degenen die er het meest bij betrokken zijn).
Bijlage 1 – Gevaren- en risicovelden
1. Middelen – gereedschappen – machines - installaties
Hierbij horen o.a. de middelen voor horizontaal en verticaal transport van perso-
nen, motoren, materiaal en de hulpmiddelen als stellingen, ladders, keukenappara-
ten, verwarmings-installaties, verlichtingsinstallaties, compressoren, …
Het gaat hier over de risico’s verbonden aan verplaatsing, werking, controle en
onderhoud.
- Bedieningsmiddelen
- Snijden
- Stoten
- Knellen
- Verbrandingen (aanraking hete delen)
- Pletten
- Wegslaan / kantelen
- Loskomen
- Wegvliegende delen
- Vallende voorwerpen
- Aanrijdingen
- Personen
- Installaties
- Andere
- Breuk
- Slijtage
- Corrosie
Noot
Voor de potentiële risico’s van machines kan de lijst gebruikt worden die afgeleid is
uit de Europese Richtlijn 89/655/EG (zie bijlage 2).
2. Elektriciteit
- Hoogspanning
- Laagspanning
- Statische elektriciteit
- Verbindingen
- Verdeelborden en -kasten
- Stekkers, snoeren, stopcontacten
- Elektriciteit in bijzondere omgevingen
- Explosieve atmosfeer (gassen, dampen, stof)
- Water en hoge vochtigheid (elektrocutie)
- Besloten ruimten
- Open lucht (regen, mist, sneeuw, ijzel,…)
- Aanraking delen onder spanning
3. Uitglijden - vallen
- Begane grond (afhankelijk van klimatologische omstandigheden)
- Uitglijden
- Struikelen
- Vallen
- Oneffenheden
- Hoogte (vallen)
4. Uitgravingen / water / besloten ruimten
- Instortingen
- Water
- Diep water
- insijpeling
- Verdrinking
- Bedwelming, verstikking
- Brand / Explosie
- Bevuilde grond
5. Chemische factoren: gevaarlijke stoffen en preparaten
- Categorieën
- Ontplofbaar
- Oxiderend
- Zeer licht ontvlambaar
- Licht ontvlambaar
- Ontvlambaar
- Zeer giftig
- Giftig
- Schadelijk
- Corrosief
- Irriterend
- Kankerverwekkend
- Schadelijk voor het milieu
- Hinder (o.a. geur)
- Blootstelling
- ademhaling
- huid
- spijsvertering
- Stof
- asbest
- inert
- toxisch
- Brand en explosie
- Flessen onder druk
6. Fysische factoren
- Geluid
- geluidshinder
- lawaai
- Trillingen
- Schokken
- Verlichting
- daglicht
- kunstlicht
- Klimaat
- warmte
- koude
- buitenwerk (atmosferische omstandigheden / regen, sneeuw, ijzel)
- temperatuurverschillen
- relatieve vochtigheid
- tocht
- Straling
- niet ioniserende
- ultraviolet
- zichtbaar
- infrarood
- radiogolven
- microgolf
- laser
- ioniserende
- Overdruk
- Onderdruk
7. Biologische factoren
- Giftige planten
- Giftige dieren (bijv. beet van slang)
- Voedselvergiftiging
- Doping
- Medicatie
- Legionella (o.a.: in douche-ruimtes)
- Bacteriën
- Virussen
- Schimmels
- Contaminaties
- grond
- water
- lucht
8. Persoonlijke uitrusting
- Kledij
- Persoonlijke beschermingsmiddelen
9. Lichamelijke fysieke belasting
- Tillen
- duwen
- trekken
- Zware lasten
- Klimmen
- Repeterende handelingen
- Lichamelijke inspanning zonder voldoende voeding of drank
- Gebrek aan lichamelijke conditie van deelnemers en begeleiders
- Gebrek aan kennis en ervaring door leeftijd van deelnemers of begeleiders
- Ziekte van deelnemer of begeleider
- Kwetsbaarheid van deelnemer en begeleider (handicap)
10. Visuele informatie
