Post on 18-Nov-2014
description
EVC gemeten
Actualisatie 2010-2011 Opdrachtgever: Ministerie van OCW
Rotterdam, 12 april 2012
EVC gemeten
Actualisatie 2010-2011
Opdrachtgever: Ministerie van OCW
Mirjam Stuivenberg
Karel Kans
Ruud van der Aa
Rotterdam, 12 april 2012
2 EO24494
Over Ecorys
Met ons werk willen we een zinvolle bijdrage leveren aan maatschappelijke thema’s. Wij bieden
wereldwijd onderzoek, advies en projectmanagement en zijn gespecialiseerd in economische,
maatschappelijke en ruimtelijke ontwikkeling. We richten ons met name op complexe markt-,
beleids- en managementvraagstukken en bieden opdrachtgevers in de publieke, private en not-for-
profit sectoren een uniek perspectief en hoogwaardige oplossingen. We zijn trots op onze 80-jarige
bedrijfsgeschiedenis. Onze belangrijkste werkgebieden zijn: economie en concurrentiekracht;
regio’s, steden en vastgoed; energie en water; transport en mobiliteit; sociaal beleid, bestuur,
onderwijs, en gezondheidszorg. Wij hechten grote waarde aan onze onafhankelijkheid, integriteit en
samenwerkingspartners. Ecorys-medewerkers zijn betrokken experts met ruime ervaring in de
academische wereld en adviespraktijk, die hun kennis en best practices binnen het bedrijf en met
internationale samenwerkingspartners delen.
Ecorys Nederland voert een actief MVO-beleid en heeft een ISO14001-certificaat, de internationale
standaard voor milieumanagementsystemen. Onze doelen op het gebied van duurzame
bedrijfsvoering zijn vertaald in ons bedrijfsbeleid en in praktische maatregelen gericht op mensen,
milieu en opbrengst. Zo gebruiken we 100% groene stroom, kopen we onze CO2-uitstoot af,
stimuleren we het OV-gebruik onder onze medewerkers, en printen we onze documenten op FSC-
of PEFC-gecertificeerd papier. Door deze acties is onze CO2-voetafdruk sinds 2007 met ca. 80%
afgenomen.
ECORYS Nederland BV
Watermanweg 44
3067 GG Rotterdam
Postbus 4175
3006 AD Rotterdam
Nederland
T 010 453 88 00
F 010 453 07 68
E netherlands@ecorys.com
K.v.K. nr. 24316726
W www.ecorys.nl
Ecorys Arbeid & Sociaal Beleid
T 010 453 88 05
F 010 453 88 34
Inhoudsopgave
EVC gemeten 3
Conclusies 5
1 Inleiding 7
1.1 Aanleiding 7
1.2 Onderzoeksvragen 8
1.3 Opzet van het onderzoek 8
1.3.1 Enquête onder aanbieders van erkende EVC-procedures 9
1.3.2 Enquête onder voormalig erkende aanbieders 9
1.3.3 Enquête onder O&O-fondsen 9
1.3.4 Andere bronnen 10
1.3.5 Diepteonderzoek 10
1.4 Leeswijzer 10
2 Gerealiseerde EVC-trajecten (tot en met 2011) 11
2.1 Inleiding 11
2.2 EVC in 2011 11
2.3 Aantal EVC-trajecten 2007-2011 12
2.4 EVC naar sector, opleidingsniveau en type aanbieder 12
3 Verwachtingen omtrent het aantal EVC 15
3.1 Inleiding 15
3.2 Factoren die van invloed zijn op het aantal EVC 15
3.3 Verwachtingen voor de periode 2012-2014 17
3.3.1 Toekomstverwachting 2012-2014 17
3.3.2 Toekomstverwachtingen naar sector 18
3.3.3 Toekomstverwachtingen naar opleidingsniveau 19
4 Vervolg op EVC 21
4.1 Inleiding 21
4.2 EVC als eindproduct of een stap naar diplomering 21
4.3 Alternatieve procedures voor instroom in de opleidingen 25
Geraadpleegde documenten 27
Bijlage 1 Robuustheid schattingen 2011 29
Bijlage 2 Tabellen 31
EVC gemeten
5
Conclusies
Onderzoeksvraag
Doel van dit onderzoek is om het rapport ‘EVC gemeten’ uit 2010 te actualiseren. In dit onderzoek
is daarom in navolging van het voorgaande onderzoek ingegaan op de volgende hoofdvraag:
Hoeveel EVC-trajecten worden jaarlijks in Nederland gerealiseerd bij erkende EVC-aanbieders?
Daarbij zijn de volgende deelvragen in het onderzoek aan de orde:
1. Hoeveel EVC-trajecten zijn er in 2010 en 2011 gerealiseerd bij erkende aanbieders?
2. Welke factoren hebben een toe- dan wel afnemende vraag naar EVC-trajecten veroorzaakt?
3. Wat verwacht het veld van de ontwikkeling van het aantal EVC-trajecten in de nabije toekomst
(2012-2014)?
4. Als een kandidaat een EVC-traject heeft doorlopen, hoe ziet het vervolg er dan uit?
a. Hoeveel mensen gaan door met een opleiding?
b. Is bij een opleiding sprake van maatwerk?
c. Hoeveel mensen sluiten de opleiding af met een diploma?
d. Leidt een EVC direct tot verdere loopbaanoriëntatie of –stappen?
5. In hoeverre bieden de EVC-aanbieders met minstens één erkende EVC-standaard EVC aan met
betrekking tot niet-erkende standaarden? En hoeveel trajecten heeft men met betrekking tot die
niet-erkende standaarden in 2011 gerealiseerd?
6. Hoeveel EVC-trajecten zijn aangeboden door voormalig erkende aanbieders en in hoeverre
bieden deze aanbieders momenteel alternatieve producten aan wat betreft de instroom in de
opleidingen?
Conclusies
De onderzoeksvragen worden hieronder beantwoord.
1. Hoeveel EVC-trajecten zijn er in 2010 en 2011 gerealiseerd bij erkende aanbieders?
In 2011 zijn in totaal 17.700 EVC-trajecten gerealiseerd die voldoen aan de gestelde voorwaarden
(zie hoofdstuk 2). In 2010 werden 22.000 EVC-trajecten gerealiseerd. De opgegeven aantallen
lijken robuust: gezien de hoge respons (98%) en de informatie uit de overige bronnen (diepte-
onderzoek en de enquête onder O&O-fondsen).
De meeste EVC-trajecten worden gerealiseerd in de sectoren transport en logistiek, administratie
en techniek. De meeste EVC-trajecten hebben betrekking op branchespecifieke kwalificaties en
niveau 2 van het mbo. EVC-aanbieders die niet zijn gelieerd aan een bekostigde onderwijsinstelling
danwel een kenniscentrum voor beroepsonderwijs en bedrijfsleven (kbb) nemen het grootste deel
van de gerealiseerde EVC-trajecten voor hun rekening (ruim 65% in 2011).
2. Welke factoren hebben een toe- dan wel afnemende vraag naar EVC-trajecten
veroorzaakt?
Net als in 2009 is het vooral de belangstelling van individuele werknemers en van werkgevers voor
EVC die als stimulerende factoren worden gezien voor het gebruik van EVC. Daarnaast spelen ook
de stimuleringsmaatregelen van de overheid een bevorderende rol. Het is met name de
complexiteit van het product EVC die door velen gezien wordt als remmende factor voor de vraag
naar EVC-trajecten.
6 EVC gemeten
3. Wat verwacht het veld van de ontwikkeling van het aantal EVC-trajecten in de nabije
toekomst (2012-2014)?
De helft van de aanbieders van erkende EVC-procedures verwacht dat het aantal EVC-trajecten de
komende jaren zal toenemen. Voor 2012 wordt een aantal EVC-trajecten verwacht dat
overeenkomt met het aantal dat in 2010 is gerealiseerd. Voor de jaren 2013 en 2014 verwachten
de aanbieders dat het aantal EVC-trajecten verder zal toenemen. In 2009 verwachtten de
aanbieders nog een toename van het aantal EVC-trajecten voor de jaren 2010 en 2011. Deze
verwachting is echter slechts gedeeltelijk waargemaakt. Het valt dan ook nog te bezien in hoeverre
de verwachtingen die de aanbieders nu hebben, zullen uitkomen.
4. Als een kandidaat een EVC-traject heeft doorlopen, hoe ziet het vervolg er dan uit?
Het ervaringscertificaat is in principe een eindproduct, waarbij de ervaring van de kandidaat in kaart
wordt gebracht en afgezet tegen een landelijke crebo-, croho- of branche-standaard. In de praktijk
vormen afgeronde EVC-trajecten meestal een aanleiding tot verdere scholing of een volgende stap
op de arbeidsmarkt, al dan niet binnen de eigen organisatie.
Volgens de aanbieders is het aandeel deelnemers dat het EVC-traject ingaat met een
opleidingsdoel ongeveer gelijk aan het aandeel deelnemers dat een arbeidsmarktdoel heeft.
Gemiddeld komt een derde van de deelnemers na afloop van een EVC-traject voor directe
diplomering in aanmerking. Daarnaast leidt ongeveer de helft van de EVC-trajecten tot aanvullende
scholing. De aanvullende opleiding die deelnemers volgen bij de instelling waaraan de EVC-
aanbieder is gelieerd, heeft in ruim drie kwart van de gevallen in de afgelopen twee jaar geleid tot
diplomering. Bij drie kwart van de aanvullende opleidingstrajecten is er sprake van enige vorm van
maatwerk. Er loopt momenteel een aantal onderzoeken die vanuit verschillende invalshoeken
ingaan op de problemen rond de verzilvering van ervaringscertificaten bij de examencommissies
van onderwijsinstellingen. Ook in dit onderzoek is naar voren gekomen dat verzilvering zeker niet
vanzelfsprekend is.
