Les 5 - Sociologie

Post on 18-Dec-2014

99 views 0 download

description

Sociology - slides

Transcript of Les 5 - Sociologie

SociologieDr. Orhan Agirdag

HS 5

Sociale controle en deviantie

Schema verloopt niet altijd perfect® Deviantie(= afwijkend sociaal handelen)® Sociale controle

Interactie

Sociaal handelen

Handelen

Gedrag

Cultuur Structuur

Oorsprong regels?• Sumner: ‘folkways’ en ‘mores’• Folkways (gebruiken/gewoonten)

– overleven trial and error ‘folkways’– collectieve gewoonten, visies, methodes– betrekking op wat juist, effectief of goed is

• Mores (normen)– bewuste reflectie over folkways– rationalisaties van de gewoonten– dwingend karakter: naleving strikt vereist– niet-naleving bestraffing (sociale controle)

Sociale controle

Mores en wetten

Mores Wetten weerspiegelen de moresAls wetten niet congruent met de mores

niet nageleefd verdwijnen

MAAR: geen één richting

wetten kunnen de mores ook veranderen

Morele regels (Durkheim)

• Niet enkel verplicht maar ook gewenst: mensen willen inspanning doen om morele regels te realiseren

Morele regels (Durkheim)

Twee soorten moraliteit: objectief en subjectief1. Objectieve moraliteit:

– gemeenschappelijke en onpersoonlijke standaarden (wetten)

2. Subjectieve moraliteit: – eigen moreel bewustzijn

Morele regels (Durkheim)

Hoe morele regels herkennen? Op basis van het soort gevolg

Analytisch gevolg: – ‘sanctie’ direct (automatisch) gevolg van handeling bvb. kater

Synthetisch gevolg: – sanctie volgt uit overtreding van de regel intrekken rijbewijs

Internalisering regels

• Naleven regels: gevoel van welbehagen

• Resultaat van het socialisatieproces Mead: Opbouw van het ME

Piaget: Toenemende abstraheringscapaciteit

(bvb. algemene regels)

Piaget: sociale controle en abstractie

1. Egocentrisme (kind centraal)– Anderen bestaan nog niet– Moraliteit niet mogelijk

2. Dwang (volwassenen centraal)– Kind doet wat volwassenen zeggen– Volledige identificatie volwassenen

3. Coöperatie– Kritiek & Dialoog– Regels: autonoom en internalisering

Zonder Fase 3: moreel realisme: moraal afhankelijk van concrete situatie

• Autoritaire relaties – dwingende regels

• Coöperatieve wederkerige relaties– gewenste regels – Nageleefd zonder dwang

Vormen van sociale controle

• ‘zacht’: morele regels nastreven/opleggen– Ethische sociale controle– Persoonlijke idealen, familie/vrienden, de

publieke opinie, kunst, religie, …

• ‘hard’: met macht afdwingen van regels– Politieke sociale controle– Leger, politie, recht

Sociologische verklaringen voor deviantie (5.2)

Waarom zijn mensen deviant?

‘Deviantie’ = relatief en normaal

• Relatief:afwijkend gedrag is kwestie van definitie op een gegeven plaats en tijdstip– Al dan niet behoren tot bepaalde groep/gemeenschap– Afhankelijk van rol/positie binnen die groep/gemeenschap

• Normaal:samenleving zonder afwijking is absurd= perfecte totalitaire staat

Sociologische verklaringen voor deviantie

1. Durkheim’s anomie theorie2. Merton’s anomie theorie3. Vervreemding als bron van deviantie4. Differentiële associatie theorie5. Theorie van de delinquente subcultuur6. Sociale controle theorie7. Het etiketteerperspectief

Sociologische verklaringen voor deviantie

1. Durkheim’s anomie theorie2. Merton’s anomie theorie3. Vervreemding als bron van deviantie4. Differentiële associatie theorie5. Theorie van de delinquente subcultuur6. Sociale controle theorie7. Het etiketteerperspectief

Basisregel

Samenleving regels

Wegvallen regels anomie deviantie

Bvb. stratificatie

– ongelijkheid in inkomen, leefstijl

– meestal sociaal aanvaard

iedereen ‘gepaste’ aspiraties

1. Anomie volgens Durkheim

• (Plotse) sociale verandering: wegvallen

normering

– Economisch goed of slecht

• Heersende waarden, opinies, opvattingen

niet meer aangepast…

• Gevolg: afwijkend gedrag

– vb. zelfdoding, criminaliteit, verslaving

1. Anomie volgens Durkheim

Sociologische verklaringen voor deviantie

1. Durkheim’s anomie theorie2. Merton’s anomie theorie3. Vervreemding als bron van deviantie4. Differentiële associatie theorie5. Theorie van de delinquente subcultuur6. Sociale controle theorie7. Het etiketteerperspectief