- Bedieningsmiddelen
- Leesbaarheid
- drukwerk
- borden
- Signalisering
11. Psychosociale en mentale belasting
- Tempo
- Rustpauzes (recuperatie na inspanning)
- Contact met anderen: deelnemers / begeleiders / derden
- Stress
- Complexiteit
- Pesten
- Agressie
- psychisch
- fysiek
- Ongewenste seksuele intimiteiten
- Discriminatie
- Angst
- Gebrek aan kennis van de deelnemers en begeleiders
- Psychologische toestand van deelnemers en begeleiders (bijv. personen onder
invloed)
- Motivatie van de deelnemers
- Emoties (euforie, blijdschap…)
12. Hygiëne - voorzieningen
- Eetruimte
- Verpozingsruimte
- Kleedplaats
- Sanitaire installaties
- toiletten
- urinoirs
- Gezondheidsvoorzieningen
- Wasruimte
- Douches
13. Calamiteiten
- Risico’s bij calamiteiten
- deelnemers
- begeleiders
- personeel
- interventieploeg
- Categorieën
- ongeval
- brand
- explosie
- toxische emissie
- sociale onrust
- staking
- bommelding
- Evacuatie
14. Extern milieu
- Brand
- Afval
- stroom
- verzamelen
- verwijderen
- Geluidshinder
- Bodemverontreiniging
- Waterverontreiniging
- Luchtverontreiniging
- Lichthinder
- Transport
- hinder door
- hinder aan
- Parkeerplaatsen
- Terreinafbakening
Bijlage 2 - Risico’s met machines en installaties
Mogelijke gevaren, risico’s, veiligheidsmaatregelen en aandachtspunten voor machi-
nes en installaties.
1. Bedieningsmiddelen
- inplanting
- veiligheid
2. Inwerkingstelling
3. Tot stilstand brengen
4. Noodstopinrichting
5. Afscherming tegen vallende, wegschietende voorwerpen, lozing
6. Vastzetting
7. Breken, uiteenspatten van onderdelen
8. Afscherming tegen mechanisch contact
9. Verlichting
10. Afscherming tegen hoge en lage temperatuur
11. Alarmsignalen
12. Gebruik
13. Onderhoudswerkzaamheden
14. Loskoppelen krachtbronnen
15. Waarschuwing en signalering
16. Bereikbaarheid
17. Bescherming tegen brand, verhitting, vrijkomen van gas, stof, damp, vloeistof,
stralingen
18. Voorkomen van ontploffing
19. Afscherming tegen direct en indirect contact met elektriciteit
Deze lijst is afgeleid uit de Europese Richtlijn 89/655/EG: Arbeidsmiddelen.
Bijlage 3 – Gevaren – risico’s
Gevaren en risico’s worden beïnvloed door een aantal factoren. Zij bepalen mee
het ontstaan en de grootte van de risico’s. Die factoren kunnen ook de preventie-
maatregelen mee bepalen en beïnvloeden.
MUOPO
Systematisch kunnen die factoren, die ook elkaar beïnvloeden, ingedeeld worden in
een systeem. Een systeem dat veel gebruikt wordt is het MUOPO-systeem.
MUOPO staat voor:
- Mens
- Uitrusting
- Omgeving
- Product
- Organisatie
Omgeving Organisatie
Product Uitrusting
Mens
Hierbij spelen gedragsbepalende/persoonlijke factoren van de mens de rol die het
individu en/of een groep mensen vervult in het systeem.
Niet iedere persoon is zomaar geschikt om eender welk werk/taak uit te voeren.
Volgende mens-aspecten hebben invloed op de gevaren en/of de risico’s en op de
preventiemaatregelen:
- fysieke toestand en afmetingen
- psychische toestand
- kennis van en ervaring met de vereiste technieken
- leeftijd
- anciënniteit in het werk of in de taak
- interactie tussen de operationelen onderling en met de leidinggevenden.
