Post on 11-Jan-2017
Rapportage
Onderzoek Nieuwe Scheikunde (kwalitatieve voorfase)
In opdracht van: VNCI/RGC
Contactpersonen: Eveline van Hoppe
ir. Nelo Emerencia
Utrecht, mei 2010
DUO MARKET RESEARCH
drs. Liesbeth van der Woud
drs. Vincent van Grinsven
Postbus 681
3500 AR Utrecht
030 263 1080 (t)
030 261 6944 (f)
info@duomarketresearch.nl
www.duomarketresearch.nl
Rapportage Onderzoek Nieuwe Scheikunde (kwalitatieve fase) – mei 2010 – DUO MARKET RESEARCH 1
INHOUDSOPGAVE
1 INLEIDING .......................................................................................................................................... 2
2 ONDERZOEKSDOELSTELLING ..................................................................................................... 3
3 ONDERZOEKSOPZET KWALITATIEF ONDERZOEK ................................................................ 4
4 RESULTATEN KWALITATIEF ONDERZOEK .............................................................................. 5
4.1 Achtergrond respondenten ................................................................................................................ 5
4.2 Het nieuwe examenprogramma scheikunde en de context-conceptbenadering........................ 8
4.3 Oordeel over de Nieuwe Scheikunde ............................................................................................. 10
4.3.1 Het idee dat docenten zelf lesmodules ontwikkelen ........................................................... 10
4.3.2 Je eigen lesmethode arrangeren versus kiezen voor een uitgewerkte leerlijn ................. 12
4.3.3 Zelf bestaande modules aanpassen en/of nieuwe modules ontwikkelen ....................... 13
4.3.4 De grootste plus- en minpunten van de nieuwe manier van werken ............................... 14
4.3.5 Eigen betrokkenheid bij de ontwikkelingen in de Nieuwe Scheikunde ........................... 16
4.4 Randvoorwaarden voor acceptatie van het beoogde systeem .................................................... 17
4.4.1 Het systeem als manier om aan de nieuwe eindtermen te voldoen .................................. 17
4.4.2 Randvoorwaarden om met het systeem te willen werken ................................................. 18
4.4.3 Randvoorwaarden om het systeem in stand te kunnen houden ....................................... 19
4.5 Professionalisering op het gebied van de chemiepraktijk ........................................................... 20
4.5.1 Professionaliseren door de nieuwe manier van werken ..................................................... 20
4.5.2 Ondersteuning die men daarbij kan gebruiken ................................................................... 21
4.6 Eindoordeel over de Nieuwe Scheikunde ..................................................................................... 22
4.6.1 Is het systeem een goede oplossing? ..................................................................................... 22
4.6.2 Suggesties voor verbetering en eventuele onduidelijkheden ............................................ 23
BIJLAGE Checklist
Rapportage Onderzoek Nieuwe Scheikunde (kwalitatieve fase) – mei 2010 – DUO MARKET RESEARCH 2
1 INLEIDING
De vernieuwingscommissie Nieuwe Scheikunde – geïnstalleerd door het Ministerie van OCW om
het scheikundeonderwijs te verbeteren - heeft de context-conceptbenadering uitgewerkt tot een
leerlijn scheikunde. De vernieuwingscommissie (stuurgroep NS) heeft een nieuwe manier van
scheikundelessen opgezet waarmee nu op een twintigtal havo- en vwo-scholen wordt
geëxperimenteerd. Deze voorbeeldmodules zijn ontwikkeld door SLO in samenwerking met de
vernieuwingscommissie en het veld. De insteek hierbij is modules volgens de context-
conceptbenadering te ontwikkelen die alle elementen van het examenprogramma behandelen en die
leerlingen erop voorbereiden om de nieuwe eindtermen te halen. Deze nieuwe eindtermen worden
landelijk verplicht per schooljaar 2013-2014.
In het scheikundevernieuwingsproces zijn momenteel circa 150 scholen betrokken, waarvan er
twintig aan het nieuwe examenprogramma meedoen.
De Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie (hierna VNCI) en de Regiegroep chemie
(hierna RGC) hebben aan DUO MARKET RESEARCH gevraagd een onderzoek uit te voeren naar de
bekendheid, het gebruik en de acceptatie van het ontwikkelde modulair context-concept lesmateriaal
scheikunde onder docenten scheikunde. Het onderzoek bestaat uit een kwalitatieve voorfase en een
kwantitatief vervolgonderzoek.
In dit rapport worden de resultaten van het kwalitatieve onderzoek beschreven.
Rapportage Onderzoek Nieuwe Scheikunde (kwalitatieve fase) – mei 2010 – DUO MARKET RESEARCH 3
2 ONDERZOEKSDOELSTELLING
De algemene doelstellingen van het onderzoek luiden als volgt:
1. Achterhalen in hoeverre docenten scheikunde bekend zijn met het ontwikkelde modulair context-concept
lesmateriaal voor het vak scheikunde.
2. Achterhalen in hoeverre docenten scheikunde gebruik maken van het ontwikkelde modulair context-
concept lesmateriaal voor het vak scheikunde.
3. Achterhalen in hoeverre docenten scheikunde het ontwikkelde modulair context-cencept lesmateriaal
voor het vak scheikunde accepteren als manier om aan de nieuwe eindtermen te kunnen voldoen.
Het onderzoek dient de volgende resultaten op te leveren:
- Inzicht in het draagvlak voor de invoering van modulair context-concept
scheikundeonderwijs volgens het ontwikkelde modulair context-concept lesmateriaal;
- Inzicht in de wens/noodzaak om zelf als docent onderwijsmateriaal te ontwikkelen;
- Inzicht in de bruikbaarheid (de kwaliteit) van de ontwikkelde modules door de gebruikers
ervan;
- Inzicht in de mogelijkheden om zo nodig de richting van Actielijn 2 (AL2) van de Roadmap
Human Capital Chemie (RHCC) aan te passen, inclusief mogelijke nascholing van docenten.
Kortom: actiepunten die toegepast kunnen worden op AL2.
Als nevenresultaat dient inzicht verkregen te worden in eventuele onduidelijkheden met betrekking
tot wat verplicht wordt gesteld door de invoering van het vernieuwingsproces.
De resultaten van het onderzoek worden gebruikt:
- Voor het bijsturen van AL2 (onder andere uitbreiding, beperking of vervanging);
- Voor communicatie omtrent AL2 en de modules context-concept lesmateriaal scheikunde;
- Als input voor het eindadvies van de stuurgroep NS aan het ministerie van OCW.
De subdoelstelling van het kwalitatieve onderzoek is input verzamelen om een gedegen vragenlijst
voor het kwantitatieve vervolgonderzoek te kunnen opstellen.
Rapportage Onderzoek Nieuwe Scheikunde (kwalitatieve fase) – mei 2010 – DUO MARKET RESEARCH 4
3 ONDERZOEKSOPZET KWALITATIEF ONDERZOEK
Onderzoeksmethode en doelgroep
Het kwalitatieve onderzoek is uitgevoerd door middel van twee groepsdiscussies waarbij de
deelnemers de gelegenheid kregen om met behulp van een schriftelijke vragenlijst hun individuele
oordeel over de opzet en de uitvoering van de Nieuwe Scheikunde kenbaar te maken. De
deelnemers kregen van tevoren informatie toegestuurd teneinde een beeld te krijgen van Nieuwe
Scheikunde. Het betreft de volgende informatie:
• inventarisatiestuk 4-6 havo/vwo;
• een toelichting daarbij;
• het nieuwe examenprogramma havo en vwo);
• een login en wachtwoord om modules te kunnen downloaden.
