Post on 14-Jun-2015
Geschiedenis van het Nederlands
A. Marynissen
Inleiding
• onderwerp, opzet:– ontstaan en evolutie van het Ndl, van vroeger
tot nu– externe geschiedenis: centraal– interne geschiedenis: hoofdlijnen– chronologische opzet
• referentiekader:– de Lage Landen:
• bij de zee: Rijn, Maas, Schelde
• Nederland + België
– de Nederlanden: • Zeventien Provinciën (Karel V)
• Koninkrijk der Nederlanden (Willem I)
– het Nederlandse taalgebied:• Nederland + het Vlaamse gewest
• Nederlands was of is er moedertaal
1. Voorlopers en verwanten
• oudste Nederlands: 700-1150
• welke Germaanse stammen ? Welke dialecten ? Wanneer differentiatie ?
1.1 Het raadsel van de oorsprong der talen
• 3200 v. Chr.: Soemerisch spijkerschrift
• 35000 tot 100000 j. geleden: gesproken taal
• ca. 6000 verschillende talen, Ndl: 37ste
• welke taal is de oudste ?– toren van Babel– 1. Hebreeuws, 2. Grieks/Latijn, 3. volkstalen– Chinees– Keltisch– Antwerps
• historisch-vergelijkende taalwetenschap: taalfamilies:– Indo-Europees– Fins-Oegrisch– Hamito-Semitisch– Sino-Tibetaans– language isolates
• ontstaan van talen: monogenese/polygenese
1.2 Taalverwantschap: Ndl., Germ. talen, Indo-Europees
• klank- en vormovereenkomsten, bv. ‘vader’, ‘huis’, ‘bruin’, ‘uit’ in Ndl., Duits, Engels, Zweeds, Deens, Gotisch: Germaanse talen: alle ontstaan uit Proto-Germaans
• Proto-Germaans behoort tot Indo-Europese taalfamilie
• Europa: slechts 6 talen behoren niet tot IE
1.3 Herkomst en verspreiding van de Indo-Europeanen en het
IE• IE: gemeenschappelijke voorloper: Proto-Indo-
Europees: hypothetische oertaal, 6500-2500 v. Chr.
• PIE: door wie gesproken ?– ruiters-herders: Kurgancultuur, Zuid-Rusland– landbouwersgemeenschappen uit Centraal-Anatolië
• IE in Lage Landen ingevoerd rond 2500 v. Chr.
• Germanen ontstaan uit versmelting Indo-Europeanen en Hunebedbouwers in Noord-Duitsland, Denemarken, Zuid-Scandinavië
• Germaanse volk en taal ontstaan tussen 2000 en 1000 v. Chr.
1.4 Differentiatie van het IE en ontwikkeling van het Germaans
• 1.4.1. Het uiteenvallen van de IE-se oertaal:– migratie / gebrek aan contact– taalvermenging door contacten met andere
vreemde volkeren– andere taalontwikkelingen in isolement
• 1.4.2. Ontwikkeling van het Germaans: klankverschuiving en accentverandering– eerste klankverschuiving, bv. d > t: twee, two,
twai / duo, deux, dva ==> Proto-Germaans– accentverandering ==> Gemeengermaans
• muzikaal > dynamisch
• wisselend > vast
• 1.4.3. Germaanse inscripties– runentekens: futhark, 300-tal woorden
1.5 Verspreiding van de Germanen
• geschiedschrijver Tacitus over de Germanen
• Zuid- of West-Germanen: ca. 750 v. Chr. naar zuiden getrokken
• Oost-Germanen: ca. 0 naar zuidoosten, Goten
• Noord-Germanen: ter plekke gebleven
1.6 Ontstaan van de verschillende Germaanse talen
• 1.6.1. West-Germaans, Oost-Germaans, Noord-Germaans– Oer-Oost-Germaans: Gotisch, bijbelvertaling van
Wulfila– Oer-Noord-Germaans: Oudnoorse Edda’s en
Saga’s– Oer-West-Germaans: voorloper van moderne
West-Germaanse talen: Duits, Nederlands, Fries, Engels
• 1.6.2. Dialectische differentiatie binnen het West-Germaans na 500 v. Chr:– Ingweonismen:
• he,him,her; hij,hem,haar,hun / er,ihn,ihr,ihnen• fünf / five, monde / muide, uns,ons / us, Insel / eiland
– tweede klankverschuiving vanuit Zuid-Duitsland: p > pf/f, t > ts/s, k > kch/ch,
• appel, apple / Apfel; pond, pound / Pfund • twee, two / zwei; tijd, time / Zeit; tussen / zwischen• maken, make / machen; ik / ich
• 1.6.3. De Oudwest-Germaanse dialecten, ca. 700 n. Chr.:– Oudhoogduits > Middelhoogduits > mod. Duits– Oudnederfrankisch > Oudnederlands– Ingweoons kustdialect– Angelsaksisch: Oudengels > Middelengels– Oudsaksisch > Nederduits– Oudfries > Fries
1.7 Volken en talen in de Lage Landen vóór het oudste Ndl.
• 1.7.1. De prehistorie– rendierjagers: 14000 tot 10000 v. Chr.– jagers-vissers-verzamelaars, Hunebedbouwers
(trechterbekercultuur: ca. 3000-2000 v. Chr.), half-nomadische landbouwers en veetelers
– ca. 2500 v. Chr.: IEs strijdhamervolk van veetelers en landbouwers in Lage Landen en Noordwest-Duitsland, hun taal is rond 1000 v. Chr. verdrongen door Germaans (noorden) resp. Keltisch (zuiden)
– ca. 500 v. Chr.: Germaanse landbouwers in Noord-Nederland
– ca. 200 v. Chr.: Germanen bereiken zuiden van de Lage Landen, ontmoeten daar de Kelten of Galliërs (uit zuidoosten gekomen):
• overname van woorden uit hogere Keltische cultuur: ijzer, rijk, ambacht
• Keltische riviernamen: Dender, Demer
• Kelten = Walhos: Walen, Wallonië
• 1.7.2. De Romeinse tijd– 58-51 v. Chr.: Caesar verovert Gallië tot aan Rijn in
Nederland, De bello Gallico, Belgae: fortissimi– Romeinse bezetting tot 406: gevolgen:
• heerbanen, vici, villae, castellae, muntstelsel enz.
• Kelten geromaniseerd: Vulgair-Latijn wordt hun moedertaal (Kelt. leenwoorden: camminus > chemin, carrus > kar, char, camisva >chemise)
• Bretagne: 5de e.: Keltisch opnieuw ingevoerd door Britse Kelten
– Nederland beneden de Rijn + noorden van Vlaanderen: Germaanse stammen rond begin jaartelling, Germaans gebleven, opname van vele leenwoorden uit hogere Romeinse beschaving: straat, wijn, peper, munt, muur, poort, kelder, vrucht, boter, kaas, ketel, keuken
– Nederland ten noorden van de Rijn: vrije Germania: Friezen en andere Germaanse stammen, handelscontacten