Post on 25-May-2020
RECHT OP WATER: STANDPUNT VAN DE DRINKWATERBEDRIJVEN
Dr. S. BEERNAERT Directeur-generaal Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening cvba
1. INLEIDING
Bij de aanvang van de discussie omtrent het standpunt van de drinkwatersector is het nodig de opdracht van de drinkwaterbedrijven duidelijk te formuleren.
Voor de wettelijke basis van de organisatie van de drinkwatervoorziening moet men terug naar het oude decreet van 17 december 1789 en de oude wetten van 16 en 24 augustus 1790.
Dit decreet bepaalt dat de openbare drinkwatervoorziening toevertrouwd wordt aan de gemeenten. Hen wordt de zorg opgedragen epidemieën en ziekten te voorkomen en er een einde aan te maken door middel van uitdeling van de vereiste hulp, ondermeer door de zorg voor het drinkwater. In de uitvoering van deze bepalingen hebben de gemeenten drinkwaterdistributienetten uitgebouwd ter vervanging van de individuele voorziening met putwater. Sommige gemeenten hebben ook nog tot op vandaag dit initiatief volledig in eigen handen gehouden, terwijl andere (de meeste) reeds in het begin van deze eeuw aansloten bij intercommunale verenigingen of bij de toenmalige Nationale Maatschappij der Waterleidingen, nu de Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening.
Het Koninklijk Commissariaat voor het Waterbeleid, onder de auspiciën van de Eerste Minister, organiseerde in februari 1968 nationale conferentiedagen over de bescherming van het water, onder het motto "Zuiver water: een levensbehoefte ... we moeten het beschermen". Uitgaande van de stelling dat water niet verder onder de categorie van de "vrije goederen' thuishoort, dringt de hoge vergadering in haar conclusies aan op het veilig stellen van de uitbouw van de drinkwaterbedrijven, op een kaderwet ter bescherming van de oppervlaktewaters tegen verontreiniging en op
188
een wettelijke bescherming van het grondwater, gezien België enige achterstand heeft in te halen ten overstaan van zijn buurlanden.
Op 6 mei 1968 kondigde de Raad van Europa het "Europees Handvest voor het Water' af, met de veelsprekende titel: "Zonder water kan de mens niet leven - Het water ontkent alle grenzen".
Aan de vooravond van de realisatie van de ingrijpende staatshervorming van 1980 bepaalde het Ministerieel Comité voor Vlaamse Aangelegenheden- M.C.V.A. , op 23 januari 1978 de krachtlijnen van het waterbeleid voor de Vlaamse regio.
Het beslist dat het waterbeleid, uitgaande van de behoeften, moet instaan voor een veilige, ononderbroken levering van voldoende water, onder een voldoende druk en van een goede kwaliteit, in economisch en ecologisch verantwoorde voorwaarden en dit voor het ganse gebied waarvoor het beleid verantwoordelijk is.
De richtnota's van 1982, 1984, 1988, 1990 en 1992 van de opeenvolgende Vlaamse ministers, bevoegd voor het waterbeleid handhaven deze opdracht.
Minister N. DE BATSELlER voegde er in zijn nota van 1992 nog de conclusies aan toe van de Ministeriële Conferentie "Grondwater" van 26 en 27 november 1991 in Den Haag en van de 'UN-Conference on Water and Environment' van 26 tot en met 31 januari 1992 in Dublin, bevestigd door de UN-Wereldconferentie van Rio de Janeiro in 1992.
De Ministeriële Conferentie van Den Haag stelt dat het grondwaterbeleid een geïntegreerd beleid moet zijn dat zowel de kwalitatieve, de kwantitatieve, de juridische als de economische aspecten moet in aanmerking nemen.
De UN-Conferentie meent dat waar water van een redelijke kwaliteit schaars is, er sprake is van een imminente crisis op grote schaal. Een centraal uitgangspunt van de experten is dat de draagkracht van het zoetwatersysteem reeds op vele plaatsen in zicht is.