Tijdens de groepsdiscussies is deze informatie nogmaals uitgedeeld en kregen de deelnemers de
mogelijkheid om verschillende geprinte modules te bekijken.
De groepsdiscussies zijn op 23 maart 2010 bij DUO MARKET RESEARCH te Utrecht gehouden. Elke
discussie had de duur van circa twee uur en is geleid door een ervaren projectleider. De
opdrachtgever heeft van de mogelijkheid gebruik gemaakt om de groepsdiscussies ‘live’ te volgen
via een gesloten videocircuit.
Aan de eerste groepsdiscussie hebben tien respondenten deel genomen en aan de tweede
groepsdiscussie acht.
De onderzoekspopulatie bestaat uit docenten scheikunde die lesgeven in 3 havo/vwo tot en met 5
havo en 6 vwo. De eerste groep bestond uit docenten met ervaring met het
scheikundevernieuwingsproces, terwijl de tweede groep bestond uit een mix van docenten die wel
en geen ervaring hebben met het scheikundevernieuwingsproces.
Checklist
Voor het onderzoek is in nauw overleg met VNCI, RGC en SLO een checklist opgesteld. De checklist
vormde de leidraad voor de groepsdiscussies. De gesprekleider/interviewer was echter vrij,
uiteraard binnen de kaders van het doel van onderzoek, de discussies zoveel mogelijk te laten
aansluiten bij de antwoorden van de deelnemers. De checklist is als bijlage aan dit rapport
toegevoegd.
Rapportage
Kwalitatief onderzoek is altijd indicatief van aard. De resultaten zijn dan ook richtinggevend en niet
‘hard’.
Rapportage Onderzoek Nieuwe Scheikunde (kwalitatieve fase) – mei 2010 – DUO MARKET RESEARCH 5
4 RESULTATEN KWALITATIEF ONDERZOEK
4.1 Achtergrond respondenten
De eerste groepsdiscussie bestond uit tien deelnemers:
1. Een docent die op een school werkt waar een collega-docente de Nieuwe Scheikunde heeft
opgebouwd. In klas 4 en 5 heeft hij ervaring opgedaan met modulair onderwijs in de vorm van
een aantal modules die elk jaar worden uitgeprobeerd. Het uitproberen van de modules begint
in klas 3. Volgend schooljaar gaat hij het eerste pilot eindexamen doen;
2. Een docente die in de bovenbouw van de havo werkt met Pulsar en in de bovenbouw van het
vwo met de oude druk van Chemie. Een paar jaar geleden heeft zij de module Bio ethanol
herschreven omdat ze deze niet goed vond. Zij geeft aan dat ze niet verder komt dan ‘kijken’ op
de website, omdat ze de modules onvoldoende uitnodigend vindt om te downloaden (vanwege
de lay-out, alleen maar tekst);
3. Een docent die op de hoogte is van de modules Nieuwe Scheikunde, mede omdat hij bezig is
met zijn eerstegraads opleiding in Groningen. Hij heeft enkele modules getest;
4. Een docent die in de derde klas ervaring heeft opgedaan met een module. Hij was er eerst niet
enthousiast over en heeft de module op grond van zijn ervaringen en die van collega’s drastisch
aangepast en ingekort. Daardoor werd het werkbaar. In de bovenbouw heeft hij wel modules
bekeken, maar heeft hij er nog niet mee gewerkt;
5. Een docent die lesgeeft op een gymnasium en de methode Pulsar chemie gebruikt. Dit jaar
probeert hij voor het eerst nieuwe modules uit. Het bevalt hem op zich wel, maar hij geeft aan
dat het een grote brei is;
6. Een docente die voorheen op een pilot school werkte waar zij in de havo en het vwo het hele
programma Nieuwe Scheikunde heeft gedraaid. Vorig jaar heeft de school meegedaan aan het
pilot examen havo. Op haar nieuwe school mag ze van de minister niet meedoen met de pilot.
Wel is ze van plan om op de nieuwe school alle modules te gaan draaien;
7. Een docente die met de methode Pulsar werkt. Ze heeft samen met een collega een aantal keer
een module voor de onderbouw uitgeprobeerd;
8. Een docent die de Nieuwe Scheikunde al volgt vanaf schooljaar 2003/2004. Hij is in het eerste
jaar meteen al begonnen met modules in de derde en de vierde klas en de school was destijds
een volgschool. Na twee of drie jaar is hij er echter mee gestopt. Het enthousiasme is bekoeld
omdat hij de enige scheikundedocent was die er mee wilde werken en omdat er andere
ontwikkelingen binnen de school waren die veel tijd vergden;
Rapportage Onderzoek Nieuwe Scheikunde (kwalitatieve fase) – mei 2010 – DUO MARKET RESEARCH 6
9. Een docent die twee jaar heeft lesgegeven uit Pulsar chemie en Chemie. Daarna is hij naar een
paar bijeenkomsten over Nieuwe scheikunde gegaan, waar hij Frans Arnholt tegen kwam. Hij
werd gepakt door de andere manier van scheikunde geven en op een andere manier tegen je
eigen vak aankijken. Vooral voor de havo vindt hij het belangrijk om het vak dichter bij de
leerlingen te brengen. Hij werkt nu voor het derde jaar met modules en heeft één eindexamen
gehad. Hij houdt van experimenteren en geeft aan dat de modules nog steeds in ontwikkeling
zijn;
10. Een docent die in 2007 begonnen is als pilot school met de havo. Hij heeft twee jaar
meegedraaid, maar de steun binnen de school bij collega’ s viel weg, waardoor hij moest
stoppen. In het begin waren de modules niet goed genoeg om ermee te werken en het kostte
veel tijd om ze werkbaar te maken. Dit moest veelal in de vrije tijd gebeuren. Momenteel werkt
hij met een eigen methode en in 6 vwo gebruikt hij de oude editie van Chemie. Onlangs heeft
hij een hele nieuwe module uitgeprobeerd – biotechnologie – en dat vond hij een mooie
module.
Rapportage Onderzoek Nieuwe Scheikunde (kwalitatieve fase) – mei 2010 – DUO MARKET RESEARCH 7
De tweede groepsdiscussie bestond uit acht deelnemers:
1. Een docent die zelf een Nieuwe Scheikunde module heeft geschreven voor de derde klas.
Onlangs is hij gestopt met lesgeven. Waar hij zich verder nog wel mee bezig houdt is het
ontwikkelen van schoolexamen opgaven voor Nieuwe Scheikunde. Op zijn eigen school werd
weinig aan Nieuwe Scheikunde gedaan;
2. Een docent die de methode Chemie Overal in de tweede fase gebruikt. Daarnaast is hij bezig
met de opleiding eerstegraads scheikunde, waarin hij te maken heeft met Nieuwe Scheikunde.
