Koopwoning...

Post on 30-Jan-2016

40 views 0 download

description

Koopwoning.  (het is niet zo moeilijk…). huiswerk.  pak agenda en noteer bij ma 19 januri 5e lesuur:  leren tb 72 tm 77 maken 3.21 tm 3.23 wb 129 tm 133. Bij een koopwoning…. Bij een koopwoning krijg je te maken met: Notaris Kadaster Makelaar Bank. Notaris. - PowerPoint PPT Presentation

Transcript of Koopwoning...

Koopwoning...

(het is niet zo moeilijk…)

huiswerk

pak agenda en noteer bijma 19 januri 5e lesuur:

leren tb 72 tm 77maken 3.21 tm 3.23 wb 129 tm 133

Bij een koopwoning…

Bij een koopwoning krijg je te maken met:

• Notaris• Kadaster• Makelaar• Bank

Notaris

• namens de overheid• ziet hij toe op de rechtsgang (juiste

toepassing van de wetten)• stelt officiële akten op en• laat wat geregeld is registreren

Kadaster

• Een overheidsinstantie• Waar van alle gebouwen en

grondstukken geregistreerd* staat• wat het precies is,• wie de eigendom heeft en• of er bijkomende verplichtingen of

bijzonderheden zijn

* daarom worden gebouwen ook registergoederen genoemd!

Makelaar

• Tussenpersoon voor• handel in huizen, gebouwen en grond.• Hij bemiddelt tussen koper en

verkoper en • Hij taxeert (de waarde bepalen)

registergoederen.• Voor zijn diensten ontvangt hij

courtage.

Bank

• Een financiële dienstverlener waar je terecht kunt voor

• lenen,• betalen en • verzekeren

Als je geen geld hebt, kun je niet zonder bank, want voor de waarde van een huis kun je niet sparen!

Kopen van een huis

Stappen• Koopovereenkomst (contract)• Transportakte (levering,

registratie)• Hypotheekakte (financiering)

Koopovereenkomst

• Afspraak (contract) tussen de verkoper (leveren zaak) en de koper (betalen prijs)

• Wordt voorlopig koopcontract genoemd, omdat de registratie nog moet gebeuren (want het is wel een definitieve overeenkomst!)

• Dient ontbindende voorwaarde te bevatten: als geen financiering wordt gekregen, vervalt de overeenkomst. (Anders zit koper vast aan iets wat die niet kan betalen!)

Transportakte

• De uitvoering van de koopovereenkomst wordt officieel vastgelegd via de notariële akte en de registratie bij het kadaster.

• De notaris moet dit verzorgen en brengt daarvoor kosten in rekening (% van de koopsom)

• Koper en verkoper hebben meestal afgesproken wie de kosten* betaald: – v.o.n. vrij op naam, d.w.z. verkoper betaalt de kosten of– k.k. kosten koper, d.w.z. de koper betaalt de kosten.

* De kosten voor het kopen van een huis bestaan uit de transportakte en de overdrachtsbelasting en worden berekend over de koopsom. Makelaarscourtage wordt betaalt door de opdrachtgever makelaar!

Hypotheekakte

• In geval van financiering is een hypotheekakte nodig.• Hypotheekgever = degene die de lening nodig heeft; hij geeft

een huis als onderpand tot zekerheid van de geldverstrekker• Hypotheeknemer = de geldverstrekker (bank) die er nu zeker

van is, dat schuldenaar verplichtingen nakomt. Als dat niet zo is, mag de hypotheeknemer de zekerheid uitwinnen (het huis laten verkopen).

• Hypotheek is dus een zekerheidsrecht met registergoed als onderpand, maar het woord wordt ook gebruikt als synoniem van hypothecaire geldlening.

• Een hypotheekrecht moet bij de notaris gevestigd worden en wordt ook bij het kadaster geregistreerd. De kosten (% van de lening) worden betaald door geldlener.

Leningsoorten

• Lineair• Annuïteit• Spaarhypotheek (aflossingsvrij)

Bij een lening zijn er altijd 2 onderdelen:A Aflossing (terugbetalen van de schuld) enR Rente (een vergoeding voor de lening)

Banken brengen voor een lening daarnaast eenmalig afsluitprovisie in rekening.

Lineaire hypotheek

• A apart te berekenen (als vast deel van oorspronkelijke schuld)

• R % over de restschuld• Aflossing en rente vormen samen de

leninglasten.+snelle afname van schuld– zeer hoge beginlasten– fiscaal nadeel

Lineair rekenen…

Voorbeeld: lening € 100.000 af te lossen in 10 gelijke jaarlijkse termijnen, rente 6%

• Aflossing 1e jaar: € 10.000 (100.000 : 10)• Restschuld 1e jaar: € 100.000 (nog niets afgelost!)• Rente 1e jaar: € 6.000 (100.000 x 0,06)

• Aflossing 5e jaar: € 10.000• Restschuld 5e jaar: € 60.000 (100.000 – 40.000)

let op: in het 5e jaar heb je pas 4x afgelost!• Rente 10e jaar: € 3.600 (60.000 x 0,06)

Annuïteitenhypotheek

• Gelijkblijvende termijnen waarin A en R

• Tijdens de looptijd wijzigt de verhouding A – R (A stijgt en R daalt)

• De termijnen vormen de leninglasten+gelijke termijnen– trage afname van de schuld– fiscaal nadeel

Rekenen met annuïteit…

Voorbeeld: lening € 100.000, rente 6%, jaarlijkse annuïteit € 13.586,80

• Annuïteit 1e jaar: € 13.586,80• Annuïteit 5e jaar: € 13.586,80

• Restschuld 1e jaar: € 100.000 (nog niets afgelost!)• Rente 1e jaar: € 6.000 (100.000 x 0,06)• Aflossing 1e jaar: € 7.586,80 (13.586,80 – 6.000)

let op: in de annuïteit zitten rente en aflossing!• Restschuld 2e jaar: € 92.413,20

Rekenen met annuïteit

Spaarhypotheek

• A apart te berekenen (als vast deel van oorspronkelijke schuld)

• R % over de restschuld• Aflossing en rente vormen samen de

leninglasten.+snelle afname van schuld– zeer hoge beginlasten– fiscaal nadeel