Post on 18-Jul-2020
Niet elk vergeten is dementie…
24.11.2016
Dr. An Haekens
Alexianen Zorggroep Tienen
1. Depressie
2. Delier
3. Dementie
SECTION DIVIDER SUBTITEL Beschrijving
1.0 I. Depressie
1. Depressie - dementie
• Depressie kan zich vermommen als een dementie
• Veel dementerenden maken een depressie door
• Een depressie kan de aanzet zijn van een dementie
Depressie bij ouderen
• Voorkomen
- Alle depressieve toestandsbeelden: 15%
• Gevaarlijke ziekte
- Verhoogde mortaliteit
- Zelfdoding
Depressie: risicogroepen
• Oudere weduwen en weduwnaars/alleenstaanden
• Mantelzorgers!
• Ouderen met een ernstige lichamelijke ziekte gecombineerd met financiële moeilijkheden en beperkt sociaal netwerk
• Ouderen die in een rusthuis worden opgenomen
- Lichamelijke en/of psychische beperkingen
- Afscheid moeten nemen van vertrouwde omgeving en bezittingen
Depressie
• Onderscheid tussen emotie/gevoel/affect en stemming
• Vergelijking weer en klimaat
• Gebrek aan ‘drive’-niet meer kunnen voortbewegen (anhormie)
• Gebrek aan lustbeleving (anhedonie)
• Gebrek aan voeling met het leven en de wereld (anesthesie)
Depressie: negatieve cognities
• Negatief zelfbeeld
• Negatief beeld op de wereld
• Negatief beeld op de toekomst
• Negatief beeld op het verleden: één en al gemiste mogelijkheden
• Hopeloosheid, uitzichtloosheid
• Doodsgedachten, doodswens
• Suïcidaliteit
• Depressie is vaak verwikkeld met een « Vitaal syndroom »
- Eetlust
- Obstipatie
- Dagschommeling
- Libidovermindering
- Slaapstoornissen
- Psychomotore agitatie of remming
- Zelfverwijten, gevoelens van on-/minderwaardigheid
- Moeheid of energieverlies
Leeftijdsgebonden verschillen in presentatie
• Organisch maskering
• Somatische maskering
- Lichamelijke klachten op de voorgrond (pijnklachten)
• Psychotische maskering
- Wanen op de voorgrond
Depressie: behandeling
Farmacotherapie • Tricyclische antidepressiva (Redomex, Nortrilen, Prothiaden,…)
• SSRI’s (Sipralexa, Serlain, Seroxat,…)
• RIMA: (Aurorix)
• SNRI: Venlafaxine (Efexor)
• NASSA : Mirtazapine (Remergon)
• NARI : Reboxetine (Edronax)
• Cymbalta
• Wellbutrin
Psychotherapie
Het is niet ‘te laat’ voor psychotherapie!
Tips voor patiënten: hoe omgaan met je depressie?
-Streef naar een vaste dagindeling
-Ga op tijd naar bed en sta ook op normale tijdstippen op
-Probeer ook op normale vaste tijden te eten.
-Blijf uzelf goed verzorgen, ook al kost dat moeite -Blijf in beweging. -Neem geen grote beslissingen!
-Wees voorzichtig met alcoholgebruik
-Isoleer u niet van de anderen. Blijf mensen opzoeken.
-Ga niet op vakantie als u er al van tevoren tegen op ziet
-Herstel gaat gepaard met crisissen en dalen
Tips voor de omgeving: hoe moet men NIET met een depressieve oudere omgaan?
- Spoor hem niet aan flink te zijn en zich te vermannen
- Activeer hem niet te vroeg, stel ook geen te hoge eisen
- Bedenk dat de oudere van te weinig hulp dieper in de put geraakt maar dat te veel hulp hem onnodig afhankelijk maakt en zijn eigenwaarde ondermijnt!
- Veroordeel de gedachten en de gevoelens van de andere niet. Probeer hem de schuldgevoelens niet uit het hoofd te praten
- Probeer hem niet te zeggen dat hij geen reden heeft om somber te zijn (“je hebt toch alles om gelukkig te zijn”)
Tips voor de omgeving: hoe moet men wèl met een depressieve oudere omgaan?