Vanuit school heeft hij een aantal modules geprobeerd en hij is daar niet positief over;
3. Een docente die de methoden Pulsar en Chemie in de bovenbouw gebruikt. Zij heeft geen
ervaring met Nieuwe Scheikunde. Wel heeft zij zich voor het vak NLT verdiept in modules,
maar zij vraagt zich af of modules ook geschikt zijn voor scheikunde om de basistheorie uit te
leggen;
4. Een docent die dit jaar in klas drie een module heeft uitgevoerd. Hij is bij de start van de
Nieuwe Scheikunde actief betrokken geweest en is veldadviseur geweest bij het SLO. In het
kader daarvan heeft hij met collega’s een groot aantal modules becommentarieerd,
veldonderzoek gedaan en adviezen gegeven over hoe de modules verbeterd zouden kunnen
worden. Hij geeft aan een leerlijn te missen en zeker te willen weten dat je aan het einde van de
rit alle eindtermen hebt gehad. Om deze reden neemt hij voorlopig geen deel meer aan de
experimenten. Nu gebruikt hij in klas 4 de methode Pulsar en Chemie en in klas drie de nieuwe
methode van Pulsar;
5. Een docent die de methode Curie gebruikt. Via het vak NLT heeft hij ervaring met modules. Hij
geeft aan dat er binnen NLT modules zijn die leuk en stimulerend zijn, maar dat de kwaliteit
per module enorm verschilt. Hij staat sceptisch ten aanzien van de Nieuwe Scheikunde, omdat
hij leerlingen niet aan experimenten wil onderwerpen. Hij geeft aan dat hij ervoor moet zorgen
dat zijn leerlingen goed worden voorbereid op het examen;
6. Een docent die voorheen de methode Chemie Overal gebruikte en sinds twee jaar de methode
Curie. Hij geeft aan dat Curie goed bevalt vanwege de mogelijkheden om leerlingen
zelfstandiger te laten werken. Aan Nieuwe Scheikunde doet hij niet veel. In de derde klas wordt
de nieuwe editie van de methode Chemie Overal gebruikt en dat valt tegen;
7. Een docent die een aantal jaar afdelingsleider is geweest en nu weer veel voor de klas staat.
Binnen het vak NLT heeft hij veel geëxperimenteerd op school in de vorm van het uitproberen
van modules (volgschool). Binnen het vak scheikunde is hij momenteel bezig een module uit te
proberen in de derde klas. Hij werkt in de derde klas met de methode Pulsar en in de
bovenbouw met Curie;
8. Een docent die in het vwo met Curie werkt en in de havo met Pulsar. In de derde klas heeft hij
de module Magie of chemie gebruikt en in vier vwo een module over elektrotechniek. De
leerlingen bleken deze echter te moeilijk te vinden, waardoor men er weer vanaf is gestapt. De
school is van plan om de module weer aan het eind van 5 vwo te doen.
Rapportage Onderzoek Nieuwe Scheikunde (kwalitatieve fase) – mei 2010 – DUO MARKET RESEARCH 8
4.2 Het nieuwe examenprogramma scheikunde en de context-
conceptbenadering
Aan de respondenten is de volgende mondelinge uitleg gegeven:
“De stuurgroep nieuwe scheikunde heeft van het ministerie OCW de opdracht gekregen om een nieuw
examenprogramma te ontwikkelen. Het doel van het nieuwe examenprogramma is onder andere de
belangstelling van leerlingen voor scheikunde bevorderen en de docenten meer eigenaar te maken van het
schoolcurriculum. In samenwerking met een grote groep docenten en TOA’s heeft de stuurgroep nieuwe
scheikunde een aantal leerlijnen ontwikkeld waarmee momenteel op scholen geëxperimenteerd wordt. De
leerlijnen bestaan uit verschillende modulen die volgens de context-conceptbenadering zijn opgezet. Op deze
manier hoopt de stuurgroep het scheikundeonderwijs aantrekkelijker te maken en onder docenten meer kennis
te creëren over de ontwikkelingen in de chemiepraktijk. Op basis van de experimenten wordt een nieuw
examenprogramma geformuleerd en voorgesteld aan de minister. Als deze het examenprogramma goedkeurt,
zal het in schooljaar 2013 – 2014 worden ingevoerd.”
Uit de groepsdiscussies blijkt dat de meeste docenten het op zich goed vinden dat er een nieuw
examenprogramma komt voor het vak scheikunde. Het is goed – zo wordt aangegeven – dat je
inspeelt op de ontwikkelingen in het vak:
“De hele Nano technologie kun je bijvoorbeeld helemaal niet terug vinden, terwijl het geen onbelangrijk
onderwerp is.”
Tegelijkertijd blijkt dat veel docenten op zich ook wel kunnen leven met het huidige
examenprogramma. Zo wordt over Nano technologie opgemerkt dat je dat binnen het bestaande
programma makkelijk kunt inpassen. Kortom: een echte noodzaak wordt door veel docenten niet
gezien.
Voorts is verteld dat de context-conceptbenadering globaal het volgende inhoudt:
“Scheikundige begrippen (oftewel concepten) worden in een context (herkenbaar probleem of herkenbare
situatie) behandeld. Het idee hierachter is dat het gat tussen onderwijs en de werkelijke ontwikkelingen in de
wetenschap en in de samenleving wordt gedicht. Ook kunnen leerlingen dan beter de beroepsperspectieven
zien.”
Het idee om volgens de context-conceptbenadering te werken spreekt veel docenten op zich aan,
maar er zitten volgens een aantal docenten ook veel haken en ogen aan:
“Ik ben bang dat het heel veel tekst verklaren wordt en dat is in het verleden wel eens ten koste gegaan van
hele goede leerlingen die juist wel heel goed waren met concepten.”
Rapportage Onderzoek Nieuwe Scheikunde (kwalitatieve fase) – mei 2010 – DUO MARKET RESEARCH 9
“Niet alleen voor de examens maar ook voor de modules geldt dat leerlingen in wezen veel meer moeten
lezen.”
Een voordeel van de context-conceptbenadering is – aldus meerdere docenten – dat de stof meer gaat
leven voor de leerlingen als je deze kunt koppelen aan iets uit hun belevingswereld:
“Scheikunde is veel meer in ons leven verweven dan leerlingen in eerste instantie vermoeden.”
De meeste deelnemers waren voor aanvang van dit onderzoek bekend met het bestaan van de
ontwikkelde lesmodulen Nieuwe Scheikunde (ze zijn hier immers deels op geselecteerd). Een aantal
van hen heeft ze ook gebruikt of doet dat nog steeds. Over het werken met de modules in het
algemeen wordt het volgende opgemerkt:
“Die modules kunnen best hun functie en nut hebben, maar ik geloof er persoonlijk niet in dat je alles in
modules moet gaan aanbieden. Je kan het een keertje doen.”
“Mijn ervaring is dat je een combinatie moet maken. Je moet niet koste wat het kost op zoek gaan naar een
context om er een concept in te stoppen. Een aantal dingen waarvan we vinden dat die belangrijk zijn om te
leren, moet gewoon via theoretische stof.”
“Het verhoogt de motivatie voor de leerlingen. Vooral voor havo-leerlingen in de derde klassen is dat goed.