5. In hoeverre bieden de EVC-aanbieders met minstens één erkende EVC-standaard EVC-
trajecten aan met betrekking tot niet-erkende standaarden? En hoeveel trajecten heeft men
met betrekking tot die niet-erkende standaarden in 2011 gerealiseerd?
Slechts 2 EVC-aanbieders met erkende EVC-standaarden geven in de enquête aan dat er EVC-
trajecten zijn gerealiseerd met betrekking tot niet-erkende standaarden. Het aantal waarover het
hierbij gaat is verwaarloosbaar.
6. Hoeveel EVC-trajecten zijn aangeboden door voormalig erkende aanbieders en in
hoeverre bieden deze aanbieders momenteel alternatieve producten aan wat betreft de
instroom in de opleidingen?
Aanbieders die eind 2011 niet langer in het EVC-register waren opgenomen, hebben in 2010 en
2011 in totaal een paar honderd EVC-trajecten gerealiseerd. Uit de enquête onder voormalig
erkende aanbieders blijkt dat ongeveer drie kwart als vervanging voor EVC-trajecten andere
methodes aanbiedt om (versneld) in te stromen in de opleiding, zoals vrijstellingsprocedures en
intakeassessments.
7EVC gemeten
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
In 2009 heeft de toenmalige projectdirectie Leren en Werken, een gezamenlijk initiatief van de
ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
(OCW) laten onderzoeken hoeveel EVC-trajecten er jaarlijks in Nederland gerealiseerd worden. Op
basis van dit onderzoek is in mei 2010 het rapport EVC gemeten. Een onderzoek naar het aantal
gerealiseerde EVC in de periode 2005-2009 uitgebracht1.
Sinds 1 januari 2011 is de projectdirectie Leren en Werken opgeheven. Daarbij is de verantwoorde-
lijkheid voor het beleid rond EVC overgedragen aan de directie BVE van het ministerie van OCW.
Deze directie heeft Ecorys verzocht om het betreffende onderzoeksrapport te actualiseren. Dit
rapport bevat daarom de cijfers die met dit nieuwe onderzoek voor 2010 en 2011 verzameld zijn
naast de resultaten uit het rapport EVC gemeten, dat de periode 2005-2009 bestrijkt.
Aanbieders
EVC is een commerciële activiteit, waarvoor geen rijksbekostiging mag worden gebruikt. EVC-
aanbieders bestaan in verschillende vormen: verbonden aan bekostigde en aan niet-bekostigde
onderwijsinstellingen (ROC’s, hogescholen etc.), kenniscentra voor beroepsonderwijs en
bedrijfsleven (kbb’s) en marktpartijen die gespecialiseerd zijn in EVC. Qua status is er tussen deze
aanbieders geen verschil. Alle aanbieders worden erkend per EVC-standaard die zij aanbieden en
zijn opgenomen in het EVC-register dat door DUO wordt beheerd.
Eind 2011 waren er in totaal circa 80 aanbieders van erkende EVC-procedures. In 2009 waren dit
er nog ongeveer 110. De organisaties die in deze periode zijn gestopt met het aanbieden van
erkende EVC-procedures, zijn met name aanbieders die in 2009 slechts een beperkt aantal
trajecten wisten te realiseren. Tabel 1.1 schets het veld van EVC-aanbieders.
Tabel 1.1 Overzicht van EVC-aanbieders 2011
EVC-aanbieders Erkenning als
aanbieder EVC
Gelieerd aan een bekostigde
onderwijsinstelling
Type instellingen
EVC-aanbieders Erkend (83) Ja Mbo-instellingen (31),
hogescholen (11)
Nee Particuliere instituten (30),
kenniscentra (11)
Voormalig erkend
(47)
Ja Mbo-instellingen (17),
hogescholen (15)
Nee Particuliere instituten (11),
kenniscentra (4) Bron: Ecorys, op basis van het EVC-register.
1 Kans, K., M. Stuivenberg en J. Lubberman. EVC gemeten. Een onderzoek naar het aantal gerealiseerde EVC in de
periode 2005-2009. Ecorys, Rotterdam, 2010.
8 EVC gemeten
1.2 Onderzoeksvragen
EVC-aanbieders ontvangen zoals gezegd geen (directe) overheidsvergoeding voor het realiseren
van EVC-trajecten, waardoor relevante beleidsinformatie ontbreekt zoals die standaard wel
beschikbaar is voor van overheidswege gefinancierde onderwijstrajecten. Voor de beleidsvoering
vanuit het ministerie van OCW is informatie over met name het jaarlijks gerealiseerde aantal EVC-
trajecten echter wel van belang. Het ministerie heeft daarom verzocht om het kwantitatieve
onderzoek naar het gebruik van EVC uit 2009 te actualiseren. De hoofdvraag van het onderzoek
luidt:
Hoeveel EVC-trajecten worden jaarlijks in Nederland gerealiseerd bij erkende EVC-aanbieders?
Daarbij zijn de volgende deelvragen aan de orde:
1. Hoeveel EVC-trajecten zijn er in 2010 en 2011 gerealiseerd bij erkende aanbieders?
2. Welke factoren hebben een toe- dan wel afnemende vraag naar EVC-trajecten veroorzaakt?
3. Wat verwacht het veld van de ontwikkeling van het aantal EVC-trajecten in de nabije toekomst
(2012-2014)?
4. Als een kandidaat een EVC-traject heeft doorlopen, hoe ziet het vervolg er dan uit?
a. Hoeveel mensen gaan door met een opleiding?
b. Is bij een opleiding sprake van maatwerk?
c. Hoeveel mensen sluiten de opleiding af met een diploma?
d. Leidt een EVC direct tot verdere loopbaanoriëntatie of –stappen?
5. In hoeverre bieden de EVC-aanbieders met minstens één erkende EVC-standaard EVC aan met
betrekking tot niet-erkende standaarden? En hoeveel trajecten heeft men met betrekking tot die
niet-erkende standaarden in 2011 gerealiseerd?
6. Hoeveel EVC-trajecten zijn aangeboden door voormalig erkende aanbieders en in hoeverre
bieden deze aanbieders momenteel alternatieve producten aan wat betreft de instroom in de
opleidingen?
Bij de beantwoording van de hoofdvraag kan onderscheid gemaakt worden naar type aanbieder
(zie ook Tabel 1.1). In eerste instantie richt dit onderzoek zich op de aanbieders van erkende EVC-
standaarden. Daarbij kan onderscheid worden gemaakt naar trajecten met betrekking tot EVC-
standaarden waarvoor een EVC-verklaring is afgegeven en EVC-trajecten waarvoor dit niet geldt.
Dit onderzoek richt zich vooral op de EVC-trajecten die met betrekking tot erkende standaarden
worden uitgevoerd.
Wel is bij erkende EVC-aanbieders nagegaan of zij EVC aanbieden voor niet-erkende standaarden
en hoeveel trajecten met betrekking tot deze EVC-standaarden zijn uitgevoerd. Bovendien is bij
aanbieders die geen EVC meer aanbieden, maar ten tijde van het vorige onderzoek nog erkend
waren, nagegaan of zij tussen 2009 en nu trajecten hebben gerealiseerd en of zij nu vervangende
producten aanbieden wat betreft de instroom in de opleiding, zoals een intakeprocedure. Daarom
zijn de vijfde en zesde deelvraag opgenomen.
1.3 Opzet van het onderzoek
Om zicht te krijgen op het aantal EVC-trajecten dat wordt uitgevoerd, zijn diverse elkaar
aanvullende instrumenten ingezet. Hiermee is geprobeerd een zo betrouwbaar mogelijk beeld rond
EVC-trajecten door erkende aanbieders te verkrijgen.
9EVC gemeten
Eerst is nagegaan welke informatie over het aantal gerealiseerde EVC-trajecten beschikbaar is
vanuit bestaande bestanden/bronnen en bij een aantal sleutelinformanten, die met hun organisatie
een belangrijke rol spelen in het proces rond het gebruik van EVC. Daarbij is tevens nagegaan wat
al bekend is met betrekking tot de verschillende deelvragen. Vervolgens zijn drie enquêtes
uitgevoerd: een onder aanbieders van erkende EVC-procedures, een onder voormalig erkende
aanbieders van EVC en een onder O&O-fondsen. Tot slot zijn de onderzoeksresultaten verdiept
met interviews meteen zestal EVC-aanbieders. De verschillende onderzoeksactiviteiten worden
toegelicht in de volgende subparagrafen.
1.3.1 Enquête onder aanbieders van erkende EVC-procedures
De kern van het onderzoek vormt een internetenquête onder aanbieders van erkende EVC-
procedures. Hierin is onder meer gevraagd naar het aantal gerealiseerde EVC-trajecten in 2010 en
2011. Alle 83 instellingen uit het EVC-register zijn hiervoor schriftelijk uitgenodigd. De aanbieders
die niet binnen een week hadden gereageerd, zijn per email gerappelleerd. Anderhalve week
daarna heeft een telefonisch rappel plaatsgevonden. In totaal hebben 81 aanbieders van erkende
procedures de vragenlijst minstens gedeeltelijk beantwoord, wat neerkomt op een respons van 98
procent (zie Tabel 1.2). Dit staat vrijwel gelijk aan een integrale meting onder deze aanbieders. Op
basis hiervan kan worden gesteld dat het voorliggende onderzoek een representatief beeld geeft
van de stand van zaken van het EVC-veld in 2010 en 2011.
Tabel 1.2 Respons per enquête en type EVC-aanbieder
Populatie Respons Responspercentage
Hbo 11 11 100%
Kbb 11 11 100%
Mbo 31 30 97%
Overig, waaronder particuliere instellingen 30 29 97%
Totaal erkende aanbieders 83 81 98%
Voormalig erkende aanbieders 47 28 60%
O&O-fondsen 100 40 40% Bron: Ecorys.