Mens
Uitrusting
Bij de uitrusting horen o.a. kledij, PBM, het materieel, arbeidsmiddelen en infra-
structuur die nodig zijn om het werk mogelijk te maken. De uitrusting is belangrijk
bij het voorkomen van risico’s en bij het beperken van incidenten.
Hierbij horen o.a.:
- kledij: gewone, signalisatie- en beschermkledij, schoenen, handschoenen, hoofd-
deksel,
- materiaal en materieel, hierbij horen:
- persoonlijke beschermingsmiddelen, bijv. beschermhandschoenen, helm, valbe-
scherming, adembescherming,
- machines, aangedreven en handgereedschappen
- ladders, steigers…
- infrastructuur: werkplaats, installaties, enz.
Omgeving
De omgevingsfactoren hebben te maken met de werkplek zelf.
Hier spelen de volgende factoren een rol:
- fysische omgevingsomstandigheden: verlichting, lawaai/geluid, trillingen, klimato-
logische omstandigheden,
- inrichting: indeling, doorgangen, orde en netheid, …
Product
Dit zijn de materialen en producten die gebruikt worden bij het werk of die in de
omgeving op de werkplek kunnen aanwezig zijn.
Deze zijn te wijten aan de eigenschappen van de producten (gebruikte, afgewerkte,
afvalproducten):
- toestand: gas, vloeistof, stof, vast,
- gevaarlijke producten: brandbaar, explosief, giftig, schadelijk, …
- biologische agentia (grond, water, producten)
- aard: zwaar, ruw, scherp, glad, bederfelijk
Organisatie
Bij de organisatie spelen de volgende factoren een rol:
- verdeling van de taken: tijdsdruk, toezicht, controle
- samenwerken met andere medewerkers en uitzendkrachten van het eigen
bedrijf en met de medewerkers van opdrachtgever, nevenaannemers,
onderaannemers, …
Op verschillende ogenblikken van het werk kunnen deze factoren een rol spelen:
- voorbereiding van het werk
- aankomst op de werkplek
- tijdens het werk
- in noodsituaties
- na het werk (evaluatie)
- onderhoud en keuring van de middelen, infrastructuur, …
Bijlage 4 - Risico-evaluatie
In stap 3 en stap 5 van het risicobeheer is er sprake van “Risico’s evalueren” en
“Restrisico’s evalueren”.
Voor het evalueren van de risico’s kan gebruik worden gemaakt van verschillende
methodes.
Drie methodes worden hierna toegelicht:
1. Matrix risico-inschatting en -evaluatie
2. Risicograaf
3. Fine en Kinney
1. MATRIX: risico-inschatting en evaluatie
De matrix bestaat uit twee tabellen en een totaalbeoordeling (zie schema 2).
•TabelA:risico-inschatting
In een eerste tabel (A) wordt het risiconiveau ingeschat, afhankelijk van de ernst
en de waarschijnlijkheid van een mogelijk letsel of schade.
•TabelB:risico-evaluatie
In een tweede tabel (B) wordt het risico gecorrigeerd.
Deze correctie is afhankelijk van:
- het voorzien van bescherming van de deelnemers, collectief of persoonlijk
- het feit of het risico voldoende duidelijk is, dit kan te maken hebben met signali-
satie, toelichting, ervaring van de operationele medewerkers en de betreffende
risico’s
•Totaalbeoordeling
Met de matrix wordt de totaalbeoordeling bepaald.
Deze beoordeling geeft aan of het gaat om een ernstig risico (onmiddellijke actie
is noodzakelijk), een gemiddeld risico (aandacht is vereist) of een laag risico (geen
actie noodzakelijk).
De aanvaardbaarheid van het risico kan hierbij het “laag risico” zijn.