Maar het probleem is dat als leerlingen gaan leren dat een plant zo werkt, een vliegtuig op die manier, etc.
dat ik betwijfel of ze vervolgens in een andere context of contextloos concepten kunnen reproduceren.”
Rapportage Onderzoek Nieuwe Scheikunde (kwalitatieve fase) – mei 2010 – DUO MARKET RESEARCH 10
4.3 Oordeel over de Nieuwe Scheikunde
Aan de deelnemers van de groepsdiscussies is informatie uitgedeeld over de Nieuwe Scheikunde:
• Inventarisatiestuk 4-6 havo/vwo;
• Een toelichting daarbij;
• Het nieuwe examenprogramma havo en vwo;
• Schriftelijke voorbeeldmodules.
Deze informatie plus een login en wachtwoord om modules te kunnen downloaden, heeft men
tevens van tevoren ontvangen via de mail. Na het doorlezen van de informatie en het bekijken van
enkele schriftelijke modules, kregen de respondenten het verzoek individueel hun oordeel over de
Nieuwe Scheikunde kenbaar te maken door middel van een vragenlijst. In de volgende paragrafen
worden de resultaten van de individuele vragenlijsten weergegeven, aangevuld met informatie die
tijdens de bespreking van deze vragenlijst naar voren is gekomen.
4.3.1 Het idee dat docenten zelf lesmodules ontwikkelen
Vraag uit de individuele vragenlijst:
Wat vindt u van het idee dat docenten zelf - in ontwikkelteams van docenten van één of meerdere
scholen onder begeleiding van een coach – lesmodulen ontwikkelen die passen bij het nieuwe
examenprogramma voor scheikunde?
Uit de antwoorden op de individuele vragenlijst blijkt dat deelnemers aan de eerste groepsdiscussie
dit idee allemaal aansprekend vinden (4x zeer aansprekend en 6x enigszins aansprekend).
Deelnemers aan de tweede groepsdiscussie zijn meer verdeeld: de ene helft noemt het idee
aansprekend (1x zeer aansprekend en 3x enigszins aansprekend), terwijl de andere helft het idee
niet aansprekend vindt (2x niet zo aansprekend en 2x helemaal niet aansprekend).
Aan de eerste groepsdiscussie hebben relatief veel docenten deelgenomen die ervaring hebben met
de modules. Een veelgenoemde reden om dit idee aansprekend te vinden is dat docenten dichter bij
leerlingen staan dan ‘mensen in ivoren torens’. Docenten hebben als geen ander praktijkervaring
met leerlingen.
Rapportage Onderzoek Nieuwe Scheikunde (kwalitatieve fase) – mei 2010 – DUO MARKET RESEARCH 11
In de tweede groepsdiscussie zaten relatief veel docenten zonder ervaring met de modules. In deze
groep komt duidelijk naar voren dat een goede docent niet per se een goede ontwikkelaar van
lesmateriaal is:
“Leraarschap is iets anders dan het schrijven van modules. De wijze waarop de leerlingen leren dient
centraal te staan.”
Een positief aspect dat uit deze groep naar voren komt is dat werken met modules goedkoper is dan
werken met een ‘dure methode van een uitgeverij’.
Rapportage Onderzoek Nieuwe Scheikunde (kwalitatieve fase) – mei 2010 – DUO MARKET RESEARCH 12
4.3.2 Je eigen lesmethode arrangeren versus kiezen voor een uitgewerkte leerlijn
Vraag uit de individuele vragenlijst:
Gebruikers van de lesmodulen kunnen hun eigen ‘lesmethode’ arrangeren door zelf te bepalen
welke modules zij gebruiken en in welke volgorde zij de modulen gebruiken, maar zij kunnen ook
kiezen voor een uitgewerkte leerlijn, waarbij de keuze al bepaald is. Naar welke manier gaat uw
voorkeur voor uzelf uit?
Uit de antwoorden op de individuele vragenlijst blijkt dat 8 van de 10 docenten uit de eerste groep
kiest voor ‘zelf arrangeren’. De overige twee deelnemers van deze groep kiezen voor een
uitgewerkte leerlijn. In de tweede groep kiest de helft (4x) voor een uitgewerkte leerlijn, terwijl één
docent voor ‘zelf arrangeren’ kiest. Twee docenten uit deze groep geven aan het materiaal op geen
enkele manier te willen gebruiken en één docent kan geen keuze maken.
Redenen die uit de groepsdiscussies komen om zelf te willen arrangeren zijn:
- Ik wil zelf kunnen bepalen welke modules ik wel en niet gebruik;
- Je moet het zelf kunnen indelen omdat de grenzen tussen scheikunde en biologie steeds meer
vervagen.
Een belangrijke voorwaarde hierbij is overigens wel dat er een duidelijk overzicht voorhanden is
van welke eindtermen je met welke module(s) behaalt.
Redenen die uit de groepsdiscussies komen om te kiezen voor een uitgewerkte leerlijn zijn:
- Ik heb er nog niet veel ervaring mee;
- Dat kost minder uitzoektijd;
- Dan weet je zeker dat alle eindtermen gecoverd zijn.
Rapportage Onderzoek Nieuwe Scheikunde (kwalitatieve fase) – mei 2010 – DUO MARKET RESEARCH 13
4.3.3 Zelf bestaande modules aanpassen en/of nieuwe modules ontwikkelen
Vraag uit de individuele vragenlijst:
Zou u (bepaalde) bestaande modulen die ontwikkeld zijn zelf willen aanpassen, bijvoorbeeld
actualiseren?
Uit de antwoorden op de individuele vragenlijst blijkt dat de meeste docenten (zowel uit de eerste
als uit de tweede groep) bestaande modules zouden willen aanpassen (8x zeker en 6x waarschijnlijk).
Bij doorvragen in de groepsdiscussies blijkt echter dat dit voornamelijk het aanpassen voor eigen
gebruik betreft, bijvoorbeeld omdat er te weinig practicumlokalen zijn of omdat een link niet werkt:
“Als ik een module draai en erachter kom dat een bepaalde link het niet doet, dan googelt een leerling
binnen 30 seconden een nieuwe en die copy past je in je eigen versie. Maar op het moment dat je dat als
verantwoordelijke voor een module moet doen, dan krijg je te maken met problemen als tijd en geld. Dat is
liefdewerk oud papier.”
Het aanpassen van modules voor algemeen gebruik zien de meeste docenten niet zitten.
Vraag uit de individuele vragenlijst:
Zou u zelf nieuwe modulen willen ontwikkelen die passen bij het nieuwe examenprogramma?
Uit de antwoorden op de individuele vragenlijst blijkt dat slechts een enkeling zelf (waarschijnlijk)
nieuwe modules zou willen ontwikkelen. Zeven docenten zouden dit misschien willen, zes docenten
waarschijnlijk niet en vier docenten zeker niet.
De redenen om zelf geen nieuwe modules te willen ontwikkelen, zijn:
- Het kost erg veel tijd. Dit blijkt verreweg het grootste struikelblok te zijn;
- De hoeveelheid tijd die het kost staat niet in verhouding tot de hoeveelheid geld die je ervoor
krijgt.