Redenen genoeg dus om een meer rationeel waterverbruik tot een beleidsprioriteit te maken en deze actie aan de opdracht van de drinkwaterbedrijven toe te voegen.
2. EIGENDOM EN GEBRUIK
Wat de eigendom van het water betreft, stelt de wetgever in 1804 dat de eigenaar van de bovengrond ook eigenaar is van de ondergrond. Grondwater behoort dus volgens dit principe toe aan de eigenaar van de bovengrond. De eigenaar mag er om die reden dan ook op een exclusieve wijze gebruik van maken.
Rivieren en beken, of m.a.w. oppervlaktewaters daarentegen maken deel uit van het openbaar domein, met uitzondering van beken met een bekken dat kleiner is dan 100 ha. Particulieren kunnen dus geen eigendomsrechten doen gelden op oppervlaktewaters. Het gebruik dat de aangelanden op de waterloop hebben, is veelal toch beperkt.
Maar vanaf de jaren '70 is deze situatie ingrijpend veranderd. Het recht op de eigendom vervaagt ten voordele van het recht op het gebruik en de zorg tegen het misbruik van het water. Men evolueert van de individualistische opvatting van de vrije waterwinning en de vrije afvalwaterlozing naar het begrip van beperking met het oog op het algemeen nut. De kaderwetten op de bescherming van het oppervlaktewater tegen verontreiniging en op de bescherming van het grondwater vormen de basis van een waterbeleid en een waterbeheer. Ze
Water nr. 78 - septemberloktober 1994
leggen daarenboven een aantal beperkingen op, steunend op het behoud van een natuurlijk evenwicht en op de bescherming van de grondstof "water".
Zoetwatervoorraden zijn immers niet onuitputtelijk: ze moeten dus met zorg worden beheerd.
De kwaliteit van het water moet daarnaast geschikt blijven voor alle gebruik, maar vooral aan de eisen van de volksgezondheid voldoen.
Het water is dus ons aller erfgoed: iedereen is tot een spaarzaam en verantwoord gebruik ervan gehouden.
Deze drie opdrachten zijn vandaag even actueel als in 1968, toen ze werden opgenomen in het reeds eerder vermeld Europees Handvest voor het Water. Het kunnen beschikken over "drinkbaar" water is dus een recht voor iedereen.
Een drinkwaterbedrijf heeft daarom de plicht om aan iedereen die erom vraagt te allen tijde drinkwater te leveren, onder voldoende druk, van de vereiste kwaliteit en aan een zo laag mogelijke, aanvaardbare prijs.
Water is een natuurlijke rijkdom en tevens de bron van alle leven. Daarom heeft iedereen recht op water, zeker op het gebruik ervan als drinkwater. Maar de vraag of er water genoeg is, blijft nog steeds en overal aan de orde. Drinkwater beantwoordt immers aan een noodzaak en is geen luxe en dat water moet daarom dan ook veilig en gezond zijn.
Volgens de conclusies van het I.W.S.A.Congres in Budapest in 1993 mag men voor de Westerse landen algemeen aannemen dat er water genoeg is, maar dat: 1) de hoeveelheid bedreigd wordt door ver
spilling bij het gebruik en door uitputting van de voorraden;
2) de kwaliteit bedreigd wordt door vervuiling van de bronnen en door onverantwoorde exploitatie.
3. DE HOEVEELHEID WORDT BEDREIGD
Grondwater is schaars en de vraag ernaar neemt nog steeds toe. Vandaar dat er dringend nood is aan een actief grondwaterbeheer. Winningen zijn vergunningsplichtig en elke winning moet dan ook volgens de vergunningsvoorwaarden worden geëxploiteerd. lilegale winningen moeten bestraft worden. Alle bestaande grondwaterwinningen moeten geoptimaliseerd worden. De winning van drinkwater uit de ondergrond moet de hoogste prioriteit krijgen. Grondwater mag ook gebruikt worden door de voedingsindustrie. leder ander gebruik van grondwater moet zoveel mogelijk beperkt worden en elk laagwaardig grondwaterverbruik moet teruggedrongen worden.