1.3.2 Enquête onder voormalig erkende aanbieders
Ook de voormalig erkende aanbieders zijn benaderd. Het belangrijkste doel hiervan was een
inschatting te kunnen maken van het aantal EVC-trajecten dat deze aanbieders in 2010 en 2011
nog gerealiseerd hebben. Deze aanbieders zijn geselecteerd door het huidige EVC-register naast
de gegevens uit het register van het vorige onderzoek te leggen. Van de 47 instellingen die op deze
manier zijn aangeschreven, hebben er 28 de enquête ingevuld. De respons vanuit deze groep komt
daarmee gemiddeld op 60 procent, waarbij de respons per type aanbieder (mbo, hbo, kbb en
overig) tussen de 50 procent en 73 procent ligt.
1.3.3 Enquête onder O&O-fondsen
Diverse sectoren kennen via hun O&O-fondsen procedures en vergoedingen voor EVC. Daarmee
kunnen de O&O-fondsen een aanvullende bron vormen als het gaat om validatie van de resultaten
van de enquête onder aanbieders en zicht op het gebruik van EVC in Nederland. Van de 100
aangeschreven fondsen hebben er 40 gerespondeerd (40%, zie ook Tabel 1.2). Op basis van
10 EVC gemeten
informatie die is verstrekt door het Expertisecentrum Beroepsonderwijs2 lijkt het gerechtvaardigd
om te concluderen dat vrijwel alle fondsen die zich bezighouden met EVC hebben geantwoord.
Daarmee lijken de resultaten uit de enquête een representatief beeld te geven van de praktijk.
1.3.4 Andere bronnen
Het vorige onderzoek toonde aan dat informatie over het aantal gerealiseerde EVC-trajecten
beperkt aanwezig was in bestaande bronnen en betrekking had op slechts een deel van de
gerealiseerde trajecten. Tijdens het vorige onderzoek is de monitor van ecbo van EVC-trajecten die
worden gerealiseerd binnen projecten die subsidie ontvangen meegenomen als enige bestaande
bron. Deze subsidie liep tot en met 2010 en de monitor is dan ook inmiddels afgerond, waarmee
deze bron niet langer gebruikt kan worden.
Uit desk research en interviews met de sleutelinformanten zijn geen nieuwe bronnen naar voren
gekomen waarin het aantal gerealiseerde EVC-trajecten wordt bijgehouden. Wel heeft deze
onderzoeksactiviteit informatie opgeleverd die meegenomen zal worden bij de beantwoording van
een aantal deelvragen.
1.3.5 Diepteonderzoek
Als laatste activiteit in dit onderzoek is een diepteonderzoek uitgevoerd onder EVC-aanbieders.
Tijdens het diepteonderzoek zijn mbo-, hbo- en particuliere instellingen en een kbb bezocht om
meer inzicht te krijgen in de totstandkoming van EVC en de betrouwbaarheid van de opgegeven
aantallen. In de interviews met de zes instellingen zijn de resultaten uit de enquête nader
uitgediept. Er is daarbij onder meer gesproken over:
de manier waarop EVC is georganiseerd binnen de organisatie;
stimulerende en belemmerende factoren bij het uitvoeren van EVC;
het vervolgtraject na EVC;
de toekomstverwachtingen.
1.4 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op het aantal EVC-trajecten dat is gerealiseerd in 2011 en in de
jaren ervoor. Hoofdstuk 3 bespreekt de factoren die volgens EVC-aanbieders en O&O-fondsen een
stimulerende danwel remmende invloed hebben op het aantal EVC-trajecten. Ook de
verwachtingen omtrent de toekomstige ontwikkeling van het aantal ECV-trajecten staan hier
weergegeven. In hoofdstuk 4 ten slotte wordt beschreven in welke mate en op welke manier EVC
wordt gevolgd door diplomering en/of een aanvullende opleiding.
2 Van der Meijden, A., van der Meer, M., Visser, K., Toolsema, B. Sectorale fondsen voor opleiding en ontwikkeling.
Expertisecentrum Beroepsonderwijs. 2012.
11EVC gemeten
2 Gerealiseerde EVC-trajecten (tot en met 2011)
2.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het aantal EVC-trajecten dat is gerealiseerd tot en met 2011. De
nadruk ligt hierbij op het aantal EVC-trajecten in 2011. De belangrijkste bron vormen de aanbieders
van erkende EVC-procedures. Aangezien de monitoring van ecbo van duale en EVC-trajecten in
2011 is afgesloten met een eindrapportage, is het niet langer mogelijk om deze gegevens te
gebruiken voor een vergelijking met de aantallen zoals deze door de aanbieders zelf zijn
opgegeven.
2.2 EVC in 2011
In 2011 zijn in totaal 17.700 EVC-trajecten gerealiseerd (zie Tabel 2.1). Het gaat hierbij om
trajecten die volgens opgave van de aanbieders in ieder geval voldoen aan de volgende
voorwaarden:
Het traject is uitgevoerd met betrekking tot een erkende EVC-standaard.
Het traject is afgesloten met een ervaringscertificaat.
Elk individu is apart beoordeeld.
In dit aantal zijn alleen EVC-trajecten meegenomen die zijn gerealiseerd door aanbieders die eind
2011 nog erkend waren voor een of meerdere EVC-procedures. Aanbieders die eind 2011 niet
langer in het EVC-register waren opgenomen, hebben gezamenlijk slechts een honderdtal trajecten
gerealiseerd.
Tabel 2.1 Schatting EVC in 2011 (erkende aanbieders: n=81)
Aantal bij erkende aanbieders (n=81)*
A. Alle aanbieders, alle EVC trajecten 17.900
B. Alleen erkende aanbieders, alleen trajecten die voldoen
aan de gestelde voorwaarden
17.700
C. Aantal volgens opgave van de aanbieders (zonder ophoging)3 17.100 Bron: Ecorys vragenlijst aanbieders erkende EVC-procedures en Ecorys vragenlijst voormalig erkende aanbieders.
*Aantallen zijn afgerond op honderdtallen.
Een klein aantal trajecten voldoet niet aan een of meer van de hiervoor genoemde drie
voorwaarden. In totaal gaat het hierbij om iets meer dan 100 EVC-trajecten. De meeste van deze
EVC-trajecten voldeden niet aan de voorwaarden omdat zij niet waren afgesloten met een
ervaringscertificaat. Slechts 2 aanbieders geven aan in 2011 trajecten te hebben uitgevoerd met
betrekking tot een niet-erkende EVC-standaard. Het aantal waarover het hierbij gaat is
verwaarloosbaar.
Robuustheid schatting
Om na te gaan of er sprake is van een realistische schatting van het aantal gerealiseerde EVC-
trajecten, zijn de uitkomsten van de enquêtes onder EVC-aanbieders vergeleken met die onder
3 Bij het schatten van het aantal gerealiseerde EVC-trajecten is per jaar gekeken naar het aantal aanbieders dat voor dat
jaar gerealiseerde EVC-trajecten heeft opgegeven. Vervolgens is een schatting gemaakt op basis van het totaal aantal
erkende aanbieders in 2011.
12 EVC gemeten
O&O-fondsen. Daarnaast zijn de aantallen vergeleken met de verwachtingen van de aanbieders
ten tijde van het vorige onderzoek en heeft een diepteonderzoek bij zes instellingen
plaatsgevonden. Hieruit concluderen wij dat de opgegeven aantallen EVC-trajecten robuust lijken.
In bijlage 1 gaan wij hier nader op in.
2.3 Aantal EVC-trajecten 2007-2011
Om het aantal EVC-trajecten in de afgelopen jaren volledig te kunnen actualiseren, is aan
aanbieders ook gevraagd hoeveel trajecten zij in 2010 gerealiseerd hebben. In Tabel 2.2 is het
aantal EVC-trajecten in 2010 opgenomen. Tevens zijn voor de vergelijkbaarheid de aantallen van
2011 en de jaren 2007-2009 opgenomen.
Tabel 2.2 Schatting aantal gerealiseerde EVC-trajecten bij aanbieders van erkende EVC-procedures*
2011 2010 20094 2008 2007
A. Alle EVC trajecten (opgehoogd),
inclusief bij voormalig erkende
aanbieders
17.900 22.300 16.400 12.800 10.300
B. EVC-trajecten van erkende
aanbieders die voldoen aan de
gestelde voorwaarden (opgehoogd)**
17.700 22.000 15.700 12.500 9.900
C. Minimum aantal volgens opgave van
de erkende aanbieders (zonder
ophoging)
17.100 19.000 14.300 10.000 6.500
% Weet niet/geen antwoord 1% 6% 1% 11% 27% Bron cijfers t/m 2009 (lichtblauwe velden): Rapport Ecorys ‘EVC gemeten’.
Bron cijfers 2010 en 2011 (witte velden): Ecorys vragenlijst aanbieders erkende EVC-procedures en Ecorys vragenlijst
voormalig erkende aanbieders.
*Aantallen zijn afgerond op honderdtallen.
**Voor trajecten t/m 2009 is gevraagd of trajecten volgens de EVC kwaliteitscode zijn uitgevoerd. De gestelde voorwaarden zijn
onderdeel van deze code.
Uit de tabel blijkt dat het aantal gerealiseerde EVC-trajecten vooral in 2010 fors is toegenomen. Het
aantal trajecten ligt in 2010 circa 40 procent hoger dan in 2009. In 2011 is het aantal trajecten
vervolgens weer gedaald, maar ligt nog altijd 13 procent hoger dan in 2009. Voor beide jaren geldt
dat het aantal gerealiseerde EVC-trajecten lager ligt dan het aantal dat de aanbieders gedurende
het vorige onderzoek verwachtten te realiseren.
2.4 EVC naar sector, opleidingsniveau en type aanbieder
Voor de 17.700 EVC-trajecten in 2011 is in de enquête aan de aanbieders van erkende EVC-
procedures gevraagd voor welke sectoren en opleidingsniveaus zij deze trajecten hebben
gerealiseerd. De procentuele verdeling over sectoren en onderwijsniveaus is weergegeven voor
zowel 2009 als 2011, om zo de ontwikkeling beter inzichtelijk te maken5. Ook met betrekking tot het
type aanbieder wordt de ontwikkeling inzichtelijk gemaakt.