Sommigen docenten zouden waarschijnlijk of misschien wel zelf een nieuwe module willen
ontwikkelen, mits voldaan wordt aan een aantal randvoorwaarden:
“Het hangt er van af hoe realistisch het is om er tijd voor te krijgen. Als je er een paar honderd uur voor
krijgt is het anders dan dat je het in je eigen tijd moet doen.”
Rapportage Onderzoek Nieuwe Scheikunde (kwalitatieve fase) – mei 2010 – DUO MARKET RESEARCH 14
4.3.4 De grootste plus- en minpunten van de nieuwe manier van werken
Vraag uit de individuele vragenlijst:
Wat ziet u al met al als de grootste pluspunten van deze manier van werken?
Uit de individuele vragenlijsten komen de volgende pluspunten naar voren:
- Is enthousiasmerend voor leerlingen;
- Het is duidelijker voor leerlingen/de betekenis van scheikunde in de maatschappij wordt
duidelijker;
- Het is een continu proces;
- Als docent kun je zelf kiezen wat voor jouw leerlingen het beste is;
- Meer vrijheid bij het verwerken van de eindtermen;
- Meer individuele mogelijkheden voor leerlingen.
Vraag uit de individuele vragenlijst:
En wat ziet u als de grootste minpunten/struikelblokken?
Uit de individuele vragenlijsten komen de volgende minpunten naar voren:
- Tijdsdruk/te weinig tijd;
- Het is gekunsteld om een concept te vangen in een context;
- Er mist een doorlopende leerlijn qua opzet, omdat verschillende teams modules maken;
- Het is onoverzichtelijk;
- Hoe krijg je alle leerlingen op het eind op het gewenste niveau?;
- Decontextualisatie (de context los kunnen zien van de theorie/het concept);
- Het vergt veel investering en organisatie van de docent;
- Er is geen waarborging van kennis;
- Gebrek aan geld;
- Het is een vorm van hobbyisme.
Uit de groepsdiscussies zelf komen de volgende pluspunten naar voren:
- Het is motiverend voor leerlingen;
- Je bent flexibel wat onderwerpen betreft;
- Je kunt differentiëren.
Rapportage Onderzoek Nieuwe Scheikunde (kwalitatieve fase) – mei 2010 – DUO MARKET RESEARCH 15
De volgende minpunten komen uit de groepsdiscussies naar voren:
- Het kost erg veel tijd om modules te ontwikkelen;
- Je weet niets van de kwaliteit van het schrijfwerk;
- Je bent afhankelijk van het enthousiasme van docenten.
“Ouderen die niet meer een volledige baan hebben en enthousiast zijn, hebben er misschien tijd voor. Maar
als je een jonge docent bent met een gezin en een huis dan heb je die tijd niet.”
“Ik ben als hoofdredacteur betrokken geweest bij een NLT-module. Ik heb erg veel energie moeten stoppen
om het middelmatige schrijfwerk van bepaalde collega’s aan te passen en op niveau te krijgen.”
“Meestal krijg je voor alles wat je buiten je lesuren doet wel taakuren, maar deze staan in geen verhouding
tot het werk dat je erin moet steken. Je doet het dus vanuit je interesse voor het vakgebied.”
Rapportage Onderzoek Nieuwe Scheikunde (kwalitatieve fase) – mei 2010 – DUO MARKET RESEARCH 16
4.3.5 Eigen betrokkenheid bij de ontwikkelingen in de Nieuwe Scheikunde
Vraag uit de individuele vragenlijst:
In welke mate was u zelf voordat u werd benaderd voor dit onderzoek, betrokken bij de
ontwikkelingen Nieuwe Scheikunde?
Uit de individuele vragenlijst blijkt dat de deelnemers aan de eerste groepsdiscussie relatief meer
betrokken waren bij de ontwikkelingen Nieuwe Scheikunde dan deelnemers aan de tweede
groepsdiscussie (5x zeer betrokken, 3x enigszins betrokken en 2x niet betrokken versus 1x zeer
betrokken, 2x enigszins betrokken en 5x niet betrokken).
Degenen die hierbij niet betrokken waren, geven daarvoor bijvoorbeeld als reden dat er nog
onzekerheid bestaat over of de Nieuwe Scheikunde wel ingevoerd gaat worden.
Rapportage Onderzoek Nieuwe Scheikunde (kwalitatieve fase) – mei 2010 – DUO MARKET RESEARCH 17
4.4 Randvoorwaarden voor acceptatie van het beoogde systeem
4.4.1 Het systeem als manier om aan de nieuwe eindtermen te voldoen
Volgens veel docenten zijn de modules niet de enige manier om aan de nieuwe eindtermen te
voldoen. Er zijn ook andere goede – wellicht betere, zo wordt aangegeven – manieren:
“Educatieve uitgevers zitten toch ook niet stil? Misschien leveren die wel de ruggengraat en vastigheid die
nodig is. Waarom zouden de ontwikkelgroepen van uitgeverijen het slechter doen? Die worden ervoor
betaald en vrijgemaakt.”
“Dingen als micro/macro en duurzaamheid zijn natuurlijk nieuw en kun je niet met je oude boek doen.
Maar hoe je dat uiteindelijk doet en of je dat via de context-conceptbenadering doet is geen staatsdidactiek.”
“Onderwijs aanbieden is afwisseling aanbieden. Dus je moet niet alles in modules stoppen. Een keer een
module zie ik wel zitten, maar ik zie mij dat niet de hele tijd doen.”
Kortom: met een reguliere methode van een educatieve uitgeverij – al dan niet aangevuld met
modules – kun je volgens veel docenten prima de eindtermen halen. Het voordeel van een reguliere
methode is dat dit je minder tijd kost dan werken met losse modules. De leerlijn ligt vast en het geeft
de leerling overzicht. Ook wordt aangegeven dat een reguliere methode meer houvast geeft en dat
deze vaak in digitaal opzicht heel sterk is:
“Uitgevers zijn heel sterk in digitaal oefenmateriaal, animaties, links, etc. Die hebben geld om dat soort
dingen te ontwikkelen.”
In de tweede groepsdiscussie komen ook twee nadelen van reguliere methoden naar voren. Ten
eerste ben je gebonden aan de ideeën van de uitgever en ten tweede ben je minder flexibel.
Rapportage Onderzoek Nieuwe Scheikunde (kwalitatieve fase) – mei 2010 – DUO MARKET RESEARCH 18
4.4.2 Randvoorwaarden om met het systeem te willen werken
Op zich willen meerdere docenten wel met het systeem van ‘modules voor en door docenten’
werken, maar dan voornamelijk in de vorm van ‘af een toe een module’. ‘De reguliere methode’ blijft
toch favoriet, waarbij modules als geschikte aanvulling kunnen dienen. Het werken met de modules
als vervanging voor het boek, spreekt de meeste docenten niet aan. Wel zou een bepaalde module
een bepaald hoofdstuk uit het boek kunnen vervangen. Een enkeling zou zijn of haar reguliere
methode helemaal los durven te laten.