Het gebruik van oppervlaktewaters moet aangemoedigd worden en het water moet meer selectief worden gebruikt. De kwaliteit
Water nr. 78- septemberl oktober 1994
ervan moet afgestemd worden op de gebruikseisen. Niet al het water dat gebruikt wordt, moet de eigenschappen van drinkwater hebben.
Rationeel waterverbruik bepaald als het efficiënter benutten van het beschikbare water, moet algemeen worden verdedigd. Zoet water is een eindige en kwetsbare hulpbron, die essentieel is voor het leven, voor de ontwikkeling en voor het milieu. Water heeft ook een economische waarde en moet daarom als een economisch goed erkend worden.
Deze stellingen werden in 1992 door de UN-Waterconferentie in Dublin met unanimiteit aanvaard. Het meer rationeel waterverbruik van drinkwater wordt gunstig beïnvloed door: - het gebruik van huishoudelijke apparaten
die minder water verbruiken en ook het gebruik van deze toestellen op volbezette capaciteit;
- het goed en regelmatig onderhoud van leidingen en binneninstallaties;
- de controle op lekken door het regelmatig nazien van het verbruik; de installatie van beschermingsapparatuur van goede kwaliteit tegen overlopen, overdruk, enz ... ;
- de prijs van het drinkwater.
Wat het aspect "zuinigheid" betreft, is het duidelijk dat de klant-verbruiker tot een zuinig verbruik moet aangespoord worden, om in de eerste plaats zijn jaarlijks factuurbedrag zo laag mogelijk te houden, maar evenzeer uit de overtuiging dat elke vorm van verspilling resoluut moet worden tegengegaan. Binnen Europa kan België gecatalogeerd worden als "extra zuinig". Enig commentaar is hier zeker niet overbodig. Naast drinkwater maakt de Belg ook gebruik van regenwater en/of eigen put- of boorputwater. Het is gekend dat het regenwater van slechte kwaliteit is, maar wellicht minder gekend is dat ook het ondiepe putwater van zeer bedenkelijke kwaliteit is. Op een onjuiste manier "goed" drinkwater besparen door het vervangend gebruik van ander "slecht" water, is geen bijdrage tot een meer rationeel waterverbruik. Wees dus wijs met water en verspil er geen.
4. DE KWALITEIT WORDT BEDREIGD
Aangezien drinkwater behoort tot de best gecontroleerde en meest bewaakte produkten van onze samenleving worden de verontreinigingen dikwijls het eerst gesignaleerd door de drinkwaterbedrijven.
Zowel grondwater als oppervlaktewater worden kwal itatief bedreigd door meerdere vormen van vervuiling. Problemen met illegale lozingen en stortplaatsen, met stookolieverontreinigingen, met mestoverschotten, met pesticiden, met lekkende rioleringen en collectoren en met diffuse afvoer zetten de drinkwaterbedrijven ertoe aan onophoudelijk aan te dringen op een sluitende allesomvattende en efficiënte reglementering in Vlaanderen. De afbakening van de beschermingszones
rond de grondwaterwinningen en de aanduiding van waterlopen als captatiegebied voor oppervlaktewaterwinningen zijn belangrijke en noodzakelijke instrumenten in het kwalitatieve beschermingsgebied.
Overexploitatie van grondwaterwinningen leidt eveneens tot de terugloop van de kwaliteit. Vandaar dat grondwaterwinningen verantwoord moeten geëxploiteerd worden met respect voor het natuurlijk evenwicht.
Een uitgebreid en bedrijfsveilig meetnet op waterlopen en op grondwaterwinningen betekent een zekerheid bij de exploitatie van drinkwaterproduktiecentra, maar houdt vooral waarborgen in ter bewaking van de kwaliteit van de grondstof.