Anomie volgens MertonAanpassing Waarden

(culturele doelen)Normen

(middelen)

Conformisme JA JA

Innovatie JA NEE

Ritualisme NEE JA

Terugtrekking NEE NEE

Rebellie +/- +/-

Conformiteit[Doel +, Middelen +]

Innovatie[Doel +, middelen -]

Ritualisme[Doel -, middelen +]

Terugtrekking[Doel -, middelen -]

Rebellie[doel +-, middelen +-]

Toepassing Merton: situatie lagere klasse

Culturle doel: veel status

Probleem: beperkte beschikbaarheid legitieme middelen

– Cultureel kapitaal (Wijze van spreken, kleden, zich bewegen,

denken)

Oplossing 1: innovatie (andere bronnen van ‘status’ zoeken antischools

gedrag, bling-bling, stoer doen, etc…)

Oplossing 2: terugtrekking

Oplossing 3: Ritualisme

Oplossing 4: Rebellie

Sociologische verklaringen voor deviantie

1. Durkheim’s anomie theorie2. Merton’s anomie theorie3. Vervreemding als bron van deviantie4. Differentiële associatie theorie5. Theorie van de delinquente subcultuur6. Sociale controle theorie7. Het etiketteerperspectief

3. Vervreemding

• Anomie vervreemding: individu heeft geen zinvolle relatie meer met samenleving

• Marx: vervreemding in de economische sfeer• Arbeid is niet langer de emanatie van persoonlijke

creativiteit• Product: los van de maker

• Seeman• Analyseren van de verschillende dimensies van

vervreemding• Onderbrengen van deze dimensies in overkoepelende

handelingstheorie Sociale leertheorie

3. Vervreemding

Sociale leertheorie (Rotter): handelen van

mensen wordt bepaald door anticipatie effecten

Oorzaak van bepaald effect?

– Interne controlelocus: individu situeert oorzaak in

zichzelf

– Externe controlelocus: individu situeert oorzaak buiten

zichzelf

Dimensies van vervreemding

1. Machteloosheid2. Betekenisloosheid3. Normloosheid4. Isolatie5. Zelfvervreemding

Machteloosheid

• = verwachting geen impact te hebben op uitkomst handelen

• Onmogelijkheid zelf je leven vorm te geven

• “Wat ik doe, maakt toch geen verschil”

Betekenisloosheid• = verwachting dat geen voorspellingen over

toekomstige gevolgen van handelen kan gemaakt worden

• Gebrek aan substantiële rationaliteit (= inzicht in de logische samenhang van zaken)

Normloosheid• = de verwachting dat sociaal afwijkend gedrag

noodzakelijk is om gestelde doeleinden te bereiken

Isolatie

Geen waarde toekennen aan sociaal gewaardeerde doeleinden

• het niet delen van waarden en normen van de samenleving

“carrière maken niet belangrijk vinden”

Zelfvervreemding• Geanticipeerde beloningen liggen buiten de activiteit

zelf– Geen intrinsieke beloning– Wel externe druk

‘Mijn job betekent niet veel voor mij, ik werk enkel voor het geld’

Samenvatting

Merton Doelen versus middelen

Durkheim Sociale verandering

ANOMIE

Ontregeling aspiraties

VERVREEMDING

Opgeven van conform handelen

Sociologische verklaringen voor deviantie

1. Durkheim’s anomie theorie2. Merton’s anomie theorie3. Vervreemding als bron van deviantie4. Differentiële associatie theorie5. Theorie van de delinquente subcultuur6. Sociale controle theorie7. Het etiketteerperspectief

Deviantie = niet automatisch

4. Differentiële Associatie

aanleren van crimineel

handelen?

4. Differentiële Associatie

• Crimineel handelen is aangeleerd– zelfde leerproces als niet crimineel handelen– via persoonlijke communicatie/ interactie– in kleine groepen

Voorbeeld: fraude

• Technieken– Hoe geld naar rekening versluizen zonder gezien

te worden?

• Attitudes, rationalisaties, motieven die misdaad rechtvaardigen– “We worden onderbetaald”– “Het gaat om weinig geld”

Differentiële associatie

Iedereen contact met opvattingen (associaties):

– PRO regelovertreding– CONTRA regelovertreding

Delinquent: wanneer er een overwicht is aan associaties PRO regelovertreding

http://www.kennislink.nl/web/show?id=137970

Sociologische verklaringen voor deviantie

1. Durkheim’s anomie theorie2. Merton’s anomie theorie3. Vervreemding als bron van deviantie4. Differentiële associatie theorie5. Theorie van de delinquente subcultuur6. Sociale controle theorie7. Het etiketteerperspectief

5. Delinquente subcultuurtheorie

Vertrekpunt: delinquent gedrag bestaat nu eenmaal

Vraag: hoe ontstaan delinquente subgroepen?

