Mattheüs 26:30-46

Post on 05-Jan-2016

32 views 1 download

description

De Heer Jezus en Zijn discipelen voor Zijn lijden. Mattheüs 26:30-46. De Heer en Zijn discipelen in de opperzaal Gesprekken en laatste maaltijd. ..dat Ik van nu aan van de vrucht van de wijnstok niet zal drinken tot…. - PowerPoint PPT Presentation

Transcript of Mattheüs 26:30-46

Mattheüs 26:30-46 De Heer Jezus enZijn discipelen voorZijn lijden

De Heer en Zijn discipelen in de opperzaalGesprekken en laatste maaltijd

..dat Ik van nu aan van de vrucht vande wijnstok niet zal drinken tot…..

…tot op de dag wanneer Ik die met jullie nieuw zal drinken in het koninkrijk van Mijn Vader…

En toen zij de lofzang gezongen hadden, vertrokken zij (kwamen zij uit) naar de Olijfberg Mattheüs 26:30

Kiddoesjbekers

de lofzang : het grote Hallèl

vóór de 3e beker – Psalm 113, 114

Hallelu Jah! Hallelu dienaren van Jahweh, Hallelu de Naam van JahwehDe Naam van Jahweh zij gezegend van nu aan tot in de olam. Psalm 113:1,2

vanwaar de zon opkomt tot waar hij ondergaat, zij de Naam van Jahweh geprezen. Jahweh is verheven boven alle heidenvolken (gojim), boven de hemelen Zijn heerlijkheid. Psalm 113:3,4

Wie is als Jahweh, onze Alueim? Die zeer hoog woont, Die zeer laag (neerdalend) ziet, in de hemel en op de aarde…. Psalm 113:5,6

Die de geringe opricht uit het stof....om hem te doen zitten met de edelen,met de edelen van Zijn volk Psalm 113:7.8

die de onvruchtbare thuis doet wonen: een verheugde moeder van zonen Psalm 113:9

Psalm 114:1 Toen Israël uit Egypte trok, het huis van Jakob uit een volk met een vreemde taal (lxx: barbaars volk)….

Uittocht: uit de slavernij, uit het diensthuis(de wereld, de dood, de wet)

die de rots veranderde in een waterplas, hard gesteente in een waterbron (Psalm114:8)

de lofzang : het grote Hallèl

na vullen van de 4e beker – Psalm 115-118, 136

5e beker: Elia

Psalm 115

1. Niet ons…maar Uw naam geef eer

3. Onze God is in de hemelen; al wat Hij wenst, doet Hij

God, onze redder, die wil dat alle mensen gered worden entot erkenning van de waarheid komen.

de wil van de mens?de wil van God!

Israël, vertrouw op Jahweh, Hij is hun hulp en hun schild.

Dood en leven:

de doden zullen Jahweh niet prijzen, evenmin al wie in de stilte neergedaald zijn.

maar wíj zullen Jahweh loven, van nu aan tot in eeuwigheid.

116:1 Ik heb Jahweh lief, want Hij hoort mijn stem, mijn smeekbeden….

Vader, Ik wil dat waar Ik ben, ook zij bij Mij zijn die U Mij gegeven hebt, opdat zij Mijn heerlijkheid zien, die U Mij gegeven hebt, omdat U Mij hebt liefgehad vóór de nederwerping van de wereld. Johannes 17:24

banden van de dood hadden mij omvangen, angsten van het graf hadden mij getroffen, ik ondervond benauwdheid en verdriet. Psalm 116:3

Ja, U hebt mijn ziel immers gered van de dood…….Ik zal wandelen voor het aangezicht van Jahweh in de landen van de levenden.

Psalm 116:8,9

Ik heb geloofd, daarom spreek ik. Ík ben zeer verdrukt geweest Psalm 116:10

Maar omdat wij dezelfde geest van het geloof hebben, overeenkomstig wat geschreven staat:

Ik heb geloofd, daarom heb ik gesproken, geloven ook wij, en daarom spreken wij ook.2 Corinthiërs 4:13

Kostbaar is in de ogen van Jahwehde dood van Zijn gunstelingen.…Psalm 116:15

….U hebt mijn boeien losgemaakt....Psalm 116:16 (vers 3)

Ik zal niet sterven maar leven, en ik zal de werken van Jahweh vertellen. Jahweh heeft mij getuchtigd, ja getuchtigd, maar aan de dood heeft Hij mij niet overgegeven Psalm 118:17

Ik zal U loven, omdat U mij verhoord hebt en mij tot redding geweest bent. De steen die de bouwers verworpen hadden, is tot een hoeksteen (hoofd van de hoek) geworden. Psalm 118:22,23

…maar jullie zijn medeburgers van de heiligen en gezinsleden van God,gebouwd op het fundament van de apostelen en de profeten, waarvan de uiterste hoeksteen Christus Jezus is,

in Wie heel het gebouw, samengevoegd, groeit tot een heilige tempel in de Heer en in Wie jullie samengebouwd worden tot een woonplaats van God, in de geest Efeziërs 2:19b-22

En toen zij de lofzang gezongen hadden, vertrokken zij naar de Olijfberg… Mattheüs 26:30