4 In het rapport European Inventory on Validation of Nonformal and Informal Learning 2010 Country Report: Netherlands
wordt een aantal gerealiseerde EVC genoemd in het hbo van ruim 23.000 in 2009. Dit aantal is niet in lijn met de overige
geraadpleegde bronnen en lijkt naast EVC ook maatwerktrajecten werkend leren te bevatten. Dit aantal geeft daarom
geen aanleiding om het hier gepresenteerde aantal EVC in 2009 in twijfel te trekken. 5 Voor de financiële sector worden ook trajecten gerealiseerd die vergelijkbaar zijn met EVC. Voor deze sector gelden
echter aparte regels en de daarbij gebruikte EVC-standaarden worden niet door DUO maar door het ministerie van
Financiën erkend. Deze trajecten zijn in dit rapport daarom niet meegenomen.
13EVC gemeten
Per sector
Figuur 2.1 bevat de verdeling van gerealiseerde EVC-trajecten naar sector. De meeste EVC-
trajecten zijn in 2011 gerealiseerd in de sectoren transport en logistiek, administratie en techniek.
Elk van deze drie sectoren is goed voor circa een kwart van het totale aantal EVC-trajecten in
2011. Ten opzichte van 2009 is het aandeel van de sectoren transport en logistiek en zorg en
welzijn toegenomen, terwijl het aandeel van administratie en techniek iets omlaag is gegaan. Zorg
en techniek zijn beide tekortsectoren. Een mogelijk verklaring voor het feit dat het aantal EVC-
trajecten in de sector techniek in 2011 toch lager ligt dan in 2009, is dat de sector vrij gevoelig is
voor conjuncturele schommelingen. In de zorg is dit vrijwel niet het geval en geldt bovendien een
kwalificatie-verplichting voor werknemers.
Figuur 2.1 Verdeling naar sector van de gerealiseerde EVC-trajecten in 2009 en 2011 (2009 n=93, 2011
n=81)
0
5
10
15
20
25
30
35
Administratie (incl.ICT, commercieel en
management)
Techniek (inclbouw, infra)
Transport enlogistiek
Zorg en welzijn(incl. educatie,onderwijs)
Groen/versindustrie Gemengd, overig,onbekend
Percentage
2009 2011
Bron: Ecorys vragenlijst aanbieders erkende EVC-procedures 2010 en 2012.
Naar opleidingsniveau en type standaard
In Figuur 2.2 is de verdeling weergegeven van het aantal gerealiseerde EVC-trajecten naar
opleidingsniveau. Opvallend is dat het aandeel EVC-trajecten voor branchespecifieke kwalificaties
bijna verdubbeld is6. Hiervan dient echter wel te worden opgemerkt, dat deze verdubbeling vrijwel
geheel voor rekening komt van één aanbieder. Hoewel het aandeel van EVC-trajecten op mbo-
niveau is gedaald, gaat het nog wel om meer dan de helft van alle gerealiseerde trajecten. Net als
in 2009 komt EVC voor hbo-associate degree in 2011 vrijwel niet voor en is daarom niet in de figuur
opgenomen. Ook wetenschappelijk onderwijs is niet opgenomen in de figuur, omdat er in
Nederland geen erkende EVC-standaarden zijn op wo-niveau. EVC op hbo-niveau is in dit
onderzoek niet verder uitgesplitst naar bachelor- en master-niveau.
6 Dit zijn kwalificaties die binnen een branche ontwikkeld en erkend worden maar die buiten de (bekostigde)
kwalificatiestructuur vallen.
14 EVC gemeten
Figuur 2.2 Verdeling naar opleidingsniveau van de gerealiseerde EVC-trajecten in 2009 en 2011 (2009
n=93, 2011 n=81)
0
5
10
15
20
25
30
Branchespecifiekekwalificaties
Mbo niveau 1 Mbo niveau 2 Mbo niveau 3 Mbo niveau 4 Hbo Gemengd, overig,onbekend
Percentage
2009 2011
Bron: Ecorys vragenlijst aanbieders erkende EVC-procedures 2010 en 2012.
Naar type aanbieder
Figuur 2.3 toont de ontwikkeling van de verdeling van het aantal gerealiseerde EVC-trajecten naar
type aanbieder tussen 2009 en 2011. Uit de figuur wordt duidelijk dat EVC-aanbieders die niet zijn
gelieerd aan een bekostigde onderwijsinstelling danwel een kbb in 2011 een groter deel van de
gerealiseerde EVC-trajecten voor hun rekening nemen dan in 2009. Deze aanbieders zijn in 2011
verantwoordelijk voor ongeveer tweederde van de gerealiseerde EVC-trajecten.
Figuur 2.3 Verdeling naar type aanbieder van de gerealiseerde EVC-trajecten in 2009 en 2011 (2009
n=93, 2011 n=81)
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
Hbo Kbb Mbo Overig
Percentage
2009 2011
Bron: Ecorys vragenlijst aanbieders erkende EVC-procedures 2010 en 2012.
15EVC gemeten
3 Verwachtingen omtrent het aantal EVC
3.1 Inleiding
Naast een actualisatie van de gerealiseerde aantallen EVC-trajecten voor de jaren 2010 en 2011,
zijn de verwachtingen voor de komende jaren geïnventariseerd. Aan zowel de aanbieders van
erkende EVC-procedures als de O&O-fondsen is gevraagd naar hun verwachtingen met betrekking
tot de ontwikkeling van het aantal EVC-trajecten tot en met 2014. Dit biedt het ministerie de
mogelijkheid om de beleidsontwikkeling af te stemmen op de verwachtingen.
3.2 Factoren die van invloed zijn op het aantal EVC
Voordat wordt ingegaan op de verwachtingen over het aantal EVC voor de komende jaren, wordt
eerst stilgestaan bij factoren die van invloed zijn op het aantal gerealiseerde EVC-trajecten.
In Tabel 3.1 zijn de factoren met een stimulerende en remmende invloed volgens de aanbieders
van erkende EVC-procedures weergegeven. Hieruit blijkt dat de aanbieders belangstelling van
individuele werknemers en van werkgevers voor EVC nog steeds het vaakst als stimulerende
factoren zien (zie Tabel 3.1). De positieve invloed van stimuleringsmaatregelen van de overheid
wordt ook nog steeds door het merendeel van de aanbieders onderkend.
Tabel 3.1 Factoren die van invloed zijn geweest op het aantal gerealiseerde EVC in de afgelopen
periode volgens erkende aanbieders (n=74)
Stimulerende
invloed
Geen
invloed
Remmende
invloed
Weet
niet/n.v.t.
Belangstelling van individuele werknemers
voor EVC 72% 14% 8% 7%
Belangstelling van werkgevers voor EVC 69% 10% 14% 8%
Stimuleringsmaatregelen van de overheid 60% 26% 3% 12%
De bekendheid van het product EVC 51% 10% 28% 11%
Bedrijfstakafspraken (in de cao) 43% 27% 3% 27%
Initiatieven vanuit O&O-fondsen 41% 24% 1% 34%
Economische crisis 37% 20% 30% 14%
Het vermogen van onze organisatie om EVC te
‘vermarkten’ 35% 22% 24% 19%
Overdraagbaarheid/verzilveringsmogelijkheden
van EVC 32% 18% 41% 10%
Belangstelling in de samenleving voor Leven
Lang Leren 31% 38% 4% 27%
Invloed van de EVC kwaliteitscode 23% 30% 16% 31%
Regionale convenanten 22% 38% 1% 39%
Vergrijzing 16% 46% 5% 32%
De mogelijkheid van EVP (Ervaringsprofiel) 15% 32% 8% 45%
Andere interne aangelegenheden bij onze
organisatie 14% 28% 24% 34%
De complexiteit van het product EVC 4% 16% 69% 11%
De beëindiging van projectsubsidies 1% 27% 51% 20% Bron: Ecorys vragenlijst aanbieders erkende EVC-procedures.
16 EVC gemeten
Evenals in 2010 wordt vooral de complexiteit van het product EVC door tweederde van de
aanbieders gezien als een remmende factor voor het gebruik van EVC. Verder noemt ongeveer de
helft van de aanbieders de beëindiging van projectsubsidies als remmende factoren wordt ook
overdraagbaarheid/verzilveringsmogelijkheden van EVC door ruim 40 procent van de aanbieders
genoemd.
Ook de O&O-fondsen zien het vaakst een remmende invloed in de complexiteit van het product
EVC (zie Tabel 4.8 in bijlage 2).
Redenen om geen EVC meer aan te bieden
Wat de factoren betreft die een rol speelden bij de beslissing om te stoppen met het aanbieden van
EVC, zijn door voormalig erkende aanbieders de volgende factoren het meest genoemd (zie ook
Tabel 4.9 in bijlage 2):
invloed van de EVC kwaliteitscode;
het vermogen van de organisatie om EVC te ‘vermarkten’;
andere interne aangelegenheden bij onze organisatie;
complexiteit van het product EVC.
Ook uit de desk research en de interviews met sleutelinformanten zijn factoren naar voren
gekomen die van invloed zijn op de inzet van EVC. Deze factoren komen grotendeels overeen met
de hiervoor genoemde factoren.
Een factor die verder nog specifiek is genoemd in zowel de literatuur7, de open antwoorden in de
enquêtes als in het diepte-onderzoek, is de verplichting in de EVC kwaliteitscode tot voor-de-poort-
uitvoering van EVC. Veel kandidaten hebben tot doel om uiteindelijk een diploma te halen, al dan
niet na het volgen van een verkorte opleiding. De loskoppeling van EVC en opleiding wordt daarom
door een deel van de aanbieders gezien als kunstmatig. Tegelijkertijd juicht een ander deel van de
aanbieders deze strikte scheiding juist toe.