- Probeer de oudere te steunen bij het volgen van zijn leefregels
- Er zijn zonder te veel adviezen te geven!
- Probeer de ander te stimuleren iets te doen wat hij vroeger leuk vond
- Probeer te helpen bij het aanbrengen van een vaste dagindeling
- Probeer alle gevoelens van je naaste te accepteren, probeer hem hierover geen verwijten te maken
- Blijf beschikbaar en verwacht niet dat je steun en hulp snel effect zullen hebben. Geduld!
- Leg ook aan anderen (familie, vrienden,…) uit wat een depressie is
SECTION DIVIDER SUBTITEL Beschrijving
1.0 II. Delier
Verwarring rond verwardheid…
Delier, geen dementie…
• ook geheugenstoornissen
• ‘verward’
• gedesoriënteerd in tijd en ruimte • omwisseling dag/nachtritme
• onrust
• sinds in ziekenhuis : ‘plots dement’
Delier
• Is een syndroom gekenmerkt door een stoornis in de bewustzijnstoestand, de aandacht en de cognitie of de perceptie, dat zich acuut ontwikkelt
• en dat fluctueert in de loop van de dag
• Het is een courante complicatie van somatische ziekten
• Meestal van korte duur
Delier: klinische kenmerken
• Bewustzijn
• Aandacht: moeilijk om aandacht te houden, te richten en te verplaatsen, verminderd bewustzijn van zichzelf en omgeving
• Desoriëntatie (tijd, plaats)
• Geheugenstoornissen
• zijn secundaire stoornis!
• gevolg van stoornissen in de aandacht
• Perceptie: slechte interpretaties, wanen, hallucinaties
• Gedachten
• gedesorganiseerd, incoherent, stoornissen om gebruik te maken van abstracte concepten, om problemen op te lossen, om bewust zijn gedachten te richten, wanen
Kenmerken die gepaard gaan met delirium
• Slaap-waakcyclus
• somnolentie overdag, agitatie ‘s nachts, inslaapmoeilijkheden, omkering van de slaap-waakcyclus
• Psychomotorisch
• traagheid, spraakstoornissen, bevingen, myoclonieën, epilepsie-aanvallen, vallen, …
• Affectief
• prikkelbaarheid, exciteerbaarheid, vrees, angst, depressie, meegaandheid, jovialiteit, verbijstering, zelfmoordgedachten
• Autonoom
• tachycardie, koorts, zweten, bleekheid, constipatie of diarree
Opgelet voor een stil delier
• Hypoactief of stil delier
• Soms wordt klinisch beeld gekenmerkt door apathie, teruggetrokken gedrag en verminderde alertheid en kunnen opvallende symptomen als heftige motorische onrust en visuele hallucinaties geheel ontbreken.
• Wordt vaak niet herkend of ten onrechte gehouden voor een depressie of een dementie.
Is een delier belangrijk?
• Komt zeer vaak voor
• Stoort zorg : ‘moeilijke patiënt’ – ‘bezorgde familie’
• Hoge kans op verwikkelingen
• incontinentie - decubitus
• ondervoeding - infecties
• vallen
• langer in ziekenhuis
• meer kans op opname in WZC
• Hoge kans op overlijden
Delier: wat te doen?
1. Er aan denken!
2. Verpleegkundige zorg • veiligheid verzekeren
• stabiele en vertrouwde omgeving creëren
• slaap stimuleren
• vermijden van hyperstimulatie
• voldoende stimulatie
• fysische bedwinging?