Maar toch is drinkwater een veilig produkt. Leidingwater moet aan de meest strenge, wettelijke normen voldoen, opgelegd op basis van de richtlijnen van de Europese Unie en van de Wereldgezondheidsorganisatie. Het begrip "drinkbaarheid" is dus veel ruimer dan de meeste mensen denken. De samenstelling van leidingwater is ook vergelijkbaar met die van de meeste nessewaters of minerale waters. Leidingwater is dus een lekker tafelwater. De smaak is meestal niet een kwestie van samenstelling, maar veeleer van temperatuur en zuurtegraad. Drink leidingwater daarom steeds fris.
Aanvullende behandelingsapparatuur en speciale filters ter verbetering van de drinkwaterkwaliteit zijn niet nodig en kunnen zelfs gevaarlijk zijn voor de gezondheid. Filters kunnen kweekhaarden voor bacteriën zijn, zodat de bacteriologische kwaliteit verloren gaat. Onthard of verzacht water kan onaangenaam smaken en zelfs ondrinkbaar worden. Waterverzachters mogen waar ze aankalking kunnen verminderen of voorkomen, dus in het warmwatercircuit Totaal onthard of verzacht water tast dan weer de wanden van de leidingen aan. Dus een deelontharding is aan te raden.
In verband met de kwaliteit van het leidingwater of met de veiligheid van het gebruik moet de consument weten dat de binneninstallatie op een reglementaire en op een vakkundige wijze moet worden uitgebouwd, dat de ingezette apparaten moeten worden erkend, dat de aangewende materialen moeten worden gekeurd en dat elk tappunt tegen eventuele verontreiniging moet worden beveiligd. Daarom sluit het drinkwaterbedrijf met elke klant een contract af, waarin de rechten en de plichten van beiden worden omschreven en waarbij vooral de gebruiker een aantal technische richtlijnen worden meegegeven. Verwijzend naar de eerder aangehaalde vaststelling dat de Belg nog andere, eigen bevoorradingssystemen heeft, moet hier duidelijk worden gewaarschuwd voor de gevaren van de mogelijke interne verbindingen tussen de verschillende circuits in de woning. Die interne verbindingen tussen bijvoorbeeld putwater en leidingwater brengen niet alleen de kwaliteit van het drinkwater binnen de eigen woning in gevaar en dus de gezondheid van de gebruiker. Ze betekenen ook een risico voor het openbaar drinkwaternet in
189
de omgeving en bijgevolg ook voor de gezondheid van de andere gebruikers. Het reglement van het drinkwaterbedrijf beschermt de kwaliteit van het drinkwater en het recht van de gebruiker. Volg dus de richtlijnen van uw drinkwaterbedrijf.
5. CONCLUSIE
Het recht op water is in beweging, omdat meerdere belangengroepen aanspraak maken op oppervlaktewater, evenals op grondwater. Gezien de kwaliteit van het water in vele gevallen te wensen overlaat en/of de kwantiteit beperkt is, groeit de
RAPPORT ECOLOGISCH HERSTEL MAAS
In Nederland wordt een project "Ecologisch Herstel Maas" uitgevoerd in samenwerking tussen de Directie Limburg van de Rijkswaterstaat en het Riza (Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling) . In het kader van dit project verschenen drie rapporten die een overzicht geven van enkele behandelde deelaspecten.
01. Ecologisch herstel van de Maas -rapport nr 11-1993
Het herstel van de Maas wordt op meerdere gebieden ondernomen. De morfologie, de hydrologie, de biologie en de toxicologie worden bekeken. Men richt zich naar streefbeelden in relatie tot de aard van de rivieren en de oevers. Het eigenlijke doel van het project is de opbouw van de kennis over het watersysteem Maas om bestaande beleids- en beheersvragen te kunnen beantwoorden Het rapport geeft geen antwoorden maar stelt enkel de vragen die bij de verdere studie in 1994 en 1995 zullen aan bod komen. Een probleem dat duidelijk wordt gesteld is reeds half opgelost. Het is in die zin dat de publicatie te bezien is.