Belang van de EVC kwaliteitscode en erkenning van EVC-procedures
Zoals hiervoor aangegeven, wordt de EVC kwaliteitscode het vaakst genoemd als een van de
redenen om te stoppen met het aanbieden van EVC. Ten opzichte van 2010 is de mening van de
huidige aanbieders over de EVC kwaliteitscode nu iets positiever. Er zijn nu vooral minder
aanbieders die van mening zijn dat het aantal EVC-trajecten wordt geremd door de code.
Een globale analyse op het EVC-register leert overigens dat het aantal EVC-procedures waarvoor
de aanbieders erkend zijn inmiddels uiteenloopt van 1 tot meer dan 100 procedures per aanbieder.
Een deel van de aanbieders heeft erkenning aangevraagd voor zoveel mogelijk procedures, waarbij
men na verloop van tijd de erkenning zal moeten laten vervallen van procedures waar geen vraag
naar is. Tijdens het diepte-onderzoek hebben de aanbieders aangegeven dat vooral de (verwachte)
marktvraag leidend is bij het vernieuwen van de erkenning of het verzoek om erkenning van een
nieuwe EVC-procedure. Daarnaast speelt bij aanbieders die verbonden zijn aan een bekostigde
instelling ook het aanbod van de betreffende instelling een rol.
Ook de O&O-fondsen hebben hun mening gegeven over het belang van de kwaliteitscode, het
EVC-register en de doelstellingen van EVC door de beantwoording van een viertal stellingen (zie
Tabel 3.2).
7 Dungen, M. van den en A. Westerhuis (ecbo) i.s.m. Patrick Leushuis (PLW), LLL een toekomstkeuze in het hbo?
Kwalitatieve monitor EVC en Maatwerk Werkend Leren HBO 2009, Ecbo, 2011.
17EVC gemeten
Tabel 3.2 Kunt u bij de volgende stellingen aangeven in hoeverre deze belangrijk zijn voor uw
organisatie? (n=26)
(zeer)
onbelangrijk Neutraal
(zeer)
belangrijk
Weet
niet/geen
antwoord
Een aanbieder van EVC moet erkend zijn
en opgenomen zijn in het EVC-register 4% 8% 81% 8%
EVC-trajecten moeten volledig voldoen
aan de voorwaarden uit de kwaliteitscode 8% 4% 77% 12%
EVC moet een zo zuiver mogelijke
weergave zijn van iemands competenties 4% 4% 85% 8%
EVC moet een aanleiding zijn voor
aanvullende scholing 19% 42% 31% 8%
Bron: Ecorys vragenlijst O&O-fondsen.
De O&O-fondsen die hebben geantwoord op de enquête vinden het vooral belangrijk dat een EVC
een zo zuiver mogelijke weergave is van iemands competenties. De O&O-fondsen zijn nu minder
vaak dan in 2010 van mening dat EVC aanleiding moet zijn voor aanvullende scholing. Wel
hechten de fondsen er nog altijd veel waarde aan dat een aanbieder erkend is en opgenomen in
het EVC-register en dat de EVC-trajecten voldoen aan de voorwaarden uit de kwaliteitscode.
3.3 Verwachtingen voor de periode 2012-2014
In deze paragraaf worden allereerst de verwachtingen van de aanbieders van erkende EVC-
procedures besproken met betrekking tot het aantal te realiseren EVC-trajecten in de periode 2012-
2014. Vervolgens komen de verwachtingen naar sector en opleidingsniveau aan de orde.
3.3.1 Toekomstverwachting 2012-2014
De helft van de aanbieders van erkende EVC-procedures verwacht dat het aantal EVC-trajecten de
komende jaren zal toenemen. Vooral kbb’s en overige aanbieders hebben zeer positieve
verwachtingen; van hen verwacht respectievelijk 30 en 21 procent een sterke toename van het
aantal EVC-trajecten. Hbo-instellingen daarentegen verwachten juist vaker dan de andere typen
aanbieders dat het aantal EVC-trajecten sterk zal afnemen.
Tabel 3.3 Wat verwacht u in het algemeen van de ontwikkeling van het aantal EVC-trajecten?
Zal sterk
toenemen
Zal enigszins
toenemen
Zal gelijk
blijven
Zal enigszins
afnemen
Zal sterk
afnemen
Weet
niet/geen
antwoord
Hbo 0% 30% 30% 0% 40% 0%
Kbb 30% 10% 0% 20% 0% 40%
Overig 21% 41% 10% 21% 3% 3%
Mbo 7% 41% 7% 17% 17% 10%
Totaal 14% 36% 10% 17% 13% 10% Bron: Ecorys vragenlijst aanbieders erkende EVC-procedures.
De door de aanbieders meest genoemde redenen voor een verwachte toename van het aantal
EVC-trajecten zijn:
een betere bekendheid van EVC en/of de betreffende aanbieder;
meer aandacht van de aanbieders voor acquisitie;
18 EVC gemeten
vraag vanuit de sectoren zorg en techniek;
de 30plus maatregel in het mbo;
controle op kwaliteit van EVC.
Ook de kwalificatie-eisen voor medewerkers in sommige sectoren, zoals de zorgsector, zijn reden
om een toename te verwachten. De meeste van deze redenen zijn ook naar voren gekomen tijdens
de desk research en gesprekken met sleutelinformanten.
Redenen die aanbieders in de enquête opgeven voor een verwachte afname zijn de kosten van
EVC, de problemen met overdraagbaarheid/verzilvering en de economische crisis.
Wanneer wordt gekeken naar de absolute aantallen EVC-trajecten die aanbieders verwachten te
realiseren tussen 2012 en 2014, dan blijkt ook daaruit de positieve verwachting richting de
toekomst. Voor 2012 wordt een aantal verwacht dat overeenkomt met het aantal dat in 2010 is
gerealiseerd. Daarna verwachten de aanbieders dat het aantal EVC-trajecten verder toe zal
nemen.
Tabel 3.4 Aantal EVC-trajecten dat de aanbieders verwachten te realiseren in 2012, 2013 en 2014 met
betrekking tot erkende EVC-procedures*
2012 (n=58) 2013 (n=38) 2014 (n=34)
Aantal volgens opgave van de
aanbieders (zonder ophoging)
18.600 18.344 21.800
Aantal EVC-trajecten (opgehoogd)8 22.300 25.510 30.447 Bron: Ecorys vragenlijst aanbieders erkende EVC-procedures.
*Aantallen zijn afgerond op honderdtallen.
Van de responderende O&O-fondsen zijn er 22 die EVC stimuleren (zie ook Tabel 4.7). In de
toekomst verwachten daarnaast nog 6 fondsen activiteiten op het gebied van EVC te gaan
ontplooien. Aan deze 28 O&O-fondsen is gevraagd hoe zij verwachten dat het aantal gerealiseerde
EVC-trajecten waarbij zij betrokken zijn zich zal ontwikkelen. Slechts een klein aantal fondsen heeft
zich hierover uitgesproken. Gemiddeld genomen is de verwachting van de fondsen dat zij bij een
lager aantal EVC-trajecten betrokken zullen zijn dan in 2011 het geval was.
3.3.2 Toekomstverwachtingen naar sector
Zoals vermeld in de vorige paragraaf, is de vraag vanuit de sectoren zorg en techniek een van de
redenen die aanbieders noemen voor een verwachte toename van het aantal EVC-trajecten. Op de
vraag naar de verwachte ontwikkeling van het aantal EVC-trajecten naar sector, gaf dan ook een
merendeel van de aanbieders aan een toename te verwachten in de sectoren zorg en welzijn
(73%) en techniek (56%) (zie Tabel 3.5). Dit beeld wordt verder bevestigd door de sleutelinforman-
ten.
In vergelijking tot de verwachtingen in 2010, toen er nauwelijks aanbieders waren die een afname
verwachtten van het aantal EVC-trajecten in de verschillende sectoren, verwacht nu circa een op
de vijf aanbieders een daling in een of meerdere sectoren.
8 Het aantal EVC-trajecten dat aanbieders verwachten te realiseren is opgehoogd door voor de aanbieders die deze vraag
hebben beantwoord een gemiddeld groeipercentage te berekenen per jaar ten opzichte van 2011. Vervolgens is dit
groeipercentage toegepast op het aantal EVC-trajecten in 2011 van de aanbieders die deze vraag niet hebben
beantwoord.
19EVC gemeten
Tabel 3.5 Verwachte ontwikkeling EVC naar sector, periode 2012-2014
Toename EVC Gelijk Afname EVC N
Administratie (incl. ICT, com-
mercieel en management)
40% 40% 20% 40
Groen/versindustrie 29% 46% 25% 24
Techniek (incl. bouw, infra) 56% 23% 21% 43
Transport en logistiek 39% 46% 15% 33
Zorg en Welzijn (incl.
educatie, onderwijs)
73% 9% 18% 45
Bron: Ecorys vragenlijst aanbieders erkende EVC-procedures.
3.3.3 Toekomstverwachtingen naar opleidingsniveau
De aanbieders van erkende procedures hebben zich ook uitgesproken over de ontwikkeling van het
aantal EVC-trajecten naar opleidingsniveau (zie Tabel 3.6). De grootste toename wordt verwacht
voor branchespecifieke kwalificaties (64%) en voor mbo niveau 3. De verwachte toename voor mbo
niveau 3 is opmerkelijk, aangezien het aantal gerealiseerde EVC-trajecten in 2011 juist is gedaald
ten opzichte van 2009. Vooral voor associate degree (43%) en hbo (41%) verwachten veel
aanbieders dat het aantal EVC-trajecten zal afnemen.