Tabel A: Risico-inschatting
In deze tabel wordt het risico ingeschat door middel van 2 belangrijke factoren,
namelijk:
•deernstvandeverwondingofdeschade
• de waarschijnlijkheid dat de verwonding, de psychische of materiële schade
voorvalt.
ERNST
De ernst is de klasse (code) die de gevolgen weergeeft van een ongeval, veroor-
zaakt door het risico dat wordt geëvalueerd.
Volgende drie klassen kunnen worden toegekend:
Code Benaming Gevolgen van ongeval Voorbeelden
2 Zeer ernstig Dood of zeer ernstige
letsels met blijvende
gevolgen
Dood, verlies van ledematen,
blijvende gehoorschade, blind-
heid, verlamming, zware (open
of meervoudige) breuken…
1 Kritisch Ernstige letsels zonder
blijvende gevolgen
Eenvoudige breuken, diepe
snijwonden,…
0 Marginaal Beperkte letsels Blauwe plekken, eenvoudige
snijwonden, EHBO-letsels,…
WAARSCHIJNLIJKHEID
De waarschijnlijkheid is de klasse (code) die weergeeft in welke mate men kan
verwachten dat het risico (letsel, schade) optreedt tijdens het evenement.
De volgende vijf klassen kunnen worden toegekend:
Code Benaming Waarschijnlijkheid op incident of ongeval
4 Bijna zeker Komt bijna zeker voor gedurende het evenement
3 Te verwachten Is te verwachten gedurende het evenement
2 Mogelijk Komt mogelijk wel eens voor gedurende het evenement
1 Onwaarschijnlijk Komt zelden voor gedurende het evenement
0 Nooit Komt nooit voor
Op basis van deze twee codes kan met de risicomatrix een eerste risiconiveau
ingeschat worden (zeer hoog, hoog, gemiddeld, laag, zeer laag, extreem laag).
Tabel B: Risico-evaluatie
De code op basis van de risico-inschatting moet bijgestuurd worden.
De eerste inschatting van een bepaald risico dient te worden gecorrigeerd (in
positieve of negatieve zin) in functie van de omstandigheden, waarin het risico zich
voordoet. In bepaalde situaties is een hoger risico aanvaardbaar.
MEDEWERKERS
Het risiconiveau kan beïnvloed worden door het feit dat een risico al dan niet
voldoende duidelijk is.
Risico is voldoende duidelijk (J) De medewerkers zijn op de hoogte
gebracht van het risico en beschikken
over voldoende kennis/ervaring om
het risico te kunnen inschatten en af te
wenden door het nemen van de cor-
recte maatregelen en acties
Risico is niet voldoende duidelijk (N) De medewerkers beschikken niet
over voldoende kennis/ervaring om
het risico te kunnen inschatten en de
correcte maatregelen te nemen om het
risico af te wenden (bijv. pas in dienst,
onmiddellijk na een opleiding)
BESCHERMINGSMIDDELEN
Het risiconiveau kan ook beïnvloed worden door het feit dat de risico’s voldoende
worden opgevangen door gebruik te maken van beschermingsmiddelen.
Voldoende persoonlijke beschermings-
middelen (PBM) of collectieve bescher-
mingsmiddelen (CBM) (J)
De medewerkers beschikken en maken
gebruik van de nodige beschermings-
middelen (bijv. valbescherming).
Onvoldoende PBM of CBM (N) De medewerkers beschikken niet over
geschikte beschermingsmiddelen of
maken geen gebruik van de beschik-
bare beschermingsmiddelen.
Totaalbeoordeling
Wanneer alle factoren zijn bepaald kan via de matrix de totaalbeoordeling gemaakt
worden.
Deze totaalbeoordeling is een gekleurd gebied:
- groene gebied: laag risico (code A);
- gele gebied: gemiddeld risico (code B);
- rode gebied: ernstig risico (code C).
Op basis van de risicoclassificatie (gekleurde gebieden) moeten bepaalde
preventiemaatregelen genomen worden.