02. "La Moyenne Meuse" als referentie voor de Grensmaas? - rapport nr 16a-1993
Een studie van de Maas in Nederland is
190
spanning tussen die belangengroepen nog steeds.
Ook het drinkwaterbedrijf wordt in deze belangenstrijd betrokken. Het tracht evenwel de aanspraak die iedereen kan maken op de levering van goed en gezond drinkwater tegen een aanvaardbare prijs veilig te stellen, ook voor de toekomst.
Maar het openbare en monopoloïde karakter, de betekenis van het drinkwaterbedrijf voor de volksgezondheid en de noodzaak van continuïteit in de drinkwatervoorziening, staan ter discussie. Privatisering zou het alternatief zijn.
BOEKBESPREKING
niet volledig wanneer de gegevens van over de grens ontbreken. Door veelvuldige contacten met Franse instanties was het mogelijk een totaalbeeld van de Maas in Frankrijk te verzamelen. Deze gegevens worden opgenomen in dit rapport 16a (16b is de Franse versie ervan). Het stroomgebied van de Maas wordt geologisch, hydrologisch en morfologisch bekeken. Ook aan flora en fauna werd enige aandacht gewijd. Zonder in detail te gaan toont de opsomming der aanwezige soorten de grote verscheidenheid en rijkdom op dit gebied. Het rapport is zeker van groot belang voor de studie van de Maas, ook in ons land.
03. Heeft Vlottende waterranonkel een toekomst in de Grensmaas? - rapport nr 18-1994
Naast de algemene studies wordt in dit nummer gerapporteerd over een zeer specifiek probleem van het bestaan en de toekomst van de Vlottende waterranonkel in het Maasgebied. De studie is gesteund op een inventarisatie in vier beekvalleien: de Gulp, de Noorbeek, de Geleenbeek en de Warche, dit is in het gebied van de Provincies Nederlands Limburg, Belgisch Limburg en Luik. Uitvoerig wordt ingegaan op de onderzoeksmethoden en de onderzoeksresultaten . De conclusie van het onderzoek is dat het verschil in waterstand in de Maas noodlottig is voor groei en bestaan van deze planten. Enkel in de beken zijn nog gunstige plaatsen te noteren.
H.R.
Toch is volgens de Vlaamse regering en volgens de grote Vlaamse drinkwaterbedrijven het publiek karakter van de drinkwatervoorziening de enige en de meest zekere garantie om het sociaal recht en het solidair karakter van deze nutsvoorziening te verzekeren. Maar voor de toekomst zijn overleg en vergaande samenwerking in de schoot van het Vlaams Wateroverleg -V.W.O. wel nodig.
S. BEERNAERT Directeur-generaal VMW Trierstraaf 11-21 1040 Brussel
BIOLOGISCHE MONITORING ZOETE RIJKSWATEREN (1992)
(nota 93.028 van de Rijkswaterstaat Nederland)
Door het RIZA werd in de Nederlandse Zoete Rijkswateren een omvangrijk landelijk biologisch meetprogramma gestart in 1992. De voorliggende nota geeft de resultaten van de metingen in het beginjaar.
De bedoeling is elk jaar een rapport op te maken waarbij het jaarrapport van 1993 begin 1995 wordt verwacht. Bij de metingen worden de volgende parametergroepen beschouwd: - waterplanten - fytoplankton - macrofauna -vissen - watervogels - ecotoxicologie.
De waarnemingen hebben niet alleen een actuele waarde en zijn nuttig voor de waterbeheerders doch zullen het ook mogelijk maken jaar na jaar de evolutie te volgen, maatregelen te treffen of bij te sturen.
Het is een zeer verzorgde uitgave, aan te bevelen voor belangstellenden.
H.R.
Water nr. 78 - septemberloktober 1994