Tabel 3.6 Verwachte ontwikkeling EVC naar opleidingsniveau, periode 2012-2014
Toename EVC Gelijk Afname EVC N
Branchespecifieke
kwalificaties
64% 25% 11% 28
Mbo niveau 1 35% 38% 27% 34
Mbo niveau 2 51% 35% 14% 51
Mbo niveau 3 62% 29% 9% 55
Mbo niveau 4 48% 39% 14% 52
Hbo-associate degree 36% 21% 43% 14
Hbo-bachelor/-master 36% 23% 41% 22 Bron: Ecorys vragenlijst aanbieders erkende EVC-procedures.
In 2009 verwachtte ruim de helft van de aanbieders nog dat er op alle niveaus een toename zou
zijn van het aantal EVC-trajecten. Uit Figuur 2.2 blijkt dat er alleen bij branchespecifieke
kwalificaties en de mbo niveaus 1 en 4 een toename is gerealiseerd. Het valt dan ook nog te bezien
in hoeverre de verwachtingen die de aanbieders nu hebben, zullen uitkomen.
21EVC gemeten
4 Vervolg op EVC
4.1 Inleiding
Het ervaringscertificaat is in principe een eindproduct, waarbij de ervaring van de kandidaat in kaart
wordt gebracht en afgezet tegen een landelijke crebo-, croho- of branche-standaard. In de praktijk
vormen afgeronde EVC-trajecten meestal een aanleiding tot verdere scholing of een volgende stap
op de arbeidsmarkt, al dan niet binnen de eigen organisatie. In deze paragraaf wordt ingegaan op
de vraag in hoeverre en op welke wijze EVC een vervolg krijgt voor de kandidaat.
4.2 EVC als eindproduct of een stap naar diplomering
Doel
Aanbieders van erkende procedures hebben aangegeven wat zij denken dat voor deelnemers de
belangrijkste doelen zijn om een EVC-traject te doorlopen. Vaak zien de deelnemers een EVC-
traject als een tussenstap naar diplomering (40%) en soms gaat het kandidaten om het krijgen van
toegang tot een vervolgopleiding (4%). Bij andere doelen van het EVC-traject kan het ervarings-
certificaat wel als eindproduct beschouwd worden, bijvoorbeeld wanneer het wordt gebruikt voor
mobiliteit en loopbaanstappen of inzicht in competenties en loopbaanoriëntatie. Tabel 4.1 maakt
duidelijk dat aanbieders inschatten dat het aandeel deelnemers dat het EVC-traject ingaat met een
opleidingsdoel ongeveer gelijk is aan het deel van de deelnemers dat een arbeidsmarktdoel heeft.
Tabel 4.1 Doelen van deelnemers EVC volgens aanbieders van erkende EVC-standaarden (n=81)
Percentage
Diploma 40%
Vervolgopleiding 4%
Betere mobiliteit op de arbeidsmarkt 15%
Inzicht in verworven competenties 11%
Persoonlijke ontwikkeling 8%
Loopbaanstap in de eigen organisatie 7%
Loopbaanoriëntatie 6%
Anders/onbekend 9%
Totaal 100% Bron: Ecorys vragenlijst aanbieders erkende EVC-procedures.
Ook in het onderzoek dat Profitwise heeft uitgevoerd komt naar voren dat minimaal 40 procent van
de EVC-deelnemers in het verlengde van het EVC-traject ook een diploma behaalt.9 Uit onderzoek
van ecbo onder aanbieders van EVC op hbo-niveau blijkt verder dat het instromen in een opleiding
het belangrijkste doel is: in 2009 was dit bij 68 procent van de EVC-deelnemers het doel.10
Sleutelinformanten geven allen aan EVC breder te zien dan alleen als een instroominstrument voor
een opleiding. Het gaat bij EVC veel meer om (inter)sectorale mobiliteit van werknemers en het
9 Dit onderzoek is uitgevoerd onder 72 organisaties en ruim 1000 EVC-deelnemers. Zie: Stoel, D. en E. Wentzel, Beloften,
feiten en ongekende mogelijkheden. Onderzoek naar de effecten van EVC (Erkenning van Verworven Competenties).
Samenvatting en beknopt onderzoeksrapport, ProfitWise Onderzoek en Advies, 2011. 10 Dungen, M. van den en A. Westerhuis (ecbo) i.s.m. Patrick Leushuis (PLW), LLL een toekomstkeuze in het hbo?
Kwalitatieve monitor EVC en Maatwerk Werkend Leren HBO 2009, Ecbo, 2011.
22 EVC gemeten
motiveren van werknemers om verder te (blijven) leren, als ze eenmaal gezien hebben hoeveel ze
eigenlijk al kennen en kunnen wat ze anders in een opleiding hadden geleerd.
Doelen van EVC kunnen volgens sleutelinformanten wel per sector verschillen. In de zorg gebruikt
men EVC om een diploma te halen, terwijl het bijvoorbeeld in de techniek vaak belangijker is om in
kaart te brengen wat iemand kan en zo mensen een stapje verder te helpen.
Resultaat
Wat levert het doorlopen van een EVC-traject de deelnemer uiteindelijk op? Vanuit de gedachte dat
O&O-fondsen meer dan de aanbieders van EVC-trajecten zicht hebben op het vervolg dat aan EVC
gegeven wordt, is hun gevraagd hoe vaak EVC-trajecten daadwerkelijk bijdragen aan de gestelde
doelen. Volgens de fondsen leidt EVC vooral tot inzicht in competenties en tot persoonlijke
ontwikkeling van werknemers (zie Tabel 4.2). Vooral dit laatste is interessant: EVC draagt volgens
de fondsen direct bij aan ontwikkeling. Het is niet duidelijk op welke wijze dit gebeurt. Meer
concrete doelen, zoals diplomering en een loopbaanstap binnen de eigen organisatie worden het
minst genoemd.
Tabel 4.2 Aan welke doelen van deelnemers dragen EVC-trajecten bij, volgens O&O-fondsen in 2010
en 2011 (n=13)
Percentage
Inzicht in verworven competenties 80%
Persoonlijke ontwikkeling van werknemers 53%
Loopbaanoriëntatie 45%
Betere mobiliteit op de arbeidsmarkt 35%
Vervolgopleiding 35%
Diploma 28%
Loopbaanstap in de eigen organisatie 25%
Overig / weet niet 29% Bron: Ecorys vragenlijst O&O-fondsen.
De vraag naar de opbrengsten van een EVC-traject voor de deelnemers was leidend in het eerder
genoemde onderzoek van Profitwise. Hierin wordt geconcludeerd dat “bij het beoordelen van het
effect van EVC als loopbaan- en arbeidsmarktinstrument wordt geconstateerd dat het verkrijgen
van het ervaringscertificaat bij de onderzochte personen over de gehele linie een positieve invloed
heeft op de tevredenheid over het verloop van hun loopbaan, ongeacht of er na het EVC-traject een
opleiding volgt.”11
Niet alle gestarte EVC-trajecten worden daadwerkelijk afgerond. Aanbieders geven in interviews
aan dat het traject (vooral het aanmaken van het portfolio) soms te zwaar wordt gevonden of dat
persoonlijke omstandigheden de oorzaak zijn van afhaken. Volgens de geïnterviewde aanbieders
haken veel geïnteresseerden af nadat het intakegesprek heeft plaatsgevonden en komt het
afhaken tijdens het traject zelf slechts beperkt voor. Een enkele aanbieder geeft daarnaast aan
soms klanten over te nemen van andere aanbieders. Het gaat dan om klanten voor wie het traject
onvoldoende heeft opgeleverd. Volgens de betreffende geïnterviewde aanbieders is de reden
hiervoor dat EVC door sommigen zo goedkoop wordt aangeboden dat er onvoldoende tijd in de
begeleiding van het traject gestoken kan worden.
11 Stoel, D. en E. Wentzel, Beloften, feiten en ongekende mogelijkheden. Onderzoek naar de effecten van EVC (Erkenning
van Verworven Competenties). Samenvatting en beknopt onderzoeksrapport, ProfitWise Onderzoek en Advies, 2011.
23EVC gemeten
Profitwise schat dat 20 tot 30 procent van de personen die een EVC-traject beginnen, het traject
verlaten zonder ervaringscertificaat en/of diploma.12 Het niet uitreiken van het ervaringscertificaat is
echter in strijd met de kwaliteitscode EVC. Toch is ook bevestigd in de enquête onder aanbieders
dat een aantal mensen het EVC-traject niet afsluit met een ervaringscertificaat, hoewel het aantal
trajecten waar het om gaat daar wel lager ligt.
Diplomering en aanvullende scholing
Aanbieders geven aan dat gemiddeld 34 procent van de deelnemers na het afronden van het EVC-
traject onmiddellijk in aanmerking komt voor directe diplomering. De verschillen tussen het type
aanbieder zijn echter groot, zoals blijkt uit Tabel 4.3.
Bij de kenniscentra die actief zijn als EVC-aanbieder is het aandeel deelnemers dat voor directe
diplomering in aanmerking komt het hoogst: 44 procent. Hbo-instellingen die EVC aanbieden geven
aan dat gemiddeld 6 procent van de ervaringscertificaten direct voor een hbo-diploma verzilverd
kunnen worden. Een EVC-aanbieder verbonden aan een hbo-instelling geeft aan dat een EVC
vrijwel nooit voldoende is om zonder aanvullende scholing een hbo-diploma te kunnen
bemachtigen. Wel kan het ervaringscertificaat in de meeste gevallen worden verzilverd voor
vrijstelling van een deel van de opleiding.
Enkele EVC-aanbieders geven aan dat verzilvering bij de examencommissies van de
onderwijsinstellingen lastig kan zijn. De kwaliteit van de besluitvorming door de examencommissies
op basis van ervaringscertificaten heeft de aandacht van de Inspectie van het Onderwijs, die
hiernaar zeer recent onderzoek heeft uitgevoerd.13 Eerder heeft de Inspectie zich al kritisch
uitgelaten over de kwaliteit van de ervaringscertificaten in zowel het mbo als het hbo.14
Examencommissies zouden hierdoor volgens respondenten huiverig zijn om, in de ogen van de
Inspectie, ‘te makkelijk’ diploma’s te verstrekken. Hbo-instellingen zijn daarnaast extra voorzichtig
vanwege de berichten over diplomafraude in het hbo in de afgelopen jaren. Het Kenniscentrum
EVC heeft de opdracht gekregen onderzoek uit te voeren naar de problematiek rondom de
verzilvering van ervaringscertificaten.