Risicoklasse Te nemen preventiemaatregelen
C Ernstig risico Onmiddellijk preventiemaatregelen nemen
(eventueel activiteit stopzetten)
B Gemiddeld risico Verhoogde aandacht
A Laag risico Geen maatregelen vereist
2. RISICOGRAAF
Deze evaluatie-methode wordt naast de methode Fine en Kinney (zie hierna)
vooral toegepast in bedrijven, in de vorm zoals hierna omschreven of aangepast aan
specifieke situaties. Deze methode is afgeleid van de EN 1050.
Bij deze methode van risico-evaluatie, spelen 4 parameters een rol:
- effect of de ernst
- blootstelling
- afwendbaarheid
- waarschijnlijkheid.
1. Ernst
De ernst is hier de omvang van de schade. Er is een indeling in 3 klassen voorzien.
E Effect Definitie
3 Catastrofe Talrijke doden
2 Ernstig Zware verwondingen, maximum één dode
1 Licht Lichte verwondingen
2. Blootstelling
De blootstelling, hier ook wel de waarschijnlijkheid van blootstelling genoemd,
wordt uitgedrukt in een blootstellingsfrequentie.
Wbl Blootstellingsfrequentie
2 Waarschijnlijkheid op aanwezigheid van persoon(personen) is hoog
1 Waarschijnlijkheid op aanwezigheid van persoon (personen) is laag
3. Afwendbaarheid
De afwendbaarheid geeft weer of het risico al of niet kan afgewend worden.
Voorbeeld: het fenomeen dat tot het letsel zou kunnen leiden verloopt zodanig
traag dat men tijd genoeg heeft om het te ontwijken.
De volgende 2 klassen zijn voorzien.
A Afwending van de schade
2 Schade-afwending is onmogelijk
1 Schade-afwending is mogelijk
4. Waarschijnlijkheid
De waarschijnlijkheid op een incident geeft weer of een incident zich frequent
voordoet of eerder onwaarschijnlijk. Volgende paramaters kunnen worden
toegekend.
Wi Waarschijnlijkheid op een incident of ongeval
3 De waarschijnlijkheid is hoog (incident zal dikwijls optreden)
2 De waarschijnlijkheid is gemiddeld (incident kan optreden
1 De waarschijnlijkheid op een incident is zeer laag
(incident zal waarschijnlijk niet optreden)
Nota: bij het bepalen van deze waarschijnlijkheid mag geen rekening gehouden worden
met de blootstelling.
5. Risicoklasse
Op basis van deze parameters wordt de risicoklasse bepaald via de risicograaf. De
risicograaf wordt van links naar rechts ingevuld om te eindigen in de kolom R die
de risicoklasse weergeeft.
Waarbij E : ernst
Wbl : blootstelling
A : afwendbaarheid
Wi : waarschijnlijkheid (kans)
R : risicoklasse
Op basis van de risicoklasse kan het risiconiveau bepaald worden, waarbij:
Risiconiveau 1 R 1 - 4
2 R 5 - 7
3 R 8 - 10
4 R 11 - 14
E Wbl A Wi R
1 1 1
2 3
3 5
2 1 1 1 3
2 5
3 7
2 1 4
2 6
3 8
2 1 1 5
2 7
3 9
2 1 6
2 8
3 10
3 1 1 1 7
2 9
3 11
2 1 8
2 10
3 12
2 1 1 9
2 11
3 13
2 1 10
2 12
3 14
Op basis van de risicoklasse moet het risico al dan niet aangepakt worden met als
doel het risico tot een aanvaardbaar restrisico terug te brengen. Indien het risico
groot of zeer groot is, moeten preventiemaatregelen onmiddellijk uitgewerkt
worden.
De doeltreffendheid van de maatregelen wordt geëvalueerd door opnieuw de
risicoklasse te bepalen van het risico, dit nadat de preventiemaatregelen werden
uitgevoerd (dus bepalen van het restrisico).