Combinatie inzichten Merton + differentiële associatie

5. Delinquente subcultuurtheorie

Situatie– Competitie, arbeidsmarkt– Sociale afkomst

Referentiekader– American dream: succes– Middenklassewaarden

• Zelfcontrole, ambitie, goede manieren

• Probleem? … moeilijk voor lagere klasse en etnische minderheden

Okan Demir Jonas Mertens

Onderzoek @UGent

Twee identieke cv’s (gefabriceerd)

Opgestuurd naar 376 echte vacatures

Jonas tot 360% meer opgeroepen voor gesprek dan Okan!

5. Delinquente subcultuurtheorie

• Optie 1 situatie veranderen – Niet alleen hard studeren– Heersende waarden aannemen:

Assimilatie Géén garantie op acceptatie

5. Delinquente subcultuurtheorie

• Optie 2 referentiekader wijzigen– Heersende waarden verwerpen

= collectief antwoord= delinquente subcultuur

Via (toevallig) contact met lotgenoten

Sociologische verklaringen voor deviantie

1. Durkheim’s anomie theorie2. Merton’s anomie theorie3. Vervreemding als bron van deviantie4. Differentiële associatie theorie5. Theorie van de delinquente subcultuur6. Sociale controle theorie7. Het etiketteerperspectief

6. Sociale controle theorie

Travis Hirhsi

• Waarom is iemand niet deviant?• Waarom zal iemand sociale controle naleven?

-> 4 dimensies

• aanhankelijkheid (attachment): gevoelig zijn voor mening/opinie anderen

• Vb. ‘bang zijn dat omgeving overspel ontdekt en afkeurt’

• toewijding (commitment): angst te verliezen wat men gerealiseerd heeft: goederen, reputatie, …

• Vb. ‘bang zijn om reputatie ideale schoonzoon te verliezen’

• betrokkenheid (involvement): opslorping door het reguliere leven

• Vb. ‘geen tijd hebben om aan de eisen van twee partners te voldoen’

• overtuiging (belief): geloof in de geldigheid van morele regels• Vb. ‘geloven in de legitimiteit van monogamie’

Deze aspecten versterken elkaar

Sociologische verklaringen voor deviantie

1. Durkheim’s anomie theorie2. Merton’s anomie theorie3. Vervreemding als bron van deviantie4. Differentiële associatie theorie5. Theorie van de delinquente subcultuur6. Sociale controle theorie7. Het etiketteerperspectief

• Vaststelling:

– Niet alle groepen hebben evenveel macht

– Bepaalde groepen meer aan regels onderhevig

• Howard Becker:

– Oorsprong van morele regels?

– Wie is deviant/crimineel?

– Wie bepaalt de regels?

Labelingsperspectief (Becker)

Labelingsperspectief (Becker)

= etiketteerperspectief

– Geen objectieve definitie van deviantie

– Deviant = gelabeld als deviant

– Labeling gebeurt in interactieprocessen

– Niet daad maar context bepaalt wie ‘crimineel’ is

– Individu niet deviant; individu wordt deviant

• Wie bepaalt de regels: machhebbers

– bepaalde klasse/groep; ‘crusader reformers’

• Maatschappijvisie gebaseerd op absolute ethiek

(geen alternatieve visie mogelijk)

• Succesvolle kruistocht:

– Regels ontwerpen i.s.m. experts

– Regels bewaken (aanpassen) i.s.m. organisaties

Labelingsperspectief (Becker)

Proces van criminalisering• Crusading reformers

– Actie van enkelingen ( klasse, groep)– Absolute ethiek met humanitair motief

• Experten– Ontwerpen van specifieke, ‘objectieve’ regels– Psychiaters, juristen, dokters, wetenschappers

• Organisaties– ‘Objectieve’ uitvoering van taak = regel bewaken

Primaire deviantie (Lemert)

• Gerationaliseerd door individu– “iedereen doet wel eens iets in het zwart”

• Gezien als deel sociaal aanvaardbare rol– “aannemers kunnen niet anders dan in het zwart

werken”

niet problematisch soms onzichtbaar niet altijd gesanctioneerd!

Secundaire deviantie (Lemert)

• Individu neemt deviante rol aan herstructurering zelfbeeld begin van deviante loopbaan

jeugdgevangenis/instelling officieel stempel: “crimineel”

gaan er zich ook naar gedragen