Uit de groepsdiscussies komen verschillende randvoorwaarden naar voren om met het systeem te
willen werken:
- De meeste docenten willen de modules alleen gebruiken als aanvulling op een
handboek/naslagboek of een reguliere methode (van een uitgeverij of een eigen methode);
- De modules zelf moeten aan bepaalde voorwaarden voldoen. Het is bijvoorbeeld een idee om
van tevoren aan de modulemaker duidelijk te maken wat er per se in moet om een bepaald deel
van de stof af te dekken. Ook zouden er bijvoorbeeld standaard de leerdoelen van een module in
de handleiding moeten worden opgenomen en kenniskaarten. Andere voorwaarden die aan de
modules worden gesteld zijn dat de kwaliteit goed moet zijn, dat er voldoende
practicummogelijkheden in zitten, dat ze goed werken, dat ze echt vernieuwend zijn en dat ze er
mooi/aantrekkelijk uit zien;
- Er moet ook bijbehorend toetsmateriaal voorhanden zijn. Het zelf ontwikkelen van nieuw
toetsmateriaal is een tijdrovende en lastige klus;
- Je moet een goede en enthousiaste docent zijn om leerlingen te kunnen begeleiden bij deze
manier van werken;
- Binnen de school moeten de neuzen dezelfde kant op staan: niet alleen die van
scheikundedocenten, maar ook die van de TOA’s en vakoverstijgend. Je moet dus goed uitleggen
wat de meerwaarde ervan is.
“Als er twee docenten zijn en de ene wil het wel en de ander niet, dan kun je het beter niet doen.”
Voorts blijkt dat het enthousiasme van niet alleen collega-docenten maar ook van de TOA essentieel
te zijn:
“Het is belangrijk dat je de TOA met je meekrijgt. Ook TOA’s hebben weinig tijd om allerlei extra dingen
uit te zoeken. Goed opgeleide TOA’s zijn nog schaarser dan goed opgeleide docenten.”
Rapportage Onderzoek Nieuwe Scheikunde (kwalitatieve fase) – mei 2010 – DUO MARKET RESEARCH 19
4.4.3 Randvoorwaarden om het systeem in stand te kunnen houden
Om het systeem in stand te kunnen houden is het noodzakelijk dat docenten de modules blijven
actualiseren en ontwikkelen. Gevraagd is welke randvoorwaarden er zijn om dit voor elkaar te
krijgen. Uit beide groepsdiscussies blijkt dat tijd en geld verreweg de belangrijkste randvoorwaarden
zijn voor het actualiseren en ontwikkelen van modules:
“Als het allemaal in de vrije tijd moet, dan ga je. Wie betaalt de docententijd? Daar gaat het om, dat is
constant bij alle onderwijsvernieuwingen.”
“Er zou op een bepaalde manier een beloning tegenover moeten staan. Dan kun je tevens kwaliteitseisen
gaan stellen.”
Een ander genoemde randvoorwaarde is dat je het in een team moet kunnen doen (niet in je eentje
want dan verzand je).
Uit beide groepsdiscussies komt naar voren dat men niet snel ziet gebeuren dat aan bovengenoemde
randvoorwaarden van tijd en geld zal en kan worden voldaan.
Rapportage Onderzoek Nieuwe Scheikunde (kwalitatieve fase) – mei 2010 – DUO MARKET RESEARCH 20
4.5 Professionalisering op het gebied van de chemiepraktijk
4.5.1 Professionaliseren door de nieuwe manier van werken
Vraag uit de individuele vragenlijst:
Denkt u dat deze nieuwe manier van werken (het systeem van de modulen gebruiken, eventueel zelf
arrangeren, actualiseren en zelf nieuwe modulen ontwikkelen) zorgt voor meer professionaliteit in
de zin van dat scheikundedocenten beter op de hoogte blijven van de ontwikkelingen in de
chemiepraktijk dan nu gebeurt?
Uit de individuele vragenlijsten blijkt dat de meningen hierover zeer uiteen lopen. Deelnemers aan
de eerste groepsdiscussie zijn hier positiever over (3x zeker, 4x waarschijnlijk en 3x misschien). In de
tweede groep is men hier minder positief over (1x zeker, 2x waarschijnlijk en 5x waarschijnlijk niet).
Vraag uit de individuele vragenlijst:
Zijn er volgens u betere of even goede manieren om je als scheikundedocent te professionaliseren (op
de hoogte blijven van de ontwikkelingen in de chemiepraktijk) dan via ‘deze nieuwe manier van
werken’?
Uit de individuele vragenlijst blijkt dat een ruime meerderheid (13 van de 18 docenten) vindt dat er
betere of even goede manieren zijn om je als scheikundedocent te professionaliseren.
Andere goede manieren die genoemd worden zijn:
- Lid zijn van de KNSW;
- Vakliteratuur lezen, bijvoorbeeld C2W, chemisch weekblad;
- Een excursie organiseren, bijvoorbeeld naar een chemische fabriek die bij jou in de buurt zit;
- Naar docentendagen van bedrijven gaan, bijvoorbeeld Akzo Nobel;
- Een docentenstage lopen, bijvoorbeeld een maand werken bij DSM.
“Als docent ben je voortdurend bezig om het onderwijs voor jezelf en voor je leerlingen interessant te
maken. Ook zonder die modules ben je op zoek naar extra’s.”
Uit de groepsdiscussies komt verder naar voren dat veel docenten het aanpassen/actualiseren en
ontwikkelen van modules op zich als een manier zien om op de hoogte te blijven van
ontwikkelingen in de chemiepraktijk, maar zeker niet als enige manier:
“Het is een actualisering van je kennis.”
Rapportage Onderzoek Nieuwe Scheikunde (kwalitatieve fase) – mei 2010 – DUO MARKET RESEARCH 21
4.5.2 Ondersteuning die men daarbij kan gebruiken
Om op de hoogte te blijven van ontwikkelingen in de chemiepraktijk kunnen docenten zeker
ondersteuning gebruiken, zo blijkt uit de groepsdiscussies. Zelf denken ze daarbij aan:
- Het lezen van vakliteratuur;
- Informatie op internet zoeken;
- Congressen bezoeken/aan nascholing doen (in dit kader worden ‘Nijmegen’ en
‘Woudschoten’genoemd).
Spontaan worden geen organisaties genoemd die hen daarbij zouden kunnen helpen. Uit navraag
blijkt dat meerdere docenten zeker oren hebben naar ondersteuning door organisaties als
onderzoeksinstellingen, universiteiten en chemische bedrijven. In de praktijk blijkt een aantal
docenten al samen te werken met dergelijke instellingen:
“Wij hebben een leuk samenwerkingsverband met wat vroeger Organon was. Wij krijgen daar een gastles
van en daarna een rondleiding van twee uur. Dat is geweldig leuk.”
“Bij ons in Nijmegen heb je Sprint up van de universiteit en de hogeschool. Alle middelbare scholen uit de
omgeving mogen van hun expertise gebruik maken. Docenten komen iets vertellen en leerlingen kunnen
practicum doen op de universiteit.”
“Wij gaan met zijn allen naar Philips. We krijgen daar veel van aangeboden: gastlessen, high tech campus.
Het is de kans om de mensen die daar werken en onderzoek doen te kunnen bevragen.”