Enkele aanbieders spreken hun zorg uit over de taal- en rekentoetsen die verplicht worden in het
mbo en centraal geëxamineerd zullen worden. Deze toetsen zullen de directe diplomering na een
EVC-traject in de weg staan. Diplomering op basis van het certificaat zal later plaatsvinden of zelfs
helemaal niet, omdat verwacht wordt dat voor veel deelnemers deze examens een te groot
struikelblok zullen zijn om aan alle diploma-eisen te voldoen.
Tabel 4.3 Percentage van de door u gerealiseerde EVC-trajecten waarbij de deelnemers na afloop voor
directe diplomering in aanmerking komen (n=63)
Type aanbieder Percentage
Hbo 6%
Kbb 44%
Overig 37%
Mbo 39%
Totaal 34% Bron: Ecorys vragenlijst aanbieders erkende EVC-procedures.
12 Stoel, D. en E. Wentzel, Beloften, feiten en ongekende mogelijkheden. Onderzoek naar de effecten van EVC (Erkenning
van Verworven Competenties). Samenvatting en beknopt onderzoeksrapport, ProfitWise Onderzoek en Advies, 2011. 13 Het onderzoek van de Inspectie is inmiddels afgerond, het rapport hierover moet nog verschijnen. 14 Zie: Competent erkend? over het erkennen van verworven competenties in het hoger onderwijs uit november 2009 en
Kwaliteit EVC-procedures in het mbo uit juni 2009.
24 EVC gemeten
Erkende aanbieders hebben in de enquête ook een inschatting gemaakt van het aantal EVC-
trajecten dat leidt tot diplomering en tot aanvullende scholing (Tabel 4.4). Aanbieders geven aan
dat gemiddeld 21 procent leidt tot diplomering bij de eigen instelling en 16 procent bij een andere
instelling.15 Daarnaast leidt 28 procent van de trajecten volgens aanbieders tot aanvullende
scholing bij de eigen instelling en 24 procent tot aanvullende scholing bij een andere instelling. Net
als in 2009 vormen de hiervoor genoemde percentages het gemiddelde over alle individuele
aanbieders die de betreffende vraag hebben ingevuld. Deze percentages lopen uiteen van 0 tot
100 procent en zijn niet gewogen naar het aantal EVC-trajecten dat de aanbieders hebben
gerealiseerd. Wanneer de percentages gewogen worden op basis van het aantal EVC-trajecten,
blijkt dat er geen significante verschillen bestaan tussen typen aanbieders. De bevindingen wat de
aanvullende scholing betreft komen overeen met het onderzoek van Profitwise.16
Een groot deel van de aanbieders zegt niet te weten welk deel van de trajecten leidt tot diplomering
of aanvullende scholing. Zij hebben niet altijd zicht op wat de deelnemer na afronding met het
certificaat doet. Aanbieders geven hiervoor als verklaring dat EVC-aanbieders en
opleidingsinstellingen gescheiden organisaties zijn.
Tabel 4.4 Percentage van de door u gerealiseerde EVC-trajecten dat in de afgelopen twee jaar heeft
geleid tot diplomering of aanvullende scholing (inschatting door aanbieders van EVC)
Percentage van het aantal
trajecten
Percentage EVC-trajecten dat direct leidt tot diplomering bij de eigen
instelling (n=58)
21%
Percentage EVC-trajecten dat direct leidt tot diplomering bij een andere
instelling (n=42)
16%
Percentage EVC-trajecten dat doorgaans leidt tot aanvullende scholing
bij uw instelling (n=51)
28%
Percentage EVC-trajecten dat doorgaans leidt tot aanvullende scholing
bij een andere instelling (n=39)
24%
Bron: Ecorys vragenlijst aanbieders erkende EVC-procedures. Antwoorden zijn gebaseerd op een klein deel van het aantal
respondenten, 20 tot 45% van de respondenten kon de vraag niet beantwoorden.
De aanvullende opleiding die deelnemers volgen bij de instelling waaraan de EVC-aanbieder is
gelieerd, heeft in ruim drie kwart van de gevallen (77%) in de afgelopen twee jaar geleid tot
diplomering (zie Tabel 4.5). Uit dit resultaat is niet duidelijk of voor het resterende kwart van de
deelnemers op langere termijn alsnog diplomering volgt. In 2009 leidde 69 procent van de
aanvullende opleiding aan de eigen instelling in de afgelopen twee jaar tot diplomering. Er lijkt dus
sprake te zijn van een lichte stijging van het aantal aanvullende opleidingstrajecten dat leidt tot
diplomering.
Bij ongeveer drie kwart van de aanvullende opleidingstrajecten is er sprake van maatwerk.
Maatwerk lijkt in toenemende mate te worden toegepast: in 2009 betrof 68 procent van de
aanvullende opleidingstrajecten nog maatwerk. Uit de interviews met EVC-aanbieders blijkt dat
maatwerk verschillende betekenissen kan hebben, van het bieden van vrijstellingen voor
onderdelen van de opleiding tot individuele leerroutes op maat.
15 Onder de eigen instelling wordt hier verstaan de opleidingsinstelling waaraan de EVC-aanbieder gelieerd is. 16 Stoel, D. en E. Wentzel, Beloften, feiten en ongekende mogelijkheden. Onderzoek naar de effecten van EVC (Erkenning
van Verworven Competenties). Samenvatting en beknopt onderzoeksrapport, ProfitWise Onderzoek en Advies, 2011.
25EVC gemeten
Tabel 4.5 Hoeveel procent van de aanvullende opleidingstrajecten bij de eigen instelling leidt tot
diplomering en bij hoeveel procent van deze trajecten is sprake van maatwerk (inschatting
door aanbieders over de afgelopen twee jaar)
Percentage
Aanvullende opleidingstrajecten bij de eigen instelling die leiden tot
diplomering (n=39)
77%
Aanvullende opleidingstrajecten bij de eigen instelling die maatwerk
betreffen (n=47)
75%
Bron: Ecorys vragenlijst aanbieders erkende EVC-procedures.
4.3 Alternatieve procedures voor instroom in de opleidingen
Circa 50 aanbieders hebben in de afgelopen jaren besloten te stoppen met het aanbieden van
EVC. Aangezien EVC zoals hiervoor aangegeven door veel deelnemers wordt gebruikt als
instroominstrument in de opleiding met als belangrijkste doel de opleidingsduur te verminderen, is
het de vraag in hoeverre deze voormalige aanbieders EVC hebben vervangen door alternatieve
procedures om de opleidingsduur te verkorten. In de laatste paragraaf wordt hierop ingegaan.
In de literatuur17 en door sleutelinformanten worden andere instrumenten genoemd die
competenties in kaart brengen. Deze instrumenten of procedures worden gezien als concurrerend
voor die EVC-trajecten die worden gebruikt als instroominstrument die de opleidingsduur
verminderen. Het gaat dan om intake-assessment en vrijstellingenbeleid/-procedures. Deze
alternatieve procedures worden steeds vaker ingezet voorafgaand aan maatwerktrajecten in het
hbo, ten koste van EVC. Wel wordt de ervaring die is opgedaan met de uitvoering van EVC volgens
sleutelinformanten ingezet bij het verbeteren van de intakeassessments, ook als aanbieders
inmiddels gestopt zijn met het aanbieden van EVC.
Uit de enquête onder voormalig erkende aanbieders blijkt dat ongeveer driekwart andere methodes
dan EVC aanbiedt om (versneld) in te stromen in de opleiding, zoals vrijstellingsprocedures en
intakeassessments (zie Tabel 4.6). Gezien het kleine aantal respondenten kunnen geen
uitsplitsingen worden gemaakt naar type aanbieder of opleidingsniveau. Overige procedures ten
behoeve van de instroom die worden genoemd door een enkele respondent zijn onder andere
toelatingsprocedures, competentiemetingen voor maatwerk of het aanleveren van bewijsmateriaal
door de cursist ter verkorting van een leertraject. Ook is de voormalig erkende aanbieders
gevraagd naar het percentage van het totale aantal deelnemers dat in 2011 is ingestroomd in de
opleiding dat gebruik heeft gemaakt van een van de alternatieve procedures. Dit percentage
verschilt sterk per instelling.
17 Zie: Leren & Werken; de balans opgemaakt. Integrale eindrapportage van de monitoring voor PLW, ECBO, 2011; LLL een
toekomstkeuze in het hbo? Kwalitatieve monitor EVC en Maatwerk Werkend Leren HBO 2009, ECBO en PLW, 2011;
Rapport 5. Meerdere wegen naar professionalisering. Validering en certificering van informeel leren door leraren, Ruud de
Moor Centrum - Open Universiteit, 2010.
26 EVC gemeten
Tabel 4.6 Biedt uw organisatie vervangende procedures aan voor EVC met als uiteindelijke doel om
deelnemers te laten instromen in de opleiding? (voormalig erkende aanbieders, n=24)
Percentage
Ja, wij bieden vrijstellingenprocedures aan 50,0%
Ja, wij bieden intakeassessments aan 29,2%
Ja, wij bieden een andere vervangende procedure aan 20,8%
Nee, wij bieden geen vervangende mogelijkheden voor
deelnemers om in te stromen in de opleiding
29,2%
Bron: Ecorys vragenlijst voormalig erkende aanbieders.
27EVC gemeten
Geraadpleegde documenten
Bakker, H., S. de Zwart, M. Willemen, Werkgeversdienstverlening Leren en Werken in uitvoering,
Quick scan werkgeversdienstverlening door tien LeerWerkLoketten, Berenschot, 2011.