• heroriëntatie
• klok, kalender
• verbale oriëntatie in de tijd (herhaling)
• erkenning van de angst van de patiënt; patiënt geruststellen
• aan patiënt verklaring geven
3. Betrekken van familie
4. Onderscheid
• ‘oorzakelijke’ behandeling: gericht op fysieke toestanden die het syndroom veroorzaken
• ‘symptomatische’ behandeling: symptomen zoals agitatie controleren
Behandeling: zoek de oorzaak
• Medicatie
• Neurologische aandoeningen (CVA, hersenbloeding, epilepsie, meningitis)
• Omgevingsfactoren : • opname IC
• fixatie
• blaassonde
• pijn
• stress
• Slaaptekort
• Ziekten : • infectie – koorts
• anemie
• uitdroging – slechte voedingsstatus
• verstoorde zout-water huishouding
• Operaties (vnl orthopedische en cardiale heelkunde)
• Opgelet:
• bij ouderen: delier kan enige teken zijn van een levensbedreigende aandoening
• een delier moet bij elke patiënt aanzien worden als een toestand van medische urgentie
• DD. Dementie
• delier ontwikkelt zich frekwenter bij dementerenden dan bij niet-dementerenden!
• delier ontwikkelt zich acuut of subacuut
• delier: meer voorbijgaand dan dementie
• Opgelet zo delirium gesuperponeerd is op dementie
SECTION DIVIDER SUBTITEL Beschrijving
1.0 III. Dementie
Geheugen
geheugen
lange termijn geheugen korte termijn / werkgeheugen
declaratief
expliciet
geheugen
episodisch (persoonlijke info)
procedureel
impliciet geheugen
semantisch (algemene info)
vaardigheden,
gewoonten
visueel
ruimtelijk
auditief-
verbaal
3.1 Dementie: inleiding
• Goedaardige ouderdomsvergeetachtigheid
• Minimale Cognitieve stoornissen (MCI)
- In schemerzone tussen normale veroudering en dementie
- Geheugenklachten geuit door de patiënt, familie of arts
- Normale dagelijks activiteiten, maar problemen met complexere dagelijkse activiteiten
- Normaal globaal cognitief functioneren
- Beperkte evolutie naar dementie?
3.2. Criteria voor dementie
DSM-IV versus DSM V
DSM- IV: Verschillende cognitieve stoornissen
- geheugenstoornissen: verminderd vermogen nieuwe informatie te leren of zich eerder geleerde informatie te herinneren
- een (of meer) van de volgende cognitieve stoornissen
- afasie: taalstoornis
- agnosie: onvermogen objecten te herkennen of thuis te brengen ondanks intacte sensorische functies
- apraxie: verminderd vermogen motorische handelingen uit te voeren ondanks intacte motorische functies
- stoornis in de uitvoerende functies: plannen maken, organiseren, opeenvolgend handelen, abstraheren
DSM-V: major and mild neurocognitive disorders
•Major neurocognitive disorder
1. Evidence of significant cognitive decline from a previous level of performance in one or more cognitive domains (complex attention, executive function, learning and memory, language, perceptual-motor, or social cognition) based on:
1. concern of the individual, an knowledgeable informant, or the clinician that there has been a significant decline in cognitive function, and
2. a substantial impairment in cognitive performance, preferably documented bij standardized neuropsychological testing or, in its absence, another quantified clinical assessment.
DSM-V: major and mild neurocognitive disorders
2. the cognitive deficits interfere with independence in everyday activities
3. the cognitive deficits do not occur exclusively in the context of a delirium
4. the cognitive deficits are not better explained by another mental disorder
Specify wether due to:
-Alzheimer’s disease
-FTD
-Lewy Body
-Vascular disease
-….
Specify
-With behavioural disturbance
-Without behavioural disturbance
Specify current severity
-Mild
-Moderate
-Severe
DMS V
-Major or mild neurocognitive disorder due to Alzheimer’s disease
-Major or mild frontotemporal neurocognitive disorder
-Major or mild neurocognitive disorder with Lewy Bodies
-Major or mild vascular neurocognitive disorder
-Major or mild neurocognitive disorder due to traumatic brain injury
-Substance/medication induced major or mild neurocognitive disorder
-Due to HIV infection
-Due to prion disease
-Due to Parkinson’s disease
-Due tot huntington’s disease
-Due to another medical condition
-Due to multiple etiologies
3.3. Epidemiologie
• Ernstige en matige dementie: 3-7% bij personen ouder dan 65j
• Mate van voorkomen neemt toe met de leeftijd: op negentigste levensjaar: meer dan 40%
3.4 Vormen van dementie
• M. Alzheimer
• Vasculaire dementie
• Frontotemporale dementie
• Lewy Body dementie
• andere
I. Alzheimer dementie
• 60 % van dementies
• Neuronenverlies, amyloïde plaques, neurofibrillaire tangles
https://www.youtube.com/watch?v=NjgBnx1jVIU
Plaques en tangles zijn eiwitten, die neerslaan in de hersenen.