Rapportage Onderzoek Nieuwe Scheikunde (kwalitatieve fase) – mei 2010 – DUO MARKET RESEARCH 22
4.6 Eindoordeel over de Nieuwe Scheikunde
4.6.1 Is het systeem een goede oplossing?
Uit de groepsdiscussies komt naar voren dat velen twijfels hebben over de haalbaarheid van het
systeem ‘modules voor en door docenten’. Zo merkt een docent op dat hij het niet realistisch vindt.
Verreweg het grootste struikelblok om een dergelijk systeem in stand te houden is de factor tijd.
Daarnaast is geld het probleem, bijvoorbeeld geld voor ondersteuning, geld voor het ontwikkelen
van nieuwe modules, etc.
Het systeem wordt zeker niet gezien als de beste oplossing om aan de nieuwe eindtermen te
voldoen. Of het systeem überhaupt werkt is zeer docent- en schoolafhankelijk, aldus een aantal
docenten.
Rapportage Onderzoek Nieuwe Scheikunde (kwalitatieve fase) – mei 2010 – DUO MARKET RESEARCH 23
4.6.2 Suggesties voor verbetering en eventuele onduidelijkheden
Met betrekking tot de manier van presenteren van de modules komen verschillende suggesties voor
verbetering naar voren:
- Zet alle beschikbare modules op één site overzichtelijk bij elkaar. Deel deze netjes in, zodat het
overzichtelijk wordt;
- Maak duidelijk welke modules welke eindtermen dekken;
- Zorg binnen de modules zelf voor meer vernieuwing. Aangegeven wordt dat veel modules in
feite niets anders zijn dan teksten in pdf-formaat die je moet downloaden en printen. Digitaal
zijn er veel meer mogelijkheden dan dat, bijvoorbeeld animaties.
Rapportage Onderzoek Nieuwe Scheikunde (kwalitatieve fase) – mei 2010 – DUO MARKET RESEARCH 24
CHECKLIST NIEUW EXAMENPROGRAMMA SCHEIKUNDE
Introductie [10 minuten]
- Voorstellen + uitleg gesprek: inzicht krijgen in de bekendheid met, het gebruik van en oordeel
over modulair context-concept lesmateriaal voor scheikunde en achterhalen welke
randvoorwaarden er zijn om ermee te willen werken.
- Zeg wat je vindt, niets is gek, het gaat om je mening, geen groepsnorm, anoniem.
- Er kijken mensen mee en het wordt opgenomen omdat we geen notulist hebben.
- Naam, school, mate van betrokkenheid in het scheikundevernieuwingsproces,
lesmateriaal/methode waarmee men werkt in de tweede fase scheikunde.
Het nieuwe examenprogramma scheikunde [15 minuten]
- Uitleggen: De stuurgroep nieuwe scheikunde heeft van het ministerie OCW de opdracht
gekregen om een nieuw examenprogramma te ontwikkelen. Het doel van het nieuwe
examenprogramma is onder andere de belangstelling van leerlingen voor scheikunde
bevorderen en de docenten meer eigenaar te maken van het schoolcurriculum. In
samenwerking met een grote groep docenten en TOA’s heeft de stuurgroep nieuwe scheikunde
een aantal leerlijnen ontwikkeld waarmee momenteel op scholen geëxperimenteerd wordt. De
leerlijnen bestaan uit verschillende modulen die volgens de context-conceptbenadering zijn
opgezet. Op deze manier hoopt de stuurgroep het scheikundeonderwijs aantrekkelijker te
maken en onder docenten meer kennis te creëren over de ontwikkelingen in de chemiepraktijk.
Op basis van de experimenten wordt een nieuw examenprogramma geformuleerd en
voorgesteld aan de minister. Als deze het examenprogramma goedkeurt, zal het in schooljaar
2013 – 2014 worden ingevoerd.
- Vind je het nodig dat er een nieuw examenprogramma komt voor het vak scheikunde? Waarom
wel/niet? Welke (positieve en negatieve) gevolgen verwacht je daarvan? (kort)
- De context-conceptbenadering houdt globaal in dat scheikundige begrippen (oftewel
concepten) in een context (herkenbaar probleem of herkenbare situatie) worden behandeld. Het
idee hierachter is dat het gat tussen onderwijs en de werkelijke ontwikkelingen in de
wetenschap en in de samenleving wordt gedicht. Ook kunnen leerlingen dan beter de
beroepsperspectieven zien. Wat vind je van het idee om volgens deze benadering lesmateriaal
te ontwikkelen om de nieuwe eindtermen te halen? (hier kort behandelen, later uitgebreid)
- Wie van jullie was voor aanvang van dit onderzoek bekend met het bestaan van de ontwikkelde
lesmodulen Nieuwe Scheikunde? En wie niet?
- Indien bekend: Gebruik je één of meer van deze modulen? Waarom wel/niet?
Rapportage Onderzoek Nieuwe Scheikunde (kwalitatieve fase) – mei 2010 – DUO MARKET RESEARCH 25
Invullen individuele vragenlijst [20 minuten]
- Ik deel nu achtergrondinformatie (inventarisatiestuk 4-6 havo/vwo + een toelichting daarbij; geprinte
modulen; het examenprogramma havo en vwo) uit over de ontwikkelde lesmodulen Nieuwe
Scheikunde. Dit geeft globaal een beeld van de manier waarop met een zelf gemaakte keuze uit
deze modulen de nieuwe eindtermen gehaald kunnen worden. (Materialen uitdelen)
- Voordat we jullie reacties in groepsverband gaan bespreken, deel ik eerst een vragenlijst uit met
het verzoek deze individueel – dus zonder te overleggen – in te vullen. Daarna bespreken we de
vragenlijst in groepsverband. Het gaat hierbij overigens NIET om de modulen in detail!
- Vragenlijst uitdelen:
1. Wat vindt u van het idee dat docenten zelf - in ontwikkelteams van docenten van één of
meerdere scholen onder begeleiding van een coach – lesmodulen ontwikkelen die passen bij
het nieuwe examenprogramma voor scheikunde? (zeer aansprekend, enigszins
aansprekend, niet zo aansprekend, helemaal niet aansprekend, weet niet)
2. Kunt u uw antwoord toelichten? Waarom vindt u dat?
3. Gebruikers van de lesmodulen kunnen hun eigen ‘lesmethode’ arrangeren door zelf te
bepalen welke modules zij gebruiken en in welke volgorde zij de modulen gebruiken, maar
zij kunnen ook kiezen voor een uitgewerkte leerlijn, waarbij de keuze al bepaald is. Naar
welke manier gaat uw voorkeur voor uzelf uit? (zelf arrangeren, uitgewerkte leerlijn, ik zou
het materiaal op geen enkele manier willen gebruiken, weet niet)
4. Kunt u uw antwoord toelichten? Waarom zou u dat voor uzelf willen?
5. Zou u (bepaalde) bestaande modulen die ontwikkeld zijn zelf willen aanpassen,
bijvoorbeeld actualiseren? (ja zeker, ja waarschijnlijk, misschien, waarschijnlijk niet, zeker
niet, weet niet)