Cofora, Het LevenLangLeren-offensief op de ‘Hollandse’ arbeidsmarkt. Kwalitatief onderzoek voor
het EVC-Centrum van de Hogeschool Inholland. Eindrapport, Arnhem, 2010.
Commissie Hermans/Van Zijl, Naar meer doelmatigheid in het mbo. Tussenrapportage commissie
Kwalificeren en Examineren, 2010.
Dungen, M. van den en A. Westerhuis (ecbo) i.s.m. Patrick Leushuis (PLW), LLL een
toekomstkeuze in het hbo? Kwalitatieve monitor EVC en Maatwerk Werkend Leren HBO 2009,
Ecbo, 2011.
Dungen, M. van den en W. Smit, Rapport 5. Meerdere wegen naar professionalisering. Validering
en certificering van informeel leren door leraren, Ruud de Moor Centrum - Open Universiteit, 2010.
Duvekot, R., European Inventory on Validation of Nonformal and Informal Learning 2010 Country
Report: Netherlands, 2010.
Inspectie van het Onderwijs, Competent erkend? over het erkennen van verworven competenties in
het hoger onderwijs, Utrecht, november 2009.
Inspectie van het Onderwijs, Kwaliteit EVC-procedures in het mbo, Utrecht, juni 2009.
Mes, M., EVC in het kader van de crisis, Tussenrapportage in kader project Implementatie
crisismaatregelen: resultaten, en ervaringen met EVC bij de Mobiliteitscentra in de regio’s
Enschede en Haarlem, Kenniscentrum EVC, 2010.
Movisie, VluchtelingenWerk Nederland en Empowerment Centre EVC, Eindrapportage betreffende
de kwantitatieve en kwalitatieve resultaten van het deelproject ‘Empowerment van vrouwen door
EVC’ binnen het project Duizend en Eén Kracht, 2010.
Onderwijsraad, Advies. Een diploma van waarde, Den Haag, 2010.
Speets, M., K. Schuur en R. Duvekot, EVC en EVP in bedrijf. Praktijk en behoefte aan EVC/EVP en
maatwerk in het bedrijfsleven als ondersteuning van leven lang leren, Hogeschool Inholland &
ECommovation BV, 2010.
Stoel, D. en E. Wentzel, Beloften, feiten en ongekende mogelijkheden. Onderzoek naar de effecten
van EVC (Erkenning van Verworven Competenties). Samenvatting en beknopt onderzoeksrapport,
ProfitWise Onderzoek en Advies, 2011.
Westerhuis, A. en M. van den Dungen, Leren & Werken; de balans opgemaakt. Integrale
eindrapportage van de monitoring voor PLW, Ecbo, 2011.
Zandvliet, A., K. Derksen en S. van der Heide, Succes- en belemmerende factoren in de EVC-
markt, EMC, 2010.
29EVC gemeten
Bijlage 1 Robuustheid schattingen 2011
Opgave aanbieders erkende EVC-procedures
Het diepte-onderzoek is mede gebruikt om na te gaan op welke wijze aanbieders de aantallen uit
de enquête hebben bepaald. Hieruit zijn geen aanwijzingen naar voren gekomen die reden geven
om de opgegeven aantallen te corrigeren.
Centrale versus decentrale organisatie
Bij een beperkt aantal aanbieders is sprake van decentrale organisatie van EVC, waarbij 5 aanbie-
ders hebben aangegeven de vragenlijst niet voor alle EVC-trajecten te kunnen beantwoorden. Dit
zou kunnen betekenen dat het aantal EVC-trajecten binnen deze instellingen (licht) hoger ligt dan is
opgegeven.
Aantal EVC-trajecten waarbij O&O-fondsen betrokken zijn
De verwachting was dat O&O-fondsen regelmatig betrokken zijn bij het realiseren van EVC-
trajecten. Daarom zijn de O&O-fondsen gevraagd naar hun betrokkenheid bij EVC (zie Tabel 4.7).
Tabel 4.7 Stimuleert uw organisatie EVC? (Meerdere antwoorden mogelijk, n=40)
Aantal Percentage
Nee, wij hebben geen activiteiten op het gebied van EVC 18 45%
Ja, wij bieden vergoedingen voor werkgevers 14 35%
Ja, op een andere wijze, namelijk 10 25%
Ja, wij bieden zelf EVC-procedures aan in samenwerking met
erkende aanbieders
8 20%
Ja, wij bieden vergoedingen voor werknemers 3 8% Bron: Ecorys vragenlijst O&O-fondsen.
In totaal 22 fondsen hebben aangegeven EVC op enige manier te stimuleren. Het grootste deel van
de fondsen stimuleert EVC door het bieden van vergoedingen voor werkgevers. Het aantal van 14
fondsen dat vergoedingen biedt voor werkgevers komt exact overeen met het aantal fondsen dat
volgens bevindingen van het Expertisecentrum Beroepsonderwijs op de website melding maakt van
een bijdrage in de kosten van EVC.18
Het aantal trajecten waarbij O&O-fondsen betrokken zijn, ligt vrij laag. Dit is in overeenstemming
met de resultaten uit het vorige onderzoek, waarbij de O&O-fondsen volgens eigen opgave in 2009
bij ongeveer 3.000 trajecten betrokken waren. Doordat de fondsen hebben aangegeven bij welke
aanbieder(s) de EVC-trajecten hebben plaatsgevonden waarbij zij betrokken waren, kon de
vergelijking worden gemaakt met het aantal EVC-trajecten dat door de betreffende aanbieders zelf
is opgegeven. Er zijn geen redenen gevonden om het aantal EVC-trajecten op basis van de opgave
van de O&O-fondsen bij te stellen.
In het diepte-onderzoek is naar voren gekomen dat de geboden vergoedingen door O&O-fondsen
voor EVC niet volledig worden benut. Dit lijkt vooral te liggen in de onbekendheid van EVC. Alleen
al door als O&O-fondsen meer aandacht te besteden aan EVC, zal het aantal trajecten waarbij de
fondsen betrokken zijn waarschijnlijk toenemen.
18 Van der Meijden, A., van der Meer, M., Visser, K., Toolsema, B. Sectorale fondsen voor opleiding en ontwikkeling.
Expertisecentrum Beroepsonderwijs. 2012.
31EVC gemeten
Bijlage 2 Tabellen
Tabel 4.8 Factoren die van invloed zijn geweest op het aantal gerealiseerde EVC in de afgelopen
periode volgens O&O-fondsen (n=20)
Stimulerende
invloed
Geen
invloed
Remmende
invloed
Weet
niet/n.v.t.
Initiatieven vanuit O&O-fondsen 65% 20% 0% 15%
Stimuleringsmaatregelen van de overheid 55% 15% 5% 25%
Bedrijfstakafspraken (in de cao) 55% 10% 15% 20%
Belangstelling van werkgevers voor EVC 40% 15% 25% 20%
Belangstelling van individuele werknemers
voor EVC 30% 30% 15% 25%
De bekendheid van het product EVC 30% 25% 15% 30%
Belangstelling in de samenleving voor Leven
Lang Leren 25% 50% 0% 25%
Economische crisis 20% 35% 25% 20%
Invloed van de EVC kwaliteitscode 20% 50% 0% 30%
Vergrijzing 15% 45% 5% 35%
De beëindiging van projectsubsidies 10% 20% 30% 40%
Overdraagbaarheid/verzilveringsmogelijkheden
van EVC 10% 30% 20% 40%
Het vermogen van onze organisatie om EVC te
‘vermarkten’ 10% 60% 5% 25%
Regionale convenanten 5% 35% 0% 60%
De complexiteit van het product EVC 0% 10% 70% 20%
De mogelijkheid van EVP (Ervaringsprofiel) 0% 50% 10% 40%
Andere interne aangelegenheden bij onze
organisatie 0% 45% 15% 40%
Bron: Ecorys vragenlijst O&O-fondsen.
32 EVC gemeten
Tabel 4.9 Factoren die van invloed zijn (geweest) bij de beslissing om te stoppen als aanbieder van
EVC-trajecten, volgens voormalig erkende aanbieders (n=24)
Ja Nee Niet van
toepassing
Invloed van de EVC kwaliteitscode 54% 21% 25%
Het vermogen van onze organisatie om EVC te
‘vermarkten’ 54% 13% 33%
Andere interne aangelegenheden bij onze
organisatie 54% 17% 29%
De complexiteit van het product EVC 50% 25% 25%
Overdraagbaarheid/verzilveringsmogelijkheden
van EVC 42% 33% 25%
Belangstelling van werkgevers voor EVC 38% 21% 42%
Belangstelling van individuele werknemers
voor EVC 38% 33% 29%
De bekendheid van het product EVC 17% 46% 38%
Belangstelling in de samenleving voor Leven
Lang Leren 13% 54% 33%
Stimuleringsmaatregelen van de overheid 13% 50% 38%
De beëindiging van projectsubsidies 13% 50% 38%
Economische crisis 8% 46% 46%
Initiatieven vanuit O&O-fondsen 4% 50% 46%
Bedrijfstakafspraken (in de cao) 4% 50% 46%
Regionale convenanten 4% 54% 42%
De mogelijkheid van EVP (Ervaringsprofiel) 4% 50% 46%
Vergrijzing 0% 46% 54% Bron: Ecorys vragenlijst voormalig erkende aanbieders.
BELGIË – BULGARIJE – HONGARIJE – INDIA – NEDERLAND – POLEN – RUSSISCHE FEDERATIE – SPANJE – TURKIJE - VERENIGD KONINKRIJK - ZUID-AFRIKA
Sound analysis, inspiring ideas
Postbus 4175
3006 AD Rotterdam
Nederland
Watermanweg 44
3067 GG Rotterdam
Nederland
T 010 453 88 00
F 010 453 07 68
E netherlands@ecorys.com
W www.ecorys.nl