Februari 2013 - Steunpunt Taal en Rekenen VO...Hoe brengen we getalbegrip bij? Kolomsgewijs optellen...

Post on 23-Jul-2020

0 views 0 download

Transcript of Februari 2013 - Steunpunt Taal en Rekenen VO...Hoe brengen we getalbegrip bij? Kolomsgewijs optellen...

Etalageconferentie

Februari 2013

Rekendidactiek in de vo-praktijk Hoe pakken we een rekenopdracht aan? Hoe brengen we getalbegrip bij? Het lijkt makkelijker dan het is, zeker bij onderdelen als breuken, procenten en verhoudingen. Hoe leer je leerlingen kijken naar rekenproblemen, wat voor aanpak is effectief, proces versus product? Hoe pak je rekenen aan in het kader van de 2F/3F-toets?

Rockconcert • Voor een rockconcert is een rechthoekig veld

beschikbaar van 50 m bij 100m. Het concert is volledig uit verkocht. Alle fans staan op het veld.

• Welk antwoord is de beste schatting: A. 2.000 B. 5.000 C. 20.000 D. 50.000

Wat is het goede antwoord? A. 2.000 B. 5.000 C. 20.000 D. 50.000 Wereldwijd: 26% Zuid-Korea: 21% Finland: 37%

Andere vraag • Een orkest heeft 4o minuten nodig voor

de 6de symfonie van Beethoven.

• Hoeveel minuten heeft het orkest nodig voor de 9de symfonie van Beethoven?

Hoe pakken we een rekenopdracht aan?

Nu met 25% korting! skateboard van € 89,= voor €

Wat doe je eerst

?

Taak van de leerling ‘context’

bewerking oplossing uitvoering

Waar gaat dit over? Hoe ziet het er uit?

Hoe reken ik dit (sneller/korter/handiger)

uit?

Wat ben ik nu te weten gekomen?

Deed ik dit efficiënt? identificatie

leer moment

rekenvaardigheid

Hoe pak ik dit aan?

planning

Hoe brengen we getalbegrip bij?

Kolomsgewijs optellen

7 / 15232 \2000+100+70+6=2176 7 / 15232 \ 2-1-7-6 14000 14 1232 12 700 7 532 53 490 49 42 42 42 42 0 0

Verkort verdelen Staartdeling

Reken uit tussen streepjes. • 683 – 367 = |300|20|– 4| |300|16| 316 • 423 – 281 = ..... • 368 + 483 = |700|140|11| |800|50|1| 851 • 253 + 659= .....

Hoofdrekenen • 889 + 221 = • 36 x 25 = • 35,7 : 7 = • 20 % van 7,50 is • 156 – ( 60 + 26 ) = • 30300 : 6 = • 0,3 x 200 = • Een derde deel van 420 is

Handig rekenen

Breuken

Niveau 1F • Vergelijken en ordenen van eenvoudige breuken en

deze in betekenisvolle situaties op een getallenlijn plaatsen; ¼ liter is minder dan ½ liter

• Omzetten van eenvoudige breuken in decimale breuken. ½ = 0,5 en 0,01 = 1/100

• Optellen en aftrekken van veel voorkomende gelijknamige en ongelijknamige breuken.

1/8 + 1/8 en ½ + ¾ • Een deel van een geheel getal nemen; 1/3 deel van

150 euro • In een betekenisvolle situatie een breuk

vermenigvuldigen met een geheel getal.

Handelingsmodel

Mentaal handelen

Verwoorden laten zien

comm

uniceren

Formele relaties en bewerkingen (formule)

Voorstellen – schematisch (model van...)

Voorstellen – concreet (afbeelding van...)

Werkelijkheidssituaties doen - ervaren - zien gebeuren

• Je hebt een recept voor 4 personen. • Je gaat voor 5 personen koken • In het recept heb je 750 gram suiker

nodig.

• Hoeveel heb je nodig voor 5 personen?

5/4 x 750 =

937,5

937.5

maar wat wegen ze straks af? ± 940 gram

De 2F en 3F toets

Vraag • Een waaghals loopt door een smalle enkelspoor

spoorwegtunnel. Op het moment dat hij 40% van de tunnellengte achter de rug heeft, hoort hij achter zich in de verte een trein aan komen. Nu kan hij kiezen. Zo hard als hij kan de ene kant op lopen en dan ontsnapt hij ternauwernood aan de trein. Of zo hard als hij kan de andere kant op lopen, en ook dan ontsnapt hij op het nippertje aan een dodelijke botsing. Als de trein met 100 km per uur door de tunnel raast, hoe hard kan die waaghals dan lopen ?

Antwoord • De waaghals legt 40% van de tunnellengte af in de

tijd die de trein nodig heeft om bij de ingang van de tunnel te komen. Als de waaghals van de trein af loopt naar de verste uitgang dan zal hij het dubbele, dat is 80%, van de tunnellengte achter zich hebben op het moment dat de trein de tunnel in rijdt. In de tijd dat de trein door de hele tunnel rijdt heeft de waaghals nog 20% te gaan. Daaruit volgt dat de trein 5 keer zo hard rijdt als de waaghals kan lopen. De waaghals loopt dus 20 km per uur. Dat is de snelheid van een fietser en van een snelle marathonloper.

Vragen • Inhoudelijk

• Organisatorisch

• Didactisch

• 2F/3F toets

Vragen

• Peter van Wijk • P.vanwijk@aps.nl

Natte spons Een natte spons weegt 1 kilogram. Dit

gewicht bestaat voor 99% uit water. Knijp de spons zodanig uit dat het

gewicht nog maar voor 98% uit water bestaat. Hoeveel gram weegt hij

nu?