Er wordt gewerkt met risicoklassen waarbij niveau 1, met R gelijk aan of lager dan
4 zeker als aanvaardbaar kan beschouwd worden.
Niveau Risicograad Omschrijving risico-
klasse
Te nemen preventiemaatregelen
4 11≤R≤14 Zeer groot risico Activiteit stopzetten
3 8≤R≤10 Groot risico Onmiddellijk preventiemaatre-
gelen nemen
2 5≤R≤7 Laag risico Verbetering vereist
1 1≤R≤4 Zeer laag risico Aandacht vereist
3. FINE & KINNEY
Bij deze methode moeten drie parameters vastgesteld worden:
- de waarschijnlijkheid dat het risico optreedt (W)
- de frequentie van blootstelling aan het risico (B)
- de grootte van de schade als het risico optreedt (de ernst) (E).
1. Waarschijnlijkheid
De waarschijnlijkheidsfactor W of de (wiskundige) kans dat een incident zich voor-
doet. De factor geeft de verwachting weer en krijgt een referentiecijfer van 0,1 tot
10 toegekend.
W Waarschijnlijkheid dat een incident of ongeval gebeurt
0.1 Bijna niet denkbaar, virtueel onmogelijk
0.2 Praktisch onmogelijk
0.5 Denkbaar, maar zeer onwaarschijnlijk
1 Onwaarschijnlijk, maar mogelijk in grensgevallen
3 Ongewoon, maar mogelijk
6 Zeer goed mogelijk
10 Kan verwacht worden, bijna zeker
2. Blootstellingsfactor
De blootstellingsfactor B geeft een idee van de blootstellingsduur aan het risico. De
waardeschaal van de blootstellingsfactor gaat van 0.5 tot 10.
B Blootstellingsfrequentie
0.5 Zeer zelden
1 Zelden (<1% van tijdsduur evenement)
2 Soms, ongewoon ((>1%,<10% van tijdsduur evenement)
3 Af en toe, occasioneel (>10%,<50% van tijdsduur evenement)
6 Regelmatig, frequent (>50, <90 % van tijdsduur evenement)
10 Voortdurend (>90 % van tijdsduur evenement)
3. Ernst of effect
De factor ernst of effect E, geeft een aanduiding van de mogelijke schade en de
gevolgen wanneer het risico zich voordoet. De schaal gaat van 1 tot 100.
E Ernst of Effect
1 Letsel zonder verlet, eerste hulp kan nodig zijn
3 Letsel met verlet (meer dan 1 dag werkonbekwaam)
7 Ernstige verwonding met blijvende invaliditeit
15 1 dode
40 Meerdere doden
100 Vele doden
4. Risico-index
Het product van de voorgaande parameters:
W x B x E = R
bepaalt de risico-index.
Vanuit de risico-index kan het risico in 1 van 5 risicoklassen worden ondergebracht.
Klasse Risico-index Te nemen preventiemaatregelen
1 R≤20 Zeer beperkt risico (aanvaardbaar)
2 20<R≤70 Aandacht vereist
3 70<R≤200 Maatregelen vereist
4 200<R≤320 Directe verbetering vereist
5 R > 320 Actie (evenement) stopzetten
De methode is zeer populair in de bedrijfswereld maar wordt vaak foutief gebruikt:
- blootstelling en waarschijnlijkheid worden regelmatig foutief ingevuld; hoe lager
de blootstelling, des te lager is ook de waarschijnlijkheid is vaak de redenering;
dit klopt niet: blootstelling of kans op blootstelling wordt enkel in B in rekening
genomen en niet in W;
- regelmatig wordt de methode toegepast voor 1 activiteit;
dit klopt niet: 1 activiteit heeft verschillende risico’s; dus de berekening moet
gebeuren per risico en niet per activiteit;
- de blootsteling kan de risico-index sterk verlagen; bijv. voor het risico “vallen uit
hoogte” wordt aangeraden deze methode niet te gebruiken.