6. Kunt u uw antwoord toelichten? Waarom zou u dat al dan niet willen?
7. Zou u zelf nieuwe modulen willen ontwikkelen die passen bij het nieuwe
examenprogramma? (ja zeker, ja waarschijnlijk, misschien, waarschijnlijk niet, zeker niet,
weet niet)
8. Kunt u uw antwoord toelichten? Waarom zou u dat al dan niet willen?
9. Denkt u dat deze nieuwe manier van werken (het systeem van de modulen gebruiken,
eventueel zelf arrangeren, actualiseren en zelf nieuwe modulen ontwikkelen) zorgt voor
meer professionaliteit in de zin van dat scheikundedocenten beter op de hoogte blijven van
de ontwikkelingen in de chemiepraktijk dan nu gebeurt? (zeker, waarschijnlijk, misschien,
waarschijnlijk niet, zeker niet, weet niet)
10. Zijn er volgens u betere of even goede manieren om je als scheikundedocent te
professionaliseren (op de hoogte blijven van de ontwikkelingen in de chemiepraktijk) dan
via ‘deze nieuwe manier van werken’? (nee, ja nl…)
11. Wat ziet u al met al als de grootste pluspunten van deze manier van werken?
12. En wat ziet u als de grootste minpunten/struikelblokken?
Rapportage Onderzoek Nieuwe Scheikunde (kwalitatieve fase) – mei 2010 – DUO MARKET RESEARCH 26
13. In welke mate was u zelf voordat u werd benaderd voor dit onderzoek, betrokken bij de
ontwikkelingen Nieuwe Scheikunde? (zeer betrokken, enigszins betrokken, niet betrokken)
14. Om welke redenen heeft u deze betrokkenheid destijds wel/niet (antwoord vorige vraag)
getoond?
Bespreking individuele vragenlijst [25 minuten]
- Bespreking individuele vragenlijst. Per vraag de uitkomsten bespreken en goed doorvragen. Vraag
9 en 10 worden pas onder het kopje ‘Professionalisering’ besproken.
Randvoorwaarden voor acceptatie van het beoogde systeem [20 minuten]
- Zie je het modulair werken volgens de context-conceptbenadering als een goede manier om
aan de nieuwe eindtermen te voldoen? Waarom wel/niet? Welke andere manieren zie je?
- Wat vind je van de manier waarop de context-conceptbenadering nu is ingevuld en
uitgewerkt: een systeem waarbij docenten modulen gebruiken die door docenten zijn
ontwikkeld, waarbij deze modulen continu door docenten die dat willen zelf geactualiseerd
worden en waarbij docenten die dat willen zelf nieuwe modulen ontwikkelen? Leg eens uit?
- Zijn er volgens jou betere manieren dan dit systeem om aan de nieuwe eindtermen te
voldoen? Hoe dan?
- Zou je ook met een reguliere lesmethode die volgens de context-conceptbenadering is opgezet
aan de nieuwe eindtermen kunnen voldoen? Waarom wel/niet? Wat zijn de voordelen en
nadelen daarvan ten opzichte van het systeem ‘modulen voor en door docenten’?
- Zou je structureel (in de zin van niet experimenteel) via het beoogde systeem willen werken?
Waarom wel/niet? Waar is dat van afhankelijk? Op welke manier zou je de modulen dan
inzetten (als complete leerlijn, naast een reguliere methode van een educatieve uitgeverij,
projectmatig, zelf een eigen leerlijn arrangeren, etc.)?
- De bedoeling is dat het systeem zichzelf in stand houdt, waarbij docenten zelf modulen
ontwikkelen, aanpassen en actualiseren en dat ook blijven doen. Randvoorwaarde is dat een
kwaliteitsborgingsysteem opgezet wordt/is, zodat de docent die een module wil gebruiken
erop kan vertrouwen dat de kwaliteit en doelstelling OK is. Denk je dat dit een haalbare kaart
is? Waarom wel/niet? Wat zijn de valkuilen? Hoe kun je ervoor zorgen dat dit lukt? Hoe zie je
je eigen rol daar in?
- Wat zijn voor jou de uiteindelijke randvoorwaarden om de modulen te willen gebruiken?
Heb je daar ondersteuning bij nodig en zo ja, van wie?
- Wat zijn voor jou de uiteindelijke randvoorwaarden om de modulen zelf te willen
actualiseren? Heb je daar ondersteuning (inhoudelijk, organisatorisch, nascholing) bij nodig
en zo ja, van wie?
- Wat zijn voor jou de uiteindelijke randvoorwaarden om zelf nieuwe modulen te willen
ontwikkelen? Heb je daar ondersteuning (inhoudelijk, organisatorisch, nascholing) bij nodig
en zo ja, van wie?
Rapportage Onderzoek Nieuwe Scheikunde (kwalitatieve fase) – mei 2010 – DUO MARKET RESEARCH 27
- Verwacht je dat de schoolleiding van je school achter dit beoogde systeem staat? Met andere
woorden: dat je op deze manier mag werken? En verwacht je dat de schoolleiding jou
faciliteert als je zelf nieuwe modulen zou willen ontwikkelen? Op welke manier zal de
schoolleiding je faciliteren?
Professionalisering op het gebied van de chemiepraktijk [15 minuten]
- Vraag 9 en 10 uit de individuele vragenlijst hier bespreken.
- Zie je het aanpassen en actualiseren van de modulen en het zelf ontwikkelen van nieuwe
modulen als een goede manier om op de hoogte te blijven van de ontwikkelingen in de
chemiepraktijk? Waarom wel/niet?
- Wat zijn volgens jou andere/betere manieren om op de hoogte te blijven van de
ontwikkelingen in de chemiepraktijk? (bijvoorbeeld bedrijven bezoeken, zelf stage lopen in
een bedrijf, cursussen/nascholing volgen, etc.)
- Welke ondersteuning kun je gebruiken bij het beter op de hoogte blijven van de
ontwikkelingen in de chemiepraktijk? Welke organisaties kunnen je daarbij helpen
(bijvoorbeeld laboratoria, onderzoeksinstellingen, chemische bedrijven, etc.)
Verdere suggesties voor verbetering [10 minuten]
- Is je beeld van het systeem ‘modulen voor en door docenten’ in de loop van deze discussie
veranderd? Zo ja, hoe dan? In positieve of negatieve zin? Waar komt dat door?
- Wat zie je al met al als de belangrijkste voordelen van het systeem ‘modulen voor en door
docenten’? En wat als de belangrijkste nadelen?
- Zie je het systeem als de beste oplossing om aan de nieuwe eindtermen te voldoen? Leg eens uit?
- En zie je het systeem als een adequate oplossing om op de hoogte te blijven van de
ontwikkelingen in de chemiepraktijk? Leg eens uit?
- Heb je nog suggesties voor verbetering van het systeem? Moet er iets aan veranderd worden om
structureel op deze manier te kunnen/willen werken? Zo ja, wat dan?
- Vind je dat het nieuwe examenprogramma er moet komen? Waarom wel/niet?
- Zijn er nog onduidelijkheden met betrekking tot wat verplicht wordt gesteld door de invoering
van het vernieuwingsproces?
Afsluiting [5 minuten]
- Heb je verder nog tips of opmerkingen die voor dit onderzoek van belang zijn?
- Vragen van de meekijkers.
- Uitreiken cadeaubon, formulieren voor reiskostenvergoeding en handtekeningenlijst.