Deze eiwitten belemmeren daarmee de communicatie tussen zenuwcellen, en dat tast het denken en het geheugen aan.
Alzheimer dementie
• Aanvankelijk: nieuwe info wordt moeizamer opgeslagen in het geheugen,
- Moeilijkheden met onthouden van namen
- Problemen met terugvinden van sleutels, portefeuille, bril
• Lange termijn geheugen blijft aanvankelijk relatief gespaard
• Persoonlijkheidsveranderingen
- Nerveus, paniekerig, opvliegend
• Moeilijkheden met probleemoplossend vermogen (financiële toestand)
• Moeilijkheden met algemene dagelijkse functies (wassen, aankleden, eten, toilet)
- Vooral ingewikkelde routineactiviteiten
• Taalproblemen (woordvindingsmoeilijkheden)
• Verstoorde oriëntatie in tijd en ruimte
• Veranderingen in emotioneel functioneren (angst, depressieve reacties, achterdocht)
• Toenemende stoornissen in het lange termijn geheugen (grote variabiliteit!)
• Toenemende praxisstoornissen
• In later stadium: geheugenstoornissen nemen toe
• ADL-functies nemen af
• Laatste stadium: patiënt is niet meer in staat te communiceren of een doelgerichte activiteit uit te voeren
Psychologische en/of gedragsstoornissen
• Wanen – misidentificatie
- Zichzelf, anderen, op TV, in huis
• Hallucinaties
- Meestal visuele hallucinaties (zien van mensen in huis die er niet zijn)
• Veranderingen in stemming en affect
- Minsten 50 % van dementerenden maakt minstens 1 majeure depressie door
- Bijna alle dementerenden vertonen intermittent depressieve symptomen
- behandelen
• Gedragsstoornissen
- Agressie, agitatie, rusteloosheid, ronddolen …
• Slaap en eetproblemen
Wat met ziektebesef?
Stadia volgens Reisberg
Stadia volgens Reisberg
Stadia van Alzheimer volgens Reisberg
Stadia van Alzheimer volgens Reisberg
Stadia van Alzheimer volgens Reisberg
• Noden evolueren doorheen het ziekteproces
• In elke fase: op zoek nar een gepast antwoord
• Een baby kan na 4 tot 12 weken zijn hoofdje recht houden. Stadium 7F: deze mogelijk gaat verloren …
• Vanaf 8 tot 16 weken: baby begint – bij dementie gaat dit verloren in stadium 7E
• Een baby: vanaf 6 tot 9 maanden zonder hulp rechtzitten. In stadium 7C gaat dit verloren …
• Ook in dit zevende stadium verdwijnt de mogelijkheid tot zelfstandig stappen – een baby kan vanaf ongeveer een jaar zelf stappen …
• Tussen 2 en drie jaar wordt een peuter zindelijk voor stoelgang – bij iemand met dementie verdwijnt dit in stadium 6E.
• 4 jaar: zelfstandig wassen/douchen – 6B
• 5 jaar: zelfstandig aankleden – 6A
• Tussen 8 en 12 jaar: meer complexe activiteiten zelfstandig (een eenvoudige maaltijd bereiden, naar de winkel gaan, eenvoudige financiële transacties…)
Toepassingen voor de zorg
• Nood aan zorg en supervisie is vergelijkbaar in overeenkomstig stadium
• Variatie in interesse en activiteiten
- Activiteiten die kinderen leuk of kinderachtig vinden – in overeenkomstig stadium weerspiegelt dit zich als activiteiten die als aangenaam of vernederd worden aangevoeld.
- Diversiteit tussen kinderen van 12j is veel groter dan tussen kinderen van 1 jaar. Zo ook is de diversiteit tussen ouderen met dementie in stadium 4 veel groter dan de diversiteit van ouderen in stadium 7a
Toepassingen in de zorg
• Even grote kwetsbaarheid
- Kind is kwetsbaar voor sociale deprivatie, tekort aan zorg, fysieke mishandeling
- Stadium 7 patiënt is even kwetsbaar voor die zaken …
• Herinneringen – emotioneel geheugen
• Huilen – brabbelen
• Keuzevrijheid
• Fysieke beweging/motorische ontwikkeling
- Voor goede ontwikkeling moet een kind kunnen bewegen en dingen kunnen aanleren (eten, aankleden, met bal spelen …)
- Zelfde dingen zijn belangrijk om te behoeden voor snelle achteruitgang
Retrogenese
• Aanknopingspunten om op respectvolle, gepaste wijze en individuele manier met ouderen met dementie om te gaan
• Geen twee personen die zelfde proces doormaken
- Type dementie, specifieke gebieden in hersenen, …
- Emotionele aspecten • Laatste jaren meer aandacht
• Verschil in besef van de aandoening
• Gedrag, persoonlijkheid
• Grootste impact op kwaliteit van leven
• Bijna alle patiënten met dementie
II. Vasculaire dementie
• Veldjes van zenuwcellen vallen tijdelijk of definitief zonder bloedvoorziening
• Klassieke opvatting: plots begin, stapsgewijze deterioratie
• Probleem met deze opvatting:
- Vasculaire factoren zijn risicofactor voor A.D.
- Mixed Disease: komt misschien meer voor dan vasculaire dementie alleen
- Progressie van VD: vergelijkbaar met die van AD
III. Lewy Body Dementie: diagnostische criteria
• Schommelende cognitieve toestand met opvallende wijzigingen van de aandacht en de alertheid
• Visuele hallucinaties
- Patiënt is zich vaak ten dele bewust van het irreële karakter van de hallucinaties
• Parkinsonisme
• Overgevoeligheid voor neuroleptica
IV. Frontotemporale dementie
• Begint rond 50 – 60 jaar
• Stelt zich zeer langzaam in …
• Zeer moeilijke diagnose
• Eerste symptomen:
- Persoonlijkheidsveranderingen
- Veranderingen in sociaal contact
- Verlies van emotionele warmte
- Progressief verlies van spraak
• Trage en progressieve achteruitgang
• Inertie/motivatieverlies
• Organisatorische capaciteiten verminderen
• Gebrek aan inzicht
• Rusteloosheid
• Spraakproblemen:
- Expressieve spraak neemt af
- Stereotype zinnen
- Later mutisme
V. Andere
• Dementie bij de ziekte van Parkinson
• Creutzfeldt – Jacob (prion: infectieus eiwitachtig deeltje)
• Dementie bij de ziekte van Huntington
3.4 Wat te doen bij vermoeden?
• Familie
• Huisarts
• Doorverwijzing?
- bv. geheugenkliniek
3.5 Diagnostiek
• Anamnese en hetero-anamnese
• Beeldvorming
- CT; NMR
- FDG PET
- SPECT
• Neuropsychologisch testonderzoek
• Zorgdiagnostiek
• De “alzheimer test”
- Voorspellende biomarker test
Biomarkers to Select Early AD
3.6 Is dementie erfelijk?
• Zeer klein aantal gevallen van zeer jong optredende dementie zijn erfelijk
- Alzheimer (5 tot 10% van alle AD wereldwijd)
- FTD
- …
• Meerderheid
- Geen gekende bepalende oorzakelijke genen
- Wel een risicofactor (apoE4)
• Opgelet! Mensen zonder apoE4 kunnen AD krijgen, en met mensen met apoE4 krijgen niet allemaal AD
Genetische oorzaken v AD
3.7 Behandeling
• Medicatie
- Cholinesteraseremmers (Aricept, Exelon, Reminyl)
• Beginnende Alzheimer
• Niet voor FTD
• LBD – Parkinson
• Niet voor MCI
- Ebixa (Memantine)
• Matig tot gevorderde Alzheimer
- Voor statines, NSAID’s, Vitamine E, Gingko Biloba: onvoldoende ‘evidence’ voor preventie of behandeling
Behandeling
* Omkadering en benadering!